Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland Krimpenerwaard 2010 - 2013
Stolwijk, juli 2010
Voorwoord In het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied 2007-2013 heeft de provincie Zuid Holland een Deelprogramma Vitaal Platteland opgenomen. Voor vijf door provincie als prioritair aangemerkte gebieden wordt dit uitgewerkt in een Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland. Voor de Krimpenerwaard – een van die gebieden - is dit verbonden met het Veenweidepact, in het bijzonder met de verbreding en versterking van economische dragers van het platteland. De provincie heeft in de zomer van 2009 aan de Strategiegroep Veenweidepact voorgesteld een Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland Krimpenerwaard op te stellen in samenspraak met de belangrijkste belanghebbenden. Binnen de Strategiegroep is afgesproken hiertoe een werkgroep in te stellen. Augustus 2009 is de werkgroep gestart, onder leiding van Strategiegroeplid Bart Crouwers, tevens voorzitter van de Plaatselijke Groep Krimpenerwaard. Een concept versie van dit uitvoeringsprogramma is tijdens een bijeenkomst op 15 maart 2010 besproken met vertegenwoordigers van gebiedspartijen. De uitkomsten zijn verwerkt in deze versie. Het Uitvoeringsprogramma kent vier deelprogramma’s. Daarmee heeft de werkgroep enerzijds gekozen voor de belangrijkste aandachtsgebieden en anderzijds aangeven welke aanvullingen van belang zijn op de overige programma’s, plannen en activiteiten binnen de Krimpenerwaard. De werkgroep is van mening dat dit programma in de periode 2010-2013, in samenhang met die overige programma’s, een impuls kan geven aan het versterken van de vitaliteit en leefbaarheid van de Krimpenerwaard.
Bart Crouwers, voorzitter Werkgroep Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland
2
Inhoud
1. Uitdagingen voor de Krimpenerwaard
4
2. Doelstellingen
8
3. Kaders, tijdshorizon, geografische dekking en ambitieniveau 9 4. Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland 2010-2013
11
5. Organisatie van de uitvoering
16
6. Investeringplan en financiële dekking
19
Bijlage 1: samenstelling werkgroep Bijlage 2: deelnemers bijeenkomst 15 maart 2010
3
1. Uitdagingen voor de Krimpenerwaard Krimp, vergrijzing en ontgroening In de Krimpenerwaard zal de komende vijftien jaar de bevolking met ruim 3% afnemen, in tegenstelling tot de totale bevolking in de provincie Zuid-Holland, die in dezelfde periode naar verwachting met meer dan 4% zal toenemen. Het aantal 65-plussers in de Krimpenerwaard zal de komende decennia sterk toenemen, maar minder sterk dan in de provincie of landelijk. Het aantal jongeren (0-19 jr) en bewoners in de leeftijdscategorie 20-64 jr zal in de Krimpenerwaard echter onevenredig sterk afnemen. De bevolkingsafname in de Krimpenerwaard is dus vooral het gevolg van ontgroening. Tabel 1: bevolkingsamenstelling Krimpenerwaard 2009 0-19 jaar Nr.
20-64 jaar
Aandeel
Nr.
65 jaar en ouder
Aandeel
Nr.
totaal
Aandeel
Bergambacht
2601
26,9
5528
57,1
1544
16,0
9.673
Nederlek
3447
24,2
8490
59,5
2323
16,3
14.260
Ouderkerk
2225
27,1
4771
58,0
1229
14,9
8.225
Schoonhoven
3018
24,8
7365
60,5
1795
14,7
12.178
Vlist
2577
26,5
5588
57,5
1559
16,0
9.724
13.868
25,7
31.742
58,7
8.450
15,6
54.060
829.086
23,9
2.137.911
K5 Zuid-Holland
61,5 508.690
14,6 3.475.687
Bron: http://pzh.databank.nl Tabel 2: verwachte bevolkingssamenstelling Krimpenerwaard 2025 0-19 jaar Nr.
20-64 jaar
Aandeel
Nr.
65 jaar en ouder
Aandeel
Nr.
totaal
Aandeel
Bergambacht
2668
25,7
5319
51,2
2401
23,1
10.388
Nederlek
2443
19,7
7423
59,9
2534
20,4
12.400
Ouderkerk
2137
25,8
4486
54,1
1669
20,1
8.292
Schoonhoven
2751
23,1
6401
53,8
2743
23,1
11.895
Vlist
2235
24,0
4972
53,5
2090
22,5
9.297
12.234
23,4
28.601
54,7
11.437
21,9
52.272
793.158
21,8
2.103.661
K5 Zuid-Holland
57,8 741.346
20,4 3.638.165
Bron: http://pzh.databank.nl
4
Tabel 3: procentuele veranderingen bevolkingssamenstelling Krimpenerwaard 2009-2025 0-19 jaar 20-64 jaar 65 jaar en ouder 2009
2025
%
2009
2025
%
2009
2025
Bergambacht
2601
2668
2,6
5528
5319
-3,8
1544
2401
Nederlek
3447
2443 -29,1
8490
7423 -12,6
-4,0 -8,8
Ouderkerk
2323
2534
9,1
4771
4486
-6,0
1229
1669
35,8
7365
6401 -13,1
1795
2743
52,8
4972 -11,0
1559
2090
34,1
8.450
11.437
35,3
-1,6 508.690 741.346
45,7
2225
2137
Schoonhoven
3018
2751
Vlist
2577
2235 -13,3
5588
13.868
12.234 -11,8
31.742
28.601
2.137.911
2.103.661
K5 Zuid-Holland
829.086 793.158
-4,3
% 55,5
-9,9
Door de trendmatige vergrijzing zal een groter beroep worden gedaan op voorzieningen voor ouderen op het gebied van zorg, vervoer en welzijn. Omdat tegelijkertijd het aantal 20-65 jarigen zowel relatief als in absolute zin afneemt, komt de mantelzorg onder druk te staan. En omdat ook het aantal jongeren (0-19 jaar) terugloopt, wordt het draagvlak voor voorzieningen voor die groep alleen maar kleiner. Doorgaande vergrijzing en de relatief grote mate van ontgroening zullen negatieve gevolgen hebben voor de (economische) vitaliteit en de bestaande sociale netwerken. Er zijn maatregelen nodig om die negatieve gevolgen in elk geval te beperken. Economische ontwikkelingen Landbouw De landbouw, in de vorm van melkveehouderij, drukt sinds eeuwen haar stempel op de Krimpenerwaard en is nog steeds de belangrijkste economische drager en beheerder van het landschap. Het recente rapport van het Landbouw Economische Instituut (LEI) laat zien dat de agrarische sector en aanverwante bedrijvigheid in het Groene Hart ook in economisch opzicht nog 1 de belangrijkste activiteit in het buitengebied is . De uitvoering van het Veenweidepact, maar ook het nieuwe Europese landbouwbeleid, creëren nieuwe kaders en condities voor de bestaande landbouwbedrijven. Een 2460 ha landbouwgrond wordt getransformeerd tot natuurgebied. Voor het noordelijk deel van de Krimpenerwaard betekent dit dat de agrarische bestemming grotendeels komt te vervallen en dat de nieuwe bestemming natuur wordt. In het zuidelijk gedeelte wordt - onder meer door verkaveling - een robuuste agrarische structuur gecreëerd. In het middengedeelte zal de agrarische functie verweven worden met andere functies, zoals natuur- en landschapsbeheer en andere bedrijfsmatige activiteiten onder meer op het terrein van recreatie en toerisme, educatie en zorg. De agrarische sector zal daarnaast duurzamer moeten gaan produceren en bijdragen aan vermindering van de uitstoot van broeikasgassen c.q. aan de productie van duurzame energie. De vermindering van Europese subsidies betekent dat de sector meer zal moeten inspelen op marktontwikkelingen en rekening moet houden met sterker schommelende melkprijzen, zoals in de afgelopen jaren al gebleken is.
1
Boeren in het Groene Hart. Kansen voor het agro-cluster – T. Vogelzang et.al. (LEI, 2009)
5
De schaalvergroting van de landbouwbedrijven zal zich mede om die redenen voortzetten. Ook de komende decennia zal het aantal landbouwbedrijven daarom verder afnemen en zullen meer agrarische bedrijfsgebouwen vrijkomen. Recreatie en toerisme De Krimpenerwaard is vanwege het landschappelijke karakter geschikt voor extensieve en op natuur en landschap gerichte vormen van recreatie. De aanwezige cultuurhistorische artefacten (kavelpatronen, boerderijlinten en oude kernen) dragen ook bij aan de aantrekkelijkheid van het gebied. De nabijheid van een (groot)stedelijke omgeving biedt potenties om recreatie en toerisme verder te ontwikkelen. Niettemin blijft het aanbod nog beperkt en versnipperd. Een gezamenlijke en samenhangende promotie van de Krimpenerwaard komt nog onvoldoende van de grond. Ook de ontsluiting en toegankelijkheid kunnen beter. Het Integraal Inrichtingsplan Veenweidepact en het plan van het Natuur- en Recreatieschap om het gebied middels ‘poorten’ te ontsluiten in combinatie met verbeterde routestructuren, zou een belangrijke impuls aan de recreatieve ontwikkelingen kunnen geven. Witte vlekken in dit beleid zijn kleinschalige horeca voorzieningen in het buitengebied (waar wandelaars en fietsers om vragen) en het ontwikkelen van passende vormen van waterrecreatie. Overige bedrijvigheid Door de schaalvergroting en herstructurering in de landbouw zullen veel agrarische bedrijfsgebouwen vrij komen. Een deel van de agrariërs zal er voor kiezen om te verbreden door het ontwikkelen van nieuwe activiteiten (recreatie, zorg, enz.) of om te schakelen naar een nieuwe, niet-agrarische bedrijvigheid. Het is onzeker of er voldoende andere ondernemers zullen zijn om de vrijkomende agrarische gebouwen een nieuwe economische toekomst te geven. Door de Lokale Groep Vernieuwend Ondernemerschap is in 2008 de Regeling Vernieuwend Ondernemen opgesteld die in de nieuwe bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten is (of zal worden) opgenomen. Maar daarmee is die planologische ruimte om nieuwe, kleinschalige bedrijvigheid te ontwikkelen nog niet benut. En het is ook nog niet zeker of die bedrijvigheid emplooi biedt aan bevolkingsgroep (25-45) die we graag aan het gebied willen binden. Het ontbreekt met andere woorden nog aan een gericht stimuleringsbeleid. Erfgoed De Krimpenerwaard beschikt in ruime mate over natuurlijk en cultureel erfgoed (zowel groen, blauw als rood). Naast het karakteristieke slagenlandschap en de kenmerkende verkavelingpatronen, telt de streek meer dan 200 Rijksmonumenten en een minstens even groot aantal gemeentelijke monumenten. Echter, veel erfgoedelementen kennen geen enkele wettelijke bescherming en dreigen op termijn verloren te gaan. Ook de grote, geplande ingrepen in het landschap ten behoeve van natuurontwikkeling en versterking van de landbouwstructuur kunnen een bedreiging vormen . Verder is in het Uitvoeringsprogramma Recreatie en Toerisme van de K5 geconstateerd dat het nog ontbreekt aan overzicht en samenhang in de recreatieve vermarkting van het aanwezige erfgoed.
6
2. Doelstellingen De K5 gemeenten heb in hun reactie op de Provinciale Structuurvisie aangegeven “[dat] het landelijk gebied niet de buffer mag vormen voor het stedelijk gebied, waarvoor het landschap in stand moet worden gehouden. Het gebied zelf, met de landbouw als drager van het landelijk gebied, zorgt voor de instandhouding van het gebied, waardoor de ruimtelijke kwaliteiten van het landschap behouden blijven. Het vitaal houden van het landelijk gebied is dus niet los te zien van het vitaal houden van de kernen”. Het gaat dus niet om een vitaal landschap, maar om de vitaliteit van de Krimpenerwaard als gebied om te wonen en te werken. De sociaal-economische vitaliteit 2 van de Krimpenerwaard is een noodzakelijke voorwaarde voor het behoud van het landschap . Op basis van dit uitgangspunt en de in de vorige paragraaf geschetste uitdagingen zijn vier doelstellingen geformuleerd voor het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland Krimpenerwaard: 1. Beperken van de ontgroening 2. Stimuleren van nieuwe economische ontwikkelingen in het buitengebied 3. Bevorderen van recreatie en toerisme passend bij de condities en kwaliteiten van de streek 4. Behoud, versterking en vermarkting van het natuurlijk, landschappelijk en cultureel erfgoed.
2
Zie zienswijze op ontwerp provinciale structuurvisie van de K5, dd. 6 januari 2010
7
3. Kaders, tijdhorizon, geografische dekking en ambitieniveau Kaders Het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland is niet het enige programma dat bij zal dragen aan het vitaal maken en houden van de Krimpenerwaard. In de afgelopen jaren is een aantal beleidsnota’s en uitvoeringsprogramma’s verschenen van de K5, de afzonderlijke gemeenten, het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard en de provincie, die kader vormen voor het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland. Het Uitvoeringsprogramma geeft invulling aan witte plekken, verbindt en werkt aanvullend op activiteiten die door betrokken overheden in gang gezet zijn of gaan worden. De werkgroep vindt het belangrijk om een verbinding maken met lokaal beleid. Naast het Provinciaal Meerjarenprogramma, het Integraal Inrichtingsplan Veenweidepact en de Visie Vernieuwend Ondernemen zijn de volgende plannen geïdentificeerd die relevant zijn voor het Uitvoeringsprogramma: - Watergebiedsplan Veenweidepact van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard - Structuurvisie K5 - Visie Recreatie in de Krimpenerwaard van het Natuur- en Recreatieschap Krimpenerwaard - Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Groene Hart - Het Uitvoeringsprogramma Recreatie en Toerisme K5 - Leefbaarheidplan K5 - Economische visie K5 - Woonvisie K5 - Lokale Ontwikkelingsstrategie Krimpenerwaard 2007-2013 in het kader van POP2 van de Plaatselijke Groene Krimpenerwaard - Pact van Savelberg3. Tijdhorizon Het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland moet gezien de doelstellingen een lange termijn perspectief hebben. Om de uitvoering hanteerbaar te houden en te kunnen sturen op tussentijdse resultaten, wordt allereerst een programma opgesteld voor de periode 2010-2013. Deze tijdhorizon loopt parallel met het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied en met POP2. Geografische afbakening Het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland wordt uitgevoerd binnen het werkgebied van de K5gemeenten. De focus ligt daarbij op het platteland in enge zin, d.w.z. het buitengebied. Per thema en project zal bekeken worden of het effectief is de kernen hierin ook te betrekken. Daar waar nodig en zinvol zullen ook de gemeentes Gouda en Krimpen aan den IJssel op projectniveau bij het programma betrokken worden. Verder is er een kleine geografische overlap met het Uitvoeringsprogramma recreatie en Vitaal Platteland Gouwe-Wiericke in het noordelijk deel van de gemeente Vlist. Via het ISMH zal hierover afstemming plaatsvinden. Ambitieniveau De in hoofdstuk 2 geformuleerde doelstellingen zijn ambitieus. Het gaat om een gebiedsbrede en integrale aanpak, die aanvullend op de genoemde lokale en provinciale beleidsdoelstellingen moet gaan werken. Het is ook een proces van lange adem; met name activiteiten gericht op het
3
Het Pact van Savelberg wordt momenteel geactualiseerd. De reikwijdte zal verbreed worden op basis van het concept ‘vitale regio’ en ook betrekking hebben op economische dragers en het onderwijs. In die zin sluit dit aan bij het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland.
8
beperken van het proces van ontgroening zullen pas op langere termijn hun vruchten af gaan werpen. De doelstellingen zullen niet volledig binnen de bovengenoemde tijdshorizon (2013), gerealiseerd kunnen worden. De startperiode kan gebruikt worden om een extra impuls aan gewenste ontwikkelingen te geven en een proces van gebiedsbrede samenwerking tussen publieke en private partijen op gang te brengen en te verankeren. Proces en tastbare resultaten bieden vervolgens de basis om de ambities op langere termijn (verder) te verwezenlijken. Gedurende de uitvoering van het programma dient daarom een vervolgtraject ontwikkeld te worden, zodat in 2014 een doorstart gemaakt kan worden.
9
4. Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland 2010-2013 Voorgesteld wordt om binnen de aangegeven kaders bij te dragen aan realisatie van genoemde doelstellingen door in de komende periode (2010-2013) vier deelprogramma’s uit te voeren: 1. Beleefbaar Buiten Dit deelprogramma richt zich op het bieden van voorzieningen gericht op de eigen inwoners. Ambities is de jongeren aan de streek te binden, maar ook voor bewoners die (vanwege studie of baan voor de grote stad hebben gekozen) terugkeer aantrekkelijk te maken. Het gaat er om de Krimpenerwaard aantrekkelijker te maken met de ontwikkeling van voorzieningen voor sport, spel, educatie en vrije tijd. En binnen en buiten de streek die aantrekkelijkheid onder de aandacht te brengen. Jongeren moeten we nog meer dan nu betrekken bij ontwikkelingen in hun omgeving en sociale netwerken ontwikkelen of versterken. Voorzover het gaat om het bieden van nieuwe of instandhouden van bestaande voorzieningen, is de beperking tot het buitengebied niet houdbaar en niet zinvol. Doorgaans zijn de kernen immers de locaties voor die voorzieningen. De initiatieven die binnen dit deelprogramma moeten worden gestimuleerd zijn: - Communicatiecampagne om de Krimpenerwaard in omliggende gebieden bij starters te promoten als aantrekkelijk vestigingsgebied - Realisatie van sport-, spel en vrije tijdsvoorzieningen in het buitengebied: b.v. ommetjes voor wandelaars, hardlopers, fietsers, natuurspeeltuinen, educatieboerderijen, e.d. - Realisatie van voorzieningen in het buitengebied en/of in de kernen om werkgelegenheid en arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen: b.v. kinderopvang, collectieve thuiswerkplekken en nieuwe, kleinschalige, passende bedrijvigheid in Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen. - Ontwikkeling van gebiedsbeleving arrangementen voor jongeren en jonge gezinnen - Projecten om jongeren in te schakelen bij evenementen en ontwikkelingen in het buitengebied. 2. Buiten(gewoon) Ondernemen Dit deelprogramma richt zich op het ondersteunen van startende bedrijven en het stimuleren van innovatieve en kennisintensieve bedrijvigheid in het buitengebied die past bij de kwaliteiten van het gebied. Eigenlijk is het een vervolg op het project Vernieuwend Ondernemen, gericht op het feitelijk benutten van de planologische ruimte die al is gecreëerd, voor agrarische maar ook voor niet-agrarische bedrijvigheid. De beperking tot het buitengebied is in dit onderdeel vanzelfsprekend, omdat in de kernen immers voldoende ruimte is voor niet-agarische bedrijvigheid. Naast het geven van een impulsen met bijeenkomsten en communicatieprogramma’s, is het zaak begeleiding aan te bieden op het gebied van R.O., bedrijfsplannen, financiering, enz. Hiervoor dient in samenwerking met brancheorganisaties een laagdrempelig loket ontwikkeld te worden. De invulling kan gebeuren naar voorbeeld van het STIPO programma (Stimulering Innovatie Plattelands Ondernemingen), zoals dit al geruime tijd met succes functioneert in de
10
4
Noordelijke provincies . In feite gaat het hierbij om koepelprojecten, één voor de landbouw en één voor het overige bedrijfsleven in het buitengebied, waarbij subsidie kan worden verstrekt op: - het inwinnen van extern advies voor b.v. het maken van bedrijfsplannen of het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek - het plegen van innovatieve investeringen. 3. Bevaarbaar Buiten Er gebeurt al veel op het gebied van recreatie en toerisme in de Krimpenerwaard. En er zijn ook al verschillende visies en plannen ontwikkeld om daar meer samenhang in te brengen en een impuls aan te geven (Natuur- en Recreatieschap, Recreatie en toerisme K5). Met name de waterrecreatie in het buitengebied bevat nog een grote recreatieve en economische potentie. De restauratie van de Stolwijkerschutsluis, waarmee een verbinding met de Hollandse Ijssel wordt gerealiseerd, is in dat opzicht van grote betekenis. Voorwaarde is dat een vorm van waterrecreatie wordt ontwikkeld die past bij het landschap, bij de natuur en bij de agrarische functie. Dit deelprogramma omvat: - Het stimuleren van voorzieningen bij private personen of bedrijven langs routes, b.v. aanlegsteigers, oplaadpunten fluisterboten. Ook dit kan, vergelijkbaar met het bij Buiten(gewoon) ondernemen geformuleerde programma opgezet worden als een koepelproject: eigenaren kunnen op basis van vooraf geformuleerde randvoorwaarden en criteria direct vanuit het koepelproject bediend worden. - stimuleren van voorzieningen en maatregelen om overlast en schade te voorkomen - stimuleren van kleinschalige, natuurvriendelijke vormen van routegebonden waterrecreatie die geen geluids- en milieuoverlast veroorzaken en gestructureerd worden georganiseerd. Om te waarborgen dat de ontwikkeling van waterrecreatie zich inderdaad goed verhoudt met de agrarische functie, zou het initiatief kunnen worden gelegd bij de (aan waterverbindingen gevestigde) agrariërs om routegebonden vormen van vaarrecreatie te ontwikkelen en in de markt te brengen. Onderdeel daarvan is het stellen van heldere randvoorwaarden voor het type toe te laten vaartuigen en het recreatief medegebruik. Dit dient gekoppeld te worden aan een vergunningenstelsel om de handhaving goed te kunnen regelen, zoals dit al functioneert rond de Reeuwijkse Plassen. De aan de vaarroutes gelegen landeigenaren kunnen dit op zich nemen. 4. Beleefbaar Erfgoed Erfgoed is onderdeel van de ‘marktwaarde’ van de Krimpenerwaard. Het gebrek aan politieke prioriteit is daarmee in tegenspraak. Er moet daarom niet alleen bij bewoners, maar ook bij bestuurders en politici meer gedaan worden aan de bewustwording omtrent de waarde, economisch, historisch, cultureel, gebiedsidentiteit, te vergroten. Door de beleving rond erfgoed te vergroten, neemt ook de bewustwording over de waarde en de noodzaak tot behoud toe. Deze bewustwording is nodig, omdat de beleidsinstrumenten om erfgoed te beschermen niet toereikend zijn. Verder is de aanwezige betrokkenheid bij erfgoed versnipperd; er is gebrek aan samenwerking en samenhang in de aanpak en vermarkting van het erfgoed.
4
Zie b.v. http://www.drenthe.nl/platteland/subsidie/stipo-regeling/
11
Voorgesteld wordt met dit deelprogramma aan te sluiten bij de bestaande plannen van alle betrokken partijen, musea, historische verenigingen, Landschapsbeheer, VVV, enz. om te komen tot een gemeenschappelijke aanpak (‘Schatkist van de Krimpenerwaard) als invulling 5 van het betreffende onderdeel uit het Uitvoeringsprogramma Recreatie en Toerisme K5 . Voor de korte termijn betekent dat een urgentieprogramma opgesteld wordt om bronnen die verloren dreigen te gaan, vast te leggen en om ‘rode lijst’ van bedreigd erfgoed op te stellen Voor de langere termijn moet een gezamenlijke, gebiedsbrede aanpak opgezet worden om in combinatie met moderne media en andere gebiedsprogramma’s het erfgoed meer en beter beleefbaar te maken. Onderdeel kan zijn om landschapsgidsen op te leiden. Het programma is gericht zowel op inwoners als op bezoekers. Wat betreft de inwoners (jongeren, maar ook ouderen) is het doel duidelijk te maken dat het erfgoed onderdeel is van de Krimpenerwaardse identiteit. Dit wordt aangevuld met activiteiten en projecten gericht op het stimuleren van aanleg en behoud van historisch verantwoorde en streekeigen erfbeplantingen. Wat betreft de doelgroep bezoekers, moet het programma er toe leiden dat de aanwezige cultuur- en natuurhistorische waarden beter toeristisch-recreatief benut worden (b.v. routes, arrangementen) en geïntegreerd worden in de totale recreatieve en toeristische aanpak.
5
Zie hoofdstuk 6 van het Uitvoeringsprogramma Recreatie & Toerisme K5
12
5. Organisatie van de uitvoering Een Uitvoeringsprogramma vraagt ook om een uitvoeringsorganisatie. De werkgroep ziet drie taken voor die organisatie: 1. Het aanbieden aan initiatiefnemers van begeleiding en ondersteuning bij het uitwerken van initiatieven, het vinden van de juiste partners en het vinden van de financiering (loket- en makelaarsfunctie) 2. Het initiëren van projecten die niet ‘uit het veld’ worden aangedragen, maar wel wezenlijk zijn voor de realisatie van de doelstellingen van het Uitvoeringsprogramma (aanjaagfunctie). 3. Het organiseren van een platform/orgaan dat een integrale afweging maakt t.a.v. de vraag welke projecten financieel ondersteund moeten worden (beoordelings- en selectiefunctie). Het beoordelingsorgaan moet een zo goed mogelijke afspiegeling vormen van betrokken overheden, organisaties en sectoren. Verder moet het orgaan beschikken over een formeel mandaat van de betrokken overheden. Een dergelijke uitvoeringsorganisatie is nauw verwant aan de al functionerende Plaatselijke Groep (PG) Krimpenerwaard. De PG initieert, begeleidt en beoordeelt sinds 2007 aanvragen voor POP-gelden uit hoofde van de LEADER-as en brengt ook adviezen uit aan de provincie over 6 aanvragen die gedaan worden in het kader van as 3 van POP . Het ligt voor de hand om de PG, aanvullend op het huidige mandaat tevens het mandaat te verlenen om te fungeren als uitvoeringsorganisatie voor het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland. Op die manier wordt ook geborgd dat er een integrale afweging plaatsvindt tussen projecten die worden ingediend: sommige zullen beter passen bij de doelstellingen van de Lokale Ontwikkelingsstrategie van de Plaatselijke Groep, andere meer bij het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland. Samenvoeging van POP/LEADER programma en Vitaal Platteland in een werkgroep heeft alleen maar voordelen. Er kan maximale samenhang worden gecreëerd en er zijn meer fondsen beschikbaar om die (samenhangende) doelstellingen te realiseren. Wellicht kan ook voor een andere vorm worden gekozen, zoals die van de Plattelandshuizen in de Achterhoek of in de Kromme Rijn streek. Het is echter niet nodig om daarop vooruit te lopen. Medio 2012-2013 zal blijken wat de beste werkwijze en de beste organisatievorm is. Tot die tijd kan goed worden gewerkt met een programma en een (gecombineerde) werkgroep die nauwe relaties onderhoudt met Strategiegroep Veenweidepact Krimpenerwaard, het K5 Portefeuilleoverleg Ruimte en de afzonderlijke gemeenten.
Toetsingskader Uiteindelijk gaat het er bij het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland om dat er daadwerkelijk projecten worden uitgevoerd die bijdragen aan de geformuleerde doelstellingen. Er moet derhalve een helder en eenduidig toetsingskader worden ontwikkeld, waarmee (i) de kwaliteit en uitvoerbaarheid van projecten kan worden beoordeeld en (ii) vastgesteld kan worden of en in welke mate projecten passen binnen en bijdragen aan de beoogde doelstellingen. Verder geldt, dat een toetsingskader noodzakelijk is, willen het loket en het beoordelingsorgaan hun werk op een effectieve, efficiënte en te legitimeren wijze kunnen vervullen. 6
As 3 van POP omvat de volgende maatregelen: bevorderen van verbrede landbouw, ondersteunen van nieuwe, kleinschalige bedrijven, bevorderen van toerisme en recreatie en het in stand houden van erfgoed.
13
Artikel 93 van de provinciale Subsidieregeling Landelijk Gebied biedt eerste handvatten om projecten in het kader van het Uitvoeringsprogramma te beoordelen. De daarin opgenomen toetsingscriteria zijn:: a) De ligging van het project in een prioritaire gebied (geografische afbakening) b) De mate waarin de activiteit bijdraagt aan de in het provinciale Meerjarenprogramma Landelijk Gebied gedefinieerde doelen en prestaties (doelgerichtheid) c) De mate waarin het projectvoorstel andere activiteiten waaraan vanuit het pMJP wordt bijgedragen, versterkt, zodat een integrale bijdrage wordt geleverd aan de kwaliteit van het landelijk gebied (integraliteit) d) De mate waarin het project het resultaat is van samenwerking tussen overheden, organisaties en bedrijven (samenwerking) e) De mate waarin de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat het project voorziet in een maatschappelijke behoefte (marktgerichtheid) f) De meerwaarde van het project ten opzichte van bestaande projecten (vernieuwing) g) De mate waarin de aanvrager(s) zelf uitdrukken gewicht te hechten aan het project door bereidheid om eigen financiële bijdragen te leveren (omvang eigen financiering) h) De mate waarin het project gereed is voor onmiddellijke realisatie (uitvoeringsgereedheid). Wat betreft het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland Krimpenerwaard wordt voorgesteld bovendien de volgende beoordelingscriteria toe te voegen: i) De mate waarin het project past binnen en bijdraagt aan tenminste één van de genoemde vier deelprogramma’s j) De mate waarin het project een voorbeeldwerking heeft dan wel aantoonbare spin off effecten k) De mate waarin de resultaten in verhouding staan tot de benodigde investeringen l) De algehele kwaliteit van de aanvraag en de aanvrager inzichtelijk is gemaakt m) De mate waarin het project duurzaam levensvatbaar zal zijn. Op basis van deze toetsingscriteria kan de uitvoerings- en beoordelingsorganisatie een selectie uit de aangedragen c.q. geïnitieerde projecten maken en deze aan de provincie voordragen voor subsidiëring.
14
6. Indicatief investeringplan en financiële dekking Geschatte investeringen en financiële dekking 2010 – 2013
Privaat Onderdeel Beleefbaar Buiten
Subonderdeel
Financiering POP PZH
Van Geel
Gem./HHSK
Investeringen
communicatiecampagne realisatie sport- en vrije tijd voorzieningen realisatie horeca voorzieningen buitengebied
50.000 250.000 150.000
0 0 90.000
0 0 0
0 125.000 30.000
0 62.500 15.000
50.000 62.500 15.000
Agrarisch Niet agrarisch
244.000 244.000
144.000 144.000
100.000 100.000
0 0
0 0
0 0
Ontwikkeling routes Voorzieningen langs routes Communicatie
40.000 150.000 30.000
0 90.000 18.000
0 0 0
20.000 30.000 6.000
10.000 15.000 3.000
10.000 15.000 3.000
Urgentieprogramma Schatkist van de KW
50.000 150.000
0 0
0 0
25.000 75.000
12.500 37.500
12.500 37.500
90.000 22.500 15.000 5.000 1.502.500 %
0 0 0 0 498.000 33
0 0 0 0 200.000 13
0 0 0 0 311.000 20
45.000 11.250 7.500 2.500 221.750 15
45.000 11.250 7.500 2.500 271.750 19
Buitengewoon Ondernemen
Deelprogramma Bevaarbaar buiten
Deelprogramma Beleefbaar Erfgoed
‘loket VP’ Gebiedsmakelaar/projectcoördinator Kantoorkosten Communicatie Vergaderkosten Totaal
Indicatief investeringsplan De aangegeven investeringen voor de periode 2010-2013 zijn een inschatting die de werkgroep heeft gedaan op basis van een inventarisatie van bestaande initiatieven en ideeën, aangevuld met ideeën die in de werkgroep zelf naar voren zijn gebracht en besproken. Hoewel in omvang bescheiden, kan hiermee een extra impuls worden gegeven, in het verlengde van het reeds functionerende POP-programma en in samenhang met de uitvoering van het Integraal Inrichtingsplan. De werkgroep is er van overtuigd dat het investeringspotentieel groter is, maar dat beleidsmatige belemmeringen, de huidige economische situatie en de beschikbaarheid van publieke middelen voor dit programma beperkende factoren vormen. Mogelijke dekking De inzet is om met de betrokken publieke partijen (provincie, K5 gemeenten, Natuur- en Recreatieschap en Hoogheemraadschap) op programma niveau afspraken te maken over hun bijdragen aan de financiering van het Uitvoeringsprogramma. Dit houdt in dat deze overheden, na goedkeuring van het Uitvoeringsprogramma hun deel van de financiering op hun begrotingen reserveren voor in te dienen projecten en de financiering van de overheadkosten. Voor de financiering van het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland kan een beroep worden op verschillende financieringsbronnen. In de eerste plaats is dit het POP2 programma, met name de as 3 maatregelen. Het thema Vitaal Platteland is inmiddels ook opgenomen in de provinciale subsidieregeling Landelijk Gebied (artikelen 92 en 93), zodat er ook een basis is voor co-financiering door de provincie. Om een beroep op POP-middelen te kunnen doen, is co-financiering door de gemeenten en/of andere overheden (b.v. Hoogheemraadschap) een vereiste en wel tenminste in dezelfde mate waarin de provincie co-financiert. Verder is de Krimpenerwaard een icoonproject binnen het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Groene Hart. Met de provincie dient bekeken te worden of een deel van de beschikbare middelen uit de Regeling Nationale Landschappen gereserveerd kan worden voor het Uitvoeringsprogramma Vitaal Platteland Krimpenerwaard. De provincie Zuid-Holland heeft daarnaast besloten de zogenaamde motie Van Geel gelden in te zetten in vier gebieden waaronder de Krimpenerwaard. Dit zal worden vastgelegd in de Subsidieregeling Landelijk Gebied als een projectsubsidie voor het versterken van de leefbaarheid en sociaal-economische vitaliteit in het landelijk gebied, bedoeld voor activiteiten die gericht zijn op het bevorderen, starten en ontwikkelen van vormen van ondernemerschap die bijdragen aan het verbeteren van het voorzieningenniveau in het landelijk gebied. Tenslotte zijn er afhankelijk van het soort project nog andere bronnen voorhanden op het gebied van erfgoed, werkgelegenheid (ESF), recreatie en toerisme en vernieuwend ondernemerschap. Uiteraard wordt in het geval van ondernemersinitiatieven verwacht dat de ondernemer(s) in kwestie zelf het grootste deel van de investeringen financieren.
Bijlage 1: samenstelling werkgroep
Bart Crouwers, voorzitter Werner den Hartigh, gemeente Nederlek Mari-Anne Bruinen, gemeente Bergambacht Marjan de Graaf, gemeente Ouderkerk Jannie Kok, gemeente Schoonhoven Henny de Jong, gemeente Vlist Maurice Kruk, Landschapsbeheer Zuid-Holland Jaap Halbersma, provincie Zuid-Holland Floor Cammaert, provincie Zuid-Holland Jan Oostdam, Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard Ben van der Vlist, Fed. Ondernemerskringen Krimpenerwaard Marinus de Vries, Stichting Weidehof Krimpenerwaard Teun van Zoest, Qua Wonen Marinus Rooken, SCHOK Hariëtte Mesland, Zorgberaad Midden-Holland Ton Vonk-Noordegraaf: LTO Noord, afdeling Krimpenerwaard
17
Bijlage 2: Deelnemers discussiebijeenkomst 15 maart 2010 Naam
Organisatie
de heer J. Verhagen
DWLK
de heer K. Dogterom
Snel Communicatie
de heer H. Berkhouwer
Stichting Bloeiend Platteland
de heer B. van der Vlist
FOK
mevrouw T. Wekken
DWLK
de heer J. Dogterom
Gerrichtshauzen en Partners
de heer J. Jager
Initiatiefgroep Veenvaren
mevrouw E. Huizing
Te Voet
de heer J.Vork
Vontin
de heer L. Wigmans
Rabobank Alblasserwaard
de heer W. Boer
DWLK
de heer A. Vonk Noordegraaf
LTO Noord afd. Krimpenerwaard
mevrouw J. Nauta
Steekmuseum Crimpenerhof
de heer A. Scheer
Ondernemerskring Nederlek
mevrouw G. Goudriaan
Krimpenerkunstwaard
de heer G. De Korte
Recron Zuid-Holland
de heer T. van Zoest
Plaatselijke Groep Krimpenerwaard
de heer J. Vente
Gemeente Bergambacht
mevrouw J. van Oostijen
Provincie Zuid-Holland
de heer M. Kruk
Landschapsbeheer Zuid-Holland
de heer H. van der Smit
Adviesgroep Uitvoering
de heer J. Oostdam
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
mevrouw F. Cammaert
Provincie Zuid-Holland
mevrouw J. van der Hee-de Vos
Plaatselijke Groep Krimpenerwaard
mevrouw L. Bartman
Provincie Zuid-Holland
de heer B. Soldaat
Plaatselijke Groep Krimpenerwaard
mevrouw T. Keuzekamp
Natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard
mevrouw M. de Graaf
Gemeente Ouderkerk
de heer J. Halbersma
Provincie Zuid-Holland
de heer B.Crouwers
Gemeente Vlist
De heer R. Kersbergen
Gemeente Vlist
mevrouw H. de Jong
Gemeente Vlist
de heer G. van den Toren
ISMH
de heer M. van der Ven mevrouw H. Mesland
Natuur- en recreatieschap Krimpenerwaard Zorgberaad Midden-Holland
18