Vakantie in
CASA MATTONI in de Italiaanse regio
LE MARCHE
Roger Bunnens
2
Vakantie in
CASA MATTONI in de Italiaanse regio
LE MARCHE (Reisverhaal 18 - 22 september 2013)
Roger Bunnens
Voor Roberto en Teresa
1
‘Ik ben nog altijd boos op mezelf omdat ik geen geschiedenis heb gestudeerd. Ik vind dat iedereen dat minstens twee jaar zou moeten doen. Het helpt om beter te begrijpen hoe het heden in elkaar zit en waarom de dingen zijn zoals ze zijn.’ (Gilles De Coster, radiopresentator en winnaar van De slimste mens ter wereld.) ‘Hoe sneller we zien dat dit leven geen verhaallijn heeft, hoe beter. Dan kunnen we beginnen met dat plotloze leven te beminnen. Of er op zijn minst mee te lachen.’ (Michael Foley, Iers docent informaticatechnologie, filosoof, dichter en romanschrijver.)
2
Brussels South Charleroi Airport, woensdag 18 september 2013, 9 uur
In afwachting van de vlucht naar Ancona gebruiken we nog een koffietje en een croissant in de Meli Melobar van de luchthaven. Van hieruit kijken we door het raam naar de grijze lucht - het moet zo’n 12 graden zijn daarbuiten. Dochter Eva heeft ons vanmorgen naar deze ons tot nu toe onbekende luchthaven gevoerd. Het regende de hele weg. Omdat we onze tickets ‘online’ geboekt hebben - een stunt voor twee digitale communicatie-analfabeten -
mochten we het inchecken overslaan en
onmiddellijk de bagagecontrole passeren. Poepie werd er door een uiterst onvriendelijke bediende op gewezen dat haar handtas in haar handbagage hoort. Ik overloop nog eens de 17 bladzijden ‘Taalbad Italiaans’, een verzameling praktische zinnetjes uit het dagelijkse (Italiaanse) taalgebruik die ik in de loop der jaren verzameld heb, met telkens een Italiaanse zin en daarna de vertaling. Tijdens de weken die mijn Italië-trips voorafgaan, studeer ik ze altijd grondig in. Mijn broer en mijn schoonzus - die ik voor de gelegenheid Roberto en Teresa zal noemen hebben ons uitgenodigd voor een vijfdaags verblijf in hun ‘optrekje’ vlakbij het stadje Corinaldo in de Italiaanse regio Le Marche. Van de tien mensen die je over deze regio vertelt, zijn er gegarandeerd negen die er nog nooit van gehoord hebben. Het doet me denken aan het Spaanse Extremadura.
Le Marche (in het Nederlands: De Marken - van het
Germaanse woord ‘Mark’ dat markering of grens betekent) grenst in het noorden aan EmiliaRomagna en het piepkleine San Marino, in het westen aan Toscane en Umbrië en in het zuiden aan Lazio en Abruzzen. Adriatische kust.
De oostgrens wordt gevormd door de 180 km lange
Sinds 1974 hebben Roberto en Teresa hun hart aan Italië verpand.
Aanvankelijk reisden ze vooral naar Forte dei Marmi. Later ontdekten ze het echte Toscane en ook Umbrië. Het is altijd hun droom geweest in Toscane een huisje te kopen, maar de prijzen waren er exuberant hoog. Uiteindelijk zijn ze in Le Marche terechtgekomen. Een zevental jaar geleden kochten ze daar het huis van een zekere Walter, een oude Duitser die er op de eerste verdieping woonde. Het gelijkvloers van de min of meer gerestaureerde hoeve was volgestouwd met boeken en geschriften van de man die vorser was en aan kankeronderzoek deed. Het waren vooral de ligging en het uitzicht die Roberto en Teresa voor dit stulpje hebben doen kiezen. Van het gelijkvloers hebben ze hun Italiaanse woning gemaakt - met living, keuken, slaap- en badkamer - en van de bovenste verdieping twee appartementen, eentje voor vier en eentje voor twee personen.
De naast het hoofdhuis
gelegen varkensstal, hebben ze met de grond gelijk gemaakt en er een ‘huisje’ laten bouwen 3
waarin vier mensen kunnen logeren. En van een langs de andere kant van het hoofdhuis gelegen ‘kot’, hebben ze een garage gemaakt.1 Het is precies 10 uur wanneer we van het kille, vochtige Charleroi opstijgen. Ik lees de Standaard en kom te weten dat de Leuvense burgemeester Tobback vindt dat Vlaanderen een deel van de pensioenenlast van de stadsambtenaren moet bijpassen, zo niet dreigt hij de investeringen terug te schroeven, de belastingen te verhogen of het personeel in te krimpen. In Antwerpen doet Bart De Wever net het omgekeerde: in plaats van de belastingen te verhogen en te besparen op investeringen, ontvet hij de stad door het personeelsbestand met 7 procent te verminderen, louter op basis van natuurlijke afvloeiing: ‘De Wever durft wat Di Rupo niet vermag: knippen in eigen vlees!’
Wat verder in de krant doet Jo Libeer,
gedelegeerd bestuurder van Voka, een aanval op het brugpensioen: ‘Het zet niet aan tot hertewerkstelling. De werkgever past de uitkering noodgedwongen bij, waardoor de uitkering en de aanvulling niet degressief worden en de ontslagen werknemer geen prikkel krijgt om zijn inkomen op peil te houden door te gaan werken.’ Libeer voegt eraan toe dat de officiële naam van ‘brugpensioen’ niet toevallig ‘werkloosheid met bedrijfstoeslag is…’ Ik denk: Oei oei oei!, de Sossen zullen steigeren als ze dat lezen.
Verder verneem ik dat het begrip
‘armenbegrafenis’ (begrafenis van mensen zonder familie) voortaan ‘stadsbegrafenis’ heet en ‘gehandicaptenkaart’ nu ‘een kaart voor mensen met een beperking’ is. Bij al die onzin kan ik niet anders dan meewarig hoofdschuddend vaststellen dat onze taal alweer twee eufemismen ‘rijker’ is. Komt er ooit een einde aan de dwaasheden van deze door politieke correctheid vergeven maatschappij?2 Om 12.35 uur raken we op uiterst onzachte wijze de Italiaanse bodem, dermate onzacht dat menig passagier een korte gil niet kan onderdrukken. Terwijl we langzaam van onze emotie bekomen, wordt ons onder trompettengeschal meegedeeld dat meer dan 90 procent van de vluchten van Ryanair op tijd aankomen. Bij het afdalen van de vliegtuigtrap worden we omhelsd door de zuidelijke warmte. Heerlijk! De hemel kleurt azuurblauw - het verschil met Charleroi kan niet groter zijn.
Wat
1
www.casamattoni.be ‘Wat is dat toch met die schrapkoorts tegenwoordig? Laat de woorden toch eens staan, verdorie. Ze dienen voor iets. De denotatie - de naakte betekenis - van het woord allochtoon is: “van elders afkomstig”. Niets mis mee toch? Schrappen zal op termijn leiden tot nieuwe equivalente termen. Zoals in Amerika eerst negro werd gebruikt, om daarna over te stappen op black en tensotte African-American. Uiteindelijk duiden al die termen op dezefde vaststelling: de persoon in kwestie heeft een andere huidskleur.’ (Nima Jeballi, een fiere allochtoon en Gentenaar, geboren in Teheran en opgegroeid in West-Vlaanderen.) 2
4
onmiddellijk opvalt is de rust, ja zelfs de gezelligheid die van deze kleine luchthaven uitgaat. Het doet ons wat denken aan die van Jerez de la Frontera, in Zuid-Spanje. Aeroporto Raffaello Sanzio, heet de luchthaven van Ancona. De bekende schilder werd namelijk in Le Marche, meer bepaald in Urbino geboren. Wat verder staat echter nog een andere naam: Aeroporto delle Marche. Terwijl we samen met de andere passagiers over het tarmak naar de aankomsthall lopen, zien we hoe enkele reizigers zich van de ‘stoet’ losmaken en naar een afsluiting lopen waarachter familieleden staan te wuiven - dit tot grote ergernis van de luchthavenbediende-in-fluohesje die er moet op toezien dat iedereen netjes in het rijtje loopt. In de aankomsthall staan Roberto en Teresa ons op te wachten. Eindelijk zijn we in hun zo dierbare Le Marche geraakt! Na een korte, maar hartelijke begroeting wandelen we samen naar de parking. Taterend plaatsen we de bagage in de koffer van Roberto’s zwarte Volvo XC 60. Kort daarop rijden we de luchthavenparking uit, richting autosnelweg. Volgens de boordthermometer bedraagt de buitentemperatuur niet minder dan 27 graden! Onderweg kijk ik natuurlijk mijn ogen uit. Wat opvalt is de degelijkheid van het wegennet. Dit is geen ‘achterlijke’ streek! In de omgeving van de kuststad Senigallia verlaten we de snelweg.
Hoe dichter de
eindbestemming nadert, hoe fraaier het landschap. Het wordt steeds heuvelachtiger en gaat er met de tijd meer en meer … Toscaans uitzien. Na een tijdje zien we rechts in de verte het stadje Corinaldo op een heuvel liggen. Prachtig! Rond 13.40 uur draaien we de parking op van Casa Mattoni waar de zware Zweedse bolide onder het geruis van wegspattend grind tot stilstand komt. We stappen uit, lopen de tuin in en … het landschap dat we aanschouwen is adembenemend. We komen ogen te kort. Buiten het concert van de krekels, is het hier muisstil. Omdat de Casa Mattoni op een heuvelkam ligt, heb je er zowel langs de voor- als langs de achterkant uitzicht op een vallei. Ik diep mijn fototoestel op en begin ongeremd plaatjes te schieten - je weet maar nooit of het hier morgen niet ineens begint te regenen en blijft regenen... Hoe moet ik in godsnaam het landschap beschrijven dat zich hier onder een azuurblauwe hemel aan mijn voeten uitstrekt? Zoals reeds vermeld, doet het Toscaans aan, met misschien iets minder cipressen. Golvende heuvels, ja, dat is het minste wat je kan zeggen, glooiende heuvels die een lappendeken zijn van stroken groen, bruin, grijs en geel. Hier en daar en zonder bepaalde orde, staan olijfbomen, cipressen, wijngaarden en af en toe een eenzame boerderij. Meerdere stukken grond zijn onbewerkt. Doorheen dit zachte deken van heuvels loopt een ‘witte’ weg die men hier een strada biancha 5
noemt3. Helemaal beneden ligt een soort waterreservoir. Wanneer we onze blik naar rechts richten, zien we helemaal in de verte een op een heuvel gelegen dorpje. Het heeft een ‘dubbele’ kerktoren: eentje met een koepel en vlak ernaast eentje met een puntvormige torenspits. ‘Dat is Ostra Vetere’, zegt de heer des huizes. We kuieren wat door de tuin waarin een zestal olijfbomen en twee vijgenbomen staan en houden halt bij tuinkabouter Pascal, genoemd naar wijlen ‘de Skalle’ die hier enkele keren verbleven heeft. Simon, het kleinzoontje van onze gasten, spreekt de naam altijd omgekeerd uit en noemt hem kabouter Caspal… Dan is het tijd om de Casa Mattoni zelf te ontdekken. We beginnen de rondleiding met het hoofdhuis.
De Casa Mattoni is een traditionele casa colonica: een boerenwoning met
buitentrap. We bezoeken het gelijkvloers, waar Roberto en Teresa verblijven, en nadien de twee appartementen op de eerste verdieping. Daarna begeven we ons naar de tot landhuisje omgetoverde varkensstal. We betreden een heuse woning die een stuk ruimer is dan ze van buitenaf lijkt. Het gelijkvloers bevat een living met een keukentje, een badkamer en een slaapkamer. Een fraaie draaitrap leidt ons naar een mezzanine waar twee bedden staan. Hier kan dus een gezin met twee kinderen logeren. Bon, in dit stulpje zullen we dus vier keer de nacht doorbrengen. Tenslotte tonen onze gastheren ons de garage waarin een heus wit Fiatje Cinquecento staat te blinken. Wat ons aan de Casa Mattoni opvalt, is de degelijkheid van het geheel en de volledigheid wat de uitrusting betreft. Ik probeer me voor te stellen wat een werk het moet geweest zijn om al die werklui hier te mobiliseren. Want wat wij hier vandaag te zien krijgen, is het resultaat van jaren reizen, onderhandelen, uitzoeken, kiezen, corresponderen, ontwerpen, aankopen en zo meer. Proficiat! We nemen onze intrek in wat dus ooit een varkensstal geweest is. Daar is hij op zijn plaats, hoor ik mijn broer in gedachten zeggen. Nadat we vlug uitgepakt hebben, is het al tijd voor het aperitief… Het is 14.15 uur. We nemen plaats op het terras onder de pergola en klinken op de vakantie. En op het weerzien! Want hoewel ik me perfect met mijn broer versta, zien we mekaar slechts zelden, veel te zelden. Vooral tijdsgebrek, wegens professionele en (vele) andere bezigheden, is daar verantwoordelijk voor. Maar nu is hij met pensioen en over zes maanden stop ook ik ermee. Dus… 3
De Strade Bianche is een Italiaanse wielerwedstrijd die in Toscane op (voor een groot deel) onverharde grinden zandwegen gereden wordt. Bekende winnaars zijn onder andere Fabian Cancellara (2008 en 2012) en Philippe Gilbert (2011).
6
De gastheren hebben speciaal voor mij Blonde Leffe in huis gehaald. Mijn tafelgenoten houden het bij Spritz. Teresa leert me een nieuwe Italiaanse uitdrukking: ‘fare un Brindisi’, ‘een toost uitbrengen’. Roberto steekt een kaars aan die in een kubusvormig glazen doosje zit. Bovenaan in het doosje zit een product dat door de warmte verdampt en de muggen blijkbaar het enige probleem in dit zalige oord - op afstand houdt. Roberto en Teresa hebben voor een lekker middagmaal gezorgd: brood, tomaten, mozzarella, finnocchio (venkel), zucchini (courgettes), melanzane (aubergines), melone en prosciutto crudo.
Natuurlijk drinken we daar een lekker streekwijntje bij.
En nadien een
onvermijdelijke espresso! Omstreeks 16.30 uur beginnen we aan onze eerste gita (uitstap): het 2.5 km verder gelegen Corinaldo. De stad ligt 206 m boven de zeespiegel en zijn skyline wordt gedomineerd door de Campanile di San Pietro, de klokkentoren van de gelijknamige (vernielde) kerk. Roberto parkeert zijn bolide op de Viale del Fosso. Bij het uitstappen wordt onze aandacht getrokken door de ingang van hotel-restaurant I Tigli, dat ín de stadswal gebouwd lijkt. We lopen het hoekje om en betreden de oude stad via de Porta Nova. Roberto wijst ons op de speciale bakstenen waarmee de oude vestingmuren zijn opgetrokken.
De meeste
middeleeuwse wallen van Le Marche zijn met dergelijke mattoni gebouwd.
Die van
Corinaldo zijn de best bewaarde van de hele regio! Ze werden tussen 1484 en 1490 gebouwd door de fameuze architect, kunstschilder en beeldhouwer Francesco di Giorgio Martini (1439-1502) - een naam om te onthouden, want de man heeft hier in de regio nog een pak andere constructies op zijn naam. In de Via del Teatro ligt het Teatro Comunale Carlo Goldoni, genoemd naar de bekende toneelschrijver (1707-1793).
Op een plaat staat ‘INGRESSO ARTISTI’ - ‘l’entrée des
artistes’, zoals wij dat zo graag zeggen. Goldoni was de man die komaf maakte met de commedia dell’arte, het ‘geïmproviseerde volkstoneel’ met zijn steeds weerkerende personages zoals Arlecchino, Colombina, Pantalone... Ik heb me laten wijsmaken dat de meeste stadjes in Le Marche over een teatro comunale beschikken, soms een piepklein gebouwtje, maar van binnen altijd een juweeltje. We wandelen door stille straatjes, steegjes soms, waar we slechts af en toe iemand tegenkomen. Ineens staan we voor de Chiesa della Madonna Addolorata. Onder het naambord van de kerk hangt een plaat die duidelijk van recentere datum is en waarop Santuario S. Maria Goretti staat. Wegens werkzaamheden aan het wat verder gelegen Santuario Diocesano di Santa Maria Goretti - dat, zoals de naam laat vermoeden, gewijd is 7
aan de heilige - kunnen haar vereerders tijdelijk in de Addolorata-kerk terecht. Voor de meeste katholieken - en zeker voor mijn generatiegenoten - is die Maria Goretti geen onbekende. Ik herinner me hoe de meesters van het Onze Lieve Vrouw Instituut te Halle, waar ik lagere school liep, ons met pathetische bewondering over het ‘geval’ Goretti vertelden. Maria werd op 16 oktober 1890 in Corinaldo geboren. Omdat ze hem niet ‘ter wille’ wou zijn, werd ze op 5 juli 1902, dus op elfjarige leeftijd, door de negentienjarige Alessandro Serenelli met veertien messteken levensgevaarlijk verwond. Maria was tussen haakjes een vroegrijp meisje. Ze bezweek vier dagen later aan haar verwondingen, nadat ze niet nagelaten had haar moordenaar vergiffenis te schenken. De schurk4 vloog voor dertig jaar de gevangenis in. Op kerstdag 1937 vroeg hij de moeder van Maria om vergiffenis. De schoft trad nadien zelfs in het klooster… Op 25 juni 1950 werd Maria Goretti door Paus Pius XII heilig verklaard.
Tijdens de ceremonie waren de moeder van Maria, evenals haar
moordenaar aanwezig - naar het schijnt een unicum in de geschiedenis! Later werd het leven van de heilige natuurlijk te boek gesteld en verfilmd. Ook enkele scholen werden naar haar genoemd. Eén van de boeken die over haar geschreven werd, draagt de veelzeggende titel: ‘Maria Goretti, over het leven en sterven van een martelares voor de zuiverheid.’ We vervolgen onze stadswandeling langs het Palazzo Comunale dat langs de straatkant een fraaie en met vlaggen versierde galerij vertoont. Slechts af en toe lopen we in de straatjes van Corinaldo een toerist tegen het lijf. Je herkent ze aan hun ‘vrijetijdskledij’, of aan de rugzak die ze torsen, of aan het fotoapparaat dat rond hun hals hangt, of aan het feit dat één van hen wandelend zijn of haar reisgids inkijkt… Via het Largo 17 Settembre, komen we bij de fameuze Trap van Corinaldo. Het gedeelte van die trap dat vanaf het plein links hogerop naar de Piazza Il Terreno leidt, noemt men hier Le Cento Scale, ‘de honderd trappen’, en het gedeelte dat rechts naar beneden, naar de Porta Santa Maria del Mercato leidt, heet La Piaggia. Halverwege dat laatste ligt ook de beroemde Pozzo della Polenta, de ‘waterput van de polenta’… Polenta is een traditioneel NoordItaliaans gerecht dat gemaakt wordt van maïsmeel en dat vroeger als armemenseneten gold. Die waterput speelt een grote rol in de geschiedenis van de stad. Elk jaar wordt hier in juli namelijk de Contesa del pozzo della Polenta gehouden, een historische evocatie met optochten, tromgeroffel, vendelzwaaien, middeleeuwse klederdracht en waarbij een evenement uit 1517 herdacht wordt. In dat jaar werd de stad belegerd door het leger van ene Francesco Maria I della Rovere (1490-1538), Hertog van Urbino en zoon van het echtpaar
4
Ik schrijf wel degelijk ‘de schurk’. Tegenwoordig hebben journalisten het over ‘de jongen’…
8
Giovanni della Rovere (broer van de latere paus Julius II - zie verder) en Giovanna da Montefeltro (dochter van Federico da Montefeltro - zie verder).
Dankzij de sterke
verdedigingswallen, de uitzonderlijke moed van de Corinaldezen en de blijkbaar onuitputtelijke waterreserves van de fameuze pozzo, hield de stad stand en moesten de troepen van Francesco della Rovere zich terugtrekken. Aan die waterput is ook een anekdote, of liever, een legende verbonden. Op een dag besteeg een boer, beladen met een zware zak meel, de trappen van Corinaldo. Om wat op adem te komen, rustte hij even uit bij de pozzo en plaatste de zak met meel op de rand van de put. Viel die zak toch niet in die put zeker, waarbij het meel zich met het water vermengde. Een kennis van de boer, die daar toevallig voorbij kwam, kon zich nauwelijks houden van het lachen en riep tot de boer: ‘In plaats van thuis polenta te maken, heb je hem hier in de put gemaakt!’ Bij de Porta Santa Maria del Mercato slaan we rechtsaf en komen zo bij een andere curiositeit in dit merkwaardige stadje: La Casa di Scuretto, het huis van ene Gaetano Priori, bijgenaamd Scuretto. De naar Amerika geëmigreerde zoon van Scuretto, stuurde zijn vader regelmatig geld op om in Corinaldo een huis te bouwen waarin hij (de zoon) bij zijn terugkeer zou gaan wonen. Vader Scuretto zoop echter al de centen op. Omdat hij het zaakje niet vertrouwde, vroeg de zoon aan zijn vader om hem een foto van het huis op te sturen. Scuretto liet toen in zeven haasten een voorgevel optrekken en stuurde zijn zoon een foto waarop hij (de vader) vóór de gevel poseerde. Alleen de luiken (gli scuri - vandaar de bijnaam scuretto) ontbraken nog. Het huis werd nooit gebouwd omdat de zoon het zaakje plots niet meer vertrouwde en geen geld meer opstuurde. Roberto vertelt me ook hoe uitbundig Halloween hier gevierd wordt. La festa delle streghe, het feest van de heksen, wordt dat hier genoemd. Duizenden mensen komen dan van heinde en ver naar de stad. Alvorens terug te rijden naar de Casa Mattoni, gaan we nog iets drinken op het terras van bar Chiosco (kiosk) die net buiten de oude stadsmuren ligt. De zaak wordt gerund door een kranige weduwe. Teresa vertelt ons dat de baas niet lang geleden overleden is aan kanker. Volgens Roberto was het een norse, werkschuwe kerel die de hele tijd rookte als een Turk. Op het einde was hij fel vermagerd en om te praten moest hij op een apparaatje drukken dat in zijn keel zat… Wegens kanker van de stembanden had die man dus een laryngectomie ondergaan: het heelkundig wegnemen van het strottenhoofd. Na zo’n ingreep kan je in principe niet meer praten, behalve door ingeslikte lucht op te boeren en tijdens dat boeren woorden te vormen. Er bestaat ook een apparaatje dat je toelaat te spreken door het tegen de keel aan te drukken. Dat laatste zal bij wijlen onze barman het geval geweest zijn… 9
*** Vanavond gaan we dineren bij Andrea, een vriend van Roberto en Teresa. Hij runt een leuk restaurantje in het nabijgelegen middeleeuwse stadje Mondavio. We rijden door een prachtig golvend landschap waarop de ondergaande zon langwerpige schaduwen van bomen en huizen tekent. De Zweedse SUV glijdt geruisloos over het asfalt, il Volvo di mio fratelollo è proprio una machina molto comoda! Dit Italiaanse zinnetje heb ik zelf ineengeflanst, waarvoor proficiat! Onderweg moeten we over een kapotte brug die me aan de Romeinse Ponte Rotto doet denken. Ze zou in een recent verleden om onbekende reden ingestort zijn. Het is al valavond wanneer we het kleine Mondavio binnenrijden. Roberto parkeert de wagen op de Piazza della Rovere, vlakbij het meest indrukwekkende gebouw van de stad: de Rocca Roveresca: een bijna volledig intact gebleven middeleeuwse burcht. Ze werd tussen 1482 en 1492 gebouwd door Francesco di Giorgio Martini (1439-1502) - juist, die van de wallen van Corinaldo! - in opdracht van Giovanni della Rovere, neef van paus Sixtus IV, alias Francisco della Rovere en echtgenoot van Giovanna da Montefeltro, dochter van Federico da Montefeltro. Onthoud die laatste vier namen, we hebben ze al eens tegengekomen, maar we zullen ze nog vaak tegenkomen in dit verhaal. Het voelt hier een stuk koeler aan dan in de omgeving van de Casa Mattoni. Nu ja, het is al relatief laat en Mondavio ligt ook 280 m boven de zeespiegel. Wat onmiddellijk opvalt aan de burcht, is de gelijkenis met de stadsmuren van Corinaldo. In een soort gracht, tussen wat vermoedelijk de buitenste en de binnenste wallen zijn, staat vervaarlijk wapentuig opgesteld: stormrammen, reusachtige katapulten… Omdat de stad op een heuvel ligt - de Mons Avium, de ‘berg van vogels’ - heb je er een mooi uitzicht op het omringende landschap. We wandelen rustig tot op de Piazza Matteotti, een klein en gezellig plein. Recht vóór ons rijst een mooi middeleeuws gebouw op met klokkentoren: het Municipio di Mondavio, het gemeentehuis. Het gelijkvloers herbergt een bar: Bar Il Duco. Op het plein, vlak vóór het gebouw, ligt het terrasje van de bar. Meer naar rechts op de piazza, ligt de Chiesa di San Francisco. Terwijl de vrouwtjes zich in een winkeltje ‘terugtrekken’, loop ik met fratello Roberto een totaal verlaten middeleeuws straatje in. Ideaal voor een korte fotosessie. Dan is het tijd om te gaan eten in de Osteria Della Rocca - ‘da Andrea’ (‘bij Andrea’) voor de ‘ingewijden’.
Zoals mijn broer vertelde, is die Andrea inderdaad een buitengewoon 10
sympathieke kerel die ons met ‘accomodatevi’ (letterlijk: ‘maak het u gemakkelijk’) verzoekt plaats te nemen aan tafel. Het is de eerste keer dat ik dat woordje hoor. Ik kende alleen ‘si accomodi’, ‘neemt u plaats’. Bon, alweer iets bijgeleerd. Als voorgerecht krijgen we Olive all’Ascolana opgediend, ‘olijven op de wijze van de stad Ascona’ - een tip van Roberto en Teresa. Het zijn gevulde, gefrituurde olijven en het blijkt om een van de meest representatieve voorgerechten uit de regio Le Marche te gaan. De olijfjes worden gevuld met een combinatie van lokale kruiden, drie verschillende soorten vlees, Parmezaanse kaas en groenten. Daarna worden ze gefrituurd. Lekker! Als hoofdgerecht krijgen we een pizza die zó groot is dat hij over de rand van onze borden hangt. We komen te weten dat artisjokken in het Italiaans carciofi heten. Ik kies vanavond voor een pizza quattro stagione. Nadien drinken we, zoals het in Italië past, een espresso en een … grappa. Terwijl we aan de toog de rekening vereffenen, staat daar een groepje jongeren aan hun koffietje te nippen. Ze denken dat we Duitsers zijn. Groot is hun verbazing wanneer we hen in het Italiaans aanspreken… Om 22 uur zijn we terug ‘thuis’. Aan de pikdonkere hemel prijkt een volle maan. Het enige geluid is alweer dat van de krekels. Alvorens ter sponde te trekken, overleggen we wat ons morgen te doen staat. De hoofdbrok wordt alvast de cultuurstad Urbino. In de namiddag zien we dan wel wat we er nog kunnen bijnemen.
Nu ja, alles kan, niets moet, we leven hier volgens de regels van de
vakantiefilosofie: carpe diem!
11
Corinaldo, donderdag 19 september 2013, 7.30 uur.
We worden gewekt door de gsm. Ik wip uit het bed - nou ja, ‘wippen’ is veel gezegd, laat het ons bij ‘kruipen’ houden - en neem een warme douche. Een tiental minuten later ben ik aangekleed. Omdat het ontbijt pas om 8 uur voorzien is, ga ik buiten wat beeldjes schieten bij ochtendlicht. Het is nog fris, maar de Italiaanse zon prijkt al aan het azuurblauwe firmament. Het enige geluid is alweer dat van de krekels. Ik maak meerdere foto’s van de valleien die zich vóór en achter de Casa Mattoni uitstrekken. We ontbijten met lekkere espresso, jam, en kaas uit Urbino. Van dat laatste gesproken: deze voormiddag staat dus de uitstap naar de hoofdstad van de Renaissance op het programma! Ik voel me klaar om straks met al mijn zintuigen te genieten… Rond 9.30 uur rijden we door de geopende elektrische poort die de tuin van Casa Mattoni afsluit. Gewoontegetrouw hebben Roberto en Teresa onderweg een korte ‘koffiestop’ ingelast. Op een terrasje in het piepkleine San Lorenzo in Campo, drinken we een espressootje. Het is iets na tienen.
We rijden door een prachtig zonovergoten landschap en de
boordthermometer geeft 25 graden Celsius aan. Op een bepaalde plaats oogt het landschap zó mooi, dat we even halt houden en uitstappen om enkele beelden te schieten. Ik neem rustig de tijd en breng achtereenvolgens de Nikon D3100, de Nikon Coolpix en de 8 megapixel Samsung Smartphone in stelling. Vóór mij strekt zich een golvend lappendeken uit, met de skyline van de Appenijnen als achtergrond. Het beeld doet me denken aan een folder met een Italiaanse titel ‘Agriturismo nelle Marche’, en een Duitse ondertitel ‘Alle Farben des Grünes’, ‘alle tinten groen…’ Welnu, dat laatste is letterlijk wat ik hier vandaag te zien krijg! Omstreeks 11 uur bereiken we de stad Urbino waarvan het historisch centrum sinds 1998 op de lijst van het UNESCO-werelderfgoed staat. We laten de Volvo achter op de grote parking, net buiten en vlak onder de stadswallen. Het is al lekker warm in Urbino. Vlak vóór ons, achter de stadsmuren, rijst het enorme Palazzo Ducale op, het Hertogelijk Paleis, zó hoog dat we onze nek moeten rekken om het te zien. Spijtig genoeg staan de twee torens - de ‘twins’, die zo typisch zijn voor dit gebouw - in de steigers. Dedju, da’s nu al de tweede keer dit jaar! Tijdens onze Singapore-trip in mei jongstleden, stonden de belangrijkste koloniale gebouwen daar ook in de steigers. 12
Een lift brengt je hier in een mum van tijd van de parking naar het stadscentrum, maar wij verkiezen sportief met de trap naar boven te gaan. We betreden het oude Urbino via de Porta Valbona en komen onmiddellijk in de rechtlijnige en stevig oplopende Via Mazzini. Deze laatste geeft uit op de Piazza della Repubblica waar al heel wat toeristen samengetroept zijn. Ik hoor Frans, Duits en Amerikaans Engels praten. We maken ons de bedenking wat dat hier tijdens het hoogseizoen of op een weekend moet zijn… Hoe dan ook, sedert onze aankomst in Le Marche is het de eerste keer dat we een toeristische plaats aandoen. We slaan rechts de Via Vittorio Veneto in, een naam die me doet denken aan de gelijknamige Romeinse laan die als decor diende voor de film La Dolce Vita. Onze vrouwen nemen er de tijd om enkele fotootjes van de gebroeders Bunnens te maken. Wat verder verandert de straat van naam en wordt Via Puccinotti. Deze laatste geeft uit op de Piazza Rinascimento, het plein van de Renaissance. Het begrip ‘Renaissance’ (1340-1550) komt van ‘re-naître’, ‘opnieuw geboren worden’, meer bepaald de wedergeboorte van de verworvenheden van de klassieke oudheid (700 v.C. - 476 n.C.). Ik heb altijd geleerd dat de wieg van de Renaissance in Toscane stond, meer bepaald in Firenze. Maar in de aanloop naar deze trip ben ik te weten gekomen dat die periode van de Europese geschiedenis in feite begon in Urbino. En inderdaad, op de kaft van menig boek over de Renaissance prijkt de afbeelding van ene Federico da Montefeltro (1422 -1482), een schatrijke mecenas die van 1444 tot 1482 Hertog van Urbino was en zich tijdens zijn bewind liet omringen door de beste renaissancekunstenaars uit zijn tijd, zoals Pedro Berruguete (1450-1504) en Piero della Francesca (1415-1492) - om nog te zwijgen over zijn stadsgenoten Rafaël en Bramante. Ook dichters, filosofen en wiskundigen werden door deze talentenjager binnengehaald. Op de bewuste afbeelding poseert Federico in profiel voor zijn portrettist. Dat komt omdat hij tijdens een gevecht een oog kwijt raakte… De man draagt een eigenaardige rode muts en een dito tabbaard. Opvallend is zijn misvormde neus en de wat slaperige blik waarmee hij voor zich uit staart. Ook zijn haardos oogt nogal bizar. Het schilderij dateert uit 1472 en is van de hand van de reeds vermelde Piero della Francesca. Hoe dan ook, dankzij Federico da Montefeltro kwam de Renaissance in Urbino tot ontplooiing. Maar hiervoor moeten we even terug naar de periode van de vroegrenaissance, ook nog de quattrocento (1420-1500) genoemd. De tijd van de kleine onafhankelijke steden (Pisa, Venetië, Genua, Lucca, Arezzo, Pistoia, Siena, Volterra, Firenze en Urbino) was voorbij en wat we nu Italië noemen bestond toen nog uit vijf grote stadstaten: Firenze, Napels, Venetië, Milaan en de fameuze ‘Kerkelijke Staat’.
Deze stadsstaten lagen 13
voortdurend met elkaar in conflict. Een groot gedeelte van het renaissancetijdvak werd beheerst door de Investituurstrijd: het sinds ‘eeuwen’ aanslepende geschil tussen de (Duitse) keizer en de paus. Deze laatste had de lekeninvestituur verboden - het recht van leken om geestelijken te benoemen - en omdat keizer Hendrik IV dat verbod naast zich neergelegd had, werd hij door paus Gregorius VII geëxcommuniceerd. In 1077 ondernam de keizer dan zijn beroemde pelgrimstocht naar Canossa.
Onder Hendriks opvolgers - Frederik I
(‘Barbarossa’ 1152-1190), Hendrik VI en Frederik II (‘Stupor Mundi’ - 1216-1250 - zie verder) - werd het conflict met de pausen alsmaar heviger. De bevolking raakte verdeeld in Welfen (aanhangers van de paus, waartoe de steden Firenze en Lucca zich rekenden) en Ghibellijnen (aanhangers van de keizer, waartoe de steden Siena, Pisa en Pistoia zich rekenden). Van die ruzies profiteerden de steden door zich voor hun keuze voor de ene of de andere partij door deze laatste te laten belonen. Hierdoor kenden de stadstaten een enorme economische en culturele bloei. Het was de tijd van de grote aristocratische families, zoals de de’Medici’s (Firenze), de Montefeltro’s (Urbino), de Malatesta’s (Rimini) en de Della Rovere’s, geslachten die in de steden de alleenheerschappij (Signoria) hadden. Hoe dan ook, de Renaissance werd gekenmerkt door het idealiseren van de klassieke oudheid, de secularisering van de maatschappij en de verheerlijking van het individu.
Dit alles
manifesteerde zich in de schilderkunst, de beeldhouwkunst, de architectuur en de literatuur. Middeleeuwse - dus vooral christelijke - waarden werden in twijfel getrokken. De kritische houding van de renaissancehumanisten ten overstaan van bedenkelijke toestanden in de kerk, zou trouwens de aanleiding zijn tot de Reformatie en nog later vond ook de Verlichting haar inspiratie in de Renaissance. Omdat de katholieke kerk bij wijze van spreken altijd het ‘monopolie’ van de middeleeuwen claimt - het leven werd er immers van de geboorte tot de dood beheerst door het christelijk geloof - zeg ik in aanwezigheid van tsjeven altijd ‘dat het een duistere periode was die gekenmerkt werd door achterlijkheid en barbarij!’ Hierdoor zijn kattekoppen altijd in hun gat gebeten... Ik verklaar mij nader. Tijdens die middeleeuwen werd
bijvoorbeeld
de
Grieks-Romeinse traditie compleet
verwaarloosd
en
werd
nieuwsgierigheid beschouwd als een ondeugd die alleen maar tot zonde en onbetamelijke kennis kon leiden.
Er zijn weliswaar enkele ‘renaissancepausen’ geweest, maar die
gedroegen zich als wereldlijke vorsten en hun belangrijkste streven was de uitbreiding van de Kerkelijke Staat, evenals het behartigen en verrijken van de eigen familie.5 Eén van hen was
5
De term Nepotisme stamt trouwens uit de tijd toen de pausen kardinaalsambten aan hun nepotes (neven) en hun onwettige kinderen gaven…
14
trouwens niemand minder dan de beruchte Borgia.6 Het is dan ook niet dankzíj, maar vooral óndanks de katholieke Kerk dat de Renaissance is kunnen ontstaan.7 Want als het GrieksRomeinse erfgoed in die periode gevrijwaard bleef, dan was dat uitsluitend te danken aan de ‘vijanden’ van het (westerse) christendom, met name de Arabieren en de ‘schismatieke’ Byzantijnen.
Dat zit zo.
Toen de Abassiden in 750 het bewind overnamen van de
Omayyaden, en Bagdad de hoofdstad van het moslimrijk werd, begon daar een periode van geestelijke en culturele bloei. In 762 werd in Bagdad het Huis der Wijsheid opgericht dat tegelijk als bibliotheek, vertaalbureau en denktank diende en waar zoveel mogelijk kennis uit de hele wereld werd verzameld, bestudeerd, verbeterd, toegepast en bewaard.8 Zo werden er Perzische meesterwerken, alsook Griekse en Latijnse teksten vertaald. Het genie van de middeleeuwse Arabieren lag in hun buitengewone ontvankelijkheid voor nieuwe ideeën, hun vermogen om datgene wat ze uit vreemde culturen konden gebruiken te erkennen en over te nemen - eerst uit de Perzische en de hindoe-cultuur, daarna uit de Griekse - en om die noties te wijzigen en uit te breiden naargelang de praktische, intellectuele en vooral religieuze vereisten van hun tijd. Hierdoor kan men de Arabieren terecht als de erfgenamen en de bewaarders van het Grieks-Romeinse gedachtegoed beschouwen. Bovendien waren het de Arabieren van Al-Andalus (Spanje) die hun buitengewone intellectuele rijkdom aan de westerse geleerden overbrachten - waarbij onder andere Arabische vertalingen van Plato en Aristoteles in het Latijn vertaald werden en op die wijze voor het eerst onder de aandacht van een Noord-Europees publiek kwamen! In zijn lijvig werk Les mondes du sacré, schrijft Jacques Rifflet dat ‘De Arabische en Perzische glans was noodzakelijk voor de westerse wijsheid die kostbare bronnen van kennis had laten opdrogen. (…) De Europese middeleeuwen zaten gevangen in het mystieke isolement van Rome en hadden geen weet van de Griekse en Oosterse bijdragen. (…) De universiteit van Cordoba was veruit de belangrijkste van de wereld. En dat in een tijd toen nobele christenen amper konden lezen en schrijven!’ Karen Armstrong stelt terecht dat: ‘terwijl sommige Europese christenen zich ten doel stelden de islam in het Midden-Oosten uit te roeien (de kruistochten), hielpen moslims in 6
De renaissancepausen waren Sixtus IV, alias Francesco della Rovere (1471-1484) - de man die we kennen van de naar hem genoemde Sixtijnse Kapel, maar die ook het brein was van de moordaanslag op Lorenzo il Magnifico de’Medici -, Alexander VI, alias Rodrigo Borgia (1492-1503) - hét grootste crapuul dat het ooit tot paus geschopt heeft -, en tenslotte Julius II, alias Giuliano della Rovere (1503-1513). 7 ‘Voor mij is het moderne Europa, met al zijn verworvenheden op wetenschappelijk en filosofisch vlak, tot bloei gekomen dankzij het overstijgen van de religie tijdens de Renaissance. (…) Het Griekse erfgoed weegt zwaarder dan de bijbel. Europa heeft zijn moderniteit te danken aan de herontdekking, via de Arabische cultuur, van de Griekse filosofie en wetenschap (…) Van Athene erfden we het respect voor de menselijke ratio die de onfeilbaarheid van het geloof vervangt en dus de onafhankelijkheid van de rede en de autonomie van de burgers garandeert.’ (Edgar Morin, joods auteur en polemist.) 8 House of Wisdom. How the Arabs transformed Western Civilization. Jonathan Lyons.
15
Spanje het Westen op datzelfde moment zijn eigen beschaving te ontwikkelen...’ 9 En wat het Byzantijnse rijk betreft: het werd in de christelijke geschiedenis doodgezwegen omdat het, volgens bepaalde (katholieke) historici, ‘niet meer was dan een stuiptrekking van wat ooit een hoogstaand wereldrijk geweest was’. In werkelijkheid ging het om één van de meest briljante culturen uit de vroege middeleeuwen! In tijden waarin barbaarse horden plunderend en vernietigend door het Avondland trokken, slaagde Byzantium erin de culturele erfenis van het Romeinse en het Griekse rijk te bewaren.
Terwijl stompzinnige koningen zich in hun
dompige kastelen met zure wijn bedronken, had Byzantium al prachtige, luchtige paleizen waar een uiterst verfijnde etiquette gangbaar was. Toen de enige intellectuele activiteit zich in de donkere westerse middeleeuwen beperkte tot het kopiëren van manuscripten in afgesloten kloosters, bezat Byzantium al een heuse universiteit.
Van Karel de Grote,
waarover onze (katholieke) leraren het altijd zo uitgebreid, zo pathetisch en zo in superlatieven hadden, is geweten dat hij nauwelijks zijn naam kon schrijven.10 Daarentegen waren de Byzantijnse keizers ontwikkelde mensen die zelfs Homerus citeerden… Voilà, hiermee ben ik uitgeraasd… Sedert ik geschiedenis tot (één van) mijn hobby (‘s) reken - en dat moet nu al zo’n twee decennia het geval zijn - kan ik het niet nalaten op zoek te gaan naar leugens of - eufemistischer uitgedrukt - verdraaiingen van de werkelijkheid die men ons in de loop der tijden verkocht heeft. Meestal gaat het om een ‘aanpassen’ van de geschiedenis aan het ‘politiek correcte denken’ van die vervalsers. Een mooi voorbeeld is de inval van de Russen in Polen (WO II). Op 1 september 1939 viel het Duitse leger vanuit het Westen Polen binnen en op 17 september deed het Rode Leger precies hetzelfde vanuit het Oosten. De Duitsers namen de ene helft van het land en de Russen de andere en tot op de dag van vandaag hebben de Polen dat (door Rusland) bezette gebied niet teruggekregen. Welnu, die inval van de Russen lijkt uit ons collectieve geheugen gewist!11 Heel bizar, want toen de Nazi’s Polen binnenvielen verklaarden de Britten en de Fransen de oorlog aan Duitsland, maar toen Stalin op zijn beurt Polen binnenviel, reageerde niemand. De verklaring van het hoger beschreven ‘gat’ in de geschiedenis is de volgende. De naoorlogse periode - en vooral de jaren zestig - werd gekenmerkt door de dictatuur van centrum-links, waarbij al het negatieve dat van ‘die kant’ (de USSR) kwam, moest geminimaliseerd of (liefst) doodgezwegen worden! 9
A History of God, From Abraham to the Present: the 4000 Year Quest for God. Karen Armstrong. ‘… Karel de Grote, die ongetwijfeld een belangrijk vorst geweest is, maar die door latere legenden zo bovenmatig is verheerlijkt dat bijna iedere belangrijke ontwikkeling haar oorsprong aan hem te danken zou hebben.’ (H.P.H. Jansen - Geschiedenis van de Middeleeuwen.) 11 Laurence Rees, Brits historicus, in een interview in de Knack van februari 2010. 10
16
Een andere historische gebeurtenis die onder de dictatuur van de politieke correctheid uit ons collectieve geheugen gewist werd - en er bij velen wellicht nooit in gezeten heeft - is de dramatische geschiedenis van de Chinees-Vietnamese bootvluchtelingen. Toen Saigon op 30 april 1975 (het einde van de Amerikaans-Vietnamese oorlog) in handen viel van het Noord-Vietnamese (communistische) bevrijdingsleger, begon voor vele Vietnamezen de hel. Ambtenaren en legerofficieren, maar ook intellectuelen, schrijvers, kunstenaars, priesters, handelaars en beoefenaars van vrije beroepen, werden zonder enige vorm van proces naar de ‘Vietnamese goelags’ gestuurd, de zogenaamde ‘heropvoedingskampen’. Velen van hen keerden nooit terug. Wanneer het nieuwe regime in 1978 begon met het in beslag nemen van huizen en goederen van particulieren, sloegen naar schatting 1,3 miljoen Vietnamezen op de vlucht. Dit ging natuurlijk gepaard met een dramatische brain-drain waardoor het land in enkele jaren opnieuw achterlijk werd - een situatie die de regering in 1987 deed beslissen de Doi Moi (‘veranderen om te vernieuwen’) in te voeren, een variatie op de perestrojka van Gorbatsjov en voor ondergetekende het zoveelste bewijs dat het communisme niet deugt. Omdat onze familie sinds kort een nakomeling van Chinees-Vietnamese bootvluchtelingen rijk is, gaat mijn aandacht vooral naar het vreselijke lot dat de Chinese gemeenschap (die ook veel zelfstandige handelaars telde) tussen 1979 en 1980 in Vietnam overkomen is. Maar eerst een kort historisch overzicht. Na de ‘consolidatie’ van zijn Killing Fields, vatte Pol Pot het megalomane idee op om het oude Khmer-rijk, waartoe ook de Mekong-delta behoorde, te herstellen en begon prompt slachtpartijen aan te richten onder de etnische Vietnamezen die dicht bij de grens woonden. Hierop trok het Vietnamese leger Cambodja binnen, veroverde Phnom Penh en stelde de Rode Khmer definitief buiten gevecht. (De Vietnamezen zouden Cambodja pas in 1989 verlaten.) De uitschakeling van Pol Pot kwam Hanoi goed uit, want de Vietnamezen waren bang dat hun eeuwige vijand (China) in Cambodja een tweede (nu zuidelijk) front zou creëren - Pol Pot was immers de chou-chou van Peking terwijl Hanoi het eerder voor Moskou had… Als vergelding voor die inval in Cambodja, vielen Chinese troepen in februari 1979 het noorden van Vietnam binnen.
Het werd voor Peking een
pijnlijke vernedering, want in een mum van tijd werden de Chinezen eruit gegooid… Welnu, na deze Chinees-Vietnamese oorlog, wilde de Vietnamese regering de etnische Chinezen liever kwijt. Moet je horen hoe ze dat deden. Op voorwaarde dat ze met goud (!) betaalden, werd het hen officieel toegestaan het land te verlaten - immers, wanneer ze clandestien vluchtten, konden ze hun goud en andere bezittingen meenemen en had de Vietnamese staat er niets aan. Hoe dan ook, het ging om een walgelijke vorm van ‘mensenhandel’ die me doet denken aan de ongeveer 34.000 mannen, vrouwen en kinderen die tussen 1963 en 1989 door 17
de toenmalige DDR aan West-Duitsland ‘verkocht’ werden.
De Chinese kandidaat
emigranten moesten zich laten registreren in dicht bij de kust gelegen kantoren. Per boot werden ze dan naar een eilandje tegenover de meest zuidelijke punt van het land gebracht en van daaruit mochten ze ‘op eigen houtje’ het zeegat uittrekken… In de loop van de daarop volgende twee jaren zijn ongeveer 400.000 etnische Chinezen met hun (vaak gammele) bootjes de gevaarlijke Chinese Zee opgevaren in de hoop de internationale wateren te bereiken en daar alsnog gered te worden. Men schat dat tijdens die overtocht meer dan 40.000 mannen, vrouwen en kinderen in erbarmelijke omstandigheden om het leven gekomen zijn. De gelukkigen onder hen werden opgepikt door de Amerikaanse marine of andere handelsschepen en kwamen zo in een westers land terecht (Australië, Hongkong, de Verenigde Staten, Canada en Europa) waar ze vaak een succesvolle handel begonnen. De meeste leeftijdsgenoten die ik over deze feiten aanspreek, hebben ooit wel eens van de Vietnamese boat people gehoord, maar de exacte context - het verband met de Vietnamese inval in Cambodja, de Chinees-Vietanamese oorlog en vooral het feit dat deze aan genocide grenzende misdaad door communisten gepleegd werd, ontsnapt hen. Dergelijke ‘delicate’ historische feiten worden door onze politiek correcte pers immers altijd zorgvuldig in een mistige waas gehuld. Een veroordeling van het Vietnamese communistische regime zou bovendien een domper gezet hebben op het enthousiasme van al de anti-Amerika betogers die tijdens de Amerikaans-Vietnamese oorlog hun kelen hees geschreeuwd hadden. Ik ontwaak uit mijn mijmeringen en zie dat mijn reisgenoten aanstalten maken om de Dom van Urbino te betreden.
Deze imposante kerk werd, in opdracht van Federico da
Montefeltro, door Francesco di Giorgio Martini gebouwd - en deze twee heren kennen we intussen! In 1789 werd ze door een aardbeving beschadigd en in neoclassicistische stijl gerenoveerd. De donkerblauw geschilderde koepel en het dito dak van de campanile, bepalen de skyline van de stad. We lopen even het godshuis binnen. Het interieur stelt echter niet veel voor. Toch maak ik er een foto van een beeld van paus Clementius XI, die in Urbino geboren werd en in 1700 de heilige stoel besteeg. Toen het hertogdom Urbino, na de dood van een nakomeling van Federico da Montefeltro, in 1631 ineens tot de Kerkelijke Staat ging behoren12, begon daar een periode van (christelijke) intolerantie, economische neergang en bouwkundig verval. Bovendien werd het Palazzo Ducale door de clerus geplunderd en alles 12
Paus Sixtus IV, alias Francesco della Rovere, had in 1475 zijn neef Giovanni ‘doen’ trouwen met Federico’s dochter Giovanna, waardoor het graafschap Urbino, via de dochter van Federico, deel werd van de Pauselijke Staat.
18
wat waardevol was naar Rome versleept.
Welnu, het was paus Clementius XI die de
achteruitgang van zijn geboortestad een halt toeriep door de constructie van nieuwe huizen en het uitvoeren van restauratiewerken aan kerkelijke en civiele gebouwen. Daarom mag die man vandaag op de foto! En nu vlug naar het vlak ernaast gelegen en veel interessantere Palazzo Ducale. We betreden de rechthoekige binnenplaats, de Cortile d’Onore, en bewonderen er de arcaden waarmee deze omringd is. De mooie uitgebalanceerde verhoudingen en de geslaagde combinatie van roze baksteen en marmer, maken het tot een schoolvoorbeeld van renaissancearchitectuur. Een trap leidt naar de Sotterranei, de ‘kelders’, waar zich ooit de keuken bevond. Ik verzink alweer even in gedachten. Tijdens de periode waarin Federico da Montefeltro dit paleis bewoonde, beleefden de renaissancekunstenaars in de Florentijnse Republiek het hoogtepunt van hun carrière: Verrocchio (1435-1488), Botticelli (1444-1510), Ghirlandaio (1449-1494), Da Vinci (1452-1519) en Michelangelo (1475-1564). De laatste twee zouden nadien Toscane ruilen voor Rome, waar ze nog talrijke opdrachten kregen van de paus. Van 1494 tot 1498 - dus ‘na’ Montefeltro - werd Toscane geregeerd door de boeteprediker Savonarola.
Deze dominicaan was geobsedeerd door het schandalige gedrag van de
kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders (onder andere paus Alexander VI - alias Rodrigo Borgia), maar spijtig genoeg ook door ‘een nakende Apocalyps’ en (vooral) hoe deze kon vermeden worden, namelijk door het afzweren van alle ‘ijdelheden’ waaronder de kunst en dus … de hele Renaissance! In zijn beruchte donderpreken riep Savonarola zijn toehoorders op om zoveel mogelijk sieraden, schilderijen en boeken in het openbaar te verbranden - dat laatste gebeurde op de Piazza della Signoria van Firenze. Vanwege zijn kritiek op de paus, werd Savonarola echter van ketterij beschuldigd en op dezelfde Piazza terechtgesteld, dat wil zeggen: opgehangen en verbrand. In 2007 maakte de Dominicaner Orde bekend dat ze de zaligverklaring van hun illustere confrater bij het Vaticaan wil bepleiten. En nu komt het: de jezuïeten zijn tegen omdat ‘de agitatie van Savonarola tegen de toenmalige paus (de beruchte Rodrigo Borgia!) een onvergeeflijk delict was…’ Stel je voor: de grootste schurk die ooit de tiara droeg, gaat dus voor op de man die er tegen protesteerde - een zoveelste Jezuïetenstreek, wanneer u het mij vraagt… Het is 11.45 uur en tijd voor een drankje! We nemen plaats op een terrasje op de Piazza Duca Federico, met uitzicht op de door ons bezochte kerk en paleis. We bestellen vier
19
campari soda’s en krijgen daar broodjes en chips bij: hapjes of borrelhapjes die door de Italianen stuzzichini genoemd worden. Vanaf het terras kijken we aan tegen de lange zuidelijke gevel van het Palazzo Ducale. Hij vertoont onregelmatige ramen waarvan sommige echte juweeltjes zijn. Persoonlijk zie ik er zelfs enkele Moorse stijlelementen in. Omdat er van de 15de tot diep in de 16de eeuw aan dit paleis gewerkt werd, is het een combinatie geworden van verschillende stijlen: gotiek, renaissance en maniërisme. Achter ons, tegen een gevel, hangt een plaat waarop ‘Università degli Studi di Urbino’ staat: hier is dus de in 1506 gestichte Universiteit van Urbino gevestigd.
Eigenaardig, die
benaming ‘Universiteit van de studies’… Het is me twee jaar geleden ook al in Catania opgevallen: ‘Università degli Studi…’ Hoe dan ook, in het 15.000 inwoners tellende Urbino studeren zo’n 25.000 studenten aan 10 faculteiten. En aan de ‘zomeruniversiteit’ kan je hier ook taalcursussen volgen. Het doet me denken aan de Spaanse universiteitsstad Salamanca. De unief van Urbino heeft geen echte ‘campus’, maar ligt verspreid over meerdere gebouwen in en rond de stad. Urbino is nota bene de oudste universiteitsstad van Italië! *** We wandelen over de Piazza Rinascimento. Te midden van het plein, ter hoogte van de Chiesa di San Domenico, staat een heuse Egyptische obelisk. Het gevaarte werd in ilo tempore uit het land van de Farao’s gepikt en naar Rome gesleept om het op het Marsveld13 in een tempel te plaatsen. Nadat keizer Theodosius (379-394) - de laatste keizer van het ‘gehele’ Romeinse Rijk - het christendom tot staatsreligie gemaakt en de heidense riten verboden had, raakte de obelisk in de vergetelheid. Pas in de 18de eeuw werd hij dankzij de opkomst van de archeologie ‘herontdekt.’ Het monument behoort tot de geschenken die paus Clementius XI ja, de man van de foto! - aan zijn geboortestad deed om het door de kerkelijke brutaliteiten aangedane leed te verzachten. We houden het hier voor bekeken en richten onze schreden naar het langs de overkant van de binnenstad gelegen Fortezza (of Rocca) Albornoz - volgens Roberto een Moors aandoende naam. En gelijk heeft hij, of liever bijna, want het gaat om een Spanjaard, genaamd Egidio
13
De omgeving van de Piazza Navona.
20
Alvarez Carillo de Albornoz (1353-1367), en in de periode dat die hier in Urbino rondspookte, verkeerde zijn land inderdaad nog in volle Reconquista. We lopen opnieuw door de Via Veneto tot op de Piazza della Repubblica die we dwarsen. Langs de overkant van het plein begint de lange, sterk oplopende Via Raffaello. We passeren links de Casa Natale di Raffaello, het geboortehuis van Rafaël. In dit huis zag de beroemde schilder in 1483 het levenslicht. Zijn vader was de hofschilder van … ja, Federico da Montefeltro, daar heb je hem weer! In Urbino liet Raffaello zich inspireren door Piero della Francesca, de man die het fameuze portret van hogergenoemde mecenas schilderde. Later zou Raffaello naar Firenze en Rome gaan, waar hij in contact kwam met Michelangelo en Leonardo da Vinci. Buiten Rafaël werd in Urbino ook nog een andere beroemdheid geboren: Donate Bramante (1444-1514), de architect en kunstschilder die het oorspronkelijke ontwerp van de Sint-Pieter van Rome maakte. Hij kreeg van paus Julius II - inderdaad: één van de renaissancepausen - de opdracht een nieuwe kerk te bouwen. Omdat men het pauselijke altaar precies boven het graf van de apostel wou, moest de nieuwe kerk óver en dóór de oude heen gebouwd worden. De vernielingen die Bramante hierdoor aan de oude basiliek toebracht, leverden hem de bijnaam ‘Bramante Ruinante’ (‘Bramante, de afbreker’) op. Die fameuze renaissancepaus Julius II, heette in feite Giuliano della Rovere en was de broer van Giovanni della Rovere, die getrouwd was met Giovanna da Montefeltro, die op haar beurt de dochter was van Federico da Montefeltro… Zo zie je dat de wereld altijd klein geweest is en er in die tijd blijkbaar veel dingen met elkaar in verband stonden. En wat die Romeinse Sint-Pieter betreft: na Bramante werkten ook Rafaël, Michelangelo, Domenico Fontana en tenslotte Carlo Maderna aan de bouw van de kerk die, meer dan een eeuw later, op 18 oktober 1626 werd ingewijd. Helemaal op het einde van de Via Raffaello, komen we bij de stadswallen. Langs de overkant van de ringweg ligt de Piazzale Roma waar het standbeeld van de beroemde schilder staat. Het stelt niet veel voor en niet één van ons heeft zin om het van nabij te gaan bekijken. We slaan dan maar gewoon linksaf en lopen een tijdje onder de noordelijke stadswallen. Iets verder rijst het massieve bakstenen bolwerk op dat Fortezza Albornoz heet. Het ligt in het rustige Parco della Resistenza waar studenten, zittend of liggend in het groene gras, hun cursus doornemen - of op hun mobieltje tokkelen... Het uitzicht op de gebouwen van de oude stad is er in ieder geval adembenemend. Ook de pracht van het omringende landschap komt hier volledig tot uiting. Terwijl ik uitgebreid beelden schiet, steekt er plots een kille wind op. 21
Donkergrijze wolken schuiven aan het firmament voorbij. Het gaat hier toch niet regenen zeker… Het is iets voor 13 uur. We krijgen honger en besluiten op zoek te gaan naar een restaurant. In de ‘Rafaelstraat’ vinden we nog een tafeltje vrij op het terras van een restaurantje genaamd Raffaellodegusteria. Het ligt schuin tegenover het geboortehuis van de gelijknamige schilder. We bestellen insalata mista. Spijtig genoeg zitten we in een echt ‘trekgat’ zoals men dat bij ons zegt. Aan een belendend tafeltje wordt Oost-Vlaams gesproken. Ongewild begin ik ineens gedempt te praten, alsof ik me ‘betrapt’ voel… Alvorens Urbino te verlaten, willen we nog even het Joodse Getto aandoen. Volgens de plattegrond uit mijn reisgids moet dat vlakbij de Porta Valbona liggen, rechts van de Via Mazzini. Maar in de wirwar van straatjes en pleintjes, vinden we er geen enkele aanduiding die naar ‘Joden’ verwijst.14 We klauteren dan maar de stenen trap op die ons tot op de wallen brengt. Van hieruit kan je helemaal over de Porta Valbona wandelen. Ik kan het me niet laten om, van op de oude stadspoort, een fotootje van de Via Mazzini te maken. Omstreeks 14.20 uur rijden we de parking van Urbino uit, richting Gola del Furlo, een soort Grand Canyon, te vergelijken met de Gorges du Verdon in de Provence. Het gaat om een stuk beschermd natuurgebied waar je volgens de reisgidsen ‘nog wolven hoort huilen…’ Maar wanneer we de bijna 1000 meter diepe kloof bereiken, vinden we er de weg door een dranghekken versperd. Een verkeerslicht staat er blijkbaar permanent op rood en er hangt een geel bord waarop de niet mis te verstane boodschap ‘STRADA CHIUSA’ prijkt: ‘afgesloten straat’. Wat nu? Ik trek mijn stoute schoenen aan en loop langs de linkerkant van de weg het dranghekken voorbij. Een dertigtal meter verder kom ik bij de fameuze Candigliano-rivier die daar door een soort sas is afgedamd. Bon, het bezoek aan de Gola del Furlo zal dus voor een volgende keer zijn. Omdat we vandaag ook een kloosterbezoek geprogrammeerd hadden, stelt Roberto voor om naar het beroemde Eremo di Fonte Avellana della Santa Croce te rijden - volgens de reisgidsen een absolute must! ‘Fonte Avellana’ betekent nota bene ‘hazelnotenbron.’
14
Na de reis zou blijken dat er in mijn reisgids op bladzijde 103 een onvergeeflijke fout staat…
22
De weg kronkelt zich langzaam en met enkele nijdige haarspeldbochten naar hogere regionen. Roberto stuurt zijn bolide echter handig door de moeilijke bochten. Mijn broer heeft een relatief ‘zware voet’, maar hij is een uitstekend chauffeur die ons tot nu toe altijd veilig ter bestemming gebracht heeft. Omstreeks 16.20 uur bereiken we eindelijk het beroemde klooster. Het ligt aan de voet van de 1702 meter hoge Monte Catria. We stappen uit en kijken naar de hemel: donkergrijze wolken en een kille wind dreigen de klimatologische hoogconjunctuur, waarvan we tot nu toe konden genieten, te verstoren. Maar ook de ligging van het klooster - 700 meter boven de zeespiegel - verklaart voor een deel waarom het hier plots zo fris aanvoelt. We betreden het kloosterterrein onder een stenen boog.
Zoals te verwachten zijn er
nauwelijks bezoekers. Links ligt een gebouw van recente datum waarin zich een farmacia bevindt…
Tegen de kloostermuur hangt een opschrift met een uittreksel uit de Divina
Commedia van Dante Alighieri en waaruit moet blijken dat de beroemde middeleeuwer hier ooit verbleef. Het gaat om canto (zang) 21, versi (verzen) 106-111: ‘Tra due liti d’Italia surgon sassi, e non molto distanti a la tua patria, tanto che troni assai suonan piu bassi,
e fanno un gibbo che di chiama Catria, di sotto al quale è consecrato un ermo che suole esser disposto a sola latria’
En inderdaad, in de laatste drie regels heeft de auteur het over een berg (gibbo) die Catria heet, aan de voet van dewelke een klooster (ermo) gewijd (consecrato) werd. Op 5 september 1982 bezocht paus Johannes Paulus II het complex ter gelegenheid van het duizendjarig bestaan van de orde. Het klooster van Avellana is uitsluitend met gids te bezoeken, fotograferen is verboden. Een stevig gebouwde jongeman, die met een Amerikaanse tongval Engels spreekt, zal instaan voor het eerste deel van de rondleiding. Hij vertelt ons dat hij verkouden is en straks naar de farmacia moet om er medicatie kopen… We leren dat het klooster in 970 gesticht werd door de heilige Romuald.
De bewoners waren camaldolensenmonniken (Camaldolesi in het
Italiaans) die een witte pij droegen. Met de komst van Petrus Damiani, de strenge geestelijke die hier in 1043 prior werd, kreeg de gemeenschap de krachtige spirituele en inspirerende 23
uitstraling waarvoor ze bekend werd en bleef. In 1810 werd de kloosterorde door Napoleon opgeheven, maar sinds 1935 wonen er opnieuw monniken.
In dit ‘oord van stilte en
woorden’, brengen ze de tijd door met studeren, het bewerken van het omliggende land en het ontvangen van bezoekers. De gids toont ons de kapittelzaal, een tongewelf met vensters die uitgeven op het oosten. Daarna troont hij ons mee naar de 11de-eeuwse crypte waar nog een origineel altaar staat. We bevinden ons hier in het oudste deel van het complex. De man vertelt dat er in deze crypte een constante temperatuur heerst: zelfs wanneer het buiten sneeuwt, blijft het hier nog altijd tussen 15 en 22 graden Celsius… Dan neemt een (Italiaanse) jongedame de taak van de ‘zieke Amerikaan’ over. Ze spreekt langzaam en goed articulerend Italiaans, zodat we haar in feite beter verstaan dan haar voorganger... We bezoeken het scriptorium uit de 13de eeuw: een ruimte met zes op het oosten, één op het zuiden en zeven op het westen gerichte vensters, die als zonnewijzers functioneren. De oude bibliotheek (met haar 25.000 boeken) is niet toegankelijk voor bezoekers, maar we mogen wél een blik werpen in de aan Dante Alighieri gewijde nieuwe bibliotheek, waar 7.000 theologische werken bewaard worden. Op dat ogenblik passeert ons een jongedame die een reiskoffer met zich mee torst. ‘Die komt hier vast logeren!’, merkt iemand van ons op. Ik denk: dat is nu echt iets voor ons Poepie zie! Mijn vrouwtje heeft namelijk een aversie voor nonnen, kloosters en alles wat daar komt bij kijken. Twee jeugdtrauma’s liggen aan de basis van die aversie. Het eerste was de permanente angst om een ‘roeping’ te krijgen, iets waaraan ze, zo werd haar altijd op het hart gedrukt, in geen geval mocht weerstaan! En het tweede was een ‘retraite’ in Fichermont ‘… met dat nachtelijke gedoe met die kaarsen in die donkere gangen...’ Toch hebben we ooit eens samen in een klooster overnacht, maar het ging wel om een tot hotel gerestaureerd gebouw, waar niet ‘die weeë walm van in lauwe melk geweekt brood’ hing…15 Nadien mogen we op eigen houtje de 13de-eeuwse kloosterkerk bezoeken. We betreden een sobere romaans-gotische ruimte. Via een stenen trap kom je er bij het altaar. Daarachter ligt het koor. Ik maak een fotootje (zonder flitslamp!) van de fraaie houten koorbanken. Ze doen me denken aan de kathedralen van Toledo en León. Alvorens het complex te verlaten, brengen nog gauw een bezoekje aan de ‘farmacia’ waar je allerlei geneeskrachtige kruiden en drankjes kan kopen. 15
Op onze Ruta de la Plata-trip (mei 2010) logeerden we een nacht in de Hospederia Convento de la Parra, een tot hotel getransformeerd klooster, ergens tussen de Spaanse steden Mérida en Zafra.
24
*** Om 17.40 uur zijn we terug in de Casa Mattoni. We - de twee Poepies - besluiten een wandelingetje te maken in de omgeving. De zon staat al laag aan de hemel, maar het is nog altijd lekker warm. We verlaten het pand nummer 11 van de Strada Palazzo Bracci en volgen het straatje tot waar het - een honderdtal meter verder - doodloopt. Rechts ligt een oude boerderij en links een wijngaard waaraan trossen overrijpe druiven bengelen - ze hangen er zomaar voor het plukken. We willen nu linksaf slaan en de heuvel afdalen tot bij de strada bianca die daar naar beneden kronkelt, maar geen enkele ‘weg’ of ‘pad’ leidt daarheen… Er zit dus niets anders op dan dwars door een omgeploegd veld van keihard gedroogde aarde te trekken. Bon, we besluiten het erop te wagen. Het lukt, maar het is voortdurend opletten om je voeten niet om te slaan. Ik neem zelfs de tijd om onze evenwichtsoefening te filmen. Enkele minuten later zijn we beneden, maar om op het ‘witte straatje’ te komen, moeten we van de één meter hoge berm zien te geraken. Springen is op onze leeftijd geen optie. Dan maar steun zoeken door ons met één hand aan de stam van een boompje vast te klampen en zo de jump te vergemakkelijken. Ik stort me als eerste in de ‘diepte’. Dan volgt Poepie. Eenmaal op straat, stellen we met ontzetting vast dat onze handen en voorarmen vol mieren zitten, een agressief, kleverig soort, dat steekt dat het een lieve lust is. Het duurt een hele tijd eer we al het gedierte van ons afgeschud hebben. We volgen nu de strada bianca die vanuit de vallei omhoog loopt. Ik draai me meermaals 180° om mijn as om het prachtige landschap te fotograferen. Eenmaal boven, komen we op de weg die we al enkele keren per auto gedaan hebben. We slaan er linksaf. De straat volgt de heuvelkam, zodat we zowel links als rechts uitzicht hebben op een vallei. Af en toe moeten we uitwijken voor een auto, want deze straat heeft geen stoepen.
Rechts, langs de overkant, rijst het op een heuvel gelegen stadje
Corinaldo op. Prachtig! Ik maak een foto, met zo’n typisch wit huisje op de voorgrond. Bij de afslag naar Casa Mattoni, lopen we nog een eindje rechtdoor, tot we bij een kapelletje komen. Er staat een tekst bij die ons leert dat hier vroeger een kerk stond. Dan wandelen we rustig terug naar het nummer 11 in de Strada Palazzo Bracci, waar we onze gastheren terugvinden, allebei diep in lectuur verzonken… ***
25
Zoals voorzien, eten we vanavond in de kuststad Senigallia - een goeie twintig kilometer hiervandaan. Restaurant Pagaia - dat laatste betekent ‘peddel’ - ligt langs de rivier de Misa die in Senigallia in de Adriatische Zee uitmondt. De naam Senigallia wijst erop dat de plek ooit door de Galliërs bewoond werd. De stad werd in 284 v.C. gesticht door de Romeinen nadat ze het op de Galliërs veroverd hadden. Naar het schijnt is het één van de belangrijkste kuststeden van de Adriatische Zee.16 Vanavond zullen we ze echter uitsluitend by night te zien krijgen. Op het eerste gezicht oogt restaurant Pagaia niet gezellig, het heeft meer weg van een veredelde tent. Maar ja, Daniel Kahneman heeft me geleerd dat snel en intuïtief denken - wat hij ‘Systeem 1’ noemt - grillig en onbetrouwbaar is.17 We bestellen goudbrasem en zeebaars. De vissen worden door het personeel deskundig gefileerd en opgediend.
Ze smaken
voortreffelijk! Natuurlijk drinken we daar een lekker streekwijntje bij. Ik val (platonisch) voor het knappe en vriendelijke dienstertje. Nadien krijgen we nog een typisch Italiaans toetje: limoncello! De fles wordt hier blijkbaar overal gewoon op tafel gezet en je mag je zelf bedienen. Ik denk: dát zouden ze bij ons eens moeten doen, de hele fles werd gegarandeerd prompt soldaat gemaakt. We maken nog een avondwandeling langs de Lungomare. Onze gastheren tonen ons de talrijke villa’s uit de jaren stillekes die men hier eindelijk aan het restaureren is. Rond de jaren 1930 werden in Senigallia prachtige villa’s in jugendstil neergepoot, tot drie rijen breed. Ze zijn van het strand gescheiden door de spoorlijn. We wandelen voorbij de bar waar mijn neef Wim - de zoon van onze gastheren, die een handel in Italiaanse wijnen runt18 - en de Skalle vaak tot een stuk in de nacht bleven pintelieren. Tenslotte komen we bij de Rotanda a Mare, het paradepaardje van het strand van Senigallia. Het is een pier met op het einde een cirkelvormige witte constructie. Op het strand worden vaak trouwfotosessies gehouden, met de witte rontonde als achtergrond.
16
Weekend Knack pikt er elke week een lezer of lezeres uit die zijn of haar (reis)tips mag geven. Ene Graziella Battika schreef dat ‘Senigallia voor haar de perfecte vakantiestad is, met alles wat je maar kunt wensen: strand, cultuur en leuke winkels. Ideaal voor een reis met de kinderen, maar ook heerlijk zonder.’ 17 Thinking, Fast and Slow (Daniel Kahneman, nobelprijswinnaar economie 2002.) 18 www.cantucci.be
26
In Casa Mattoni biedt Roberto ons nog een glaasje grappa aan. En nadien nog eentje, je weet hoe dat gaat…
27
Corinaldo, vrijdag 20 september 2013. 8.30 uur.
Zoals gisteren, ontbijten we ook vandaag op het terras. Het is een tikkeltje mistig vanochtend, de contouren van het omringende landschap zijn iets minder scherp afgetekend, maar dat stoort niet, het levert andere beelden op, een ander licht, een ander uitzicht op de omgeving, kortom, een zegen voor een amateurfotograaf zoals ondergetekende. Ik ben vanmorgen met een wat houten kop opgestaan, iets teveel grappa gisterenavond? Vandaag zullen we in de omgeving enkele op een heuvel gelegen middeleeuwse stadjes bezoeken. We beginnen met Ostra Vetere, het dorpje dat we al de hele tijd vanuit de Casa Mattoni in de verte op een heuvel zien liggen.
Dit stadje heette vroeger Montenovo en zou in 409 n.C.
gesticht zijn door vluchtelingen uit het door de Goten vernielde oude Ostra. Maar in de 19de eeuw ontdekten archeologen van de universiteit van Bologna de ruïnes van het oude Ostra: die lagen in het gebied tussen de steden Montenovo en het wat verder en iets meer naar het Noord-Oosten gelegen Montalboddo.
Sindsdien beschouwen beide steden zich als de
authentieke erfgenaam van het oude Ostra. Na tussenkomst van zelfs de centrale regering, werd besloten om Montenovo voortaan Ostra Vetere te noemen en Montalboddo gewoon Ostra. Omstreeks 9.44 uur parkeert Roberto de Volvo vlakbij en juist buiten de oude wallen. We betreden het oude stadje onder een boog. De zon brandt op onze hoofden en het ziet ernaar uit dat we opnieuw een mooie dag krijgen. Evenals Corinaldo beschikt ook Ostra Vetere over een trap die dwars door het centrum loopt. We wandelen tot op de Piazza Don Minzoni waar het Palazzo Comunale ligt, met zijn fraaie Torre Civica (klokkentoren). Beide dateren uit de 15de en de 16de eeuw. Ik maak een foto van de dorpswijzen die daar op een bank de omgeving zitten te becommentariëren. Dan kuieren we wat à l’improviste door de leuke middeleeuwse steegjes. Op een gevel hangt een doek waarop in roze verf: ‘BENVENUTO BIANCA 28/7/13’ staat, ‘Welkom Bianca’. Intussen weten we dat het in de Marken de gewoonte is om de geboorte van een kindje op deze wijze wereldkundig te maken. Via een smalle steeg wandelen we naar de kerk met de dubbele toren: de Chiesa di Santa Maria di Piazza. Ze dateert uit de 19de en de 20ste eeuw. Ik maak een foto van het bovenste stukje van de torens die boven de daken van de huizen oprijzen. Wegens gebrek aan ruimte de smalle straatjes - is het niet mogelijk om de kerk helemaal in beeld te krijgen. Bij nader 28
toezien blijkt het hier niet om een ‘dubbele toren’ te gaan, maar gewoon om de koepel en de klokkentoren…
Volgens een reisfolder heb je zowel vanaf de koepel als vanaf de
klokkentoren een prachtig uitzicht op de Adriatische Zee en de Appenijnen. We lopen even de kerk in. Het interieur is gotisch maar toch eenvoudig. Ik maak een foto van een oude authentieke biechtstoel. Nadien drinken we nog een koffietje bij Fabrizio, één van de ‘stamcafé’s’ van Roberto en Teresa. Omdat ik nog altijd hoofdpijn heb en me bovendien wat versuft voel, neem ik een tabletje nevrine-codeïne, een wondermiddel tegen grippale toestanden en … katers. Omstreeks 10.15 uur houden we het in Ostra Vetere voor bekeken. We zoeken de Volvo op en rijden naar het wat verder gelegen, piepkleine Barbara. Ook hier kom je het oude centrum binnen onder een boog, en ook hier staan we voor een klokkentoren met een horloge. Maar de horloge van Barbara prijkt niet óp de klokkentoren, ze is verwerkt in de ernaast gelegen romaanse boog waar we onderdoor lopen. Hoe ga ik in godsnaam al die torens uit elkaar houden? De heilige Barbara is naar het schijnt de patroonheilige van de … artillerie. Omdat ze het stadje op miraculeuze wijze verdedigde toen het werd aangevallen door Sigismondo Malatesta (zie verder), heeft men hier ter hare ere zelfs een kerkje opgericht. Bij het Convento di San Francesco maak ik een foto van onze gastheren, gezeten op een bank en met omringend landschap als achtergrond. Ik kom ineens tot de vaststelling dat mijn ‘houten kop-gevoel’ volledig verdwenen is… Niets te vroeg, want het is tijd om een derde stadje te bezoeken: Serra de’ Conti. Evenals Ostra Vetere en Barbara, is Serra de’ Conti ommuurd en ligt het op een heuvel. En ook hier doet de vorm van de stadswallen en torens aan Corinaldo denken. Onze gastheren stellen voor het Museo delle Arti Monastiche aan te doen, een splinternieuw museum dat de bezoeker toont hoe de nonnetjes leefden in het hier vakbij gelegen Monasterio (klooster) di Santa Maria Maddalena. Dat was van 1586 tot diep in de 19de eeuw. Een jongedame leidt ons rond. Ze spreekt moeilijk verstaanbaar Italiaans. We krijgen een foldertje mee waarop een nonnetje afgebeeld staat waarvan het gezicht een zandloper voorstelt… ‘Le stanze del tempo sospeso’, staat erbij. Letterlijk moet dat ‘de kamers van de opgeheven tijd’ betekenen, en vrij vertaald zou het zoiets in de aard van ‘de kamers waar de tijd stil staat’ moeten zijn. De Clarissen die hier verbleven, hielden zich bezig met weven, naaien, borduren, kantklossen, verf maken en het werken met geneeskundige kruiden. 29
De jongedame opent een oude koffer waarin authentieke kleren van de nonnetjes opgestapeld liggen, onder andere witte camicie da notte, slaapkleren. Ze haalt er eentje uit en toont ons de initialen van la raggazza (het ‘meisje’ - de novice) die erin geborduurd staan. Wat verder opent ze een oud boek waarin met pen en inkt en in prachtige kalligrafie hele lijsten opgetekend staan. ‘Anche la lista per la spesa’, ‘ook de boodschappenlijst’, staat erin vermeld en de jongedame vertelt ons dat die boodschappen steevast in Senigallia gedaan werden. Nadien houden we halt bij een campanella, een ‘klok’ of ‘bel’, waarmee de nonnetjes opgeroepen werden. Omdat ik nog uitsluitend film wanneer er een specifiek geluid aan te pas komt, vraag ik de jongedame of ze nog eens wil ‘suonare la campanella…’ Terwijl ze het doet film ik enkele seconden het luiden van de klok - én de glimlach van de gids. Tenslotte toont de jongedame ons een grote houten kast met tientallen kleine schuifjes. Daarin werden de persoonlijke bezittingen van de nonnetjes bewaard. Ze trekt er eentje open en tot mijn verbazing ligt daar een … heuse pop in, una bambola! Ik bewonder het Italiaans van Roberto en Teresa. Hoewel ik me de laatse weken intensief toegelegd heb op het gebruik van deze al bij al gemakkelijke taal, val ik toch meer dan me lief is door de mand… Alvorens het museum te verlaten, bedanken we de jongedame voor haar interessante uiteenzetting. *** Langs zonovergoten wegen rijden we terug naar huis. Het blijft maar zomeren in Le Marche. Roberto heeft een cd van Rocco Granata opgezet: ‘O Sarracino’. De geestelijke vader van Marina zingt het samen met Buscemi. De versterker staat op luid en het ritme van de muziek lijkt in perfecte harmonie met het voorbijglijdende landschap. Ah, la bella Italia! Onderweg doen we nog gauw een grootwarenhuis aan. Terwijl de mannen buiten in het zonnetje wachten, gaan de vrouwtjes ‘fare la spesa’... Om 13.15 uur zijn we terug in de Casa Mattoni. We middagmalen met brood, tomaten, formaggio burrata (een soort mozzarella), formaggio scoparolo, formaggio di capra (geitenkaas) en proscutto crudo. Ja, la vita e bella!
30
Vandaag hebben onze gidsen ook nog een wandeling op het programma gezet. Omstreeks 15.15 uur beginnen we met z’n vieren aan een tocht door de velden, richting Corinaldo. Het is warm - iets té warm voor een stevige footing - en de zon schittert aan de helderblauwe hemel. Onderweg komen we opnieuw meerdere geboorteaankondigingen tegen.
Op een groot
spandoek dat met touwen aan de bomen bevestigd is, staat in blauwe letters en op een witte achtergrond: ‘Benvenuto SAMUEL’. En tegen een gevel heeft men een met roze strikjes versierde plaat gezet met volgende tekst in roze lettertjes: ‘Finalmente dopo 9 mesi di attesa MADDALENA e’ qui... BENVENUTA !!!’ (‘Eindelijk, na 9 maanden wachten, is Maddalena hier, welkom!’) We wandelen voorbij een veld van zonnebloemen die spijtig genoeg allemaal verdroogd zijn. In juni moet dat hier prachtige beelden opleveren - alweer een reden om terug te komen… Tijdens het laatste stukje van de wandeling, maak ik nog een foto van het op een heuvel gelegen Corinaldo, met op de voorgrond een fraaie witgeverfde boerderij. Een zoveelste typisch beeld van Le Marche… *** Ik kijk op mijn klok: het is 18.15 uur. We zijn op weg naar Morro d’Alba, dat bekend staat vanwege zijn middeleeuwse omwalling waarop je de hele toer van de stad kan doen. Van daaruit zullen we naar Jesi rijden waar we gaan eten in restaurant Mare Mare - volgens onze gastheren een must! Omstreeks 18.45 uur - dus bij valavond - bereiken we Morro d’Alba. Hier wordt de gelijknamige (rode) wijn Lacrima di Morro d’Alba geproduceerd. Zoals de meeste stadjes in deze streek, ligt ook Morro d’Alba op een heuvel - precies 199 m boven de zeespiegel. Roberto parkeert de Volvo op het plein vlakbij de stadspoort. We stappen uit en kijken rond. Op een plaats ‘klit wat dorpsjeugd bij elkaar’, zoals Wim Sonnevelt het zingt. Ook de ouden van dagen hebben er zich verzameld en zoals overal ter wereld zitten ze op een bank te kletsen of hun leven te overpeinzen. Rechts van de stadspoort kijken we alweer tegen een fraaie klokkentoren aan. We beperken het bezoek aan Morro d’Alba tot de voornaamste bezienswaardigheid en beginnen onmiddellijk aan een wandeling op de wallen. Morro d’Alba geldt als het enige 31
Italiaanse ‘dorpskasteel’, dat wil zeggen dat het volledig ommuurd is door een overdekte wandelpromenade, genaamd La Scarpa, ‘de schoen’. Die omwalling heeft de vorm van een onregelmatige vijfhoek en dateert uit de 13de en 15de eeuw. We lopen door gangen met een houten plafond. In de buitenmuren zitten romaanse uitsparingen waar doorheen je hele tijd het prachtige omringende landschap kan bewonderen. Van hieruit kan je in de verte zelfs de Adriatische Zee zien en ik breng haar met behulp van mijn Sigma-telelens wat dichterbij. De nabijheid van die zee is hier trouwens aan den lijve voelbaar, want er waait een kille wind door de tochtige gangen.
Langs de binnenkant liggen woningen, dat zien we aan de
huisnummers. Wanneer we helemaal rond zijn, houden we het in Moro d’Alba voor bekeken. De weg naar Jesi loopt door een golvend landschap dat nog eens mooi geaccentueerd wordt door de ondergaande zon. Spijtig genoeg is het onmogelijk - en bovendien te gevaarlijk - om hier te stoppen en uit te stappen voor een fotosessie. Het is al 19.27 uur en pikdonker wanneer we Jesi binnenrijden. Roberto parkeert de Volvo vlak vóór het restaurant waar we straks gaan avondmalen. Maar eerst gaan we een stukje van de stad bekijken. We wandelen door de Corso G. Matteotti, de lange, lijnrechte winkelstraat die naar het centrum leidt. Vanwege de dynamiek van de inwoners, wordt Jesi ‘het Milaan van de Marche’ genoemd. Jesi is ook het centrum van een groot wijngebied, namelijk de wijnen van de Verdicchio-druif die hier vandaan komt. Bekend zijn de Verdicchio dei Castelli di Jesi en de Rosso Conero.
Evenals hun Toscaanse buren, zijn de Marchigiani - zo worden de
bewoners van de regio genoemd - fervente wijnbouwers. Na een tijdje komen we op een pleintje dat rechts van de Corso ligt en waar ons onmiddellijk de eenvoudige maar prachtige kerkgevel opvalt: die van de Chiesa di San Nicolo. Het godshuis dateert uit het einde van de twaalfde eeuw en geldt als een van de meest zuivere romaans-gotische kerken van Italië. Het portaal is ‘gotisch op een romaanse boog’ - een moeilijk te beschrijven constructie, ik heb er dan maar een foto van gemaakt. De kerk behoort tot de Karmelieten. Volgens de reisgids worden er ook tentoonstellingen gehouden. Wat verder komen we op een groot plein: de Piazza della Repubblica. Rechts rijst een indrukwekkend gebouw op in neorenaissancestijl: het Teatro Pergolesi. Het interieur is naar het schijnt de moeite waard, maar dat zal dan voor een volgend bezoek aan de stad zijn. In 32
1883 werd het gewijd aan de componist Giovanni Battista Pergolesi die in 1710 in Jesi geboren werd. Onder een boog en via een smal straatje, bereiken we een ander groot plein: de Piazza Federico II. Door de straatverlichting lichten de gevels van de omringende gebouwen warm en gelig op: prachtig! We nemen ruim de tijd om alles rustig te bekijken. Die Federico II, naar wie de piazza genoemd is, was geen alledaags figuur. Ik leerde hem bij manier van spreken kennen in Sicilië, ’t is te zeggen: tijdens het bestuderen van de geschiedenis van het eiland kwam ik voor ’t eerst met hem in contact - dat was in 2004, ter gelegenheid van de voorbereiding van mijn eerste Sicilië-trip.
Federico II was een
nakomeling van de Normandische vorsten Roger en Robert de Hauteville (let op de voornamen, beste lezer!), die zich in 1072 op Sicilië gevestigd hadden. Roger I en zijn opvolgers (Roger II, Willem II enz.) bestuurden hun staat met veel wijsheid en een zelden geziene tolerantie. In plaats van een etnische zuivering door te voeren, lieten ze de Arabieren (en de joden) gewoon op Sicilië wonen en kenden hen dezelfde rechten toe. Omdat Willem II kinderloos bleef, wees hij Constanza van Sicilië - dochter van Roger II en echtgenote van Hendrik VI (zoon van Hohenstaufer Frederik Barbarossa) - als troonopvolgster aan. Hierdoor werd Hendrik VI, naast keizer van Duitsland (het fameuze Heilige Roomse Rijk), dus ook koning van Sicilië. Welnu, hun zoon was niemand minder dan de fameuze Federico II op wiens plein we momenteel staan. Zoals reeds vermeld was het een buitengewoon man: hij sprak zes talen, was bedreven in wiskunde, biologie en sterrenkunde en ontpopte zich tot een groot veldheer en staatsman. Men noemde hem zelfs Stupor Mundi - ‘de verbazing van de wereld’. Hij piste echter meer dan eens naast de pot en was bovendien ongelovig sommigen noemden hem daarom de gedoopte sultan. Dat laatste had ook te maken met het feit dat Federico op een kruistocht vrede gesloten had met een sultan, dus met een ‘ketterse’ Saraceen! Maar er waren nog andere feiten die hem de toorn der pausen opleverde. Zo onderhield hij intieme contacten met de beroemde Schotse filosoof Michael Scotus, die werken van Aristoteles uit het Arabisch naar het Latijn vertaalde, werken waarin de almacht van God ter discussie stond… Bovendien was Federico van mening dat de paus zich niet met wereldlijke zaken moest bemoeien. Hij werd dan ook meermaals geëxcommuniceerd. 19 Hoe dan ook, dit ‘fenomeen’ werd op 26 december 1194 hier in Jesi geboren.
19
Komt daar nog bij dat de paus(en) zijn (hun) Kerkelijke Staat ingeklemd zag(en) tussen het noordelijke (Heilige Roomse Rijk) en zuidelijke (Sicilië en Zuid-Italië) Hohenstaufenrijk…
33
Te midden van de Piazza Federico II staat een obelisk en volgens de legende is dit de plaats waar Constanza, in een tent en ten aanschouwen van de hele goegemeente, het leven zou geschonken hebben aan de beroemde Hohenstaufer-telg… Op die manier wou de 40-jarige moeder alle twijfels omtrent haar late vruchtbaarheid wegnemen. We kuieren verder over het plein. Links staat een kerk met een zeshoekig dak en een fraaie klokkentoren: dat is de uit de twaalfde eeuw daterende Chiesa di San Floriano, waarin sinds 2002 het Teatro Studio Valeria Moriconi gevestigd is. Vlak vóór ons, helemaal op het einde van het plein, ligt links het barokke Palazzo GuglielmiBaleani. Rechts ervan en iets meer naar achteren, rijzen de barokke gevel en de campanile van de Chiesa San Settimo op: de Duomo di Jesi. We zien hoe een jong nonnetje met Indisch-Pakistaanse trekken aanstalten maakt om de deuren van de Duomo te sluiten en we haasten ons om alsnog een blik te kunnen werpen in het godshuis.
Het mag!
De
oorspronkelijk romaans-gotische kerk dateert uit de 12de eeuw, maar werd pas in de 18de eeuw voltooid.
Bij het binnenkomen vallen onmiddellijk de beelden van twee leeuwen op.
Oorspronkelijk stonden die buiten de kerk, waar ze dienden als steunpunt voor de zuilen van de portico. Vandaag worden ze als wijwatervaten gebruikt. Ik maak een foto-zonder-flash van het duidelijk barokke interieur. Daarna verlaten we de kerk. We kruisen nog eens helemaal de Piazza Federico II, waar nota bene ooit een Romeins forum lag. Links ligt het Pallazo Ripanti Nuovo, waarin het Museo Diocesano gevestigd is. Ik maak nog een laatste fotootje van dit bijzondere plein, waarop nu ook de obelisk mooi in beeld komt. Ik denk: dat is dus de plaats waar ‘de tent van moeder Constanza’ stond… We wandelen nu de hele weg terug, richting restaurant. In één van de winkeltjes van de Corso Matteotti, koopt Poepie nog gauw twee fuchsia leggings voor Kaatje en Charlotje, onze lieve kleindochtertjes. Mare Mare is een gezellig restaurantje dat gerund wordt door een echtpaar waarvan híj in de keuken staat en zíj opdient. Mare Mare, cuscina di pesce (letterlijk ‘viskeuken’, maar in ’t Nederlands eerder ‘visrestaurant’) is hun uithangbord. Chef Maurizio Angelelli heeft gekozen voor een relatief klein restaurant (18 personen) en het gebruik van uitsluitend kwaliteitsproducten uit de Adriatische Zee. Voor 38 euro (wijn niet inbegrepen) krijg je een koud en een warm voorgerecht, een primo piatto met rijst of pasta, een hoofdgerecht, en tenslotte een dessertje. Als wijn kiezen we voor een Verdicchio di Casteli di Jesi.
34
Wanneer we in de late uurtjes het restaurant verlaten, worden we uitgeleide gedaan door het sympathieke koppel. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, draagt Maurizio een zwart kokskostuum en heeft hij een onconventionele zwarte koksmuts op.
35
Corinaldo, zaterdag 21 september 2013.
Vandaag gaan we naar de markt in Fano. We ontbijten onderweg: voor de prima colazione vertrouwen we blindelings op de ‘terreinkennis’ van Roberto en Teresa die ons een ‘ontbijtcafé’ binnenloodsen waar men uitsluitend lekkere crèmekoeken en goeie koffie serveert. Rond 10 uur bereiken we de stad Fano. De zon straalt aan de azuurblauwe hemel en het is al flink warm. Vlak buiten de stadswallen vinden we nog een parkeerplaatsje en van hieruit is het hooguit een vijftal minuten lopen tot in het centrum. Onderweg passeren we een fraai gebouw dat dezelfde ramen heeft als het Palazzo Ducale van Urbino. Volgens de reisgids kan dat niets anders zijn dan de Corte Malatestiana, waarin momenteel het Museo Civico en de Pinacoteca gevestigd zijn. ‘Malatestiana’ verwijst naar het geslacht ‘Malatesta’ (letterlijk: ‘slecht hoofd’) dat in 1356 de stad beheerste. De meest bekende (en tevens meest beruchte) figuur uit deze familie was Sigismondo Pandolfo Malatesta (1417-1468), een condottiere (aanvoerder van een huurleger) die echter ook filosoof en mecenas was. Er bestaat een merkwaardige anekdote over deze man. Toen hij in Rome tot de brandstapel veroordeeld werd, stuurde hij zijn kat, zodat men er niets beters op vond dan in zijn plaats een pop te verbranden… De markt van Fano is zoals alle markten ter wereld: druk, veel volk te been, gezellig geroezemoes en kleurrijke kraampjes waar alle soorten eetwaren te koop aangeboden worden. Onder de begeleiding van heerlijk klokkengelui, beginnen we aan een ongedwongen slentertocht tussen de stalletjes.
Bij ééntje waar meerdere soorten Italiaanse kazen
tentoongesteld staan, prijkt een bord met de niet mis te verstane boodschap: ‘Vietato toccare le merce senza guanti’, ‘verboden de eetwaren aan te raken zonder handschoenen…’ Ik maak een foto van een mooi marktkraamstertje - of hoe noem je zo’n vrouwtje? In plaats van haar in te zoemen, fotografeer ik het hele kraam. Dat zit zo: omdat mijn Nikon Coolpix over 20.1 miljoen pixels beschikt, kan ik het vrouwtje nadien met de computer ‘uit de foto snijden’ en zonder kwaliteitsverlies vergroten.
Wanneer je integendeel tijdens het
fotograferen te sterk in zoemt, riskeer je, door kleine ongewilde bewegingen van de camera, een onscherpe foto te maken.
36
Omstreeks 11 uur stappen we op de Piazza XX Settembre een drukke bar binnen. We vinden er gelukkig nog een tafeltje vrij. Bij een zoveelste lekkere koffie, maken we foto’s van mekaar: elk koppeltje mag om beurt op de gevoelige - nu digitale - plaat. We zijn op weg naar de Boog van Augustus en wandelen langs een kerk met een fraaie gevel en een prachtig romaans portaal: de Duomo di Fano, die officiëel Cattedrale di Santa Maria Assunta heet. Het godshuis dateert uit de 12de eeuw. Tegen de voorgevel hangt een plaat waarop ‘Basilica Cattedrale, opera di magister Rainerius (XII sec.)’ staat. We lopen er even binnen. Het interieur stelt echter niet veel voor. Maar … onbekend is onbemind! Van hieruit is het niet ver tot een andere bezienswaardigheid van deze mooie stad: de Arco d’Augusto - de ‘Triomfboog van Augustus’. Net voor we eronderdoor lopen, zien we links een mooie loggia. Hij maakt deel uit van een kerk die tegen de oude boog aangebouwd is: de Loggia di San Michele - een eigenaardige naam voor een godshuis. Het dateert uit 1499. Terwijl we onder de boog wandelen, maak ik een foto van de door de tand des tijds afgesleten originele stenen uit de oudheid. Eenmaal voorbij de Arco d’Augusto, komen we in een park terecht waar meerdere tentjes opgesteld staan. Ik loop ze wat onachtzaam voorbij. Wat verder staat het standbeeld van ‘de man van de boog’: Cesare Ottaviano Augusto, de keizer die hier in 9 n.C. een stadsmuur met triomfboog liet oprichten. De man poseert in typisch Romeins plunje en groet ons met opgestoken rechterhand vanaf zijn sokkel. De boog is nota bene het enige wat in 538 aan de verwoestingdrang van de Goten weerstaan heeft. Fano is ook de stad waar de Via Flaminia de Adriatische kust bereikt en van daaruit naar het noorden, naar het eindpunt Rimini loopt. De Via Flaminia is de (Romeinse) weg die Rome dwars door de Appenijnen - met Rimini verbindt. Hij werd in 220 v.C. aangelegd door Censor Gaius Flaminius. Tegenwoordig is het een Strada Statale, met name de SS3 van Rome naar de Adriatische Zee. We keren op onze voetstappen terug, tot we weer op de Piazza XX Settembre staan. Terwijl de vrouwtjes nog wat op de markt rond snuisteren, blijf ik samen met Roberto op een hoek van het plein wachten. We genieten van het spektakel. Een wat oudere dame per fiets houdt er even halt om een levendige discussie aan te gaan met een jongeman. Boven de kraampjes troont de mooie klokkentoren van het Palazzo della Podestà. Het begrip Podestà dateert uit 37
de tijd van de Italiaanse stadstaten. In de 12de eeuw grepen adel en rijken daar de macht en vormden een commune: een bestuursapparaat onder de leiding van een consul. Omdat de steden en de verschillende fracties van het patriciaat onderling erg verdeeld waren, werden er voortdurend veten uitgevochten. Om de verwoestende partijstrijd binnen de communes tegen te gaan, deed men beroep op een juridisch geschoold edelman uit een andere stad, die de besluiten van de commune uitvoerde en recht sprak.
Welnu, zo’n man werd podestà
genoemd. Nog later ontstond de organisatie genaamd popolo (het ‘volk’). Ze werd gevormd door de leden van de gilden die hun belangen wilden beschermen tegen de door de elite veroorzaakte chaos. In Firenze kregen ze een zekere graad van medezeggenschap in het stadsbestuur. Nog altijd op hetzelfde plein, maak ik een foto van de gevel van een dertiendeeeuwse kerk: de Chiesa di San Silvestro. Na een tijdje komen onze vrouwen tevoorschijn. Poepie heeft een ‘Spiderman’ T-shirtje gekocht voor ons lief kleinzoontje Pepijn. Roberto stelt voor om in Senigallia op het strand te gaan lunchen... Buona idea! *** Iets na het middaguur laten we de Zweedse 4x4 achter op een pleintje in het centrum van het kuststadje. Net voor we uitstapten gaf de boordthermometer precies 27° Celsius aan - en we schrijven al 21 september! Senigallia doet me wat denken aan Riccione, waar we in 1965 als tiener met onze ouders op vakantie togen. Ik herinner me dat ik er op een avond eens samen met mijn broer naar de cinema geweest ben: Goldfinger draaiden ze daar toen - in ’t Italiaans natuurlijk en zonder ondertitels! Ik weet nog dat die bioscoop in een drukke straat lag. Zoals overal ter wereld kochten we de tickets bij de kassa en werden we door een dame-met-zaklamp door de pikdonkere zaal naar onze zitplaatsen geleid. Zo ongeveer halverwege de vertoning - mijn ogen hadden zich intussen aan de duisternis gewend - zag ik ineens dat er een boom in de zaal stond! Alvorens mijn broer op het curiosum te wijzen, keek ik eerst even naar omhoog en aanschouwde er een prachtige zomerse sterrenhemel…
We zaten dus gewoon in een
openluchtbioscoop en vanwege de duisternis, de zwoele warmte en het feit dat het die avond windstil was, had niet één van ons daar iets van gemerkt… We wandelen tot bij de kust en nemen plaats op een terras op de dijk naast het strand - met vue sur mer dus. De gepanneerde visbrochetjes die we er opgediend krijgen, zijn maar zo en
38
zo, maar de spaghetti alle vongole - hoe vaak heb ik die in Italië al niet gegeten? - is overheerlijk. Ook hier wordt de fles limoncello die we bij de koffie besteld hebben door de kelner gewoon op de tafel gezet. Voor de foto wringt Roberto ze even in het borstzakje van zijn hemd… Wat het dessert betreft, moeten we gewoon de straat oversteken, want daar ligt de Gelateria Sotto Zero (onder nul). Zoals gewoonlijk kies ik voor vanille-ijs. Het moet een eeuwigheid geleden zijn dat ik nog eens op straat van een likijsje genoten heb. Alvorens de stad in te trekken, wandelen we nog eens het strand op, tot vlakbij de rustige golfslag van de Adriatische Zee. Er zijn nauwelijks badgasten. Dit is dus de fameuze Spaggia di Velluto, het 13 km lange ‘fluweelzachte’ strand van Senigallia. *** Op de enorme Piazza del Duca staan talrijke witte tentjes opgesteld, net zoals bij een ‘fancy fair’. Rechts ligt het Palazzo Ducale dat niets van een middeleeuws kasteel heeft - het lijkt alsof het hier recent neergepoot werd. Toch dateert het al uit de 16de eeuw. Hier verbleef de schatrijke familie della Rovere - tja, je komt ze hier overal tegen… We struinen wat à l’improviste tussen de tentjes. Op het vlakbij gelegen Foro Annonario, het hallencomplex, vindt blijkbaar een hondenwandeling plaats. Meerdere amateurs hebben er zich verzameld met hun dierbare huisdier aan de leiband. De aankondiging ‘Passegiando per le vie di Senigallia’, ‘wandelend door de straten van Senigallia’, hebben ze aangepast en er ‘Passegiandog’ van gemaakt. Vier kilometer bedraagt de hondenwandeling. Roberto maakt zich luidop de bedenking dat je zo’n evenementen bij ons zelden of nooit ziet. We wandelen door de Corso 2 Giugno, dé winkelstraat van Senigallia. Terwijl de vrouwen zich in de ene of de andere kledingzaak ‘terugtrekken’, blijf ik met Roberto op een kruispunt de va et vient observeren. Op de hoek zit een straatmuzikant. De melancholische klanken van zijn accordeon weergalmen tegen de gevels van de huizen en overstemmen het geroezemoes van deze verkeersvrije straat. Ondanks het feit dat we al eind september zijn, loopt iedereen er hier nog altijd dun gekleed bij. Het lijkt wel alsof het hier altíjd zomer is. Toch kunnen de winters hier uitermate guur zijn. Tijdens de maand februari 2012 werd de hele regio met een dik sneeuwtapijt bedekt!
39
Ik volg Roberto die zoals gewoonlijk met een ernstige blik en de handen op de rug in elkaar gestrengeld, rustig door de straat wandelt. We bereiken de oever van de Misa en wandelen onder de (in totaal 126) arcaden van de prachtige 18de-eeuwse Portici Ercolami. Ik maak verschillende foto’s van dit fraaie bouwsel. Je kan hier al de zilte lucht van de nabije Adriatische Zee opsnuiven. Op de Piazza Roma staat het mooie 16de-eeuwse Palazzo del Governo. Het bezit een kloeke klokkentoren met horloge. We komen terug op de Piazza del Duca waar we even tot bij de ingang van de indrukwekkende Rocca Roveresca gaan. Op de grasperken, langs weerskanten van de brug die naar de ingang leidt, vinden allerlei spelletjes voor kinderen plaats. De poort van de burcht staat open en we wagen ons eventjes tot op de Cortile Interno. Ik weet niet waarom, maar dit binnenplein heeft iets weg van dat van het Palau Reial in Barcelona. Ik moet denken aan nog een andere ‘binnenkoer’ waar we ooit vluchtig een blik mochten in werpen: het Palazzo Corvaja in Taormina.
Maar dat laatste is Catalaanse gotiek en hier zien we
uitsluitend romaanse bogen… Voor het laatste avondmaal heeft ondergetekende plaatsgenomen achter het fornuis. Ik wil mijn gastheren namelijk een ‘Omelet à la Roger’ aanbieden, zowat de enige keukenprestatie waarmee ik durf pronken. Het is een klassieke ‘eierenkoek’ met zalm of stukjes spek, waarboven ik gewokte groenten en kaas strooi, dat alles op smaak gebracht met kruiden die ik heb meegebracht van de Romeinse Campo dei Fiori. Smakelijk! We klinken op het afscheid. En op ons volgend verblijf in Casa Mattoni, want intussen staat het vast dat we hier ooit terugkomen! De avondrust wordt op akelige wijze verstoord door de verschijning van het Monster van Le Marche... Totaal onaangekondigd duikt het uit de duisternis op. Poepie slaakt een door merg en been snijdende angstkreet die nog seconden lang door het anders zo stille dal weergalmt. In de verte beginnen zelfs enkele honden te blaffen - ge moet niet vragen…
40
Corinaldo, zondag 22 sepember 2013.
Het is 8.30 uur. De gebroeders Bunnens gaan koffiekoeken kopen in Corinaldo. Roberto heeft voor de gelegenheid zijn kleine Fiat Cinquecento van stal gehaald, zo krijg ik de gelegenheid dit charmante Italiaantje ook eens van binnen te bewonderen. Meteen kan de batterij ook wat opladen worden. Het ziet er naar uit dat we alweer een prachtige dag tegemoet gaan. Vanuit het wagentje maak ik een foto van onze op een heuvel gelegen bestemming, met op de voorgrond de door de zuiderse zon getaande linkervoorarm van mijn broer. Om terug naar huis te rijden mag ik achter het stuur plaatsnemen. Het verschil met mijn Hyundai ix35 is natuurlijk groot, maar de Cinquecento doet het voortreffelijk en past perfect in het landschap dat we doorkruisen - als dát geen positieve ingesteldheid is… We ontbijten vandaag met croissants en drie soorten crèmekoeken. Het is ons laatste ontbijt op deze gezegende plek. Dan plaatsen we onze reistassen in de bagageruimte van de Volvo en laten de Casa Mattoni (voorlopig) achter ons.
De saudade begint lichtjes aan mijn
ingewanden te knagen. Op weg naar de luchthaven, houden we halt in Corinaldo om er in bar Chiosco nog een laatste Italiaanse koffie te drinken. Vanaf het terras hebben we uitzicht op de Collegiata di San Francesco, de kerk met de onvoltooide gevel. Ik vraag me af waarom men die in de loop der tijden niet gewoon gevoegd heeft. Bij de ingang van de kerk is er veel volk te been en iedereen loopt er op zijn paasbest bij. Ik zie veel vrouwen met opvallend hoge hakken. We vragen ons af wat hier te doen is. Of is het gewoon de hoogmis die straks begint? We bestellen koffie. Intussen blijf ik de omgeving van de kerk observeren. Er stromen steeds meer mensen toe. Bejaarden worden per auto aangevoerd en door hun familieleden geholpen bij het uitstappen. Bij nader toezien lijken de meesten zich langs de - van hieruit gezien linker zijgevel van de kerk te verzamelen. Wachten ze daar om straks samen het godshuis te betreden? Nadat ik mijn minikoffietje achterovergeslagen heb, kan ik me niet meer houden: ik sta uit mijn stoel op, verlaat het terras en steek de straat over. Langs de overkant meng ik me met de talrijke autochtonen die daar duidelijk op iets staan te wachten, alleen is het me nog altijd niet duidelijk op wát. Ietst verder staan twee ‘officiële’ fotografen - dat leidt ik af uit de indrukwekkende fotoapparatuur die ze met zich mee torsen. Ik zie nu ook dat zich links 41
van de kerk inderdaad een heuse processie aan het vormen is. Vooraan staan een priester in vol ornaat met zijn twee koorknaapjes. De man draagt een lange stok met bovenaan een kruis. Bij nader toezien blijken de ‘koorknaapjes’ twee … ‘koormeisjes’ te zijn, ik schat ze hoogstens tien jaar oud. Ze torsen elk een enorme kaars met zich mee. Dan komt ineens een jonge priester aangehold: ‘Via, via, per favore, via via!’ (‘Uit de weg, alsjeblief!’), roept hij opdringerig tot de mensen die bij de ingang van de kerk samengetroept staan. En inderdaad, kort daarop zet de stoet zich eindelijk in beweging. Ik kom ogen tekort. Alle deelnemers zijn poepchic uitgedost. Ik zie opvallend veel jonge mensen, veel mooie vrouwen ook… Ze zien er allemaal blij gezind uit, niet één loopt er met een bedrukt gezicht bij.
Ik film het
evenement met mijn gsm. Er schijnt geen einde te komen aan de stoet, ik sta er versteld van dat hier nog zoveel jonge gelovigen zijn. Het doet me denken aan de processie die ik op een avond in Palermo gezien heb - dat was in november 2004, ter gelegenheid van mijn marathontrip naar de Siciliaanse hoofdstad. Wel duizenden mensen liepen daar toen mee in de optocht. Net wanneer ik wil stoppen met filmen, zie ik dat er nog twee geestelijken aan de staart van de stoet bengelen. Eén van hen draagt een mijter en een staf - dat moet zowaar de bisschop zijn die men hier voor de gelegenheid heeft uitgenodigd. En die kleine met zijn dikke buik is vast de pastoor van Corinaldo. Terwijl ik film, laat ik hen rustig vóór mijn camera defileren en denk bij mezelf: moet je zien hoe die twee hier voorbij wandelen: de lokale zielenherder, waggelend van zwaarlijvigheid, de beide handen rustend op zijn omvangrijke buik, voortdurend taterend tegen zijn veel grotere overste die er geduldig luisterend en met een zalige glimlach bijloopt - het lijkt wel een scène uit een Fellini-film. Terwijl het hele zootje de kerk binnengaat, hou ik het hier voor bekeken en keer terug naar het terras. Maar mijn compagnons zijn intussen opgestaan: het is tijd om naar de luchthaven te rijden. Op de Aeroporto Raffaello Sanzio nemen we afscheid van onze gastheren-gidsenfamilieleden. Ik beloof hun snel werk te maken van mijn reisverslag, maar vertel er (nog) niet bij dat ik casamattoni.be ga vragen om te sponseren ☺ De controle van de bagage loopt een stuk vlotter en vooral vriendelijker dan in Charleroi. We schepen in bij Gate 1 - maar bij nader toezien blijkt deze luchthaven over slechts één gate te beschikken…
42
Zoals gewoonlijk maak ik tijdens de terugvlucht het bilan op van de reis: niets dan positieve vaststellingen. Eerst en vooral was er de perfecte verstandhouding tussen de twee koppels vijf dagen en vijf nachten samen, was voor elk van ons de vuurproef… Welnu, ons samenzijn werd gekenmerkt door rimpelloze vriendschap. Tijdens die korte periode hebben we enorm veel van deze prachtige streek gezien. Nu ja, we hadden dan ook twee ideale gidsen mee, aan wie we carte blanche gegeven hadden, maar die ons in feite niets ‘opgedrongen’ hebben. De enige ‘topper’ die we overgeslagen hebben, is Ascola Piceno. Wegens het relatief korte verblijf in Le Marche, hebben we van die toch lange uitstap afgezien. Zoals ik verwachtte, zijn De Marken op alle gebied de ‘uitlopers’ van Toscane. Je vindt er weliswaar niet de grote cultuursteden, zoals Firenze, Sienna, Volterra en San Gimignano hoewel Urbino daar helemaal niet moet voor onderdoen - maar het landschap is er minstens even mooi en de regio blijft (voorlopig?) gespaard van de nadelen van het massatoerisme. Na deze reis is het in mijn ogen onbegrijpelijk dat de streek zo weinig bekend is bij ons. En tenslotte hadden we tijdens ons verblijf in Le Marche ook de hele tijd de weergoden mee! Deze trip heeft me ook toegelaten een zoveelste stukje toe te voegen aan de puzzel ‘Wereldgeschiedenis’ die ik al sinds meerdere jaren aan het samenstellen ben aan de hand van wat ik tijdens (de voorbereiding van) mijn reizen geleerd heb - ‘wij reizen om te leren’ is in mijn ogen absoluut geen loos begrip! Welnu, het stukje ‘Le Marche’ - met de geschiedenis van (een stukje) Italië, Toscane en de Renaissance, past in die puzzel mooi naast het stukje ‘Geschiedenis van Sicilië’20 - met de Normandische vorsten en hun opvolgers zoals Federico II, het stukje ‘Geschiedenis van Al-Andalus’21 - met de Arabische intelligentsia, en tenslotte het stukje ‘Geschiedenis van Byzantium’22… *** In Charleroi staat Eva ons bij de uitgang van de luchthaven op te wachten. Ook de twee meisjes zijn meegekomen, maar Charlotje is onderweg in slaap gevallen. Het lijkt alsof we hen in weken niet meer gezien hebben! Tijdens de autorit probeer ik me voor te stellen hoe
20
Reis naar Palermo in 2004 en rondreis door Sicilië in 2011… Reizen naar Spanje: Extremadura in 2001 en La Ruta de la Plata in 2010… 22 Reis naar Istanbul in 1998… 21
43
emotioneel het weerzien van Roberto en Teresa met hun kleinzoontje Simon wel moet zijn, na al die lange maanden…
44