Apistogramma-soorten
uit de omgeving van Leticia
Bogota, maar dat de mogelijkheden om de vissen daar te bewaren dermate slecht zijn, dat alleen de sterkste exemplaren die periode overleven. We hebben met eigen ogen gezien hoe er water ververst werd door simpelweg Amazonewater bij vissen die uit de oerwoudbeekjes kwamen toe voegen. U begrijpt wel dat daar een extreem zachtwaterbiotoop bestaat, het gevolg
sant is om deze vissen te vangen en te versturen, want men weet de soorten en geslachten nauwelijks uit elkaar te houden en alles selecteren op soort en geslacht kost tijd en wat dan nog erger is veel ‘moeite’. Dat heeft wel het voordeel dat als je er als (relatieve) kenner heen gaat, je heel interessante zaken tegen kunt komen, want er komen erg leuke varianten voor van Apistogram-
Apistogramma cacatuoides in het aquarium
Op zoek naar Apistogramma-soorten in een bovenwaterbiotoop Tekst en foto’s: Ernst van Genne, tenzij anders vermeld
Wij vingen
Apistogrammoides Apistogramma Apistogramma Apistogramma Apistogramma
In het stroomgebied van de Amazonerivier rondom Leticia komen een 5-tal Apistogramma soorten voor die wij gevangen hebben en zeer de moeite waard zijn om in het aquarium te houden. Diverse Apistogramma-soorten direct na de vangst in een fotocouvet
14
Het Aquarium juli / augustus 2008
pucallpaensis cacatuoides eunotus agassizii bitaeniata
Zoals u weet zijn het niet de meest onbekende soorten, het aparte is wel dat er de laatste jaren nauwelijks meer Apistogramma’s uit deze streken worden geëxporteerd.De reden is dat Leticia wel een vliegverbinding heeft met
beschreven door Albert J. Klee uit Amerika. De naam Apistogrammoides betekend ‘gelijkend op Apistogramma’, wat inhoudt dat het aantal verharde vinstralen in de aarsvin bij Apistogramma’s maximaal 4 kan zijn, bij Apistogramma luelingi zijn er wel eens 6 geteld, maar dan houdt het ook op. Bij Apistogramma pucallpaensis zijn het er 7 of 8, hetgeen Kullander in
is dan ook dat er de nodige vissen doodgaan. Als je dat zachte water snel mengt met Amazonewater dan krijg je problemen, als je het hebt over de ‘druppelmethode’ (wat dat dan ook is in het Spaans) kijkt men je aan alsof ze water zien branden. De Amazonerivier is heilig, het water, dat daardoor stroomt is het allerzuiverste en het allerbeste water voor alle vissen, wee degene die daaraan twijfelt! Een ander punt met Apistogramma´s is, dat het commercieel gezien niet zo interes-
ma agassizii en Apistogramma bitaeniata en dan wel de zeer geliefde rode kleurvarianten.
Apistogrammoides pucallpaensis
Op onze reis in 1999 kwamen we
Apistogrammoides pucallpaensis al tegen, pas de laatste jaren is bekend geworden dat deze dwergen daar ook voorkomen. De omgeving van de plaats Pucallpa en de Rio Ucayali in Peru werd als eerste vangplaats
1986 ontdekte, maar tevens betrapte hij Meinken erop dat hij fouten had gemaakt, omdat hij ook een andere soort erbij geteld had en zich ook nog een keer verteld had in het aantal vinstralen…….het valt ook niet mee! Waar je deze vis meteen aan kunt herkennen is dat er een smalle zwarte streep over het lichaam loopt, eindigend in een dwarsstreep bij de staart, het lijkt op een T maar dan op de zijkant, in het Engels wordt deze vis dan ook T-barApistogramma genoemd. Ze zijn niet
Het Aquarium juli / augustus 2008
15
Apistogrammoides pucallpaensis vrouw met eitjes
Couvet met rechtsboven
in het aquarium
Apistogrammoides pucallpaensis
Apistogramma cacatuoides nét gevangen in een couvet.
Apistogramma cacatuoides in het aquarium
Let op de kleine eivlekken in de staart eens zo moeilijk te houden. Er is ook geen extreem zacht water voor nodig om ze te kweken, maar als je ze wel in zacht- en zuur water kweekt, dan zul je merken dat het aantal jongen toeneemt. Als de mannen het naar hun zin hebben krijgen ze een blauwere kleur, de vrouwtjes worden opvallend geel, zodra ze eitjes hebben of als ze in de paarstemming raken, tevens valt op dat de vrouwtjes 3 cm en de mannen 5 cm ‘groot’ kunnen worden. We vingen ze in meertjes niet ver van de Amazonerivier vandaan, zodra het hoog water wordt behoren die meren tot de gebieden die overstroomd worden met Amazonewater, dat is dan een uitstekende gelegenheid voor de grotere roofvissen om zich te goed te doen aan al het lekkers wat dan rondzwemt in die geïsoleerde soms (bijna) droogstaande gebieden.
Apistogramma cacatuoides
Apistogramma cacatuoides vonden we in dezelfde biotopen als Apistogramma pucallpaensis; het water zag er niet uit, leemachtig met een
16
Het Aquarium juli / augustus 2008
zicht van 1 cm. Vooral in 1999 toen we op een eiland terecht kwamen (het was toen erg droog geweest), was het water al behoorlijk gezakt en het stikte er werkelijk van Apistogramma cacatuoides. We vingen ze met- en zonder eivlekken in de staart, iedere keer als we een zwaai met het net door het water deden zaten er wel een paar in. Toen we terug in Leticia waren en onze vangst in helder water konden overzetten ontdekte ik pas dat er tussen de honderden Apistogramma cacatuoides een enkele Apistogramma pucallpaensis zat. Het liefst wilde ik meteen weer terug om er nog wat bij te vangen, helaas we moesten de volgende dag weer naar Bogota. Apistogramma cacatuoides is wel de bekendste Apistogrammasoort, echter de laatste jaren worden er nauwelijks meer wildvangexemplaren in de handel aangeboden. Dat was dan ook de reden dat ik een aantal exemplaren heb meegenomen en nagekweekt, hetgeen prima lukte op water van 5 oDH. en een pH. van 6. Opvallend waren de grote legsels
van deze vissen, dat soms wel zo’n 200 jongen opleverde. En dan komt het probleem, tegenwoordig worden ze extra gekweekt met vlekken op ieder uitstekend lichaamsdeel: staart, rugvin, aarsvin, het stikt van de rode stippen op deze vissen en daar sta je dan op de beurs met je ‘prachtige’ F1-vissen met hooguit een enkele stip in de staart in een plastic zakje. De echte kenner vergaapt zich eraan, echter dat zijn er meestal niet zoveel, de meesten kijken even en lopen ‘niet wetend’ door.
Apistogramma eunotus
Apistogramma eunotus is een apart verhaal. Je kunt ze uit 1000 herkennen. Eunotus betekend ‘met een hoge rug’ maar dat hebben er meer! Echter één Apistogramma-soort heeft slechts een rode vlek bij de inplant van de borstvin. Ingo Koslowski vertelde mij dat, ook in zijn boek schrijft hij erover en inderdaad in eerste instantie dacht ik dat mijn vissen een bepaalde infectie hadden. Niet dat ik meteen met de medicijnenpot klaarsta, maar
toch toen hij het noemde was ik ervan overtuigd dat hij gelijk had. Ook in zijn boek staan diverse afbeeldingen met die verkleuring. Ook wordt Leticia als vangplaats genoemd. Verder heeft deze vorm een scala van lokale variëteiten, die namen hebben gekregen afhankelijk van de vindplaats en de kleuren die ze bezitten. Bij deze vis wordt het stroomgebied van de Rio Ucayali in Peru als vindplaats gemeld, meteen daarop wordt beschreven, dat hij erg verbreid is tot in de Rio Jura en andere zijstromen van de Amazonerivier. Vandaar dat het niet erg verrassend is dat hij ook in de wateren rondom Leticia rondzwemt. Zo troffen wij Apistogramma eunotus aan in oerwoudbeekjes en ook in kleine meertjes met helder water rondom Sacambu en het achterland van Leticia, richting Atacarpa. In het aquarium was Apistogramma eunotus niet erg moeilijk te kweken, op redelijk zacht water zette het vrouwtje eitjes af in een holletje, ongeveer 9 dagen later zwom ze vol trots met een hele school jongen de bak door. Als er verder geen andere vissen in de bak zwemmen dan blijft het wel rustig in een 80 cm bak. Zijn er wel andere medebewoners, dan kun je er voor kiezen om de jongen na een aantal weken af te hevelen. Als ze wat groter zijn kun je dat het beste ‘s nachts doen, want dan liggen ze namelijk te slapen in een kuiltje. De eerste weken eten de jongen pas uitgekomen pekelkreeftjes, later kun je ze uitgezeefde watervlooien geven. Pas op voor Cyclops bij erg jonge Apistogramma’s, want als die te klein zijn en je voert te veel, dan worden zij door Cyclops opgegeten en dat is nou ook weer niet de bedoeling.
Apistogramma bitaeniata (Foto: Radek Bednarczuk) genomen. Om het nog ingewikkelder te maken het volgende. Toen wij druk aan het vissen waren viel het ons op dat we prachtige exemplaren vingen, maar ze waren lang niet allemaal even fraai, liefst 95% van de vissen waren bleek of ze hadden min of meer blauwe kleuren. Zo nu en dan zat er echt een fantastisch gekleurde vis tussen, die meer geel was of er kwamen al rode kleuren in de staartvin tevoorschijn. Meestal vingen we vrij jonge vissen en dan zijn de kleuren nog niet zo goed zichtbaar. Dat we de mooiste exemplaren bij Sacambu vingen kan dan ook toeval zijn geweest. Bij de vrouwelijke vissen was geen kleurverschil bij te zien, misschien kan dat ook komen doordat ze nog jong
waren toen we ze vingen. Een kleurbeschrijving van deze vis vind ik een hele opgave, het meest opvallend is de vorm van de staart, die bij de man liervormig is, zodra hij volwassen begint te worden, ze bezitten een opvallende zwarte lengtestreep, die achter de ogen begint en eindigt voorbij de staartwortel. De grondkleur is geel, maar je hebt echt foto´s nodig, om te zien welke verschillende kleuren deze soort allemaal kan hebben, dat varieert van rood naar geel, wit en blauw, nogmaals voor de details moet je er echt een foto bij hebben. Over het gedrag en het houden van deze soort kan ik schrijven dat die hetzelfde is als de vis die we als laatste beschrijven, nl. Apistogramma bitaeniata.
Apistogramma agassizii
Als je schrijft over een groot verspreidingsgebied dan is Apistogramma agassizii wel de koploper onder de Apistogramma´s. De literatuur vermeldt dat hij onder in de Rio Ucayali bij Requena tot in het oostelijke mondinggebied van de Amazone rondzwemt. En dan ook nog te bedenken dat hij in de zijarmen van de Amazone, zoals o.a. de Rio Negro voorkomt, het is dan ook niet vreemd dat er zeer veel varianten te vinden zijn. Daarom is het de gewoonte geworden om bij Apistogramma’s ook een vindplaats te vermelden als iemand wildvangexemplaren heeft mee-
Apistogramma agassizii in een couvet
Het Aquarium juli / augustus 2008
17
Op zoek naar Apistogramma’s midden in het oerwoud
Apistogramma bitaeniata
Apistogramma bitaeniata heeft
ook diverse kleurvariaties. Ze komen voor in een gebied ruwweg geschreven van de Rio Nanay in Peru, het stroomgebied van de Rio Ucayali, tot in Brazilië in ieder geval tot Manaus, in de Lagos Janauari schijnen ze te zwemmen, evenals de Rio Negro. Een bekende blauwe variant komt voor in de omgeving van Manacapuru. Apistogramma bitaeniata uit
de omgeving van Leticia is zeer geliefd bij de liefhebbers die vallen op de rode kleuren van deze prachtige vis. Het kenmerk van Apistogramma bitaeniata is wel de gevorkte staart en het lengtestreeppatroon over het lichaam. Aan de basis van de rugvin zit nl. een donkere streep, daaronder zit een vrij brede lengtestreep, de onderste streep is vrij smal en niet altijd even goed zichtbaar. Die lengtestrepen gebruiken voor identificatie is
Apistogramma eunotus vrouw met jongen
18
Het Aquarium juli / augustus 2008
een wat twijfelachtige methode, want de laatste jaren zijn er veel ‘soorten’ bijgekomen, die een streepje meer of net iets anders hebben, ook hier geldt dat je er wel even een goed boek bij moet hebben om ervan overtuigd te zijn met welke variant of soort je te maken hebt. Wat wel duidelijk is dat je in Leticia erg veel rode soorten aan kunt treffen. Het vreemde was echter dat we ze soms aantroffen samen met Apistogramma agassizii en het waren
Apistogramma eunotus vrouw met jong
Een helder oerwoudbeekje wel de plaatsen waar we het moeilijkste bij konden komen, maar daar zaten wel de mooiste exemplaren. Richting Atacarpa vingen we er wel heel veel in een soort zwembad aan het fietspad (of wat ervoor doorging) net buiten Leticia. Echter deze waren mager en wat grauw gekleurd, later zijn we met een auto verder naar het noorden gegaan en zowaar konden we ze daar in een oerwoudbeekje met heel veel moeite vangen. Deze exemplaren waren fraai gekleurd, al meteen zat er veel geel op het lichaam ofschoon ze nog niet zo oud waren. Ik was met Thomas geruime tijd bezig om uit het smalle beekje een aantal paartjes te vangen met een handnet. Het regende, er zat veel blad en hout in het water, het was weer eens afzien en dat terwijl de rest van de groep een beetje sjekkies zat te roken onder een afdakje….
zelfde water rondzwom. Een vreemde ontdekking moet ik schrijven. Twee zeer nauw aan elkaar verwante soorten, je zou het eens moeten proberen om dat na te bootsen in een aquarium. Ik ben benieuwd of de mannen zich wel houden aan de vrouwen van hetzelfde soort, volgens Römer is daaruit de orangenflossen Apistogramma ontstaan. Koslowski twijfelt daaraan, ik kan mij dat ook nauwelijks voorstellen, maar wat gebeurt er nou als je die twee bij elkaar in de bak doet, net zoals in de natuur…..
Tijdens onze vorige trip naar Leticia vingen we ze in dezelfde streek, echter toen kwamen we tot de ontdekking dat er ook Apistogramma agassizii in het-
• Die Buntbarsche Amerikas. Ulmer Verlag. I. Koslowski • N.V.C. periodiek d.d. februari 2005 • Het Aquarium d.d. 78
Zoals ik ooit in mijn eerste artikel over deze vis publiceerde is het vrouwtje, als ze eenmaal eitjes heeft afgezet, erg mager. Je zou denken dat ze een vreselijke ziekte onder de leden heeft. Echter observeer haar
nauwkeurig, want ze zal zich weldra met veel zorg wijden aan het bewaaieren van haar eitjes. Als die eitjes zijn uitgekomen na ongeveer 3 dagen, dan liggen de larfjes nog ongeveer 5 dagen te teren op hun dooierzak. Daarna gaan ze op zoek naar levend voer, pekelkreeftjes is dan de methode om ze groot te krijgen. Als de bak wat aan de kleine kant is kun je het beste de man even in een andere bak zetten anders wil hij het vrouwtje nog weleens verstoren in de broedzorg. Als er echter ook nog andere vissen in de bak zijn, houdt hij zich bezig met het verdedigen van het territorium, zodat de kans groter is dat een aantal jongen volwassen kan worden.
Literatuur
Het Aquarium juli / augustus 2008
19
Duidelijk beter! * Indien gebruikt als aanbevolen, verbetert het nieuwe AniMin in belangrijke mate de voervertering en worden de uitgescheiden afvalstoffen in vergelijking met het vorige AniMin verminderd - gegarandeerd
Het nieuwe AniMin met geoptimaliseerde formule.
Voor verdere inlichtingen: www.tetra.net
Invasie van het sneeuwvlokkenkoraal Tekst en foto’s: Prof. Dr. Peter Wirtz Telesto-zachtekoralen zien er op het eerste gezicht uit als hoornkoralen (Gorgonaria), maar behoren echter op grond van hun anatomische kenmerken eerder tot de familie van de zachte koralen (Alcyonaria). Door menig auteur werden ze als een subgroep van de zachte koralen behandeld, door anderen als een eigen orde Telestacea. De meeste soorten zijn diepwatervormen. In de aquariumhandel wordt echter soms uit het Caraïbisch gebied Carijoa riisei geïmporteerd (vroeger Telesto riisei genaamd). Ze leeft van Florida tot Brazilië in diepten van 0 tot 50 meter, graag aan stromingsrijke en enigszins overhangende rotswanden, maar ook in sterk vervuilde havenbekken. De soort mijdt duidelijk direct zonlicht. Door hun stralende dicht begroeide witte poliepen die aan de oppervlakte groeien, ziet Carijoa riisei er uit alsof ze met sneeuw bedekt zijn, vandaar de Engelse naam ‘Snowflake coral’. In het Duits wordt dit koraal ook ‘Schneeflockenkoralle’ genoemd. Waarschijnlijk werd Carijoa riisei met schepen door het Panama kanaal naar Hawaï overgebracht. Van de tot nu toe 287 (!) geregistreerde op Hawaï overgebrachte ongewervelden, blijkt het sneeuwvlokkenkoraal zich het snelst uit te breiden. De kolonies groeien met een snelheid van ongeveer 2 cm per week en domineren reeds grote delen in het diepere water rond Hawaï. Daar liggen de commercieel belangrijke gebieden waar zwarte koralen groeien, die voor de handel in sierraden, worden geoogst.
De zwarte koralen, die slechts 3 cm per jaar groeien, worden door het sneeuwvlokkenkoraal overwoekerd. Tony Montgomery van de ‘Aquatic Resources Division’, Hawaï, gelooft dat Carijoa riisei gebieden met een hoge biodiversiteit verandert in gebieden met een lage biodiversiteit, omdat ze gewoon alle andere overwoekert. Bij het duiken in de buurt van de eilanden São Tomé en Principe, gelegen 1 graad ten noorden van de equator in het oostelijk deel van de Atlantische oceaan, heb ik het sneeuwvlokkenkoraal aan de stroom bloot gestelde rotswanden in 10 tot 30 meter diep water ontdekt en gefotografeerd. Uit de oostelijke Atlantische oceaan was deze soort tot nu toe nog niet bekend (en de hier afgedrukte foto van Principe is ook het eerste bewijs van deze soort aan deze kant van de Atlantische oceaan.) Waarschijnlijk is ze niet door schepen naar São Tomé en Principe gebracht, doch komt daar van nature voor en is eenvoudig nog niet geregistreerd. In de Golf van Guinea, waar São Tomé en Principe liggen, zijn er namelijk zeer vele andere amphi-atlantische soorten (ook soorten die aan beide zijden van de Atlantische Oceaan leven). De reden daarvoor is waarschijnlijk de equatoriale tegenstroom, die slechts in 50 meter waterdiepte van de westelijketot de oostelijke Atlantische Oceaan stroomt. Met een snelheid van 2 tot 5 km per uur is hij de snelste zeestroming in de Atlantische Oceaan. In deze stroming kunnen planktonische larven de Atlantische Oceaan theoretisch in 35 tot 100 dagen oversteken.
Het sneeuwvlokkenkoraal Carijoa riisei van Brazilië
Het sneeuwvlokkenkoraal aan de stroom bloot gestelde rotswanden in 10 tot 30 meter diep water voor de eerste keer in het oostelijk gedeelte van de Atlantische Oceaan met fotobewijzen gestaafd, bij het eiland Principe
Literatuur
• Beamisch, R (5 juli 2004) In Hawaï, alien species launches underwater invasion. The Washington Post, Seite A11.
Het Aquarium juli / augustus 2008
21
Stekelbaarsjes, wie kent ze niet? Tekst en foto’s: Henk Sieraad
Voor velen onder ons is de aquariumhobby met deze visjes begonnen. Zittend op de knieën langs de slootkant en kleine beestjes vangen om deze vervolgens in een potje of klein bakje te bewaren en bestuderen. De kans was zeer groot dat er zich ook stekelbaarsjes onder de vangst bevonden.
In de Nederlandse binnenwateren komen een tweetal soorten stekelbaarsjes voor: b Gasterosteus aculeatus, de drie doornige stekelbaars, dit is de
meest voorkomende soort. De benaming driedoornig slaat op het normale aantal rugstekels, maar exemplaren met meer of minder stekels worden regelmatig aangetroffen. Wie spreekt over stekelbaarsjes, bedoelt hoogstwaarschijnlijk dit visje.
b Pungitius pungitius, de tien doornige stekelbaars of het mod dermannetje. Deze laatste soort is minder algemeen en dan ook minder bekend. In dit artikel zal ik me beperken tot Gasterosteus aculeatus, de driedoornige stekelbaars, omdat deze al een aantal jaren in mijn tuinvijver voorkomt. Enkele stekeltjes in een weckpot. De scherpe stekels zijn goed te zien
De driedoornige stekelbaars is een klein, tot maximaal 8 cm. groot roofvisje, dat in de natuur buiten het paaisei-
zoen in grotere groepen voorkomt. Zo’n groep houdt zich graag op in de bovenste waterlagen, waar actief op prooidieren wordt gejaagd. Watervlooien, Mysis en muggenlarven worden graag en veel gegeten, maar ook viskuit en zelfs kleinere visjes zijn niet veilig. Men kan de visjes o.a. herkennen aan het zijdelings platgedrukte lijf en de zeer smalle staartwortel. De grondkleur is zilverachtig met onregelmatige donkere vlekken op de bovenste, met beenplaatjes bepantserde lichaamshelft, wat ze een tijgerachtige aanblik geeft. Aan de buikzijde zit een enkele harde vinstraal. Tot een aantal jaren geleden waren grote aantallen stekeltjes een normale verschijning in de sloten en grachten van mijn woonplaats Heerhugowaard. Mede door het dempen van vele sloten en de toegenomen vervuiling zijn stekelbaarsjes niet langer algemeen, maar moet ik flink mijn best doen om ze nog te vinden in mijn woonomgeving.
De voortplanting
In het paaiseizoen verandert er veel voor de stekelbaarzen. Het man-
Stekelbaarsjes leven in losse scholen
22
Het Aquarium juli / augustus 2008
Een paringsrijp koppel netje krijgt een vuurrode buik en keel, en de ogen worden fel blauwgroen van kleur. Ook wordt een klein territorium gevormd dat fanatiek tegen andere mannetjes wordt verdedigd. In het midden van dit territorium wordt op de bodem met behulp van spiggine (een stof die in de nieren wordt geproduceerd) een buisvormig nest gefabriceerd van kleine plantendelen. Het kuitrijpe vrouwtje, herkenbaar aan de opgezwollen buikpartij, wordt met behulp van een heuse balts naar het nest gelokt. Als het vrouwtje eenmaal in het nest ligt dwingt het mannetje haar om hier enkele tientallen eieren af te zetten, die vervolgens door het mannetje worden bevrucht. Na de paring wordt het vrouwtje verjaagd. Het mannetje verzorgt de eieren door er regelmatig met de borstvinnen zuurstofrijk water overheen te waaieren. Gedurende de tijd dat de larven zich in de eitjes ontwikkelen (dit is in normale omstandigheden 8 tot 10 dagen) worden niet bevruchte of beschimmelde eitjes consequent verwijderd. Ook bewaakt hij het nest tot de larven zichzelf enkele dagen na de geboorte kunnen redden. Stekelbaarsjes zijn productief: per paaiseizoen worden er meerdere broedsels gelegd. De voornaamste reden hiervoor is het feit dat deze visjes gewilde prooien zijn voor vele soorten vissen en vogels. Wellicht is deze intensieve voortplanting de voornaamste reden dat de meeste stekelbaarzen niet ouder worden dan twee jaar, terwijl een leeftijd van vier jaar haalbaar is. De grote productie van nakomelingen kan echter ook zorgen voor overbevolking, vooral bij gebrek aan predatoren. In dat geval zullen de stekelbaarzen bij gebrek aan voedsel minder groot worden,
Met een paringsbalts wordt het vrouwtje gelokt
in vele gevallen overgaan tot kannibalisme en verzwakt de winter ingaan, die vervolgens door de meesten niet wordt overleefd.
Stekelbaarsjes in mijn tuinvijver Vrijwel vanaf het moment dat ik een tuinvijver bezit (in mijn geval zo’n twintig jaar) houd ik hierin stekelbaarsjes.
b Stekelbaarzen zijn niet samen te houden met amfibieën
De stelling ‘dat stekelbaarzen niet samen zijn te houden met amfibieën’, sluit dan ook aan met mijn ervaringen: de vraatzucht van stekeltjes geven de larven van kikkers, padden en salamanders vrijwel geen overlevingskansen. Hetzelfde lot verging ook een schooltje jonge goudelritsen, die door een ongelukkige samenloop van omstandigheden tussen een groepje volwassen stekelbaarzen werden losgelaten: binnen luttele uren waren de elritsjes gereduceerd tot visvoer.
b Vele jongen De vele honderden jonge stekel baarsjes die jaarlijks in mijn vijver worden geboren vormen op hun
beurt weer een dankbare prooi voor de aanwezige goudwindes en de zonnebaars. Ook halfwasexemplaren zijn niet veilig voor de grotere vissen: meerdere keren ben ik getuige ge weest van een succesvolle aanval op een stekelbaars. Ik heb nooit gemerkt dat de windes last hadden van de stekels op de rug- en buikzijde. Met een aantal uit de kluiten gewassen goudwindes, een uitgegroeide zonnebaars en een flinke school stekelbaarsjes aanwezig, ligt het voor de hand dat het insectenleven in mijn vijver van 10.000 liter op een laag peil wordt gehouden.
b Voedering Om vooral de stekelbaarzen voor verhongering te behoeden vang ik wekelijks een emmer vol met water vlooien, die na een strenge controle op karperluizen en bloedzuigers in de vijver wordt omgekeerd. Doe zo’n controle vooral zorgvuldig, want ste kelbaarzen zijn vanwege de geringe snelheid een gewilde en gemakkelijke prooi voor karperluizen. Stekelbaars jes, die zijn geïnfecteerd met meer dere karperluizen worden letterlijk leeggezogen en sterven jammerlijk.
Literatuur
• Baensch, H. A. & Debelius, H. (1992): Meerwasser Atlas - Band 1. Mergus Verlag, Melle. 1216 S • Frische, J. (2004): ‘Kobolde im Korallenwald’. Der Meerwasseraquarianer 8(1), 52-58 • Hoese, D. F. & Fourmanoir, P. (1978): Discordipinna griessingeri, a New Genus and Species of Gobiid Fish from the Tropical Indo-West Pacific. Japanese Journal of Ichthyology 25(1), 19-25 • Kuiter, R. H. & Debelius, H. (2006): Atlas der Meeresfische. Kosmos Verlag. Stuttgart. 720 S • Pfleiderer, J. (2004): Griessingers-Grundel - eine extrem ‘rare’ Rarität. Der Meerwasseraquaria ner 8(1), 7 • Schmiedel, P. (2006): http://www.reefsafe.de • Wikipedia (2006): http://de.wikipedia.org
Het Aquarium juli / augustus 2008
23
Kreeftachtigen, slakken en nieuwe garnalensoorten uit het Malilimerengebied op Sulawesi Tekst en foto’s: Chris Lukhaup Vertaling: Lucas Bauer Het Malilimerensysteem op Sulawesi bestaat uit drie oude meren, nl. het Matanameer (= Matanomeer), het Mahalonameer en het Towutimeer. Deze regio wordt gekenmerkt door een hoge graad van endemisme
(= Het verschijnsel, waarbij een organisme van nature uitsluitend voorkomt in één gebied) en dat niet alleen bij vissen, maar ook bij weekdieren, krabben en garnalen. Aquarium Mimbon uit Keulen kon enige van deze tot nu toe voor de aquaristiek onbekende soorten voor het eerst commercieel invoeren.
Krabben
De vijf soorten krabben (van de familie Parathelphusidae), die tot nu uit deze meren bekend zijn, behoren tot drie verschillende ecologische typen, nl. generalisten, detrituseters en slakkeneters.
Slakken resp. Tylomelania towutica uit het Malilimerensysteem op Sulawesi
Overzichtsfoto’s Sulawesi (Indonesië)
Spectaculair gekleurd is beslist
Parathelphusa pantherina (Schenkel, 1902) van het Matanameer, die door het kleurenpatroon onmiddellijk in het oog springt. Deze soort komt uitsluitend voor in het Matanameer en behoort tot de generalisten, hetgeen wil zeggen dat ze niet op een bepaalde voedselbron gespecialiseerd is en zowel detritus als slakken of andere kleine ongewervelden eet. Deze krabben behoeven een ruim aquaterrarium, want ze worden tot 15 cm groot en zijn dus beslist niet geschikt voor een klein aquarium.
Krabben resp. Nautilothelphusa zimmeri uit het Malilimerensysteem op Sulawesi
24
Het Aquarium juli / augustus 2008
Eveneens uit het Matanameer stamt Syntripsa matannensis (Schenkel, 1902). Deze soort behoort tot de slakkeneters en voedt zich hoofdzakelijk met de in dit meer talrijke slakken. Ook deze dieren worden met ongeveer 10 cm lichaamslengte behoorlijk groot en moeten ruimschoots met
De 3 meren van het Malilimerengebied met respectievelijk boven het Matanameer, midden het Mahalonameer en onder het Towutimeer
Het Aquarium juli / augustus 2008
25
Spectaculair gekleurd is de panterkrab
Uit het Towutimeer Tylomelania towutica
Parathelphusa pantherina
Garnalenvariant (Caridina sp.) uit het Malilimerengebied
Garnalenvariant (Caridina sp.) uit het Malilimerengebied ze niet kieskeurig; ze nemen stofvoeder en ook voedertabletten of granulaat. Ook uit het Matanameer
Syntripsa matannensis
Weer andere varianten uit het Malilimerengebied en of de rivierstelsels rondom deze meren
Garnalenvariant (Caridina sp.) uit het Malilimerengebied
In de talrijke rivierstelsels rondom deze meren komen verwante slakken voor. Hiervan kon een nog onbeschreven soort worden ingevoerd. Deze stamt uit het Laronastroomgebied en is in de bouw van het huisje zeer variabel. Over zulke slakken verschijnt in het volgende nummer een apart artikel.
Garnalen
Vorige maand (juni) verscheen een artikel over de in het Malilimerengebied voorkomende (nieuwe) garnalensoorten van het geslacht Caridina. De meeste daarvan hebben nog geen wetenschappelijke naam.
Een detritusetende krab uit zuidelijk Sulawesi is
Nautilothelphusa zimmeri hun voorkeursspijs slakken worden verzorgd. Om een detritusetende soort gaat het bij Nautilothelphusa zimmeri (Blass, 1933), die trouwens ook een flinke grootte van 10 cm kan bereiken
26
Het Aquarium juli / augustus 2008
Weer andere varianten uit het Malilimerengebied en of de rivierstelsels rondom deze meren
en eveneens in een ruim aquaterrarium behoort te worden gehouden. Deze soort komt voor in de Matana-, Mahalona- en Towutimeren in zuidelijk Sulawesi.
Slakken
Ook talrijke soorten slakken bewonen het merensysteem op Sulawesi. De meeste van deze soorten zijn met min of meer gelijke tinten zwartbruin gekleurd maar er bestaan ook prachtig oranje of geel gekleurde dieren,
Garnalenvariant (Caridina sp.) uit het Malilimerengebied die overigens nog niet in grote aantallen in de handel beschikbaar zijn. Mimbon kon trouwens ook hier de show stelen met Tylomelania towutica (Kruimel, 1913) uit het Towutimeer, Tylomelania cf. gemmifera (Sarasin &
Sarasin, 1897) uit het Matanameer en twee tot nu niet op naam gebrachte soorten, die ook uit het Matanameer stammen. Deze slakken behoeven temperaturen van ongeveer 27 °C en graven zich graag in een molm- of zandbodem in. Met het voedsel zijn
Het Aquarium juli / augustus 2008
27