nipo het marktonderzoekinstituut Postbus 247 1000 ae Amsterdam Grote Bickersstraat 74 Telefoon (020) 522 54 44 Fax (020) 522 53 33 E-mail
[email protected] Internet http://www.nipo.nl
Rapport
Vaccinaties in Nederland, een vanzelfsprekende zaak. Henk Foekema
A-7510 | 6 april 2001
Alle in dit document vermelde gegevens zijn strikt vertrouwelijk. Publicatie en inzage aan derden, geheel of gedeeltelijk, is zonder toestemming van het nipo beslist niet toegestaan. © nipo Amsterdam | iso 9001_rapned.dot
Inhoud Inleiding
1
1
Het vaccineren
3
2
Beleving van ziektes
6
3
Conclusie
8
Inhoud figuren en tabellen 1
Steekproefopbouw
2
2
Vaccinaties
3
3
Wel of niet vaccineren
4
4
Verwachtingen omtrent vaccin
4
5
Houding t.o.v. vaccins die niet in RVP zijn opgenomen
5
6
Zorgen maken om ziek worden van kind?
6
7
Gehoord van pneumokokken?
7
8
Bekendheid ziektes
7
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001
Inleiding Pneumokokken vormen een gevaar voor jonge kinderen. Ze kunnen leiden tot een viertal ziektes: hersenvliesontsteking, bloedvergiftiging, longontsteking en middenoorontsteking. Het NIPO heeft in opdracht van de pneumokokkenstichting een onderzoek gedaan naar een aantal aspecten die met vaccineren te maken hebben:
De attitude tegenover het vaccineren; De beleving van het risico van het krijgen van een ernstige ziekte;
Hiertoe is in het begin van het jaar 2001 een steekproef van 525 ouders en toekomstige ouders ondervraagd.
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001
Steekproefsamenstelling De opbouw van de steekproef was als volgt:
1 | Steekproefopbouw
% Moeders langer dan 6 maanden zwanger
10
Ouders van babies tot 6 maanden
24
Ouders van babies tussen de 6 en 11 maanden
19
Ouders van babies tussen 12 en 24 maanden
47 100
De vraaggesprekken vonden plaats via Nipo Capi@home: een representatieve database waaruit deze doelgroep eenvoudig kon worden getrokken. De gesprekken zijn via PC’s afgenomen, waardoor de respondenten de vragen konden invullen op een tijdstip waarop dit hen goed uitkwam. In principe werd degene ondervraagd die zich het meest met vaccinaties bezighield. Wanneer beide partners aangaven zich even vaak hiermee bezig te houden, werd de vader gevraagd om de vragen te beantwoorden.
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001
1
Het vaccineren
Het zal geen verbazing wekken dat praktisch alle kinderen in Nederland één of meer vaccinaties toegediend krijgen. Slechts (of: toch nog) 2% van de babies wordt niet gevaccineerd. De DKTP prik is het meest algemeen, terwijl de BMR-prik en de HIB-prik in de regel na het eerste jaar worden toegediend. In de groep zeer jonge kinderen (in feite dus pasgeboren babies) is een redelijk omvangrijke groep (zo’n 12%) die nog te jong was en daarom nog niet gevaccineerd was, maar waar de ouders het voornemen hebben om binnenkort de eerst vaccinaties aan het kind te laten toedienen:
2 | Vaccinaties
0-6
7-12
12-24
maanden
maanden
maanden
%
%
%
Dktp-prik
83
97
96
Bmr-prik
25
34
87
HIB-prik
61
63
82
Nog te jong
12
0
1
3
1
2
Geen prik gehad
Omdat zoveel kinderen geprikt worden, lijkt het vaccineren van kinderen een zaak die redelijk vanzelf spreekt en waar men van te voren niet al te zeer over nadenkt. Bijna 80% van de ouders ziet vaccinatie inderdaad als een vanzelfsprekende zaak, terwijl nog eens 20% er positief tegenover staat ‘na afweging van alle voors en tegens’. Dit laatste zal ongetwijfeld iets te hoog zijn ingeschat omdat een respondent nu eenmaal niet graag toegeeft dat hij belangrijke zaken als vanzelfsprekend afhandelt. Voor zeer kleine minderheid (1%) is vaccineren gewoon niet aan de orde en 2% komt tot de beslissing niet te vaccineren na het afwegen van de voor- en nadelen.
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001
3 | Wel of niet vaccineren
0-6
7-12
12-24
Zwanger
maanden
maanden
maanden
Totaal
%
%
%
%
%
Vanzelfsprekend
88
69
77
80
78
Wel, na afweging
12
27
22
18
20
Niet, na afweging
0
3
0
2
2
Principieel niet
0
1
1
1
0
___
___
___
___
___
100
100
100
100
100
Er zijn nog enige regionale verschillen aan te wijzen: in het noorden van het land lijkt vaccinatie nóg vanzelfsprekender dan elders: 89% van de ouders geeft deze kwalificatie.
4 | Verwachtingen omtrent vaccin
100% 90%
6 14
80% 47
70%
Grote zekerheid geen ziekte
60% 50%
100% zekerheid geen ziekte
Kans op ziekte wordt gehalveerd 79
Kans op ziekte neemt af met minder dan de helft
40% 34
30%
Helemaal geen vertrouwen
20% 10% 0%
5 6 1
1 1 Vaccinatie
8 Griepprik
Bron: NIPO, 2001
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001
Het feit dat de DTKP-, de BMR- en de HIB-prik onderdeel uitmaken van het Rijks Vaccinatie Programma (RVP) leidt tot een groot vertrouwen in deze vaccins.
5 | Houding t.o.v. vaccins die niet in RVP zijn opgenomen
Alleen indien echt nodig
35
Geen idee, ik ken ze niet, wil eerst meer weten
33
Overbodig
12
Kinderen moeten zelf weerstand opbouwen
10
Voor bepaalde landen
9
Alleen voor levensbedreigende ziektes
8
Prima, uitstekend
7 0
5
10
15
20
25
30
35
40 %
Bron: NIPO, 2001
Uit het bovenstaande is duidelijk dat de ouders eerst informatie moeten krijgen toegediend, wil een groot deel van hen in principe positief staan tegenover vaccinaties die het RVP aanvullen. Het blijkt nu dat met name de huisarts hier een geweldig belangrijke rol bij speelt. Wanneer hij de ouders adviseert om een aanvullende vaccinatie aan het kind te laten toedienen, wordt het nut van een dergelijk vaccin door het overgrote deel van de ouders geloofd. Dit geldt ook wanneer de overheid het zou aanbevelen, maar waarschijnlijk verwacht men dan tevens dat het vergoed zal worden door de ziektekostenverzekering. Toch is het opvallend dat een belangrijk deel van de ouders (zo’n 41%) aangeeft dat een vaccin niet per se in het RVP opgenomen hoeft te zijn, wil men toch aan het nut geloven. Sterker nog: de meerderheid van de ouders is ervan overtuigd dat er heel goed nuttige vaccins kunnen bestaan die niet in het RVP zijn opgenomen.
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001
2
Beleving van ziektes
In het voorgaande is stilgestaan bij de beleving van vaccinaties, maar evenzeer is het belangrijk hoe groot men de kans op het krijgen van een ernstige ziekte opvat. De meeste ouders staan zo nu en dan stil bij de mogelijkheid dat een kind ernstig ziek kan worden en een minderheid denkt er haast nooit aan. Vrouwen lijken zich wat vaker zorgen te maken dan mannen:
6 | Zorgen maken om ziek worden van kind?
Regelmatig bang dat mijn kind een ernstige ziekte krijgt
vaders
moeders
%
%
3
4
Wel eens bang dat mijn kind een ernstige ziekte krijgt
53
63
Denk er haast nooit aan dat mijn kind een ernstige ziekte kan krijgen
44
33
De belangrijkste ernstige ziekte waar men aan denkt is dan zonder meer hersenvliesontsteking: de meerderheid noemt (wanneer ze drie ernstige kinderziekten mogen noemen die kleine kinderen kunnen krijgen) deze ziekte; kanker of een tumor komt duidelijk op de tweede plaats.
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001
7 | Gehoord van pneumokokken?
0-6
7-12
12-24
Zwanger
maanden
maanden
maanden
Totaal
%
%
%
%
%
Wel van gehoord
35
42
51
43
44
Niet van gehoord
65
58
43
57
56
____
____
____
____
____
100
100
100
100
100
Veel ouders blijken de ziektes hersenvliesontsteking, bloedvergiftiging, longontsteking en middenoorontsteking van nabij te kennen (dat wil zeggen bij familie, vrienden of in de buurt). Opvallend is dat – hoewel hersenvliesontsteking absoluut gezien niet zo vaak voorkomt – toch nog 18% van de ouders zegt enigszins van nabij hierover te hebben vernomen. Voor middenoorontsteking geldt een percentage van 42%:
8 | Bekendheid ziektes
Vaders hersenvliesontsteking bloedvergiftiging
Moeders
Totaal
%
%
%
15
19
18
5
8
7
longontsteking
23
33
30
middenoorontsteking
34
46
42
GEEN van deze
48
37
40
____
____
____
126
143
138
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001
3
Conclusie
Kort samengevat kunnen de volgende conclusies uit het onderzoek naar vaccinaties in Nederland getrokken worden: In Nederland krijgen praktisch alle kinderen één of meer vaccinaties toegediend. 2% van de babies wordt niet gevaccineerd. Over de attitude van ouders tegenover het vaccineren kan gezegd worden dat bijna 80% van de ouders vaccinatie als een vanzelfsprekende zaak ziet, terwijl nog eens 20% er positief tegenover staat “na afweging van alle voors en tegens”. De DKTP-prik is het meest algemeen, terwijl de BMR-prik en de HIB-prik in de regel na het eerste levensjaar worden toegediend. Het feit dat de DKTP-, de BMR- en de HIB-prik onderdeel uitmaken van het Rijks Vaccinatie Programma (RVP) leidt tot een groot vertrouwen in deze vaccins. Om ook positief tegenover vaccinaties te staan die het RVP aanvullen, moeten ouders eerst informatie krijgen toegediend over de vaccins. Vooral de huisarts speelt in deze informatievoorziening een belangrijke rol. Toch geeft een groot aantal ouders (zo’n 41%) aan dat een vaccin niet perse in het RVP opgenomen hoeft te zijn, wil men toch aan het nut geloven. Wat de beleving van het risico van het krijgen van een ernstige ziekte betreft kan gezegd worden dat de meeste ouders zo nu en dan stil staan bij de mogelijkheid dat een kind ernstig ziek kan worden. Vrouwen lijken zich hierover wat vaker zorgen te maken dan mannen. De belangrijkste ernstige ziekte waar men aan denkt is zonder meer hersenvliesontsteking. Kanker of een tumor komt duidelijk op de tweede plaats. Ondanks dat hersenvliesonsteking niet zo vaak voorkomt, zegt zo’n 18% van de ouders enigszins van nabij hierover te hebben vernomen. Voor middenoorontsteking geldt een percentage van 42%.
A-7510 | Kansen voor Prevenar mits de huisarts positief is | © nipo Amsterdam | 6 april 2001