Uit een ei of uit klei? Scheppingsverhalen uit de hele wereld
K
Verrijking, verdieping en verwondering, dat is wat kunst teweegbrengt en waar Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland, voor staat. Kunstgebouw wil dat kunst en cultuur leeft bij de inwoners van de provincie. Om dit te bereiken, ontwikkelt Kunstgebouw vernieuwende concepten waarbinnen professionele kunst, vrijetijdskunst en kunsteducatie elkaar vinden en versterken. Hiernaast fungeert Kunstgebouw als adviseur en trainer voor overheid, culturele instellingen, onderwijs en amateurkader. In opdracht of op eigen initiatief voert Kunstgebouw projecten uit, veelal op regionaal en provinciaal niveau. Als intermediair brengt Kunstgebouw mensen en ideeën bijeen wat leidt tot duurzame samenwerkingsverbanden en een aansprekend eindresultaat. Kunstgebouw: zichtbaar maken wat er is, stimuleren wat er kan zijn.
uitgave
Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland, Broekmolenweg 16, 2289 BE Rijswijk telefoon (015) 2154515 telefax (015) 2154566
[email protected] www.kunstgebouw.nl
samenstelling Corie Grootendorst en Mariet Lems illustraties Corie Grootendorst liedjes Wim Schelling en Mariet Lems tekstredactie Ada Beuling en Martin Schrijvershof © november 1998 Kunstgebouw, Stichting Kunst en Cultuur Zuid-Holland Niets uit deze lessuggesties mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van Kunstgebouw.
Inleiding “Een schepper heeft veel tijd nodig, nu eens schept hij, dan weer niet. De kwaliteit en de kwantiteit van wat hij maakt kan zeer verschillend zijn: nu eens schept hij vele uitstekende dingen, dan weer het tegenovergestelde.” Corpus Hermeticum Is de wereld geboren uit een ei? Gegroeid uit oerwater? Is de mens gekleid door een god of gemaakt uit goddelijk spuug? Hebben de vogels de zon aan de hemel gehesen of plaatste God hem daar op zijn vierde scheppingsdag? Over de gehele wereld hebben mensen getracht antwoorden te vinden op deze vragen en hun antwoorden hebben zij vormgegeven in prachtige verhalen. De verhalen over het ontstaan van de mens, de aarde en de zon zijn van alle tijden en culturen. Ze bieden ons een fantastische blik op het bestaan en stof tot nadenken. Dit geldt zowel voor volwassenen als voor kinderen. De verhalen zijn rijk aan beelden en prachtig om te vertellen of voor te lezen. Ze nodigen haast als vanzelf uit tot beeldende verwerking. Het scheppingsthema valt als het ware samen met creatieve activiteit. Voor dit beeldende project zijn zeven scheppingsverhalen uit de hele wereld geselecteerd en herschreven naar de verschillende niveaus van kinderen in de basisschool. Voor de onderbouw is gekozen voor verhalen uit Latijns-Amerika en Tanzania. In de middenbouw wordt gewerkt met twee verhalen uit China. De verhalen voor de bovenbouw komen uit Iran en Egypte. Het bijbelse scheppingsverhaal wordt verteld op het niveau van onder-, midden- en bovenbouw. Elk verhaal wordt gevolgd door verwerkingslessen waarin kinderen het verhaal kunnen verbeelden en waarin een beroep wordt gedaan op hun scheppende fantasie. De resultaten van de verwerkingslessen kunnen de kinderen aan elkaar laten zien in de vorm van kleine exposities, in verteltheaterkastjes, korte voorstellingen of in boeken. In dit projectboek vindt u alle verhalen en de verwerkingslessen. De consulent laat u in een introductie kennismaken met de inhoud en de opzet van het project.
Uit een ei of uit klei? • 3
Het project in de school Opzet
Het project Uit een ei of uit klei? kan worden uitgevoerd in alle groepen van de basisschool. Het kan verfrissend werken als elke groep met een eigen verhaal bezig is. Wanneer verschillende groepen aan het eind van het project hun resultaten aan elkaar presenteren, maken de kinderen vanzelf kennis met andere scheppingsverhalen. Daarnaast kunt u bijvoorbeeld aan het eind van het project één van de andere verhalen aan de kinderen voorlezen, zodat het mogelijk wordt om de verschillende visies op de schepping met elkaar te bespreken. De Chinese verhalen voor de middenbouw volgen elkaar op, dat maakt het extra interessant om beide verhalen aan de kinderen voor te lezen. Wanneer u het belangrijk vindt dat de andere verhalen naast het bijbelse scheppingsverhaal worden geplaatst, is het mogelijk om daarvan een combinatie te maken. Neem ook dan voor de uitvoering van beide verhalen goed de tijd.
Uitvoering
Het is goed om het project in de groep te starten met een kort gesprek over ‘de schepping’. Kennen de kinderen het begrip ‘scheppen’? Hebben ze wel eens nagedacht over het ontstaan van de aarde, de zon, de mensen? Hebben zij daar ideeën over? Hebben zij er wel eens verhalen over gehoord? Is het mogelijk om ‘iets’ uit ‘niets’ te laten ontstaan? De verhalen die in dit project aan de orde komen hebben mensen gedurende duizenden jaren aan elkaar verteld. Soms gewoon omdat ze zo mooi zijn. Sommige verhalen zijn heel lang door veel mensen als de waarheid beschouwd, maar nu niet meer. Sommige verhalen worden door velen nog steeds als de waarheid beschouwd. De verhalen komen uit allerlei landen en ze vertellen ook veel over de manier waarop door de mensen uit die landen tegen het bestaan werd – en wordt – aangekeken. Besteed voorbereiding en geruime tijd aan het voorlezen van een verhaal. Lees het verhaal een aantal keren door voordat u het de kinderen gaat voorlezen. Probeer middels stem en stemvolume, maar ook door het inbouwen van tempoverschillen de sfeer van het verhaal te treffen. Lees een scène die kinderen niet goed kunnen navertellen, of die ze niet hebben begrepen, gerust nog een keer.
Lessen
De verwerkingslessen bij de verhalen hebben in midden- en bovenbouw steeds dezelfde opbouw. In de onderbouw wordt hiermee wat vrijer omgegaan. • Het verhaal wordt voorgelezen. • De kinderen vertellen het verhaal beeldend na, in de vorm van een tekendictee. De kinderen maken zich het verhaal eigen en de resultaten van deze eerste snelle weergave van het verhaal kunnen een inspiratie zijn voor alle nog volgende lessen. In de onderbouw maken de kinderen zich het verhaal eigen door middel van een liedje. • De kinderen verbeelden de hoofdrolspeler(s) uit het verhaal. • De kinderen verbeelden één specifieke scène. • De kinderen vertellen de grote lijn individueel of met de hele groep, of maken een wijds slotpanorama.
Uit een ei of uit klei? • 4
De verhalen zijn de enige inspiratiebron voor de verwerkingslessen. Een heel enkele keer wordt wat extra beeldmateriaal ter inspiratie aangereikt. Er wordt met opzet niet gekeken naar hoe anderen de verhalen ooit eerder hebben vormgegeven, om de verbeelding van de kinderen niet te beïnvloeden. Wilt u daar toch naar kijken? Doe dit dan achteraf.
Uit een ei of uit klei? • 5
Over de verhalen Alle verhalen in dit project stammen uit de vertelcultuur, de mythologie of de religie van volkeren over de gehele wereld. Mariet Lems herschreef de verhalen naar de verschillende niveaus van kinderen op de basisschool. Het bijbelse scheppingsverhaal voor de bovenbouw komt uit Bijbel voor kinderen van J. L. Klink. Onderbouw
De verhalen voor de onderbouw zijn beiden vertellingen die gaan over een klein onderdeel van de schepping. Toen alle dieren wit waren ontstond uit een kleine alinea over de schepping van de kleuren op aarde Kroniek van het vuur, Latijns-Amerikaanse verhalen over het begin, opgetekend door Eduardo Galeano. Het maakt deel uit van de scheppingsmythen van de Kadiueu-indianen. De zon en de zee stamt uit de oeroude en nog springlevende vertelcultuur in Tanzania. De scheppingsverhalen worden daar nog steeds van generatie op generatie doorverteld. Iedereen, jong of oud, kent dit soort verhalen. Als ze worden verteld zit iedereen in een kring om de verteller. De kinderen spelen de dialogen na. Ouderen springen in in het verhaal en vertellen mee.
Middenbouw
De twee verhalen voor de middenbouw komen uit China. Hoe de reus Pangu de wereld maakte is het belangrijkste Chinese scheppingsverhaal. In sommige delen van Zuid-China wordt de oerreus Pangu nog steeds als een god vereerd. Het verhaal is in veel varianten bekend. De hier beschreven vorm is voor het eerst opgeschreven in ongeveer 300 jaar na Christus. De godin Nugua en de moddermensen is in zekere zin een vervolg op het verhaal over Pangu. De beide verhalen worden vaak na elkaar verteld, ook al komen ze uit verschillende mythen. Ook Nugua werd ooit door de Chinezen als een godin vereerd. Zij was de beschermster van de eerste volkeren op aarde. Het verhaal werd voor het eerst opgeschreven in de vierde eeuw na Christus.
Bovenbouw
De verhalen voor de bovenbouw stammen uit ‘de oude wereld’: Perzië (Iran) en Egypte. Ahura Mazdao en de sterren is ontstaan uit de beschrijvingen in Avesta, het boek waarin de profeet Zarathustra vorm gaf aan het geloof van de oude Perzen. In het verhaal komt het dualisme dat ten grondslag ligt aan het Perzische geloof sterk tot uitdrukking. Steeds gaat het om de strijd tussen goed en kwaad, hier gerepresenteerd door licht en duisternis, waarbij het goede uiteindelijk de overwinning behaalt. Het verhaal is opgeschreven in de zesde eeuw voor Christus. De vertelling is misschien wel duizenden jaren ouder. Ra, de stralende zonnegod is een verhaal uit het oude Egypte van de farao’s, die de zon als hun oppergod aanbeden. Afbeeldingen ervan zijn gegraveerd en geschilderd op de muren van tempels en koningsgraven in Egypte. Ook op dit verhaal zijn tal van variaties bekend. Het verhaal stamt uit een periode die de Egyptenaren ‘Het nieuwe rijk’ noemen, ongeveer tussen 1500 en 1000 jaar voor Christus.
Alle groepen
Het bijbelse scheppingsverhaal is in een sterk beeldende vorm herschreven voor onderbouw en middenbouw. Voor de bovenbouw is een vorm gekozen die dicht ligt bij de originele beschrijving in het Oude Testament. Die is gevonden in Bijbel voor kinderen van J. L. Klink.
Uit een ei of uit klei? • 6
VERHAAL ONDERBOUW
Toen alle dieren wit waren Een verhaal uit Latijns Amerika Het Indianenjongetje stampte op de grond. “Ik wil niet naar bed, ik wil niet naar bed.” Zijn moeder lachte. “Maar Kleine Roodvel, je valt om van de slaap. En de zon zwemt al in de zee. Kijk eens hoe rood de zee en de lucht zijn. Kom maar, dan vertel ik je een verhaal.” Kleine Roodvel danste naar zijn moeder toe. Hij was dol op verhalen. “Wat voor verhaal, mama?” Mama streek Kleine Roodvel over zijn wang en nam zijn hand. “Wacht maar af. Kom, dan gaan we eerst uitkleden.” Roodvel en zijn mama liepen naar de blauwe tent. De blauwe tent was hun huis. Mama nam de indianentooi van Roodvel zijn hoofd en streek langs de veren. “Wat een prachtige veren heb je,” zei mama, “weet je de kleuren nog, Roodvel?” Roodvels vinger wees de veren aan: “Geel, blauw, rood, oranje en wit.” “En welke vind je de mooiste?” vroeg mama. Roodvel wist het meteen. “Wit, natuurlijk.” “Wit?” vroeg mama verbaasd, “waarom vind je wit zo mooi?” Kleine Roodvel dacht diep na. Hij dacht aan de blauwe lucht, daar dreef heel soms iets wits doorheen, en dan was iedereen blij, want dan ging het regenen en de regen spoelde al het stof van de kleuren en daar werden de kleuren mooier van … Maar ineens wist hij het. “Witveer de eend is wit en van hem heb ik mijn witte veer gekregen en …” Mama lachte. Ze waste Roodvels gezicht, droogde hem af en zei: “Heel, heel vroeger, toen opa en oma indiaan nog niet eens geboren waren, toen waren alle dieren wit.” Roodvel schoof met grote ogen onder de deken van gekleurde lapjes. Daar begreep hij niets van. Mama ging op de rand van zijn bed zitten en pakte zijn hand. “Alle dieren waren spierwit. Er was niet één dier met een kleurtje. De god die hen geschapen had vond het prachtig zo. Al dat wit stond mooi bij het groen van de bomen, de gekleurde bloemen, de blauwe lucht. Van ver kon hij alle dieren goed zien. Hij zag de witte krokodillen door het blauwe water zwemmen. Hij zag spierwitte papegaaien in de bomen zitten, hij zag de witte schapen in de wei naast spierwitte koeien en paarden, en uit de zee sprongen witte inktvissen en witte dolfijnen en witte walvissen. In het dichte oerwoud kon hij de witte leeuwen en tijgers zien, en de witte giraffen, zebra’s en olifanten. Op een dag rende de tijger achter een lekker hapje aan. “Mm,” dacht hij, “wat een lekker wit hapje rent daar voor me uit.” De tijger haalde het dier in en sloeg zijn scherpe nagels uit. “Wat krijgen we nou?” hoorde hij het witte hapje zeggen, “doe weg die nagels, ik ben je broer, zie je dat dan niet?” De tijger schrok zich een hoedje: “O, o, neem me niet kwalijk, ik dacht dat je een giraf was, uit de verte leek je net een giraf, echt waar. Zullen we dan samen een lekker hapje gaan zoeken, broer?” Samen gingen ze op pad. Ze zagen een wit hapje het water van de rivier inglijden en stoven er achteraan. Toen ze dichtbij waren, klapten de kaken van de krokodil zo ver open, dat er wel tien tijgers tegelijk in hadden gekund. De tijgers renden geschrokken terug naar de heuvel voor hun huis.
Uit een ei of uit klei? • 7
Ze gingen zitten en schudden hun hoofd. “Dat kan zo niet,” zeiden ze, “stel je voor dat een vogel vanuit de hoge hemel naar beneden kijkt en hij denkt dat ik een rups ben, dan duikt hij zo met zijn snavel in me.” De tijger rilde er van. “We moeten vergaderen,” zei de ene tijger. “Met alle dieren,” zei broer tijger. Die avond renden ze langs alle dieren en overal brulden ze dat er de volgende morgen bij zonsopgang op de tijgerheuvel een vergadering was. Iedereen moest komen. De volgende dag was het bij de heuvel zo vol met dieren dat het net een golvende witte zee was. Witte vlinders zaten op de scherpe punten van slagtanden, witte muizen klommen op de olifanten, een witte aap slingerde tussen alle dieren door naar voren, witte bijen, vliegen en muggen dansten door elkaar in de lucht. Alle dieren riepen door elkaar. Iedereen had de beste ideeën. Toen kwam er een stem van boven. “Laat iedereen naar zijn lievelingsplek gaan en zijn eigen kleur kiezen.” Alle dieren knikten. Dat was de oplossing. Ze renden, behalve de tijgers. De tijgers bleven zitten op de tijgerheuvel. De ochtendzon kleurde ze goudgeel en omdat er steeds dieren door het licht liepen, kregen de tijgers donkere vlekken. De zebra’s stonden stil achter de bomen om een mooie plek te zoeken, maar de schaduw van de bomen maakte zwarte strepen op hun vel. De muizen dansten in het grijze stof en keken verbaasd naar hun kleur. De vlinders dansten naar de bloemen en namen van elke bloem een stukje kleur mee. Sommige dieren liepen zolang door het donkere oerwoud naar hun lievelingsplek te zoeken, dat ze donkerbruin of pikzwart werden. De vissen doken in de zilveren spiegel van de zee en kregen zilveren schubben. De papegaaien hadden zoveel lievelingsplekken dat ze er op elke plek een kleurtje bijkregen. ‘s Avonds laat, toen de vos in de duinen naar de ondergaande zon keek, werd hij oranjerood. De vos gaapte en viel net als alle andere dieren tevreden in slaap. “Welterusten, Kleine Roodvel,” zei mama. “Welterusten mama,” gaapte Roodvel “maar waarom is Witveer de eend nog steeds wit?” Mama dacht na. “Witveer de eend had de prachtigste kleuren gevonden, maar nog voor de verf droog was, kwam er een grote witte wolk, en de regen spoelde alle kleuren van zijn veren. Even was hij verdrietig, maar toen dacht hij, ik blijf gewoon wit, zo vind Kleine Roodvel mij het mooiste.” Kleine Roodvel knikte heftig. “En waarom heeft de oerang oetang rode billen, mama?” “Sst,” zei mama, “dat vertel ik je morgen. Je ziet wit van de slaap, Kleine Roodvel.” Oef, daar schrok Roodvel van, indianen horen rood te zijn. Vlug kroop hij onder de dekens en toen mama hem een kus gaf, sliep Kleine Roodvel al. Bij dit verhaal hoort een liedje. Het staat op de volgende bladzijde.
Uit een ei of uit klei? • 8
Elk kind schildert nu een veer voor de verentooi van Kleine Roodvel. De kinderen beschilderen een kippenveer met één of meerdere kleuren verdunde ecoline. Een veer van papier kan ook met allerlei soorten krijt gekleurd worden. Als alle veren zijn geschilderd en zorgvuldig zijn gedroogd, worden ze op drie lange stroken papier geniet tot een verentooi. Er is ook een witte veer bij! Het is van belang dat de tooi echt heel veel verschillende kleuren heeft, ook kleuren die de dieren in de volgende lessen nodig hebben, dan kan de verentooi ook gebruikt worden om inspiratie op te doen in volgende lessen.
De verentooi krijgt een ereplaats in de klas. Hij kan steeds worden gebruikt als de kleuren geoefend moeten worden. Als de kinderen aan het scheppingsverhaal werken of er opnieuw over zingen of vertellen, is de verentooi er ook bij. Een jarige mag hem wel eens op.
Uit een ei of uit klei? • 10
ONDERBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
De witte dieren 35 tot 50 minuten. Kleiplanken, zachte witte chamotteklei of brooddeeg, saté-prikkers, spijkers en ander kleigereedschap, óf witte vingerverf en groot gekleurd tekenpapier, óf gekleurd tekenpapier van A4 formaat, witte wattenbollen en lijm, óf wit tekenpapier en allerlei wit waardeloos materiaal, zoals knoopjes, rietjes, draadjes en veertjes. “De mamma van kleine Roodvel vertelt hoe vroeger alle dieren spierwit waren. Er was niet één dier met een kleurtje. De god die hen geschapen had vond het prachtig zo. Al dat wit stond mooi bij het groen van de bomen, de gekleurde bloemen, de blauwe lucht. Van ver waren alle dieren goed te zien. Hij zag witte krokodillen in het blauwe water zwemmen, spierwitte papegaaien zaten in de bomen. Witte schapen speelden in de wei naast witte paarden en koeien, uit zee sprongen witte inktvissen en witte dolfijnen en witte walvissen. In het oerwoud kon hij de witte leeuwen en tijgers zien, en de witte giraffen en zebra’s en olifanten.” In deze les maken de kinderen de witte dieren. De les kan in verschillende groepen met verschillende materialen worden uitgevoerd. Dit is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen. Ook kunnen de verschillende diersoorten de materiaalkeuze bepalen: • Slangen, krokodillen, eenden en andere vogels, maar ook spinnen, mollen en muizen kunnen uit brooddeeg of zachte witte klei worden geboetseerd. Het zijn allemaal dieren die je uit een eenvoudige basisvorm kunt vormen. De slangen, wormen en krokodillen uit een gerolde kleislang, de eenden, muizen en mollen uit een eivorm. Met saté-prikkers of spijkers kunnen de dieren haren, schubben of veren krijgen. • De zachte aaibare dieren worden met witte wattenbollen op gekleurd papier geplakt. Elk kind krijgt een stuk gekleurd tekenpapier, een potlood, wattenbollen en lijm. • De kinderen schilderen de vissen en de vogels met witte vingerverf op het gekleurde papier. • Uit stevig wit tekenpapier worden olifanten, koeien tijgers en leeuwen getekend en geknipt of geprikt. De kinderen versieren deze dieren met witte waardeloze materialen. Maak in het lokaal plekjes voor de dieren die bij elkaar horen en wonen. Een doos met hooi voor de muizen, mollen en vogeltjes. Een groene lap voor alle koeien, paarden en zebra’s. Een blauwe plastic zak of bubbeltjesplastic voor de vissen en andere zeedieren.
Uit een ei of uit klei? • 11
ONDERBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
Alle dieren krijgen een kleur 35 minuten. Verf en kwasten. Vertel nog eens het gedeelte van het verhaal waarin de dieren elkaar niet herkennen omdat ze allemaal wit zijn. Ze beleggen een vergadering en gaan dan allemaal naar hun lievelingsplek om daar een kleur te kiezen. Vertel hoe al de verschillende dieren op hun eigen manier een kleur krijgen. Bekijk de witte dieren die de kinderen hebben gemaakt. • Naar welke lievelingsplek zouden die dieren gaan? • Welke kleur zou hun dier kiezen? De kinderen schilderen nu hun dier in de kleur die zij hem graag willen geven. Ze zingen het liedje nog eens.
Uit een ei of uit klei? • 12
ONDERBOUW LES 4
Tijdsduur Benodigdheden
Waarom … 10 minuten. Gedurende het project kan dit herhaald worden. Eventueel afbeeldingen van dieren, dierenraadsels en raadselspelletjes. “Mamma”, zegt kleine Roodvel: “Waarom is Witveer de eend nog steeds wit? Waarom heeft de Oerang-oetang rode billen? Waarom heeft de zebra strepen?” Wie weet het antwoord op deze raadsels? Wie kan er nog meer raadsels verzinnen? Om beurten mogen de kinderen een raadsel bedenken: Waarom …? Is er iemand die een (of het) antwoord weet? De raadselspelletjes kunnen ook gebruikt worden om een scala van dieren in het bewustzijn van de kinderen te brengen, voordat ze dieren gaan schilderen of boetseren. Voorbeelden van raadsels • Ik ben oranje en ik woon in het water, wie ben ik? • Ik ben groen en ik kwaak, wie ben ik? • Ik ben geel en ik kom uit een ei, wie ben ik? • Ik ben rood met zwarte stippen, wie ben ik? • Ik ben bruin en ik heb mijn huis op mijn rug, wie ben ik? • Ik ben grijs en ik heb een slurf, wie ben ik? • Ik ben bruin en ik brom, wie ben ik? • Ik ben zwart en wit en ik geef melk, wie ben ik? • Wie of wat zwemt in het water? • Wie of wat vliegt in de lucht? • Wie of wat kruipt in een holletje? • Wie of wat klimt in een boom? • Een olifant kan … • Een rups kan … • Een poes kan … • Een muis kan … • Een paard kan …
Uit een ei of uit klei? • 13
VERHAAL ONDERBOUW
De zon en de zee Een verhaal uit Tanzania Lang geleden waren sommige dingen in de wereld anders dan nu. De zee heette toen nog Meneer Zee. Hij zag er net zo uit als nu. Soms grijs, soms blauw, met hoge of lage golven, vol met schelpen, vissen en zeewier en altijd ruisend. Sjj, sjj, sjj, sjj. De zon heette toen nog Meneer Zon en hij woonde nog niet op zijn plekje aan de hemel. Maar geel en warm was hij wel. Hij hield van gezelligheid en daarom ging hij vaak op bezoek bij zijn vriend Meneer Zee. Soms, als het zomer was, was meneer Zon zo heet, dat het vel van meneer Zee er van siste. Sjj, sjj, sjj, sjj. Meneer Zee zei dan aan het eind van de dag: “Nu moet je maar weer naar huis gaan, vriend Zon.” En meneer Zon zwaaide dan en zei: “Tot morgen, vriend Zee.” En hij verdween in zijn huisje van rode steen. Op een nacht kon meneer Zon niet slapen. Hij lag maar te draaien in zijn bed. Hij moest alsmaar denken aan Meneer Zee. Nu was meneer Zon zo vaak bij meneer Zee op bezoek geweest, maar waarom kwam meneer Zee nooit bij hem? Was zijn rode huisje niet gezellig genoeg? Toen het al bijna ochtend was, wist meneer Zon wat hij moest doen. Hij stond vroeg op en ging op weg naar Meneer Zee. “Goede morgen, meneer Zee,” zei Meneer Zon. “Goede morgen, meneer Zon,” zei meneer Zee. “Kom binnen.” Meneer Zon ging zitten en schraapte zijn keel. “Vriend Zee, ik wil je bij deze uitnodigen om morgen bij mij op bezoek te komen.” Meneer Zee keek op en zei alleen: “Sjj, sjj, sjj, sjj.” “Waarom zeg je niets, vriend Zee?” vroeg Zon ongeduldig. Meneer Zee golfde heen en weer en zei: “Ik zeg wel wat. Ik zeg sjj, sjj, dat betekent sjonge, sjonge. En dat betekent weer dat ik er even over na moet denken.” Een hele tijd was het stil. Behalve dan het geluid van meneer Zee die nadacht. Sjj, sjj, sjj, sjj. Toen werd het nog stiller dan stil. Zelfs de golven van meneer Zee werden spiegelglad. Zo glad, dat Zon zichzelf erin kon zien. Meneer Zee keek meneer Zon aandachtig aan. “Vriend Zon, het spijt me, maar ik kan de uitnodiging niet aannemen.” Zon schoot overeind uit zijn stoel. “Waarom niet, Zee, vind je mijn rode huisje niet mooi genoeg?” Zee golfde met een mooie omgebogen krul. Dat betekende dat Meneer Zon rustig moest gaan zitten. “Je huisje is prachtig, Zon. Maar eh, ik ben bang dat het te klein voor mij is.” Zon was echt verbaasd. Zijn stem ging een eind omhoog. “Hoe weet je dat nou, je bent er nog nooit geweest.” Zee lachte. “Als ik kom, breng ik wel al mijn kinderen mee. En dat zijn er heel veel. Ik denk niet dat we in jouw huisje passen.” Meneer Zon wilde het niet geloven. “Onzin, Zee, morgenochtend verwacht ik je. En ik ga nu mijn huisje schoonmaken. Als alle stofjes eruit zijn, kan je hele familie er in.” Zee haalde zijn schuimige schouders hoog op. “Goed, tot morgen dan. En werk niet te hard, anders krijg je het veel te warm.”
Uit een ei of uit klei? • 14
Zon rende, rolde, buitelde naar huis. Hij maakte zijn huisje tot in alle hoeken schoon. Hij waste de gordijnen, zeemde de ramen en veegde het pad naar de deur. In een grote kan maakte hij oranje limonade. Aan het eind van de dag bakte hij een zonnestralentaart met vierentwintig stukken. Dat zou wel genoeg zijn. Moe en tevreden viel Zon die avond in slaap. De volgende morgen werd hij wakker van zacht geruis. Sjj, sjj, sjj, sjj. Daar was Zee al! Hij moest snel uit bed. Zon waste zich en keek uit het raam. In de verte zag hij de prachtige golven van Meneer Zee aankomen. Zilverwitte vissen sprongen boven de golven uit en spierwitte schelpen dreven vooraan in de eerste golf. Meneer Zon straalde van geluk. Toen de eerste golf het pad op kwam, rolde een grote schelp naar voren en bonkte tegen de deur. Met een grote armzwaai deed Zon de deur open. “Zee, wat fijn dat je er bent.” “Sjj, sjj, mag ik binnenkomen, Zon?” “Kom binnen, Zee, de taart is klaar,” lachte Zon. “Mag ik binnenkomen met àl mijn kinderen, Zon?” vroeg Zee. “Natuurlijk, er is genoeg taart,” zei Zon. En toen kwam meneer Zee binnen. En al het water golfde door de kamer. “Sjj, sjj, gezellig huisje heb je, Zon, waar mag ik gaan zitten?” Maar Zee zat overal. Zee zat op alle stoelen. Zee klom zelfs langs de tafelpoten omhoog. “Sjj, wat ruikt je zonnestralentaart lekker,” zei Zee snuivend, “daar zijn mijn kinderen dol op.” Meneer Zon plonsde door de kamer. Hij had het zo warm gekregen dat hij begon te sissen. “Sjj, ga je gang hoor, hij staat er voor.” Hij probeerde bij de schoteltjes en gebaksvorkjes te komen. Maar die waren al niet meer nodig. Achthonderd vissen doken op de taart. Zee riep nog: “Netjes eten, jongens.” De kinderen zwiepten even met hun staart en er was geen kruimeltje van de taart meer te zien. Toen het water tot aan meneer Zon zijn kin stond, zei meneer Zee: “Sjj, er staan buiten nog een heleboel golven, mogen die ook binnenkomen?” “Na-natuurlijk,” stotterde meneer Zon. Tien grote golven persten zich naar binnen. “Kom binnen,” piepte Zon, “ik zal wat ruimte maken.” En hij klom vlug naar het dak van zijn huis. Het duurde niet lang of het water rees hoger dan het dak. Er bleef voor Zon niets anders over dan maar in de lucht te springen. En daar is hij altijd gebleven. De zee en de zon, die nu geen meneer meer heten, komen nooit meer bij elkaar op bezoek, maar ze groeten elkaar wel elke dag. Dat kun je niet horen, maar zien. Als de zon een goeie bui heeft en de hele dag stralend boven de zee heeft gestaan, laat hij zich aan het eind van de dag naar de zee zakken. Dan denken de zon en de zee allebei terug aan het rode huisje met de zonnestralentaart en de oranje limonade. Bij dit verhaal hoort een liedje. Het staat op de volgende bladzijde
Uit een ei of uit klei? • 15
ONDERBOUW LES 1
Tijdsduur Benodigdheden
De zee 35 minuten. Schilderpapier in stroken van 30 x 60 cm, verf in blauw, wit en groen, misschien een beetje zwart, varkensharen kwasten of sponsjes. Er kan worden gewerkt aan een ezel of schilderbord, of plat op tafel. De kinderen kunnen met plakkaatverf en kwasten of sponsjes, of met vingerverf werken. Bespreek met de kinderen hoe de zee er uitziet, hoe hij klinkt. Welke kleuren heeft de zee? Wanneer is hij blauw? Wanneer grijs of groen of nog heel anders? Laat de kinderen het golven mee bewegen met hun handen en hun lijf: hoge golven, lage golven, kabbelend. Kan de zee ook golven met krullen? Hoe klinkt het ruisen? Kunnen de kinderen de zee laten golven met de verf op het papier? Hoe maak je de verschillende kleuren van de zee? De kinderen vullen nu hun vel papier helemaal met een golvende zee met lange kwaststreken van begin tot het eind van het papier, met hoge en lage golven of een stille zee. Laat de schilderingen goed drogen.
Uit een ei of uit klei? • 17
ONDERBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
De zon 35 minuten. Wit tekenpapier in cirkels van ongeveer 30 cm doorsnede, plakkaatverf of vingerverf in oranje, rode en gele kleuren, varkensharen kwasten of sponsjes. Bespreek met de kinderen hoe de zon eruit ziet in dit verhaal. Welke kleuren heeft de zon, kun je haar stralen zien? Wie kan de zon schilderen? Hoe kun je de stralen van de zon schilderen? Bespreek met de kinderen verschillende mogelijkheden: stralende strepen, ringen en spiralen. De kinderen schilderen nu de zon op het ronde papier. Plak samen met de kinderen de droge schilderingen rondom op een grote skippybal of op een heel grote cirkel van papier of op een hoepel of iets dergelijks.
Uit een ei of uit klei? • 18
ONDERBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
Zonnestralentaart 50 minuten. ‘Taartpunten’ van gekleurd karton die samen te voegen zijn tot één grote taart, veel waardeloos materiaal waarmee de taart versierd kan worden, zoals lapjes, knoopjes, snippers papier, vlaggetjes, wattenbollen en restjes schuimrubber. Oranje, gele en rode verf en varkensharen kwasten. De kinderen zingen het liedje nog eens. Het huisje van zon is nu schoon en klaar voor visite. Aan het eind van de schoonmaakdag bakt zon een zonnestralentaart met vierentwintig punten. Hoe zou die taart eruit zien? Hoe groot zou hij wel zijn? Waar smaakt hij naar? Wat zit erin? Waarmee is hij versierd? Van welke taart houden de kinderen het meest? De kinderen versieren nu hun taartpunten en beschilderen die vervolgens. Wanneer de punten droog zijn voegt u ze met de kinderen samen tot een grote zonnestralentaart.
Uit een ei of uit klei? • 19
ONDERBOUW LES 4
Tijdsduur Benodigdheden
De blauwe zee 50 minuten. De (droge) zeeschilderijen van Les 5: De zee, lijm en kwasten, schelpjes, droogbloemetjes, takjes, zand en krijtjes of gekleurd papier om vissen en stenen van te knippen. Bespreek met de kinderen wat er zoal te vinden is in de zee aan planten, dieren en andere dingen. De kinderen tekenen nu hun zeeschilderijen. Die vullen ze met zeedieren, schelpen, planten, stenen en wat er nog meer te vinden is in de zee.
Uit een ei of uit klei? • 20
ONDERBOUW LES 5
Tijdsduur Benodigdheden
Presentatie 20 minuten. De werkstukken uit de vorige vier lessen, eventueel keukentrapje en plakband. Vertel nog een keer het verhaal van zon die op bezoek gaat bij zee. Het verhaal wordt nu ook zichtbaar opgebouwd met de werkstukken van de kinderen: maak daartoe van een groot vel rood papier een huis voor zon. Plak dit op een muur en hang de zon ervoor. Terwijl de zee alsmaar stijgt – stroken zee worden boven elkaar op de muur geplakt met behulp van keukentrapje en plakband – loopt het huisje van zon helemaal vol water. Langzaam verdwijnt het rode huisje achter de geschilderde en beplakte zeeschilderijen die boven elkaar worden geplakt. Het water stijgt nog steeds hoger, net zolang tot alle stroken zee op zijn. De zon wordt opgehesen tot aan het plafond. De kinderen zingen het liedje nogmaals. Tot besluit drinken we oranje limonade.
Uit een ei of uit klei? • 21
VERHAAL ONDERBOUW
De schepping Het bijbelverhaal Heel lang geleden was er nog geen hemel en geen aarde. Er was geen zon en geen maan. Er waren geen dieren, geen bergen en geen mensen. Er waren geen kinderen en geen scholen. Er was niet eens speelgoed en snoep. Er was alleen maar … niks. Het was koud, stil en donker. Toen kwam er een god die gewoon … God heette. God zei: “Ik wil graag dat er een hemel en een aarde is.” En hij maakte een lichte hemel en een donkere aarde. De aarde was helemaal bedekt met zwart water. Zwart water, met niks erin. Geen vissen en geen schelpen. Alleen maar water. God ging in de hemel wonen samen met een heleboel engelen. De engelen dansten en zongen. Het was mooi, warm en gezellig in de hemel. Op een keer keek God naar beneden. Wat was het daar toch donker en griezelig. Hij zei: ”Ik ga de aarde mooi en licht maken. Kom maar licht, schijn maar op de aarde.” En meteen werd het licht. Maar toen de avond kwam, werd het weer donker. Dat moest ook. 's Avonds wordt het altijd donker. God zei: “Als het licht is, dan is het dag, en als het donker is, dan is het nacht.” Toen was de eerste dag voorbij. Op de tweede dag ging God weer aan het werk. Hij zei: “Er moet een mooie blauwe lucht boven de aarde komen.” En meteen gebeurde het. Er kwamen witte wolken langs de blauwe lucht drijven. God keek er naar en vond het prachtig. Toen werd het wéér avond. De tweede dag was voorbij. Op de derde dag keek God naar de aarde, naar al dat water. Hij kreeg een goed idee. Hij wilde een deel van de aarde droog maken. Hij joeg het water weg en zei: “Waar het droog is, heet het land en waar water is heet het zee.” Toen liet hij op het droge stuk gras groeien, en bloemen en bomen. Hij liet de wind door de bladeren van de bomen blazen. Terwijl hij naar het ruisen luisterde, werd het weer avond. Het einde van de derde dag. Op de vierde dag maakte God de zon. 's Morgens begon de zon aan één kant langs de hemel te klimmen. Op het midden van de dag stond hij het hoogst. De bloemen en planten draaiden zich naar de zon en ze bloeiden nog mooier. Maar toen het avond werd, daalde de zon. En toen de zon weg was, was het het einde van de vierde dag. Maar helemaal donker werd het nooit meer, want God maakte de maan en de sterren. Op de vijfde dag keek God naar het water. Dat water was veel te leeg. Even later sprongen de vissen boven het water uit. Ook de lucht vond hij te leeg. God schiep de vogels en leerde ze hoe ze een nest moesten maken. En hoe ze eitjes uit moesten broeden, zodat er steeds meer vogels op aarde kwamen. En al weer was er een dag voorbij, de vijfde dag. Op de zesde dag keek God naar de vissen en de vogels. Hij zei: “Vissen en vogels zijn dieren. Er moeten nog veel meer dieren komen.”
Uit een ei of uit klei? • 22
Toen schiep hij alle dieren: paarden, koeien, schapen, tijgers, olifanten, giraffen, honden, poezen, muizen, vliegen, wespen, slangen, apen, cavia's, tamme ratjes, mieren en nog veel meer. God keek rond en zei: “Nu wil ik een mens maken, een mens die op mij lijkt.” En hij maakte de eerste mens en noemde die Adam. God zei: “Adam, jij mag de baas zijn over alles wat ik gemaakt heb. Alle dieren moeten jou gehoorzamen, maar jij moet Mij gehoorzamen.” Adam knikte, hij begreep wat God bedoelde. Toen werd het avond. De zesde dag was voorbij. Op de zevende dag keek God naar de aarde en hij zag dat de aarde klaar was. God keek rond en hij zag dat het goed was, wat hij had gemaakt. Toen rustte hij uit van zijn werk.
Uit een ei of uit klei? • 23
ONDERBOUW LES 1
Tijdsduur Benodigdheden
De nacht is donker 30 à 40 minuten. Grote vellen papier in donkerblauw, groen, bruin of zwart, penselen en plakkaatverf of vingerverf in donkere kleuren. Vertel het begin van het scheppingsverhaal, waarin er eerst helemaal niets is, alleen maar nacht. Dan maakt God het licht en de dag is er. Wie is wel eens ‘s nachts of ‘s avonds laat buiten geweest? Welke kleuren zie je in de nacht? Welke kleuren hebben de bomen en de lucht en de huizen dan? Hoe kun je schilderen dat je bijna niets kunt zien? Kunnen de kinderen een nachtschilderij maken? Bekijk met de kinderen het donkere schilderpapier. Met welke kleuren willen zij daarop de nacht schilderen? Kies samen met hen de donkere nachtkleuren. Geef hen donker schilderpapier en donkere kleuren om mee te schilderen. Maak desnoods zelf van tevoren donkere mengkleuren als die niet aanwezig zijn. De kinderen schilderen zonder water.
Uit een ei of uit klei? • 24
ONDERBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
De dag is licht 30 à 40 minuten. Grote vellen wit papier, penselen en plakkaatverf of vingerverf in verschillende kleuren. Vertel nog eens het begin van het verhaal waarin er eerst helemaal niets is, alleen maar donkere nacht. Dan maakt God het licht en de dag is er. Bekijk met de kinderen een paar nachtschilderijen. ‘s Nachts is alles donker en je kunt de dingen om je heen niet echt goed zien. De wereld is dan heel anders dan overdag! Als het dag is kun je alles goed zien. De zon schijnt – of het regent – het is altijd licht buiten. Bekijk met de kinderen het witte schilderpapier. Hierop maken zij een dagschilderij. Welke kleuren willen zij nu gebruiken? Kies samen met de kinderen de kleuren voor het dagschilderij. Hiermee gaan zij nu aan de slag. De kinderen schilderen zonder water. Hang alle schilderijen van de nacht en de dag onder elkaar op. Waar is de nacht het donkerst? Waar wordt het al een beetje ochtend? Waar is het echt een lichte dag? Waar wordt het al een beetje avond?
Uit een ei of uit klei? • 25
ONDERBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
De zee, het land en de lucht 1 à 2 x 50 minuten. Behangpapier in stukken van ongeveer één meter lang (voor de lucht, het land en de zee), vingerverf of plakkaatverf en sponsjes, eventueel kwasten. De kinderen maken grote lange stroken met daarop respectievelijk de zee, het land en de lucht. De drie verschillende schilderijen worden door groepjes kinderen gemaakt. In deze grote schilderingen komen in de volgende les de vissen, de bloemen en de vogels. Aan elk van de drie schilderijen kan wel een uur of meer gewerkt worden als steeds een ander groepje van drie kinderen in een schilderij een kwartier schildert. Ook kunnen drie of meer kinderen de opdracht hebben samen de lucht, het land of de zee te schilderen. Leg de drie lege stroken behangpapier boven elkaar tot één vel op de grond. Vertel nog een keer hoe God de lucht, de zee en het land maakte. Het hele papier is nog leeg, er is nog niets. Nu gaat een groepje kinderen de zee schilderen. Hoe ziet de zee er uit? Welke kleuren heeft het water in de zee? Hoe golft het water, zachtjes of met hoge golven? Kunnen de kinderen met hun armen het water laten golven? Doe voor hoe je met lange golvende bewegingen het water kunt schilderen. Het zeeschilderij wordt gemaakt met blauwe, groene, grijze en witte verf met lange golvende verfstreken. Het gehele papieroppervlak wordt gevuld met zee. De kinderen gebruiken verf zonder water. Een groepje kinderen gaat de lucht schilderen. Hoe ziet de lucht eruit als de zon schijnt en hoe als het regent of stormt? Hoe zien de wolken eruit? Wie kan er één tekenen? Welke kleuren kunnen de wolken hebben? De kinderen gaan de lucht met de wolken schilderen door met de sponsjes en de verf op het papier te deppen, zo ontstaat een mooi wolkig, wollig verfoppervlak. Het gehele papier wordt gevuld met lucht. De kinderen gebruiken verf zonder water. Een groepje kinderen gaat het land schilderen. Hoe ziet de grond eruit? Hoe het gras, het zand, de stenen? Zijn er rotsen en heuvels en weitjes? Welke kleuren kun je gebruiken? Hoe schilder je de grassprieten, de zandkorrels, de grote en kleine stenen? Wat kan er nog meer op het land zijn? De kinderen schilderen nu het land met aarde, steen- en graskleuren. Het gehele papier wordt gevuld met land. Het kan nodig zijn voor de details kwasten of penselen te gebruiken. De kinderen gebruiken verf zonder water.
Uit een ei of uit klei? • 26
ONDERBOUW LES 4
Tijdsduur Benodigdheden
De dieren en de mensen 1 à 2 x 35 minuten. Crêpetape. Voor de vissen: boetseerklei of plastic klei of brooddeeg, boetseerplanken, spijkertjes en stokjes: voor de vogels: wasco, ecoline en penselen; voor de planten, bomen en bloemen: wasco, eventueel met ecoline of kleurpotloden; voor de mensen: wasco of kleurpotloden. Plak de drie droge schilderijen van zee, land en lucht boven elkaar met crêpetape. Leg ze op de grond in de kring of op een tafel. Kijk samen met de kinderen naar de resultaten. De aarde is nu geschapen met land, zee en lucht, maar ze zijn nog helemaal leeg. Dat kan natuurlijk niet zo blijven! Vertel nog eens het gedeelte van het verhaal waarin God zijn schepping verder afmaakt. De kinderen gaan nu ook hun schilderij vullen met alle levende wezens die daarin horen. Dit kan heel goed weer in (tafel)groepen gebeuren. Eén of meerdere groepen kinderen maken vissen die in de zee kunnen gaan wonen. Van platte plakken klei vormen ze allerlei visvormen: lange, dunne, dikke, grote en kleine. Ze versieren de vissen met allerlei hulpmiddelen die ze erin kunnen afdrukken, zoals de achterkanten van potloden en ijsstokjes. Ze denken ook aan ogen, schubben, vinnen en staarten. Na droging kunnen de vissen nog beschilderd worden. Een groep kinderen tekent vogels die in de lucht kunnen vliegen. Ze besteden daarbij aandacht aan poten, snavels, vleugels, veren en staarten. Ze tekenen de vogels met wascokrijt en prikken of knippen ze uit. Daarna worden de uitgeknipte of uitgeprikte vogels beschilderd met ecoline of verdunde verf. Een groep kinderen tekent planten, bloemen of bomen die op het land kunnen groeien. Laat de kinderen een keuze voor één van deze drie maken. Kijk met de kinderen naar stengels en bladvormen, naar bloem- en bladvormen en harten, naar stammen en bladkruinen van bomen. Hebben de bomen bladeren in de zomer of zijn de takken kaal? Welke kleuren gaan de kinderen gebruiken? Als de planten, bomen en bloemen klaar zijn, worden ze uitgeknipt of uitgeprikt. Een groep kinderen tekent de mensen die op het land leven. Wie maakt een man, wie een vrouw, wie maakt kinderen? Ze tekenen hun mensen met wasco of kleurpotloden. Als ze klaar zijn worden ze uitgeknipt of uitgeprikt. Als alle werkstukken goed droog zijn en zijn beschilderd of uitgeknipt en uitgeprikt, worden ze op het grote lege schilderij met zee, land en lucht gelegd of geplakt. Dat kan in een grote kring, zodat alle kinderen meekijken of in tafelgroepen waarbij steeds een stukje wordt toegevoegd. Om beurten legt een kind zijn werkstuk op een plekje in het grote schilderij, daar waar hij of zij het wil. Als alles een plekje heeft gevonden, kunnen ze met elkaar besluiten of het goed is of dat er nog iets bij moet komen. Op het laatst kan een grote zon worden toe gevoegd die het geheel vanuit de hoge lucht met tevredenheid bekijkt.
Uit een ei of uit klei? • 27
VERHAAL MIDDENBOUW
Hoe de reus Pangu de wereld maakte In China, een heel groot land in Azië, vertellen de mensen het verhaal van de reus Pangu. Ze zeggen dat hij de wereld geschapen heeft. Het verhaal vertelt hoe hij dat deed. Heel erg lang geleden was er niets dan alleen maar duisternis. Maar ergens in die duisternis liep een lijn. Die lijn was niet rond, niet vierkant, niet driehoekig, maar ovaal, de vorm van een ei. Binnenin dat ei sliep een heel klein wezentje dat al een naam had nog voor hij geboren was. Hij heette Pangu. Pangu wist van niets. Hij sliep en hij groeide, gevoed door het eiwit en beschermd door de eierschaal. Hij werd groter en groter en toen hij achttienduizend jaar was gegroeid, rekte hij zich slaperig uit. Au. Zijn knieën en voeten stootten ergens tegenaan. Hij drukte uit alle macht met zijn handen tegen de witte doorschijnende wand. Die veerde een beetje, maar gaf niet genoeg ruimte. Van al dat harde werken werd Pangu klaarwakker. Hij keek nieuwsgierig om zich heen. Het was eigenlijk wel leuk om wakker te zijn. Als je wakker was, kon je nadenken over wat je voor leuke dingen kon gaan doen. Maar Pangu had nog geen idee wat. Hij gaapte en rekte zich nog eens lekker uit. Krak, krak, hoorde hij. Wat gebeurde er? Pangu tuurde door het transparante wit en zag zwarte lijnen, die bij elke krak groter werden. Ineens begonnen de witte verende muren in vlokken uiteen te vallen. De doorschijnende vlokken schoten door het gat van het ei naar boven. Pangu wist niet wat hij zag. Ver boven hem kwamen de vlokken bij elkaar en rekten en trokken, totdat er een groot strak gespannen vlies boven hem stond. Ademloos zag hij hoe het wit langzaam in blauw veranderde. Plotseling viel de gele massa onder hem weg. Pangu kon zich nog net aan een stuk eierschaal vasthouden. Het zware ondoorzichtige eigeel viel naar beneden en vormde een stevige grote bol. Terwijl hij keek, voelde hij de eierschaal onder zijn handen afbreken. Pangu viel naar beneden en voelde hoe zijn voeten veerden. Hij vond het heerlijk, maar rolde meteen om. Op zijn rug lag hij omhoog te kijken en na te denken over wat hij zag. Als hij nu bleef groeien zou deze ruimte op de duur dan ook te klein worden? En als het blauw en het geel elkaar zouden willen spreken, zouden ze dan niet weer per ongeluk samen kunnen smelten? Als dat gebeurde betekende dat, dat hij er tussen geplakt werd en dan kon hij zich wéér niet bewegen. Pangu dacht diep na. Hij moest een manier zien te vinden om het blauw en het geel uit elkaar te houden. Zijn ogen dwaalden omhoog en naar omlaag. Zijn blik gleed daarbij langs zijn lichaam. Met wijdopen ogen keek hij weer omhoog en omlaag en toen wist hij het. Hij tilde zijn hoofd op, en zette zijn handen op de grond. Hij duwde zijn bovenlichaam omhoog en zat. Hij strekte zijn armen naar het blauw en schudde zijn hoofd. Hij was er nog lang niet. Zuchtend keek Pangu naar zijn voeten. Met zijn handen voelde hij aan de onderkant. Plat. Zijn voeten waren twee platte vlakken en op zijn zitvlak kon hij zitten. Dus misschien kon hij ook op zijn voeten zitten. Of heette dat anders?
Uit een ei of uit klei? • 28
Pangu duwde zich verder omhoog, rolde om en probeerde het weer. Na zevenenzeventig keer lukte het hem om zijn voeten plat op de grond te zetten. Steunend duwde hij zijn benen en zijn lijf recht. Even schrok hij. Zijn hoofd veerde tegen het blauwe vlies. Met zijn armen kon hij om zich heen zwaaien, maar omhoog kon niet. Er moest meer ruimte komen, daar was Pangu zeker van. Hij zette zijn grote voeten stevig op de aarde en duwde met zijn hoofd tegen de hemel. Daarna zette hij zijn handen tegen het blauw, zodat zijn hoofd vrij kwam. Toen concentreerde hij zich op zijn taak. Elke dag groeide Pangu drie meter, en elke dag dreef hij de hemel en de aarde verder uit elkaar. Na achttienduizend jaar keek Pangu rond. Een enorme ruimte strekte zich rondom hem uit. Even bleven zijn ogen rusten bij een streep in de verte. Daar leken de aarde en de hemel bij elkaar te komen. Zou dat kwaad kunnen? Pangu dacht van niet. Hemel en aarde waren ooit met elkaar verbonden geweest en dat moest je toch ergens aan kunnen blijven zien. Pangu voelde zich ineens heel erg moe. Kon hij maar even gaan liggen. Voorzichtig liet hij de hemel los. Groot en strak bleef het blauwe vlies boven hem staan. Heel tevreden viel Pangu in slaap, zonder te weten dat hij nooit meer wakker zou worden. Dat klinkt treurig, maar dat is het niet als je weet dat we het aan Pangu te danken hebben dat de aarde en de hemel niet leeg en stil bleven. Toen Pangu stierf, steeg zijn laatste adem naar de hemel en kreeg de naam Wind. Zijn lichaam zweette nog van het harde werken en uit dat zweet vormde zich de dauw en de regen. Omdat de dauw en de regen nog niet wisten wat hun taak was, spreidden de haren en bakkebaarden van Pangu zich uit over de aarde en werden daar grassen en planten. “Wanneer zullen wij bloeien?” vroegen de planten en meteen schoot er uit Pangu's linkeroog een zon naar de hemel. De zon brandde en omdat de planten hun kopjes zo snel lieten hangen, schoot er uit Pangu's rechteroog een maan omhoog. De maan wilde met haar licht wel iets te doen hebben, dus vormden Pangu's botten bergen en zijn stromend bloed de rivieren. Allerlei delen van zijn grote lijf vormden wegen, bomen, rotsen, vijvers en zeeën. De insectenbulten op zijn huid ontwikkelden zich tot dieren. Zijn zonnige vrolijke humeur werd het mooie weer en zijn sombere gedeprimeerde buien werden regenachtige dagen. De reus Pangu was dood, maar de aarde leefde. Toch ontbrak er nog iets.
Uit een ei of uit klei? • 29
MIDDENBOUW LES 1
Tijdsduur Benodigdheden
Het verhaal in een dictee Ongeveer 75 minuten. Per kind vijf velletjes A6 (kwart A4) papier, potloden, vijf vellen groot tekenpapier. Vertel het verhaal. Daarna proberen de kinderen met elkaar het verhaal na te vertellen. Wie wil beginnen, wie gaat verder, wie kan er nog iets aan toe voegen? Wat zijn we nog vergeten? Begrijpen de kinderen het verhaal? Roept het vragen op? Inventariseer de vragen en schrijf ze ergens op. Ze kunnen gedurende het project beantwoord worden of zichzelf beantwoorden. De kinderen krijgen nu allen vijf velletjes A6 papier of nog iets kleiner. Vraag de kinderen de velletjes te nummeren van 1 tot 5 en hun naam er klein op te schrijven. De kinderen tekenen vervolgens in de vorm van een dictee de vijf fasen van het verhaal op de vijf genummerde velletjes.
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Fase 5
In het donker ontstaat een ei, daarin groeit Pangu. Pangu groeit zo groot dat het ei barst. Pangu probeert hemel en aarde steeds verder uit elkaar te duwen. Als het klaar is, valt hij uitgeput in slaap en sterft. Zijn lichaamsdelen maken de aarde. Vertel de kinderen dat je in zo’n korte tijd natuurlijk geen uitgewerkte tekeningen kunt maken. Het gaat erom het hele verhaal in kleine tekeningetjes na te vertellen. Voor elke tekening hebben de kinderen ongeveer vijf à zeven minuten. Vertel nog een keer die fase van het verhaal terwijl de kinderen tekenen. Als alle kinderen ongeveer klaar zijn, vertelt u de volgende fase. De kinderen tekenen die op het volgende velletje, enzovoort. Plak de verschillende fasen bij elkaar op vijf grote vellen tekenpapier. Alle fasen 1 op één vel papier. Zo ook alle overige fasen. Bekijk met de kinderen de verschillende tekeningen. Kijk daarbij vooral naar: • De oplossingen die verschillende kinderen gekozen hebben. • Hoe hebben de kinderen de groeiende reus in het ei getekend? • Hoe tekenen ze het barstende ei? • Hoe ziet Pangu eruit? • Hoe is het duwen tussen hemel en aarde getekend? • Hoe tekenen ze het lijf van Pangu, die de nieuwe aarde wordt? • Welke fase was het eenvoudigst om te tekenen? • Welke tekening kostte de meeste moeite? Het gaat in deze nabespreking vooral om de vergelijking van de vele mogelijkheden. De grote vellen met de verzameling tekeningen blijven hangen in de klas. Ze kunnen in de volgende lessen een hulp of inspiratie zijn.
Uit een ei of uit klei? • 30
MIDDENBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
In een ei groeit een reus 50 minuten. Boetseerklei, saté-prikkers, een ei als lesvoorbeeld en eierdozen. De kinderen maken nu met boetseerklei een ei, ongeveer zo groot als een ganzenei. Laat hen de benodigde hoeveelheid klei goed doorkneden voordat ze het ei vormen. Besteed veel aandacht aan de vorm en de huid van het ei, die moet mooi rond en glad worden, als een echte eierschaal. Toon daarbij het echte ei als voorbeeld. Laat vorm en oppervlak boetserend in de beide handen tot stand komen, ga niet rollen en smeren met water. Wanneer de kinderen tevreden zijn over de vorm en het gladde oppervlak van hun ei, bespreekt u met hen hoe Pangu groeit in het ei. Probeer met de kinderen verschillende houdingen uit waarin Pangu in het ei zou kunnen zitten. Vult hij het hele ei of is er nog wat ruimte over? Hoe zitten zijn armen en benen? Hoe houdt hij zijn hoofd? Kijk nog eens naar de oplossingen op de dicteetekeningen van Pangu in het ei. De kinderen tekenen Pangu nu met een saté-prikker op het oppervlak van hun ei. Dit moet vooral niet te klein zijn. Hij moet het oppervlak van het ei voor een groot deel vullen, zodat er ruimte is om details in zijn houding weer te geven. Wanneer Pangu op het ei staat getekend, kan de tekening worden benadrukt door de klei eromheen iets in te drukken, zodat de reus als het ware een beetje naar buiten komt. Laat de eieren – staand in een eierdoos – een paar dagen drogen. De eieren kunnen ook ‘plat’ uitgevoerd worden. Dat is eenvoudiger. De kinderen rollen een platte plak klei van ongeveer 10 x 15 cm, 1,5 cm dik. Hieruit snijden ze de vorm van een ei. Op dit ei tekenen ze Pangu met de satéprikker en zo verder.
Uit een ei of uit klei? • 31
MIDDENBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
De reus krijgt een kleur 50 minuten. Plakkaatverf in rood, geel, blauw, wit en zwart, dunne varkensharen kwasten, eventueel (vogel)zand. In deze les gaan de kinderen de eieren beschilderen. Bespreek met hen hoe het is in het ei. Vraag de kinderen hun ogen te sluiten en vertel nog eens het gedeelte van het verhaal waarin Pangu groeit in het ei. Is het er licht of donker? Welke kleuren zien zij daarbij? Zij beschilderen vervolgens hun ei met de door hen gekozen kleuren. Laat hen vooral de verfkleuren mengen, maar niet verdunnen met water. De droge eieren blijven heel goed staan in droog (vogel) zand. Vul daartoe een grote platte doos, of maak ‘hoopjes’ waarin de eieren groepsgewijs of alleen kunnen staan. Kijk met de kinderen naar de resultaten. Waar is Pangu nog een klein reusje in de dop? Waar kan hij elk moment wakker worden en uit het ei barsten? Kijk ook naar zijn houding. Waar groeit Pangu in een donker ei? Waar wordt het al een beetje lichter?
Uit een ei of uit klei? • 32
MIDDENBOUW LES 4
Tijdsduur Benodigdheden
De reus duwt 2 x 50 minuten. Grijs tekenpapier formaat A4, HB-potloden en zachte wasco. Vertel nog een keer het gedeelte van het verhaal, waarin Pangu gaat proberen hemel en aarde uit elkaar te duwen. Hij duwt elke dag drie meter. Eerst op z’n hurken, dan op z’n knieën, steeds een beetje verder, tot hij kan staan. Het blauw van de hemel stijgt steeds hoger, het geel van de aarde zakt steeds dieper. Probeer met de kinderen die houdingen na te bewegen. Laat één kind Pangu zijn. Twee andere kinderen corrigeren zijn houding totdat hij er uitziet als een standbeeld van de duwende Pangu. Hoe kun je goed zien dat hij duwt? Hoe kun je zien dat het hem moeite kost? Als Pangu begint met duwen is hij nog fit, na 18000 jaar is hij uitgeput. Hoe zie je dat aan hem? Kijk ook nog eens terug naar de dicteetekeningen van Les 1: Het verhaal in een dictee. Hoe is het duwen daar getekend? Verdeel de klas in vier groepen. Groep 1 tekent Pangu als hij net is begonnen met duwen tussen hemel en aarde. Groep 2 tekent Pangu als hij pas 6000 jaar geduwd heeft. Groep 3 tekent Pangu als hij 12000 jaar geduwd heeft. Groep 4 tekent Pangu als hij al 17999 jaar duwt. De kinderen schetsen eerst met HB-potlood op het grijze papier. Daarna kleuren zij hun tekening met wasco. Hang de tekeningen in groepen bij elkaar. Bespreek de onderlinge overeenkomsten en verschillen per groep. Laat de kinderen vervolgens ook groepjes van vier tekeningen bij elkaar zoeken waarin het duwen zich voltrekt. Plak die bij elkaar op een groot vel gekleurd papier.
Uit een ei of uit klei? • 33
MIDDENBOUW LES 5
Tijdsduur Benodigdheden
De reus is dood, daar is de aarde 3 x 50 minuten. Voor elk kind een stuk behangpapier van 50 cm breed, een extra rol behang, HB-potloden, plakkaatverf in rood, geel, blauw, wit en zwart, varkensharen kwasten in verschillende dikten, eventueel sponsjes. In deze les maken de kinderen de gloednieuwe wereld die is ontstaan uit het lichaam van de reus Pangu. Elk kind maakt zijn eigen schilderij op het stuk behangpapier. Later worden al die losse stukken weer achter elkaar geplakt op de extra rol, zodat een lang panoramaschilderij ontstaat waarin de schepping van Pangu in al zijn facetten zichtbaar wordt. Om de stukken goed op elkaar te laten aansluiten kunt u met de kinderen afspraken maken over de verhoudingen in het landschap, bijvoorbeeld éénderde water, éénderde land en éénderde lucht, of half water en land, half lucht. Als alle kinderen zich daar min of meer aan houden zijn de schilderijen goed aan elkaar te passen. Tekenles Vertel nog een keer het gedeelte van het verhaal waarin Pangu met de onderdelen van zijn grote lijf de aarde vormt. Zou je aan de zon en de maan en de bergen en de planten nog een beetje kunnen zien dat ze gemaakt zijn van de ogen, de botten en de haren en bakkebaarden van Pangu? Bespreek met de kinderen hoe dat eruit zou kunnen zien. Uit welk deel van zijn lijf zou de woestijn zijn ontstaan, en de sneeuw? Uit welk deel de sterren? De kinderen verdelen nu volgens afspraak hun stuk papier in een deel water, land en lucht. Ze tekenen de pas geschapen aarde met daarop alles wat zij belangrijk vinden. Ze besteden veel aandacht aan de details. Schilderles Vraag de kinderen voordat ze gaan schilderen na te denken over de kleuren in hun schilderij. Is het donker of licht in hun schilderij, mooi weer of slecht weer? Welke kleuren krijgen water, aarde en lucht? Nu wordt de potloodschets beschilderd. De kinderen beschilderen het gehele papieroppervlak. Er rest dus geen wit papier. Wat in de schildering wit is wordt wit geschilderd. Wijs de kinderen op de mogelijkheden van kleurmenging, op de mogelijkheden van kwasten in verschillende dikten: dunne kwasten voor de details, dikkere voor de grotere vlakken. Kleine details kunnen later over de droge grotere vlakken geschilderd worden. Grote oppervlakken kunnen ook worden ingeschilderd met een sponsje. Fouten kunnen worden hersteld als de verf droog is, je kunt er dan gewoon met een nieuwe kleur overheen. Leg alle schilderijen op de grond op zo’n manier dat de kinderen ze goed kunnen zien. Laat de kinderen vertellen wat ze hebben geschilderd. Zijn er verschillende soorten landschappen ontstaan? Welke schilderijen passen heel goed bij of aan elkaar, welke zijn met een kleine ingreep aan elkaar te schilderen? Zijn er zo groepen schilderijen te maken die bij elkaar horen? Welke zijn helemaal apart? Is er een bepaalde volgorde te maken in de schilderijen? Leg de schilderijen zo, dat één heel lange rij ontstaat. Schilderijen die precies aan elkaar passen worden tegen elkaar aan gelegd. Als er een nieuwe groep schilderijen begint die bij elkaar past, wordt een stukje tussenruimte gemaakt. Plak de schilderijen op de extra rol behangpapier.
Uit een ei of uit klei? • 34
EXTRA LESSEN
Tijdsduur Benodigdheden
Pangu de reus Pangu wordt geboren 50 minuten. A4-papier, houtskool, wc-papier of zacht lapje, kneedgummetje, fixatief of haarlak. De kinderen maken met houtskool een tekening over de duisternis met daarin een ei waarin Pangu wordt geboren. Met de platte kant van een stukje houtskool vullen de kinderen een velletje A4papier – in zachte ronddraaiende bewegingen – geheel met duisternis. Als het hele vel met houtskool bewerkt is, wrijven zij de duisternis met een stukje wcpapier of een lapje voorzichtig uit. Scheppen is een voorzichtig proces, dat gaat niet ruw of krasserig. Als de duisternis hierna nog niet donker genoeg is, kan het tekenen met houtskool en het wrijven nog een keertje gebeuren. Er is alle tijd, Pangu groeide 18000 jaar. Hierna tekenen de kinderen met de punt van de houtskool een groot ei in de duisternis, als een lijn. Binnenin het ei maken ze het met de platte kant van de houtskool nog wat donkerder. Met het kneedgum tekenen ze nu middenin het ei de piepkleine Pangu die wordt geboren.
Tijdsduur Benodigdheden
Pangu in het donkere ei 50 minuten. A4 tekenpapier met daarop gekopieerd een groot in één lijn getekend ei, een stuk papier om kleuren op te mengen en uit te proberen, plakkaatverf in rood, geel, blauw, wit en bruin, varkensharen kwasten en HB-potloden. De kinderen knippen het ei uit hun vel tekenpapier. Hierin tekenen ze Pangu, groot en ei-vullend. Ze schilderen Pangu vervolgens in heel donkere kleuren in het ei. Dat doen ze door bruin steeds als basiskleur te gebruiken en dit te mengen met alle andere kleuren van het palet. Zo ontstaat een verzameling van donkere aardekleuren in allerlei nuances. Je kunt er al aan zien dat hieruit de aarde gaat ontstaan.
Tijdsduur Benodigdheden
Het ei breekt 50 minuten. Vraag elk kind een ei mee te brengen, uitgeblazen en schoongespoeld. Misschien is het mogelijk ganzeneieren te krijgen (die zijn wat groter). Viltstiften, boetseerklei of was. De kinderen breken voorzichtig hun uitgeblazen ei in twee halve doppen. Met viltstiften versieren ze aan de buitenkant hun ei, zodat een donkere eierschaal ontstaat. Met een bolletje klei of was boetseren ze nu een kleine Pangu, die in de gebroken eierdop past.
Uit een ei of uit klei? • 35
VERHAAL MIDDENBOUW
Godin Nugua en de moddermensen Nugua keek vanuit de hemel naar de aarde. Het zag er prachtig uit met al die bloeiende bloemen. Ze wiegden heen en weer op de wind. Nugua knikte. Pangu had zijn werk goed gedaan. Maar toch, er ontbrak nog iets. Nugua kon niet ontdekken wat. Haar ogen dwaalden verder. De zee was net een zijden lap die golfde en golfde. Ze genoot van het geluid. Het ruisen kwam en verdween, kwam en verdween. Tussen het ruisen door was het steeds even doodstil. Die stilte was wel prettig, maar Nugua spitste telkens weer haar oren om nog meer geluiden op te vangen. Ze waren er niet. Ze haalde diep adem en schoot overeind. Een vage zoete geur kwam haar neus binnen. Ze sloot haar ogen en veranderde zichzelf in een vogel. Zodra ze op de aarde stond, werd ze van boven een mens en aan de onderkant een slang. Zo kronkelde ze over de aarde op zoek naar de zoete geur. “Dag bloem,” groette ze, “vertel eens, al bezoek van een bij gehad vanmorgen?” Bloem wiegde, maar zweeg. Misschien moest iets geluid maken om te antwoorden, dacht Nugua. Bij een groepje hoge ruisende populieren keek ze omhoog. ”Zo jongens,” lachte ze, “wanneer denken jullie de hemel aan te kunnen raken?” Ze luisterde goed, maar nergens in het voortdurende ruisen hoorde ze iets van: o, over drie jaar, twee maanden en één dag. Teleurgesteld kronkelde ze verder. Ze probeerde het bij de zee, ze hield een schelp bij haar oor, stelde vragen aan het helmgras, een duinroosje, een mier. Maar het leek wel of niets en niemand haar opmerkte. Bedroefd schoof ze naar een donkere plek om uit te rusten. Slapen lukte niet en onrustig kronkelde ze naar de vijver in het midden van het bos. Het water lag roerloos te spiegelen. Ze boog zich voorover en keek geboeid naar het gezicht in het water. Er was dus toch nog iemand zoals zij. Blij stak ze haar hand in het water om te groeten, maar het gezicht begon in rimpels uiteen te vallen. Doodstil wachtte ze tot de lijnen weer scherper werden. Toen ze met haar andere hand haar gezicht aanraakte, zag ze dat de hand in het water ook doen. Toen begreep ze het. Zuchtend haalde ze haar hand uit het water. Hij zat helemaal onder de modder. In gedachten verzonken liet ze de modder in de kom van haar hand lopen. Met de vingers van haar andere hand begon ze met de modder te spelen. Ze dacht aan haar spiegelbeeld en maakte een hoofd, een lijf en twee armen. Nu nog de slangenstaart. In de zon begon de klei al te drogen. Ze was te laat met de kronkels van de slangenstaart, het lukte niet meer. Vlug vormde ze twee rechte staken met platte vlakjes aan de onderkant en zette het poppetje op de grond. Zodra de voeten de grond raakten begon het poppetje te leven. Het danste lachend om haar heen. Nugua lachte terug. “Wie ben je?” vroeg ze. Het poppetje groeide en keek trots in het rond. “Ik denk dat ik een mens ben. Maak je er nog één? Dan kunnen we gaan spelen.” Binnen een paar minuten renden twee mensen hand in hand weg. Om niet weer alleen te zijn, ging Nugua door. Eén voor één sprongen de mensen uit haar hand. Eén van de mensen klom in de top van de boom, wees en schreeuwde iets naar de mensen op de grond. In een lange rij liepen ze het bos uit. Gelukkig kon Nugua hun stemmen nog lang horen, zodat ze zich niet eenzaam voelde.
Uit een ei of uit klei? • 36
Ze dacht aan de zee, hoe mooi het zou zijn als de mensen van het ruisen zouden kunnen genieten, en ze maakte een hele grote groep, die zingend op weg ging. Ook moesten er mensen komen die de geuren van rozen en fluitenkruid konden opsnuiven. Nugua werkte tot de zon onderging. Nu kon ze niet veel meer zien. Moe legde ze zich te slapen, maar zodra de zon haar wekte stond ze op. Ze keek naar de hemel en begon terug te verlangen naar die hoge plek daar. Hoe mooi zou het uitzicht zijn met al die vrolijke mensen op de aarde. Had ze er wel genoeg gemaakt? Misschien was er een manier om wat sneller te werken. Ze pakte een rietstengel, schepte modder uit de vijver en zwaaide ermee boven haar hoofd. De modder spatte in het rond. Zodra de modderspetters de grond raakten, veranderden ze in mensen. Toen de dag voorbij was, vloog Nugua naar de hemel. Tevreden keek ze de volgende morgen naar beneden. Maar er was iets vreemds. Er waren twee groepen mensen, die zich niet met elkaar bemoeiden. Soms als ze elkaar tegen kwamen, maakten ze ruzie. Soms brak er zelfs oorlog uit tussen de twee groepen. Nugua dacht diep na, maar begreep het pas toen ze een mens vanaf een hoge berg hoorde zeggen: “Jullie stellen niets voor, jullie zijn niet meer dan modderspatten, jullie zullen altijd gewoon en arm blijven. Wij zijn met aandacht één voor één gemaakt. Wij waren hier het eerst, daarom zijn we mooi en rijk.” Toen huilde Nugua en het regende achttienduizend jaar.
Uit een ei of uit klei? • 37
MIDDENBOUW LES 1
Tijdsduur Benodigdheden
Het verhaal in een dictee Ongeveer 75 minuten. Per kind vijf velletjes A6-papier (kwart A4), potloden en vijf vellen groot tekenpapier. Vertel het verhaal. Daarna proberen de kinderen met elkaar het verhaal na te vertellen. Wie wil beginnen, wie gaat verder, wie kan er nog iets aan toe voegen? Wat zijn we nog vergeten? Begrijpen de kinderen het verhaal? Roept het vragen op? Inventariseer de vragen en schrijf ze ergens op. Ze kunnen gedurende het project beantwoord worden of zichzelf beantwoorden. De kinderen krijgen nu allen vijf velletjes A6-papier of nog iets kleiner. Vertel de kinderen de velletjes te nummeren van 1 tot 5 en hun naam er klein op te schrijven. Ze tekenen nu in de vorm van een dictee de vijf fasen van het verhaal op de vijf genummerde velletjes.
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Fase 5
Nugua vliegt vanuit de hemel naar de aarde, als een vogel. Zij zit eenzaam bij een vijver en ziet zichzelf in het water. Ze schept met haar hand modder, ze maakt de eerste mens. Ze zwiept een tak met modder om meer mensen te maken. Zij kijkt vanuit de hemel naar de aarde, ziet de ruzies en huilt. Vertel de kinderen dat je in zo’n korte tijd natuurlijk geen uitgewerkte tekeningen kunt maken. Het gaat erom het hele verhaal in kleine tekeningetjes na te vertellen. Voor elke tekening hebben de kinderen ongeveer vijf à zeven minuten. Vertel nog een keer die fase van het verhaal terwijl de kinderen tekenen. Als alle kinderen ongeveer klaar zijn, vertelt u de volgende fase. De kinderen tekenen die op het volgende velletje, enzovoort. Plak de vijf fasen bij elkaar op de vijf grote vellen tekenpapier. Alle fasen 1 op één vel papier. Zo ook alle overige fasen. Bekijk met de kinderen de verschillende tekeningen. Kijk daarbij vooral naar de oplossingen die verschillende kinderen gekozen hebben: • Wat voor vogel is Nugua als ze naar de aarde vliegt? • Hoe hebben de kinderen de zich spiegelende Nugua getekend, hoe ziet Nugua eruit? • Hoe tekenen ze het boetseren van de eerste mens? • Hoe ziet die er uit? • Hoe maakt Nugua met haar tak nog veel meer mensen? • Hoe ziet de met mensen bevolkte aarde eruit vanuit de hemel? • Welke fase was het eenvoudigst om te tekenen? • Welke kostte de meeste moeite? Het gaat in deze nabespreking vooral om de vergelijking van de vele mogelijkheden. De grote vellen met de verzameling tekeningen blijven hangen in de klas. Ze kunnen in de volgende lessen een hulp of inspiratie zijn.
Uit een ei of uit klei? • 38
MIDDENBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
Nugua wil alles weten 50 minuten. Witte correspondentiekaarten, HB-potloden en kleurpotloden. Vertel nog eens dat deel uit het verhaal waarin Nugua over de aarde kronkelt en probeert een praatje te maken met bloemen, planten, schelpen, dieren, en de zee. Er is niemand die antwoordt. Vraag de kinderen zich een voorstelling te maken van de godin in haar halfmens- en half-slangengedaante. Hoe ziet zij eruit? Wie zou ze nog meer tegen kunnen komen en wat zou ze dan kunnen vragen? Inventariseer veel mogelijkheden en vragen. Bespreek met de kinderen dat ieder een verschillend dier, een verschillende plant of plek kiest en dat Nugua steeds een andere vraag stelt. De hele serie tekeningen vanaf de eerste wandeling (kronkeling) van Nugua op aarde, stap voor stap, komt zo aan bod. De kinderen maken nu een tekening van Nugua die een ander wezen ontmoet. Ze tekenen dun met het HB-potlood en werken die schets uit met kleurpotloden. Het ansichtkaartformaat geeft de kinderen de mogelijkheid gedetailleerd te werken en zorgvuldig in te kleuren. Onderaan de ansichtkaart schrijven zij met kleurpotlood de vraag die Nugua hier stelt. Kijk met de kinderen naar de resultaten: • Hoe ziet Nugua eruit op de verschillende tekeningen? • Hoe beweegt zij zich over de aarde? De kinderen vertellen om beurt wie of wat Nugua tegenkomt op hun tekening en wat zij hun vraagt.
Uit een ei of uit klei? • 39
MIDDENBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
We helpen Nugua met scheppen 50 minuten. Boetseerklei in plakken van 2 cm dik, kleimesjes en spatels, saté-prikkers en ander kleigereedschap, zinkplaatjes of iets dergelijks om op te werken. Vertel nog eens het gedeelte van het verhaal waarin Nugua met haar hand modder uit de vijver schept en daarmee de eerste mens maakt. De kinderen gaan haar helpen. Ze maken allemaal mensen van klei, zodat Nugua lekker opschiet. De kinderen krijgen of maken een plak klei van ongeveer 2 cm dik en 25 cm hoog. Met een kleimesje snijden ze voorzichtig een mensvorm uit één stuk, met hoofd, lijf, twee armen en twee benen, net zoals Nugua de mensen vormde. Laat nu de werkstukken even rusten en bespreek de houdingen die de kleimensen aannamen toen ze uit Nugua’s handen sprongen. Ze gingen zitten, staan, liggen, klimmen of dansen. Zouden de kleimensen die de kinderen hebben gemaakt ook kunnen zitten, staan, zwaaien of spelen? Wat kunnen ze absoluut niet? Toon met een voorbeeld hoe bewegingen en gebaren mogelijk zijn door de klei voorzichtig uit te buigen. Dit moet vooral voorzichtig, omdat de klei anders snel zal breken. Natuurlijk kan een gebroken ledemaat weer geplakt worden maar dit is juist wat we proberen te voorkomen. De kinderen werken nu verder aan hun eigen kleimensje. Ze geven hem een houding of gebaar door de figuur voorzichtig te buigen. Ze werken de details van houding, gezicht, haren en kleding verder uit met saté-prikkers en ander kleigereedschap. Laat de werkstukken een paar dagen drogen. Wanneer de werkstukken droog zijn kunnen de kinderen ze beschilderen. Echt nodig is dit niet. Het is mogelijk om de kleimensen in groepjes samen de wereld in te laten trekken. Welke passen goed bij elkaar? Dit kan door maat, houding, gebaar of kleding. Probeer verschillende groepssamenstellingen uit. Presenteer verschillende groepjes mensen in bijvoorbeeld een schoenendoos op z’n kant of op de deksel met wat zand en schelpen, mos, schors of andere voorwerpen uit de natuur.
Uit een ei of uit klei? • 40
MIDDENBOUW LES 4 Tijdsduur Benodigdheden
Modderspatten worden mensen 50 minuten. Stroken tekenpapier van 30 x 65 cm, bolletjes klei van 5 cm doorsnede, zomogelijk in verschillende kleikleuren, water en kladpapiertjes. Nugua wil een beetje sneller scheppen om de aarde te vullen met mensen. Vertel nog een keer het gedeelte van het verhaal waarin Nugua schept met modderspatten. Elk kind krijgt nu bolletjes klei in verschillende kleuren, wat water en wat papier. Wanneer je met een natte vinger stevig over een bolletje klei wrijft, kun je daarmee een goede vingerafdruk op papier maken. Laat de kinderen dit proberen. De vingerafdrukken kun je ook maken met bruine verf. Met de kleivingerafdrukken worden mensfiguren samengesteld, echte moddermensen. Allerlei houdingen en gebaren zijn mogelijk. Vraag een kind om een houding of gebaar voor te doen voor de klas. De andere kinderen proberen die houding met kleivingerafdrukken na te maken op hun papier. Vraag de kinderen nu om uit hun hoofd een figuurtje te maken dat springt en één dat zit. Ze merken dan vanzelf dat er heel veel mogelijkheden zijn. Is het ook mogelijk om de moddermensjes samen iets te laten doen?
Elk kind maakt nu op hun strook papier een optocht van moddermensen die in een lange rij, dansend, springend en spelend, de nieuwe wereld intrekken. Aan het eind van de les kunt u alle stroken aan elkaar leggen. Zo ontstaat een lange rij van moddermensen.
Uit een ei of uit klei? • 41
EXTRA LESSEN
Tijdsduur Benodigdheden
Water en modder Nugua spiegelt zich in de vijver 50 minuten. A3-papier, verf en kwasten. De kinderen vouwen een vel A3-papier dubbel. Boven de vouw schilderen ze Nugua die aan de waterkant zit. Dan vouwen ze heel voorzichtig het nog natte papier dubbel. Zo drukken ze Nugua vaag af op de onderste helft van het papier, als een spiegeling in de vijver. Op de vouw komt gras en riet, om de gespiegelde Nugua het water van de vijver, golvend en rimpelend.
Tijdsduur Benodigdheden
Moddermensen 50 minuten. Klei, water, kwasten en stevig tekenpapier. De kinderen maken zelf kleislib met behulp van bolletjes klei en water. In een bakje komt een klein laagje water. Daarin wordt de klei opgelost door over de bodem te wrijven. Er wordt zoveel klei opgelost tot een soort yoghurt-dik papje ontstaat. De kinderen dopen een kwast in het moddermengsel en spatten daarmee voorzichtig op een vel stevig tekenpapier. Wanneer op het papier genoeg spatten staan, schilderen ze daarin een moddermens met de kwast en het slib.
Uit een ei of uit klei? • 42
VERHAAL MIDDENBOUW
De schepping Het bijbelverhaal Heel lang geleden was er nog geen hemel en geen aarde. Er was geen zon en geen maan. Er waren geen dieren, geen bergen en geen mensen. Er waren geen kinderen en geen scholen. Er was niet eens speelgoed en snoep. Er was alleen maar … niks. Het was koud, stil en donker. Toen kwam er een god die gewoon … God heette. God zei: “Ik wil graag dat er een hemel en een aarde is.” En hij maakte een lichte hemel en een donkere aarde. De aarde was helemaal bedekt met zwart water. Zwart water, met niks erin. Geen vissen en geen schelpen. Alleen maar water. God ging in de hemel wonen samen met een heleboel engelen. De engelen dansten en zongen. Het was mooi, warm en gezellig in de hemel. Op een keer keek God naar beneden. Wat was het daar toch donker en griezelig. Hij zei: ”Ik ga de aarde mooi en licht maken. Kom maar licht, schijn maar op de aarde.” En meteen werd het licht. Maar toen de avond kwam, werd het weer donker. Dat moest ook. 's Avonds wordt het altijd donker. God zei: “Als het licht is, dan is het dag, en als het donker is, dan is het nacht.” Toen was de eerste dag voorbij. Op de tweede dag ging God weer aan het werk. Hij zei: “Er moet een mooie blauwe lucht boven de aarde komen.” En meteen gebeurde het. Er kwamen witte wolken langs de blauwe lucht drijven. God keek er naar en vond het prachtig. Toen werd het wéér avond. De tweede dag was voorbij. Op de derde dag keek God naar de aarde, naar al dat water. Hij kreeg een goed idee. Hij wilde een deel van de aarde droog maken. Hij joeg het water weg en zei: “Waar het droog is, heet het land en waar water is heet het zee.” Toen liet hij op het droge stuk gras groeien, en bloemen en bomen. Hij liet de wind door de bladeren van de bomen blazen. Terwijl hij naar het ruisen luisterde, werd het weer avond. Het einde van de derde dag. Op de vierde dag maakte God de zon. 's Morgens begon de zon aan één kant langs de hemel te klimmen. Op het midden van de dag stond hij het hoogst. De bloemen en planten draaiden zich naar de zon en ze bloeiden nog mooier. Maar toen het avond werd, daalde de zon. En toen de zon weg was, was het het einde van de vierde dag. Maar helemaal donker werd het nooit meer, want God maakte de maan en de sterren. Op de vijfde dag keek God naar het water. Dat water was veel te leeg. Even later sprongen de vissen boven het water uit. Ook de lucht vond hij te leeg. God schiep de vogels en leerde ze hoe ze een nest moesten maken. En hoe ze eitjes uit moesten broeden, zodat er steeds meer vogels op aarde kwamen. En al weer was er een dag voorbij, de vijfde dag. Op de zesde dag keek God naar de vissen en de vogels. Hij zei: “Vissen en vogels zijn dieren. Er moeten nog veel meer dieren komen.”
Uit een ei of uit klei? • 43
Toen schiep hij alle dieren: paarden, koeien, schapen, tijgers, olifanten, giraffen, honden, poezen, muizen, vliegen, wespen, slangen, apen, cavia's, tamme ratjes, mieren en nog veel meer. God keek rond en zei: “Nu wil ik een mens maken, een mens die op mij lijkt.” En hij maakte de eerste mens en noemde die Adam. God zei: “Adam, jij mag de baas zijn over alles wat ik gemaakt heb. Alle dieren moeten jou gehoorzamen, maar jij moet Mij gehoorzamen.” Adam knikte, hij begreep wat God bedoelde. Toen werd het avond. De zesde dag was voorbij. Op de zevende dag keek God naar de aarde en hij zag dat de aarde klaar was. God keek rond en hij zag dat het goed was, wat hij had gemaakt. Toen rustte hij uit van zijn werk.
Uit een ei of uit klei? • 44
MIDDENBOUW LES 1
Tijdsduur Benodigdheden
Het verhaal in een dictee 75 minuten. Per kind zeven velletjes A6-papier (kwart A4), potloden en zeven vellen groot tekenpapier. Vertel het verhaal. Daarna proberen de kinderen met elkaar het verhaal na te vertellen. Wie wil beginnen? Wie gaat verder? Wie kan er nog iets aan toe voegen? Wat hebben we nog vergeten? Begrijpen de kinderen het verhaal? Roept het vragen op? Inventariseer de vragen en schrijf ze ergens op. Ze kunnen gedurende het project beantwoord worden of zichzelf beantwoorden. Het verhaal wordt verteld in zeven duidelijke fasen, de zeven scheppingsdagen. De kinderen krijgen nu allen zeven velletjes A6-papier of nog iets kleiner. Vertel de kinderen de velletjes te nummeren van 1 tot en met 7 en hun naam er klein op te schrijven. Ze tekenen nu in de vorm van een dictee de zeven fasen – de scheppingsdagen – van het verhaal op de zeven genummerde velletjes.
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Fase 5 Fase 6 Fase 7
Heel lang geleden maakte God de hemel en de aarde. De hemel was licht en de aarde was een donker water. Toen maakte hij de hemel, met de wolken. Hij scheidde de aarde en de zeeën en op aarde maakte hij planten en bomen. Aan de hemel maakte hij de zon, de maan en de sterren. In het water schiep hij de vissen en andere zeedieren, in de lucht de vogels en alles wat kon vliegen. Hij maakte alle andere dieren. Op het laatst maakte hij de mensen die voor alles op aarde mochten zorgen. Op de zevende dag rustte hij tevreden uit van al het scheppen. Vertel de kinderen dat je in zo’n korte tijd natuurlijk geen uitgewerkte tekeningen kunt maken. Het gaat erom de fasen van het verhaal te laten zien en het hele verhaal in kleine tekeningetjes na te vertellen. Voor elke tekening hebben de kinderen ongeveer vijf à zeven minuten. Vertel nog een keer die fase van het verhaal terwijl de kinderen tekenen. Als alle kinderen ongeveer klaar zijn, vertelt u de volgende fase. De kinderen tekenen die op het volgende velletje, enzovoort. Plak de zeven verschillende fasen op zeven grote vellen tekenpapier. Alle fasen 1 op één vel papier. Zo ook alle overige fasen. Bekijk met de kinderen de verschillende tekeningen. Kijk daarbij vooral naar de oplossingen die verschillende kinderen gekozen hebben om de schepping van hemel en aarde te laten zien: • Hoe hebben de kinderen de schepping van de hemel getekend? • Hoe tekenen ze de scheiding van aarde en zeeën met de plantenwereld? • Hoe de schepping van zon, maan en sterren? • Hoe de schepping van vogels en vissen? • Hoe de schepping van de dieren? Welke dieren tekenen ze vooral, welke helemaal niet? • Hoe tekenen de kinderen de eerste mensen op aarde? • Hoe tekenen de kinderen de uitrustende God? • Welke fase was het eenvoudigst te tekenen? • Welke was het moeilijkst?
Uit een ei of uit klei? • 45
MIDDENBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
Eerst donker, daarna licht 50 minuten. Wit tekenpapier A4-formaat, tekenplanken, crêpe-tape, houtskool, kneed- of ander gum, lapjes of wc-papier, wit bordkrijt en gekleurd bordkrijt, fixatief voor houtskool of haarlak. Vraag de kinderen het papier op de tekenplanken – of op de gladde tafel – te plakken. Met lange stroken crêpe-tape langs alle zijden en mooi recht, zodat het papier geheel is vastgeplakt. Vertel de kinderen dat ze de eerste scheppingsdagen gaan uitvoeren in één tekening, er komen steeds laagjes over elkaar heen, dus er zullen ook steeds weer dingen in de tekening verdwijnen en veranderen. Lees nog een keer de eerste scheppingsdagen uit het verhaal. Voordat God de aarde ging maken was er helemaal niets. Het was overal helemaal donker. Toen werd het langzaam licht. De zee, de lucht en het land verschenen en de kleuren werden zichtbaar. De kinderen hebben hun papier allemaal staand voor zich. Ze maken hun papier helemaal zwart met voorzichtige draaiende bewegingen met de platte zijkant van een stukje houtskool. Als dat gebeurd is, wrijven ze met hun vlakke hand of met een stukje wc-papier of een lapje de houtskool zachtjes in het papier. Daarbij wordt de tekening meteen weer veel lichter, het eerste licht ontstaat. Aan de onderkant van het papier maken ze het papier tot ongeveer de helft opnieuw donker met de houtskool en ze wrijven dit opnieuw in het papier. Daardoor ontstaat een eerste onderscheid tussen hemel en aarde! Nu nemen de kinderen het gum ter hand. Wanneer je met het gum in de tekening ‘tekent’, ontstaan lichtere lijnen en vlakken. Daarmee kun je de golven in de zee tekenen en misschien wel een eiland in de zee. Ook de wolken in de lucht of de zon, de maan en de sterren kun je zo maken. Vervolgens kunnen de kinderen de tekening mooier maken met gekleurd bordkrijt in de lucht en de zee, met wit bordkrijt om wolken in de lucht te maken en schuimkoppen op de golven in de zee. Allerlei kleuren bordkrijt kunnen ze gebruiken om midden in de zee het land te laten ontstaan, vlak als een pannenkoek of met heuvels en bergen. Ook de houtskool kan opnieuw gebruikt worden om sommige details duidelijker te maken. Ze kunnen met de punt en de vlakke zijkant van de houtskool werken. Dit geldt ook voor het bordkrijt. In dit stadium van de tekening wrijven de kinderen niet meer zoveel, omdat dan alle kleuren gauw tot één grijze massa in elkaar lopen. Overigens kun je daar altijd weer met alle materialen overheen werken. Wanneer de tekeningen klaar zijn, worden ze voorzichtig bespoten met fixatief of haarlak. Verwijder daarna voorzichtig het crêpe-tape. Leg de tekeningen in een lange rij om ze te bekijken: • Waar wordt het al echt licht in de schepping en waar is het nog donker? • Waar is een echte zee en hoe is die gemaakt? • Waar is het nacht en waar is het dag? • Is ook al ergens land ontstaan? • Welke tekeningen passen goed bij elkaar? • Zijn er tekeningen bij elkaar te schuiven? Plak de tekeningen in een lange rij op vellen donker tekenpapier en hang ze aan de muur.
Uit een ei of uit klei? • 46
MIDDENBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
Heb jij wel eens een engel gezien? 2 x 50 minuten. Een breed scala van waardeloze materialen, aluminiumfolie, plastic zakken, bubbeltjesfolie, lapjes, bindgaren, ijzerdraad, plakband, pitriet, watten en wattenbollen, wol, engelenhaar, oude kerstslingers, papier en karton. De kinderen kunnen ook van thuis meebrengen wat ze denken nodig te hebben. Toen God de aarde maakte, woonde hij zelf in de hemel samen met een heleboel engelen. De engelen zongen en dansten en keken naar beneden naar de nieuwe aarde. De kinderen maken een heel groot engelenkoor dat vanuit de hemel – bungelend aan een lange waslijn – neerkijkt op de tekeningen van de splinternieuwe pasgemaakte aarde. Ieder kind maakt zijn eigen engel van ongeveer 20 cm groot. Hij moet kunnen bungelen. Heb jij wel eens een engel gezien? Ze bevinden zich boven de wolken in de hemel maar ze zijn ook vaak in de buurt van de mensen, want ze zien alle vreugde en verdriet! Hoe zouden zij dat doen, heen en weer vliegen tussen hemel en aarde? Het moeten er ook heel veel zijn, want ze zeggen dat ieder mens een eigen beschermengel heeft. Sommige mensen zeggen dat engelen elfjes zijn en anderen noemen ze buitenaardse wezens. Vroeger schilderden kunstenaars engelen met grote vleugels net als vogels. Sommige mensen zeggen dat engelen niet bestaan, maar anderen voelen ze elke dag om zich heen! Heb jij wel eens een engel gezien? En hoe zag die eruit? Vraag de kinderen om mondeling of schriftelijk te beschrijven hoe een engel eruit zou kunnen zien. Alle kinderen hebben daar wel enig idee over. Zo niet, zoek dan wat voorbeelden uit een kunstboek, kerstkaarten of iets dergelijks. De kinderen kunnen elkaar aanvullend steeds meer zichtbare of onzichtbare eigenschappen beschrijven. Maak hiervan een rij op het bord of op een stuk papier. Tegenstrijdigheden in de beschrijvingen zijn geen probleem. Nu bedenkt elk kind voor zichzelf hoe hij of zij een engel zou willen maken; van welke materialen, in welke kleuren. Laat een paar kinderen vertellen wat ze van plan zijn. Wanneer de kinderen het moeilijk vinden om hun engel geheel uit waardeloos materiaal samen te stellen, kunnen ze gebruik maken van een basisvorm van karton waarop ze met waardeloos materiaal verder werken. Leg veel waardeloos materiaal klaar. De kinderen kiezen wat ze denken nodig te hebben en gaan aan het werk. Teken het formaat van de engel met een lijn op het bord, zodat de kinderen hun werk daarmee min of meer kunnen vergelijken. Hang de engelen wanneer ze klaar zijn met een draad aan hoofd of schouders aan de waslijn. Het engelenkoor is klaar! Kijk samen met de kinderen naar de verschillende verschijningsvormen en eigenschappen van de engelen: • Zijn er echte beschermengelen? • Lichtvoetige en zware engelen? • Engelen die zingen of dansen? • Kunnen de kinderen een naam geven aan hun eigen engel?
Uit een ei of uit klei? • 47
MIDDENBOUW LES 4
Tijdsduur Benodigdheden
Het scheppingswiel 2 x 50 minuten. Per groepje kinderen een cirkel met een doorsnede van 50 cm, zoals hieronder beschreven. Tekenpapier A4-formaat, potloden, scharen, kleurpotloden of zachte wasco. In deze les werken zeven kinderen samen aan één werkstuk: de zeven scheppingsdagen verbeeld in de vorm van een wiel. Voor het wiel wordt uit een vel tekenpapier van 50 x 60 cm een cirkel geknipt met een doorsnede van 50 cm. Bereid het wiel voor, zodat de kinderen dit niet meer hoeven te maken. Gebruik hiervoor de aanwijzingen in Les 4: Het scheppingswiel (bovenbouw) op pag 73. Bespreek het scheppingsproces in zeven dagen nog eens met de kinderen. Kijk daarbij ook naar de zeven vellen die zijn ontstaan in Les 10: Het verhaal in een dictee en naar de oplossingen die de kinderen toen kozen om de zeven scheppingsdagen te verbeelden. Schrijf de zeven scheppingsfasen zoals beschreven in deze les op het bord of laat de kinderen ze zelf opschrijven. De kinderen bespreken nu in hun groepjes van zeven: • Wie welke scheppingsdag gaat maken. • In welke materialen ze met hun groepje willen werken, allemaal met kleurpotlood of allemaal met wasco. • Ze schrijven hun afspraken op. Elk kind beschrijft voor zichzelf hoe hij of zij de scheppingsdag wil verbeelden. Op een lichtbak of op het raam trekken de kinderen hun eigen werkvlak in het wiel over op een stuk tekenpapier en knippen dit uit (ook dit is al voorbereid). Zo heeft elk kind zijn eigen stuk papier om op te werken. Die stukken worden later samengevoegd door ze in de juiste volgorde op het wiel te plakken. Elk kind kan nu aan het werk. De kinderen kunnen eerst een schetsje maken op een kladpapiertje. Vervolgens tekenen ze het ontwerp dun met potlood of blauw kleurpotlood. Daarna werken ze de tekening verder uit in het gekozen materiaal. Vraag de kinderen wanneer ze met kleurpotlood werken kleuren te mengen en vlakken goed met kleuren te vullen zonder te krassen. Werken ze met zachte wasco, vraag hen dan het werkstuk helemaal met kleur te vullen zodat geen wit papier meer te zien is. Wit in de tekening wordt gemaakt met wit krijt. Ook met wasco kun je kleuren heel mooi mengen. Als de tekeningen klaar zijn, plakken de kinderen ze in de juiste volgorde in het wiel. Op dat moment kunnen ze nog kleine aanpassingen en verbeterin-gen maken om het geheel zo nodig aan elkaar te passen. Dit hoeft echter niet. Elk wiel kan op een passend vel gekleurd karton worden geplakt. Eventueel kunnen de kinderen teksten uit het verhaal toevoegen. Bekijk na afloop met de kinderen hoe de verschillende groepjes oplossingen hebben gevonden voor de verschillende scheppingsdagen en voor het geheel van de schepping.
Uit een ei of uit klei? • 48
VERHAAL BOVENBOUW
Ahura Mazdao en de sterren In een heldere nacht kun je de sterren goed zien. Misschien herken je Jupiter of de Grote Beer. Ze staan zo ver weg, dat je op allerlei plekken in de wereld dezelfde sterren kunt zien, of je nu uit je dakraam kijkt of op de hoogste top van de Himalaya staat. Word je later een gelukkig mens? Blijf je gezond? “Het staat in de sterren,” zeggen astrologen. Aan de stand van de sterren en nog een heleboel andere factoren kunnen ze veel zien, maar gelukkig niet alles. Een mens kan namelijk altijd twee kanten op, de goede kant of de slechte kant. Een mens heeft de vrijheid om zelf te kiezen. In het oude Perzië leefden eens twee godenbroers. Ze waren op dezelfde dag geboren, een paar minuten na elkaar. Eerst was Ahura Mazdao geboren en even later Ahriman. De tweeling groeide eensgezind op, maar hoe ouder ze werden, hoe vreemder Ahriman zich ging gedragen. Ahriman kon het niet uitstaan dat zijn broer met één handgebaar de tijd had geschapen, de wereld aan het draaien had gezet, de dag en de nacht tevoorschijn had getoverd plus de zon, de maan, de sterren, de bliksem en de donder en dat hij dat alles ook nog eens met de Goede Geest zegende. De Goede Geest, smaalde Ahriman, alsof Goed het enige was dat iets te betekenen had. Goed was zoet en wollig en zonder spanning. Ahriman zou zijn lieve broertje wel eens iets laten zien. Ahura Mazdao stond rechtop in het licht en genoot van de zonnewarmte op zijn schouders. Hij keek naar de wereld en glimlachte om de eerste mens die hij geschapen had. De eerste mens was een toonbeeld van het goede. Zoals hij daar zat, Gayo! Al drieduizend jaar had hij zich nauwelijks bewogen. Dag en nacht mediteerde Gayo over de wijsheid van de schepper en over de paradijselijke schoonheid van de aarde. Hij bad dat de kwade geesten voor altijd in de uiterste duisternis zouden blijven. Toen maakte Gayo een vuur, als teken van dankbaarheid voor licht en warmte. Ahura Mazdao keek ontroerd toe. Misschien kon hij zijn broer er nu van overtuigen dat de mens een soort god op aarde was. Een goede god. En dat er zeker meer van die goede goden moesten komen. De aarde was er klaar voor. “Ahriman,” riep Ahura Mazdao, “kom eens kijken.” Het antwoord was oorverdovend. Daar kwam zijn broer, omringd door griezelige demonen. “Wees welkom broer,” zei Ahura Mazdao rustig, ”laat er vrede zijn.” Maar Ahriman spuwde zwarte maanstenen en gal over de voeten van zijn broer en keek hem minachtend aan. “Denk maar niet dat jij alleen iets kunt scheppen. Ik doe er nog een schepje bovenop, wacht maar af. Ik zal al jouw kunstjes vernietigen.” Ahura Mazdao legde zijn hand tegen de zwarte massa die het licht binnen gedrongen was, en duwde zijn broer en de demonen terug naar de verste duisternis. Drieduizend keer bestookte Ahriman zijn broer met golven modder, gal en stenen en drieduizend keer liet de warme hand van Ahura Mazdao de stroom van haat en kwade geesten terugkeren naar wie ze bedacht had. Ahura Mazdao trok zich terug op het lichtste plekje van de hemel, zodat hij Gayo kon zien en horen. De god knikte instemmend toen Gayo bad of hij de kwade geesten in de verste duisternis wilde laten blijven.
Uit een ei of uit klei? • 49
Vanuit de verste duisternis loerde Ahriman rond. Zijn hersens bonkten tegen zijn schedeldak van het nadenken. Zijn lichaam gloeide van jaloezie en minachting. Dat stomme vlammetje daar beneden, als dat een vuur ter ere van de schepping moest voorstellen. En dan die Gayo. Hij zat daar maar naar die vlam te staren, niks voerde hij uit. Niks deed hij met die zogenaamde paradijselijke aarde. Had zijn broer niet opgeschept over een heel volk dat de aarde zou gaan bewerken, de natuur zou gaan beheren, mensen die zouden leven in die belachelijke eeuwige vrede van hem? Ahrimans boosaardige lach rolde zo hard naar beneden dat het vlammetje samen met Gayo verschrikt naar de aarde boog. Ahriman veerde op. Dat was het. Als zijn broer niet klein te krijgen was, dan strafte hij hem wel via zijn scheppingen. Ahriman ademde diep in en blies een enorme vuurgolf naar de aarde. De hitte van het vuur droogde rivieren en zeeën. Bomen en planten verschroeiden. Ahura Mazdao zag het gebeuren en treurde zo hevig dat het jarenlang regende, zodat de planten zich herstelden, de zeeën en rivieren zich weer vulden. Uit de kracht van Gayo ontkiemden de mensen, die onmiddellijk de aarde gingen bewerken. Ahriman keek tandenknarsend toe hoe gelukkig de mensen waren. Elke lach sneed als een zwaard door zijn ziel en elke ontluikende bloem deed pijn aan zijn ogen. Vol haat verzamelde hij alle demonen om zich heen: de demon van de honger, de demon van de pijn, de demon van de jaloezie, van de haat, van het geweld en van de dood. Samen met de demonen viel Ahriman op de aarde aan. “Mijn overwinning is volkomen,” kraaide hij, “Ik heb de wereld bedorven met vuil en haat en ik ben nog niet klaar, broertje van me.” Ahrimans armen zwaaiden in het rond: met een grote donkere deken dekte hij de hemel af. De mensen wisten niet wat hen overkwam. Ze zagen niets, de planten stierven door gebrek aan licht en de harten van de mensen raakten van slag nu de warme stralen van Ahura Mazdao niet meer in hun harten schenen. Ze smeekten de god van het Goede om een oplossing. Ahuro Mazdao dacht na. Hij zag geen andere oplossing dan Ahriman op de aarde vast te ketenen. Dat was beter dan hem los in de hemelen rond te laten zwerven. Met pijn in het hart maakte hij zijn woedende tweelingbroer vast aan een rots midden in de zee. Toen pakte hij een groot scherp zwaard en prikte daarmee grote gaten in de donkere deken. De mensen noemden de lichtende gaten 'sterren'. Voortaan konden ze in de sterren lezen wat de bedoelingen waren van hun goede god Ahura Mazdao. Ze prezen Ahura Mazdao om de schoonheid en overvloed van de schepping, maar soms lieten ze zich lokken door het gerammel van de ketens van Ahriman. Het klonk spannend en avontuurlijk en het was weer eens wat anders dan dat saaie goede gedoe van elke dag. Dan prezen ze hem als hun Schepper en dan dachten ze dat het zogenaamde goede alleen via geweld en ander kwaad te bereiken was. Ahura Mazdao zag het aan, maar wist dat het niet anders kon. “Alle mensen zijn goed geboren en de aarde is het gelukkigst met goede mensen. Maar,” zegt hij, “de mensen hebben de vrijheid om zelf te kiezen. Goed of kwaad.”
Uit een ei of uit klei? • 50
Het Goede en het Kwade kun je overal zien, maar vooral in het landschap van Iran. De grimmige ontoegankelijke bergstreken worden afgewisseld met zeer vruchtbare kuststreken. Ahriman rammelt nog altijd met zijn ketens om los te komen, maar het zal hem nooit meer lukken. Daarom blijft hij op aarde en zal hij door middel van zijn demonen de wereld bedreigen tot het einde der tijden. Pas op voor zijn schaduw en kies voor de warmte van het licht.
Uit een ei of uit klei? • 51
BOVENBOUW LES 1
Tijdsduur Benodigdheden
Het verhaal in een dictee 75 minuten. Per kind vijf velletjes A6-papier (kwart A4), potloden en vijf vellen groot tekenpapier. Vertel het verhaal. Daarna proberen de kinderen met elkaar het verhaal na te vertellen. Wie wil beginnen? Wie gaat verder? Wie kan er nog iets aan toe voegen? Wat hebben we nog vergeten? Misschien is het nodig sommige stukken uit het verhaal nog een keer te vertellen. Begrijpen de kinderen het verhaal? Roept het vragen op? Inventariseer de vragen en schrijf ze ergens op. Ze kunnen gedurende het project beantwoord worden of zichzelf beantwoorden. Probeer samen met de kinderen het verhaal te verdelen in vijf scènes of fasen zoals in een toneelstuk.
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Fase 5
De tweelingbroers Ahura Mazdao en Ahriman staan samen aan de hemel. Ahura Mazdao is de god van het licht, beschenen door de zon. Ahriman is de god van de duisternis, in alles de jaloerse tegenpool van Ahura Mazdao. Ahura Mazdao begint met scheppen. Hij maakt dag en nacht, zon, maan, sterren, onweer, wolken en wind. Dan maakt hij de eerste mens Gayo. Ahriman bestookt zijn broer met modder, gal en stenen. Hij stuurt een enorme vuurgolf naar de aarde. Ahura Mazdao stuurt regen om het vuur te doven en evenwicht te herstellen. Ahriman dekt de hemel af met een donkere dikke deken. De ontreddering op aarde is totaal. Ahura Mazdao prikt gaten in de deken, voortaan kunnen mensen in de sterren lezen wat de bedoelingen zijn van Ahura Mazdao. De kinderen krijgen nu elk vijf velletjes A6-papier en een potlood. Vertel de kinderen de velletjes te nummeren van 1 tot en met 5 en hun naam er klein op te schrijven. Zeg hen dat ze geen uitgewerkte tekeningen gaan maken; het gaat er om het hele verhaal in tekeningetjes na te vertellen. De kinderen tekenen nu in de vorm van een dictee de vijf fasen van het verhaal op de vijf genummerde velletjes. Voor elke tekening hebben de kinderen ongeveer vijf à zeven minuten. Lees nog een keer die fase van het verhaal terwijl de kinderen tekenen. Als alle kinderen ongeveer klaar zijn, vertelt u de volgende fase. De kinderen tekenen die op het volgende velletje, enzovoort. Plak op de vijf grote vellen tekenpapier de tekeningen van de vijf fasen. Alle fasen 1 op één vel papier. Zo ook alle overige fasen. Bekijk met de kinderen de verschillende tekeningen. Kijk daarbij vooral naar de oplossingen die de kinderen gekozen hebben: • Hoe zijn Ahura Mazdao en Ahriman getekend? • Waaraan zie je dat de één de god van het licht is en de ander die van de duisternis? • Waar is te zien dat het tweelingbroers zijn? • Hoe tekenen de kinderen de scheppende Ahura Mazdao? • Hoe ziet de strijd tussen Ahura Mazdao en Ahriman eruit? • Hoe tekenen de kinderen de deken van Ahriman? • Hoe tekenen ze de gaten van Ahura Mazdao? • Welke fase was het eenvoudigst om te tekenen? • Welke kostte de meeste moeite? Wanneer één van de fasen onoverkomelijke moeilijkheden opleverde, bespreek die dan met elkaar en probeer het nog eens opnieuw.
Uit een ei of uit klei? • 52
Het gaat in deze nabespreking vooral om de vergelijking van de vele mogelijkheden. De grote vellen met de verzameling tekeningen blijven hangen in de klas. Ze kunnen in de volgende lessen een hulp of inspiratie zijn.
Uit een ei of uit klei? • 53
BOVENBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
De tweelingbroers 2 x 50 minuten. Schetspapier, potloden en gum, per kind twee vellen tekenpapier A3-formaat, plakkaatverf in rood, geel, blauw, wit en zwart, varkensharen kwasten in verschillende diktes. De kinderen schilderen Ahura Mazdao en Ahriman. Zij zijn tweelingbroers, de één de god van het licht, de ander de god van de duisternis. De tweelingen zijn elkaar exact gelijk, als een eeneiige tweeling, maar toch zijn ze in alles elkaars tegenpool. De kinderen maken voor Ahura Mazdao en Ahriman één schets. Qua vorm en lijn zijn de twee broers immers gelijk. Ze voeren die schets daar-na twee keer uit op het A3-papier. Vervolgens brengen ze de karakterverschil-len van de beide broers tot uitdrukking in de kleuren waarmee ze de beide schetsen beschilderen. Vertel nog een keer het gedeelte van het verhaal, waarin Ahura Mazdao en Ahriman in uiterlijk en gedrag gekarakteriseerd worden. Vraag de kinderen dit beeld aan te vullen met hun eigen voorstelling van de beide goden. Kijk desnoods ook nog eens naar de dicteetekeningen van Ahura Mazdao en Ahriman. De kinderen zullen in eerste instantie vooral vormverschillen benoemen. Vertel hen dat ze de beide broers qua vorm en kleding hetzelfde uitbeelden: als een eeneiige tweeling. De verschillen komen alleen in de kleuren tot uitdrukking. Hoe stellen de kinderen zich die verschillen in kleur voor? Hoe zijn de kleuren verlicht door de zon, hoe zijn de kleuren in de duisternis? Welke kleuren zie je in de duisternis niet, welke wel? Welke kleuren zouden zij kiezen voor Ahura Mazdao? Welke voor Ahriman? Eerst werken de kinderen aan een schets. Ze schetsen de goden in hun gehele gestalte, frontaal, zodat ook de gelaatsuitdrukking deel uit maakt van de tekening. Als ze tevreden zijn, tekenen ze die op het eerste vel A3-papier. Ze gebruiken hun papier in staande richting. Daarna tekenen ze op het tweede vel exact hetzelfde. Vervolgens onderzoeken de kinderen op een kladpapiertje hun kleurenpalet voor de lichtgeest Ahura Mazdao. Ze schilderen hem en geven ook een passende kleur aan de achtergrond. Dan onderzoeken zij de kleuren die ze willen mengen voor de geest der Duisternis. Ze schilderen hem en plaatsen ook hem in een qua kleur passende omgeving. Plak de schilderingen als ze droog zijn op een groot vel tekenpapier. Kijk dan met de kinderen naar de schilderijen. Wat zijn de manieren om Ahura Mazdao te laten stralen? Waar is Ahriman een echte uitdrukking van kwaad en duisternis?
Uit een ei of uit klei? • 54
BOVENBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
Ahura Mazdao de schepper 50 minuten. Wit A4-tekenpapier, schilderstape en tekenplanken, houtskool, doekjes of wc-papier, kneedgum, fixatief voor houtskool of haarlak om te fixeren. Vraag de kinderen het tekenpapier op de planken – of op de gladde tafelbladen – te plakken met het schilderstape. Dit moet precies, langs de gehele omtrek van het papier, ongeveer één centimeter van de rand. De kinderen scheppen de wereld – als Ahura Mazdao – met licht uit de duisternis. Daartoe is het nodig dat het gehele papieroppervlak zorgvuldig verduisterd wordt. De kinderen doen dit met de platte kant van een stukje houtskool, met rustige draaiende bewegingen tot het gehele papier gevuld is met houtskool. Dan wrijven ze de houtskool in het papier, met de vlakke hand, een stukje wc-papier of een doekje. Weer met rustige draaiende bewegingen. Zo wordt het echt donker op het papier. Als het nog niet donker genoeg is, kan het hele proces met de houtskool nog een keer herhaald worden. Werk zelf ook mee, of maak een voorbeeld. Als het donker genoeg is, wast iedereen de handen en begint het scheppingsproces. Vertel nog een keer het gedeelte uit het verhaal waarin Ahura Mazdao de aarde schept en daarna de mens Gayo. De kinderen proberen zich voor te stellen wat er allemaal op die gloednieuwe aarde te zien is. Zij tekenen nu de maan, zon, sterren, wolken, bliksemschichten, maar ook desnoods bergen, planten en de eerste mens Gayo in de duisternis. Ze doen dit met de punt van hun kneedgum. Een secuur werkje waarbij steeds een schoon puntje aan de gum gemaakt moet worden. U kunt het werken met de kneedgum voordoen in uw voorbeeldtekening. Zo kunt u laten zien dat er een scala van verschillende grijzen kan ontstaan, waarin ook weer met de punt van de houtskool getekend kan worden om nog meer nuances te maken. Ook kunt u met de platte kant van de houtskool hier en daar extra duisternis toevoegen. Hoe donkerder de duisternis van het oerbegin, hoe beter de resultaten. ‘Fouten’ kunnen hersteld worden met de platte kant van de houtskool. Een nieuwe donkere vlek geeft nieuwe mogelijkheden. Wanneer de tekeningen klaar zijn, worden ze voorzichtig bespoten met fixatief of haarlak. Als de fixatief droog is, wordt het plakband verwijderd. De kinderen kunnen de tekeningen bijvoorbeeld per twee op grote vellen zwart papier plakken. Kijk met de kinderen naar de nuances in licht en donker die zijn ontstaan op de verschillende tekeningen. Waar is sprake van een nachtelijke schepping? Waar is het daglicht te zien? Hoe zijn die verschillen ontstaan? Waar is al een landschap te zien? Wat voor weer is het op de tekeningen? Waar is het vlammende vuur van Gayo een echte lichtplek? Waar kun je zien dat Ahriman het vuur probeert te doven?
Uit een ei of uit klei? • 55
BOVENBOUW LES 4
Tijdsduur Benodigdheden
Een silhouetten theater 2 x 50 minuten. Schrijfpapier en pen, schetspapier, HB-potloden, stevig A3-tekenpapier, OostIndische inkt, pennen, penselen van verschillende dikte, eventueel dunne zwarte viltstiften, afdekwit voor het herstellen van fouten. Voor het theater een doos van ongeveer 30 x 50 cm (zie Bijlage 2: Een silhouetten theaterkastje). In deze les maken alle kinderen een scène uit het verhaal in zwarte silhouetten op wit papier. De scènes worden samengevoegd tot reeksen die met elkaar het verhaal vormen. De kinderen vertellen het verhaal aan klasgenoten of anderen waarbij de tekeningen het verhaal verbeelden in een theaterkastje. Het is mogelijk om het verhaal te verdelen in vijf scènes (zie Les 1: Het verhaal in een dictee). U kunt ook samen met de kinderen het verhaal in scènes verdelen op een manier die het beste uitkomt. In de klas kan bijvoorbeeld één lange reeks worden gemaakt van beelden die het verhaal navertellen. De kinderen kunnen ook meerdere kleinere reeksen maken. Naast de scènes van het verhaal zijn een titeltekening en een eindtekening nodig. Ook kunnen twee kinderen het theaterkastje bouwen en versieren. (zie Bijlage 2: Een silhouetten theaterkastje). Wanneer u de genummerde scènes en de verdere taken ergens ophangt, kunnen de kinderen ook inschrijven op de verschillende onderdelen en zo de taken verdelen. Vertel het verhaal nog eens met de nadruk op de verschillende scènes. Verdeel de scènes over de kinderen. Zij bedenken eerst wat zij op hun tekening willen gaan maken. Dan schrijven ze hun ideeën op. Groepjes van zes à acht kinderen die samen het verhaal uitbeelden, kunnen hun ideeën vervolgens op elkaar afstemmen. Bij grotere groepen mag het verrassingselement een grote rol spelen. Hang een vel tekenpapier op het bord. Bespreek en neem de mogelijk-heden en onmogelijkheden van zwart en wit door: • Figuren en gestalten kunnen het best ‘en profil’ worden getekend, dan komen gezicht, houding en gebaar het best tot hun recht. • Voorstellingen kunnen elkaar niet overlappen, want dan worden ze onduidelijk. • Figuren kun je opbouwen uit getekende buitenlijnen of geschilderde zwarte vlakken of beide (tekening). Ook kun je structuren met pen en inkt toepassen. • Teken de voorstelling eerst dun met potlood, gebruik het hele vel papier. • Zet buitenlijnen en structuren op met pen en inkt, vul kleine details op met de pen. Vul vlakken met een passend penseel. • Eventuele fouten of vlekken kun je herstellen door zwarte vlakken te vergroten, met typex af te dekken en opnieuw te tekenen, of wit papier er over te plakken. De kinderen voeren hun tekening met Oost-Indische inkt op het A3-papier uit. Vraag hen hun tekeningen zo nu en dan te bekijken van twee à drie meter afstand. Zijn alle details goed zichtbaar? Als de tekeningen klaar en goed droog zijn, worden ze aan de achterkant genummerd en op elkaar gelegd. Wanneer het verteltheaterkastje klaar is, worden de tekeningen in de juiste volgorde in het kastje gezet. De eerste tekening is in beeld. Eén kind bedient het kastje, een ander kind leest het verhaal voor, scène voor scène. Bij elke tekening leest de verteller de passende scène.
Uit een ei of uit klei? • 56
Daarna wordt de tekening voorzichtig uit het kastje getrokken en neergelegd, zodat de volgende in beeld komt, enzovoort. De overige kinderen letten goed op het beeld en het verhaal. Na deze eerste oefenvertelling is het nog mogelijk om zonodig kleine toevoegingen te doen om de tekeningen te verduidelijken. Als dat is gebeurd, is het silhouetten theater klaar om te worden gepresenteerd.
Uit een ei of uit klei? • 57
EXTRA LES
Tijdsduur Benodigdheden
Een portretmasker van twee goden 2 x 50 minuten. Boetseerklei en planken, wat water en boetseergereedschap. De kinderen maken een masker van boetseerklei waarin de portretten van Ahura Mazdao en Ahriman verenigd worden. De ene kant van het masker vertegenwoordigt de lichtgeest, de andere kant de geest der duisternis. Elk kind maakt op een plank een lichtbollende ovale schijf van klei met een doorsnede van ongeveer 20 cm. De kleischijf is aan de randen ongeveer 1,5 cm dik, in het midden maximaal 5 cm. Het oppervlak van de schijf wordt min of meer glad gemaakt. Vertel nog eens het gedeelte van het verhaal waarin de beide tweelingbroers worden gekarakteriseerd. Laat de kinderen fantaseren over de manier waarop karaktertrekken zich weerspiegelen in de gezichten. Laat hen op het bord tekenen hoe die gezichten eruit zien. Gezichten zijn min of meer symmetrisch. Als je een verticale lijn over het midden trekt, is een menselijk gezicht aan beide zijden bijna gelijk. Bij het portret dat de kinderen gaan maken is daarvan geen sprake; beide helften zijn hier elkaars tegenpolen. De karakters van de tweelingbroers worden uitgebeeld in verschillen in haren, ogen, oren, neus, mond en kin. Die tekenen de kinderen eerst in lijnen in de klei. Vervolgens maken ze de gelaatstrekken in het masker door klei te verlagen (wegschrapen) of te verhogen (toevoegen). Van belang is ook het middengebied waar de beide portrethelften elkaar raken. Is het mogelijk om een enigszins natuurlijke overgang te maken tussen beide helften? Mond en ogen kun je ook vormen met – niet te grote – gaten. Wanneer de maskers na droging worden gebakken, moet de dikke achterwand overal ongeveer even dik zijn (1,5 cm). De kinderen moeten dan wat klei wegschrapen. Laat de werkstukken goed drogen. Kijk met de kinderen naar de maskers. Waar komen de lichte en duistere karaktertrekken goed tot hun recht? Hoe is dat effect bereikt? Door hoog/laagwerking of door grote verschillen in vormgeving? Of door de gaten? Waar is te zien dat de beide goden broers zijn en op elkaar lijken? Hoe zouden de kinderen de trekken van Ahura Mazdao benoemen: vrolijk, aardig, lief, licht of nog anders? Hoe zijn die van Ahriman: boos, woedend, geërgerd, vertrokken, zwaar of nog anders? Dezelfde opdracht kunt u ook in een linoleumsnede laten uitvoeren. De lino wordt na het gutsen in één kleur gedrukt. Eventueel kunnen de kinderen na de eerste druk nog veranderingen op de linoleumplaat aanbrengen voor een beter resultaat. Meerdere drukgangen in meerdere kleuren zijn natuurlijk ook mogelijk.
Uit een ei of uit klei? • 58
VERHAAL BOVENBOUW
Ra, de stralende zonnegod Heel lang geleden was er in Egypte nog geen verschil tussen dag en nacht. De zon wàs er wel, maar hij leefde samen met zijn vader in het duistere en eindeloze water. De zon heette Ra en de vader heette Noen. Noen en Ra hadden niet veel te doen, dus vertelde Noen zijn zoon verhalen. Hij vertelde van de onderwereld die vol gevaren was. “Pas op voor de woeste slang Apep,” waarschuwde Noen, “hij is groter dan jij en erg sterk.” Ra hield van de verhalen van zijn vader. Hij luisterde altijd aandachtig, maar langzamerhand begon er iets aan hem te knagen. Hij wilde wel eens zien wat er waar was van die verhalen. Elk verhaal dat zijn vader vertelde maakte hem nieuwsgieriger. Op een dag zei hij: “Vader, ik ga weg, ik wil geen waterzon meer zijn, ik wil van goud zijn.” En stralend rees hij op uit het water. Noen keek hem bezorgd na, maar tegelijkertijd was hij trots op zijn moedige zoon. Toen Ra lang genoeg gereisd had, keek hij rond. Overal was water. Er was nergens een plek om op te staan. Hij dacht na en meteen verscheen er een berg aarde voor hem. Hij ging er op staan en dacht nog dieper na. Hij dacht aan de lucht en er begon een zacht windje te waaien. Hij dacht aan vocht en er dreef een lichte wolk van mist voorbij. Ra wees naar het bergje aarde en zei: “Jij bent de god Geb, jij zult de aarde zijn.” En de aarde strekte zich uit, zover Ra kon kijken. Geb boog zijn knieën en kromde zijn ellebogen en vormde bergen en dalen. Ra keek omhoog en maakte met zijn gedachten de hemelgodin Noet en zij spande haar lichaam en boog zich over de aarde. Ra was zo blij met de schoonheid van Noet dat hij sterren als juwelen over haar heen strooide. Ze werd mooier en mooier. Ra kreeg tranen in zijn ogen van ontroering. De tranen drupten op de aarde en uit elke traan stond een levend wezen op: mannen, vrouwen, dieren en planten. Ra huilde net zo lang tot hij alles gemaakt had dat leven heeft. Overal was vrede en geluk. De mensen wisten niet wat ruzie was. Er waren geen gevaarlijke dieren. Zelfs de slang had zijn giftige beet nog niet geleerd. Maar na een tijd je vergaten de dieren hun vreedzame gewoonten en begonnen elkaar aan te vallen en op te eten. De mensen die dat zagen, werden boos. Ze werden niet alleen boos op de dieren maar ook op elkaar. Zoals de dieren met elkaar vochten zo vochten de mensen met elkaar. De mensen vergaten Ra, hun stralende god, en ze hielden op hem te vereren. Ra was erg bedroefd en riep: “Waarom doen jullie dat?” Maar niemand gaf antwoord. Toen besloot hij om weg te gaan van de aarde. Hij rees omhoog, hoger en hoger langs de hemel. Op het hoogste punt keek hij naar beneden. Zijn gouden stralen bereikten de aarde wel, maar niet de ogen en de harten van de mensen. Ze waren er blind voor geworden. Net op het moment dat hij van verdriet dreigde te verschrompelen, kwam er een boot voorbij. De boot stopte en nodigde hem uit mee te gaan. Ra ging aan boord en zeilde weg, verder de hemel langs. Bij de rand van de aarde voer de boot de onderwereld binnen. Ra herinnerde zich onmiddellijk het verhaal van zijn vader. Hij herkende de ondoordringbare duisternis, geen gouden straal kon er doorheen dringen.
Uit een ei of uit klei? • 59
Hij voelde de ijzige kou, nog erger dan hij zich had voorgesteld toen zijn vader erover vertelde. Hij voelde de dreiging van gevaar, maar Ra was niet bang. Misschien was het goed voor de mensen als hij een poosje van de aarde weg was. Ra noemde het donker 'nacht' en stelde zich voor hoe de mensen de nacht zouden ervaren. Hij rilde, hij kon hun angst voelen. Toen kreeg hij meelij met de mensen. Ra dacht diep na en maakte de maan. Een zacht zilverig licht bescheen de aarde. Het zou de mensen geruststellen. Ra legde zich in de boot om uit te rusten en na te denken. Wat moest er nu verder met hem, als de mensen hem niet meer nodig hadden? En hoe zou het met zijn vader zijn? Zou hij hem ooit nog terug zien? In de verte rommelde het. Het geluid borrelde op uit de diepte van de onderwereld. De boot begon hevig te schommelen. Een oorverdovend gesis kwam dichterbij. Ra begreep wie het was. Zijn vader had hem gewaarschuwd. Tegen Apep kon niets en niemand op. De slang slingerde zich om de boot en lachte Ra uit. “Je zit vast in de onderwereld, Ra”, siste de slang Apep. “Het zal altijd nacht zijn op de aarde, altijd. De wereld zal weten dat de duisternis sterker is dan het licht.” Ra besefte dat alleen zijn geloof in zichzelf hem nog kon redden. Hij verzamelde al zijn krachten en stootte duizenden gouden stralen naar buiten. De slang siste van pijn en woede en toen Ra zijn greep voelde verminderen, zette de boot zich in beweging. Stralend voer Ra de grens naar de wereld over. De mensen ontvingen hem juichend. Ze koesterden zich in zijn warmte en wilden Ra voor altijd bij zich houden. Maar de zonneboot was niet meer te stoppen. Die avond verdween Ra weer in de onderwereld en de mensen keken bang naar de lucht. Rood als bloed was de hemel op de plek waar Ra verdwenen was. Dat kon maar één ding betekenen: de slang had de zon gedood. De mensen treurden en riepen om Ra, hun zonnegod. Toen hij hen de volgende dag begroette, begrepen ze dat Ra sterker was dan de duisternis. Sinds die tijd vaart Ra elke dag in zijn boot langs de hemel en schijnt hij warm op de aarde. Als hij 's avonds ondergaat, wacht de slang Apep sissend op zijn komst. Elke nacht slingert Apep zich om Ra en zijn boot heen om hem op te slokken. Maar Ra is sterker en elke ochtend staat hij stralend op om de mensen een nieuwe dag te geven.
Uit een ei of uit klei? • 60
BOVENBOUW LES 1
Tijdsduur Benodigdheden
Het verhaal in een dictee 75 minuten. Per kind vijf velletjes A6-papier (kwart A4), potloden, vijf vellen groot tekenpapier. Vertel het verhaal. Daarna proberen de kinderen met elkaar het verhaal na te vertellen. Wie wil beginnen? Wie gaat verder? Wie kan er nog iets aan toe voegen? Wat hebben we nog vergeten? Misschien is het nodig sommige stukken uit het verhaal nog een keer te vertellen. Begrijpen de kinderen het verhaal? Roept het vragen op? Inventariseer de vragen en schrijf ze ergens op. Ze kunnen gedurende het project beantwoord worden of zichzelf beantwoorden. Probeer samen met de kinderen het verhaal te verdelen in vijf scènes of fasen zoals in een toneelstuk.
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Fase 5
In het begin leefde Ra met zijn vader in het duistere, eindeloze water. Ra reist langzaam op uit het water en begint te scheppen. Hij schept de aardegod Geb en de hemelgodin Noet. Ra schept met zijn tranen mannen, vrouwen, dieren en planten. Na een vredige start ontstaat op aarde steeds meer ruzie, boosheid en onvrede. Ra besluit de aarde te verlaten. Ra reist met een boot naar de onderwereld, waar hij elke nacht vecht met Apep de slang. In de nacht op aarde schijnt een zilveren maan. De kinderen krijgen nu ieder vijf velletjes A6-papier en een potlood. Vertel de kinderen de velletjes te nummeren van 1 tot en met 5 en hun naam er klein op te schrijven. Zeg hen dat ze geen uitgewerkte tekeningen gaan maken; het gaat er om het hele verhaal in tekeningetjes na te vertellen. De kinderen tekenen nu in de vorm van een dictee de vijf fasen van het verhaal op de vijf genummerde velletjes. Voor elke tekening hebben de kinderen ongeveer vijf à zeven minuten. Vertel nog een keer die fase van het verhaal terwijl de kinderen tekenen. Als alle kinderen ongeveer klaar zijn, vertelt u de volgende fase. De kinderen tekenen die op het volgende velletje, enzovoort. Plak op de vijf grote vellen tekenpapier de tekeningen van de vijf fasen. Alle fasen 1 op één vel papier. Zo ook alle overige fasen. Bekijk met de kinderen de verschillende tekeningen. Kijk daarbij vooral naar de oplossingen die verschillende kinderen gekozen hebben: • Hoe zijn Ra en Noet getekend, en de waterwereld? • Hoe zijn Geb en Noet getekend? • Hoe ziet het scheppen met gedachten eruit en hoe dat met tranen? • Hoe tekenen de kinderen de onvrede op aarde? • Hoe tekenen ze de boot van Ra? • Hoe verzet Ra zich in zijn boot tegen de verschrikkelijke slang Apep? • Welke fase was het eenvoudigst om te tekenen? • Welke fase kostte de meeste moeite om te tekenen? Wanneer één van de fasen onoverkomelijke moeilijkheden opleverde, bespreek die dan en probeer het nog eens. Het gaat in deze nabespreking vooral om de vergelijking van de vele mogelijkheden. De grote vellen met de verzameling tekeningen blijven hangen in de klas. Ze kunnen in de volgende lessen een hulp of inspiratie zijn.
Uit een ei of uit klei? • 61
BOVENBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
De vele gezichten van Ra 1 à 2 x 50 minuten. Afbeeldingen van de zon (Bijlage 3: De vele gezichten van Ra), schetspapier en potloden, zwart of blauw tekenpapier 30 x 30 cm, witte kleurpotloden, plakkaatverf in geel, rood en wit, varkensharen kwasten, eventueel passer en liniaal of andere ronde en rechte hulpmiddelen. In deze les maken de kinderen een zonnesymbool, een gezicht van Ra. Ze ontwerpen het en schilderen het vervolgens op een vierkant zwart of blauw papier. Het ontwerp wordt opnieuw gebruikt in Les 8: Het boek van Ra. In alle culturen ter wereld en in alle tijden is de zon vereerd als een scheppende, licht en leven brengende kracht. Daarom bestaan er over de hele wereld duizenden afbeeldingen van de zon. Die zijn allemaal aan elkaar verwant en ze zijn ook allemaal heel verschillend. • Ze zijn bijna allemaal rond. • Ze hebben een middelpunt. • Ze hebben een middelpuntvliedende kracht. • Er is bijna altijd sprake van ‘stralen’ door middel van echte stralen, in schijven of spiralen. • Sommige afbeeldingen zijn strak geometrisch, als meetkundige passerfiguren, maar ze kunnen ook uit de hand zijn getekend en asymmetrisch zijn opgebouwd. Kijk met de kinderen naar de voorbeelden van zonnesymbolen (zie Bijlage 3: De vele gezichten van Ra). Bespreek de bovenstaande aspecten. De meeste zonnen zijn heel eenvoudig van opbouw omdat ze veel getekend zijn. Bijvoorbeeld met een takje in klei of zand, met natte klei op gezichten of stof, met een mes gekerfd in steen. Ze lijken soms wel op kindertekeningen. Toch voegt elk voorbeeld ook iets eigens toe. De kinderen ontwerpen nu zelf een zonnesymbool. Ze passen de bovenstaan-de aspecten toe en leggen er iets van zichzelf in. Op het schetspapier kunnen zij met potlood allerlei mogelijkheden uitproberen. Het middelpunt centraal of juist de stralen centraal, een geometrische tekening of een heel vrije, met rechte of met ronde lijnen, de keuze is aan hen. Zij moeten er in hun ontwerp wel rekening mee houden dat de tekening vervolgens wordt vergroot. De tekening wordt uitgevoerd met plakkaatverf in de diverse mengmogelijkheden van geel, rood en wit, op zwart of blauw papier. De kinderen tekenen hun ontwerp met wit kleurpotlood over op het zwarte tekenpapier van 30 x 30 cm. Let op dat het ontwerp goed past op het papier. Zij kunnen het ontwerp uitvoeren in één kleur, gemengd of ongemengd. De schildering kan ook worden opgebouwd uit meerdere kleuren. Laat de schilderingen goed drogen. Plak de zonnen als ze droog zijn op grote verzamelvellen of op een wand. Kijk met de kinderen naar de resultaten. Zijn er opvallende verschillen in vorm en kleur te benoemen? Zijn er ook groepen zonnen te zien en éénlingen? Zijn er opkomende zonnen, ondergaande zonnen, stralendhete woestijnzonnen en waterige zonnetjes? Kunnen de kinderen de zonnen namen geven? De kinderen moeten hun kleine schetsjes bewaren, omdat de tekening in een latere les opnieuw gebruikt wordt. De zonnesymbolen kunnen ook worden overgezet op zwaar karton of dun triplex en worden uitgezaagd met de figuurzaag. Ze kunnen dan vrij in de ruimte worden opgehangen.
Uit een ei of uit klei? • 62
BOVENBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
Geb en Noet 50 minuten. Tekenplanken en crêpe-tape, tekenpapier van 20 x 30 cm, zachte wascokrijtjes. In deze les verbeelden de kinderen de goden Geb en Noet als aarde en hemel: Ra wees naar het bergje aarde en zei: “Jij bent de god Geb, jij zult de aarde zijn.” En de aarde strekte zich uit, zover Ra kon kijken. Geb boog zijn knieën en kromde zijn ellebogen en vormde bergen en dalen. Ra keek omhoog en maakte met zijn gedachten de hemelgodin Noet en zij spande haar lichaam en boog zich over de aarde. Ra was zo blij met de schoonheid van Noet dat hij sterren als juwelen over haar heen strooide. Ze werd mooier en mooier. De kinderen plakken hun papier horizontaal op de tekenplanken met de crêpetape. De tape wordt mooi recht langs alle vier randen geplakt, ongeveer 1 cm over de rand. Zij tekenen nu op ongeveer 1/3 van de onderrand de horizon van de aarde, met de heuvels en dalen – de knieën en ellebogen van Geb. Ze kleuren dit gehele vlak vanaf de onderrand van het papier in met een lichte, aardekleur in wascokrijt. In aanmerking komen lichtgrijs, lichtgroen, geel, lichtoranje en oker. Ze kiezen maximaal twee kleuren, die bovendien dicht bij elkaar liggen. De hemel die zo boven de aarde ontstaat wordt geheel – vanaf de horizon tot aan de bovenrand van het papier – ingekleurd in licht-blauw of grijsblauw. In dit landschap ontstaan vervolgens de goden Geb en Noet. Geb strekt zich uit over de aarde. Zijn hele lijf wordt met aardekleuren getekend in het aardse landschap. Alle gebruikte kleuren mengen zich met de onderkleur van de aarde en maken zo nieuwe kleuren. Noet spant een hemelboog over de aarde. Zij wordt met alle mogelijke kleuren getekend in het hemelblauw. Kiest een kind voor donkerblauw, paars, groen, bruin en andere donkere kleuren, dan ontstaat een nachthemel. Als een kind Noet opbouwt uit lichte kleuren gemengd in de basiskleur, dan ontstaat een daghemel. Laat de kinderen de mengingen die kunnen ontstaan vanuit hun basiskleuren uitproberen op een proefpapiertje. Wanneer de vormgeving van Geb en Noet vragen oproept kunt u nog eens kijken naar de oplossingen die de kinderen daarvoor hadden gevonden in het tekendictee. Wanneer de tekeningen klaar zijn wordt het tape voorzichtig verwijderd. Bespreek de resultaten met de kinderen. Waar hebben Geb en Noet een mensengedaante en waar zijn ze als het ware opgegaan in het landschap? Wat voor verschillende landschappen zijn zoal ontstaan, woestijnen, bossen, heuvels of nog heel andere landschappen? Waardoor ontstaan die verschillen in de tekeningen? Zijn er nachthemels en daghemels? Zijn er ook avond- en ochtendstemmingen of nog andere variaties? Het strooien met sterren als juwelen is in deze opdracht wat moeilijker te verwezenlijken. Het licht van sterren laat zich moeilijk over het hemelsblauw heen tekenen. Natuurlijk kun je wel gouden sterren over Noet heen plakken.
Uit een ei of uit klei? • 63
BOVENBOUW LES 4
Tijdsduur Benodigdheden
Het boek van Ra 2 à 3 x 50 minuten. Schrijfpapier en pen, schetspapier, potloden, tekenpapier van 45 x 45 cm, plakkaatverf in rood, geel, blauw, wit en zwart, varkensharen kwasten in verschillende dikten, karton om de schilderingen ter versteviging op te plakken en plakband. In deze les schilderen alle kinderen een scène uit het verhaal. De scènes worden samengevoegd tot één lange reeks die in een vouwboek het verhaal vertelt. De kinderen vertellen het verhaal aan andere klassen waarbij de schilderijen in het vouwboek het verhaal verbeelden. U kunt het verhaal indelen in net zoveel scènes als er kinderen in de klas zijn. Ook kunt u kiezen voor een verdeling in minder scènes, dan ontstaan meer boeken. De verdeling van het verhaal in scènes kunt u samen met de kinderen maken. Naast de scènes van het verhaal zijn een titelschilderij en een eindschilderij nodig. Vertel het verhaal nog eens en verdeel de scènes over de kinderen. Wanneer u de genummerde scènes en begin- en eindschildering ergens ophangt, kunnen de kinderen ook inschrijven op de verschillende scènes en zo de taken verdelen. De kinderen bedenken eerst wat zij op hun tekening willen gaan maken. Zij schrijven hun ideeën op. Kinderen die scènes verbeelden die op elkaar volgen, kunnen hun ideeën eventueel op elkaar afstemmen. Elk kind krijgt een stuk papier van 45 x 45 cm. De onderste en de bovenste 7 cm van het papier vormen een fries. Deze stroken worden afgetekend met een liniaal. Ze blijven voorlopig leeg. Als alle scènes zijn gemaakt wordt het fries geschilderd. Eerst schildert iedereen dus een schildering van 45 cm breed en 31 cm hoog. De kinderen maken schetsen om de beste voorstelling van hun scène te onderzoeken. De resultaten van het tekendictee van Les 5: Het verhaal in een dictee kunnen meehelpen. Ze houden rekening met de verhoudingen van het papier (liggend). De beste schets wordt overgezet op het grote vel papier. Ze beschilderen de schets. Daarbij werken de kinderen: • met gemengde kleuren, • van grote vlakken naar details, • van lichte kleuren naar donkere kleuren en • met kwasten die passen bij de maat van het te schilderen vlak. Wanneer de schilderingen klaar – en droog – zijn, worden ze achter elkaar gelegd in een lange rij. Eén van de kinderen vertelt het verhaal. De anderen kijken of de tekeningen het verhaal goed vertellen en of hier en daar nog aanvullingen nodig zijn. Wanneer het verhaal klopt bij de schilderingen volgt het fries. In de vrije stroken van 7 cm onder en boven de schilderijen wordt nu een rand geschilderd. Die bestaat uit een ondergrondkleur met daarin – drie keer herhaald – het zonnesymbool dat de kinderen hebben gemaakt in Les 6: De vele gezichten van Ra. Het motief wordt nu verkleind tot ongeveer 5 cm. Kies samen met de kinderen een kleur voor de ondergrond van de rand en een kleur voor de zonnesymbolen. Elk kind gebruikt die kleuren. De kinderen tekenen en schilderen eerst de drie zonnesymbolen in de rand. Als die droog zijn, schilderen ze de ondergrondkleur. Laat de randen goed drogen.
Uit een ei of uit klei? • 64
De schilderingen worden nu op stevig karton geplakt, zodat de randen doorlopen. De kinderen plakken de losse schilderijen aan elkaar. Zo ontstaat een vouwboek. Wanneer één kind het verhaal vertelt, kunnen anderen het boek uitvouwend presenteren. Het boek kan ook als een heel lange strook of strip worden gepresenteerd.
Uit een ei of uit klei? • 65
EXTRA LES
Tijdsduur Benodigdheden
De onderwaterwereld 2 x 50 minuten. Stevig wit tekenpapier van ongeveer 40 x 50 cm, stijfsel en lijmkwasten, zijdevloeipapier in veel kleuren, wasco en/of gekleurd bordkrijt en kranten als onderleggers. Lees nog eens het begin van het verhaal waarin Ra met zijn vader Noen in een duister eindeloos water leven. Probeer samen met de kinderen een beeld te vormen van die wereld. Wie heeft er wel eens gedoken? Hoe ziet de wereld er onder water uit? Welke kleuren zijn er? Hoever kun je kijken? Hoe ziet de bodem eruit? Bekijk eventueel natuurfoto’s van de onderwaterwereld. Hoe zag Ra eruit toen hij nog niet aan de hemel stond? De kinderen maken de onderwaterwereld in groepjes van twee met zijdevloeipapier. Ze maken daarbij gebruik van de transparante werking van het zijdevloei. Wanneer je het zijdevloei in verschillende lagen over elkaar plakt – waarbij het hele werkvlak licht met stijfsel wordt ingesmeerd – ontstaan steeds nieuwe mengkleuren. Wat zijn de effecten wanneer je lichte over donkere kleuren plakt? Wat gebeurt er wanneer je donkere over lichte kleuren plakt? Laat de kinderen één vorm kiezen in het zijdevloei, die ze vervolgens steeds herhalen: op, over en naast elkaar. Dit kunnen lange stroken zijn of kleine ronde vormen of blokjes of slierten. De vormen kunnen worden gescheurd of geknipt. Elke vorm is mogelijk. Ook kunnen de kinderen rimpelen en kreuken toepassen als ze het vloeipapier vastplakken. Dit alles om een zo echt mogelijke onderwaterwereld te creëren. De kinderen vullen het gehele vel papier; er is geen wit papier meer te zien. Wanneer de werkstukken droog zijn, kunnen de kinderen in de tweede fase met wasco of gekleurd bordkrijt nog nieuwe kleuren aanbrengen. Ra en zijn vader Noen en misschien nog andere zeewezens en -planten kunnen in het werkstuk een plek krijgen. Bespreek de resultaten met de kinderen. Waar is een echt geheimzinnige onderwaterwereld ontstaan? Waar zie je echt water? Welke kleuren zijn daar gebruikt? Welke vormen? Waar zijn de meeste kleuren te zien? Waar is het het donkerst? Waar komt al wat licht? Hoe hebben de kinderen Ra en zijn vader Noen vormgegeven?
Uit een ei of uit klei? • 66
EXTRA LES
Tijdsduur Benodigdheden
De boot van Ra 100 minuten. Boetseerklei (eventueel in verschillende kleuren) en planken, wat water, boetseergereedschap, takjes houtjes en ander waardeloos materiaal. Bijlage 4: Egyptische zonnnebarken. Bekijk met de kinderen de afbeeldingen van de Egyptische boten. Ze werden gevonden in veel Egyptische koningsgraven. Er zijn boten met zeilen of met roeispanen, met bouwsels of kleine huisjes erop. Soms hebben ze alleen een stoel voor Ra, vaak zijn ze aan de buitenkant versierd met schilderingen of met inscripties. Soms zijn ze 50 cm groot, soms 1 meter of 50 meter. De kinderen boetseren een boot met klei. Die boot wordt ongeveer 30 à 40 cm groot. Ze kunnen de bootvorm op twee manieren opbouwen: • De kinderen maken een bodem voor de boot van een ovale plak klei en bouwen de zijkanten van de boot op door te werken met kleirollen. Kies voor deze manier als de kinderen die werkwijze kennen en eerder hebben toegepast. • Ze maken met klei een 30 à 40 cm lange dikke ‘peul’, die de maat van de boot gaat bepalen. Als de peul is gevormd, maken ze met een mesje middenboven een lange insnede die ze voorzichtig openbuigen en dan uitboetseren tot een bootvorm. De wand van de boot moet overal 1 cm dik blijven. De onderkant van de boot ontstaat door hem voorzichtig op de kleiplaat te drukken of van de onderkant een plakje af te snijden. Wanneer de basisvorm van de boot klaar is, kan die worden aangevuld met mast en zeilen, een huis, stoelen, roeispanen, eten en alles wat Ra nodig zou kunnen hebben op zijn lange reis door de onderwereld en zijn gevecht met de slang. De kinderen gebruiken hiervoor boetseerklei – eventueel in andere kleuren – aangevuld met takjes, houtjes, stof, kurken en ander passend materiaal. Ook kunnen de kinderen de buitenkant van de boot versieren met inkervingen, afdrukken van takjes, spijkers en met andere kleuren klei. De versieringen aan de buitenkant kunnen ook dienen om de onderwereldslang Apep af te schrikken.
Uit een ei of uit klei? • 67
VERHAAL BOVENBOUW
De schepping In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was vormeloos en leeg in diepe duisternis en de geest van God zweefde over de wateren. En God riep: “Licht!” En het werd licht. En God zag dat het goed was. En hij maakte scheiding tussen het licht en het donker. God noemde het licht: Dag, en het donker noemde hij: Nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag. En God sprak: “Er zij een gewelf boven de aarde.” en God scheidde het water, dat boven en dat beneden is. En God noemde het gewelf: Hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag. En God sprak: “Het water op de aarde vloeie samen en het droge kome tevoorschijn!” En het gebeurde zo. En God noemde het droge: Aarde, en de samen gevloeide wateren noemde hij: Zeeën. En God zag dat het goed was. En God sprak: “Jong groen kome uit de aarde, planten, die zaad dragen, vruchtbomen in soorten met zaad in de vruchten en allerlei bomen.” En het gebeurde zo. Planten en bomen kwamen uit de aarde. En God zag dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag. En God sprak: “Dat er lichten zijn aan de hemel om scheiding te maken tussen de dag en de nacht en licht te geven op de aarde. Zij moeten de tijd aangeven van dagen, jaren en feestdagen.” En het gebeurde zo. God maakte de beide grote lichten, het grootste licht om te heersen over de dag en het kleinere om te schijnen in de nacht en de sterren. En God stelde ze aan de hemel om licht te geven op aarde en te heersen over de dag en de nacht, om licht en donker te scheiden. En God zag dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de vierde dag. En God sprak: “Dat de wateren wemelen van vissen en dat er vogels vliegen in de lucht!” Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende beesten, die in het water wemelen, ieder in zijn soorten allerlei vogels met vleugels. En God zag dat het goed was. En God zegende ze en zei: “Dat alle dieren zich vermeerderen in de zeeën en dat er veel vogels komen!” Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag En God sprak: “Dat er dieren komen, in allerlei soorten: vee en kruipende dieren en de wilde dieren!” Toen schiep God het vee en alles, wat er op de aarde kruipt, ieder in zijn soort. En God zag dat het goed was. En God sprak: “Laat mij mensen maken die op Mij lijken, Mij kennen en van Mij kunnen houden en die voor de aarde kunnen zorgen. Zij zullen heersen over vogels en vissen en zorgen voor het vee en al wat er op de aarde kruipt.”
Uit een ei of uit klei? • 68
En God schiep de mens naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep hij hem. En God zegende hen en zeide tot hen: “Weest vruchtbaar en wordt talrijk, vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vogels, vissen en kruipende dieren! En van alle bomen en planten en vruchten moogt ge eten.” En het gebeurde zo. En God zag alles wat hij gemaakt had en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag. Zo werden de hemel en aarde voltooid. Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk. En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht. Dit is de geschiedenis van de hemel en de aarde, toen zij geschapen werden.
Uit een ei of uit klei? • 69
BOVENBOUW LES 1
Tijdsduur Benodigdheden
Het verhaal in een dictee 75 minuten. Per kind zeven velletjes A6-papier (kwart A4), potloden en zeven vellen groot tekenpapier. Vertel het verhaal. Daarna proberen de kinderen met elkaar het verhaal na te vertellen. Wie wil beginnen? Wie gaat verder? Wie kan er nog iets aan toe voegen? Wat hebben we nog vergeten? Begrijpen de kinderen het verhaal? Roept het vragen op? Inventariseer de vragen en schrijf ze ergens op. Ze kunnen gedurende het project beantwoord worden of zichzelf beantwoorden. Het verhaal wordt verteld als een gedicht met zeven duidelijke fasen, de zeven scheppingsdagen. Steeds keert aan het eind van een scheppingsdag het refrein terug: Het was het avond geweest en het was morgen geweest, de … dag.
Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Fase 5 Fase 6 Fase 7
In het begin schiep God de donkere hemel en aarde. Toen maakte hij licht en hij scheidde het licht en de duisternis, hij noemde ze dag en nacht. Toen maakte hij de hemel boven en de aarde beneden. Hij scheidde de aarde en de zeeën en op aarde maakte hij planten en bomen. Aan de hemel maakte hij de zon, de maan en de sterren. In het water schiep hij de vissen en andere zeedieren, in de lucht de vogels en alles wat kon vliegen. Hij maakte alle andere dieren. Op het laatst maakte hij de mensen die voor alles op aarde mochten zorgen. Op de zevende dag rustte hij tevreden uit van al het scheppen. De kinderen krijgen nu elk zeven velletjes A6-papier of nog iets kleiner. Vertel de kinderen de velletjes te nummeren van 1 tot en met 7 en hun naam er klein op te schrijven. Zeg hen dat ze geen uitgewerkte tekeningen gaan maken; het gaat er om het hele verhaal in tekeningetjes na te vertellen. De kinderen tekenen nu in de vorm van een dictee de vijf zeven fasen of scheppingsdagen van het verhaal op de zeven genummerde velletjes. Voor elke tekening hebben de kinderen ongeveer vijf à zeven minuten. Vertel nog een keer die fase van het verhaal terwijl de kinderen tekenen. Als alle kinderen ongeveer klaar zijn, vertelt u de volgende fase. De kinderen tekenen die op het volgende velletje, enzovoort. Vertel de kinderen dat je in zo’n korte tijd natuurlijk geen uitgewerkte tekeningen kunt maken, het gaat erom de fasen van het verhaal te laten zien en het hele verhaal in tekeningetjes na te vertellen. Plak op de zeven grote vellen tekenpapier de zeven fasen. Alle fasen 1 op één vel papier. Zo ook alle overige fasen. Bekijk met de kinderen de verschillende tekeningen. Kijk daarbij vooral naar: • De oplossingen die verschillende kinderen gekozen hebben om de schepping van het licht te laten zien. • Hoe hebben de kinderen de scheiding tussen aarde en hemel getekend? • Hoe tekenen ze de scheiding van aarde en zeeën met de plantenwereld? • Hoe de schepping van zon, maan en sterren? • Hoe de schepping van vogels en vissen? • Hoe de schepping van de dieren? Welke dieren tekenen ze vooral, welke helemaal niet? • Hoe tekenen de kinderen de eerste mensen op aarde? • Hoe tekenen de kinderen de uitrustende God? • Welke fase was het eenvoudigst te tekenen? • Welke kostte de meeste moeite?
Uit een ei of uit klei? • 70
Het gaat in deze nabespreking vooral om de vergelijking van de vele mogelijkheden. De grote vellen met de verzameling tekeningen blijven hangen in de klas. Ze kunnen in de volgende lessen een hulp of inspiratie zijn.
Uit een ei of uit klei? • 71
BOVENBOUW LES 2
Tijdsduur Benodigdheden
Vier scheppingsdagen, één schilderij 2 à 3 x 50 minuten. Stevig tekenpapier op A3-formaat, schilderplanken en aquarelplakband, ecoline en of aquarelverf, penselen in verschillende dikten, Oost-Indische inkt en inktpennen. De les wordt uitgevoerd in twee delen. De werkstukken worden opgebouwd in verschillende fasen. Het is belangrijk dat de kinderen weten dat ze een aantal malen opnieuw in hun werkstuk werken en er steeds weer veranderingen in aanbrengen.
Deel 1
Lees nog een keer de eerste, tweede en derde scheppingsdag tot en met het ontstaan van de zeeën. De kinderen werken op het papier in liggende richting. Eerst schilderen ze de ongeordende eerste scheppingsdag. Zij schilderen over het gehele papier in lichtblauwe kleuren, met een dikke kwast of een sponsje. Hiervoor gebruiken ze aquarelverf of met water verdunde ecoline. Dan schilderen ze in het nog natte blauw de scheiding tussen aarde en hemel: de aarde is nog geen stevige aarde, het is nog een golvende zee. Zij maken onderscheid tussen hemel en aarde door op de onderste helft van hun papier een golvende zee te schilderen. Ze gebruiken hiervoor verschillende tinten blauw. De zee kan ontstaan door lange horizontale penseelstreken, door golvende penseelstreken of door vlekken kleur. Belangrijk is dat een echt onderscheid ontstaat tussen boven en beneden, tussen lucht en zee. Op de derde scheppingsdag maakt God onderscheid tussen zee en aarde. Voor het eerst ontstaat echte aarde. Met gele kleuren schilderen de kinderen op de scheiding tussen hemel en zee – aan de horizon – in het blauw de aarde. Door de menging van gelen en blauwen ontstaat een groene aarde in allerlei nuances. Er kunnen heuvels en bergen zijn of eilanden in de zee. Als ze tevreden zijn met zee, aarde en hemel laten ze het geheel rustig drogen.
Deel 2
Lees nog eens de derde en de vijfde scheppingsdag. God schiep de zee, de aarde en de lucht vol met planten en dieren in allerlei soorten en maten. Nu wordt met pen en inkt verder gewerkt. Op de groene aarde tekenen de kinderen de planten, de bloemen en de bomen. In de zee komen de vissen en andere zeedieren zoals schelpen en zeeanemonen. In de lucht komen de vogels. Het kan moeilijk zijn om direct met pen en inkt in het schilderij te werken. Laat de kinderen in dat geval tekeningetjes uitproberen op een kladpapiertje. Wijs hen op de mogelijkheden van allerlei getekende structuren om vogelveren, bladeren, bloemen, schubben, staarten en vinnen van vissen te maken. Vervolgens kunnen de kinderen in de droge Oost-Indische inkt opnieuw met kleur aan de vissen de planten en de vogels werken: met dunne penselen en aquarelverf. Wanneer met ecoline wordt gewerkt ook met de pen. Wanneer alle werkstukken goed droog zijn, worden ze besproken: • Waar is de zee echte zee en de lucht echte lucht? Hoe is dat ontstaan? • Waar is de aarde echte stevige aarde geworden? • Waar is echt sprake van gewemel van vogels, vissen en planten?
Uit een ei of uit klei? • 72
BOVENBOUW LES 3
Tijdsduur Benodigdheden
Het scheppingswiel 2 x 50 minuten. Per groepje kinderen twee vellen stevig tekenpapier van 50 x 60 cm, potloden en passers (of punaise, touwtje en potlood), linialen en scharen. De kinderen kiezen zelf de materialen waarmee ze hun werkstuk uitvoeren. In deze les werken zeven kinderen samen aan één werkstuk: de zeven scheppingsdagen verbeeld in de vorm van een wiel. Voor het wiel wordt een vel tekenpapier van 50 x 60 cm gebruikt. De kinderen tekenen een cirkel op het vel papier. Die cirkel heeft een diameter van 50 cm en een middencirkel van 15 cm. Dit kan het eenvoudigst met een passer. Daarna knippen ze de cirkel uit. Als er geen passer is, doen ze het als volgt: • Ze zetten op het vel papier een vierkant af van 50 x 50 cm. • Ze verbinden de hoekpunten van het vierkant met twee diagonale lijnen door het midden. • Zo ontstaat het midden van het papier, dit is ook het midden van de cirkel. • Ze maken nu een touwtje aan een punaise vast. Die punaise wordt in het middelpunt geprikt. • Aan de andere kant van het touwtje binden ze een potlood vast op een lengte van ongeveer 25 cm. • Zo kun je een cirkel op het vel papier trekken met een diameter van 50 cm. • Vanuit het middelpunt wordt ook een cirkel getrokken met een touwtje van ongeveer 7,5 cm lang. • Dan ontstaat een middencirkel met een diameter van 15 cm. • De buitencirkel en de middencirkel worden voorzichtig uit het vel papier geknipt. • Het wiel is klaar. • De kinderen verdelen het wiel met een liniaal in zeven gelijke vlakken, voor elke scheppingsdag een vlak.
Kijk nog eens naar de zeven verzamelvellen die zijn ontstaan in het dictee van Les 9: Het verhaal in een dictee en naar de oplossingen die de kinderen toen kozen om de zeven scheppingsdagen te verbeelden. Schrijf de zeven scheppingsfasen zoals beschreven in deze les op het bord. Of laat de kinderen ze zelf opschrijven. De kinderen bespreken nu in hun groepjes van zeven: • Wie welke scheppingsdag gaat maken. • In welke materialen ze willen werken; allemaal hetzelfde of allemaal verschillend of elk naar vrije keuze? Het kan heel mooi zijn om allemaal met kleurpotlood of met zwart-witte materialen te werken. Dat kun je ook heel goed combineren.
Uit een ei of uit klei? • 73
Wanneer de kinderen willen schilderen of werken met pastel- of wascokrijt, kunnen die materialen ook heel goed gecombineerd worden in één wiel. Combinaties van contrastrijke felle materialen zoals verf of krijt, en kleurpotlood of potlood zijn af te raden omdat de samengestelde wielen dan vaak onevenwichtig worden. • Ze schrijven hun afspraken op. Elk kind beschrijft voor zichzelf hoe hij of zij de scheppingsdag wil verbeelden. Op een lichtbak of op het raam trekken zij hun eigen werkvlak in het wiel over op een stuk tekenpapier en knippen dit uit. Zo heeft elk kind zijn eigen stuk papier om op te werken. Die stukken worden later samengevoegd door ze in de juiste volgorde op het wiel te plakken. Elk kind kan nu aan het werk. Eerst kunnen ze een schetsje op een kladpapier maken. Vervolgens wordt het ontwerp dun getekend met potlood. Daarna werken ze de tekening verder uit in het gekozen materiaal. Wanneer de tekeningen klaar zijn, worden ze in de juiste volgorde in het wiel geplakt. Op dat moment kunnen nog kleine aanpassingen en verbeteringen worden gemaakt om het geheel zonodig aan elkaar te passen. Dit hoeft echter niet. Elk wiel kan op een passend vel gekleurd karton worden geplakt. Eventueel kunnen de kinderen teksten toevoegen. Bekijk na afloop met de kinderen hoe de verschillende groepjes oplossingen hebben gevonden voor de verschillende scheppingsdagen en voor het geheel van de schepping.
Uit een ei of uit klei? • 74
BIJLAGE 2
Een silhouetten theaterkastje
Wat je nodig hebt
Een doos waarin je een venster van 40 bij 30 cm kunt maken en een gleuf aan de zijkant. Verder heb je een liniaal nodig, een schaar of een mesje, lijm, zwarte verf, verf in andere kleuren, kwasten en karton.
Aan de slag
Zoek bij de supermarkt een doos uit van ongeveer 50 x 40 x 20 cm. Als je heel handig bent, kun je de doos natuurlijk ook helemaal zelf maken. Aan de voorkant krijgt de doos een venster waardoor je de tekeningen straks kunt zien. Teken met potlood en liniaal een venster van 40 bij 30 cm voor op de doos. Je kunt het venster op twee manieren uitsnijden of -knippen. Je kunt het hele venster uitsnijden, dan ontstaat er een soort tv. Je kunt ook de zijkanten laten vastzitten. Dan maak je een insnede precies in het midden. Zo ontstaan twee deurtjes die je open en dicht kunt doen.
Aan de zijkant van de doos komt een gleuf die van boven tot onder loopt en 8 tot 10 cm breed is. Daardoor zet je de tekeningen in de doos. Teken de gleuf eerst met liniaal op de zijkant. Snijd of knip hem daarna uit.
Schilder de binnenkant van de doos en die van de deurtjes zwart. Versier eventueel de buitenkant. Beschilder de buitenkant.
Uit een ei of uit klei? • 76
BIJLAGE 3
De vele gezichten van Ra
Uit een ei of uit klei? • 77
BIJLAGE 4
Egyptische zonnebarken
Uit een ei of uit klei? • 78
Bronvermelding Maria Vlaar: De schepping, verhalen over het begin van de wereld uit alle windstreken, De Bezige Bij, ISBN 90 234 3645 8. Roy Willis (redactie): Mythen van de mensheid, Anthos, Baarn, ISBN 90 6074 914 6. Alexander Eliot: Mythen van de mensheid, Kosmos, Amsterdam, ISBN 90 215 0652 1 Margaret Mayo en Louise Brierly: Scheppingsverhalen uit alle windstreken, Christofoor, ISBN 90 6238 181 2. J. L. Klink: Bijbel voor kinderen, Wereldvenster, Baarn, ISBN 90 293 9681 4.
Uit een ei of uit klei? • 79
Inhoudsopgave 3 4 6
Inleiding Het project in de school Over de verhalen
ONDERBOUW 7 9 11 12 13
Toen alle dieren wit waren Les 1: Een verentooi voor Kleine Roodvel Les 2: De witte dieren Les 3: Alle dieren krijgen kleur Les 4: Waarom …
14 17 18 19 20 21
De zon en de zee Les 1: De zee Les 2: De zon Les 3: Zonnestralentaart Les 4: De blauwe zee Les 5: Presentatie
22 24 25 26 27
De schepping Les 1: De nacht is donker Les 2: De dag is licht Les 3: De zee, het land en de lucht Les 4: De dieren en de mensen
MIDDENBOUW 28 30 31 32 33 34 35
Hoe de reus Pangu de wereld maakte Les 1: Het verhaal in een dictee Les 2: In een ei groeit een reus Les 3: De reus krijgt een kleur Les 4: De reus duwt Les 5: De reus is dood, daar is de aarde Extra lessen: Pangu de reus
36 38 39 40 41 42
Godin Nugua en de moddermensen Les 1: Het verhaal in een dictee Les 2: Nugua wil alles weten Les 3: We helpen Nugua met scheppen Les 4: Modderspatten worden mensen Extra lessen: Water en modder
43 45 46 47 48
De schepping Les 1: Het verhaal in een dictee Les 2: Eerst donker, daarna licht Les 3: Heb jij wel eens een engel gezien? Les 4: Het scheppingswiel
Uit een ei of uit klei? • 80
BOVENBOUW 49 52 54 55 56 58
Ahura Mazdao en de sterren Les 1: Het verhaal in een dictee Les 2: De tweelingbroers Les 3: Ahura Mazdoa de schepper Les 4: Een silhouetten theater Extra les: Een portretmasker van twee goden
59 61 62 63 64 66 67
Ra, de stralende zonnegod Les 1: Het verhaal in een dictee Les 2: De vele gezichten van Ra Les 3: Geb en Noet Les 4: Het boek van Ra Extra les: De onderwaterwereld Extra les: De boot van Ra
68 70 72 73
De schepping Les 1: Het verhaal in een dictee Les 2: Vier scheppingsdagen, één schilderij Les 3: Het scheppingswiel
75 76 77 78
Bijlage 1: Kleine Roodvel. in zijn bed Bijlage 2: Een silhouetten theaterkastje Bijlage 3: De vele gezichten van Ra Bijlage 4: Egyptische zonnebarken
79
Bronvermelding
Uit een ei of uit klei? • 81