Understanding the Varieties of Green-driven Growth. Cities and Renewable Energy in the Global South U. Mans
Samenvatting
Dit proefschrift heeft zijn oorsprong in de wens bij te dragen aan de academische discussie over twee belangrijke trends: urbanisatie en duurzaamheid. De eerste trend verwijst naar het toenemende belang van steden, een ontwikkeling die een kritische mijlpaal bereikte in 2010. In dat jaar woonde 50 procent van de wereldbevolking in steden. Volgens de VN zal dit aandeel toenemen tot 67 procent in 2050. Deze transitie zal met name voelbaar zijn in het mondiale Zuiden: het aantal stadsbewoners in ontwikkelingslanden zal naar verwachting significant toenemen in de komende decennia. De meest urgente sociale uitdagingen zullen opdoemen in steden buiten Europa en buiten de OESO. Als we willen begrijpen hoe samenlevingen veranderen door urbanisatie, moeten we daarom de context van middelgrote Zuidelijke steden, waar demografische en economische groei zich het snelst voltrekt, als uitgangspunt nemen. De tweede trend kan worden beschreven als een toenemende belangstelling voor het ontwikkelen van meer duurzame manieren van samenleven. Het groeiend bewustzijn van dreigende schaarste in termen van water, energie, voedsel en andere hulpbronnen, gekoppeld aan de verwachte consequenties van verdergaande klimaatverandering, hebben geleid tot een mondiale roep om meer duurzaamheid. Daardoor is er onder sociale wetenschappers veel belangstelling voor de bestuurlijke uitdagingen die ten grondslag liggen aan sociale transitieprocessen. Verschillende aspecten van duurzaamheidstransities zijn toenemend onderwerp van onderzoek; en de toekomst van energie krijgt daarbij bijzondere aandacht. Veel van dit werk concentreert zich echter op bestaande energiesystemen in de geïndustrialiseerde landen; energietransities in het mondiale Zuiden blijven in het algemeen buiten beschouwing. Dit is een belangrijke ommissie. Omdat mondiale duurzaamheid steeds meer een kwestie wordt van stedelijke duurzaamheid in ontwikkelingslanden, roepen urbanisatie en duurzaamheidstransities om een gecombineerde onderzoeksagenda. De toekomstige energievoorziening vraagt hierbij bijzondere aandacht. Als de huidige trends doorzetten, zullen meer stedelijke agglomeraties een groeiend aantal stedelingen van energie moeten voorzien, zij het voor industriële productie, huishoudens of transport. Deze studie wil daarom een bijdrage leveren aan het begrijpen van de dynamiek van duurzame energietransities in de context van steden in het mondiale Zuiden. De wetenschappelijke relevantie van deze studie is gelegen in de noodzaak om perspectieven uit ontwikkelingsstudies toe te voegen aan het veld van economische geografie aan de ene kant en de literatuur over duurzaamheidstransities aan de andere. Economische geografie, het discours over world city networks in het bijzonder, heeft tot nog nu weinig aandacht gehad voor de manier waarop steden in het mondiale Zuiden geïntegreerd zijn in internationale bedrijfsnetwerken. London, Tokyo en New York domineren de huidige ranglijsten van top-steden en aanverwante onderzoeksprojecten. Steden in het mondiale Zuiden blijven buiten het gezichtsveld van de meeste onderzoeken. Het discours over duurzaamheidstransitie, dat een meer recent onderzoeksterrein is, heeft eenzelfde hiaat wat betreft de
aandacht voor ontwikkelingslanden. Low-carbon initiatieven in OESO steden zijn een gangbaar onderzoeksonderwerp geworden, terwijl steden in het mondiale Zuiden aan de zijlijn van wetenschappelijke belangstelling blijven. In deze studie ga ik daarom dieper in op de rol van hernieuwbare energie in middelgrote steden in het mondiale Zuiden – dit zijn steden waar de energiebehoefte naar verwachting bijzonder snel zal groeien. De centrale onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: wat is de rol van steden in het mondiale Zuiden bij het vormgeven van lokale economische ontwikkeling, in de context van een toenemend aandeel van duurzame energie in de mondiale economie? Deze dissertatie bestaat uit vijf onderling samenhangende artikelen. Twee daarvan zijn gepubliceerd in toonaangevende tijdschriften, twee artikelen zijn ingediend en een artikel is gepubliceerd in een boek. Elk van de vijf artikelen neemt een onderwerp onder de loep dat gerelateerd is aan de theoretische discussie binnen de economische geografie of binnen de literatuur over duurzaamheidstransities. Artikelen 1 en 2 vallen binnen het discours van de economische geografie en onderzoeken de stad als knooppunt binnen een mondiaal bedrijvennetwerk. Artikel 3 kijkt naar de politieke en economische manoevreerruimte voor een stad en introduceert het centrale idee van greendriven-growth. Artikelen 4 en 5 zijn gerelateerd aan het discours over duurzaamheidstransities. De verhaallijn is als volgt opgebouwd. Het eerste artikel is methodologisch van aard. Het maakt gebruik van het concept van peer cities om te komen tot een meer adequate analyse van het zogenaamde world city network. Het belangrijkste argument in dit artikel is dat de dominante kijk op stedelijke netwerken gekenmerkt is door de nadruk op advanced producer services (APS), zoals mondiale accountantsdiensten en bedrijven die juridisch advies leveren. Een focus op dit soort diensten is niet geschikt om de verbondenheid van steden die niet in OESO landen liggen aan te tonen. Het alternatief is om te kijken naar de eigen kenmerken van steden onafhankelijk van de stedelijke APS ranglijsten, zoals bijvoorbeeld Durban’s maritieme handel die kan worden beschouwd als een lokaal kenmerk dat de stad met de rest van de wereld verbindt. Deze notie wordt een stap verder gebracht in artikel 2, dat de verbindingen tussen soortgelijke steden in India’s hernieuwbare energiesector analyseert. Deze connecties creëren een ander type netwerken en voorzien in een alternatieve analyse. Deze verschilt van de gangbare methodes die zich concentreren op hierarchische interpretaties, zoals bestaande stedenranglijsten. Artikel 3 kijkt naar de ontwikkelingen op het terrein van hernieuwbare energie in een aantal Indiase steden en introduceert een nieuwe nuance in het debat over de groene economie. Het centrale argument is dat er een verschil moet worden gemaakt tussen green-conscious growth aan de ene kant (waar milieuvriendelijke productie centraal staat) en greendriven growth aan de andere kant (waar de productie van milieuvriendelijke producten centraal staat). Artikel 4 bediscussieert het concept van green-driven growth, refererent aan het huidige debat over de groene economie. Het presenteert bevindingen op basis van Kaapstad’s ervaringen met hernieuwbare energie en laat zien hoe de ambitieuze duurzaamheidsvisie van de stad geleidelijk is verschoven van een radicale milieuagenda naar een meer economisch gedreven agenda.
Het laatste artikel 5 kijkt naar green-driven growth vanuit het perspectief van stedelijke netwerken en keert als zodanig terug naar het world city network thema van artikelen 1 en 2. Op basis van een studie naar het duurzaamheidsbeleid in Marokko en Zuid Afrika voegt het een empirische onderbouwing toe aan de stelling dat een ‘varieties of glocalisation’ benadering kan helpen een beter zicht te genereren op de onderliggende dynamiek van green-driven growth. Het artikel presenteert een analyse van de geografische spreiding van kantoorlocaties in internationale bedrijvennetwerken, die betrokken zijn bij de nationale aanbestedingsprocessen voor hernieuwbare energie. Gebaseerd op mijn bevindingen beargumenteer ik dat green-driven growth in steden in het mondiale Zuiden gezien moet worden als een context-specifieke ontwikkeling die de politieke en economische positie van een stad vis-à-vis de nationale beleidsagenda en het mondiale bedrijvennetwerk reflecteert. Hierbij moet de stad begrepen worden in haar pro-actieve en passieve rol. Artikelen 1 en 2 laten zien dat bedrijven keuzes maken ten aanzien van internationale kantoorlocaties en daarmee verbanden leggen tussen steden – dit benadrukt de passieve rol van steden aan de ontvangende kant van besluitvorming in de mondiale economie. Tegelijkertijd kunnen stedelijke autoriteiten nationale strategieën beïnvloeden en specifieke industriële ontwikkelingen faciliteren. In het geval van hernieuwbare energie claimen steden in toenemende mate het mandaat over een duurzaamheidsagenda. Dit herbergt het potentieel in zich om bedrijvigheid op het terrein van hernieuwbare energie aan te trekken voor de stad. Stedelijke autoriteiten hebben daarom een zekere mate van vrijheid om te besluiten welke ontwikkelingen op het terrein van hernieuwbare energie ze willen omarmen (artikel 3). In artikel 4 kijk ik naar de rol van de stad als een bestuurlijke laag binnen de nationale bestuursstructuur en spanningsveld tussen lokale overheid, provincie en nationale instituties ten aanzien van de notie van ‘groene economie’. Van belang is dat de nationale autoriteiten verreweg de meeste verantwoordelijkheden hebben voor het energiesysteem. De casussen van Kaapstad (artikelen 4 en 5) en Casablanca (artikel 5) laten de varianten zien van bovenstande in verschillende nationale contexten. Deze observaties leiden tot een heuristisch kader voor green-driven growth, dat vijf aspecten van stedelijke vraagstukken samenbrengt. Ten eerste beïnvloedt de nationale context de wijze waarop stedelijke autoriteiten kunnen opereren, hoeveel vrijheid zij kunnen claimen en welke beleidsagenda verandering teweeg kan brengen. Ten tweede werkt de mondiale context als een externe kracht die invloed heeft op de positie van een stad als bedrijfslocatie. Ten derde kan de stad beslissen in hoeverre zij haar beleidsruimte als politieke of economische actor inzet. Pro-actieve stedelijke overheden investeren tijd en middelen in het creëren van lokale en internationale netwerken, passieve steden doen dat niet of minder. Het opbouwen van een specifieke bedrijfshub is één voorbeeld van een manier waarop een stad meer kan zijn dan simpelweg een ‘ontvanger’ van het strategisch locatiebeleid van het bedrijfsleven. De stad kan zo invloed uitoefenen op de manier waarop nationaal beleid en bedrijvennetwerken lokale economische ontwikkeling stimuleren. Hierbij moet ook de nationale beleidsomgeving in ogenschouw genomen worden. Ten vierde is green-driven growth afhankelijk van
de hybride arrangementen tussen verschillende spelers op verschillende niveaus. Nationale fondsen kunnen bijvoorbeeld belangrijk zijn voor de financiering van een windmolenpark (Cape Town); een stedelijke bedrijfshub elders in het land kan ervoor zorgen dat een stad niet met gelijksoortige steden kan concurreren (Casablanca). Hoe meer de hernieuwbare energiesector groeit en over internationale grenzen heen vernetwerkt is, hoe complexer deze arrangementen zijn. Deze vier aspecten geven op hun beurt het vijfde aspect vorm, dat ik urban imaginaries noem. Deze urban imaginaries staan voor de politieke visie die social-economische verandering in het veld van stedelijke duurzaamheid aandrijft. Ze vormen een belangrijk element in het begrijpen van de manier waarop stedelijke autoriteiten handelen in een wereld die in toenemende mate onderling verbonden is, waarin kennisoverdracht snel gaat en waar stedelijk beleid gemakkelijk kan ‘reizen’ om elders te worden toegepast. Dit heuristische kader kan worden toegepast om te begrijpen hoe green-driven growth in een specifieke locatie tot stand komt. Het is met name nuttig voor wetenschappers die zich bezighouden met internationale ontwikkelingsstudies omdat het aandacht geeft aan specifieke arrangementen in een Zuidelijke context. De toekomstige ontwikkelingen op het terrein van hernieuwbare energie, van de groene
economie
in
het
algemeen
en
de
hieruit
voortvloeiende
consequenties
voor
duurzaamheidsbeleid zullen verre van homogeen zijn. Afhankelijk van de context kan duurzaamheid – en duurzame energie in het bijzonder – verschillende vormen aannemen in uiteenlopende delen van de wereld. Omdat hernieuwbaar energiebeleid wereldwijd nog in de kinderschoenen staat levert deze dissertatie een tijdige bijdrage aan het debat. Toekomstige studies kunnen nieuwe inzichten toevoegen aan de manier waarop urban imaginaries interacteren met de nationale politiek en de mondiale economie; en de mate waarin deze afhangen van hybride arrangementen tussen en over bestuurslagen heen. De notie van varieties of green-driven growth biedt een mogelijke richtlijn voor het samen brengen van economische geografie en de transitieliteratuur.