U wilt een bank die ook iets voor uw kinderen doet.
Wij zorgen dat ze plezier krijgen in sparen. Jong geleerd is oud gedaan, dat geldt ook voor sparen. Daarom is het goed om voor uw kinderen een spaarrekening te openen bij de Verenigde Spaarbank. De aantrekkelijke rente, zorgt ervoor dat het spaargeld plezierig snel groeit. Toch is geld opnemen en storten volledig vrij. Zo wordt sparen een leuke bezigheid. Opent u nu een Piekfijn-spaarrekening, dan ligt er een welkomstcadeautje voor uw kind klaar.
De Verenigde Spaarbank doet meer voor de particulier.
Uitgave van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Verschijnt in maart, juni, september en december. De vereniging heeft tot doel: het bevorderen van het welzijn van het kind vóór, tijdens en na een opname in het ziekenhuis.
COLOFON Het tijdschrift Kind en Ziekenhuis wordt vier maal per jaar toegestuurd aan de leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Losse nummers kosten f 12.50 per stuk en kunnen worden besteld door het verschuldigde bedrag over te maken naar girorekening 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis, Dordrecht, onder vermelding van de jaargang en het nummer.
Redactie
M. van Bergen-Rodts M. van Loon-van Bovene Drs. H.A. van Oosterhout-Bos Drs. M.J. Overbosch-Kamerbeek
Eindredactie
Van Rosendaal Tekstprodukties, La Force (Fr.)
Adres redactie
Aardappelmarkt 3 3311 B A Dordrecht tel. 078146361
Advertenties
Adservice Nassau Odijckstraat 8 2596 AH Den Haag tel. 070-24 02 60
Druk Pasmans Offsetdrukkerij BV, Den Haag Ontwerp omslag: Jan A. Veenman
©
Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
69
LANDELIJKE VERENIGING
KIND EN ZIEKENHUIS
Landelijk bureau
Aardappelmarkt 3 3311 B A Dordrecht tel. 078- 146361 M. van Bergen-Rodts, directeur Drs. H.A. van Oosterhout-Bos Bestuur Mr. LM. Harkema-Dun, voorzitter J. Bolsius-Klaarhamer, secretaris E.C. Bolsius, penningmeester Dr. W.J.C. Boelen-van der Loo Drs. J. Bokma L Ophorst-Hoos Postbank
6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis Dordrecht Bank
13.46.21.417 ten name van Kind en Ziekenhuis Dordrecht
Betere informatie aan ouders
Handleiding voor de ziekenhuizen Ziekenhuizen die de voorlichting aan ouders willen verbeteren kunnen daarvoor gebruik maken van een speciale handleiding. Deze handleiding, met de titel 'Kinderen in het ziekenhuis', is samengesteld door de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis in samenwerking met het Nationaal Ziekenhuisinstituut.
Hulpmiddel
Kinderen doorstaan een ziekenhuisopname beter als ouders zoveel mogelijk zelf voor hun kind kunnen zorgen en het op moeilijke momenten kunnen bijstaan. In steeds meer ziekenhuizen is het mogelijk dat ouders bij hun kind blijven als het wordt opgenomen. In de informatieboekjes die de ziekenhuizen aan de ouders geven, wordt in het algemeen echter weinig aandacht geschonken aan de mogelijkheden voor de ouders om bij hun kind te blijven (rooming-in). De handleiding 'Kinderen in het ziekenhuis' is bedoeld als een hulpmiddel voor de ziekenhuizen die hun voorlichting aan de ouders willen verbeteren. Zij kunnen er hun voordeel mee doen bij het samenstellen van een nieuw informatieboekje en eventueel ander voorlichtingsmateriaal. Naast adviezen voor de inhoud van een informatieboekje voor ouders geeft de handleiding ook tips ten aanzien van indeling, schrijfstijl en taalgebruik.
Bestellen Belangstellenden kunnen een exem-
plaar van de handleiding 'Kinderen in het ziekenhuis' bestellen door f.18.-, inclusief portokosten, over te maken naar Postbank nr. 6131073 van Kind en Ziekenhuis te Dordrecht, onder vermelding van 'Handleiding KenZ/NZI'.
Nieuwe folder over amandelen knippen De reeks folders uitgegeven door de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis zal in het laatste kwartaal 1990 worden uitgebreid met de folder 'Amandelen. Wel kippen! Niet knippen?'. Deze folder is bedoeld om ouders met relevante informatie te helpen bij hun beslissing hun kind al dan niet te laten opereren. Tijdens de studiedag 'Amandelen knippen' in 1988 stelde prof.dr. D.H. Schmidt, voorzitter van de Vereniging KNOheelkunde, in zijn voordracht dat doorgaans door de ouders sterke aandrang wordt uitgeoefend op de huisarts en de KNO-arts om de amandelen te verwijderen. Veel ouders menen namelijk ten onrechte dat het amandelen knippen een oplossing biedt voor diverse klachten en problemen.
Misvattingen
De folder geeft aan wanneer de amandelen er echt uit moeten en gaat in op de misvattingen die bestaan ten aanzien van amandelen knippen. Verder besteedt de folder aandacht aan wat men als ouder kan doen om het kind goed te begeleiden als de amandelen werkelijk geknipt moeten worden.
Het overnemen van artikelen uit
'Kind en Ziekenhuis' is toegestaan, mits met bronvermelding. Bij overname zal de redactie graag een exemplaar ontvangen van het medium waarin het overgenomen artikel is geplaatst. Op foto's berust doorgaans copyright; voor het overnemen hiervan is schriftelijke toestemming van de redactie nodig. GAAT U VERHUIZEN? Geef bij verhuizing de adreswijziging zo spoedig mogelijk door aan de administratie van 'Kind en Ziekenhuis'. Adres: Landelijk Bureau Kind en Ziekenhuis, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht.
70
De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis is blijkens schrijven van de Inspecteur der Registratie en Successie te Amsterdam d.d. 2 mei 1980 (dossier 8017) aangemerkt als rechtspersoon welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen maatschappelijk belang beoogt, zoals bedoeld in artikel 24 sub I alinea 4 van de Successiewet. Verkrijgingen door de vereniging krachtens erfrecht en krachtens schenking zijn derhalve tot bepaalde maxima vrijgesteld van successierechten en schenkingsrechten. Voor 1990 gelden de volgende vrijstellingen: * wat het successierecht betreft tot een bedrag van f 13.324.-- mits er aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang; * wat het schenkingsrecht betreft tot een bedrag van f 6.662.--, onder dezelfde voorwaarde. KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA
Voorbereiden 2
In Kind en Ziekenhuis van juni 1990, het eerste van de twee nummers gewijd aan het thema 'Voorbereiden', lag het accent op de rol van de ouder bij de voorbereiding van het kind op een ziekenhuisopname. In dit nummer gaan wij dieper in op de voorbereiding tijdens het verblijf in het ziekenhuis en de taak hierbij van artsen, verpleegkundigen en pedagogisch medewerkers. Ouders zijn de eerst aangewezen personen om het kind voor te bereiden. Zij kennen het kind het beste en weten wat het eerder heeft doorgemaakt. Ouders beschikken echter meestal niet over alle relevante informatie. Dat is wel het geval met de arts en de verpleegkundige, terwijl de spelleidster degene is die de meeste pedagogische kennis over het voorbereiden van kinderen heeft. Een goede voorbereiding van het kind vereist onderlinge afstemming tussen ouders, artsen, verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers en andere hulpverleners. Het voorbereiden van het kind en de ouder kan niet uitsluitend de taak zijn van de pedagogisch medewerker. In haar artikel 'En dan krijg je...' wijst Tera Boelen erop dat er in de Nederlandse ziekenhuizen gemiddeld maar één pedagogisch medewerker op negenentwintig kinderen is aangesteld. Het voorbereiden van ouders en kinderen dient geïntegreerd te zijn in de normale werkzaamheden van alle hulpverleners. Er zijn situaties waarin de tijd moet worden genomen om de ouders voor te bereiden en er zijn situaties waarbij het kind door middel van spel of het tonen van beelden moet worden voorbereid. Er zijn echter ook talloze momenten waarop ouder en kind 'al doende' moeten worden voorbereid. Een injectie, het verwijderen van hechtingen, het wisselen van verband - het zijn stuk voor stuk handelingen die vragen om voorbereiding en om begeleiding vanwege de spanning die zij oproepen. Hierbij heeft met name de verpleegkundige een zeer belangrijke taak, die nog te vaak wordt onderschat. De verpleegkundige is degene die continuïteit in de voorbereiding van kind en ouders kan garanderen. Zij of hij is zowel overdag als 's nachts en zowel gedurende de week als in het weekend beschikbaar. Juist verpleegkundigen zouden de gelegenheid moeten krijgen hun deskundigheid op het gebied van de voorbereiding van kinderen en ouders te vergroten. Het is wenselijk dat de ziekenhuisorganisatie dat mogelijk maakt. Redactie KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
71
THEMA Susan Colvert Droske en Sally Francis
Voorbereiden door hulpverleners: een proces Het voorbereiden van kinderen op een medische ingreep of opname vraagt om een programma 'op maat' voor ieder kind afzonderlijk.
Kinderen voorbereiden kan niet volgens een standaardprocedure. Er is geen vast recept voor, dat in alle voorkomende gevallen kan worden gebruikt. Ieder kind is immers anders. Het heeft wel veel gemeen met leeftijdgenootjes, maar verschilt er evenzeer van. Het milieu waarin het opgroeit, de gezinssituatie, de persoonlijkheid en het temperament spelen elk een eigen rol. Bij het voorbereiden op een opname moet met al die persoonlijke factoren rekening worden gehouden. Alle kinderen onder de vijfjaar op dezelfde manier, met dezelfde woorden en dezelfde technieken voorbereiden, doet meer kwaad dan goed. Voor een goede voorbereiding zijn drie factoren essentieel: het kind vertrouwen in de situatie geven, het doen begrijpen wat er gaat gebeuren en het leren de situatie te beheersen.
Vertrouwen geven
Je kunt een kind met een voorbereidingsprogramma alleen goed bereiken als het je al kent en de basis voor een vertrouwensrelatie aanwezig is. Is dat niet het geval, dan zal het kind nauwelijks luisteren naar wat er wordt verteld en niet in zich opnemen wat er wordt getoond. De aandacht voor hetgeen op hem af komt, wordt geblokkeerd door de gedachten en fantasieën die het kind door het hoofd spelen over wie je bent en watje van
72
plan bent met hem te gaan doen. Uit onderzoek is gebleken dat jonge kinderen in paniek raken wanneer zij met nieuwe ervaringen worden geconfronteerd en daar niet de mensen bij aanwezig zijn die hun vertrouwd zijn. Gedurende de hele duur van de opname moet het kind op alle behandelingen worden voorbereid door de ziekenhuismedewerker, die vanaf het begin een vertrouwensrelatie met het kind heeft opgebouwd. Komt er voor een bepaalde behandeling iemand anders, dan raakt het kind in paniek en zal de voorbereiding nauwelijks effect hebben. Ook op 'kleine' behandelingen zoals bloedprikken moet de 'eigen' verpleegkundige het kind voorbereiden door er eerst even over te praten. Daarmee krijgt het kind de gelegenheid zich op de prik in te stellen. Die paar minuten zijn niet verloren - zij sparen de tijd die anders nodig zou zijn om het gefrustreerde kind weer tot rust te brengen. En dat even praten moet steeds weer opnieuw worden gedaan, ook al gebeurt het bloedprikken dagelijks. Men is gauw geneigd te denken dat de voorbereiding bij een bepaalde behandeling achterwege kan blijven wanneer het kind die behandeling al meerdere malen heeft ondergaan. Dat is niet zo. Wil bijvoorbeeld een verpleegkundige, die het kind onbekend is, zonder meer een bloedprik geven, 'zonder meer' omdat het kind die
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA
FOTO: HANS VAN WAYENBURG
behandeling al vele malen heeft meegemaakt, dan zal het kind in paniek raken en niet willen meewerken. De verbaasde verpleegkundige begrijpt niet wat er gebeurt: 'Waarom doe je zo? Het is toch al zo vaak bij je
gebeurd. Je weet dat het zo voorbij is en dat het minder pijn doet als je stil blijft liggen. Wat is er met je aan de hand?' Wat er aan de hand is? Gebrek aan vertrouwen. Het kind kent deze ver-
pleegkundige niet; de verpleegkundige die niets van het kind afweet, kent het gebruikelijke ritueel bij bloedprikken niet. Daardoor komt de handeling op het kind over als een geheel nieuwe, onbekende ervaring. >
Om vertrouwen te wekken bij een 2jarig kind moet vanzelfsprekend anders worden gehandeld dan wanneer het gaat om een 12-jarige. Er is echter een aantal aspecten die voor kinderen van alle leeftijden gelden. l.Bouw een vertrouwensrelatie op met ouders en kind. 2. Is er op de afdeling een medewer ker die de ouders al kennen, laat die je dan aan de ouders voorstel len. 3. Zeg tegen het kind dat er nu nog niets met hem of haar zal gaan gebeuren. 4. Praat daarna alleen met de ouders. Het kind heeft dan gelegenheid je te observeren. 5. Bij deze eerste kennismaking moet het kind buiten schot blijven. Geen onderzoekjes, prikken, bekloppen
Altijd en voor alle leeftijden
zitten. Ga niet te dicht bij het kind zitten, houd een redelijke afstand. Kinderen vinden het niet prettig als een vreemde te dicht bij hen komt. Steek ook je handen niet in je zak. Het kind kan denken dat er onverwacht toch een injectiespuit tevoorschijn zal worden gehaald. 8. Laat na deze inleidende gesprekken ouders en kind even alleen, al is het maar een paar minuten. Dat geeft hen de gelegenheid met elkaar even over je te praten en je te herkennen als je weer binnenkomt. Deze simpele herkenning geeft een gevoel van zekerheid: er komt iemand binnen die zij kennen en van wie zij iets weten. Pas na deze inleidende procedure kan met het voorbereiden worden begonnen.
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
of wat dan ook. Dat mag pas gebeuren als het kindje al een beetje kent. 6. Praat zo met de ouders dat ook het kind kan begrijpen wat er wordt gezegd. Kinderen luisteren altijd, ook al lijken zij verdiept in iets anders. 7. Maak vervolgens een praatje met het kind. Niet over de opname of behandeling, maar over het kind zelf. Ga tijdens dat gesprekje met het kind op je hurken of op de grond
73
THEMA Wanneer een kind je kent en vertrouwt, kun je het zonder meer vertellen over een medische behandeling die op handen is. Wordt dit gedaan door iemand die het kind niet kent, dan is de kans groot dat het op alles wat wordt gezegd of gevraagd, bevestigend reageert. Veel kinderen zeggen als zij zich niet veilig voelen op alles ja en amen, in de hoop dat de volwassene dan tevreden gesteld zal zijn en weg zal gaan. Wat er wordt gezegd, gaat langs hen heen. Ook met de ouders van het kind moet de relatie goed zijn. De angst van ouders weerspiegelt zich in de angst van hun kind. Hebben de ouders vertrouwen in de zorg die hun kind wordt geboden en voelen zij zich bij die zorg betrokken, dan kunnen zij de situatie meestal aan. Zij kunnen dan hun kind goed opvangen en meewerken bij het voorbereiden.
Doen begrijpen
Een kind moet kunnen begrijpen waar het om gaat als er iets wordt verteld of uitgelegd en het moet weten wat het precies te wachten staat. Dat betekent dat het ook moet weten wat het zal zien, horen, voelen, ruiken. Ook moet het weten wat het zelf tijdens de behandeling moet doen of laten. Informatie hierover kan worden gekoppeld aan een eenvoudige uitleg over het hoe en waarom van de behandeling. De vragen die het kind gaat stellen, bepalen welke aanvullende informatie nog wordt verstrekt. Dat is de graadmeter voor wat het kind aan informatie kan en wil opnemen. Het gevaar is groot dat de kinderen de mondelinge informatie op hun eigen fantasierijke manier interpreteren en er een totaal verkeerde voorstelling van zaken aan overhouden. Rollenspel, poppen, platen en videofilms zijn hulpmiddelen die de mondelinge informatie moeten verduidelijken. Deze combinatie is essentieel bij elke voorbereiding. De hulpverlener krijgt daarmee inzicht in de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Die moet het uitgangspunt zijn voor een voorbereidingsprogramma, dat voor ieder kind op maat wordt gemaakt en dat rekening houdt met alle persoonlijke factoren die het verwerkingsvermogen beïnvloeden. Een kind dat zich als eerste reactie van alles afsluit, zal nog meer van streek raken als het teveel informatie ineens krijgt over iets dat het als bedreigend ervaart. Beroofd van zijn karateristieke afweermethode - ontkennen -
74
Welke informatie kan een kind aan? Voor het bepalen van wat een kind aan informatie kan verwerken zijn de volgende punten essentieel. 1. De voorbereider moet zelf precies weten wat het kind zal zien, horen, voelen en ruiken tijdens de inlei ding tot de behandeling, tijdens de behandeling zelf en erna, en wat er tijdens de gehele procedure van het kind zelf wordt verwacht. 2. De voorbereider moet weten in welke ontwikkelingsfase het kind verkeert en welke omstandigheden van invloed kunnen zijn op het verwerkingsvermogen. Lag er pas nog een ander gezins- of familielid in het ziekenhuis? Is er recent ie mand in het ziekenhuis gestorven? Is er net gezinsuitbreiding geweest? Is het gezin pas verhuisd? De voor bereider moet de aard van het kind nagaan. Hoe reageert het normaal
kan het in paniek raken. Het is dan niet meer in staat te volgen wat er wordt gezegd of getoond: het richt zijn afweer op de voorbereiding zelf.
Situatie leren beheersen
De voorbereiding wordt afgesloten met het kind te leren de situatie te beheersen. De bouwstenen daarvoor moeten gedurende de hele voorbereiding worden aangedragen. Dat gebeurt door bij het kind het gevoel aan te kweken, dat het de situatie aan zal kunnen. Het kind zal dan geen passief slachtoffer worden, maar een actieve deelnemer. Denkt een kind na een eerste onderzoek of behandeling: 'Het viel niet mee, maar ik ben er doorheen gekomen', dan geeft dat vertrouwen voor eventuele volgende behandelingen. Ondersteuning en stimulering in deze richting blijven constant nodig. Tijdens 'doktertje spelen' kan het kind worden bijgebracht hoe het bij een prik of andere nare behandeling zijn aandacht op iets anders kan richten. Tijdens de behandeling moet de voorbereider bij het kind en de ouder blijven om bij de afleidingsmanoeuvre te helpen. Door het kind zoveel mogelijk zelf de beslissende keuzes te laten maken - welke pleisters, welk verband zullen we gebruiken; waar
op veranderingen of nieuwe dingen? Maakt het gemakkelijk vriendjes? Is het links- of rechtshandig (injecties!)? En voorts: heeft het kind een troetelnaampje? In welke termen wordt er thuis over bepaalde lichaamsdelen en lichaamsfuncties gepraat? 3. De ouders moeten worden voorbe reid. Het is beter dat het kind daar bij niet aanwezig is. De ouders kunnen dan vrijelijk praten en vragen stellen. 4. Visuele informatie, rollenspel en dergelijke moeten een vaste plaats bij het voorbereiden innemen. Zij moeten zijn afgestemd op hetgeen het kind te wachten staat. 5. Plaats, tijd en duur van de voor bereiding worden bepaald door de omstandigheden en de kennis die over het kind is opgedaan. 6. De voorbereider moet het kind ver tellen hoe het zich na de behan deling waarschijnlijk zal voelen en zal reageren en hoe het zich dan het beste kan gedragen. In een rollenspel kan dat worden geoe fend.
wil je na de behandeling heen; waar wil je dan mee spelen? - krijgt het kind het gevoel de situatie zelf in de hand te hebben, waardoor zijn zelfvertrouwen wordt vergroot. Na elke behandeling moet, zodra dat kan, het kind ertoe worden gebracht de ondergane ervaring na te spelen, te tekenen of zich op andere wijze te uiten. Dit als onderdeel van het verwerkingsproces. Een goede verwerking komt een volgende behandeling ten goede. Als daar een mogelijkheid voor is, moet de voorbereider na ontslag uit het ziekenhuis contact houden met het kind, bijvoorbeeld als het op controle komt. Daarmee wordt de vertrouwensrelatie geconsolideerd en de voorbereider kan bekijken of het kind de ziekenhuiservaring goed heeft ver werkt. D Oorspronkelijke titel: 'Preparation: A Proces', gepubliceerd in Preparing Children and Families for Health Care Encounters. ACCH, 1984. Vertaald en bewerkt door Marthe van Loon-van Bovene. Susan Colven Droske is verpleegkundig docente en Sally Francis is hoofd van de afdeling pedagogisch medewerkers van een Amerikaans ziekenhuis. KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA Susan Doak en Nancy Wallace
Dokters in pyjama Het ziekenhuisspel, of 'doktertjespelen9, heeft tal van voordelen. Zowel de kinderen als hun verzorgers hebben er profijt van.
'Zuster, controleer het infuus even en kijk of alles goed werkt. Ik pak ondertussen de injectiespuit en de pleisters en dan gaan wij deze patiënt opereren en beter maken.' De dokter plakt een paar lagen pleister over de ogen van de patiënt met de opmerking: 'Zo, nou kan 'ie niet zien wat we doen'. Er worden een paar spuiten gevuld en de zuster geeft het advies: 'We moeten 'm een heleboel prikken geven, anders blijft 'ie niet stil liggen'. Zij slaan heel geconcentreerd aan het opereren. De O.K. is de speelkamer. De dokter en de zuster hebben een pyjamaatje aan en hun ogen zijn nauwelijks zichtbaar boven de operatiemaskers. De rubberhandschoenen zijn veel te ruim voor de kleine handjes. Er wordt een echt infuus gebruikt, gevuld met gekleurd water. De patiënt is een grote rode teddybeer. Dergelijke taferelen kom je vaak tegen in de speelkamer of op de afdeling. De kinderen zijn dan bezig met het ziekenhuisspel: doktertje spelen. In de literatuur wordt veel aandacht besteed aan door deskundigen geleid spel als onmisbaar middel bij het voorbereiden van kinderen op ziekenhuisopname, operaties en behandelingen. Weinig wordt echter gezegd over het ziekenhuisspel, terwijl dit spel bij uitstek geschikt is om de reacties van kinderen op hun ziekenhuiservaringen na te gaan. In dit artikel wordt in hoofdzaak ingegaan op het spontane spel van het kind, waarbij de rol van de volwassenen zich beperkt tot toekijken. De waarde van groepsspel en de rol van de groepsleider komen daarbij ter sprake.
Spel en groepsspel
Door middel van spel uiten kinderen ideeën, fantasieën en emoties, die zij niet onder woorden kunnen of durven brengen. In dit spel zijn kinderen zelf KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
die sterke, machtige volwassenen, die door hen worden benijd, bewonderd en gevreesd. Door hun angst, woede en verdriet in een fantasiespel uit te leven, kunnen zij deze gevoelens in het werkelijke leven beter de baas. Een ziekenhuisopname vermindert het normale vermogen van een kind om moeilijkheden de baas te worden. Ziekenhuisspel helpt bij het verwerken. Bij spontaan groepsspel, waarbij echt materiaal en speelgoed door elkaar worden gebruikt, kunnen de kinderen zelf beslissen wat zij gaan gebruiken en wat zij ermee willen gaan doen. Zij hebben het dan voor het zeggen, in tegenstelling tot de realiteit van het dagelijkse ziekenhuisleven, waarin zij doorgaans weinig in te brengen hebben. Zij nemen de beslissingen, zijn nu niet het hulpeloze lijdend voorwerp. Spontaan spel schept een veilige sfeer, waarin het kind ertoe komt precies te doen en te zeggen waar het zin in heeft en openlijk uiting te geven aan wensen, behoeften en gevoelens. Groepsspel versterkt dit gevoel van vrijheid en veiligheid. Een verlegen of angstig kind, of een buitenlands kind dat de taal niet of niet goed machtig is, zal bij groepsspel de moed vinden mee te gaan spelen. Kinderen die niet mee doen omdat zij te ziek zijn of bang zijn van de doktersspullen, profiteren indirect van het spel door het kijken en luisteren naar de activiteiten en gesprekken van de andere kinderen. In het Yale New Haven Hospital organiseert de spelleiding minstens één keer per week een ziekenhuisspel voor een groep kinderen. Als regel is de groep heterogeen, maar als zich de noodzaak daartoe voordoet worden groepen samengesteld naar leeftijd of ziektebeeld en wordt het spel aangepast. Een ontspannen sfeer is essentieel. > 75
THEMA Als regel zal de speelkamer de beste plaats zijn. Voor specifieke groepen kunnen andere ruimten hun voordelen hebben, zelfs een behandelkamer. Er zijn altijd wel een paar kinderen die de zaak niet zo erg vertrouwen en daarom niet mee willen doen. Als je dan zegt: 'Deze pop voelt zich een beetje ziek. Willen jullie me helpen erachter te komen wat hij heeft en wat we er aan kunnen doen,' wordt het duidelijk dat zij nu niet de patiënt zijn en dat de volwassenen weten dat het maar spel is. Een kind moet nooit worden gedwongen mee te spelen, het moet daarover zelf beslissen. Sommige kinderen komen met eigen pop of knuffeldier als patiënt aandragen, maar ook dat moet spontaan gebeuren. Erom vragen kan bedreigend overkomen. De 'patiënten' zijn gummipoppen met orale en anale openingen voor thermometers en slangen, lappenpoppen en troeteldieren die water kunnen opnemen, en een paar poppen met een penis. De kinderen kiezen hieruit hun patiënten. De spelleiding gebruikt als dokter, zuster, ouder of kind aangeklede poppen om gesprekken met de kinderen op gang te brengen. Via poppen gaat dat gemakkelijker. Welke medische instrumenten worden gebruikt, hangt af van de leeftijd van de groep. Bij peuters en kleuters worden een paar eenvoudige dingen aangeboden: pleisters, rollen verband, watjes, spuiten zonder naalden, een speelgoedstethoscoop. Door van alles meerdere stuks te nemen, kunnen de kinderen toch kiezen. Laat je een peuter of kleuter vijf dezelfde pleisters zien en vraag je welke hij of zij wil hebben, dan zal er na zorgvuldige inspectie gedecideerd één worden aangewezen. Voor oudere kinderen wordt meer materiaal gebruikt, eventueel ook echte instrumenten of apparaten, maar nooit thermometers en naalden, spullen waaraan kinderen zich kunnen bezeren. Door met de kinderen over de voorwerpen te praten, hen te vragen of zij weten wat het is, waar het voor dient, gaan zij zich geïnformeerd voelen. Zij worden er zelfverzekerder door, zijn trots op hun kennis. Bestaande misvattingen komen tijdens het spel naar voren en kunnen spelenderwijs worden rechtgezet. Het gebruikte basismateriaal wordt aangevuld met specifiek materiaal voor bepaalde kinderen, zoals gips voor
kinderen met een botbreuk. Een goede gelegenheid om het spel te beëindigen is het moment waarop de kinderen lang genoeg hebben gespeeld maar zich nog niet beginnen te vervelen. Je kunt aankondigen dat het tijd wordt de medische spullen terug te gaan brengen. Nooit iets zeggen in de geest van: 'Je patiënt kan nu bijna naar huis'.
Deelnemers De samenstelling van de groep be-
76
paalt de rol van de spelleiding. In het ideale geval trekt de spelleiding zich na het verdelen van het spelmateriaal terug om zich verder te beperken tot het observeren van het spel. Het kan echter nodig zijn dat de spelleiding even gaat meespelen om een kind dat zich afzijdig houdt, erbij te betrekken. Vaak is het goed jonge kinderen even uit te leggen dat de doktersspullen alleen maar zijn om mee te spelen en niet op hen zullen worden gebruikt. Ook kan het soms goed werken als KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA
FOTO: MARGO DE NOOD
de spelleiding de rol van patiënt op zich neemt, of die van assistent van een van de 'dokters' of 'zusters'. Een vaste taak van de spelleiding is, erop toe te zien dat het spel niet uit de hand loopt, de kinderen elkaar geen pijn doen of het materiaal beschadigen. Tijdens het spel kan de spelleiding vragen stellen in de geest van: 'Waarom moet deze patiënt worden geopereerd?' of 'Wat gaat er nu gebeuren?'. De antwoorden leveren KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
waardevolle informatie op over de kennis, de voorstellingen, de gevoelens en de fantasieën van de kinderen. De spelleiding heeft bij het ziekenhuisspel een veeleisende en gecompliceerde taak. Alleen bij een volledige, goed doordachte inzet kan richting worden gegeven aan het spel en kan het uiten van emoties en het afreageren van spanningen worden bevorderd. Door dit spel moeten de kinderen ontdekken dat zij gerust boos of bang mogen zijn en dat zij
mogen huilen als zij pijn of verdriet hebben. Ieder kind speelt het spel op eigen manier. Het ene kind snijdt met een namaakmesje in een pop, vangt het denkbeeldige bloed op en gaat dat onder de speelgoedmicroscoop bekijken. Het andere wil geen doktersspullen hebben. 'Ik ben een mamma,' zegt ze tevreden en gaat verder met het wiegen van haar pop. Kinderen gebruiken het beschikbare materiaal op alle mogelijke manieren; zij combineren ook vaak een aantal beroepen. Soms zijn zij dokter, zuster, vader en moeder tegelijk. Het spel van peuters en kleuters vertoont veel overeenkomsten met dat van schoolkinderen, maar er zijn ook duidelijke verschillen. Daar moet de spelleiding rekening mee houden, ook bij het kiezen van het spelmateriaal. Bij het bereiken van de peuterleeftijd begint een kind bewust te spelen. In zijn spel laat de peuter zien hoe hij de wereld om zich heen ervaart en welke belevenissen hem bijblijven. Zijn voorkeur gaat uit naar behendigheidsspelletjes, waarbij hij door de vereiste handeling steeds weer te herhalen deze tenslotte onder de knie krijgt. Zijn interesse is echter van korte duur. Klimmen, het driewielertje, spelen met autootje of trein wisselen elkaar snel af. Geliefd zijn ook speeltjes die prettig aanvoelen en geknuffeld kunnen worden. Peuters en kleuters vinden het duidelijk prettig als andere kinderen om hen heen spelen terwijl zij met hun eigen spel of activiteit bezig zijn. Bij ziekenhuisspel zijn er dan ook altijd wel een of meer peuters of kleuters die zich niet met de andere kinderen bemoeien, maar hun eigen gang gaan. Er moet daarom altijd voor worden gezorgd dat er voldoende exemplaren van alle spelmaterialen aanwezig zijn, zodat ieder kind de mogelijkheid heeft hetzelfde te kiezen als het kind naast hem of haar. Ook de kleuter houdt van behendigheidsspelletjes en het betasten van dingen die hij prettig vindt aanvoelen, maar in zijn spel zit al meer ernst. Hij gaat echte ervaringen en situaties naspelen om deze beter te kunnen doorgronden. Daar worden vaak anderen in betrokken, ook volwassenen, die dan een rol toebedeeld krijgen. De kleuter kan zich verbaal al beter uitdrukken en zijn fijne motoriek, coördinatie en concentratievermogen zijn verder ontwikkeld. Bij schoolkinderen wordt het ziekenhuisspel gekarakteriseerd door meer
77
THEMA samenspel met andere kinderen en een ingewikkelder, meer realistisch spelgedrag. De vaardigheid waarmee deze kinderen de attributen hanteren, geeft blijk van een scherpe observatie van alles wat om hen heen gebeurt. Zij imiteren de medische technieken vaak met grote accuratesse. In hun spel combineren zij naspelen van ervaringen met nauwkeurig onderzoek van apparatuur en instrumenten. Het beluisteren van hun eigen hartslag, het opmeten van de bloeddruk, het bekijken van de werking van een infuus ondergaan zij als opwindende en leerzame experimenten. Volwassenen en leeftijdgenoten moeten vaak voor patiënt spelen. Terwijl jongere kinderen moeite hebben met het uit elkaar houden van fantasie en werkelijkheid wanneer het om pijnlijke handelingen gaat, scheppen oudere kinderen er duidelijk genoegen in nu eens wraak te kunnen nemen op de volwassenen die hen zo vaak hetzelfde laten ondergaan. In het begin willen oudere kinderen soms niet meedoen met het ziekenhuisspel, omdat zij 'niet meer met poppen spelen'. Zij kunnen er dan meestal toch bij worden betrokken door hen een infuus te laten vullen of verband te laten knippen voor de jongere kinderen. Er moeten niet te veel volwassenen tijdens het spel aanwezig zijn en elke inmenging die de kinderen in verlegenheid kan brengen, moet worden vermeden. Menig chirurg is al midden in een operatie opgehouden als hij zijn moeder of een vriendje in de deuropening ontdekte. Het komt echter ook voor dat een kind zo in zijn rol opgaat, dat het tegen het bezoek zegt: 'Wacht maar op mijn kamer. Ik ben nu bezig'. Er is niets op tegen dat een paar ouders, artsen of verpleegkundigen tijdens het ziekenhuisspel aanwezig zijn. Hun aantal moet echter beperkt blijven, om het samenspelen van de kinderen te bevorderen en de observatie door de spelleiding niet te storen. De aanwezige volwassenen moeten de bedoeling van het ziekenhuisspel kennen en weten dat zij de kinderen rustig hun gang moeten laten gaan. Het allermooiste voor een kind is het als zijn eigen dokter voor patiënt speelt: dan kan wraak worden genomen op de kwelgeest. Bij protesten krijgt deze steevast te horen: 'Dat doe je bij mij toch ook.' Ouders zijn meestal enthousiast over het ziekenhuisspel. Zij moeten er echter aan wennen dat de kinderen de
78
Ziekenhuisspel onder deskundige leiding Ziekenhuisspel onder deskundige leiding heeft veel voordelen. * Fantasieën komen tot uiting onder het toeziend oog van een deskundige, die het kind kan helpen fantasie en realiteit te leren scheiden. * Misvattingen kunnen blijken uit herhaalde irrelevante of onjuiste opmerkingen tijdens het spel. Een signaal voor de verzorgers de oorzaak daarvan te achterhalen en eraan te werken deze recht te zetten. * Tijdens het spel blijkt hoe het kind op zijn ziekenhuiservaringen reageert en of, en in hoeverre, deze worden verwerkt. * In de ontspannen sfeer waarin het spel wordt gespeeld, nemen kinderen nieuwe dingen gemakkelijker in zich op. Zij voelen zich vrijer om vragen te stellen over alles wat nog onduidelijk is. * De eigen ervaringen of die van medepatiënt)es worden nagespeeld. * Door zelf instrumenten en apparaten te hanteren en er alles over te vragen, raken de kinderen op een positieve manier betrokken bij hun ziekenhuiservaringen. Zij gaan beter begrijpen wat er met hen en om hen heen gebeurt, kunnen de situatie daardoor beter aan, krijgen meer zelf vertrouwen en gaan beter meewerken.
ziekenhuiservaringen en de reactie van hun kind daarop, waardoor zij beter in staat zijn hun kind te helpen en begeleiden. De ouders wordt ook altijd aangeraden zelf een dokterssetje en soortgelijk materiaal aan te schaffen, waarmee het kind kan spelen als het na ontslag uit het ziekenhuis weer thuis is. Zowel de kinderen als hun verzorgers hebben profijt van dit groepsspel. De verzorgers krijgen inzicht in de gedachten en emoties van het kind en kunnen eventuele misvattingen corrigeren; de kinderen leren ervan en kunnen hun gevoelens de vrije loop laten. Ondanks de vele voordelen die het ziekenhuisspel biedt, bestaat er hier en daar nog weerstand tegen. Men is dan bang dat de kinderen te opgewonden zullen raken of hun zelfbeheersing zullen verliezen, dat het spel agressie in de hand werkt en dan een negatieve invloed zal hebben. Dit kan echter alleen gebeuren als er geen deskundige leiding aanwezig is. Het bevestigt de noodzaak van de aanwezigheid van voldoende spelleiders in elk ziekenhuis. Anderen zijn van mening dat de speelkamer uitsluitend mag dienen voor vermaak en ontspannend spel. Wordt het ziekenhuisspel echter goed begeleid, dan werkt het voor de kinderen ontspannend. De speelkamer schept daarvoor de goede voorwaarden.
Samenvatting
instrumenten en apparatuur gebruiken zoals hun fantasie hen dat ingeeft. Zij geven injecties in de ogen of prikken zomaar wat in het rond op hun pop. Daar moet niets van worden gezegd, de kinderen moeten gewoon hun gang kunnen gaan. Ouders schrikken ook vaak als zij hun kind doodgemoedereerd horen zeggen dat de patiënt dood is gegaan. Als een kind zegt: 'Deze patiënt is tijdens de operatie dood gegaan', is het antwoord van de meeste ouders: 'Dat moet je niet zeggen' of: 'Dat is niet waar, natuurlijk leeft hij nog, wat voor soort dokter ben jij?' Aan de ouders moet worden uitgelegd dat dit voor kinderen normale opmerkingen zijn en dat er tijdens het spel geen aandacht aan moet worden besteed en er niet op moet worden gereageerd. Door het observeren van of het meespelen in het ziekenhuisspel krijgen de ouders een beter inzicht in de
Ziekenhuisspel of ‘doktertje spelen' is een onmisbaar instrument bij het verwerken van ziekenhuiservaringen. Bij dit groepsspel helpen de kinderen elkaar. Zij kunnen hun woede, frustraties en angst erin uitleven en af-reageren. Het geeft de verzorgers de gelegenheid met de kinderen in een ontspannen sfeer over alles te praten, waar nodig opheldering te verschaffen en in te spelen op problemen of emoties die tijdens het spel naar voren komen. Ook thuis zouden ouders hun kind moeten helpen met dit spel door te gaan. D Oorspronkelijke titel : The Doctors Wear Pajamas. Gepubliceerd door ACCH in: 'Child Life - An overview', 2e druk 1986. Vertaling en bewerking: Marthe van Loon-van Bovene. Susan Doak en Nancy Wallace zijn als pedagogisch medewerkers verbonden aan het Yale New Haven Hospital, V. S. KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA Dr. W.J.C. Boelen-van der Loo
En dan krijg je ... VOORBEREIDEN ALS EEN DOORLOPEND PROCES
Uiteindelijk is een kind het beste af met voorbereiding door zijn ouders. Die dienen dan wel te beschikken over alle relevante informatie.
Verkorte versie van een voordracht, gehouden tijdens een studiemiddag over het voorbereiden van kinderen en ouders in het Twenteborg Ziekenhuis te Almelo op 15 juni 1990.
De opvatting dat men kinderen spaart door hen niets te vertellen van komende nare gebeurtenissen - 'wat niet weet, wat niet deert' - wordt gelukkig niet meer gehuldigd. De paniek van een kind dat in het ziekenhuis wordt opgenomen terwijl het is verteld dat het gezellig naar de kermis zou gaan, wekt nu algemene verontwaardiging en medelijden op. De hevige (protest-)reactie van het kind dat onvoorbereid naar de behandelkamer wordt meegenomen, heeft tot gevolg dat men de volgende keer wel vertelt wat er zal gaan gebeuren. Een aanzienljke hoeveelheid kennis staat ter beschikking van iedereen in de gezondheidszorg die het informeren en voorbereiden van kind en ouders tot zijn of haar taak beschouwt. Dat is dus iedereen, die direct met kinderen en hun ouders te maken heeft. Steeds meer wordt immers ingezien, dat voorbereiden een doorlopend proces is, dat niet kan worden beperkt tot één moment, één plaats of één persoon.
Doel
Het doel van het voorbereiden is om het kind de stress-volle gebeurtenis zo te laten doorstaan, dat het zijn KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
emoties van angst, pijn en schrik kan hanteren en kan verwerken. Het reduceren en hanteerbaar maken van angst is daarbij een belangrijk onderdeel. Voor elke ontwikkelingsfase dienen daarbij andere accenten te worden gelegd. Zo zal voor kleine kinderen de scheidingsangst het grootst zijn. Er zal telkens weer gezegd en getoond moeten worden, dat pappie of mammie blijft. Angst voor het vreemde en onbekende kan al vanaf zeer jonge leeftijd (6 maanden) worden verminderd door het kind vertrouwd te maken met de zintuiglijke ervaringen (reuk, gehoor, gezicht, tast) die tijdens het gebeuren optreden. Bij kleuters komt vooral de angst naar voren die berust op fantasieën en vooronderstellingen van het kind. Er is tijd nodig om inzicht te krijgen in wat er in het jonge kind omgaat en dat eventueel bij te stellen. Bij oudere kinderen kan angst bestreden worden door hen uitleg te geven over feiten en op hun nieuwsgierigheid in te spelen. Men moet echter voorkomen, dat teveel wordt ingegaan op het weten en te weinig op het voelen. Bij tieners is angst in hun toch al emotioneel labiele toestand complex en levensbeschouwelijk van aard. Zij beseffen wat verminking is en wat doodgaan is en willen daarover gerustgesteld worden. Zij willen mee-
79
THEMA beslissen en controle houden over hun eigen lichaam en emoties. Zij zijn bang deze controle te zullen verliezen. Het reduceren en hanteerbaar maken van pijn is eveneens een belangrijk onderdeel van het voorbereiden. Er bestaat echter een grote lacune in de kennis over pijn bij kinderen; tot voor kort nam men pijn bij kinderen niet serieus. In dit artikel zal hier niet verder bij worden stilgestaan, maar wordt verwezen naar het themanummer over dit onderwerp van het tijdschrift 'Kind en Ziekenhuis', september 1989. Voor alle kinderen geldt, dat het reduceren van angst, pijn en schrik, het voorbereiden dus, gebaseerd dient te zijn op de ervaringen die het kind eerder heeft gehad en vooral op hoe het daarop heeft gereageerd en hoe het die ervaringen heeft verwerkt. Voor ouders geldt, dat zij de enigen zijn, die het continue proces van het voorbereiden kunnen waarborgen. Zij staan het dichtst bij het kind en spelen bij het reduceren van angst, pijn en schrik de meest centrale rol. Het doel van het voorbereiden van ouders is daarom het mogelijk maken van het voorbereiden dóór ouders. Ook voor ouders geldt, dat zij in staat moeten worden gesteld om hun eigen emoties van angst en schrik te hanteren en te verwerken. Ongeacht wie de voorbereiding geeft en waar en op welk moment dat gebeurt, dienen de volgende basiselementen aanwezig te zijn: 1. het geven van de juiste relevante informatie; 2. het aanmoedigen van emotionele expressie; 3. het hebben van een vertrouwens relatie. Wanneer wij deze elementen als richtlijn houden, dan volgt daaruit dat degene die voorbereidt zelf dient te beschikken over de juiste informatie die voor het kind relevant is en over de vaardigheden en de kennis om de emotionele expressie van het kind positief te stimuleren. Dat kan alleen als diegene een vertrouwensrelatie met het kind heeft.
Doorlopend proces
Ouders zijn het beste in staat zich in te stellen op de emotionele behoeften van hun kind. De continuïteit in hun relatie met het kind is de reden, waarom het kind uiteindelijk het beste af is met voorbereiding door zijn ouders, met name nu zij 24 uur per dag in het ziekenhuis aanwezig kunnen zijn. Ouders dienen echter wel 80
te beschikken over alle relevante informatie. Het goed voorbereiden en informeren van de ouders is daarom essentieel om het voorbereiden als continu proces te waarborgen. Omdat voor veel ouders een opname van hun kind in het ziekenhuis echter een aangrijpende gebeurtenis is en zij bovendien meestal geen ervaring hebben met de ziekenhuissituatie voor kinderen, zullen zij geholpen en gesteund moeten worden. De optimale voorbereiding houdt in dat ouders en kind samen worden voorbereid door iemand, die daartoe specifieke vaardigheden heeft ontwikkeld en die voortdurend voor kind en ouders beschikbaar is. In de meeste ziekenhuizen is hiervoor de pedagogisch medewerker aangesteld. Omdat er echter in de ziekenhuizen gemiddeld l pedagogisch medewerker per 29 bedden functioneert en deze ziekenhuismedewerker 's nachts of in het weekend afwezig is, is het duidelijk dat ook anderen verantwoordelijk zijn en over voorbereidingsdeskundigheid dienen te beschikken. De aanwezigheid van pedagogische kennis over het voorbereiden van kind en ouders is daarom noodzakelijk voor alle betrokkenen. Omdat voorbereiden een continu pro-
Gouden regels 1. Kinderen en ouders dienen sa men in het voorbereidingspro ces te worden betrokken. 2. Informatie dient aan kinderen te worden gegeven op een ni veau dat overeenkomt met hun cognitieve en emotionele mo gelijkheden. 3. Nadruk dient te worden gelegd op de zintuigelijke ervaringen die het kind zal hebben. 4. Kinderen en ouders dienen te worden aangemoedigd om hun emoties te tonen gedurende het voorbereidingsproces. 5. Het voorbereidingsproces dient uit te monden in een vertrou wensrelatie tussen degenen die de voorbereiding doen en het gezin. 6. Kinderen en ouders zullen tus sen en gedurende stress-volle momenten in het ziekenhuis on dersteuning dienen te ontvan gen van iemand die zij vertrou wen. (Thompson, 1985).
ces is, waarbij alles wat wordt verteld, wordt toegevoegd aan alles wat eerder is verteld, moeten de verschillende voorbereidingsmomenten inhoudelijk op elkaar afgestemd zijn. Continue samenwerking en goede onderlinge afspraken zijn daarbij een vereiste. Wat thuis is verteld moet kloppen met wat op de poli wordt verteld, wat weer moet kloppen met wat op de afdeling wordt verteld en uiteindelijk met wat er daadwerkelijk gebeurt.
Wanneer
Er zijn verschillende momenten aan te wijzen, waarop voorbereiding kan gebeuren. De voorbereiding op een ziekenhuisopname begint al, als een familielid wordt opgenomen. Bij alle aandacht die de patiënt krijgt, wordt wel eens onderschat wat een kind daar van opsteekt. Ook kan een kind via school geïnformeerd worden, bijvoorbeeld als een klasgenootje ziek wordt of een ongeluk krijgt. In het tijdschrift 'Kind en Ziekenhuis' (nr. 2, 1984) wordt gewezen op het mogelijke negatieve effect van het klassikaal bezoeken van het ziekenhuis of het klassikaal voorlichting geven. Bij elk bezoek aan de dokter wordt het kind een beetje voorbereid en doet het ervaring op met ziek zijn, medische behandeling en de mensen, die daarmee te maken hebben. Als met deze prehospitale momenten rekening wordt gehouden door met het kind te praten, het te laten spelen, naar het kind te luisteren, samen boekjes te lezen, kan het kind daarvan profiteren. Zo beschouwd kan het voorbereiden worden gezien als een vorm van inenting (Carol Hardgrove, 1977). Kinderen krijgen op deze manier een getemperd en draaglijk beeld van wat een ziekenhuisopname kan inhouden. Aangezien meer dan de helft van alle opnames van kinderen in het ziekenhuis acuut blijkt te zijn, is het belang van deze vroegtijdige voorbereiding groot. Bij een geplande opname kan de voorbereiding optimaal worden gestructureerd. Het is wenselijk dat kind en ouders al tijdens het poliklinisch bezoek aan de dokter informatie krijgen waar thuis op kan worden doorgegaan (folders, boekjes). De taak van de specialist is in deze niet gering. En als men leest welke problemen er bestaan in de communicatie tussen arts en patiënt, alleen al door tijdgebrek, dan lijkt het wenselijk een
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA blijken of al het voorbereiden -werkelijk- geslaagd is. Het kind zal over het gebeurde willen praten of het willen naspelen. Omdat de ouders de continuïteit van het voorbereidingsproces hebben gewaarborgd, weten zij waarin zij het kind steun moeten bieden om ziekenhuisopname te verwerken.
Onderzoek
FOTO: RICHARD MARTENS
voorbereidingsdeskundige aan te stellen, die tevens een verbinding kan leggen met de afdeling waar het kind zal worden opgenomen. Het voorbereiden op de polikliniek zal steeds belangrijker worden nu poliklinische en dagbehandeling van kinderen zo sterk toegenomen zijn. Met name de dagbehandeling houdt in dat er geen tijd is om op de dag van de opname zelf met voorbereiden te beginnen. Dat moet vooraf gebeurd zijn. Het organiseren van voorbereidingssessies, waar kinderen en ouders speciaal voor moeten komen, bijvoorbeeld om de dagbehandelingsruimte en het operatiegebied te bezoeken, blijkt maar door een gedeelte van de ouders benut te worden. Bovendien blijken veel ouders bezwaar te maken tegen een groepsgewijze voorbereiding. Het bezoeken thuis door een speciale voorbereidingsfunctionaris (sociaal verpleegkundige) is een te kostbare zaak, hoewel het wel één van de beste methoden van voorbereiding vooraf blijkt te zijn. De opvatting dat voorbereiden een continu proces is, houdt dn dat er ook tijdens de dag van behandeling voorbereiding plaatsvindt. Er zal dus volop aandacht moeten zijn voor het hanteren en verwerken van angst, pijn en schrik. Materiaal en mankracht zullen in grote mate aanwezig moeten zijn. Tijdens de opname zal het voorbereiden voor elke stress-volle gebeurtenis moeten plaatsvinden. De ouders zijn daarvoor de eerst aangewezenen, aangezien zij weten welke informatie
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
het kind heeft gekregen en hoe het daarop heeft gereageerd. Moeilijke situaties op en buiten de afdeling zoals de bloedprik, de inleiding tot de narcose, de recovery, het verwijderen van hechtingen en het ontslag vergen telkens voorbereiding. Echter ook de thermometer, het pillen slikken, de po. Het geven van relevante informatie, het stimuleren van emotionele expressie en het bieden van een vertrouwensrelatie zijn telkens weer basiselementen. Bij een acute opname wordt er al te gauw vanuit gegaan, dat er geen tijd, ruime of materiaal voor voorbereiden nodig zijn. Bij veel acute opnames is er echter niet voortdurend sprake van overhaaste handelingen. Er moet door het kind en de ouder altijd wel gewacht worden op de dingen die komen gaan: een arts is nog even met een andere patiënt bezig, materiaal moet worden klaargemaakt. Wanneer daarvoor de moeite wordt genomen, is er ook in veel acute situaties met rust en tact en materiaal te vertellen wat er zo zal gaan gebeuren. Vooral voor ouders is het frustrerend niet in te kunnen gaan op de vaak angstige vragen van het kind, terwijl zij met weinig moeite op de hoogte kunnen worden gebracht van de vaak routinematige onderzoeken die ook bij een acute opname plaatsvinden. Het zou wenselijk zijn om ook hiervoor speciaal voorbereidingsmateriaal te ontwikkelen, dan wel materiaal te gebruiken dat op de afdeling aanwezig is. Wanneer het kind weer thuis is, zal
Er vindt nog steeds veel wetenschappelijk onderzoek plaats naar het effect van bepaalde vormen van voorbereiden. Vroeger ging men veelal uit van 'naïeve' patiënten, die in grote aantallen voorkwamen, zoals amandelknipkinderen zonder eerdere ziekenhuiservaring, of van routinehandelingen zoals venapuncties. Het wordt van steeds meer belang geacht het onderzoek te richten op de voorbereiding van de 'kwetsbare' patiënten, zoals kinderen die veelvuldige opnames achter de rug hebben, die ernstig ziek zijn en die intensieve behandeling moeten ondergaan (beenmergpuncties). Waarschijnlijk zullen alle eerdere onderzoeken naar het voorbereiden kritisch moeten worden herzien met het oog op deze kwetsbare groep kinderen. Ook wordt er steeds meer onderzoek gedaan naar de wijze waarop kind en ouders met angst, pijn en schrik omgaan, de zogenaamde 'copingstyle', en wat dat voor gevolg heeft voor de wijze van voorbereiden. Zo is het groepsgewijs voorbereiden inmiddels achterhaald en wordt gewezen op de noodzaak van een individuele benadering. Voorbereidingsboekjes zullen minder nadruk leggen op feiten en steeds meer over emoties gaan.
Samenvatting
Het voorbereiden van een kind op een ziekenhuisopname dient te worden beschouwd als een continu proces. Het doel is het reduceren, hanteerbaar maken en het doen verwerken van angst, pijn en schrik. Het kind zelf staat centraal en bepaalt daarmee wie, wat, waar en hoe het voorbe reiden plaatsvindt. n Literatuur C.B. Hardgrove, Emotional Innoculation, 1977, Children's Health Care. Thompson R.H., Psychosocial research on pediatrie hospitalization and health care, 1985, Springfield, VS.
Dr. W.J.C. Boelen-van derLoo, orthopedagoog, Emma Kinderziekenhuis! Kinder-AMC, is bestuurslid van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. 81
THEMA
L Groenendal en M.M. van Hoegee VU-ziekenhuis, Amsterdam
Een nijptang mee naar het ziekenhuis Patiëntenvoorlichting in het VU-ziekenhuis is er - vanaf de oprichting in 1966 - altijd al geweest. Naast de vanzelfsprekende mondelinge informatie was dat in eerste instantie de uitgifte van een opnamebrochure (één voor volwassenen en één voor kinderen). In de loop der jaren zijn deze activiteiten uitgebreid. Nu, in 1990, kunnen wij stellen dat er op een aantal gebieden binnen ons ziekenhuis voorlichting wordt gegeven. Zowel voorlichting over de opname zelf, aan ouders en aan kinderen, als over relevante onderzoeken, behandelingen en operaties. Daarnaast wordt er schriftelijke informatie uitgegeven over bepaalde ziekten, die binnen ons ziekenhuis of door instanties en patiëntenverenigingen buiten ons ziekenhuis is ontwikkeld. Welke informatielijnen zijn te volgen als er een kind in ons ziekenhuis wordt of is opgenomen?
Geplande opname
Ziekenhuizen en voorbereiding Op verzoek van de redactie van 'Kind en Ziekenhuis' heeft een aantal ziekenhuizen uiteengezet wat zij doen aan het voorbereiden van ouders en kinderen op een opname of ingreep. In dit nummer de bijdragen van het W-ziekenhuis in Amsterdam, het Diaconessenhuis in Eindhoven en het CanisiusWilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen. In het juni-nummer van 'Kind en Ziekenhuis' waren de bijdragen opgenomen van het Refaja Ziekenhuis in Dordrecht en het Streekziekenhuis Koningin Beatrix in Winterswijk. 82
In het eerste geval betreft het een geplande opname. Laten we Wouter uit het eind vorig jaar uitgekomen voorlichtingsboek voor kinderen 'Een nijptang mee naar het ziekenhuis' volgen. Hij moet aan zijn oor geopereerd worden en hij en zijn ouders krijgen allereerst met de keel-neusoorarts een gesprek waarin alles over de operatie en de opname wordt uitgelegd. Bij de opnamepost in de poliklinieken, waar alle gegevens en behandelingen voor de aanstaande opname worden verricht, ontvangen zijn ouders de brochure 'Opname in de kinderkliniek'. Hierin staat informatie over: - voorbereiding (van het kind) op het ziekenhuis (wat meenemen?/literatuur-opgave); - de dagelijkse procedure in het zie kenhuis als het kind is opgenomen (dagindeling /onderzoeken en behan-
deling /bezoekregeling, enzovoort); - het verblijf van de ouders in het ziekenhuis (zoals bij rooming-in); - voorzieningen voor ouders en diensten waarvan ouders gebruik kunnen maken (bijvoorbeeld maat schappelijk werk); - ontslag (medicijngebruik /reactie van het kind na de opname); -wetenswaardigheden (inzagerecht medisch dossier /procedure bij klachten). Wouter zelf krijgt het reeds genoemde (voor-)leesboek 'Een nijptang mee naar het ziekenhuis'. In dit boek wordt het verhaal van Marja verteld, die door een ongeval plotseling opgenomen wordt, en van hemzelf, die aan zijn oor geopereerd moet worden. Binnen dit verhaal worden twee 'toegangswegen' tot het ziekenhuis gegeven. Zowel de Wouters als de Marja's kunnen hun eigen ervaringen en emoties herkennen en verwerken. Voor de allerjongste kinderen wordt binnenkort het kleur/voorleesboek 'Lotje gaat naar het ziekenhuis' in aangepaste versie uitgebracht. Op de polikliniek en in de opnamebrochure is ook aangegeven dat Wouter een kennismakingsbezoek aan de kinderafdeling, waar hij komt te liggen, kan brengen. Hij wil dat graag met zijn moeder, zusje en vriendje doen en met de spelleidster van de afdeling wordt telefonisch een afspraak gemaakt. Doel van dit kennismakingsbezoek is dat: - de kinderafdeling wordt verkend en op de dag van de opname, een dag waarop toch al zoveel gebeurt, niet meer zo vreemd en overweldigend is; - vragen, die Wouter en zijn vriendje nog hebben bedacht, uitvoerig kun nen worden besproken.
Spoedopname
De boven beschreven situatie is voor Marja en haar ouders niet mogelijk. KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA Marja is pats-boem door een ongeluk in het ziekenhuis terecht gekomen. Haar ouders krijgen de opnamebrochure op de kinderafdeling met een aanvulling, waarin de eerste en meest belangrijke informatie staat vermeld. En Marja zelf? De pedagogisch medewerkers zullen haar zeker een hand toereiken. Voorbereidingen op operaties, onderzoeken en behandelingen tijdens de opname worden op de verpleegeenheden veelal door hen gedaan en zij maken veel gebruik van visueel materiaal. Dit kan variëren van het materiaal zelf (bijvoorbeeld operatiekleding en het narcosekapje) tot een fotoserie van het onderzoek of de behandeling. Het is ook niet ondenkbaar dat Marja, die wat langer in het ziekenhuis moet blijven, het dagboek 'Mijn ziekenhuisboek' van de Vereniging Kind en Ziekenhuis krijgt om al haar belevenissen in op te tekenen.
Specifieke informatie
Het zal duidelijk zijn dat er andere kinderen met andere ziekten en om andere redenen naar het ziekenhuis komen. Voor deze ouders kan. er specifieke informatie zijn ontwikkeld. Bijvoorbeeld: in ons ziekenhuis verblijven regelmatig patiënten die of voor een langere periode worden opgenomen of regelmatig moeten terugkomen. Voor deze groepen zijn aparte brochures gemaakt. Deze soort voorlichting onderscheidt zich in: a) voorlichting over een aparte afde ling, zoals de kinder-intensive care; b) adviezen, zoals voor kinderen met kanker en hun ouders, waarin glo baal staat aangegeven hoe bijvoor beeld contacten met anderen en op school het beste kunnen verlopen, op welke wijze er gereisd kan worden en buiten de deur gegeten kan worden, etcetera; c) voorlichting over een behandel wijze in diverse fasen van een aangeboren ziekte, zoals de schisis-brochure voor ouders met een kind, dat een lip-, gehemelte- en/ of kaakspleet heeft; d) informatie over de procedure van een behandeling, zoals de KNObehandelingen die poliklinisch of met een nacht extra gebeuren en waarvoor de ouders maatregelen moeten treffen (nuchter houden). De bedoeling van deze brochures is om de veelheid van mondelinge informatie die wordt gegeven kort en krachtig na te kunnen lezen. Ondersteunende diensten en instanties, KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
zowel binnen als buiten het ziekenhuis, hebben hun eigen voorlichtingsmateriaal gemaakt om ouders op de hoogte te stellen van behandelingen, onderzoeken of zorg die hun dienst of organisatie uitvoert. Als voorbeelden noemen wij: - de dienst ergotherapie, die zich binnen het ziekenhuis vooral richt op kinderen met ontwikkelingsstoornis sen; - de dienst radiodiagnostiek, die voorlichting geeft over voorbereidingen op röntgenonderzoeken; - de Ziekenhuisschool Amsterdam die samen met de Stichting Onderwijs aan zieke kinderen de mogelijkheden aangeeft voor onderwijs in het ziekenhuis en thuis. Daarnaast zijn er patiëntenverenigingen die voorlichtingsmateriaal hebben ontwikkeld. Dit materiaal ligt ter inzage of is te verkrijgen op de kinderafdelingen, of er worden adressen doorgegeven waar dit materiaal te verkrijgen is. Het loopt uiteen van uitgebreid foldermateriaal en uitgaven van patiëntenjournaals (Vereniging van motorisch gehandicapten BOSK en de Vereniging van ouders van kinderen met kanker) tot persoonlijke initiatieven van ouders die zelf voorlichting hebben geschreven (zoals over heupdysplasie). Het kan ook zijn dat ouders het informatiecentrum, dat in het polikliniekgebouw is gevestigd, binnenlopen. Het centrum heeft zowel een passieve als een actieve functie. Wat het laatste betreft zijn er bijvoorbeeld de voorlichtingsbijeenkomsten over een ziekte (kinder-CARA en -diabetes) of over een bepaalde vorm van hulpverlening (voorlichtingsactiviteiten buitenlandse patiënten). Buitenlandse kinderen en hun ouders hebben het - zeker wat de schriftelijke informatie betreft - moeilijker. De Mohammeds en de Fatima's die in ons ziekenhuis worden opgenomen kunnen gebruik maken van het voorlichtingsboek Tatma /Fatima gaat naar het ziekenhuis' (uitgegeven door het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders), hoewel de wat ouderen onder hen, die Nederlands lezen en spreken, regelmatig de voorkeur geven aan het Nederlandse voorlichtingsboek. Worden hun amandelen geknipt, dan wordt hun het speciaal ontwikkelde boek 'Amandelen knippen' gegeven, een uitgave van het AZU en het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders te Bunnik. Van ditzelfde bureau wordt op de kinderafdelingen ook ander materiaal ge-
bruikt, zoals pictogrammen van onderzoeken en van het geven van flesvoeding. Zowel op de polikliniek als op de kinderafdelingen wordt, indien de hulpverlener dit nodig vindt, de tolkentelefoon gebruikt. De mogelijkheid voor ouders zelf om met behulp van de tolkentelefoon informatie te krijgen, wordt op de kinderafdelingen wel aangegeven. Hiervan wordt weinig gebruik gemaakt.
Problemen
Niettemin blijven er problemen, zowel ten aanzien van de mondelinge als van de schriftelijke informatie. De mondelinge informatie is deels afhankelijk van de wijze waarop de hulpverlener deze geeft. De inbreng van de ouders - maar ook de kinderen zelf spelen een rol - is van minstens even groot belang. Of een optimale wisselwerking plaatsvindt, is dus afhankelijk van beide 'partijen', waarbij wel aangetekend moet worden dat de hulpverlener in eerste instantie verantwoordelijk is voor een goede informatieoverdracht. Uiteraard zijn er bij schriftelijke voorlichting ook haken en ogen. Uit een onderzoek, verricht in ons ziekenhuis in 1983, is gebleken dat er een groep ouders is die schriftelijke informatie niet of nauwelijks leest. Het moet daarom duidelijk zijn dat schriftelijke informatie altijd een geheugensteun en een aanvulling is op de mondelinge informatie. En om het zoeken van informatie in de meer uitgebreide brochures te vergemakkelijken, is het geven van trefwoorden in de inhoudsopgave onontbeerlijk.
Spijkers met koppen
In de inleiding van dit artikel vermeldden wij al dat een 'naadloze aansluiting' van alle vormen van voorlichting binnen ons ziekenhuis ons voor ogen staat. Dat vergt inzicht, medewerking en uitvoering bij en door alle betrokken hulpverleners en hulpverlenende afdelingen. Niettemin hopen wij dat deze informatiestroom binnen een aantal jaren geregeld zal zijn en geoptimaliseerd kan blijven. Intussen zal er nog heel wat gehamerd en gebeiteld worden totdat de spijkers op hun plaats zitten. D L Groenendal en M.M. van Hoegee zijn verbonden aan de kinderkliniek van het V U-ziekenhuis in Amsterdam, respectievelijk als afdelingssecretaresse en als hoofdverpleegkundige.
83
THEMA Theo Duffhues
Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis, Nijmegen
Voorbereiden met folders en fotoboeken Het voorbereiden van en voorlichting geven aan kinderen die in een ziekenhuis zijn opgenomen, zijn belangrijk. Ook hun ouders of verzorgers spelen daarbij een belangrijke rol, dat is inmiddels voldoende bekend. In deze bijdrage wordt aangegeven hoe voorlichting en voorbereiding van ouders én kinderen verlopen in het Canisius - Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) in Nijmegen. In het CWZ geven verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers en artsen voorlichting aan kinderen en hun ouders. Zo bereiden wij hen voor op de operatie of behandeling die komen gaat. Niet alleen mondeling, maar ook met behulp van schriftelijk voorlichtingsmateriaal, foto's en ziekenhuisspullen dragen wij informatie over.
Mondeling
De mondelinge voorlichting begint meestal op de polikliniek. De behandelend arts neemt daar met de ouders door waar de behandeling of het onderzoek uit zal bestaan. Eenmaal op de afdeling vangt een verpleegkundige de ouders en het kind op. Deze verpleegkundige is de rest van de dag, en zo mogelijk ook de volgende dagen, verantwoordelijk voor de zorg voor het kind en de ouders. Op een planbord in de gang kunnen ouders zien welke verpleegkundige voor hun kind zorgt. Deze verpleegkundige neemt met de ouders en het kind door wat er allemaal gaat gebeuren. Daarbij worden het moment van opname en de verdere gang van zaken tijdens het verblijf in het ziekenhuis besproken.
Schriftelijk
Het schriftelijke informatiemateriaal speelt een grote rol. Op de polikliniek krijgen de ouders een boekje met daarin informatie over de komende opname. Dit boekje heet: 'Niet zo-
84
maar uit logeren'. Naast informatie over de voorbereiding wordt de mogelijkheid van rooming-in vermeld. Verder vertellen wij de ouders dat zij bij de inleiding tot de narcose van hun kind aanwezig kunnen zijn. Met nadruk staat in de boekjes vermeld dat ouders dit mogen en niet moeten. Ook wordt gewezen op de mogelijkheid om voor de opname de afdeling te bezoeken. Wij raden dit de ouders aan. Op de verschillende poliklinieken zijn voor ouders ook informatiefolders beschikbaar die handelen over de ingreep of het onderzoek waarvoor hun kind wordt opgenomen. Dat zijn bijvoorbeeld folders over amandelen pellen, strabismuscorrectie, trommelvliesbuisjes, EEG, blaas- en nierfoto's. Voor jonge kinderen is er het boekje 'Pascal in het ziekenhuis'. Dit is een kleur- en voorleesboekje voor kinderen die naar het ziekenhuis moeten om amandelen te knippen. Zodra een kind op de kinderafdeling komt, is er voor de ouders een informatieboekje over deze specifieke afdeling. Dit bevat naast afdelingsinformatie ook informatie over onderwijs in het ziekenhuis, het kinderprogramma van de ziekenhuisomroep, maatschappelijk werk en het ziekenhuisrestaurant. Alle kinderen die naar de basisschool gaan, krijgen het boek 'Tatuu-tatuu: een reis door het ziekenhuis'. Het CWZ heeft dit kinderboek zelf uitgegeven. Het gaat over Kim. Zij heeft haar arm gebroken en moet daarvoor geopereerd worden. Aansluitend moet zij een paar dagen in het ziekenhuis blijven. Twee CWZ-ver-pleegkundigen en de pedagogisch medewerkster van de kinderafdeling voorzagen de schrijfster van informatie over de gang van zaken op de kinderafdeling. Zij verwerkte dit in een verhaal. Illustraties zijn getekend en geschreven door kinderen van Nijmeegse basisscholen. Als ouders
tevoren een kennismakingsbezoek aan de afdeling brengen krijgen zij dit boek ter voorbereiding mee naar huis. Naast het schriftelijk informatiemateriaal dat het ziekenhuis zelf heeft samengesteld, zijn er ook boekjes en folders die worden uitgegeven door firma's en verenigingen (bijvoorbeeld over CARA, diabetes, epilepsie). Bij de voorbereiding en voorlichting maken wij ook van dit materiaal gebruik. De infotheek van het CWZ beschikt over veel schriftelijk voorlichtingsmateriaal. Niet alleen het materiaal dat door het ziekenhuis zelf is ontwikkeld, maar ook algemene folders en brochures die zijn uitgegeven door firma's en verenigingen, zijn hier verkrijgbaar. Iedereen kan hier terecht met vragenover ziektes en onderzoeken.
Fotoboeken
Samen met de medisch fotograaf van het ziekenhuis en de medewerkers van verschillende afdelingen heeft de kinderafdeling een aantal fotoboeken samengesteld. Deze boeken laten stap voor stap zien wat er met een kind gebeurt. Opname voor een operatie, EEG-onderzoek, opname voor amandelen knippen en schedelbestraling zijn enkele van de onderwerpen waarover een boek is gemaakt. Samen met de ouders en het kind neemt een verpleegkundige of de pedagogisch medewerkster het boek door. Bij elke foto is een korte tekst geschreven. Kinderen en ouders kunnen zich zo een beeld vormen van de situatie en een antwoord krijgen op hun vragen. Voor de foto's hebben kinderen van verpleegkundigen van de kinderafdeling model gestaan. Het is onze bedoeling om het aantal fotoboeken verder uit te breiden. Uit reacties van kinderen en ouders blijkt dat zij dit een fijne manier van voorbereiden vinden. Als een kind geopereerd moet worden, kan een van de ouders bij de inleiding tot de narcose blijven. Alleen, niet alle ouders kunnen of willen daar bij zijn. Daar is in de fotoboeken rekening mee gehouden. Er zijn platen mét en zonder ouder. Gaat een ouder niet mee, dan blijft een verpleegkundige van de kinderafdeling, degene die voor het kind zorgt, erbij. Het boek laat ook een foto zien van de verkoeverkamer. Wat de ouders daar te zien krijgen en wat hen daar te wachten staat wordt hun tevoren verteld door een verpleegkundige. Direct nadat een kind na een operatie op de verkoeverkamer aanKIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA komt, brengt een verpleegkundige een van de ouders daarheen.
Ziekenhuisspullen
Naast het schriftelijk voorlichtingsmateriaal gebruiken verpleegkundigen ook ziekenhuisspullen om ouders en kinderen voor te bereiden. Het demonstreren van een narcosekapje, OK-kleding en doktersspullen zoals een stethoscoop en bloeddrukmeter, verduidelijkt veel. Daarnaast maken wij gebruik van poppen om te laten zien wat een sonde, catheter of infuus is. Kinderen kunnen zo'n pop ook een
gipsverband geven. De pedagogisch medewerkster verzorgt dit gedeelte van de voorbereiding. Verder zijn er op de kinderafdeling kinderboeken over het menselijk lichaam. Deze boeken gebruiken wij als ondersteuning bij de uitleg. Dit artikel beschrijft op welke manieren de kinderafdeling van het CWZ kinderen en ouders voorbereidt en informeert. Wij maken bij het aanbieden van informatie geen onderscheid tussen ouders en kinderen. De informatieoverdracht vindt vrij-
K. Schröder en B.l. Agoston Diaconessenhuis Eindhoven
Informatie 'van opname tot ontslag' De kinderafdeling van het Diaconessenhuis in Eindhoven heeft in totaal 35 bedden. De afdeling bestaat uit twee units: unit l, leeftijd l -18 jarigen en unit 2, couveuse /zuigelingen. De etage is in warme gele tinten geschilderd. Er zijn onder andere drie tweepersoons tienerkamers. De tieners hebben een aparte zitkamer tevens leskamer. Voor de jongere kinderen is er een speelkamer. Een verpleegkundige kan het opnamegesprek met kind en ouders in een aparte kamer houden. De couveuse-unit is ruim opgezet en toegankelijk voor moeders in bed. De afdeling geeft veel uitleg en informatie, zodat kinderen en ouders zich op hun gemak voelen en weten wat er gaat gebeuren.
Voor de opname
Zodra de behandelend arts het beter vindt dat een kind wordt opgenomen, geeft hij als eerste informatie. Hij vertelt over de ziekte, de eventuele ingreep, de gang van zaken bij de opname, het verblijf, het ontslag en de nazorg en hij beantwoordt vragen. Zo mogelijk geeft de arts ook schriftelijke informatie (folders) mee. Tijdens het inschrijven bij de centrale afdeling opname krijgen kind en ouders een uitnodiging voor een kennismakingsbezoek aan de kinderaf-
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
deling. Tevens ontvangen zij informatie over de kinderafdeling. Er zijn folders speciaal voor kinderen, tieners en ouders alsook een algemene wegwijzer voor het ziekenhuis. Indien op grond van verloskundige gegevens een couveuse-verpleging verwacht wordt, kunnen aanstaande ouders reeds vóór de bevalling een kennismakingsbezoek aan de couveuse-afdeling brengen. Ook daarover bestaat een folder.
Kennismakingsbezoek
Eén keer per week op woensdagmiddag verzorgen de spelleidsters van de kinderafdeling een rondleiding met informatie. Om de kinderen voor te bereiden op al het nieuwe laten wij hen alvast een kamer, bed, kastje, po en toilet zien. Ook het gebruik van de zusterbel wordt uitgelegd. De spelleidster vertelt een en ander over de globale dagindeling. Het narcosekapje wordt getoond, de kinderen mogen het vasthouden en er eventueel in blazen. Ouders krijgen informatie over bezoektijden, rooming-in (24 uur bij je kind kunnen blijven) en over de mogelijkheid aanwezig te zijn bij het inleiden van de narcose.
Bij de opname Bij een geplande opname hebben kind
wel altijd gelijktijdig aan beiden plaats. Wij hebben gemerkt dat het zeer belangrijk is goede voorlichting te geven. De kwaliteit van het voorlichtingsmateriaal en de manier waarop informatie wordt gegeven vormen op onze afdeling een belangrijk punt van aandacht. En dat zullen zij ook in de toekomst blijven. D Theo Duffhues is als verpleegkundige werkzaam op de kinderafdeling van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) in Nijmegen.
en ouders een opnamegesprek met een verpleegkundige. Hierbij wordt informatie uitgewisseld over het kind, het wel of niet aanwezig zijn bij het inleiden van de narcose en zo meer. Bij een acute opname geeft de behandelend arts informatie naar aanleiding van het medisch onderzoek, over de ziekte en over een eventuele ingreep. Daarna volgt een opnamegesprek met een verpleegkundige. Deze gesprekken vinden zoveel mogeiljk op een rustig moment plaats.
Tijdens de opname
De spelleidster bereidt de kinderen en ouders voor op operatie /onderzoek. Vaak doet zij dit aan de hand van een fotoboek, een dokterskoffer en boekjes. Ook laat zij eventuele attributen zien waar de kinderen mee te maken kunnen krijgen, zoals een infuus of een maagsonde. Per kind wordt bekeken hoe en wat verteld kan worden. Na operatie /onderzoek gaat de spelleidster in op verwerking van de ingreep door middel van spel en gesprek. Verpleegkundigen en artsen geven informatie over het verloop van de ziekte, veranderingen in de behandeling en dergelijke.
Bij ontslag
Een verpleegkundige heeft met kind en ouders een ontslaggesprek. Afhankelijk van de situatie en de nazorg van het kind vindt een gesprek met de behandelend arts plaats. Kind en ouders kunnen het verblijf in het ziekenhuis evalueren door middel van een enquêteformulier. D
De auteurs zijn werkzaam bij het Diaconessenhuis Eindhoven, K Schröder als medewerker van het Patiëntenservicebureau en B.L Agoston als kinderarts. 85
THEMA Wil Verhoeven
Communicatie met buitenlandse kinderen in het ziekenhuis
Kinderen als tolk... een 'oplossing9 met een reeks van nadelen.
86
Het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders heeft in 1982 door Harry Verspaandonk een onderzoek laten doen naar de behoeften aan voorlichtingsmaterialen voor buitenlandse kinderen. In die tijd bleek dat buitenlandse kinderen werden opgenomen zonder voorbereiding op wat er te gebeuren stond. Enerzijds kwam dat doordat ouders zelf onvoldoende op de hoogte waren. Anderzijds wisten hulpverleners niet of de informatie die zij gaven ook werkelijk werd begrepen. Uit dit onderzoek bleek ook dat kinderen zelf als tolk fungeerden in het contact tussen hulpverleners, ouders en het kind zelf als patiënt. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn verschillende voorlichtingsmaterialen ontwikkeld die hulpverleners in het contact met ouders en hun kinderen kunnen gebruiken. Eind 1988 heeft Edith Vleeshouwers in opdracht van het bureau onderzoek gedaan naar het gebruik van dit schriftelijke voorlichtingsmateriaal door hulpverleners bij de voorbereiding van Turkse en Marokkaanse kinderen en ouders op de ziekenhuisopname. Naast de vragen waarom de materialen wel of niet gebruikt werden, is ook gevraagd hoe hulpverleners de communicatieproblemen ervoeren en welke oplossingen zij ervoor vonden. Over het algemeen bestaat de indruk dat meer migranten het Nederlands
beter beheersen. Veel Turkse en Marokkaanse kinderen spreken Nederlands waardoor hulpverleners te snel veronderstellen dat ook de ouders het Nederlands goed beheersen. Sommige hulpverleners gaan er dan ook vanuit dat het Nederlandse voorlichtingsmateriaal toegankelijk zou zijn voor buitenlandse ouders. Toch ervaren hulpverleners de taalbarrière wel degelijk als een probleem. De oplossingen die daarvoor werden gevonden zijn: - gebruik maken van de tolkencentra; - gebruik maken van gelegenheidstolken, meegebrachte familieleden en kennissen; - kinderen als tolk inschakelen (een ouder broertje of zusje van de pa tiënt of het patientje zelf); Voor de laatste twee 'oplossingen' willen wij in dit artikel extra aandacht vragen.
Kinderen als tolk
De zes regionale tolkencentra en het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders adviseren in de hulpverlening zo min mogelijk kinderen als tolk te gebruiken. Daarvoor zijn verschillende argumenten. Het is de vraag of kinderen de Nederlandse taal voldoende beheersen, terwijl zij ook vaak hun moedertaal niet in alle facetten beheersen. Een kind luistert selectief. Het kan
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA niet altijd hoofd- en bijzaken scheiden. Het gevaar bestaat dat het spannende of ernstige zaken anders of liever niet vertaalt. Een kind kan de intimiteit of de vertrouwelijk sfeer van het gesprek niet bewaren. Het praat spontaan tegen anderen. Het gevaar bestaat dat het kind door de ouders onder druk wordt gezet. Het kan later het verwijt krijgen dat het niet goed heeft vertaald. Niet alles is bespreekbaar, omdat het te belastend is voor het kind of omdat het in de taboesfeer ligt. De relatie tussen ouders en kinderen kan verstoord raken. De rol van vertaler kan een machtige rol worden. Het gevaar bestaat dat het kind de ouders dom of zielig vindt. Het tegengestelde, dat het kind de ouders wil helpen, is ook waar. Maar ook dan is er sprake van rolverschuiving. Doordat kinderen regelmatig wordt gevraagd te tolken, verzuimen ze lessen op school. Op kinderafdelingen is het kind vaak zelf het onderwerp van gesprek als het gaat over onderzoek, diagnose, behandeling, nazorg. Het is daarbij essentieel dat het kind en de ouders alles goed begrijpen. Het is slecht als het kind daarbij de verantwoordelijke rol als tolk krijgt toebedeeld om de gegevens voor de eigen ouders te vertalen. Ook de ouders beheersen vaak het Nederlands onvoldoende om alles wat in de medische sfeer ligt te begrijpen.
Familieleden of kennissen
De tolkencentra en het bureau hebben eveneens bezwaren tegen het gebruik van gelegenheidstolken, familieleden of kennissen, en wel om de volgende redenen. Voor hen geldt ook dat het niet altijd duidelijk is hoe goed zij het Nederlands beheersen. Er is geen controle op wat er wel of niet wordt vertaald. De anonimiteit is ver te zoeken. De patiënt en de ouders worden te afhankelijk van degene die zij meenemen. Soms moeten ouders veel betalen voor deze 'vriendendienst'. Met het oog op dit alles geven wij hulpverleners het dringende advies meer gebruik te maken van de tol kencentra in plaats van kinderen als tolk te laten optreden. D
Wil Verhoeven is beleidsmedewerkster van het Bureau Voorlichting Gezondheidszorg Buitenlanders. KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
De tolkencentra in Nederland leveren gratis tolkendiensten aan onder andere de ziekenhuizen. Zij beschikken over circa vijfhonderd tolken in meer dan tachtig talen en dialecten. De tolken zijn telefonisch vierentwintig uur per dag bereikbaar, blijven anoniem en zijn goed opgeleid. Zij hebben een beroepsgeheim en mogen dus nooit iets naar buiten brengen van de zaken waarbij zij hun diensten hebben verleend.
Benodigd
Om van de mogelijkheid tot telefonisch tolken gebruik te maken, is nodig: 1. een telefoon, bij voorkeur een toestel met een ingebouwde luidspreker; 2. een plek voor de telefoon waar rustig gesproken kan worden, zonder dat anderen meeluisteren; 3. het telefoonnummer van het tolkencentrum van de regio waarin het ziekenhuis staat.
Werkwijze
Het telefonisch tolken gaat als volgt in zijn werk. U belt het tolkencentrum en vraagt naar de tolk in de betreffende taal. Als de aangevraagde tolk beschikbaar is, wordt u direct doorverbonden. Is de tolk niet aanwezig, dan wordt uw telefoonnummer genoteerd en wordt u binnen enkele minuten door de tolk teruggebeld. Wordt een normaal toestel gebruikt dan zegt u de tolk in het Nederlands wat er moet worden vertaald, waarna u de hoorn aan uw cliënt geeft. De cliënt neemt de hoorn over, hoort van de tolk wat u heeft gezegd en geeft zo nodig daarop een reactie. Vervolgens geeft de cliënt de hoorn terug aan u. De tolk vertaalt voor u wat de cliënt heeft gezegd. Zo gaat het door. Wordt vaak telefonische tolkhulp ingeschakeld, dan is het raadzaam gebruik te maken van een telefoon met een luidspreker. De hoorn hoeft dan niet steeds te worden doorgegeven: elk woord is voor alle aanwezigen en de tolk dui-
delijk verstaanbaar waardoor het gesprek vlotter verloopt. (Inlichtingen over dergelijke apparatuur bij de PTT.) Het telefonisch tolken heeft een aantal duidelijke voordelen. Er is direct een tolk bij de hand wanneer zich een communicatieprobleem voordoet. Het is efficient, snel en kostenbesparend. De tolk heeft geen reis- en wachttijden. Ook het risico van een vergeefse reis (de cliënt verschijnt niet, de arts is plotseling weggeroepen) valt weg. De cliënt kan anoniem blijven. Ook het probleem dat een vrouwelijke cliënt geen mannelijke tolk wil en vice versa weegt minder zwaar. Een onduidelijkheid wat betreft de taal of het dialect kan snel worden uitgezocht en opgelost.
Apparatuur en kosten
Het soort aan te schaffen apparatuur is afhankelijk van de telefooninstallatie van de instelling. Hierover moet contact worden opgenomen met de PTT (Primafoonwinkel). Wil men niet steeds de hoorn doorgeven, dan moet luidsprekende apparatuur worden aangeschaft. Daarbij moet duidelijk worden gemaakt voor welk doel de apparatuur zal worden gebruikt. Voor verdere informatie kunt u zich wenden tot mevrouw H.J. van Gils-de Jong, directeur van de Stichting Tolkencentrum ZuidHolland of tot de directeur van één van de overige tolkencentra. De telefoonnummers zijn:
87
THEMA Susan E. Perry
Schoolkinderen EEN NIEUWE BENADERING: KINDEREN MAKEN ZELF VOORLICHTINGSMATERIAAL
In een Amerikaans ziekenhuis maken kinderen zelf boekjes over de ervaringen die zij hebben opgedaan, als voorlichtingsmateriaal voor toekomstige lotgenoten.
In het Miller Children's Hospital (Long Beach, Californië, V.S.) maakt de spelleiding bij het voorbereiden van schoolkinderen op een ziekenhuisopname of behandeling gebruik van materiaal dat door kinderen zelf in het ziekenhuis is gemaakt nadat zij een onderzoek of operatie hebben ondergaan. Het zijn boekjes, waarin de kinderen vertellen over hun ervaringen en die zijn geïllustreerd met bijpassende tekeningen en foto's van onder andere behandelkamers en apparatuur. Samen met ander voorlichtingsmateriaal dat betrekking heeft op de onderzoeken en operaties (medische attributen, nagemaakte instrumenten en hulpmiddelen) zitten deze boekjes in fleurige, eveneens door de kinderen gemaakte dozen. Uit onderzoek blijkt dat de door leeftijdgenoten geleverde bijdragen aan het voorlichtingsmateriaal door nieuwe patiëntjes goed worden ontvangen en dat zij de geloofwaardigheid van de voorlichting ten goede komen. Bovendien helpen de makers van het materiaal niet alleen andere kinderen; zij hebben er zelf ook baat bij omdat deze activiteit bijdraagt tot het verwerken van de eigen ziekenhuiservaringen.
Leeftijdgebonden
Elke leeftijd vraagt een eigen methode van voorbereiden. Drie- tot vijf-jarigen nemen informatie het beste op wanneer deze in spelvorm wordt gegeven. Zij nemen alles wat wordt verteld letterlijk. Daarom is bij deze kinderen een zorgvuldig woord88
gebruik van het grootste belang. Woorden en uitdrukkingen die voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, moeten worden vermeden en mondelinge informatie moet, waar mogelijk, ook worden verduidelijkt met visuele voorbeelden, bijvoorbeeld door middel van spel, rollenspel en demonstraties. Schoolkinderen zijn over het algemeen leergierig. Zij zijn nieuwsgierig en willen van alles het hoe en waarom en de eventuele gevolgen weten. Op de hoogte zijn en weten wat je met de informatie aanmoet, is voor hen erg belangrijk. Voor hen kunnen het beste bij het voorbereiden leesmateriaal op het juiste niveau en visuele hulpmiddelen in de vorm van tekeningen, poppen en nagebootste attributen worden gebruikt. De informatie moet duidelijk en in de juiste volgorde worden gepresenteerd. Om het de kinderen mogelijk te maken zich actief bij het proces betrokken te voelen en het gevoel te krijgen de komende gebeurtenis aan te kunnen, moeten zij precies weten wat er van hen wordt verwacht. Van even groot belang is, dat er na het onderzoek of de ingreep met hen wordt nagepraat. De meeste kinderen hebben dat nodig. Zij gaan daardoor hun ervaringen in de juiste proporties zien. Door de ervaringen die zij hebben opgedaan na te spelen, gaan zij boven het gebeurde staan. Dat kan van positieve invloed zijn bij toekomstige medische ervaringen. Naarmate zij ouder worden, worden kinderen minder egocentrisch en KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA
FOTO: RICHARD MARTENS
gaan zij meer in groepsverband doen. Hun wereld is niet meer alleen het eigen gezin, maar gaat ook de leeftijdgenoten omvatten. Zij gaan zich spiegelen aan de leeftijdgenoten, die voor hen tevens een belangrijke informatiebron worden. Het gedrag van kinderen tussen de 7 en 12 jaar kan worden beïnvloed door voorbeelden van het gewenste gedrag te laten zien. Het gebruik van films waarin leeftijdgenoten optreden die tegen de uitgebeelde ziekenhuissituatie zijn opgewassen, blijkt een positieve invloed te hebben op het gedrag van kinderen die een soortgelijke behandeling of ingreep moeten ondergaan (filmed modeling).
Samen
Het idee leeftijdgenoten materiaal te laten maken kwam voort uit de behoefte aan geschikt voorbereidingsmateriaal voor schoolkinderen en de behoefte aan een goede methode om kinderen te helpen bij het verwerken van hun ervaringen. De dozen worden onder leiding van de spelleiding samengesteld door patiëntjes. Pas na de operatie of behandeling wordt er met de patiëntjes gesproken over het zelf gaan maken van zo'n informatiepakket voor andere kinderen die dezelfde operatie zullen ondergaan. Blijkt daar belangstelling voor te bestaan, dan bedenkt de spelleiding samen met de kinderen eerst een ontwerp voor de doos. Vervolgens wordt bepaald wat erin moet komen, welke informatie leeftijdgenoten nodig kunnen hebben, of er KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
tekeningen of foto's nodig zijn en welke medische instrumenten en materialen erbij horen. De patiëntjes zetten zich vervolgens aan het schrijven, tekenen of fotograferen van de medische procedures. De kinderen zijn, in samenwerking met de verpleegkundigen, verantwoordelijk voor het verzamelen van de medische attributen. Dat alles wordt opgeborgen in een fleurig gedecoreerde doos. Elk pakket heeft betrekking op een specifieke operatie of behandeling. Als de pakketten gereed zijn, worden zij aan het hele afdelingsteam ter goedkeuring voorgelegd.
Negatieve invloed
Het Miller Children's Hospital gebruikt al geruime tijd deze door patientjes vervaardigde dozen en heeft er als regel goede resultaten mee geboekt. Dat neemt niet weg dat onderzoek naar het effect van deze pakketten in vergelijking met andere voorbereidingsmethoden nodig is. De pakketten werden ontwikkeld om tegemoet te komen aan de behoefte aan voorbereidingsmateriaal dat strookt met de ontwikkelingsfase van de kinderen. Daaraan werd voldaan door een creatieve methode te bedenken om ziekenhuiservaringen te uiten en deze ervaringen in hun juiste proporties te brengen. Het komt een enkele keer voor dat een patiënt tijdens het schrijven of illustreren van een boekje de eigen ervaringen uitdrukt op een manier die een negatieve invloed zou kunnen hebben op een patientje dat
moet worden voorbereid. Zo maakte een patiëntje dat bezig was met een boekje over een buikoperatie, een tekening waarop de chirurg grote slagersmessen gebruikte. De tekeningen waren van nut om de misvattingen weg te nemen die bij dit patiëntje zelf blijkbaar aanwezig waren, maar zij waren niet geschikt om in het voorbereidingsboekje te worden opgenomen. De schoolkinderen vonden tijdens de voorbereiding op een operatie steun en troost in de identificatie met de leeftijdgenoten, die de pakketten had den samengesteld. Het bleek dat ook de wat oudere patiënten, jonge ado lescenten, baat vonden bij deze pak ketten. Het zou interessant zijn na te gaan of zij zich met die jongere patiënten indentificeren vanwege de gelijke ervaringen en /of omdat er een mogelijke regressie als gevolg van de ziekenhuisopname optreedt. Zoals bij alle voorbereidingsmethoden moet ook hier de conclusie zijn, dat de voorbereiding zorgvuldig moet worden afgestemd op de individuele behoefte van elk kind. D Ontleend aan: Teaching Tools Made by Peers: A Novel Approach to Medical Preparation. Bron: CHC. Summer 1986, Vol. 15, Nr. 1. Vertaald en bewerkt door Marthe van Loon-van Bovene.
Susan E. Perry is in het Miller Children 's Hospital, Long Beach, Californië, V. S., werkzaam als pedagogisch medewerkster.
89
THEMA
Margreet van Bergen
Voorbereiden met een videofilm Bij het voorbereiden van kinderen wordt meer en meer gebruik gemaakt van audio-visueel materiaal. Vooral de videofilm is populair. Dit is een gunstige ontwikkeling, indien de videofilm onderdeel is van een project dat de integratie bevordert van de voorlichting aan kinderen en ouders in alle geledingen van het ziekenhuis. Helaas is dit niet altijd het geval. In het enthousiasme wordt vaak over het hoofd gezien wat de plaats van de film is in het totale voorlichtingsbeleid en aan welke specifieke eisen een voorlichtingsfilm voor kinderen moet voldoen.
videofilm om kinderen voor te bereiden is daarom geen gemakkelijke opgave en er komt meer bij kijken dan het kunnen hanteren van een videocamera. Het vergt van de makers inzicht in de belevingswereld van kinderen en kennis van hun reacties naar aanleiding van een opname in het ziekenhuis, een operatie of een behandeling.
Het maken van een voorlichtingsfilm voor kinderen is niet zo'n eenvoudige zaak. Stel, de camera wordt gericht op een kind dat een röntgenonderzoek moet ondergaan. De film loopt gedurende de gehele procedure en registreert zowel beeld als geluid. Heb je dan een voorlichtingsfilm? Is een dergelijke band geschikt om kinderen voor te bereiden? Een ander voorbeeld. Je filmt op dezelfde manier een kind dat een lumbaalpunctie moet ondergaan. Het kind ligt in een gekromde houding en er wordt ingezoomd op de hand van de arts die de naald inbrengt... Het zal duidelijk zijn dat dergelijke films het kind niet op de juiste manier voorbereiden, zelfs niet als de film wordt ondersteund door mondelinge informatie. Het is de bedoeling dat een voorlichtingsfilm informatie geeft en tegelijkertijd angst reduceert, opdat het kind beter opgewassen is tegen alles wat komen gaat. Het maken van een
* Waarheidsgetrouw Het zien van de beelden moet het kind een voor hem draaglijk beeld geven van wat hem te wachten staat. De mate waarin men moet ingaan op details hangt af van de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind. De informatie moet dus maar tot op zekere hoogte waarheidsgetrouw en nauwkeurig zijn. Een algemene introductiefilm over de gang van zaken op een afdeling zal een vrij nauwkeurig beeld moeten tonen van de betreffende afdeling en de dagelijkse routine. Een kind dat ter voorbereiding op de narcose een videofilm te zien krijgt, moet geen film zien waarop de hoofdpersoon een kapje krijgt als het kind zelf via een prik in slaap gebracht zal worden, zelfs niet als een anes-thesist daarbij vertelt dat er ook kinderen zijn die op een andere manier in slaap worden gebracht. Een kind moet weten wat het zelf kan verwach-
90
Voor eenieder die besluit een voorlichtingsfilm voor kinderen te maken, volgen hieronder enige punten waar zeker rekening mee moet worden gehouden.
Het bijwonen van de conferentie van de Amerikaanse Association for the Care of Children's Health (ACCH) in 1989 bood Margreet van Bergen van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis de gelegenheid ook deel te nemen aan een aantal workshops over het maken van videofilms en het voorbereiden van kinderen met behulp van videofilms. Deze workshops werden geleid door de speltherapeut Jerriann M. Wilson en de kinderpsychiater David Fassler. In het bijgaande artikel zijn de inzichten verwerkt die de deelnemers aan de workshops met elkaar deelden.
ten; alle andere informatie werkt slechts verwarrend.
* Emoties
Emoties moeten worden getoond en verwoord. Een kind kan tot op zekere hoogte omgaan met emotionele informatie die angst oproept, als daar maar nader op wordt ingegaan en als het maar het idee krijgt dat het op de volwassenen kan rekenen. Een goede voorlichtingsfilm laat zien dat kinderen soms bang zijn. Tegelijkertijd moet duidelijk zijn, dat zij worden geholpen om die angst de baas te blijven. Door de angst van een patientje te tonen en er nader op in te gaan maak je het kind duidelijk dat er begrip voor zijn angst is. Bij een injectie moet zichtbaar zijn dat een prik pijn doet, maar ook dat de pijn heel kort duurt. Kinderen moeten kunnen waarnemen dat de hoofdpersoon in de film er moeite mee heeft, maar het wél aan kan. Het kind wijs maken dat het geen pijn doet, of hem suggereren dat men verwacht dat hij een held is, vervreemdt het kind van de hulpverleners. In een Amerikaans filmpje speelt een draak de hoofdpersoon. De draak is ziek en moet naar het ziekenhuis. Zijn vriendjes (mensenkinderen) brengen hem er heen. In dit filmpje wordt verteld en getoond dat je nergens bang voor hoeft te zijn en dat het eigenlijk een fluitje van een cent is... Wat een gemiste kans. Als nu de vreesaanjagende draak eens bang was geweest... zoals bijvoorbeeld de krokodil uit een Engels boek, die grote krokodilletranen huilt wanneer KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
THEMA
hij naar het ziekenhuis moet, waar zelfs de arts een beetje bang is om de krokodil een prik te geven.
* Zintuiglijke informatie
Zintuiglijke informatie is van groot belang. Het geloei van de zaag die wordt gebruikt om het gips te verwijderen of het geluid dat het röntgenapparaat maakt is gemakkelijk over te brengen. Waar het kapje naar ruikt, of je huid koud wordt en of je een droge keel krijgt moet door een volwassene in de film of door de hoofdpersoon zelf worden verwoord.
* Humor
Veel informatie aan kinderen wordt op een humoristische wijze verpakt. KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
Een humoristische, grappige presentatie van een serieuze onderneming als een operatie of een vervelend onderzoek kan wellicht na de operatie of het onderzoek voor een zekere ontlading zorgen. Wie echter een dergelijke gebeurtenis te wachten staat, zal met gemengde gevoelens kijken naar een dergelijke film. In een scenario dat ons onlangs onder ogen kwam, ging de gemaskerde chirurg aan het werk met de bekende grote zaag en gebruikte de anesthesist een mokerhamer. Het zal duidelijk zijn dat humor voorzichtig en passend moet worden gebruikt.
* Fantasie Voorzichtigheid is ook geboden bij
het inspelen op de fantasie van kinderen. Als dat goed gebeurt, kan het de werkelijkheid verduidelijken. Een goed voorbeeld is te zien in een Amerikaans filmpje waar de pop Daniel Tiger naar het ziekenhuis moet. Hij neemt zijn lievelingsspeelgoedje mee: een klein autootje. In zijn koffer heeft hij een grote vrachtauto gepakt. Niet omdat hij zo dol is op die vrachtauto, maar omdat het kleine autootje zich anders zo verloren en alleen zal voelen. Op zeer subtiele wijze gaat men in deze film in op de angst van het kind om alleen te worden gelaten. Een slecht voorbeeld is de eerder genoemde film met de draak. Hierin is een dokter te zien die samen met de mensenvriendjes op jacht gaat in 91
THEMA
Videofilms om kinderen voor te bereiden op een opname of een behandeling kunnen goed worden beoordeeld aan de hand van de antwoorden op de onderstaande vragen. * Is de informatie geschikt voor de leeftijdsgroep? * Klopt de informatie met de werkelijkheid? Vinden behandelingen en onderzoeken exact zo plaats als op de film? Wijkt de routine op de af deling niet af van het getoonde in de film? * Wordt apparatuur op een dusdanige wijze gepresenteerd dat de beelden niet angstversterkend werken of meer vragen oproepen dan er antwoorden worden gegeven? * Komen gevoelens als angst, pijn, verdriet en eenzaamheid aan de orde?
de bek van de draak en daar de amandelen van de draak buit maakt.
* Filmed modeling
Bij het maken van een goede voorlichtingsfilm kan niets aan het toeval worden overgelaten. Dat betekent in bijna alle gevallen dat de film 'gespeeld' moet worden en dat men niet een 'geschikt patiëntje' van de opnamelijst als hoofdpersoon kan laten optreden. Dit nog afgezien van het feit of je dat het kind en de ouders kunt aandoen. Uit onderzoek van Melamed en Siegel blijkt overduidelijk dat kinderen het beste worden voorbereid met behulp van een film die een hoofdrolspeler laat zien met wie kinderen zich kunnen identificeren. De hoofdrolspeler in de film (doorgaans een kind, maar het kan ook een pop of dierfiguur zijn) krijgt de rol te vervullen van een patiëntje dat duidelijk opziet tegen de komende gebeurtenis, angstig is, maar de angst de baas blijft. Deze manier van filmen wordt 'filmed modeling' genoemd en is door Melamed voor het eerst gebruikt bij kinderen met een overmatige angst voor de tandarts. De volwassenen in een dergelijke film spelen een ondersteunende, behulpzame en begrijpende rol. Het is de bedoeling dat na het zien van een dergelijke film het kind vooral bijblijft dat het op de volwassenen kan rekenen. Een voorbeeld van hoe het vooral niet moet, is een van oorsprong Duitse film met twee hoofdfiguren die veel weg hebben van Bassie en Adriaan. 92
Criteria voor het beoordelen van voorlichtingsfilm * Is de humor passend, zowel wat het onderwerp als wat de leeftijd van het kind betreft? * Indien wordt ingespeeld op de fan tasie van het kind, mag verwacht worden dat de beelden de informatie verduidelijken. Wordt de waarheid niet te mooi verpakt of verdoezelt in een fantasieverhaal? * Kan het kind zich identificeren met de hoofdpersoon?
Samen verdwalen zij in het ziekenhuis. De Bassie-figuur is overal bang voor en vraagt steeds angstig wat dat voor een apparaat is en wat ermee wordt gedaan. Adriaan vindt hem maar kinderachtig en maakt zich vrolijk om zijn angst. Deze soort films geeft jonge kinderen geen goed voorbeeld van hoe je antwoord op je vragen kunt krijgen of hoe je over je angst kunt praten. Verder versterken zij de bekende angst van veel kinderen dat hun ouders hen niet meer terug zullen vinden.
* Leeftijd
Het gebruik van videofilms om peuters en kleuters voor te bereiden, moet worden afgeraden. In het geval van deze kinderen is het veel beter om de ouders met behulp van een videoband te laten zien wat er gaat gebeuren, zodat zij in staat zijn in hun eigen woorden en op hun eigen wijze het kind voor te bereiden. Kinderen vanaf een jaar of zeven zijn doorgaans zeer leergierig. Meestal winnen de leergierigheid en de nieuwsgierigheid het van de neiging om toekomstig nare gebeurtenissen te verdringen. Het is karakteristiek voor kinderen vanaf die leeftijd dat angst voor de dood en voor verminking en castratie een rol begint te spelen. Daarmee moet rekening worden gehouden. Het hoe en waarom, maar vooral het resultaat van een operatie, moeten zeer duidelijk worden gemaakt. Bij deze leeftijdsgroep bestaan veel misverstanden over de narcose en is de angst om tijdens de behandeling
* Zijn de reacties van de hoofdpersoon realistisch? * Wordt er aangegeven wat het kind kan doen om de situatie zo goed mogelijk de baas te blijven? * Spelen de ouders een herkenbare rol? * Blijft de aanwezig of de afwezigheid van de ouders niet in het vage? * Worden artsen, verpleegkundigen en pedagogisch medewerkers getoond in ondersteunende en begrijpende rollen? * Wordt aandacht besteed aan veel voorkomende angsten bij kinderen als: angst voor verminking, angst om wakker te worden tijdens de narcose, angst niet meer teruggevonden te worden en angst om in het ziekenhuis te worden achtergelaten?
uit de narcose te ontwaken groot. Daarover moet de film duidelijk zijn, zonder dat er beelden worden getoond van wat er tijdens die narcose gebeurt. Daar hoeft het kind immers niet op te worden voorbereid.
* Ouders
De rol van de ouders moet duidelijk zijn. In heel veel boekjes en brochures die bestemd zijn om kinderen voor te bereiden op een ziekenhuisopname, zijn ouders vaak wat vage figuren die slechts aan het begin (opname) en aan het eind (ontslag) van het verhaal een duidelijke rol spelen. Tijdens het verhaal zien wij hen slechts zwaaiend bij het weggaan of met cadeautjes op bezoek komen. Daar waar rooming-in tot de mogelijkheden behoort, moeten er duidelijke beelden aan worden gewijd. Een gesproken tekst in de zin van: 'Je vader en moeder kunnen ook blijven slapen' ter begeleiding van een bezoekscène is niet voldoende. Het feit dat ouders kunnen kiezen om al of niet te blijven kan ook worden verteld bij het beeld van een opgemaakte stretcher naast een kinderbed. Indien ouders bij onderzoeken of behandeling aanwezig kunnen zijn, moet dat ook in de film worden getoond. Bij de scènes waarin ouders steriele kleding dragen, is het noodzakelijk dat het scenario een tekst bevat die duidelijk maakt wie de ouder is. Meestal valt dat kinderen niet op als iedereen een steriel pak aan heeft. Het is niet aan te raden om in een voorlichtingsfilm voor kinderen de KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
In het vorige nummer van dit tijdgelegenheid te baat te nemen de ouders wat zachte wenken te geven of de ouders via de kinderen toe te spreken. Alle kans dat het kind alleen het woord 'weggaan' onthoudt als het een tekst hoort als: 'Je pappa en mamma kunnen beter even weggaan wanneer zij het warm krijgen als jij in het kapje moet blazen'. * Aanwezigheid ouders Wanneer een kind naar een voorlichtingsfilm kijkt, is de aanwezigheid van ouders of een ander vertrouwd persoon een absolute noodzaak. In 1985 adviseerde de Nationale Raad voor de Volksgezondheid de minister van WVC in een rapport betreffende videovoorlichting, dat bijzondere zorg is geboden als het gaat om voorlichting aan kinderen. 'Om kinderen voor te bereiden mag nimmer een videoband (film of diaserie) worden vertoond als daar niet tevens een ouder of verzorger van het kind bij aanwezig is'. Deze ondersteunende relatie, zoals de raad zegt, moet aanwezig zijn. Geen arts, verpleegkundige of spelleidster kent het kind zo door en door als de ouders of de vaste verzorgers. Zij zijn de aangewezen personen om verkeerde veronderstellingen bij kinderen te corrigeren. Indien een ziekenhuis overweegt een videofilm te maken als hulpmiddel voor kinderen om een opname en alles wat daarbij hoort goed te doorstaan, maar het de kinderen de simpele troost van de aanwezigheid van de ouders niet biedt, kan het beter eerst ouderparticipatie invoeren. Alle tijd en energie die het maken van een videofilm kost, kunnen dan beter worden gebruikt om eerst de desbetreffende hulpverleners ervan te overtuigen dat de aanwezigheid van de ouders de meest directe en meest effectieve manier is om kinderen te helpen een opname goed te doorstaan. Daarvoor kan overigens ook heel goed het medium film worden gebruikt, zoals James Robertson deed.
D
Literatuur Melamed, B.G. en L. Siegel: Reduction of anxiety in children facing hospitalization and surgery by use of filmed modeling. Journal of Consulting and clinical psychology, 1975, vol. 43, no. 4. Wilson, J.M.: Evaluating hospital- and health-related videotapes. Children's Health Care, 1986, vol. 15, no.2. Bergen, Margreet van : Videofilms kunnen belangrijke rol spelen bij voorlichting aan kinderen. Kind en Ziekenhuis, 1986,jrg. 9, no.3.
Margreet van Bergen-Roctts is directeur Landelijk Bureau van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis.
COMMENTAAR
Marthe van Loon-van Bovene
Theorie en praktijk VOORLICHTING DOOR ZIEKENHUIZEN schrift kwam reeds ter sprake dat veel ziekenhuizen zich met voorlichting zijn gaan bezighouden; je zou kunnen stellen dat voorlichting op het ogenblik 'in' is. Dat er nu meer aandacht wordt besteed aan voorlichting van ouders en voorbereiding van kinderen is een stap in de goede richting. Helaas moet echter worden geconstateerd dat een groot deel van het huidige door de ziekenhuizen vervaardigde voorlichtingsmateriaal nog steeds van veel kanten tekort schiet. De ouders vinden in de brochures die hun worden verstrekt, onvoldoende informatie om zichzelf en hun kind effectief te kunnen voorbereiden op het komende ziekenhuisgebeuren. Nog steeds ontbreekt het waarom, hoe en wanneer.
Discrepantie
In de introductiebrochures suggereren ziekenhuizen maar al te vaak een beleid met kind- en oudervriendelijke maatregelen en mogelijkheden, waaraan zij zich echter in de praktijk totaal niet houden. Herhaaldelijk beklagen ouders zich daarover bij Kind en Ziekenhuis. Vooral ten aanzien van rooming-in komt dit nogal eens voor. Een zeer hinderlijke discrepantie blijkt ook bij een aantal ziekenhuizen te bestaan tussen de informatie die door hen aan Kind en Ziekenhuis is verstrekt ten behoeve van de brochure 'Welk Ziekenhuis kiest U?' en de werkelijke gang van zaken. Aan Kind en Ziekenhuis is opgegeven dat rooming-in altijd mogelijk is; in de eigen voorlichtingsbrochure wordt hierover echter niets vermeld en in voorkomende gevallen probeert men er op alle manieren onderuit te ko-
men. Dit komt niet alleen voor bij rooming-in, maar manifesteert zich ook rondom de toezegging dat ouders aanwezig kunnen zijn bij het onder narcose brengen of in de verkoeverkamer. Dit wordt soms zelfs botweg geweigerd. In een aantal gevallen, waarin onze brochure 'Welk Ziekenhuis kiest U?' op grond van de opgave van de ziekenhuizen zelf meldt dat rooming-in of de aanwezigheid van een ouder bij het onder narcose brengen en het daaruit ontwaken is toegestaan, is de praktijk in het gunstigste geval: 'Voor uw kind is dat niet nodig en dus ook niet de bedoeling'. Onlangs had ik een moeder aan de telefoon die met stijgende verbazing de chirurg had horen uitleggen dat het echt veel beter voor het kind was als het tijdens de hele behandeling alleen werd gelaten. Het kind zou zich dan veel rustiger gedragen. En dat anno 1990. Gelukkig wist de moeder beter.
Grondregels
Het zo goed mogelijk voorbereiden van ouders en kind hoort tot de grondregels van een optimale zorg voor een kind dat in een ziekenhuis wordt en is opgenomen. Het ziekenhuis dient in zijn voorlichtingsbrochures alle daartoe strekkende informatie aan te reiken. Goede samenwerking tussen zieken huismedewerkers en ouders gedu rende het verblijf van het kind in het ziekenhuis is evenzeer een basisvoor waarde voor een optimale zorg. De voorlichting en informatie die het ziekenhuis aan de ouders verstrekt, moeten er daarom op zijn gericht een basis te vormen voor deze samenwerking. D
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
93
WERKGROEPEN
De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis ontving van de Vereniging Ziekte van Hirschsprung een uitnodiging mee te werken aan een voorlichtingsmiddag over het thema 'kind en ziekenhuis'. De werkgroep Hilversum heeft op verzoek van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis een bijdrage aan deze middag geleverd.
Operaties
Wat is de ziekte van Hirschsprung. Wanneer je in het Zakwoordenboek der Geneeskunde kijkt, lees je bij ziekte van Hirschsprung: 'Megacolon congenitum'. Kijk je vervolgens bij megacolon congenitum dan lees je: 'aangeboren vergroting van de karteldarm t.g.v. aganglionose (= afwezigheid van ganglioncellen oftewel zenuwcellen). Het komt erop neer dat bij de ziekte van Hirschsprung in een gedeelte van de darm zenuwcellen ontbreken die zorgen voor het lozen van de ontlasting. Zuigelingen bij wie deze ziekte geconstateerd wordt, moeten zo snel mogelijk geopereerd worden omdat bij hen de ontlasting er niet op een natuurlijke manier uit kan komen. Baby's moeten dan een drietal operaties ondergaan. Bij de eerste operatie wordt een stoma (een kunstmatige uitgang voor de ontlasting) aangelegd. Bij de tweede operatie wordt het zieke gedeelte van de darm weggehaald. Bij de derde operatie wordt het stoma weer opgeheven. Als kinderen ouder worden komt het vaak voor dat ze meerdere malen geopereerd moeten worden. Deze kinderen moeten dus heel wat ziekenhuisopnames doorstaan, met alle gevolgen vandien. Mevrouw M. Willebrands van de Werkgroep Hilversum begon de middag met een inleiding. Hierin kwamen in het kort de volgende onderwerpen aan de orde: een stukje 94
geschiedenis over het ontstaan van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis en de doelstelling van de vereniging: 'Het bevorderen van het welzijn van het kind vóór, tijdens en na een ziekenhuisopname'; wat doet de Werkgroep Hilversum; de belevingswereld van het kind; hoe kunnen ouders hun kind het beste voorbereiden op een ziekenhuisopname; welke problemen kan een kind ondergaan tijdens een ziekenhuisopname; welke problemen kan een kind ondergaan na een ziekenhuisopname als het weer thuis is? Na deze inleiding werd de film 'Ganz nah bei dir' (vrij vertaald: 'Samen blijven in het ziekenhuis') vertoond. Hierin is een ziekenhuisopname te zien van een meisje van zes en een jongetje van drie met hun moeders. Getoond wordt hoe de kinderen de vreemde omgeving beleven, hoe zij de voorbereiding, de onderzoeken en de operatie ondergaan en wat de rol van de ouders hierbij kan zijn. Na het bekijken van de film werd er een pauze gehouden waarin de aanwezige ouders het documentatiemateriaal van de werkgroep konden bekijken.
Forum
Vervolgens was er gelegenheid vragen te stellen aan een forum. In het forum zaten de heer A. Donkers, voorzitter; dr. Van Langemeyer, kinderchirurg Sophia Kinderziekenhuis; mevrouw M. Willebrands en mevrouw C. Kaarsgaren, beiden van de Werkgroep Hilversum. De discussie werd geopend met de vraag welke invloed het verblijf in een ziekenhuis heeft op een pasgeborene. Een ziekenhuisopname is niet bevorderlijk voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie met je baby. Als ouder moet je proberen zoveel mogelijk bij het kind te zijn en proberen in het ziekenhuis een situatie te creëren die de thuissituatie benadert.
Met andere woorden: het doen van de dagelijkse handelingen, het kind in bad doen en eten geven. Hierdoor kan je de schade zoveel mogelijk beperkt houden. Wanneer het mogelijk is en wanneer de tijd het toelaat zou je de operatie moeten uitstellen. De tweede vraag ging over reacties van kinderen na een ziekenhuisopname, onder meer kinderen die zich gaan verstoppen, driftig zijn en niet willen eten. Als ouder moet je proberen begrip te hebben voor het kind en het niet straffen. Geef het kind doktersspulletjes waarmee het zijn emoties kan uiten. Je zou ook tijdens de ziekenhuisopname een speciale ziekenhuiskoffer kunnen geven met leuke dingetjes erin. Er werd geopperd dat een driftige reactie van kind gebaseerd kan zijn op het niet onderkennen van zijn ziekte. Daar was niet iedereen het mee eens. De ziekte wordt ook vaak als alibi gebruikt voor driftbuien. Dr. Van Langemeyer gaf aan dat het onderwerp 'ontlasting' nog steeds in de taboesfeer zit. Scholen doen moeilijk als een kind nog niet zindelijk is. Ontlasting is een natuurlijke reflex maar door de cultuur weggedrongen. Kijk naar een baby, die heeft na elke voeding ontlasting. Als volwassene hoor je niet na een maaltijd naar het toilet te gaan, terwijl het eigenlijk heel natuurlijk is. Het punt is dat het accepteren van de ziekte wel meevalt, maar dat het vertrouwen dat je aan mensen geeft, vaak wordt beschaamd: 'Erg hè, die ziekte, maar het stinkt wel'. Er werd gevraagd of bij de narcose een kapje hoort. Bij een narcose kan worden gekozen tussen ballonnetje blazen of een prikje. De keuze zou aan de patiënt overgelaten moeten worden. Alleen bij een acute opname is het niet mogelijk om te kiezen. Als een kind veel narcoses krijgt in een korte tijd, veroorzaakt dat schade aan de hersenen? Dr. Van Langemeyer antwoordde dat bij de huidige vorm van anesthesie de functies worden overgenomen terwijl de patiënt slaapt en dat de normale fysiologische toestand wordt gehanteerd. Kinderen hebben een enorm uitscheidingsvermogen, de KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
BRIEVEN schadelijke stoffen verlaten binnen 48 uur het lichaam. Een narcose is voor een volwassene schadelijker. Natuurlijk lever je bij elke ingreep wat in. De ouder moet altijd goed overwegen of een operatie noodzakelijk is en of er ook mogelijkheden voor plaatselijke verdoving zijn. Dus de ouder moet altijd op zijn qui-vive blijven. Wat betreft de drie operaties die een kind dat aan de ziekte van Hirschsprung lijdt moet ondergaan, adviseerde dr. Van Langemeyer om die vóór het eerste levensjaar te doen plaatsvinden indien dat mogelijk is.
Signaal
In de zaal werd de opmerking gemaakt dat er door de behandelende arts niet naar de ouders geluisterd werd. Dr. Van Langemeyer was van mening dat iedere patiënt het recht heeft om bij een andere arts te informeren (second opinion). Ouders moeten zich niet met een kluitje in het riet laten sturen. Artsen moeten beter luisteren naar een signaal van de patiënt. De ziekte van Hirschsprung bij een kind is soms moeilijk te ontdekken. Een onderzoek moet zorgvuldig gebeuren, eventueel door twee artsen. Operaties vinden niet zomaar plaats op basis van alleen een preparaat, maar er wordt naar de hele patiënt gekeken. Er kan soms sprake zijn van pseudo-Hirschsprung. Obstipatie is bijvoorbeeld een trapsgewijze gradiënt, de zenuwcel is wel aangelegd maar functioneert niet. Er zijn in Nederland 15.000 kinderen met ontlastingsproblemen. Obstipatie bij kinderen hoeft niet altijd alarmerend te zijn en kan vaak verholpen worden door meer beweging, veel drinken en vezelrijk eten, een halfuur na het eten naar het toilet gaan en de tijd nemen om naar het toilet te gaan. Bij ouders die de ziekte van Hirschsprung hebben, heeft één op de vier kinderen problemen met de ontlasting. Er zijn families bekend met een overervingskans. De Vereniging van Samenwerkende Ouder- en Patiëntenorganisaties gaat registreren hoeveel mensen er zijn met ontlastingsproblemen. Op de vraag of er een verband bestaat tussen darmkanker en de ziekte van Hirschsprung wordt ontkennend geantwoord. Er zou een correlatie kunnen bestaan, bij ontlastingproblemen houd je je schadelijke stoffen bij je. Een regelmatige stoelgang is belang-
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
Brieven van lezers Ziekenhuiservaring werkte lang door Eén van mijn zoons (± 2 jaar) moest heel onverwacht in het ziekenhuis worden opgenomen met een niet overgaande middenoorontsteking. Hij had hoge koorts en veel pijn. Eerlijk gezegd was ik opgelucht dat hij werd opgenomen, want ik was aan het eind van mijn Latijn. Hij lag samen met een jongetje van dezelfde leeftijd in een zogenaamde kinderbox (aan alle kanten glas). Twee maal per dag bezocht ik hem. Dat op zich was een hele toer. Zijn vader verbleef op dat moment in het buitenland en ik had nog drie kinderen thuis. Met de moeder van het andere kind maakte ik de afspraak er voor te zorgen altijd op hetzelfde moment binnen te komen en afscheid te nemen. De kinderen brulden dan allebei verschrikkelijk, maar tot onze opluchting hoorden wij van andere mensen dat zij zich er betrekkelijk snel bij neerlegden als wij weg waren. De behandelend kinderarts merkt bij onderzoek dat mijn zoon een hartruisje had en maakt een cardiogram. Hierbij bleek dat hij een aangeboren gaatje in het hart had. Hij had daar nooit last van gehad. Het was ook niet dramatisch en hij is er prima mee opgegroeid. Het was wel even een schrik. Toen hij na ongeveer een week weer naar huis mocht, kregen wij een heel moeilijke periode. Vóór die tijd was het een jongetje dat zich bijvoorbeeld rustig liet inenten, tussen huilende kinderen geen kik gaf. Zijn oudere broertje zei: 'Mama, krijgt R. iets anders dan die andere kinderen?'. Ik zei: 'Nee hoor, waarom denk je dat?' 'Nou, hij huilt helemaal niet'. Na deze ziekenhuiservaring durfde hij absoluut niet meer te gaan slapen. Hij raakte in paniek als wij ergens
rijk. Dan raak je de schadelijke stoffen kwijt. De voorzitter sloot de middag af met dr. Van Langemeyer te bedanken voor zijn bijdrage en mevrouw C.
waren waar veel glas was, veel wit, mensen met witte jassen. Wekenlang heb ik bij zijn bed gezeten tot hij ingeslapen was. Eerst bij hem in het bed (gelukkig had hij een groot, stevig kinderbed). Ik zong zachtjes, klopte allerlei maten op de rand van het bed, zonder oogcontact, zonder zijn aandacht te trekken, maar met veel lijfcontact. Na een week of zo, kon ik naast zijn bed blijven zitten. Langzamerhand ging het beter en begon hij weer wat vertrouwen te krijgen. Het heeft zeker drie tot vier weken geduurd voordat hij weer normaal kon gaan slapen. Op den duur verdween ook zijn achterdocht voor ruimtes met glas en voor witte jassen, zoals van de slager of de kapper. Wat betreft de dokter, de tandarts of het ziekenhuis duurde dat veel langer. Hij was bijvoorbeeld bij een prik op het consultatiebureau zo bang dat je moest oppassen dat hij niet ontglipte. Hij was zo paniekerig dat hij niet in staat bleek om zijn hoofd er bij te houden. Terwijl hij er wel rustig met mij naar toe ging. Het knippen van zijn amandelen enige jaren later gaf weer een terugval te zien met nachtmerries. Toen hij op zijn veertiende een operatie moest ondergaan was hij zo ver dat hij zijn gevoel de baas kon. Dit alles heeft niet met pijn te maken, want hij is niet kleinzerig. Hij moest toen hij achttien was, een geelzucht-injectie heben. Na de injectie liep hij naar buiten, de frisse lucht in en viel flauw. Dat was een totaal niet verwachte gebeurtenis. Die ervaring heeft hem geleerd dat hij even moest gaan zitten en het hoofd tussen de benen moest doen. Wij weten natuurlijk niet of dit te maken heeft met zijn vroegere ziekenhuiservaring. Of dat zo is of niet, het lijkt mij in elk geval heel belangrijk om kinderen goed voor te bereiden op een ziekenhuisopname, als je daartoe tenminste in de gelegenheid wordt gesteld. A. Bilderbeek
Kaarsgaren en mevrouw M. Willebrands voor hun inbreng. Coby Kaarsgaren, Werkgroep Hilversum
95
WERKGROEPEN
ALKMAAR Mw. A. Pereboom, Meeuw 6, 1721 DD Broek op Langedijk, tel. 02260-17448.
DOETINCHEM Mw. DJ. Kuipers, Bonifaciusstraat 64, 7009 MP Doetinchem, tel. 08340-32162.
ALMELO Mw. M. Overmaat, De Havik 43, 7609 EA Almelo
DOKKUM Mw. A. van den Berg, Rondweg Noord 17, 9101 AD Dokkum, tel. 05190-3814.
AMERSFOORT M w. A. Landman, Van Hardenbroeklaan 21, 3832 CK Leusden, tel. 033-941433.
DORDRECHT Mw. E. Hekking, Cannenburg 58, 3328 AT Dordrecht, tel. 078-177712.
AMSTERDAM Hr. A. Claessens, Blasiusstraat 64, 1091 CV Amsterdam, tel. 020-923071; b.g.g. 020-978923. APELDOORN Mw. M. Hofman, Postbus 10413, 7301 GK Apeldoorn, tel. 055-222851. ARNHEM Mw. L. Schaap, Roemer Visscherstraat 42, 6824 MZ Arnhem, tel. 085-641114. ASSEN Mw. I.C. Kiestra-Ritsema, Eemland 16, 9405 KE Assen, tel. 05920-52514. BERGEN OP ZOOM en ROOSENDAAL Mw. T.B.M, van Opstal, Canadalaan 6, 4631 NV Hoogerheide, tel. 01646-12168. BREDA Mw. J. Verheyde, Wilderen 124, 4817 VH Breda, tel. 076-812823. COEVORDEN Mw. H.M. de Boer, Van Twickelolaan 28, 7742 WN Coevorden, tel. 05240-17377. DELFT Mw. W. Scherft, Aalscholverring 15, 2623 PC Delft, tel. 015-570577. DEN HELDER Mw. E. Roovers, Molenvaart 307, 1761 AG Anna Paulowna.
EINDHOVEN Mw. Mies Frima, Koekoeklaan 14, 5613 AJ Eindhoven, tel. 040-450147. EMMEN Mw. H.C. Stenger-Ekens, Ronerbrink 13, 7812 LT Emmen, tel. 05910-41347. ENSCHEDE Mw. G. Bosman, Tibbertlanden 4, 7542 DA Enschede, tel. 053-762143. GOUDA Mw. A. van Bergen, Merel 52, 2411 KP Bodegraven, tel. 01726-11504. GRONINGEN Mw. K. Meyst, Zuiderpark 2, 9724 AD Groningen, tel. 050-134415. HARDERWIJK Mw. N. Koevoet, Wieringermeen 26, 3844 NA Harderwijk, tel. 03410-18406.
HEERENVEEN
Mw. M. Molderink, Lepelaarstraat 62, 8446 JM Heerenveen, tel. 05130-25218.
HEERLEN Mw. I. Stahlman, Op den Knip 167, 6467 GZ Kerkrade, tel. 045-415348.
DEURNE Mw. H. Slingerland, Griegstraat 17, 5751 EN Deurne, tel. 04930-19380.
HELMOND Mw. G. Kemps, Dierdonk 5 a, 5703 JV Helmond, tel. 04920-49661.
DEVENTER M w. M. van Vitringa, Dommerholtsweg 14, 7215 EJ Joppe, tel. 05759-4388.
HENGELO Mw. L. Leverink, Strumphlerstraat 20, 7553 AV Hengelo (O), tel. 074-429880.
96
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
WERKGROEPEN 's-HERTOGENBOSCH Mw. M. van Oirschot-Korsten, Kattenbosch 45, 5243 SG Rosmalen, tel. 04192-14484.
SCHIEDAM, VLAARDINGEN, MAASSLUIS Mw. A. van der Vliet, Julianalaan 16, 3155 JJ Vlaardingen, tel. 010-4349858.
HILVERSUM Mw. H. Brouwer, Menno Simonszhof 7, 1216 LJ Hilversum, tel. 035-219625.
SITTARD Fam. Brasz, Gulikstraat 13, 6151 BG Munstergeleen, tel. 04490-23390.
HOOGEVEEN Mw. R. Rozema-Hein, Jan Westerhuisstraat 12 7924 RE Veeningen, tel. 05289-1313.
SNEEK Mw. van der Vegt, it Mediel 10, 8628 EVGoënga, tel. 05150-23135.
KAMPEN Mw. G. van Velzen, Postbus 304, 8260 AH Kampen, tel. 05202-19992.
STADSKANAAL Mw. S. van Dijk, Acaciahage 8, 9501 WE Stadskanaal, tel. 05990-17742.
LEEUWARDEN M w. J. Henstra, Colmjonwei 88, 8915 GP Leeuwarden, tel. 058-139825.
TIEL Mw. L. de Nijs, Burg. Houtkoperlaan 13, 4051 E W Ochten, tel. 03444-2701.
LEIDEN Mw. A. van Leeuwen, Fagelstraat 53, 2334 AW Leiden, tel. 071-155695. LELYSTAD Mw. O.F. Fonk, Archipel 25-56, 8224 GW Lelystad, tel. 03200-42591. MAASTRICHT Mw. I. Bootz, Cruyshaag 22, 6228 EJ Maastricht, tel. 043-610789. MEPPEL Mw. G.C. Bouwknegt, Postbus 14, 7948 ZG Nijeveen, tel. 05229-1588. MIDDELBURG M w. J. Everaars, Oude Vlissingseweg 73, 4336 AB Middelburg, tel. 01180-26771. NOORDOOSTPOLDER EN URK Mw. H. Beima, Medemblikpad 58, 8304 CZ Emmeloord, tel. 05270-17850. NIJMEGEN Mw. A.C.M. Noordzij, Lijsterbeshof 11, 6581 PT Malden, tel. 080-582107. OLDENZAAL Mw. S. Christenhusz, Mariastraat 32, 7574 ZM Oldenzaal, tel. 05410-11592.
TILBURG Mw. R. van Hees, Ravensbeek 7, 5032 AV Tilburg, tel. 013-634106. UTRECHT M w. G. van de Woude, Hoef smederij straat 9, 3572 DA Utrecht, tel. 030-714460. VEGHEL Mw. S. Janssen, Hertog Janstraat 31, 5461 AG Veghel, tel. 04130-41314. VENLO Mw. G. van Beers, Baarloseweg 29, 5995 BK Kessel, tel. 04762-2670. VENRAY M w. M. van de Geer, Seilierpad 15, 5804 BW Venray, tel. 04780-89646. WAALWIJK Mw. A. van Oort, Mesdaglaan 14, 5161 VB Sprang-Capelle, tel. 04167-63943. WAGENINGEN J. van Haeringen, Langhoven 20, 6721 SK Bennekom, tel. 08389-19482. WEERT Mw. D. Bastiaanse, Joh. van Meursstraat 48, 6001 XG Weert, tel. 04950-21805.
OOSTERHOUT M w. V.M. Brons, Van Leeuwenhoeklaan 15, 4904 KN Oosterhout, tel. 01620-22876.
WEST-FRIESLAND Mw. E. v.d. Griend, De Vang 4, 1622 GA Hoorn, tel. 02290-10526.
Mw. A. Wijnbergen, de Drossaard 13, 5345 MS Oss, tel. 04120-47405.
oss
WINSCHOTEN Mw. Ellen Janssen, Veerlaan 4, 9698 PJ Wedderveen, tel. 05976-1574.
PURMEREND Mw. A. Gerritsen, Lepelblad 19, 1441 VE Purmerend, tel. 02990-22418.
YERSEKE Mw. F. Duinkerke, Rozenlaan 6, 4401 HGYerseke, tel. 01131-2895.
ROERMOND Mw. A. Piëtte, Margrietlaan 9, 6042 HT Roermond, tel. 04750-24527.
ZEEUWS-VLAANDEREN Mw. A. Valentgoed, Jan van Galenstraat 82, 4535 BX Terneuzen, tel. 01150-97174.
ROTTERDAM Mw. C. Boelhouwer, Molenlaan 297, 3055 GG Rotterdam, tel. 010-4229392.
ZWOLLE Mw. K. Carsouw, Vloeddijk 64, 8261 GD Kampen, tel. 05202-17829.
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
97
BOEKEN
Ouders over de wenselijkheid van voorbereiding BOEKEN Onder redactie van Marie-José Overbosch
BRUIJNING-DE QUANT, M.: Kind en ziekenhuis; mening van ouders over de wenselijkheid van voorbereiding op een mogelijke opname; veranderen ouders van ideeën onder invloed van een voorlichtingsproject? Afstudeerscriptie M.O. Pedagogiek-2 aan de Hogeschool Holland te Diemen, oktober 1989 (42 pag. inclusief bijlagen). In samenwerking met de werkgroep Hilversum van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis is onderzoek (het laten invullen van een lijst met 33 vragen) gedaan bij negentig ouders van leerlingen van de onderbouw van een basisschool te Hilversum. Het doel was enig inzicht te krijgen betreffende de invloed van voorlichtingsactiviteiten op de denkbeelden van ouders over een mogelijke opname van hun kind. De zes onderzoeksvragen waren: 1. hoe wenselijk vinden ouders het om zichzelf en hun kind voor te bereiden op een mogelijke op name; 2. hoe bereiden zij zichzelf en hun kind feitelijk voor; 3. hoe wenselijk vinden ouders het om hun kind in het ziekenhuis zoveel mogelijk zelf te verzorgen (rooming-in)? Hoe waarschijnlijk achten zij het van deze mogelijkheid feitelijk gebruik te zullen ma ken; 4. veranderen ouders van denkbeelden onder invloed van een voor lichtingsproject; 5. hoe bekend is de vereniging Kind en Ziekenhuis en weten zij waar de vereniging zich voor inzet; 6. wat hebben ouders van de voor lichting belangrijk gevonden? De onderzoeker geeft met enige voorzichtigheid de resultaten weer en noemt ze slechts een 'indicatie'. De algemene conclusie is dat ouders zichzelf en hun kind graag voorbereiden, maar niet goed weten hoe. Er bestaat bovendien een discrepantie
98
tussen dat wat ouders (zeer) wenselijk achten en dat wat zij feitelijk, in de praktijk, doen. Belangrijke aanbevelingen: probeer jonge ouders vroeg met een voorlichtingsproject te bereiken, bijvoorbeeld via de zuigelingenzorg; zoek naar mogelijkheden om de drempel te verlagen bij instellingen die ouders kunnen informeren over voorzieningen en consequenties van een ziekenhuisopname van een kind. Een fotokopie van de scriptie is tegen kostprijs te bestellen bij: mevrouw M. Bruijning, Nootweg 7, 1231 CP Loosdrecht, telefoon 02158-6739. M.-J.O.
Voorlichting doorgelicht PLOEG, K. VAN DER: Voorlichting aan kinderen en hun ouders bij ziekenhuisopname of behandeling. Literatuurrapport, in het kader van de opleiding Bibliotheek, Documentatie en Informatieverzorging te Groningen, oktober 1989,35 blz., literatuurlijst. Het rapport beoogt een overzicht te geven van hetgeen tussen 1981 en juni 1989 is verschenen over voorlichting aan kinderen, die in een ziekenhuis moeten worden opgenomen. Getracht wordt de algemene richtlijnen weer te geven die bij of tijdens deze voorlichting gebruikt kunnen worden. In het algemeen ligt de nadruk op het kind zelf en is het kind optimaal voorbereid als het in staat is 'reële verwachtingen omtrent het verblijf in het ziekenhuis te vormen'. De probleemstelling luidt als volgt: 'Hoe voorlichting te geven aan kinderen en /of hun ouders, die in een KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
BOEKEN ziekenhuis moeten worden opgenomen en /of behandeld'. Het rapport bestaat uit vier onderdelen. 1. De theoretische kant van de (patiënten-)voorlichting. 2. De inhoud van de te geven voor lichting. 3. De middelen waarmee men kan voorlichten. 4. Wie geeft voorlichting, wanneer wordt deze gegeven en wat is het effect van de voorlichting? Samenvattend kan worden gesteld, dat onderscheid gemaakt wordt tussen objectieve (feitelijke) informatie, subjectieve informatie (wat de patiënt voelt, ziet, ervaart) en gedragsinstructies (informatie over de houding die de patiënt tijdens een onderzoek moet aannemen). Veel aandacht wordt besteed aan de angst die bij kinderen kan ontstaan voor een ziekenhuisopname of ingreep. Door het verstrekken van correcte informatie, na het localiseren van de angst, kan worden geprobeerd de 'verzinsel-angst' om te buigen in reële angst. Een groot deel van de voorlichting is erop gericht te komen tot deze angstreductie. Mondelinge voorlichting - het gesprek - is het belangrijkste middel om een kind en /of ouders voor te lichten. Andere hulpmiddelen kunnen het persoonlijk gesprek nooit vervangen; zij kunnen een ondersteunende functie hebben (schriftelijk voorlichtingsmateriaal, spel en visuele middelen als fotoboeken, dia's en videofilms). Ouders en kinderen waarderen in het algemeen de voorlichting wel.
In de media NRC, 27 april 1990: Artsen moeten behandeling zonodig beëindigen. BRABANTS NIEUWSBLAD, 10 mei 1990: Tienerafdeling gesloten in Ziekenhuis Lievensberg te Bergen op Zoom. VOLKSKRANT, 19 mei 1990: Regionale verschillen op de operatietafel.
Op zoek naar Maaike WOLF, ALEX DE: Op zoek naar Maaike. Met illustraties van Alex de Wolf. Amsterdam, Middernacht Pers, 1988. 30 blz. Prijs f.17,90. Beer is alleen. Maaike is in het ziekenhuis. Omdat hij haar erg mist, gaat hij met zijn tekening op zoek naar Maaike. Hij dwaalt door het ziekenhuis en tot hun beider grote geluk vindt hij haar. De opzet van dit boekje bestaat uit één of twee regeltjes tekst naast een bladzijvullende tekening. De illustraties zijn rustig, pastelkleurig en geven niet meer dan de hoognodige informatie. Het boekje is stevig gebonden in harde kaft. Een lief prentenboek voor jonge kinderen.
OUDERS VAN NU, nr. 5, mei 1990, p. 36-39: Fysiotherapie in het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht. OUDERS VAN NU, nr. 6, juni 1990, p. 88: Welk ziekenhuis kiest u? ALGEMEEN DAGBLAD, 20 juni 1990: 'Mam', beste zuster in ziekenhuis. WELZIJN, nr. 3, juni 1990, p. 23: Nieuwe brochure Kind en Ziekenhuis. TIJDSCHRIFT VOOR VERZORGENDEN, nr. 6, juni 1990, p. 162169: Sterven van een boreling; begeleiding van ouders en zorgverstrekkers (E. Keirse). MARGRIET, nr. 27 1990, p. 26: Ouders moeten voor zichzelf inschatten, hoeveel tijd zij aan hun zieke kind kunnen besteden (R. Kohnstamm).
Meer contacten
De eindconclusie is, dat het geen kwaad zou kunnen wanneer de mensen 'uit de praktijk', met name verpleegkundigen en spelleidsters, meer contacten zouden onderhouden met de theoretici die over dit onderwerp publiceren. Wellicht zouden de laatsten dan meer praktische overzichtsartikelen kunnen schrijven in plaats van zich zo sterk te baseren op wetenschappelijke onderzoeksverslagen. De wat meer praktisch gerichte publikaties zouden als leidraad kunnen dienen voor al degenen die zich bezighouden met voorlichting aan kinderen en hun ouders. Serieus geïnteresseerden kunnen het rapport schriftelijk aanvragen bij Kirsten van der Ploeg, Emingaheerd 71, 9736 GC Groningen, telefoon 050412021. M.-J.O.
KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
Willem CHARLTON, MICHAEL: Willem. Oorspronkelijke titel: Wheezy. Antwerpen/Rotterdam, C. de VriesBrouwers, 1988. 26 blz. Voor 8 tot 12 jarigen. Prijs f. 24,50. De vriendjes van Willem merken dat hij het vaak benauwd heeft. Willem moet voor zijn werkstuk zoveel mogelijk te weten zien te komen over astma. Hij weet er al iets van omdat hij zelf astma heeft. En als hij op zoek is naar meer informatie helpt het hem zijn ziekte beter te begrijpen en te aanvaarden.
Het verhaal en de tekeningen van Michael Charlton geven een beeld van astma gezien door kinderogen. De positieve benadering zal kinderen met astma kunnen inspireren en zal de anderen, die met hen in contact komen, kunnen uitleggen wat astma is. In het verhaal verandert Willem van een ziek kind tot een vrolijke jongen die met zijn ziekte weet om te gaan. Hij gaat sociaal meetellen vooral dank zij zijn eigen opstelling. Het boek heeft wat fletse en ouderwetse illustraties. Aardig is de weergave van het werkstuk dat Willem over astma maakt, we zien zes bladzijden vol zelf getekende informatie, eindigend met Willem als 'beroemde zwemmer' op de foto na een zwemwedstrijd.
99
AZG wijdt symposium aan ouder - kindrelatie
Voorlichtingsmateriaal Kind en Ziekenhuis De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis geeft het volgende voorlichtingsmateriaal uit. Drie voorlichtingsfolders voor ouders:
ƒ 2,00 ƒ 7,50
Opname - Rooming in - In 't ziekenhuis (samen) ƒ 14,00 ƒ 14,00
'De gezonde en verstoorde ontwikkeling van de vroege ouder-kindrelatie' is het onderwerp van een symposium dat wordt georganiseerd door de afdeling en de vakgroep Kinder- en Jeugdpsychiatrie van het Academisch Ziekenhuis Groningen. Het wordt gehouden op zaterdag 17 november 1990 in het Onderwijscentrum van het AZG. Voor meer informatie: secretariaat Kinder- en Jeugdpsychiatrie, A.Z.G., Oostersingel 59,9713 EZ Groningen, telefoon 050-613251/614074.
Welk ziekenhuis kiest u? ƒ 5,50 ƒ 12,50 Jaap de Aap in het ziekenhuis Uw kind in het ziekenhuis, wat kunt u als ouder doen Rekening houden met kinderen bij de (ver)bouw en (Samen ƒ 20,00) inrichting Handvest Kind en Ziekenhuis van algemene Onderzoeksrapport 'Ziekenhuisklimaat 0-18 jarigen'
ziekenhuizen
De gebouwde omgeving voor kinderen in ziekenhuizen Bouwen voor kinderen (themanummer 'Kind en Ziekenhuis')
ƒ 10,00 ƒ 12,50
Kinderen in het ziekenhuis Handleiding voor het vervaardigen van een informatieboekje voor ouders (uitgave Landelijke Vereniging Kind en Zieken huis en NZI) ƒ18,00 Mijn ziekenhuisboek (Per doos van 60 stuks ƒ 165,00)
ƒ 7,50
Wandplaat 'Het ziekenhuis', in koker
ƒ 15,00
(per 10 stuks in koker ƒ 45,00) Affiche 'Als er meer aan de hand is' (gevouwen)
ƒ 2,50
Affiche 'Samen blijven' (gevouwen)
ƒ 3,50
Alle prijzen inclusief verzendkosten. Bestel wij ze: - Het verschuldigde bedrag overmaken naar Postbank nr. 61 31 073 t.n.v. Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis te Dordrecht onder vermelding van de gewenste artikelen. - Schriftelijk bestellen bij het Landelijk Bureau, Aardappelmarkt 3,3311 BA Dordrecht met bij sluiting van een girobetaalkaart, bankcheque of het verschuldigde bedrag aan postzegels voor de opgegeven artikelen.
100
Gids patiënteninformatie 1990
Vraagbaak voor patiënt /consument en hulpverlener Het adviescentrum voor patiëntenorganisaties Werkgroep 2000 heeft in samenwerking met het Landelijk Patiënten /Consumenten Platform de 'Gids patiënteninformatie 1990' uitgegeven. Het gaat om een rond driehonderd pagina's tellende vraagbaak met kernachtige informatie over vrijwel alle terreinen van de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening. Daarnaast zijn ruim zevenhonderd adressen en beschrijvingen opgenomen van organisaties die informatie verstrekken over de gezondheidszorg en de patiëntenbeweging. Het boekwerk is bedoeld voor de 'patiënt als consument', maar ook voor degenen die in de gezondheidszorg werkzaam zijn of zich bezighouden met het verstrekken van informatie op het gebied van de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening. Bij de gids zit een poster met een beschrijving van alle mogelijkheden voor klachtopvang, klachtbemiddeling en klachtbehandeling in Nederland. De 'Gids patiënteninformatie 1990' kost in de boekhandel f 34,50. Losse exemplaren kunnen ook worden besteld door overmaking van f 40,-, inclusief verzendkosten, op postbanknummer 2866061 van Werkgroep 2000 onder vermelding van 'bestelnummer 25'. De gids zal elk jaar worden herzien. Bij abonnering kost een exemplaar dit jaar f 27,50. Voor meer informatie: Werkgroep 2000, telefoon 030341963. KIND EN ZIEKENHUIS SEPTEMBER 1990
ƒ 10,00
Voor ADL oefenmaterialen levert MRS een uitgebreid assortiment van Carters en RSFU hulpmiddelen o.a. Toiletverhogers Kousenaantrekker voor lange en korte kousen, mocassins en sokken. Ook voor panty's. Grijptang een uitkomst voor een ieder die problemen heeft met bukken. Oefentrap. Een opstap-trap met leuning zowel enkele als dubbele opstap. Bestekset, snijhulp, kaasschaaf, glazen, bekers en borden. Aanpassingen in eigen beheer. Technische service dienst staat dagelijks tot uw dienst. Komplete documentatie op aanvraag verkrijgbaar.
Medische & Kevalidatie Service Houten : Peppelkade21, 3992AL, Telefoon03403-74161, Fax03403-79566 Breda : Regenbeemd 11, 4825 AS, Telefoon 076-712088, Fax 076-712874 Eindhoven: Hastelweg 246, 5652 CN, Telefoon 040-550535, Fax 040-550355
LANDELIJKE VERENIGING KIND EN ZIEKENHUIS
ONDERGETEKENDE: Naam ..
(Fam /Hr /Mw /Instelling)
Adres Postcode en woonplaats .. Functie of hoedanigheid . Geeft zich op ald LID van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis en draagt als contributie bij ƒ .................. (minimaal ƒ 30,- per boekjaar).
Datum ,
Handtekening ..
Leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis ontvangen 4x per jaar het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS. Het boekjaar loopt van l oktober tot 30 september d.a.v. Ten behoeve van de contributiebetaling wordt een acceptgirokaart toegezonden.
Gaarne volledig ingevuld en ondertekend retourneren aan: Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis Aardappelmarkt 3 3311 BA Dordrecht