Theatergroep Tegenlicht
UIT HET DAGBOEK VAN EEN GEK door NICOLAI GOGOL
vertaald, naar de Franse toneelbewerking van Sylvie Luneau en Roger Coggio door Frank Onnen opnieuw bewerkt door Leo van Herk en Cees Remijn
Première Spel Regie Vormgeving
24 februari 2008 Poprisjtsjin - Guido Hagen Leo van Herk Henk Heijnen
.
1
UIT HET DAGBOEK VAN EEN GEK 1.
3 oktober
2.
4 oktober
3.
11 november
4.
12 november
5.
13 november
6.
3 december
7.
5 december
8.
8 december
9.
het jaar 2000, 43e dag van de aprilmaand
10.
30 fepril
11.
in hetzelfde jaar dat januari na februari viel
12.
datum vergeten
13.
dag zonder datum
2
1.
3 Oktober Ik ben er nu wel zeker van. Niemand, nee niemand heeft hen gehoord. Geen twijfel mogelijk. Ik ben de enige... ongelooflijk... Vandaag... 3 oktober... is me iets uitzonderlijks overkomen. Vanmorgen toen ik net wakker was, riep ik Mavra... en, oh, ongelooflijk, ze kwam binnen om me mijn laarzen te brengen, keurig gepoetst. Ik vroeg hoe laat 't was. Over tienen... Ik heb me vlug aangekleed. Ik was nooit naar het ministerie gegaan, als ik me ook maar één ogenblik had kunnen voorstellen hoe zuur en vies onze afdelingschef zou kijken. Al een hele tijd zegt ie tegen me: "wat gaat er toch allemaal om in die kop van jou? Je loopt maar wat te dazen! Je smijt er met de pet naar". Ik had mijn oude jas en mijn paraplu meegenomen, want het regende pijpenstelen. Niemand op straat. Behalve wat dames, een paar marktkooplui en een handjevol koetsiers. Als man van stand, nòg slechts één andere ambtenaar die zich net als ik ook buiten had gewaagd. Op een kruispunt kreeg ik hem in de smiezen. Vadertje, jij maakt mij niet wijs, zei ik tegen mezelf, dat je naar je werk gaat. Je zit vast achter dat juffertje aan, want je kan je ogen niet van haar afhouden. Want schuinsmarcheerders zijn we allemaal. Ofschoon... wij ambtenaren leggen 't dan toch nog altijd roemloos af tegenover de eerste de beste officier. Terwijl ik zo liep te mijmeren stopte een koets voor de winkel die ik juist passeerde. Ik herkende die koets op slag. Maar dat is de koets van onze directeur. Wat heeft diè nu in zo'n winkel te zoeken? 't Zal dan ook zeker wel zijn dochter wezen. Want wat zou onze directeur nu in zo'n winkel moeten kopen? Ik drukte me tegen de muur. De knecht deed 't portier open van het rijtuig. Ze fladderde naar buiten als een vogeltje. Ze wierp een blik naar rechts, naar links en in één bliksemschicht nam ik haar ogen, haar wenkbrauwen waar ... mijn God...! Ik was verloren, verloren! Waarom gaat ze ook bij zulk hondenweer uit? En zeg nu nòg maar 's dat vrouwen niets om lapjes en stofjes geven. Zij heeft mij gelukkig niet herkend. Ik probeerde me dan ook zo goed mogelijk te verschuilen, want mijn mantel is niet alleen erg smerig, maar ook wat uit de mode en de stof is kaal geworden. Haar hondje, dat niet naar binnen had kunnen slippen, liep nog op straat. Ik herinnerde het beest nog goed. Het heet Medji.
3
"Ja, ja, je heet Medji hè? Je bent een lief beestje". "Dag Medji"... Waar kwam die stem nu vandaan? Ik keek om me heen en zag twee dames. Ze waren al zeker vijftig meter verder, en daar hoor ik vlak naast me wéér die stem. "Je bent niets lief Medji!" Donders...! Ik zie Medji de hond besnuffelen die bij die twee dames hoort. Ik ben toch niet bezopen? Maar nee, dat overkomt me bijna nooit. "Nee Fidel, zó zie je 't toch verkeerd". Ik heb met mijn eigen ogen gezien, ja gezien, dat Medji dat zei... "Ik ben, oh, oh, oh, ik ben, oh, oh, oh, erg ziek geweest". Stel je voor! Dat praat daar net als een mens. En toch, als je even goed nadenkt, dan is 't ook weer niet zó gek. Maar ik geef toe, dat ik toch wel weer heel raar stond te kijken, toen Medji tegen Fidel zei: "Ik heb je pas wéér geschreven. Dat rotbeest van een Polka heeft die brief zeker weer niet bezorgd". Nou, en dat ging me toch te ver. Ze mogen me mijn hele salaris inhouden, als ik ooit van mijn leven had vermoed dat een hond óók nog kon schrijven... En toch, dat is óók weer niet helemaal onmogelijk. Schrijven, goed desnoods: maar zonder fouten schrijven... dat blijft dan toch maar alleen voor de betere standen weggelegd. Ik stond dus een beetje versteld. Ik erken dat ik de laatste tijd wel meer dingen hoor en zie, die niemand eerder ooit gehoord of gezien had. Goed, ik volg dus die teef om te zien wie ze is en wat ze denkt. Ik doe mijn paraplu open en loop de twee dames achterna. Ze slaan de Gorotchowaja en daarna de Mosjtsanskaja in, gaan dan door de Stoljarnaja naar de Kokoesjunbrug en staan daar stil voor een groot huis. Maar dat huis kèn ik. Stom dat ik 't daarnet niet herkende. Tuurlijk, dat is 't huis van Zwerkov. Een huis, nou ja, eerder een kazerne, waarin van alles woont, Ook een vriend van mij, een vent die prachtig trompet speelt. Hij woont op de derde. De dames gingen helemaal naar de vierde verdieping. Goed, voor vandaag is 't weer mooi geweest, maar 't adres zal ik onthouden. De volgende keer kan ik er gebruik van maken. 2.
4 Oktober Alsof meisjes uit haar milieu zo laat nog uit mogen gaan. Sufferd die ik ben, ik had er veel vroeger heen moeten gaan. Niets meer aan te doen. Het is dus woensdag vandaag. Als iedere woensdag, ben ik vanmorgen naar het bureau van onze directeur gegaan. Het was half acht en met opzet was ik vroeg gekomen.
4
Ik ben gaan zitten en ik heb al zijn pennen gepunt. Geleerd is hij wèl, onze directeur. Nog nooit heb ik hem één overbodig woord horen zeggen. Hoogstens zal hij je vragen als je hem een stuk aanreikt: wat voor weer hebben we vandaag? Vochtig, excellentie, vochtig, koud èn vochtig. Nee, hij is niet uit hetzelfde hout gesneden als wij. Een staatsman. Overigens mag hij me wel. Als zijn dochter net zo ... Maar dat is gemeen ... Stil maar, stil maar ... Ik zwijg al weer ... Toen merkte ik dat het half een was, en onze directeur had zijn kamer nog steeds niet verlaten... Maar tegen half twee gebeurde er iets dat gewoon met geen pen valt te beschrijven. De deur ging open: ik stond meteen op, mijn papieren in mijn hand. Dacht allicht dat 't de directeur was. Zij was 't zelf. Grote goedheid, wat zag ze er verrukkelijk uit. Een jurk van zwanendons. Van een sjiek! En die blik die ze me toewierp... De zon zelf... Mijn God... Echt waar, de zon ... Ze knikte me toe en vroeg: "Is papa hier geweest?" O jé, o jé, o jé ... dat stemmetje...! Een kanariepietje, ik kan 't niet anders zeggen. Oh, excellentie, straft U me alstublieft niet, maar als 't dan tòch moet, slaat U me dan met Uw eigen hoogstpersoonlijke handje. Of de duivel er mee speelde, mijn tong was verlamd en alles wat ik uit kon brengen was alleen maar: neeeee... eh...ikke... neeeee..... Ze keek wel naar me en toen liet ze haar zakdoekje vallen. Ik vloog er op af, gleed uit over dat verdomde parket, viel haast op m'n neus, wist me tòch nog overeind te houden, en ik gréép de zakdoek. Mijn hemelse goedheid... wat een zakdoekje... 't fijnste batist... amber... een ander woord is er niet... en een geur... 't rook naar een echte generaal... ja... een generaal... Ze bedankte me met een zacht lachje, bijna zonder haar honingzoete lipjes te bewegen en toen is ze verdwenen. Ik ben nog minstens een uur gebleven... onbeweeglijk... Toen kwam er een knecht binnen en die zei: U kunt gaan, Auxence, Ivanowitsj, Zijne Excellentie is al weg. Die lakeien kan ik niet luchten of zien, ze hangen maar rond en ze zijn nog te beroerd om je een knikje te geven. En als dàt dan nog maar alles was... Hoe dan ook, ik pakte mijn hoed, trok zèlf mijn jas aan, want geloof maar niet dat die "heren" je zullen helpen, en ik ging weg. De rest van de dag ben ik op mijn bed blijven liggen. Daarna heb ik een heel mooi vers in het net overgeschreven: Een uur mijn liefje missen, Duurt mij langer dan een jaar, 'k Haat het leven, maar intussen: Redt mij, liefje, smeek ik haar.
5
Dat moèt van Poesjkin zijn. Tegen de avond ben ik, weggedoken in mijn mantel, nog naar het terras van Zijne Excellentie gewandeld waar ik nog een hele poos heb gewacht of ze nog uit zou gaan, om een blik van haar op te vangen... maar nee, ze heeft zich niet vertoond. 3.
11 November Vandaag, 11 november. Heb in de kamer van de directeur gezeten en drie en twintig pennen voor hem bijgesneden... en voor haar... ah, ja, ja, ja... voor zijn dochter... vier pennen. Onze directeur stelt 't op prijs over een flink aantal pennen te beschikken. Nou... een kop zit er bij hem wel op. Zijn mond doet hij niet open, maar reken maar, dat er wat omgaat in dat hoofd van hem. Ik zou best wel 's een kijkje willen nemen in z'n salon. De deur staat soms half open. Wat een fijne spullen... die spiegels... dat porselein. Eventjes maar naar binnen kunnen glippen in het boudoir van zijn dochter. Zien hoe ze al haar potjes en flesjes heeft uitgestald, haar kleren die ze net heeft uitgetrokken, en die meer op lucht lijken dan op kleren. Heel eventjes maar een blik werpen in haar slaapkamer... Denk je zo'n voetenbankje even in waarop ze haar blote voetje zet om haar bed in te klimmen... en hoe ze áán dat blote voetje dan een vederlicht en sneeuwwit kousje doet... Ah, ja, ja, ja, ja... nee stil... ja, ja, ik houd m'n mond alweer. Maar wacht 's even.... dat gesprek tussen die twee hondjes op de Newski Prospekt... Opeens gaat me dat licht wéér op... Maar nu moet ik dan ook overal achter komen. Ik zàl Medji uithoren. Luister nu 's goed, Medji, je ziet dat we hier alleen zijn. Als je wilt, doe ik ook de deur nog dicht, dan kan niemand ons meer zien. Je bent een lief mooi hondje... Goed... En vertel we nu 's alles wat je van je meesteres afweet. Hoe ze is, wat ze doet. Is ze lief? ... Is ze... Is ze... Nee, nee, ik zwéér je dat ik niemand iets zal zeggen ... nie... Wat een sluw hondje... rolt zich eerst lekker op met de staart tussen de poten... en verdwijnt dan plotseling door de deur, zonder iets los te laten... Ik had al lang het vermoeden dat een hond eigenlijk veel verstandiger is dan een mens. Wist ook dat honden konden praten, maar 't soms alleen vertikten uit een soort koppigheid. Uitgekookte diplomaten zijn 't. Niets ontgaat ze, geen stap die een mens verzet. Ja, ja.
6
Hoe dan ook, morgen ga ik naar het huis van Zwerkov om Fidel uit te horen, en met wat geluk krijg ik dan alle brieven in handen die Medji hem geschreven heeft. Dan kom ik overal achter. Wie niet sterk is, moet slim zijn. 4.
12 November Vanmiddag om twee uur ben ik van huis gegaan met het voornemen Fidel te spreken te krijgen en haar uit te horen. Op de vierde verdieping van 't huis waar Zwerkov woont, een jong meisje dat ik terstond herkende, deed open. Zij was 't die laatst voorbij die winkel kwam. Ze zag er, met haar zomersproetjes, niet onaardig uit, en ze bloosde een beetje. Had direct door waarom... duivelinnetje, jij hebt een vrijer nodig... "Wat wenst U?" vroeg ze. "Ik wou Uw hondje graag even spreken". Suf kind. Begreep direct, dat ze niet van de slimsten was. Op 't zelfde moment schoot het hondje blaffend naar voren. Ik wilde 't onmiddellijk pakken, maar op een haar na had 't mormel me in mijn neus gebeten. Intussen had ik de hondenmand al in een hoek ontdekt. Net wat ik zocht ... Ik erop af, graaide door het stro en diepte tot mijn voldoening een heel pak papiertjes onder uit de mand. Toen 't kreng dàt zag, deed 't een aanval op mijn kuit, maar omdat ze óók wel merkte dat ik haar toch weer te vlug was afgeweest, begon ze te janken en zoete broodjes te bakken. Niks hoor, kleintje, die brieven zie je niet meer terug... Adieu... En ik maakte dat ik wegkwam. Ik geloof wel, dat 't meisje dacht dat ik gek was... Ik ben toen een straatje omgegaan om nog 's goed over alles na te denken. Ah, hooggeachte directeur, nu zal ik al Uw handelingen, gedachten en motieven dan toch eindelijk ontzenuwen. De waarheid komt aan het licht. Honden zijn een slim volkje Al het doen en laten van die vent zal me nu duidelijk worden. En ook over haar zal ik nu wel wat wijzer worden. Goed, goed, goed, ik houd mijn lippen al weer op elkaar.
5.
13 November 's Even kijken... deze brief is in ieder geval netjes geschreven... toch kon je wel zien dat 't het handschrift van een hond is... "Lieve Fidel, ik ben blij dat we dat idee hebben gehad elkaar te gaan schrijven". Brief zit goed in elkaar. Punten en komma's allemaal keurig op hun plaats. Onze afdelingschef zou 't ze niet verbeteren, maar die heeft dan ook aan de universiteit gestudeerd. Even verder zien.
7
"Voor mij behoort het uitwisselen van gedachten, gevoelens, indrukken tot de werkelijke zegeningen van het leven". Onder ons gezegd, die gedachte is gegapt, uit een boek, in het Duits. De titel is me ontschoten. "Ik spreek uit ervaring, al heb ik dan ook niet veel verder in de wereld kunnen rondkijken dan voor de poort van ons huis. Ik leef in een paradijs. Mijn meesteres, Papa noemt haar Sofie, is ronduit dol op me. Papa haalt me ook vaak aan. Ze doen room in mijn koffie en in mijn thee". Alsof er geen interessanter onderwerpen zijn... Volgende bladzijde 's inzien. "Vandaag was mijn meesteres Sofie..." 's Gauw kijken wat Sofie heeft uitgespookt... “… helemaal overstuur. Ze maakte zich op om naar het bal te gaan, en ik was al in mijn sas om jou in haar afwezigheid te kunnen schrijven. Mijn Sofie is altijd verzot op bals. Persoonlijk zie ik niet wat er op zo'n bal nu eigenlijk te beleven is. Sofie komt zelden voor zes uur 's ochtends weer thuis en aan haar bleke en ingevallen smoeltje kan ik dan onmiddellijk zien, dat de arme stakker weer niets te eten heeft gekregen. Voor mìj zou dat geen leven zijn. Zonder mijn sausjes met hazelhoen of mijn gebraden kippevleugeltjes... ik moet er niet aan denken wat er van me worden zou. Koude bouillon mag trouwens ook. Maar worteltjes, rapen, artisjokken, die kan je van me gestolen krijgen". Raar stijltje. Je merkt toch wèl direct dat 't niet geschreven is door een mens. Begint wel aardig, maar dan... weet ik veel... zo honds. Hier... niet eens een datum... "Ah, ma chère, de lente is in aantocht. Mijn hart klopt onstuimig, alsof er iets groots gebeuren gaat. Kon ik je die ene aanbidder maar 's voorstellen die voortdurend over de schutting van de buren klimt om bij me te komen en die Trezor heet... Een lekker smoeltje dat hij heeft...". Bah, wat een vuilbekkerij. Hoe krijg je in een brief zoveel kletskoek bij elkaar. Geef me dan maar een mèns. Hunker naar een mens. "Sofie zat aan een klein tafeltje te handwerken. Ik zat voor het raam, zoals ik graag mag doen, de voorbijgangers wat op te nemen. Opeens komt de huisknecht binnen en dient aan: "Tieplov!" Laat hem binnen! roept Sofie uit om terzelfdertijd mij in haar armen te nemen en me met kussen te overladen. Medji, Medji! Als je wist wie je nu te zien kreeg... En hup, daarop was Sofie verdwenen in haar eigen kamer. Eventjes later komt er een jeugdige jonker binnen met zwarte bakkebaarden. Begeeft zich naar de spiegel om zijn haren glad te strijken, laat zijn blik door de kamer dwalen. Ik gromde even, en zocht toen mijn eigen hoekje maar weer op. Sofie liet niet lang op zich wachten en hij sloeg zijn hakken tegen elkaar, terwijl ik ondertussen naar buiten bleef staren, alsof ik helemaal niets door had. Dat heerschap heeft een plat gezicht met bakkebaarden, die aan een
8
zwarte kiespijndoek doen denken. Nee, ma chère, ik zie nu heus niet in wat ze in die Tieplov kan zien. Op zo iemand verliefd raken...?" Mij lijkt 't ook, dat hier iets niet klopt... "Als die saletjonker al zo bij haar in de smaak valt, dan zie ik niet in, waarom die ambtenaar die tegenwoordig in het kantoor van Papa werkt, niet óók een redelijke kans zou maken. Nou, ma chère. als je die vogelverschrikker 's had gezien..." Wie mag dàt nu weer wezen? "Hij heeft een hele gekke naam. Hij zit de godganselijke dag pennen te snijden. Papa gebruikt hem als duvelstoejager...". 'k Heb een flauw vermoeden dat die rothond mij wel 's op het oog kon hebben. "Sofie kan haar lachen bijna niet bedwingen als ze hem ziet". Niet waar. Da's een leugen. Vuil kreng. Of ik niet doorhad, dat ze door jaloezie werd opgevreten. Daar zit mijn afdelingschef weer achter. Die kan mijn bloed wel drinken en probeert me overal zwart te maken. Laat ik nog één brief doornemen. Misschien wordt alles nu toch nog opgehelderd. "Lieve Fidel, neem me niet kwalijk dat ik zo lang niets van me liet horen. Ik heb al die dagen in één zalige roes geleefd. Die saletjonker komt hier nu dagelijks over de vloer. Sofie is tot over haar oren verliefd op hem. Papa is ook best in zijn sas. Onze Gregoire, die altijd in zichzelf praat als hij de vloeren veegt, heb ik zelfs horen mompelen dat de bruiloft al op til is, omdat Papa Sofie met alle geweld aan een generaal, een edelman of een kolonel wil koppelen...". Alle donders... dàt is niet langer uit te houden... De mooiste dingen in de wereld zijn altijd maar voor jonkers en generaals weggelegd. Zelf probeer je een net en bescheiden plaatsje te veroveren. En op hetzelfde moment dat je denkt je doel te hebben bereikt... pikt zo'n jonker of generaal onder je eigen ogen ook die plaats weer in. Verdommelingen! Als ik eens generaal wilde worden, dan zou 't me niet te doen zijn om haar hand... en om de rest... Nee, ik zou alleen maar generaal willen zijn, om ook eens mee te maken hoe ze zich om me heen zouden verdringen met hun strijkages en hun draaierijen... Om ze dan in hun smoelen te smijten: Ik spuug op jullie, op jullie allemaal. Alleen maar daarom en verder om niks... Verdomme, verdomme, verdomme, verdomme... 't is om levend uit je vel te springen. 6.
3 December Uitgesloten, 't kan gewoon niet. Leugenpraat, kolder… Kan niks van die trouwerij komen. Goed, een jonker... en wat dan nog? Alleen maar een eretitel. Niets tastbaars, dat je in je handen kan nemen.
9
Omdat hij jonker is, zal er heus geen derde oog op zijn voorhoofd bij groeien. En voorzover ik weet, is zijn neus ook niet van goud. Niks geen verschil met mij of met wie dan ook. Hij kan ermee ruiken, maar niet mee eten, wèl mee niezen, maar niet mee hoesten. Nou dan? Al zo vaak heb ik geprobeerd uit te zoeken waarin die verschillen nu eigenlijk zitten... Titulair-raad... ja, waarom ben ìk nu titulair-raad, op grond waarvan? En als ik 't nu niet was? Maar graaf of generaal. Ik alleen maar lijk op een titulair-raad? Wie bewijst me dat? Misschien weet ik zèlf nog helemaal niet, wat ik nu eigenlijk ben... Genoeg voorbeelden in de geschiedenis... een burgerman, helemaal niet van adel, of zelfs een boer, ontpopt zich op een goeie dag als een hoge piet, een baron of zo. Nou, en als een armzalige boer plotseling al een voornaam iemand kan worden, wat zou dan een man van adel wel niet allemaal kunnen overkomen? Ik titulair-raad? Vertel me dan 's, waarom nu juist titulair-raad. Waarom? 7.
5 December In Spanje spelen zich vandaag de dag rare dingen af. 't Is me niet meer helemaal duidelijk... De troon is vacant en alle hoogwaardigheidsbekleders zitten met de handen in het haar om een geschikte opvolger te vinden. Een troon vacant...? Hoe kàn dat nu? Ze zeggen dat een zekere dona op die troon moet stijgen. Vraag ik je, een dona op een troon. Kàn gewoon niet. Daar hoort een koning op te zitten. Maar er schijnt geen koning te zijn. Wat een mop. Een land kàn immers niet buiten een koning. Wat zeker is, dat is, dàt er een koning is. Alleen, ze weten niet waar die uithangt.
8.
8 December Ik was vastbesloten naar het ministerie te gaan, maar de Spaanse kwestie láát me maar niet met rust. Zouden ze nu echt een dona tot koningin willen uitroepen? Zou toch wel àl te gek zijn. Kunnen ze niet toestaan. Trouwens, Engeland zou als eerste er al wel een stokje voor steken. Allicht, moet je net Engeland hebben.
10
En dan heb je verwikkelingen.
verder
nog
al
die
andere
Europese
politieke
De Oostenrijkse keizer zou er óók niks van moeten hebben, evenmin als onze keizer, onze tsaar die... dat... 9.
Jaar 2000 - 43e dag van de aprilmaand Vandaag is 't een hele grote dag. Spanje heeft een koning. Ze hebben hem eindelijk gevonden. Die koning, ben ik. Vandaag heb ik 't pas gehoord. Alles staat me nu glashelder voor de geest. Hoe 't in Godsnaam mogelijk is geweest, dat ik zó lang zelf heb gedacht dat ik niets anders dan een gewone titulair-raad was? Ja, ik. Hoe heeft die waanzinnige gedachte zich ooit in mijn hersenen kunnen nestelen? Nòg mooi, dat niemand ooit op het idee is gekomen me op te sluiten in een gekkenhuis. Nu is alles me geopenbaard. Alles is helder. Vroeger was alles wat nevelig... afschuwelijk... De fout zit 'm erin, dat de mensen geloven dat de hersens in je hóófd zitten... Onzin, ze worden gedragen door de wind, die vanuit de Kaspische Zee ons wordt aangewaaid... Ben niet op het ministerie geweest. Ze mogen naar de duivel lopen. Nee, mijne heren, dat hebben we gehàd, dat ik Uw rottige paperassen overpende.
10.
Madrid, 30 fevril Ziezo, ik ben in Spanje. 't Is allemaal zo gauw gegaan, dat ik zelf nauwelijks door had wat er allemaal gebeurde. Vanmorgen hebben de Spaanse gedeputeerden zich gemeld en samen met hen, heb ik in het rijtuig plaats genomen. Vreemd, waarom werd er plotseling zo'n haast achter gezet? Binnen het halve uur hadden we de Spaanse grens al bereikt. Bijna ongelooflijk, zo snel... Nu is 't natuurlijk waar, dat ze tegenwoordig in heel Europa treinen hebben... En ook dat stoomboten werkelijk geweldig vlug gaan. Het kan echt, en hier zit het levend bewijs... Wonderlijk land, dat Spanje. Toen we het eerste vertrek binnentraden, zag ik niets dan mannen met kaalgeschoren schedels. Had onmiddellijk door, dat ze Spaanse Grandes moesten wezen, die hun hoofden altijd laten kaalscheren. Maar wèl een beetje raar vond ik toch het gedrag van de rijkskanselier, die me bij de arm nam om me een klein kamertje binnen te duwen. Hij zei: Ga daar maar zitten, en als je jezelf nog eens voor koning Ferdinand probeert uit te geven, rammel ik die geintjes er wel weer uit. Ik begreep dat ze me op de proef wilden stellen en ik antwoordde: Ik ben Ferdinand de Achtste, dat weet U heel goed. Daarop diende de kanselier mij met zijn stok twee zulke gemene slagen toe, dat ik 't bijna uit jankte van de pijn.
11
Ik wist me niettemin te beheersen, want de ridderslag is gebruikelijk zodra een hoogwaardigheidsbekleder bezit neemt van zijn nieuwe functie. Ongelooflijk... maar in Spanje worden die gebruiken nog altijd streng in ere gehouden. Toen ik eenmaal alleen was, besloot ik me aan de staatszaken te wijden. Ik kwam tot de ontdekking, dat China en Spanje in werkelijkheid een en hetzelfde land zijn... Doch diep ben ik bewogen door de gebeurtenis die zich morgen zal voltrekken. Morgen om achttien minuten na het uur van zevenen, zal zich iets vreemd voordoen: de aarde landt op de maan. Wellington, de beroemde Engelse scheikundige Wellington, heeft er al over geschreven. Ik erken dat ik door angst bekropen werd bij de gedachte, aan welke beproeving die tere en broze maan zal worden onderworpen. Zoals iedereen weet, wordt de maan gewoonlijk in Hamburg gefabriceerd, en doorgaans is dat maar knoeiwerk. Het verbaast me soms, dat Engeland dat zomaar over zijn kant laat gaan. Een manke kuiper knapt het zaakje meestal op. En je voelt op je klompen aan, dat die stomkop helemaal geen benul heeft van wat een maan nu eigenlijk is. Hij prutst maar wat. Hij smeert een kabeltouw in met teer en vijf lepels olijfolie, vandaar die afgrijselijke stank waarvoor je je neus dicht moet knijpen. En vandaar óók, dat de maan zo'n breekbare bol is, waarop mensen onmogelijk kunnen wonen. Voor het moment leven er dan ook alleen maar neuzen. Dat is de reden waarom wij onze eigen neus niet kunnen zien. Die vertoeft op de maan. Toen ik me rekenschap gaf van het gevaar, dat die zware, logge aarde door erop te gaan zitten, onze neuzen zou verpulveren, greep de angst me bij de keel. Ik rende naar de zaal van de Raad van State om de politie te gelasten te verhinderen dat de aarde op de maan ging zitten. De kaalgeschoren Grandes die zich in de zaal verenigd hadden, zijn in ieder geval pientere jongens. Toen ik hen toeriep: Heren, help mij de maan te redden, want de aarde wil erop gaan zitten, haastten zij zich op slag om als één man gevolg te geven aan mijn koninklijk verlangen. Verschillende hunner klommen zelfs tegen de muur om de maan te grijpen. Op datzelfde moment, maakte de Groot-kanselier zijn entree, en ze sloegen allemaal op de vlucht. Omdat ik koning ben bleef ik alleen achter. Tot mijn opperste verbazing gaf de kanselier me toen een oplawaai met zijn stok, en joeg hij me terug naar mijn kamer. U ziet, in Spanje hebben de volksgebruiken nog steeds niets van hun kracht verloren. 11.
In hetzelfde jaar dat januari na februari viel Wonderlijk dat ik er nog altijd maar niet precieze hoogte van krijg wat voor land Spanje nu eigenlijk wel is. De volksgebruiken en hofetiquette zijn hier dan ook wèl lastig te
12
doorgronden. Echt waar, ik kan er maar niet achter komen. Vandaag hebben ze me kaal geschoren, ik schreeuwde dat ik geen monnik wilde worden. Hielp niks, en ik kan me niet eens meer herinneren wat er eigenlijk met me is gebeurd toen ze begonnen me ijskoud water over mijn kop te gooien. Zoiets afgrijselijks had ik m'n hele leven nog niet meegemaakt. Ze brachten me dan ook zó buiten mezelf, dat ze me maar ternauwernood in bedwang konden houden. Waarom toch? Wat is de zin van dit vreemde gebruik? Het lijkt me toch wel een beetje ongehoord, dat er vandaag de dag koningen zijn die deze gebruiken nòg altijd niet de kop hebben ingedrukt. Op de keper beschouwd, hel ik over naar de veronderstelling dat ik nu in handen van de inquisitie ben gevallen. En de vent, die ik tot nu toe voor de kanselier versleet, zal in werkelijkheid wel de Groot-Inquisiteur in eigen persoon zijn. Blijft niettemin de vraag : hoe kan de koning worden onderworpen aan de inquisitie? Leg me dat maar 's eventjes uit. Natuurlijk; van Frankrijk kan je letterlijk alles verwachten, maar ik weet tòch wel dat in werkelijkheid Engeland aan de touwtjes trekt. 't Is iedereen trouwens welbekend, dat als Engeland een snuifje neemt, Frankrijk begint te niezen. 12.
Datum vergeten Wat kan die verdomde stok je een pijn doen. Daarnet kwam de Groot-Inquisiteur mijn kamer binnen. Maar toen ik zijn voetstappen hoorde aankomen, wist ik me nog tijdig onder het bed te verschuilen. Hij zal me niet te begon te roepen: Potritsjin! Ik gaf geen kik. Aksentij Iwanof! Titulair-raad! Daarna riep hij: Edelman! Ik gaf nòg geen sjoege. Ferdinand de Achtste...! Nee Vadertje, daar trap ik niet in. We kennen je, straks zeker weer zo'n portie ijskoud water over m'n kop. Eindelijk had hij me gezien en met zijn stok joeg hij me onder het bed vandaan. Die stok, 't is gemeen...
13.
Dag zonder datum Mijn God, waar haal ik de kracht vandaan dit alles uit te houden. Smijten me ijskoud water over mijn kop. Luisteren niet eens naar me.
13
En wat heb ik ze tenslotte aangedaan? Waarom kwellen ze me zo? Wat willen ze van de arme stakker die ik ben geworden? Wat kan ik hun geven? Ik heb niks meer. Ik ben aan het eind van mijn krachten, ik houd hun martelingen niet langer meer uit. Mijn hoofd staat in brand en alles draait om me heen. Help. Help. Help. Help. Verlos me! Geef me een paarden-driespan; snel als de wervelwind. Koetsier, klim op de bok, laat de bellen rinkelen! Paarden vlieg voort in galop en redt me uit deze wereld. Verder, steeds verder, tot er niets meer te zien zal zijn. Het hemelgeweld staat al voor me open, een ster schittert in de verte, een woud scheert met donkere bomen en een maan langs me heen, een grijze mist strekte zich uit onder mijn voeten, de zee aan de ene, Italië aan de andere kant en daarginds doemen zelfs de Russische boerenhutten al op! Die blauwe vlek daarginds, is dat mijn eigen huis? Zit mijn moeder niet voor het venster? Moeder? Moeder? moeder? Moedertje, red je arme zoon! Laat op zijn gemartelde hoofd één traantje vallen! Kijk toch hoe ze hem pijnigen. Druk de armzalige wees die hij geworden is tegen je borst. Er is geen plaats meer voor hen op deze aarde. Van alle kanten wordt hij opgejaagd. Moedertjelief, toe, ontferm je over je zieke kind... A propos, wisten jullie al dat de Dei van Algiers een wrat heeft zitten pal onder zijn neus?
LVH/09082007#
14