zieke zuigelingen
U wilt een bank die ook iets voor uw kinderen doet.
Wij zorgen dat ze plezier krijgen in sparen. Jong geleerd is oud gedaan; dat geldt ook voor sparen. Daarom is het goed om voor uw kinderen een spaarrekening te openen bij de Verenigde Spaarbank. De aantrekkelijke rente, zorgt ervoor dat het spaargeld plezierig snel groeit. Toch is geld opnemen en storten volledig vrij. Zo wordt sparen een leuke bezigheid. Opent u nu een Piekfijn-spaarrekening, dan ligt er een welkomstcadeautje voor uw kind klaar.
De \ferenigde Spaarbank doet meer voor de particulier.
verenigde spaarbank
THEMA Zieke zuigelingen
Ouderparticipatie bij nuljarigen
103
Interactie begeleiding
121
Een nieuw hulpaanbod voor ouders en kinderen. Door M. Eliëns
104 Baby-massage
122
Door Coby de Jong.
Uitgave van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Verschijnt in maart, juni, september en december. De vereniging heeft tot doel: het bevorderen van het welzijn van het kind vóór, tijdens en na een opname in het ziekenhuis.
COLOFON
Het tijdschrift Kind en Ziekenhuis wordt vier maal per jaar toegestuurd aan de leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. Losse nummers kosten f 12.50 per stuk en kunnen worden besteld door het verschuldigde bedrag over te maken naar girorekening 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis, Dordrecht, onder vermelding van de jaargang en het nummer.
Redactie
M. van Bergen-Rodts Mr. I.M. Harkema-Dun M. van Loon-van Bovene Drs. H.A. van Oosterhout-Bos Drs. MJ. OverboschKamerbeek
Eindredactie
Van Rosendaal Tekstprodukties, La Force (Fr.)
Adres redactie
Aardappelmarkt 3 3311 B A Dordrecht tel. 078146361
Advertenties
Adservice Dignaland 4 2591 CC Den Haag tel. 070-3240260
De noodzaak tot intensieve ouderparticipatie en rooming-in voor nuljarigen. Door J.J. Fahrenfort en M.A.C. Kaptein-de Koek van Leeuwen.
©
Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
124
Door James H. Nicoll.
Vijf ziekenhuizen over rooming-in bij zuigelingen
108
Door Margreet van Bergen
Zuigelingen in het ziekenhuis
126
Door Sibylle Escalona.
Wanneer en hoe worden we wakker? 114 Kinderanesthesiologie, een vak apart Door A.E.E. Meursing
Pijnbeoordeling en pijnbestrijding
VERDER IN DIT NUMMER: Brieven van lezers 127 116
Er zijn waarschijnlijk veel meer mogelijkheden om pijn bij zuigelingen te voorkomen en te behandelen dan tot nu toe is aangenomen. Door W.J.C. Boelen-van der Loo.
Druk Pasmans Offsetdrukkerij BV, Den Haag Ontwerp omslag: Jan A. Veenman
Chirurgie bij zuigelingen... anno 1909
Zorg op maat
118
Een aanmoediging tot nadenken over alternatieven. Door A.M. Pacilly.
Ledenvergadering
128
Van de werkgroepen 131 Contactadressen
132
Boeken
134
Onder redactie van Marie-José Overbosch.
101
VERENIGING LANDELIJKE VERENIGING
KIND EN ZIEKENHUIS
Landelijk bureau Aardappelmarkt 3 3311 B A Dordrecht tel. 078- 146361 M. van Bergen-Rodts, directeur Drs. H.A. van Oosterhout-Bos Bestuur Drs. E. Lems-Kruidenier, voorzitter J. Bolsius-Klaarhamer, secretaris E.C. Bolsius, penningmeester Dr. W.J.C. Boelen-van der Loo Drs. J. Bokma I. Ophorst-Hoos Postbank 6131073 ten name van Kind en Ziekenhuis Dordrecht Bank 13.46.21.417 ten name van Kind en Ziekenhuis Dordrecht
Afhandeling klachten
Oproep
Als een ouder of verzorger bij een ziekenhuis klaagt over de manier waarop met een kind werd omgegaan of over de medische behandeling, hangt het sterk van het ziekenhuis af wat er met die klacht gebeurt. Incidenteel stellen ouders de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis op de hoogte van hun ervaringen met de afhandeling van hun klacht(en) in het ziekenhuis. Dikwijls zijn het ervaringen die ook
Nieuwe folder over amandelen knippen De reeks brochures die de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis uitgeeft, is uitgebreid met de folder 'Amandelen knippen. Wel knippen! Niet knippen?'. De uitgave heeft tot doel ouders met relevante informatie te helpen bij hun beslissing hun kind al dan niet aan de amandelen te laten opereren. In 1988 hield de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis een studiedag over het onderwerp 'Amandelen knippen'. Bij die gelegenheid stelde prof. dr. D.H. Schmidt, voorzitter van de Vereniging KNO-Heelkunde, dat ouders doorgaans sterke aandrang uitoefenen op de huisarts en de KNOarts om de amandelen bij hun kind te verwijderen. Veel ouders menen dat het knippen van de amandelen een oplossing biedt voor een reeks
voor andere ouders van belang kunnen zijn. Vandaar deze oproep. Als u na het indienen van een klacht in een ziekenhuis een bijzonder positieve of negatieve ervaring had, zouden wij dat graag van u vernemen. Het ligt in de bedoeling om regelmatig in 'Kind en Ziekenhuis' aandacht te besteden aan positieve en negatieve ervaringen en daarbij enige algemene kanttekeningen te plaatsen. Een verslag van uw ervaringen kunt u richten aan de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht. Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis
van verschillende klachten en problemen, vaak ten onrechte. In de nieuwe folder wordt aangegeven wanneer de amandelen er echt uit moeten en wordt ingegaan op de misvattingen die ten aanzien van amandelen knippen bestaan. Daarnaast wordt aandacht besteed aan hetgeen de ouders kunnen doen om hun kind goed te begeleiden als de amandelen werkelijk geknipt moeten worden.
Bestellen
De folder kan worden besteld door f l,-- over te maken op girorekening 6131073 t.n.v. Kind en Ziekenhuis te Dordrecht, onder vermelding van 'Folder amandelen'. (Indien van toepassing graag ook vermelden voor wie of welke afdeling de folder bestemd is). Zie voor de prijs van meerdere exemplaren het overzicht 'Voorlichtingsmateriaal Kind en Ziekenhuis' elders in dit blad.
Het overnemen van artikelen uit
'Kind en Ziekenhuis' is toegestaan, mits met bronvermelding. Bij overname zal de redactie graag een exemplaar ontvangen van het medium waarin het overgenomen artikel is geplaatst. Op foto's berust doorgaans copyright; voor het overnemen hiervan is schriftelijke toestemming van de redactie nodig. GAAT U VERHUIZEN? Geef bij verhuizing de adreswijziging zo spoedig mogelijk door aan de administratie van 'Kind en Ziekenhuis'. Adres: Landelijk Bureau Kind en Ziekenhuis, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht.
102
De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis is blijkens schrijven van de Inspecteur der Registratie en Successie te Amsterdam d.d. 2 mei 1980 (dossier 8017) aangemerkt als rechtspersoon welke uitsluitend of nagenoeg uitsluitend een algemeen maatschappelijk belang beoogt, zoals bedoeld in artikel 24 sub I alinea 4 van de Successiewet. Verkrijgingen door de vereniging krachtens erfrecht en krachtens schenking zijn derhalve tot bepaalde maxima vrijgesteld van successierechten en schenkingsrechten. Voor 1990 gelden de volgende vrijstellingen: * wat het successierecht betreft tot een bedrag van f 13.324.-- mits er aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het algemeen belang; * wat het schenkingsrecht betreft tot een bedrag van f6.662.-, onder dezelfde voorwaarde. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA
Zieke zuigelingen
Zieke zuigelingen worden minder vaak door hun ouders bezocht dan peuters en kleuters. Het is opvallend dat ouders van zieke zuigelingen zelden worden aangemoedigd om zelf een groot deel van de zorg voor hun baby in het ziekenhuis op zich te nemen. Ook komt roomingin bij kinderen onder de zes maanden weinig voor. Hebben zuigelingen in het ziekenhuis minder behoefte aan de aanwezigheid van hun ouders dan peuters en kleuters? Of wordt de behoefte niet opgemerkt of herkend? Al jaren is bekend dat de ouders van een baby in de couveuse extra aanmoediging en steun nodig hebben om contact te zoeken met hun kind; contact dat van belang is om te bevorderen dat tussen ouders en kind een hechte band ontstaat. De ervaring heeft geleerd dat dit de baby zeer ten goede komt. Het is verontrustend dat deze benadering blijkbaar niet of minder wordt gevolgd wanneer het gaat om zieke zuigelingen: baby's die niet direct na de geboorte, maar pas later in het ziekenhuis worden opgenomen.
Pasgeborenen In 1983 wijdde KIND EN ZIEKENHUIS een themanummer aan pasgeborenen. Het nummer bevatte onder andere de volgende artikelen: * Ph.D.A. Treffers: Rooming-in: ele mentair recht; contact tussen moeder en kind in de periode na de bevalling; * G.J. Kloosterman: Belemmerende regels opheffen; de geboorte in het ziekenhuis en de ouder-kind relatie; * A.C. de Hollander-Pruissen: Zorg geven: omgaan met elkaar; de ge boorte van mijn kind in het zieken huis; * S. Mulders: Belangen van het kind voorop. Exemplaren van dit nummer kunnen nog worden besteld bij het Landelijk Bureau van de vereniging Kind en Ziekenhuis, Aardappelmarkt 3, 3311 BA Dordrecht. Prijs per exemplaar: ƒ 12,50. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
Ouders hebben met hun baby de eerste maanden nog een broze band, die wordt verbroken wanneer het kind in het ziekenhuis wordt opgenomen. Zeker wanneer het gaat om een langdurige opname in het eerste levensjaar zal maar moeilijk een hechte(re) band tot stand komen. Dit kan de ontwikkeling van het kind, en van het zich vormend ouderschap, sterk beïnvloeden. In dit nummer van 'Kind en Ziekenhuis' gaan verscheidene auteurs nader op dit probleem in. Verder bevat dit nummer artikelen over anesthesie, pijnbeoordeling en pijnbestrijding bij baby's, babymassage en een historisch artikel uit 1909 over chirurgie bij zuigelingen. Een speciale plaats is ingeruimd voor de voordracht die dr. C. Versluijs hield op de laatste ledenvergadering van de vereniging Kind en Ziekenhuis over zinvol of zinloos medisch handelen onder de titel 'Doen of laten'. In het jaar 1995 zal 35 tot 40 procent van de totale beddencapaciteit in Nederlandse ziekenhuizen bestemd zijn voor 0-jarigen, aldus staat te lezen in het rapport 'De planning van kinderafdelingen' van het College voor Ziekenhuisvoorzieningen. Dit percentage wordt onder andere zo hoog geraamd op grond van de huidige en toekomstige behandelingsmogelijkheden. Het wordt de hoogste tijd dat de psychosociale zorg voor zuigelingen evenveel aandacht krijgt als de medischtechnische en verpleegkundige zorg. Redactie 103
THEMA Drs J.J. Fahrenfort en drs M.A.C. Kaptein-de Koek van Leeuwen
Ouderparticipatie bij nuljarigen Observaties en overwegingen ter onderbouwing van de noodzaak van intensieve ouderparticipatie en rooming-in voor nuljarigen.
104
Ouders in het ziekenhuis
Nog maar tien jaar geleden bestond er enigermate een tegenstelling tussen de wensen van ouders die het nodig vonden hun kind in het ziekenhuis te begeleiden en het gangbare ziekenhuisbeleid. In veel ziekenhuizen golden beperkingen ten aanzien van de aanwezigheid van ouders en ouderparticipatie. Onder ouderparticipatie verstaan we hierbij dat de ouders de hele dag en desgewenst 's nachts bij hun kind kunnen zijn, dat ze zelf hun kind kunnen baden en voeden, eventueel zelf de temperatuur opnemen en vooral dat ze hun kind steun kunnen verlenen op kritieke momenten. Voor het kind zijn allerlei noodzakelijke gebeurtenissen zoals bloedprikken en soortgelijke verpleegkundige handelingen natuurlijk belastend; dat geldt ook voor het lichamelijk onderzoek door de arts. Eén van de meest ingrijpende gebeurtenissen is een operatie; tegenwoordig hechten we er veel waarde aan dat ouders aanwezig kunnen zijn bij de inleiding van de narcose en op het moment dat hun kind weer uit de narcose ontwaakt. Zoals gezegd: vroeger een tegenstelling, tegenwoordig zou je kunnen stellen dat ouders en ziekenhuismedewerkers op hetzelfde spoor zitten. Weliswaar is er, net als vroeger, nog veel verschil tussen het ene ziekenhuis en het andere. In de meeste ziekenhuisafdelingen staat men echter positief tegenover (intensieve) ouderparticipatie. Veel beperkende regels zijn afgeschaft. Vooral het beleid ten aanzien van rooming-in weerspiegelt een veranderde manier van den-
ken. Vader of moeder blijft veelal slapen in het ziekenhuis, in het bijzonder bij peuters of kleuters. Terecht heerst tegenwoordig de opvatting dat dit voor het welzijn van het kind en ter voorkoming van emotionele problemen van vitaal belang is. Aan de ene kant dus waardering voor de veranderingen, die zowel te danken zijn aan het werk van de vereniging Kind en Ziekenhuis als aan de verdieping van het inzicht aangaande deze zaken bij verpleegkundigen en artsen. Aan de andere kant: geen reden om te rusten op de lauweren van wat bereikt werd. Immers, ondanks de nieuwe manier van denken zijn we nog ver van een ideale toestand verwijderd. Dit artikel zal ingaan op een welomlijnd probleem: het achterblijven van ouderparticipatie op zuigelingenafdelingen. Daarbij gaat het niet alleen om de regels inzake wat ouders mogen en wat niet. Het vormgeven aan de praktijk van ouderparticipatie houdt veel méér in; daarbij is motivatie van zowel ouders als ziekenhuismedewerkers van groot belang. Ook zou men kunnen stellen dat in een ideaal klimaat van samenwerking regels nauwelijks een eigen rol spelen, in tegenstelling tot materiële beperkingen.
Ouderparticipatie op zuigelingenafdelingen
De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis heeft in 1977, 1982 en 1987 inventariserende onderzoeken verricht naar de landelijke situatie met betrekking tot ouderparticipatie. Deze onderzoeken zijn de belang-
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA den in hoeverre ouder en kind elkaar nodig hebben met het oog op een gunstige ontwikkeling. Door enkele begrippen en thema's uit de onderzoeksliteratuur kort de revue te laten passeren krijgt men een beeld van de zich ontwikkelende relatie tussen moeder en kind. Hoewel veel van het gestelde ook voor de relatie tussen vader en kind opgaat, stellen we nu de moeder op de voorgrond, gedeeltelijk omwille van de beknoptheid.
rijkste bron van informatie wat betreft de stand van zaken. Gezien de evolutie op dit terrein is een overzicht van gegevens die 3 tot 4 jaar geleden werden verzameld niet meer up-todate; toch vormen deze cijfers de beste benadering die ons ter beschikking staat. De conclusie die kan worden getrokken is, dat anno 1987 peuter- en kleuterafdelingen op het punt van rooming-in een aanzienlijke voorsprong hebben ten opzichte van zuigelingenafdelingen. Voor zuigelingen wordt rooming-in soms niet, of in mindere mate nodig geacht. Het is mogelijk dat de situatie voor zuigelingen sinds de verschijning van het rapport is verbeterd. Er is echter alle reden ons af te vragen waarop het geconstateerde verschil berust. Want de motieven die hiertoe hebben geleid, bij verpleegkundigen en ouders, zijn in die tijd waarschijnlijk niet veranderd. In onze ogen ligt de verklaring voor de hand: uitingen van stress tengevolge van het vertrek van de ouders en afwijzing van de zorg van de verpleegkundigen, eventueel spelleiders, zijn bij zuigelingen in mindere mate waarneembaar. Volgens John Bowlby zijn subtiele reacties op de aan- of afwezigheid van de moeder pas vanaf circa vijf maanKIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
den observeerbaar. Het welbekende feit dat angst voor vreemden en typisch gehechtheidsgedrag pas in de tweede helft van het eerste levensjaar tot ontwikkeling komen, zal nog nader worden besproken. De klemmende vraag die we ons stellen luidt: hebben nuljarigen minder behoefte aan ouderparticipatie? Om tot een antwoord te komen bespreken we twee onderwerpen aan de hand van onderzoeksliteratuur: de moederkindrelatie in het eerste levensjaar en problemen na afloop van het ziekenhuisverblijf in deze leeftijdsgroep, die zich manifesteren bij onvoldoende ouderparticipatie.
De moeder-kindrelatie
Het begrip 'relatie' klinkt voor sommige mensen wat wollig, wat 'soft'. Toch is dat voor ontwikkelingspsychologen eigenlijk niet het geval: relaties betreffen gevoelens en gedragspatronen tussen (onder andere) ouder en kind. Het wederzijds versturen en ontvangen van signalen is met behulp van video en andere instrumenten objectief onderzoekbaar. Binnen zekere beperkingen is het zelfs mogelijk gebleken de kwaliteit van relaties te objectiveren. Uit een analyse van deze patronen kan beoordeeld wor-
l. De dag van de bevalling Het knuffelen van het pasgeboren kind is van meer betekenis dan men vroeger dacht. De onderzoekers Kennel en Klaus vergeleken een aantal moederkindparen bij wie dit (op advies van de arts) uitgebreid gedaan werd, met een controlegroep. Bloot lichaamscontact in de eerste uren na de bevalling werd als een goede start gezien. Het direct na de geboorte wassen en aankleden van de pasgeborene, die nadat de moeder nog maar eventjes naar het kind had mogen kijken werd weggevoerd, vormde een ongunstige start. Het bleek dat het verschil doorwerkte in de relatie, tot misschien zelfs na het eerste levensjaar. Dit kwam bij voorbeeld tot uitdrukking in de kans op borstvoeding en de duur hiervan. Ook werden na eenjaar nog verschillen gevonden in de manier waarop de moeder tegen het kind praatte. Verondersteld mag worden dat het eerste contact vooral op de moeder een psychologische uitwerking heeft. Natuurlijk werkt dit niet zonder meer door over een termijn van jaren. Echter: wat verschil maakt voor de moeder zal verschil maken voor het kind en andersom. Juist dit circulaire verband kan maken dat kleine verschillen bij de start effecten hebben op de lange termijn. De uitkomsten van deze onderzoekers werden qua strekking enkele keren bevestigd, hoewel sommige herhalingen van het onderzoek geen succes hadden. 2. Symbiose Enkele gezaghebbende auteurs, zoals Margaret Mahler, spreken van een symbiose tussen moeder en kind gedurende de eerste levensmaanden. De overgang van het verblijf in de baarmoeder naar het bestaan daarbuiten is zonder twijfel een grote stap voor het kind; toch zijn we geneigd die stap, namelijk de geboorte, te overschatten. Gewaarwordingen en activiteiten zijn bij de foetus al aanwezig, terwijl de onderlinge afhankelijkheid >
105
THEMA
van moeder en kind via een aantal onderscheidbare fasen pas lang na de geboorte geleidelijk minder wordt. 3. De eerste weken na de bevalling O'Connor en anderen onderzochten welk verschil het maakte als pas geborenen gedurende het ziekenhuisverblijf ook buiten de voedingstijden bij de moeder werden gelaten. Ten minste vijf uur 'extra contact' kregen deze moeders (nu vinden we dat bijna vanzelfsprekend). Toen de kinderen ongeveer zeventien maanden oud wa ren werd een belangrijk verschil geconstateerd tussen deze groep van 143 moeders en een controlegroep van 158 moeders. Volgens strikte criteria werden negen gevallen van ernstige verwaarlozing of mishandeling gevonden in de controlegroep tegen één geval in de extra-contact groep. Moeders met een prematuur kind hadden vroeger nauwelijks de gelegenheid tot interactie met het kind, dat immers in de couveuse lag. Uit veel onderzoek is gebleken dat dit niet alleen een negatieve factor is voor de ontwikkeling van het kind, maar ook voor het zich ontwikkelend moederschap. De extra risico's en de minder gunstige prognose van het premature kind hebben zeker niet alleen te maken met de lichamelijke onrijpheid en eventuele beschadiging, zoals vroeger werd aangenomen. Deze risico's kunnen worden teruggedrongen door extra contact gedurende de couveusetijd en door extra ondersteuning van de moeder als zij haar kindje mee naar huis neemt. De responsiviteit van de moeder kan worden verbeterd teneinde de moeilijke start te boven te komen. 4. Timing en ritme in de interactie Zowel het lichamelijke als het mentale functioneren voltrekt zich in cycli. De dag-nachtcyclus is het meest
106
voor de hand liggende voorbeeld hiervan. De relatie tussen moeder en kind kan beschreven worden als wederzijdse afstemming van cyclische patronen. Uit allerlei onderzoek blijkt hoe subtiele signalen vanuit het kind naar de moeder en andersom de interactie reguleren, bij voorbeeld tijdens de voeding. De wederzijdse afhankelijkheid van ritmen is de grondslag bij de regulering van activiteit, communicatie en leren. Aangetoond werd hoe het gezamenlijk verblijf van moeder en kind op één kamer, gedurende de eerste tien dagen na de geboorte, vanzelf leidde tot optimale afstemming van de slaapwaakcyclus. 5. Borst of flesvoeding In het algemeen gesproken maakt het nogal verschil voor een zuigeling of deze borstvoeding krijgt of niet. Er zijn sterke aanwijzingen dat het ziekterisico (bij voorbeeld kans op allergie, oorontsteking, diabetes) in gunstige richting kan worden beïnvloed door borstvoeding. Er wordt ook veel betekenis gehecht aan de psychologische verschillen tussen natuurlijke en kunstmatige voeding. Hoewel in sommige studies verschillen werden gevonden die met de manier van voeden verband houden, is een bewijs van het psychologisch voordeel van borstvoeding moeilijk te leveren: een experiment waarbij moeders de opdracht krijgen kunstvoeding te gebruiken is ethisch onaanvaardbaar. De overgang van borstvoeding op flesvoeding kan voor moeder en kind een zekere belasting vormen. Het is erg te betreuren als deze stap geforceerd moet worden genomen, bij voorbeeld tengevolge van ziekenhuisopname. 6. Beschikbaarheid van moeder en ziekte-afweer bij het kind Door middel van dierproeven is aangetoond dat de ziekte-afweer ondermijnd kan worden; dit gebeurde door jonge dieren te scheiden van de moeder. Daarbij speelt de stress tengevolge van scheiding waarschijnlijk de grootste rol: verlaging van immuniteit trad in sterkere mate op als het jong (deze proeven werden genomen bij apen en knaagdieren) in een onbekende omgeving werd gebracht. Het effect kan worden verminderd door de aanwezigheid van leeftijdgenoten. Deze effecten zijn, wanneer de stress tijdelijk is, in beginsel voorbijgaand. Dit is niet altijd het geval met de verhoogde vreesachtigheid ten gevolge van scheiding. Een scheiding
van dagen kon bij jonge aapjes sporen nalaten die jaren later nog werden teruggevonden in de vorm van meer angst voor vreemde prikkels. 7. Ontwikkeling van gehechtheid aan de moeder De ontwikkeling van een gehechtheidrelatie vindt plaats in de tweede helft van het eerste levensjaar. De eerste verschijnselen van dit gebeuren werden door Schaffer geobserveerd op leeftijden tussen vijf en vijftien maanden, dus met grote spreiding. Lachen, huilen, vocaliseren, toenadering, dit alles wordt afhankelijk van de aanwezigheid, de komst of juist het weggaan van de gehechtheidfiguur of -figuren. Deze relatie is niet uitsluitend mogelijk tussen moeder en kind. Degene die het kind aandacht geeft, die regelmatig beschikbaar is en reageert op signalen is de eerste kandidaat. Veelal is dit de moeder. De moeder is dan, vanaf dit stadium, niet alleen nodig als verzorgende figuur maar ook als veilige basis. Scheiding en /of een stressvolle situatie roepen gehechtheidsgedrag op in de vorm van huilen, nabijheid zoeken, op schoot kruipen. Omgekeerd zal het kind zich alleen op de buitenwereld richten, leren omgaan met mensen, dieren en dingen, voorzover een gehechtheidsfiguur als veilige toevlucht beschikbaar blijft. Uit een veelheid van onderzoekingen, vooral in de afgelopen tien jaar verricht, is vastgesteld dat de mate waarin een gehechtheidsfiguur het kind veiligheid biedt van veel belang is voor de sociale ontwikkeling. Veiligheid bieden betekent hier niet: beschermen tegen gevaar, maar: het zorgen voor situaties waarin het kind zich veilig voelt, met name door de beschikbaarheid van moeder, evenals door haar aandacht voor de behoeften van het kind. 8. Effect van scheiding in de vorm van dagopvang In het bovenstaande is niet bedoeld dat een moeder altijd en voortdurend beschikbaar moet zijn. Van belang is onder andere of het kind wordt opgevangen door een alternatieve persoon die als veilige basis dient. Voor veel kinderen zal vader en/of een ander nabij familielid zo nodig deze rol vervullen. Ook een leidster van een crèche kan veiligheid bieden, mits een aantal voorwaarden vervuld is, onder andere dat er vertrouwdheid is (ontstaan) tussen deze persoon en het kind. De laatste jaren is er veel onderzoek KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA verricht naar het effect van kinderopvang op de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met de moeder. In de Verenigde Staten werd door Belsky en anderen vastgesteld dat bij kinderen die (een deel van) hun eerste levensjaar twintig of meer uur per week in dagopvang hadden doorgebracht, vaker een onveilige gehechtheidsrelatie voorkwam dan bij vergelijkbare leeftijdgenoten. Andere Amerikaanse onderzoekers kregen soortgelijke uitkomsten. In Nederland werden echter andere resultaten geboekt. Van Dam en Van IJzendoorn vonden bij het samenvoegen van een zestal onderzoekingen, waarbij in totaal 326 gezinnen waren betrokken, geen enkel verschil in gehechtheidkwaliteit dat samenhing met werkend moederschap. Het verschil in uitkomsten kan te maken hebben met de kwaliteit van de kinderopvang, of met het feit dat kinderen in Nederlandse onderzoekingen ouder waren.
verandering van omgeving. Dit werd vooral gevonden in de leeftijdsgroep van nul tot zeven maanden. Een voor moeders verontrustend, maar op zichzelf niet bovenmatig ernstig verschijnsel. Echter, veel van deze kinderen vertoonden andere klachten, voornamelijk overgeven en 's nachts herhaaldelijk huilend wakker schrikken. 'Overmatige afhankelijkheid' werd alleen aangetroffen bij de kinderen van zeven maanden en ouder. In deze groep werden meer, ernstiger en langduriger problemen geconstateerd dan in de jongste groep. Slechts één van deze oudere zuigelingen vertoonde geen duidelijke klachten.
Nuljarigen in het ziekenhuis Uit het voorgaande valt te vermoeden dat kinderen die niet begeleid worden door ouders, problemen krijgen. Voor nuljarigen is dat aangetoond door een observatiestudie van Schaffer en Callender uit 1959, een tijd waarin het gewoon werd gevonden dat ouders de zorg voor het kind helemaal overdroegen aan het ziekenhuis. Sommige ouders kwamen dagelijks op bezoek, andere af en toe of helemaal niet. Er waren geen spelleidsters en de zusters hadden hun handen vol aan de lichamelijke verzorging. De kinderen bleven gemiddeld twee weken in het ziekenhuis. De klachten die de kinderen na thuiskomst vertoonden, werden als volgt ingedeeld: aantal kinderen preoccupatie met de omgeving (tevens eet- en slaapstoornissen) 28 overmatige afhankelijkheid (tevens eet- en slaapstoornissen) 27 diversen, bij voorbeeld angst voor vreemden géén duidelijke klachten totaal aantal kinderen
12 9
76
'Preoccupatie met de omgeving' hield in dat er de eerste uren, of soms dagen, na thuiskomst nauwelijks contact met het kind mogelijk bleek. Het werd geheel in beslag genomen door de KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
Behoren dit soort problemen tot het verleden? Er is geen recent onderzoek gepubliceerd dat ons op dit punt gerust kan stellen. Momenteel wordt dergelijk onderzoek door de auteurs ondernomen vanuit de vakgroep Algemene Pedagogiek aan de Rijks Universiteit te Leiden. De reden dat dit hier alleen terloops aan de orde komt is tweeledig: het onderzoek verkeert nog in het stadium van dataverzameling en het wordt niet uitgevoerd bij de nuljarigen maar in de leeftijdsgroep van 1 2 - 3 6 maanden. Het niveau waarop de ouderparticipatie zich bevindt is globaal in overeenstemming met de beschrijving in het voorafgaande. Problemen bij thuiskomst treden op in aanzienlijk mindere mate dan dertig j aar geleden. Nauwkeuriger uitspraken zijn niet mogelijk zonder vooruit te lopen op het werk dat nog moet worden verricht. In het voorgaande zijn observaties en theoretische overwegingen gepresenteerd die de noodzaak van intensieve ouderparticipatie en in het bijzonder van rooming-in voor nuljarigen kunnen onderbouwen. We willen dit ar-
tikel niet afsluiten met een theoretische slotbeschouwing, maar met een oproep aan ouders die in feite met deze situatie te maken krijgen. Als een jong kind een ziekenhuisopname moet doormaken kan het leren dat op onaangename momenten de vertrouwde figuur aanwezig is om hem/ haar bij te staan en te troosten. Dat geldt niet alleen overdag maar ook 's nachts. Voor veel ouders is de beste strategie elkaar af te lossen: vaders kunnen een kind vaak dezelfde zorg en veiligheid bieden als moeders. D
Literatuur Bowlby, J. - Attachment and loss I: Attachment. London, Hogarth Press, 1969. Bowlby, J. - Attachment and loss II: Separation, anxiety and anger. London, Hogarth Press, 1973. Bowlby, J. Attachment and loss III: Sadness and depression. London, Hogarth Press, 1980. Coe, C.L., G. Lubach, W.B. Ershler - Immunological consequences of maternal separation in infant primates. New Directions for Child Development, 1989, (nr. 45), 65-91. Croughs, W. - De vroege ouder-kindrelatie. Tijdschrift voor Kindergeneeskunde, 1981, 52, 39-49. Dam, M. van en M.H. van Uzendoorn - Zijn kinderen van werkende moeders onveilig gehecht? Een secundaire analyse naar het verband tussen werkend moederschap en de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie. Kind en Adolescent, 1990, 11, 71-80. Fahrenfort, J.J. Ziekenhuisopnamen met extra risico. Kinden Adolescent, 1989, 10, 1-17. Kennell, J.H. and M.H. Klaus Early events: later effects on the infant. In: J.D. Call, E. Galenson and R.L. Tyson (eds.), Frontiers of infant psychiatry. New York: Basic Books, 1983. Kind en Ziekenhuis - Een onderzoek naar enige ziekenhuisvoorzieningen m.b.t. 0-18 jarigen. Amsterdam, Landelijk Bureau Kind en Ziekenhuis, 1987. Leeuw, R. de, L.J. Krol en M.M. Calff - Bezoek en participatie van de ouders op de couveuse-afdelingen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1990, 134, 1255-1258. Mahler, M.S. - The meaning of developmental research of earliest infancy as related to the study of separationindividuation. In: J.D. Call, E. Galenson and R.L. Tyson (eds.), Frontiers of infant psychiatry. New York: Basic Books, 1983. O'Connor, S., P.M. Vietze, K.B. Sherrod, H.M.Sandler and W.A. Altemeier - Reduced incidence of parenting inadequacy following rooming-in. Schaffer, H.R. - De sociale groei van het kind. Nijkerk: Callenbach, 1978. Schaffer, H.R. and W.M. Callender - Psychologie effects of hospitalization in infancy. Pediatrics, 1959, 24, 528539. Thompson, R.H. - Psychological research on pediatrie hospitalization and health care. A review of the literature. Springfield: Charles Thomas, 1985. Treffers, P.D.A., R. de Leeuw en E. Smit-Beek Kinderpsychiatrische aspecten van de 'premature' geboorte. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 1976, 120, 1371-1379.
De auteurs zijn beiden werkzaam voor het project 'Extra Risico Opname', gehuisvest bij de Vakgroep Algemene Pedagogiek van de Rijks Universiteit Leiden.
107
THEMA Margreet van Bergen
De redactie van ‘Kind en Ziekenhuis’ vroeg vijf ziekenhuizen naar hun opvattingen en ideeën over het hoe en waarom van ouderparticipatie bij zuigelingen. De antwoorden waren verhullend en... onthullend.
108
Vijf ziekenhuizen o
Zieke zuigelingen worden in veel ziekenhuizen relatief weinig door de ouders bezocht en het gebeurt slechts sporadisch dat ouders een groot deel van de zorg voor hun kind met de verpleegkundigen delen. Rooming-in bij kinderen onder het jaar en zeker bij kinderen onder de zes maanden komt weinig voor. Het onderzoek dat het Bureau Veldkamp in 1987 voor de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis verrichtte, toonde reeds aan dat ouderparticipatie bij peuters en kleuters veel meer is ingeburgerd dan bij nuljarigen. In 1989 heeft de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis in de enquête onder de ziekenhuizen voor de derde druk van haar uitgave 'Welk ziekenhuis kiest u?' de vragen betreffende rooming-in en ouderparticipatie naar leeftijdscategorieën ingedeeld. Het bleek toen, dat het in een aantal ziekenhuizen ook voor de ouders van zuigelingen mogelijk was zowel in de boxen als op zaal (wiegenkamer) naast het kind te overnachten. Wanneer een ziekenhuis eenmaal is overgegaan tot roomingin mag worden aangenomen dat dat ziekenhuis verschillende stadia op het gebied van ouderparticipatie heeft doorlopen; en dat juist de ervaringen die werden opgedaan, hebben geleid tot invoering van rooming-in, de vorm van ouderparticipatie die ouders optimaal de gelegenheid geeft hun kind te begeleiden. Voor dit themanummer van 'Kind en Ziekenhuis', gewijd aan 'zieke zuigelingen', was de redactie benieuwd naar de stand van zaken op dit punt met name bij de categorie 'zuigelingen op zaal' (wiegenkamer). Vooral gold haar interesse de vraag in welke mate en hoe het beleid ten aanzien
van ouderparticipatie bij zieke zuigelingen gestalte had gekregen. Om daar inzicht in te krijgen werden de directies aangeschreven van vijf algemene ziekenhuizen, waarvan in de brochure 'Welk ziekenhuis kiest u?' staat vermeld dat er rooming-in zowel in de boxen als op zaal mogelijk is. Die vermeldingen zijn gebaseerd op de opgave van de ziekenhuizen zelf. We waren benieuwd naar de ideeën die op de kinderafdelingen van deze ziekenhuizen leefden en naar de attitude van de verpleegkundigen ten aanzien van rooming-in. Ook wilden we weten waarom het in deze ziekenhuizen gebruikelijk is dat ouders bij hun baby overnachten, welke barrières zij hadden moeten nemen en welke ervaringen zij daarmee hadden opgedaan. Het was onze opzet een aantal goede en stimulerende voorbeelden te presenteren, waaruit het waarom en hoe van ouderparticipatie bij zuigelingen duidelijk naar voren zou komen. Van die opzet is niets terecht gekomen. De antwoorden van de ziekenhuizen op onze vragen waren vooral verhullend, en mede daardoor ook onthullend. Het leek ons zinvol de ontvangen reacties toch te publiceren, zij het in samenvattende vorm en met weglating van de namen van de ziekenhuizen. Al blijken de betreffende ziekenhuizen dan geen voorbeeldfunctie te vervullen, de situatie is er zeker ook niet slechter dan in andere ziekenhuizen. Minstens geven hun reacties enig inzicht in de stand van zaken. Elk ziekenhuis stelden we dezelfde vragen, met daarbij het verzoek naast de antwoorden op die vragen alles toe KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA
ver rooming-in bij zuigelingen
te voegen wat zij met betrekking tot het onderwerp van belang achtten. In twee gevallen werden de vragen beantwoord door de directeur patiëntenzorg, in twee gevallen door de coördinator patiëntenvoorlichting en in één geval door het waarnemend hoofd verplegingsdienst.
Informatie
Vraag l luidde: 'Op welke wijze worden ouders geïnformeerd over de mogelijkheid tot rooming-in bij zuigelingen? Is er een informatiebrochure waarin dat wordt vermeld?' Deze vraag werd gesteld vanuit de volgende achterliggende gedachte. Jonge en onervaren ouders realiseren zich bij een eerste opname vaak onvoldoende hoe een baby reageert op een verblijf in het ziekenhuis en zijn zich vaak minder ervan bewust dat ook een zuigeling zijn ouders daar hard nodig heeft. Wanneer dat de ouders duidelijk kan worden gemaakt, zullen zij eerder geneigd zijn te besluiten bij het kind te blijven. Of de ouders worden geïnformeerd en hoe dat gebeurt, is dan ook van cruciaal belang. Ziekenhuis A antwoordde, dat bij een spoedopname van een kind de ouders tijdens het opnamegesprek wordt verteld dat zij bij hun baby kunnen blijven overnachten. Bij een geplande opname vertelt de spelleidster tijdens een informatiebijeenkomst wat de mogelijkheden zijn. De mogelijkheid tot rooming-in wordt bij ziekenhuis A bovendien genoemd in het 'opnameboekje'. In ziekenhuis B brengt bij een spoedopname de kinderarts de ouders op de hoogte van de mogelijkheid tot rooming-in. 'Voor de praktische uitvoering wordt verwezen naar de verpleging,' aldus de brief die dit zieKIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
kenhuis ons stuurde. 'Er is dus mogelijkheid tot rooming-in op de boxenafdeling,' zo vervolgt deze brief. Over rooming-in op zaal wordt niet gesproken. Ziekenhuis C schreef ons dat het zich niet herkende in de in onze brief geschetste situatie. (Wij merkten daarin op dat het ons is opgevallen dat ouderparticipatie en rooming-in bij zuigelingen zo weinig voorkomen en dat er bij nieuw- of verbouwplannen van de babykamer(s) zo weinig rekening wordt gehouden met ruimte voor een stretcher of een bed naast de bedjes van zuigelingen.) Ziekenhuis C antwoordt, dat het ouders alle gelegenheid biedt om de eigen baby's te verzorgen en dat daar ook druk gebruik van wordt gemaakt. Verder meldt het dat er in 1988 een verbouwing heeft plaatsgevonden om rooming-in mogelijk te maken. De verbouwde afdeling betreft vier ruime boxen met sluis die zowel voor geïsoleerde verpleging van twee baby's als voor een moeder en haar zieke zuigeling kunnen worden gebruikt. Hieraan wordt toegevoegd: 'In het begin werd dit vaker gedaan dan tegenwoordig, nu is dit ongeveer l maal per maand'. De brief bevat geen informatie over de zuigelingen op zaal of in de wiegenkamer. Ziekenhuis D antwoordt kort en krachtig: 'Mogelijkheid tot rooming-in is aanwezig. Dit wordt meestal beperkt tot 2 nachten. Een informatiefolder is thans in ontwikkeling'. Of dit overnachten in een box of op zaal plaatsvindt, is uit dit antwoord niet op te maken. In ziekenhuis E bestaat in principe voor alle ouders de mogelijkheid om te blijven overnachten, dus ook voor ouders van zieke zuigelingen. 'Maar,'
zo wordt verder gesteld, 'tijdens de introductie betrachten wij enige terughoudendheid als het gaat om het verstrekken van informatie over rooming-in als ouders zelf niet aangeven gebruik te willen maken van deze faciliteit.' Daar wordt 'voor alle duidelijkheid' aan toegevoegd dat deze terughoudendheid alleen zuigelingen betreft.
Initiatief
Vraag 2 luidde: 'Van wie komt doorgaans het voorstel om bij de zuigelingen te overnachten: de ouders, de verpleegkundigen of de artsen?' Als gevolg van de vraagstelling overlappen de antwoorden op de eerste vraag deels die op de tweede vraag. Uit de antwoorden op de eerste vraag blijkt immers dat in zeker drie van de vijf ziekenhuizen bij een spoedopname de kinderarts of de verpleegkundige rooming-in ter sprake brengt. Verwacht mag dus worden dat het initiatief vaker bij de ziekenhuismedewerkers ligt dan bij de ouders, mede omdat een groot percentage opnamen in deze leeftijdscategorie spoedopnamen betreft waarbij de ouders geen gelegenheid hebben vooraf informatie te verwerven en te verwerken. Uit de antwoorden op vraag twee blijkt echter, dat het initiatief toch weer niet van de ziekenhuismedewerkers uitgaat. Alleen ziekenhuis A meldt dat het initiatief afhankelijk is van de situatie die zich voordoet en dat het een samenspel is tussen de ouders, de artsen en de verpleegkundigen. Ziekenhuis B, waar de kinderarts en de verpleegkundigen de ouders zouden informeren, antwoordt: 'Een voorstel om bij zuigelingen te overnachten, komt wat ons betreft in > 109
THEMA
mindere mate voor. Wanneer een kind op de boxen-afdeling wordt opgenomen, worden de ouders wel geïnformeerd over de mogelijkheden daartoe. Over het algemeen zijn het de ouders zelf die het voorstel doen om bij hun zieke zuigeling te blijven overnachten, wij trachten hen zoveel mogelijk tegemoet te komen in hun wensen'. Ziekenhuis C, waar ondanks mondelinge en schriftelijke informatie van de kant van het ziekenhuis gemiddeld één maal per maand een ouder op de boxenafdeling blijft overnachten, meldt: 'Het is moeilijk om op deze vraag een antwoord te geven, ook omdat het op deze afdeling meestal om akute opnamen gaat. In het anamnesegesprek komen dit onderwerp en de wensen en verwachtingen van de verzorgers aan de orde. Er wordt dan overlegd wat het beste is in deze situatie. Het kan voorkomen dat de verzorgers geadviseerd wordt om eerst thuis een paar nachten te gaan slapen. Ze hebben meestal een vermoeiende periode achter de rug en zijn dan blij als ze thuis weer tot rust kunnen komen. De baby's zelf worden goed verzorgd en zijn zich waarschijnlijk minder dan de wat oudere kinderen bewust van de aan- of afwezigheid van de ouders'. Ziekenhuis D houdt het weer kort: 'Het zijn meestal de ouders die naar de mogelijkheid van rooming-in vragen'. Ziekenhuis E heeft in antwoord op de eerste vraag al geschreven dat het terughoudendheid betracht, maar meldt dat het altijd meewerkt wanneer het verzoek van de ouders uitgaat, ongeacht de ernst van de ziekte of het feit dat een kind op zaal of op de boxen wordt opgenomen en ook ongeacht de mondigheid van de ouders. Indien de ouders erg ongerust zijn en/of moeite hebben met het overlaten van de zorg stelt de verpleegkundige zelf rooming-in voor, zo wordt gesteld.
Hoe en waarom Vraag 3 luidde: 'Kunt u ons vertellen hoe en waarom deze vorm van ouderparticipatie is geïntroduceerd en met welke praktische problemen u te maken kreeg?' In ziekenhuis A is rooming-in geïntroduceerd om de thuissituatie zo-
110
veel mogelijk te handhaven. Praktische problemen zijn er niet, omdat het ziekenhuis enkele jaren terug nieuw is gebouwd en bij de bouw rekening is gehouden met deze vorm van ouderparticipatie. In ziekenhuis B is alles geleidelijk geïntroduceerd. De invoering gebeurde 'onder invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen, veranderde ideeën over wat een ziekenhuisopname voor een kind en zijn ouders betekent en een veranderde visie op verplegen.' In dit ziekenhuis brengt rooming-in veel praktische problemen met zich mee. Ruimtegebrek speelt een rol, en ook het feit dat de verpleegkundigen ouders vaak ervan moeten overtuigen dat zij bepaalde handelingen bij hun kind moeten doen, die de ouders niet nodig achten. Verder vinden de leerlingen het weleens moeilijk om een kind te verzorgen en handelingen te verrichten wanneer een ouder daarbij is. In ziekenhuis C wordt sinds een jaar of tien steeds vaker om deze 'service van het ziekenhuis' gevraagd. De vraag komt van 'de kant van de ouders en de ouderorganisaties waaronder Kind en Ziekenhuis en Ouders van Couveusekinderen,' maar van hen niet alleen. 'Ook het verpleegkundig personeel zag de behoefte en het nut ervan', zo wordt gezegd. Praktische problemen hier vloeien voort uit het verwachtingspatroon van de ouders: 'Sommige mensen willen zoveel mogelijk zelf doen. Anderen willen de verpleegkundigen graag vaak en dicht in de buurt hebben. Afspraken onderling zijn noodzakelijk en in het verpleegplan verwerkt'. Ziekenhuis D gaat niet in op de vraag naar het hoe en waarom, maar deelt mee dat rooming-in al eerder mogelijk was bij de kleuter- en peuterboxen. Sinds de bouw van een nieuwe afdeling liggen de zieke zuigelingen op dezelfde afdeling als de kleuters en de peuters. Binnen deze afdeling zijn aparte kamers gecreëerd voor rooming-in. Bij de invoering hebben zich geen wezenlijke problemen voorgedaan. In ziekenhuis E is rooming-in in de eerder beschreven vorm geïntroduceerd (niet stimuleren, wel naar een oplossing zoeken als ernaar wordt gevraagd - red.) omdat het ziekenhuis enerzijds het belang van een ver door-
gevoerde ouderparticipatie onderstreept, maar anderzijds te kampen heeft met ruimtegebrek. Het huidige beleid wordt gezien als een compromis.
Ervaringen
Vraag 4 luidde: 'Kunt u ons iets over uw ervaringen vertellen?' Ziekenhuis A omschrijft de ervaringen als positief. De enige negatieve aspecten liggen op het gebied van de 'huisregels'. 'De ouders houden zich
DE BABY'S ZELF niet altijd aan de regels, die zowel voor hun kind als in het belang van andere kinderen zijn opgesteld. Dat zijn bij voorbeeld de hygiëne voorschriften, maar ook regels als niet roken, niet in de keuken komen, niet KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA
vragen hoe het gaat. Toch horen ze (de verpleegkundigen - red.) soms pas achteraf dat mensen vonden dat ze te veel of te weining aandacht kregen.' Ziekenhuis D, dat steeds kort en bondig de feiten presenteert, wijdt in zijn reactie op deze vraag, iets meer uit: 'De ervaringen zijn over het algemeen goed. Een nadeel is wel dat de ouder de gehele dag bij het kind is en het verzorgt, waardoor observatie door verpleegkundigen iets vermindert. We vragen de ouders dan ook zoveel mogelijk de thuissituatie na te bootsen, waar zij ook niet de hele dag naast het kind zitten.' In ziekenhuis E zijn de ervaringen met rooming-in bij zuigelingen ook 'over het algemeen positief. De schrijver van de brief van dit ziekenhuis vervolgt: 'Ik durf niet met stelligheid te beweren dat de zuigeling 'baat' heeft bij rooming-in, dat geldt echter wel voor de desbetreffende ouders. Ook als wij zelf melding maken van de mogelijkheid om te overnachten, merken wij dat ouders zich afvragen of het kind daar iets aan heeft, terwijl dit zelden speelt bij andere kinderen'.
Commentaar in de medicijnkamer, de spoelkamer e.d.' Ziekenhuis B schrijft: 'Over het algemeen is onze ervaring met rooming-in goed te noemen. Het is van belang dat het voor ouders en verpleegkundigen duidelijk is wat ouders wel en niet bij hun kind kunnen en mogen doen en dat daar goede afspraken over worden gemaakt. Het blijft voor de verpleegkundigen van groot belang, dat zij de kinderen goed blijven observeren en verzorgen, ook als de ouders aanwezig zijn. Ouders zijn immers geen verpleegkundigen.'
pleegkundig oogpunt is het ook wel eens vervelend: je ziet het kindje niet zo veel en de observatie is dan moeilijker, je hebt ook minder kontakt met het kind bij rooming-in en het kind went snel aan de verantwoordelijke verpleegkundige. Anderzijds zien de verzorgers (bedoeld worden ouders red.) soms ook meer bijzonderheden omdat ze de hele dag met het kind omgaan. Sommige ouders zijn gemakkelijk in de omgang en andere moeilijk. Ouders weten tegenwoordig vaak van veel dingen een klein beetje en vragen veel aanvullende informa-
In ziekenhuis C wordt rooming-in door de artsen en verpleegkundigen in het algemeen als plezierig ervaren, vooral in de acute fase. 'Maar,' zo wordt in het vervolg van de brief van dit ziekenhuis gesteld, 'vanuit ver-
tie en uitleg. Dat kan wel eens lastig zijn als er nog veel andere dingen gedaan moeten worden. Het is de bedoeling dat eventuele misverstanden zo snel mogelijk worden opgelost door bijvoorbeeld tussentijds even te
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
De brieven spreken grotendeels voor zich. Het is overduidelijk dat bij de ziekenhuizen weinig kennis aanwezig is van en weinig inzicht bestaat in de ontwikkeling van de ouderkindrelatie in het eerste levensjaar. Dit is des te meer verwonderlijk omdat de meeste van deze ziekenhuizen wel speciale aandacht hebben voor de relatie tussen het kind in de couveuse en zijn ouders. Hoe komt het dat zij zich niet realiseren dat de soms nog zo broze band tussen de ouder en het kind dat pas enkele weken of maanden oud is, ook aandacht behoeft? Hoe komt het dat zij niet inzien dat een kind dat in zijn eerste levensjaar enige tijd in het ziekenhuis moet verblijven, in ontwikkeling achter raakt? Gezien het geringe inzicht in het hoe en waarom is het eigenlijk zeer verwonderlijk dat er van tijd tot tijd toch nog ouders blijven en dat er niet meer sprake is van conflictsituaties. En waarom die bezorgdheid dat de verpleegkundige onvoldoende gele- > 111
THEMA
genheid krijgt het kind te observeren als de ouders een groot deel van de zorg overnemen? Als observatie meer is dan het bijhouden van wat er in de luier zit, dan krijgen de verzorgers en behandelaars juist een unieke kans om het kind te observeren in zijn natuurlijke omgeving, namelijk in de armen van zijn moeder. Bij een verplegingssysteem van patiëntentoewijzing moeten de observatiemogelijkheden dan welhaast optimaal zijn. Terecht wordt in een van de reacties opgemerkt, dat de ouders soms ook meer zien dan de verpleegkundigen. Uit de antwoorden van de ziekenhuizen blijkt dat ruimtegebrek niet zo'n grote rol speelt: een van de ziekenhuizen hield met rooming-in rekening bij de nieuwbouw en twee ziekenhuizen verbouwden er hun boxenafdeling voor. Bij één van de ziekenhuizen is ouderparticipatie en rooming-in 'geleidelijk' geïntroduceerd, 'onder invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen, veranderde ideeën over wat een ziekenhuisopname voor een kind en zijn ouders betekent en een veranderde visie op verplegen.' Ondanks dit alles stellen de verpleegkundigen, blijkens hun eerder antwoord, rooming-in 'in mindere mate' voor. Wij veronderstellen dan ook dat 'de maatschappelijke ontwikkelingen...' enzovoorts vooral bij ouders iets op gang hebben gebracht. Een van de andere ziekenhuizen adviseert de ouders ('het kan voorkomen') om eerst thuis een paar nachten te gaan slapen. Het argument daarvoor: 'Ze hebben meestal een vermoeiende periode achter de rug en zijn dan blij als ze thuis weer tot rust kunnen komen.' Het lijkt bijna dat de zuigelingen in dit ziekenhuis worden ontslagen voordat de ouders uitgerust zijn. Of kan het zijn dat het ziekenhuis de ouders niet voldoende weet te overtuigen van het feit dat hun kind hen nodig heeft. Die gedachte dringt zich op als het ziekenhuis verder stelt: 'De baby's zelf worden goed verzorgd en zijn zich waarschijnlijk minder dan de wat oudere kinderen bewust van de aan- of afwezigheid van de ouders.' Het is in de praktijk niet te realiseren, dat ouders altijd alleen met hun kind in een box worden ondergebracht.
112
'Koude' wiegenkamer Bij elk bezoek aan een ziekenhuis heeft de babykamer voor voldragen zuigelingen mijn bijzondere belangstelling. Deze babykamer wordt ook wel 'koude' wiegenkamer genoemd omdat de zieke baby's die hier liggen, voldragen baby's zijn, die in tegenstelling tot pasgeborenen met een laag geboortegewicht geen kamer behoeven die extra wordt verwarmd. Deze koude wiegenkamer is in veel gevallen een door glaswanden omgeven ruimte met vier tot zes bedjes. De baby's in die bedjes slapen of liggen stil voor zich uit te kijken. Je treft ze niet eens zo vaak huilend aan. Een paar stoelen, een commode en wat platen aan de wand die de volwassenen moeten vertederen, vormen meestal de inrichting. De couveusekamer doet, ondanks alle indrukwekkende apparatuur die daar staat, vaak huiselijker aan dan de koude wiegenkamer. Dit komt wellicht omdat in de couveusekamer altijd wel een of meer verpleegkundigen met de kinderen bezig zijn. M. v. B. Vandaar dat wij met enige nadruk vroegen naar de ervaringen van de ziekenhuizen met rooming-in op zaal of in de wiegenkamer. Geen van de ziekenhuizen is daarop ingegaan.
Diezelfde terughoudendheid betrachtten de ziekenhuizen destijds niet bij het invullen van de enquêteformulieren voor de brochure 'Welk ziekenhuis kiest u?'; bij die gelegenheid gaven zij alle vijf aan dat rooming-in op zaal mogelijk was. Bijna vermakelijk is het gebruik van het begrip 'thuissituatie'. Enerzijds wordt in een ziekenhuis ouderparticipatie ingevoerd 'om de thuissituatie te benaderen', anderzijds heeft datzelfde ziekenhuis er moeite mee als de ouders in de keuken en de spoelkeuken komen. Een ander ziekenhuis voert aan dat de thuissituatie juist wordt benaderd als de ouders 'niet de hele dag bij hun kind zitten'. Overigens: wat betreft het handhaven van hygiënevoorschriften en een rookverbod, waar een van de ziekenhuizen naar verwijst, is ons het belang van de kinderen daarbij duidelijk. Als ouders zonder toestemming in de keuken, de medicijnkamer en de spoelkeuken komen, wat in één en dezelfde zin met de hygiënevoorschriften en het rookverbod wordt genoemd, lijkt ons dat heel vervelend voor de verpleegkundigen, maar ontgaat ons zo op het eerste gezicht hoe dat het belang van het kind direct schaadt. Minder vermakelijk zijn de wat terloopse opmerkingen over ouders die 'teveel aanvullende informatie en uitleg vragen' en ouders die 'ervan moeten worden overtuigd' dat de verpleegkundigen bepaalde handelingen met hun kind moeten doen die de ouders niet nodig achten. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA Ouders moeten instemmen met de behandeling van hun kind en wel nadat zij voldoende geïnformeerd zijn. Dat is wat 'informed consent' inhoudt. Nota bene: een dergelijke behandelingsovereenkomst wordt binnenkort wettelijk voorschreven. Het wordt de hoogste tijd dat de ziekenhuizen het informeren van de ouders niet langer zien als een lastige zaak, maar als onderdeel van de behandeling. In dat geval zullen zij het plezierig vinden als de ouders in de buurt zijn. De reacties van de vijf ziekenhuizen maken duidelijk dat er voor de Vereniging Kind en Ziekenhuis geen reden is om te rusten op de lauweren van wat reeds werd bereikt. Zieke zuigelingen profiteren nog onvoldoende van de veranderingen. In het rapport 'De planning van kinderafdelingen' van het College voor Ziekenhuisvoorzieningen wordt geraamd dat in 1995 vijfendertig tot veertig procent van de beddencapaciteit in de Nederlandse ziekenhuizen zal bestaan uit couveuses en bedden voor nuljarigen. Het is te wensen dat al vóór die tijd ook de nuljarige patiëntjes op een kindvriendelijk klimaat mogen rekenen. D Literatuur Welk ziekenhuis kiest u? Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, 1989. Een onderzoek naar enige ziekenhuisvoorzieningen m.b.t. 0-18 jarigen. De situatie in 1987 vergeleken met die van 1977 en 1982. Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, 1987. (Bureau Veldkamp).
Margreet van Bergen-Rodts is directeur Landelijk Bureau van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
Prof. J.A.R. Sanders-Woudstra Emeritus hoogleraar Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Erasmus Universiteit Rotterdam
Betekenis van een ziekenhuisopname voor zuigelingen Nul tot zes maanden Voor een pasgeborene die veel langer in het ziekenhuis moet blijven dan verwacht, bij voorbeeld door een aangeboren afwijking, is het belangrijk dat moeder en kind vertrouwd met elkaar raken. Dat is immers de basis voor een liefdevolle interactie. Vanuit een teneergeslagen gevoel niet een gezond kind ter wereld gebracht te hebben, hebben moeders de sterke neiging de verzorging passief over te laten aan de verpleegkundigen. Komt het kind na verloop van tijd thuis, dan hebben sommige moeders het gevoel twee linkerhanden te hebben. Het inspelen op de behoeften van het kind, waar zij vanaf de eerste dag niet vertrouwd mee zijn geraakt, is heel moeilijk. Het kost tijd alvorens de moeder de signalen die het kind uitzendt, leen verstaan, wat haar angstig en onzeker maakt. Hierin kan de kiem liggen van een verstoorde moeder-kind-interactie. Het risico bestaat zelfs dat het kind door de moeder wordt ervaren als een vreemde veeleisende indringer in het gezin, die zij niet meer empathisch kan verzorgen. De zuigeling reageert hierop met lichamelijke klachten, zoals spugen, diarree, eindeloos huilen, waardoor het voedingspatroon in gevaar komt. Door deze somatische vertaling van psychische spanning van haar baby nog angstiger geworden, vervoegt de moeder zich bij de huisarts of de specialist. Moet de arts vanwege de somatische toestand de baby weer laten opnemen, dan wordt moeders angst en onzekerheid nog groter. Preventief is het daarom van groot belang dat de begeleiding van de moeder in de vorm van gesprekscontacten direct na ontslag van het kind uit het ziekenhuis gestart wordt, opdat het moeder-kind koppel goed op elkaar ingespeeld raakt.
Doet men dat niet, dan volgt opname na opname, doktersbezoek na doktersbezoek en zijn de effecten op de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind op driejarige kef tijd al pijnlijk duidelijk De huisarts hoeft zelfs niet te wachten tot het ontslag van het kind uit het ziekenhuis, alvorens de begeleiding van de moeder op zich te nemen of bij gebrek aan tijd te delegeren. Hij l zij kan immers de moeder adviseren zich te laten inschakelen bij de verzorging van het kind als het nog in het ziekenhuis is. Dit kan de moeder het gevoel geven van vertrouwd te raken met de verzorging van het kind, wat haar de zekerheid verschaft het op een bepaald moment ook zelfstandig te kunnen. Zes maanden tot een jaar Baby 's van deze leeftijdscategorie heb ben zich al sterk aan hun naaste omgeving gehecht. Daarom is het uitermate belangrijk dat in geval van ziekenhuisopneming (een van) de ouders dagelijks aanwezig zijn en zij, als het enigszins kan, betrokken worden bij de verzorging. Hierdoor zal de baby beter te behandelen zijn en sneller genezen. Langdurige scheiding van de moeder zal juist in deze levensperiode, via protestgedrag leiden tot wanhoop en ten slofte tot onthechting, waarbij de lichamelijke toestand verslechten. Wordt het kind ten slotte ontslagen, dan blijkt dat het herstel van het vertrouwen in de moeder niet of slechts ten dele lukt. Dit kan leiden tot een blijvend gevoel van innerlijke leegte. D Met toestemming van de uitgever overgenomen uit: F.C. Verhulst en J.A.R. Sanders-Woudstra, Kinderpsychiatrie voor de praktijk. Samsom Stafleu, Alphen a/d Rijn/ Brussel, 1987, p. 202-203. 113
WANNEER OF HOE WORDEN WE WAKKER?
Kinderanesthesiologie een vak apart Dr. A.E.E. Meursing In 1985 hield de Vereniging Kind en Ziekenhuis het symposium 'Wanneer worden we wakker?', daarmee de wens benadrukkend dat medisch personeel zou inzien dat het kind specialisatie vereiste en geen kleine volwassene was. Mijn voordracht toen benadrukte niet zozeer het aspect wanneer worden we wakker, als wel het belang van het onbeschadigd wakker worden van een kind na een anesthesie. Hiermee vroeg ik aandacht voor de opleiding van en het onderwijs in de kinderanesthesiologie in Nederland. Zoals de algemene heelkunde, inwendige geneeskunde en kindergeneeskunde zich in de afgelopen tientallen
114
jaren hebben verdiept en uitgebreid, zo is ook de tijd voor het verder ontwikkelen van specifieke aandachtsgebieden in de anesthesiologie aangebroken. Anesthesie met name bij het zeer jonge kind of bij meer gecompliceerde pre-, per- en postoperatieve zorg op de kinderleeftijd vraagt mijns inziens om specialisatie en concentratie. Een kind verschilt van een volwassene niet alleen in grootte maar bij voorbeeld ook in de verhouding van het hoofd tot de rest van het lichaam (anatomie), in het uitrijpen en daarmee het functioneren van de verschillende lichaamssystemen (fysiologie), in de zich veranderende verhouding
tussen de verschillende vloeistofcompartimenten in het lichaam en daardoor het verwerken van toegediende medicijnen (farmacologie), in andere en met name aangeboren ziektebeelden (pathologie) en ten slotte in geestelijke groei en ontwikkeling met de daarbij behorende fasen (psychologie). De specialismen kindergeneeskunde, kinderheelkunde en kinderpsychiatrie ontlenen hieraan hun bestaansrecht.
Ontwikkeling
In de afgelopen veertig jaar heeft de nieuw ontwikkelde meet- en regelapparatuur het meten, vastleggen en interpreteren van allerlei soorten ge-
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA gevens mogelijk gemaakt. Hierdoor zijn de inzichten in ziekteprocessen en behandelmogelijkheden van steeds jongere, oudere en ziekere patiënten sterk verruimd. Een goed voorbeeld hiervan levert de zuurstofen koolzuurspanning in het bloed. Evenwicht in deze spanning is een essentiële voorwaarde voor het menselijk bestaan en overleven. De bepaling van de zo genoemde bloedgaswaarden nam voorheen een dag werk per patiënt in beslag en is nu een kwestie van seconden. Deze ontwikkeling maakt verantwoorde kunstmatige beademing ook bij kleine baby's op grote schaal mogelijk. Zo kan aan te vroeg geboren baby's met ademhalingsproblemen een overbrugging geboden worden van de moeilijke start. De kinderanesthesie dankt haar ontwikkeling vooral aan het inzicht van Isabella Forshall, een kinderchirurge te Liverpool. Zij verzocht namelijk om één en dezelfde anesthesist bij al haar ingrepen. Dit werd Cordon Jackson Rees. De hierdoor bij hem gewekte belangstelling voor de toepassing van de toenmalige anesthesielogische inzichten op de kinderleeftijd leidde tot bloei van deze Engelse kliniek, zowel in de kinderchirurgie als in de kinderanesthesiologie. Gedurende tientallen jaren werden tal van nu vooraanstaande kinderchirurgen en -anesthesiologen daar opgeleid, om vervolgens het geleerde in eigen land en kliniek toe te passen en uit te dragen. De Nederlandse Vereniging voor Heelkunde stelde in 1974: 'Er moet naar gestreefd worden dat de heelkunde bij kinderen en pasgeborenen die specifieke eisen stelt aan de fysiologische en technische kennis van de medische en verpleegkundige staf, uitgeoefend wordt in centra voor heelkunde en pasgeborenen. Hierbij wordt erop gewezen dat het niet in de bedoeling ligt om in deze centra alle heelkunde bij kinderen en pasgeborenen te concentreren.' Molenaar, hoogleraar kinderheelkunde aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, voegde daar in zijn inaugurele rede (1977) aan toe, dat het niet alleen het chirurgisch ingrijpen maar ook de pre-, per- en postoperatieve zorg op medisch en verpleegkundig gebied is die specialisatie, ervaring en concentratie van patiënten vraagt. Hij benadrukte het belang van een goede samenwerking tussen alle betrokken specialismen ten behoeve van een optimale zorgverlening aan het zieke kind. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
Zuigelingen die een ingreep onder anesthesie moeten ondergaan, behoren behandeld te worden in een kinderchirurgisch centrum.
De Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie stelde in 1983 secties in voor cardio-, neuro- en kinderanesthesie, daarmee het belang van deze aandachtsgebieden onderstrepend. Tenslotte adviseerde een commissie van de Gezondheidsraad aan de minister van W.V.C, om minimaal vier en maximaal zes kinderchirurgische centra in het land aan te wijzen, waar alle medische en verpleegkundige aspecten van pre-, per- en postoperatieve zorg bij de pasgeborene, het ernstig zieke of multipele gehandicapte kind worden geconcentreerd. Hierdoor worden onderzoek, opleiding en onderwijs alsmede ervaring bij zeer bijzondere ziektebeelden en ingrepen samengebracht. Mede gelet op het dalende geboortecijfer en de toenemende preventieve gezondheidszorg in Nederland leidt deze benadering tot een evenwichtig gebruik van mensen en middelen.
Praktijk
In de dagelijkse anesthesiologische praktijkvoering zijn er als het ware drie soorten kinderen te onderscheiden: * het gezonde kind voor een eenvoudige chirurgische ingreep zonder te verwachten complicaties, zoals besnijdenis, liesbreuk, amandelen knippen; * het overigens gezonde kind voor een relatief grote of moeilijke chirurgische ingreep waarbij zich aanzien lijk bloedverlies, afkoeling of kunst matige beademing kunnen voordoen; * de te vroeggeborene, de pasgeborene, het multipele gehandicapte of aan een systeemziekte lijdende kind dat enig chirurgisch ingrijpen be hoeft. De Nederlandse opleiding in de anesthesiologie zowel op theoretisch gebied (jaarlijkse cursussen gevolgd door een examen) als op praktisch
gebied kan garanderen dat optimale zorg aan de eerste groep in alle ziekenhuizen in Nederland verleend kan worden. De derde groep patiënten behoort in een erkend kinderchirurgisch centrum behandeld te worden. De eisen die daar aan medewerkers, inrichting en apparatuur gesteld worden, zijn neergelegd in het betreffende rapport van de commissie Gezondheidsraad (1989) Kinderchirurgische centra. De tweede groep patiënten is vooralsnog een probleem. Het ware wenselijk dat er in de grotere centra anesthesiologen zijn of gevonden worden met belangstelling voor dit aspect van hun specialisme zodat zij hun kennis, vaardigheden en apparatuur in deze centra samenbrengen. De laatste tien jaren hebben op dit gebied in ons land een duidelijke vooruitgang te zien gegeven. Kwaliteit in de anesthesie is moeilijk te meten. Sterfte ten gevolge van anesthesie is slechts het topje van de ijsberg. In Nederland is grote behoefte aan andere dan casuïstische gegevens over de sterfte in de anesthesie. De Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie is voornemens hiervan een gedegen studie te maken en is reeds enige tijd met de voorbereidingen daartoe bezig. In Engeland is zojuist een onderzoek naar kindersterfte ten gevolge van anesthesie voltooid en gepubliceerd. In de eindconclusie wordt onder andere geadviseerd uitsluitend gekwalificeerde anesthesiologen kinderen onder anesthesie te laten brengen. Bij grotere of moeilijkere ingrepen wordt geadviseerd de patiënt naar een kinderchirurgisch centrum te verwijzen of een anesthesioloog aan te trekken met bijzondere ervaring en belangstelling op dit gebied. De wenselijkheid van concentratie en regionalisatie van kindertraumatologische centra wordt eveneens benadrukt.
Overleggen
Moet uw kind een ingreep onder anesthesie ondergaan, dan verdient het aanbeveling zorgvuldig met de huisarts of specialist te overleggen wat de onmiddellijke gevolgen en eventuele complicaties kunnen zijn. Kwaliteit van zorg zal immers de voorkeur verdienen boven aspecten als afstand of bereikbaarheid als de gezondheid van uw kind in geding is. D Dr. A. E. E. Meursing is als kinderanesthesioloog werkzaam in het Sophia Kinderziekenhuis te Rotterdam. 115
THEMA
Dr. W.J.C. Boelen-van der Loo
Pijnbeoordeling en pijnbestrijding BIJ ZUIGELINGEN IN HET ZIEKENHUIS
Er zijn waarschijnlijk veel meer mogelijkheden om pijn bij zuigelingen te voorkomen en te behandelen dan tot nu toe is aangenomen.
Er is een tijd geweest waarin werd aangenomen dat baby's geen pijn konden beleven. Hun hevige reactie op medische ingrepen, zoals bij voorbeeld hielprikken, zou een louter fysieke reactie zijn, die niets met pijn lijden te maken zou hebben. Als gevolg van deze opvatting werd aan pasgeborenen geen analgesie (pijnstilling) gegeven tijdens ingrepen die bij oudere kinderen en volwassenen wel met het geven van analgesie gepaard gingen, bij voorbeeld hartoperaties. De misvatting was gefundeerd op de aanname dat door het onderontwikkelde zenuwstelsel van baby's geen pijnprikkels konden worden doorgegeven. Inmiddels heeft onderzoek aangetoond dat weefsels die een rol spelen bij het doorgeven van pijnprikkels, reeds in een vroeg stadium van de zwangerschap ontwikkeld aanwezig zijn. Pijnprikkels kunnen door zuigelingen worden waargenomen omdat alle anatomische structuren daarvoor aanwezig zijn en op eenzelfde manier functioneren als bij volwassenen het geval is.
Pijnbeoordeling
Het beoordelen van pijn bij zuigelingen is alleen mogelijk door middel van observatie en fysiologische me-
116
ting. Subjectieve zelfreportage (het antwoorden op vragen en het aanwijzen) kan immers niet plaatsvinden. Noodzakelijkerwijs bestaat de pijnbeoordeling louter uit het aantonen dat pijn wel of niet aanwezig is. De kwaliteit en de intensiteit van de pijn kunnen niet worden beoordeeld. Recent onderzoek naar de beste methode om kwantitatief pijngedrag bij baby's te beschrijven geeft aan dat de meest duidelijke pijnsignalen van zuigelingen te vinden zijn in: het huilen, de motoriek, de hartslag, de bloeddruk en de ademhaling. Bij het huilen kan 'pijnhuilen' worden onderscheiden van bijvoorbeeld 'hongerhuilen'. Eenvoudige motorische reacties op pijn zijn het optrekken van de knieën en het zwaaien van de ledematen. Ook de gezichtsuitdrukking geeft aanwijzingen: fronzen, optrekken van de neus (dikke rimpels maken) en een open hoekig mondje. Het observeren en herkennen van pijngedrag kan worden geleerd met behulp van audiovisueel materiaal. Deze gedragsobservaties worden nu systematisch gebruikt bij onderzoek naar de effectiviteit van pijnstillende middelen. Een stroom van onderzoekgegevens over pijnbeoordeling bij zuigelingen wordt momenteel geKIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA publiceerd. Ook de fysiologische reactie op pijn wordt momenteel door een grote groep wetenschappers onderzocht. Pijn veroorzaakt veranderingen in het cardiorespiratoire systeem: bloeddruk, hartslag, druk binnen de schedel. Door het geven van pijnstillers blijken deze veranderingen te kunnen worden verminderd. Ook de mate van zweetuitscheiding blijkt pijn aan te geven, evenals een verandering in de stofwisselingsprocessen. Geconcludeerd mag worden dat er momenteel genoeg aanwijzingen zijn om tot een redelijke beoordeling van de pijn bij zuigelingen te komen, zodat pijnbehandeling effectief kan plaatsvinden.
Pijnbehandeling
Pijnbehandeling mag bij zuigelingen niet langer achterwege blijven. In de eerste plaats uit humanitaire overwegingen. Pijn bij medische ingrepen is pijn die wordt aangedaan en dient daarom voorkomen of bestreden te worden. In de tweede plaats kan pijn worden beschouwd als een pathologische reactie op de medische behandeling: het heeft geen genezend aspect. In de derde plaats veroorzaakt pijn stress en beïnvloedt pijn derhalve in negatieve zin het genezingsproces. Het geven van pijnstillende middelen is daarom noodzakelijk. De voordelen daarvan zijn: * het is effectief voor alle leeftijden, ook zuigelingen; * als bijwerking treedt een kalmering op; * er is relatief weinig nodig. De nadelen zijn dat de dosering sterk afhankelijk is van de individuele respons. Het kan ademhalingsproblemen geven, verlaging van de bloeddruk en hartritmestoornissen. Belangrijk is daarom dat er 24-uurs observatie plaatsvindt, bij voorkeur met een monitor, en dat er apparatuur en personeel voor eerste-hulp beschikbaar zijn. De negatieve berichten over pijnstillers berusten meestal op het feit dat de hier genoemde maatregelen ontbraken, vooral 's nachts, waardoor paniekerige situaties konden ontstaan. Andere pijnstillende behandelingen zijn het dragen, strelen en zachtjes toespreken van de baby. Ook het geven van een zachte deken, een warme kruik of een vachtje doet pijn verminderen. De fopspeen wordt weer in ere hersteld. De belangrijkste middelen bij pijnbehandeling zijn: het zo comfortabel mogelijk maken van de zuigeling (zachte deken), het kalKIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
meren (dragen, strelen, toespreken) en de pijnstillende middelen.
Toediening
Voor de wijze van toedienen van pijnstillers geldt voor zuigelingen hetzelfde als voor oudere kinderen. Geen injecties in het spierweefsel, maar toedienen via een continu infuus. Tegenwoordig zijn er ook lolly's waarop een baby kan zuigen, pleisters met een pijnstiller en neus-sprays. Er wordt veel ontwikkeld op dit gebied. Er kan ook regionale verdoving (epiduraal block) of plaatselijke verdoving (EMLA) worden gegeven. Onderzoeken bij zuigelingen zijn momenteel gaande.
Chronische pijn
Onder chronische pijn kan worden verstaan pijn die langer dan zes maanden duurt; maar ook pijn die langer dan een dag duurt, zou ertoe kunnen worden gerekend. Over deze pijn bij zuigelingen wordt niet veel gepubliceerd. Daarom is het van groot belang om op te letten. Het gedrag van het kleine kind met pijn zou wel eens geen duidelijk pijngedrag kunnen zijn, omdat het kind zich aan de pijn heeft aangepast, bij voorbeeld door stil te liggen of zo min mogelijk te bewegen. Zo bleek een tweejarig kind - zonder dat iemand dat wist - al geruime tijd acute rheuma te hebben, waarbij veel pijn optreedt in de gewrichten. Het kind wou al vanaf het eerste levensjaar zijn knieën niet buigen. Aangenomen werd dat het achter was in ontwikkeling. Het kind had al die tijd geen pijn aangegeven. Het wist immers niet dat het wat het continu voelde (pijn) kenbaar moest maken. De pijn behoorde wat hem betrof tot zijn bestaan. Het kind paste zich aan door zo min mogelijk te bewegen.
Pijnherinnering
Over het geheugen van zuigelingen met betrekking tot de pijnbeleving zijn nog weinig exacte gegevens bekend. Het korte geheugen blijkt bij deze heel jonge kinderen al wel te bestaan. Zuigelingen reageren op de omstandigheden waaronder de pijnlijke ervaring plaatsvindt (bij voorbeeld witte jas, warme doek). Over het lange geheugen bestaat geen zekerheid.
Ouders
Ouders zijn belangrijke bondgenoten in de pijnbestrijding. Door de ouders erbij te betrekken kan worden voorkomen dat er ofwel teveel ofte weinig
pijnbestrijdingsmedicatie wordt gegeven. Ouders zijn over het algemeen niet overbezorgd en vragen niet almaar om meer pijnstillers. De meeste ouders willen wel graag dat de pijn wordt behandeld en serieus wordt genomen. Zij zullen graag meehelpen het kind te troosten en de pijn te doen verminderen. Het volgende verhaal geeft een voorbeeld. Een te vroeg geboren baby moest elke vier uur een hielprik ondergaan. Hij vertoonde een sterke reactie op deze prik. Met een zachte warme doek om de hiel werd geprobeerd de pijn wat te verminderen. De baby begon echter bij voorbaat al te reageren zodra hij de doek zag aankomen. De moeder bood toen aan de baby vast te houden. Dat hielp. Door de ouders actief te betrekken bij de zorg worden de pijnbestridingsmogelijkheden vergroot. Het stelt ook de ouders in de gelegenheid iets te doen voor hun baby die pijn heeft. Het machteloos moeten toezien is één van de grote klachten van ouders van prematuren en zuigelingen in het ziekenhuis.
Stimuleren
Nu er zo'n grote belangstelling is ontstaan voor de pijn van pasgeborenen, wordt het duidelijk dat zuigelingen op een groot aantal manieren aan ons kenbaar kunnen maken dat zij pijn hebben. Er moeten nog veel meer signalen zijn, die wij nu nog niet opmerken, maar die wel worden ge geven. Dit geldt ook voor oudere kinderen. Er zijn waarschijnlijk ook veel meer mogelijkheden om pijn te voorkomen of te behandelen dan tot nu toe is aangenomen. Daarom is het belangrijk de aandacht voor pijn vast te houden en te stimuleren. D
Literatuur Anad, K.J.S. - The biology of Painperception in Newborn Infants. In: Advances in Pain Research and Therapy, vol 19 1990, ed. D.C. Tylor and E.J. Krane, New York.
Dr. W.J.C. Boelen-van der Loo is orthopedagoog en verbonden aan het Emma Kinderziekenhuis/Kinder AMC Amsterdam. Zij is ook bestuurslid van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. 117
THEMA A.M. Pacilly
Zorg op maat OOK VOOR DE KLEINTJES Moeten zieke zuigelingen per sé langdurig in het ziekenhuis worden verpleegd? Of kunnen zij wellicht ook thuis worden verzorgd? Een aanmoediging tot nadenken over alternatieven.
118
Met dit artikel wil ik de lezer aanmoedigen erover na te denken of zieke zuigelingen per sé langdurig in het ziekenhuis verpleegd dienen te worden, of dat deze kinderen wellicht ook thuis verzorgd kunnen worden. Uit gesprekken met ouders, verpleegkundigen en medici blijkt dat er verschillende criteria worden gehanteerd wat betreft het tijdsbestek dat zuigelingen voor hun behandeling of verpleegkundige zorg in het ziekenhuis moeten blijven. In het ene ziekenhuis is het bespreekbaar om een zuigeling met bij voorbeeld langdurige intraveneuze behandeling of kunstmatige beademing thuis te verzorgen, in een ander ziekenhuis is dat een ondenkbare zaak. De vraag is gerechtvaardigd of sommige zuigelingen niet onnodig lang in het ziekenhuis vertoeven en of niet in veel gevallen thuiszorg een goed alternatief zou zijn. Vanzelfsprekend dient voorop te staan, dat de zorg goed moet worden uitgevoerd; daarnaast echter is het zaak ervoor te waken dat het kind zo min mogelijk negatieve consequenties van de zorg ondervindt. Aspecten als bij voorbeeld financiering en bedbezetting
laat ik hier bewust buiten beschouwing omdat deze naar mijn mening nooit een doorslaggevende reden mogen zijn om de zuigeling zorg 'op maat' te onthouden.
Consequenties
Zuigelingen moeten soms lange tijd in het ziekenhuis worden opgenomen. Hier kunnen verschillende redenen voor zijn: de diagnose is moeilijk te stellen, de medische behandeling is intensief, de verpleegkundige zorg is intensief of er is de noodzaak van continue bewaking. Eenieder die met jonge kinderen omgaat en/of naar hun ouders luistert, zal begrijpen dat een opname van weken, soms van maanden, een ongunstig effect kan hebben op een zuigeling. Een kind heeft zeker in het eerste levensjaar een 'veilige' omgeving nodig, met een moeder(-figuur) aan wie het zich hecht en bij wie het zich geborgen en veilig voelt. Acceptatie, geborgenheid en veiligheid zijn belangrijke voorwaarden voor een kind om zich zo optimaal mogelijk te kunnen ontwikkelen. Vanuit een consequente aanpak zal een jonge zuigeling gaan leren (ervaren) wat poKIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA sitief en wat negatief is. Op basis van deze ervaringen zal hij zijn eigen normen en patronen gaan ontwikkelen. In het ziekenhuis is dit voor hem nauwelijks haalbaar, omdat eenieder die met het kind omgaat een andere aanpak hanteert, gerelateerd aan zijn of haar eigen waarden- en normenpatroon. Ook zal een zuigeling in het ziekenhuis beperkt worden in het verkennen van zijn omgeving, wat in deze leeftijdsfase van wezenlijk belang is. Ik heb eens meegemaakt dat een zuigeling een panische angst voor rijdende auto's had toen hij voor het eerst weer buiten kwam nadat hij zeven maanden in het ziekenhuis had gelegen. Zuigelingen die lange tijd in het ziekenhuis zijn opgenomen, kunnen vaak de zogenaamde 'allemansvriendjes' van de afdeling worden; dit zijn de kinderen die tegen iedereen vrolijk zijn. Dat lijkt heel aardig, maar deze kinderen hebben als het ware geleerd zich bij een situatie neer te leggen en laten (helaas) nog maar nauwelijks iets van hun boosheid of verdriet merken. Artsen en verpleegkundigen worden daardoor minder geattendeerd op de consequenties van een langdurige opname voor het kind. Deze kinderen hebben afgeleerd om zich aan mensen te hechten, die toch steeds weggaan en lang niet altijd terugkomen op het moment dat het kind hen nodig heeft. Het kind kan zich dan ook nooit geborgen voelen in het ziekenhuis. Een andere groep zuigelingen wordt steeds humeuriger door de langdurige opname. Door dit gedrag zullen zij minder door de verpleegkundigen vertroeteld worden, wat deze kinderen alleen maar in hun negatieve stemming bevestigt. Hoe vaak de ouders ook in het ziekenhuis bij hun kind aanwezig zijn en participeren in de zorg, het ziekenhuis kan de positieve invloeden die een thuissituatie met zich meebrengt, niet evenaren. Daarnaast is een langdurige opname van een kind behalve voor de ouders ook voor de overige leden van het huisgezin een grote belasting. De kinderen thuis kunnen hun zieke broertje of zusje nog zo lief vinden, er komt een tijd dat zij het wel genoeg vinden dat papa en mama steeds naar het ziekenhuis gaan. Voor de ouders is het vaak een jachtige periode waarin zij enerzijds zoveel mogelijk bij hun zieke kind in het ziekenhuis willen zijn en anderzijds 'het thuisfront' in goede banen moeten leiden. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
Veranderingen
De laatste twintig jaar is er veel veranderd op de kinderafdelingen van de algemene ziekenhuizen. Medischtechnisch gezien zijn de mogelijkheden erg uitgebreid. Zo kan, bij voorbeeld, een jonge zuigeling alle voedingsstoffen die hij nodig heeft nu gedurende zeer lange tijd via een speciale catheter in een bloedvat toegediend krijgen, in plaats van via het maag-darmkanaal. Ook zijn uitgebreide therapieën met medicijnen mogelijk, al moeten helaas veel van deze medicijnen nog via een infuus worden toegediend - en dat soms weken lang. (De behandeling van een kind met cystic fibrosis dat een longinfectie oploopt, is hiervan een voorbeeld.) Naast de medisch-technische ontwikkelingen is er het gegeven, dat de ouders veel deskundiger zijn geworden. Zij kunnen in het algemeen veel meer tijd bij hun kind in het ziekenhuis doorbrengen dan het ene uurtje per dag dat tot aan de jaren zestig regel was. Vanzelfsprekend zien de ouders hoe de verpleegkundigen handelen, bij voorbeeld bij de verzorging van een infuus of het inbrengen van een slangetje in de neus. Ouders zijn daardoor ook veel minder bang voor de verzorging van hun kind en kunnen anno 1990 dienovereenkomstig ook meer aan dan in die jaren zestig.
Terughoudend
Gezien de negatieve gevolgen die een ziekenhuisopname vaak voor zuigelingen kan hebben, denk ik dat kinderen soms te lang in het ziekenhuis worden verpleegd. Ik word in die mening gesterkt door de mate waarin in andere landen de thuiszorg van kinderen verder inhoud heeft gekregen. In Zweden, om één voorbeeld te noemen, gaat de verpleegkundige het kind thuis zijn medicijnen toedienen. Het kind hoeft minder lang in het ziekenhuis te blijven, kan méér aan het gewone (sociale) leven deelnemen en het huisgezin raakt veel minder ontwricht. Zeker kent de thuiszorg ook zijn beperkingen; en natuurlijk is er dan sprake van een (extra) belasting voor zowel ouders als broertjes en zusjes. Daar staat echter tegenover, dat het zieke kind zich thuis in een minder angstige situatie bevindt en over het algemeen meer geborgenheid zal ervaren. In Nederland wordt vaak terughoudend gereageerd wanneer het erover gaat voor kinderen die nog de nodige verpleegtechnische zorg behoeven,
een andere oplossing te zoeken dan de 24-uurs zorg van een ziekenhuis. Helaas moet ook worden geconstateerd dat er voor zuigelingen vaak veel minder alternatieven voorhanden zijn, zoals die wel bestaan voor grotere kinderen en volwassenen die langdurige zorg behoeven.
Toekomstmogelijkheden
Als een zuigeling eenmaal in een stabiele conditie verkeert, dienen ouders, artsen en verpleegkundigen bij ieder kind kritisch te bekijken of 24uurs zorg in het ziekenhuis nog noodzakelijk is. Stabiliteit in de toestand van het kind is een belangrijker criterium dan de vraag of een therapie nog moet worden uitgebreid. De noodzakelijke begeleiding kan vaak ook van een afstand gebeuren. Eén van de mogelijkheden die ouders, arts en verpleegkundigen kunnen overwegen als een kind langdurige medische behandeling of verpleegkundige zorg nodig heeft, is de thuiszorg. Er zijn verschillende redenen waarom deze mogelijkheid in Nederland maar zelden wordt gerealiseerd: * sommige artsen en verpleegkundigen durven de zorg voor het kind niet aan de ouders over te laten; * volgens sommigen bestaat er nog te veel onduidelijkheid over de aansprakelijkheid in het geval er fouten worden gemaakt; * een cultuuraspect: 'Als je kind (ernstig) ziek is, moet het verpleegd worden en dat gebeurt in een zieken huis'; * de maatschappelijke ontwikkelingen: veel moeders hebben een (part time) baan en in Nederland zijn we niet gewend te denken in begrippen als 'family care'. In Amerika wordt een kind dat met een therapie of verpleegkundige zorg naar huis gaat, niet a priori door zijn moeder verzorgd, maar evenzo goed door andere familieleden. Wordt door arts en ouders besloten de therapie van een kind thuis te continueren, dan zal een en ander goed geregeld dienen te worden, teneinde dit besluit ook een goed besluit te laten zijn. Hierbij valt te denken aan de volgende aspecten: * de voorwaarden waaronder het kind naar huis kan, moeten bij iedere betrokkene bekend zijn; * er dient sprake te zijn van een gezamenlijk besluit, waarbij de ouders alle consequenties van de thuis zorg moeten kunnen overzien; * er moet duidelijkheid bestaan omtrent de verantwoordelijkheden en
119
THEMA aansprakelijkheid van de arts, de verpleegkundigen, de ouders en de firma die de materialen levert die eventueel nodig zijn; * er moet, in samenwerking met de wijkverpleegkundige, een goede mondelinge en schriftelijke instructie worden gegeven, eventueel ook met behulp van audiovisuele middelen. Tenminste twee personen dienen vol ledig te worden onderricht in de zorg. Bovendien moet geïnstrueerd worden wat er gedaan moet worden bij eventuele problemen; * er moet worden gezorgd voor een goede overdracht van de 2e- naar de 1e-lijnsgezondheidszorg; hiervoor zal eventueel ook de medewerk(st)er van de 1e-lijn extra moeten worden bij geschoold. Deze medewerk(st)er dient de ouders in de thuissituatie verder te begeleiden, in samenwerking met de specialist van het ziekenhuis; * er dienen werkbare afspraken te bestaan over de levering van de benodigde materialen; * het verdient aanbeveling de 'naarhuis-plaatsing' gefaseerd te laten ver lopen, bij voorbeeld eerst één dag, daarna twee maal één dag en een nacht, en zo verder. Niet alleen de ouders zullen moeten wennen aan (de zorg voor) hun kind, maar ook het kind zelf zal, nadat het maanden in een vrij onrustige omgeving heeft vertoefd, weer moeten wennen aan de thuissituatie. De meeste kinderen zijn de eerste keer dat zij thuis zijn, erg uit hun doen. Ik heb meegemaakt dat een baby, die in het ziekenhuis altijd heel 'vrolijk' was, na vier maanden eindelijk een dagje naar huis mocht: thuis heeft ze, die eerste keer, veel gehuild en niet gelachen. Ondanks onze waarschuwingen hiervoor, was dit voor de ouders een intense teleurstelling. Als ouders voor dit (mogelijk) gedrag van hun kind niet tevoren worden gewaarschuwd en niet uitgelegd krijgen waarom dit gedrag kan optreden, is dit een flinke ontmoediging voor hen om door te gaan met de 'naar-huisplaatsing'. Na elk proefweekend dienen het thuisverblijf en de zorg geëvalueerd te worden, teneinde dit soort gevoelens tot uiting te laten komen. Bovendien kunnen ouders en verpleegkundigen in zo'n gesprek aan de orde laten komen wanneer het kind definitief naar huis kan gaan. Verder zou het 'ideaal' zijn als een verpleegkundige, voordat de instructie aan de ouders start, een keertje naar de ouders thuis gaat en daar samen met hen de thuiszorg be-
120
spreekt; de zorg kan dan helemaal worden afgestemd op de thuissituatie. Als de moeder een (parttime) baan heeft en de vader ook werkt, hebben de ouders vaak al geregeld wie er op het kind zal passen wanneer zij beiden niet aanwezig zijn. Deze persoon dient vanzelfsprekend nauw bij de instructie te worden betrokken. Vaak wordt gedacht dat thuiszorg niet bespreekbaar is als beide ouders werken. Er dient dan echter naar andere mogelijkheden te worden gezocht, waardoor thuiszorg toch te realiseren is. Als bovenstaande werkwijze goed wordt geregeld en ingevuld, kan een aantal kinderen, die nu in het ziekenhuis verpleegd worden, verder thuis de zorg ontvangen die zij nodig hebben. Een voorwaarde daarbij is wel dat de ouders moeten kunnen rekenen op de steun en de begeleiding van de medewerk(st)ers van de le-lijnsgezondheidszorg.
Alternatieven
Als volledige thuiszorg niet haalbaar blijkt, zullen de andere mogelijkheden moeten worden onderzocht die het mogelijk maken het kind toch zoveel mogelijk thuis te laten zijn. Eén daarvan is nachtverpleging. Dit houdt in dat het kind overdag gewoon thuis is en 's nachts zijn therapie in het ziekenhuis krijgt. Ook als een kind continu bewaakt moet worden, kan nachtverpleging een uitkomst zijn om de ouders de nodige nachtrust
te kunnen garanderen. Deze nachtverpleging/-opvang dient bij voorkeur plaats te vinden in een (perifeer) ziekenhuis in de buurt van de woonplaats van de ouders, die anders te veel tijd met reizen kwijt zouden zijn. Als ook gedeeltelijke verpleging niet haalbaar is, zal het kind opgenomen moeten blijven in het ziekenhuis, met alle gevolgen van dien. Daarbij moet worden bedacht dat het ziekenhuis ook als 'omgeving' voor het kind allesbehalve ideaal is. Het verloop onder zowel mede-patiëntjes als personeel is groot; het karakter en de sfeer van de afdeling zijn vaak jachtig. Bovendien komen op een gewone zuigelingenafdeling veel ('extra') mensen aan het bed van het kind. Het zal duidelijk zijn welke gevolgen dit met zich meebrengt. Het zou zonder meer beter zijn een kinderafdeling in te richten voor chronisch zieke kinderen, met als doel meer rust en stabiliteit te creëren. Er zou dan tevens een vorm van patiëntentoewijzing dienen plaats te vinden. Daarbij neemt één verpleegkundige de totale zorg van enkele kinderen op zich, bijgestaan door enkele andere verpleegkundigen (eventueel van het tweede deskundigheids-niveau) die de betreffende kinderen ook 's avonds en 's nachts verzorgen. Het kind krijgt dan in totaal met zo'n zes verschillende verpleegkundigen te maken. In het dienstrooster moet deze patiëntentoewijzing tot uiting worden gebracht. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA Veel zieke zuigelingen die langdurig in het ziekenhuis worden verpleegd, hebben in feite een 'verpleeghuisindicatie'. Helaas zijn de verpleeghuizen er weinig op ingericht om zeer jonge bewoners op te nemen. Zowel de outillage als ook de middelen ontbreken vaak; bovendien is het personeel niet opgeleid om jonge kinderen te verplegen en in te spelen op hun ontwikkelingsniveau. Bij navraag in diverse verpleeghuizen werd mij dit bevestigd; er was wel de bereidheid om jonge kinderen op te nemen. Een verpleeghuis speciaal voor kinderen, met een verplegingssysteem zoals dat hierboven is beschreven voor een kinderafdeling voor chronisch zieke kinderen in een algemeen ziekenhuis, zou voor een kind dat niet thuis verpleegd kan worden, een betere oplossing zijn dan een langer verblijf in het ziekenhuis. Een 'nadeel' is echter, dat er in Nederland betrekkelijk weinig kinderen voor een dergelijke voorziening in aanmerking hoeven te komen en er dus maar enkele kinderverpleeghuizen nodig zouden zijn. Het gevolg daarvan zou zijn dat ouders ver zouden moeten reizen om naar hun kind toe te gaan; de psychologisch afstand tussen kind, ouders en broertjes en zusjes zou er alleen maar door worden vergroot. Mengvormen van instellingen voor lichamelijk en geestelijk gehandicapte kinderen zijn er méér in Nederland. Helaas zijn ook deze tehuizen minder ingericht voor de zorg van de allerkleinsten. Bovendien brengen deze huizen voor de ouders een extra psychische belasting met zich mee.
Samenvatting
Voor zieke zuigelingen is thuiszorg de minst traumatische ervaring. Deze thuiszorg dient goed te worden voor bereid en begeleid en er zullen meerdere personen moeten worden geïnstrueerd opdat de zorg geen irreële belasting voor de ouders gaat worden. Als thuiszorg niet haalbaar is, blijken er voor de kleinsten van onze maat schappij maar weinig alternatieven te bestaan. Elke keer dat volledige thuiszorg niet gerealiseerd kan wor den, dient kritisch te worden bekeken of nachtverpleging in een ziekenhuis in de buurt haalbaar is.
Marij Ellens In het St. Nicolaasziekenhuis te Waalwijk kunnen de ouders 's nachts op de kinderafdeling bij hun kind verblijven. Veel ouders maken van deze mogelijkheid tot rooming-in gebruik. In de praktijk blijkt dat dit gebeurt
ben. Het zou dan ook gestimuleerd moeten worden dat ouders van kinderen in de levensfase tussen O en l jaar 's nachts en overdag in het ziekenhuis blijven. Deze stimulans is vooral nodig, juist omdat baby's nog niet goed in staat zijn zelf aan te geven dat zij door de eigen ouders
Interactiebegeleiding NIEUW HULPAANBOD VOOR OUDERS EN KINDEREN al naar gelang de behoefte van het kind én van de ouders zelf. Vaak blijven ouders vooral de eerste nacht (nachten) na de opname veel en voortdurend bij hun kind, met name wanneer het kind geïsoleerd ligt. Het verblijf van de ouders wordt minder en korter van duur naarmate het kind beter wordt. Ook de leeftijd van het kind speelt een rol bij de frequentie en de duur van de overnachtingen. In het St. Nicolaasziekenhuis is geconstateerd dat vooral ouders van kinderen tussen de l en 4 jaar heel erg geneigd zijn bij hun kind te blijven en het zelf te verzorgen. Kennelijk heeft het kind in deze leeftijdsfase de zorg van vader en moeder erg hard nodig en wordt dat ook door de ouders onderkend. Bij kinderen die jonger zijn dan l jaar blijft de frequentie van de overnachtingen duidelijk achter ten opzichte van die bij de eerdergenoemde groep. In de hulpverlening blijkt echter, dat met name kinderen die in hun babytijd vaak of langdurig opgenomen zijn geweest, een risicogroep vormen voor latere gedragsproblemen. Omdat het kind in de eerste levensfase veel in het ziekenhuis is geweest en de ouders niet voldoende hebben kunnen genieten van de contactmomenten met hun baby, komen ouders niet meer uit de fase van bezorgdheid en angst om hun kind, waardoor het moeilijk wordt 'gezond' contact te maken. Uit de praktijk van het St. Nicolaasziekenhuis blijkt echter, dat het heel goed mogelijk is dat ouders ook in het ziekenhuis voldoende 'gezonde' contactmomenten met hun baby heb-
verzorgd wensen te worden.
Interactiebegeleiding
Sinds kort kent het St. Nicolaasziekenhuis naast rooming-in ook interactiebegeleiding als hulpaanbod aan ouders en kinderen. Deze vorm van begeleiding is opgezet in het kader van een preventieproject in samenwerking met het Riagg MiddenBrabant en uitgevoerd onder supervisie van de Stichting Promotie Intensieve Thuisbehandeling Nederland (SPIN). Nauwkeurige observaties door middel van video wijzen erop dat de genuanceerde afstemming en het fijngevoelig inspelen door de ouders op de contactinitiatieven van de zuigelingen juist in deze levensfase van het kind van enorm belang zijn, zeker wanneer het kind zich in een niet-vertrouwde omgeving bevindt. Bij interactiebegeleiding gaat het erom te bevorderen dat de eerste contacten tussen ouders en pasgeborenen, die door een ziekenhuisopname verstoord worden, zo optimaal mogelijk verlopen en worden uitgebreid. Daartoe wordt een videofilm gemaakt van de interactie tussen ouders en baby. Deze videobeelden worden vervolgens met de ouders bekeken, met het doel hen attent te maken op de lichaamstaal van de baby. De ouders kunnen zien dat hun kind, hoe jong of klein het ook is, reeds signalen uitzendt en contact vraagt. De videofilm maakt ook duidelijk, dat met het beantwoorden van die vraag naar contact niet gewacht kan worden tot >
D A. M. Pacilly is als verpleegkundig specialist kinderverpleging verbonden aan de sector Kindergeneeskunde-Kinderchirurgie van het Academisch Ziekenhuis Nijmegen. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
121
THEMA de baby thuis is, maar dat het juist van groot belang is al in het ziekenhuis op de initiatieven van het kind in te gaan.
Aanmoedigen
Niet alleen pasgeborenen maar ook zuigelingen blijken de tijd in het ziekenhuis beter te verwerken wanneer ouders gebruik maken van interactiebegeleiding en /of rooming-in. Belangrijk is ook, dat hiermee de overgang naar huis wordt vergemakkelijkt: de ouders hebben hun kind al goed leren kennen dank zij de lijfelijke contactmomenten, het terugkijken van de video-opnames van hun kind in contact met henzelf en de rooming-in. Ziekenhuizen zouden ouders van pas geborenen en zuigelingen moeten aanmoedigen de verzorging van het kind voor een deel over te nemen van de verpleegkundige of deze samen met de verpleegkundige uit te voeren. Een ziekenhuisopname blijft voor een kind én zijn ouders een indrukwekkende gebeurtenis. Wanneer er binnen een ziekenhuis niet alleen medische begeleiding plaatsvindt, maar ook veel aandacht is voor de sociaalemotionele kant van een verblijf in een ziekenhuis en daar ook een praktisch hulpaanbod voor gerealiseerd wordt, is een verblijf in het ziekenhuis voor ouders en kinderen minder in grijpend, n
Marij Eliëns is opleidster video-hometraining bij de Stichting Promotie Thuisbehandeling Nederland (SPIN) te Utrecht.
S P I N De Stichting Promotie Intensieve Thuisbehandeling Nederland (SPIN) heeft tot doel de deskundigheid op het gebied van thuisbehandeling in Nederland te bevorderen. Het gaat daarbij om vormen van thuisbehandeling ter voorkoming van uithuisplaatsing. Deze behandelingsvormen zijn erop gericht ouders en jeugdigen waar mogelijk in staat te stellen op eigen kracht weer verder te gaan in situaties die zonder de mogelijkheden van thuisbehandeling uitzichtloos zouden zijn. Voor meer informatie: Stichting Promotie Intensieve Thuisbehandeling (SPIN), Witte Vrouwensingel 27, Utrecht, tel. 030-315890.
122
Coby de Jong
Baby-massage Toen ik als spelleidster werkte in het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag viel het mij op dat veel buitenlandse moeders hun baby's elke dag masseerden als onderdeel van de dagelijkse verzorging. In veel culturen (de Indiase, Indonesische, Indiaanse) wordt massage toegepast ter preventie van ziekte en wordt de
techniek doorgegeven van moeder op dochter. In de drie jaar dat ik nu les geef in baby-massage aan ouders heb ik veel literatuur bestudeerd, juist over deze traditionele massagemethoden, en een Bio-release massage-opleiding gevolgd. Deze methode gaat uit van een nauwe relatie tussen lichaam en KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA
Baby-massage /2
geest en van een samenhang tussen emoties en spierspanning. Waarom is massage voor baby's zinvol? * Massage biedt veiligheid, omhulling, intimiteit, contact en een positieve lichaamsbeleving. Tijdens de zwangerschap ervaart de
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
baby constant de aanraking van de baarmoederwand. Na de geboorte is deze omhulling er niet meer. Tijdens de massage wordt de baby in de gelegenheid gesteld om de ervaring van eenheid, zoals die bestond tijdens de zwangerschap, weer opnieuw te beleven en hierdoor te ontspannen. Ook wordt de baby door massage een positieve lichaamsbeleving geboden. Als een kind ziek is of opgenomen wordt in het ziekenhuis, betekent het meestal dat er iets in het lichaam niet goed functioneert. Het kind krijgt allerlei onderzoeken die angst of weerstand bij hem oproepen en waardoor het zijn lichaam gaat spannen. Daarom is het goed als het naast
de onprettige aanrakingen ook op een manier wordt aangeraakt waarbij het zich kan ontspannen en zo een positieve ervaring toevoegt aan zijn lichaamsbewustzijn. * Massage helpt de baby om spier spanning los te laten. Opname in het ziekenhuis gaat vaak gepaard met gevoelens van angst, eenzaamheid, boosheid en verdriet. De baby voelt zich niet veilig. Kinderen die angstig zijn of pijn hebben, vertonen sneller schrikreacties, huilen eerder en hebben meer spierspanning. Om als ouder of verpleegkundige écht contact te kunnen maken met de baby moet je je ervan bewust zijn dat de baby heel sensitief is en de gevoelens van angst en verdriet werkelijk ervaart. Je kan met de baby communiceren door heel dicht bij hem te zijn en op je eigen manier aan hem te vertellen, dat het naar is wat er gebeurt, maar dat het goed voor hem is en dat hij weer beter wordt. Je kunt hem masseren en strelen ter kalmering, bij voorbeeld voor en nadat hij een prikje krijgt. Misschien zal de baby het niet toelaten dat je hem masseert, omdat hij zich te onveilig voelt. Maar je kunt hem wel wiegen, hem over zijn kleertjes heen strelen, voor hem zingen en hem zo troosten. Ik denk dat het erg belangrijk is dat er in het ziekenhuis een aantal kamertjes beschikbaar is, waar ouders even met hun baby alleen kunnen zijn, zodat zij ook hun meest intieme gevoelens met hun baby kunnen delen. Als er allerlei 'deskundigen' op gehoors- en gezichtsafstand staan, is dat heel moeilijk. * Massage is heel goed toe te passen als ondersteuning in het genezingsproces. Massage stimuleert de bloedsomloop en de doorstroming van de lymfe. Tevens werkt het kalmerend in op het zenuwstelsel. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat baby's die veel aangeraakt en gemasseerd worden, beter groeien, rustiger zijn en zich gevoelsmatig evenwichtiger ontwikkelen. Als het kind een acute ontsteking heeft, net geopereerd is of hoge koorts heeft, dan is het beter om niet te masseren en zo voorzichtig mogelijk te zijn. Er zijn allerlei massages die je kunt toepassen bij verschillende pijntjes of krampjes, bij voorbeeld bij buikkrampjes. Het belangrijkste is dat je eerst ontdekt, waar de baby het zelf prettig vindt om aangeraakt te worden. Daar kan je met de massage t>
123
THEMA
Chirurgie bij zuigelingen Ik wil graag een aantal van mijn
opvattingen betreffende chirurgische ingrepen bij zuigelingen en jonge kinderen onder de aandacht brengen. Ik zal beginnen met uit te leggen waarop ik mijn meningen baseer. Twintig jaar ervaring in mijn privépraktijk en op mijn afdelingen in de Western Infirmary hebben ongetwijfeld hun invloed gehad, maar bepalend is mijn 15-jarige ervaring als hoofd van de polikliniek van het Glasgow Royal Hospital for Sick Children. In de afgelopen tien jaar (1899 tot 1908) werden in deze polikliniek een kleine 9000 operaties verricht, waarvan 7392 door mij persoonlijk. Een groot deel van die operaties betrof de bij kleine kinderen gebruikelijke aandoeningen, waar in een stad als Glasgow natuurlijk een groot aantal gevallen van tuberculose van botten, gewrichten en klieren bijhoort. Er vonden echter ook ruim 600 andere operaties plaats waaronder horrelvoeten, hazelippen, open gehemeltes, spina bifida, tijdens de geboorte ingedrukte schedels, vernauwde maagopeningen, etterende ontstekingen, hernia, enzovoort. Bij de overtuigingen die zich bij mij hebben gevormd, moet nog worden
beginnen. De voeten, handen, oren en het gezicht bevatten reflexpunten, waarvan een juiste stimulering haar uitwerking heeft in het hele lichaam.
Acceptatie
Massage kan het beste toegepast worden in een warme kamer, met plantaardige oliën (bij voorbeeld amandelolie of calendula).Het masseren is ook heel rustgevend voor degene die de massage toepast en bevordert de communicatie tussen de ouder en het kind. Tijdens de ziekenhuisopname van de baby hebben ouders vaak gevoelens van machteloosheid of verdriet, vaak ook schuldgevoelens of het gevoel te falen als ouder. Het kan ook zijn dat de baby afwijzend op de ouders reageert, wat weer onmacht bij de ou-
Door James H. Nicoll opgemerkt 1. dat alle patiënten na de operatie poliklinisch werden behandeld en 2. dat bijna de helft van de patiënten jonger dan 3 jaar was en een groot deel daarvan zuigelingen van nog geen jaar oud.
M ijn ervaringen met deze patiëntjes
hebben geleid tot vijf hoofdconclusies.
ƒ. Een veel groter deel van de chirurgische ingrepen bij kinderen zou poliklinisch moeten gebeuren.
Gezien de resultaten in het Glasgow Children's Hospital kan ik niet anders dan vaststellen dat klinische behandelingen in een groot aantal gevallen onnodige verspilling van tijd, geld en energie zijn geweest. De resultaten die bij poliklinische behandeling voor een fractie van de kosten worden bereikt, zijn precies even goed. Vanzelfsprekend kunnen niet alle gevallen poliklinisch worden behandeld; sommige zijn daar niet geschikt voor. In de regel vind je die gevallen echter bij oudere kinderen, zelden bij zuigelingen. Een open gehemelte bij-
ders oproept. Zo kan er een vicieuze cirkel ontstaan in de relatie. Het is belangrijk om in zo'n situatie de ouders te ondersteunen en hun duidelijk te maken, dat de baby zich niet echt tegen hen afzet, maar dat zijn gedrag een reactie is op een situatie waarin hij zich onveilig en angstig voelt. Het is belangrijk dat de ouders niet automatisch de behoeften van de baby 'invullen' naar hun eigen verwachtingen, maar dat zij eerst goed leren luisteren naar wat de baby zelf aangeeft. Zoals het ook belangrijk voor de ouders is om een uitlaatklep te hebben voor wat hen zelf dwarszit. Dank zij zo'n uitlaatklep zullen zij vervolgens meer emotionele ruimte hebben om hun baby te kunnen opvangen en te kunnen aanvoelen. Het zou goed zijn als er in onze
voorbeeld kan bij zuigelingen uitstekend poliklinisch worden behandeld, maar een 3 of 4-jarige moet ervoor worden opgenomen omdat erop gelet moet worden dat het kind geen hard voorwerp of voedsel in zijn mond steekt. Andere operaties die een opname vereisen, komen bij zuigelingen nog niet voor (bij voorbeeld rachitis, tuberculeuze arthritis). IL Het grootste deel van de zuigelingen en jonge kinderen moet voor chirurgie naar de polikliniek worden verwezen.
Ik verkondig hiermee weloverwogen een opinie, die naar mijn mening deugdelijk gegrond is wanneer ik stel dat er bij kinderen onder 2 jaar weinig operaties voorkomen die niet evengoed poliklinisch als klinisch kunnen worden uitgevoerd en dat, hoewel het aantal met elk levensjaar toeneemt, deze toeneming niet groot is tot de leeftijd van 5 jaar is bereikt. Zuigelingen en jonge kinderen zijn rumoerig op zaal en verspreiden niet zelden een luchtje. De voornaamste reden waarom zij worden opgenomen is het veronderstelde nut van 'professionele' verzorging. Die is echter grotendeels aan deze patiënten verspild. Na een hernia- of maagoperatie bij
samenleving meer acceptatie zou komen voor het tonen van verdriet, boosheid en angst. Als deze gevoelens er niet mogen zijn, worden wij heel verkrampt en onderdrukken wij een wezenlijk deel van onszelf. Als 'volwassene' stoppen wij vaak gevoelens weg die pijnlijk zijn. Hierdoor is het voor ons moeilijk om echt met de baby en het jonge kind mee te leven, omdat de baby en het jonge kind nog zo puur vanuit hun gevoel reageren. Ik heb zelf twee kinderen in de leeftijd van 4 en 7 jaar en ik heb in de opvoeding ervaren, dat als er ruimte is voor angsten verdriet, gevoelens die in onze cultuur vaak als 'zwakte' worden gezien, er ook een bron van kracht en liefde wordt aangeboord, waardoor acceptatie van de situatie ontstaat. D
124
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
THEMA een kind van achttien maanden bij voorbeeld, overheerst de opvatting dat het patiëntje in het ziekenhuis rustig op zijn rug moet blijven liggen. En als het dat niet doet, wordt het vastgebonden. Mijn ervaring is dat een kind geen minuut plat blijft liggen zodra de verpleegkundige zich heeft omgedraaid en dat als het vastgebonden is het huilen en worstelen om los te komen een extra belasting voor de wonden zijn. Ononderbroken rustig op je rug blijven liggen is als het om een kind met pijn gaat een vrome wens, die zelden haalbaar is en na dergelijke operaties ook niet beslist nodig. Na een operatie in de polikliniek worden zulke jonge kinderen, hun wonden gehecht of door pleisters bedekt, met gemak in de armen van hun moeder mee naar huis gedragen en daar zijn ze als regel rustiger dan waar dan ook. Ze worden thuis door de zusters uit het ziekenhuis bezocht en worden na een week of tien dagen weer naar de polikliniek gebracht om het verband te verwijderen. Ik ga zelfs zo ver te beweren dat met een doorsnee-verstandige moeder en de hulp van een zuster het de kinderen thuis veel beter gaat dan in het ziekenhuis. III. Zuigelingen en jonge kinderen moeten na de operatie bij hun moeder blijven. Door aan een aandoening die operatief moet worden verholpen, nog de ellende van het van de borst nemen toe te voegen, wordt de kans op een fatale afloop sterk vergroot, vooral in acute gevallen, waarin het van de borst nemen samengaat met de plot-
'Zuigelingen moeten na de operatie bij hun moeder blijven.' De Engelse chirurg James H. Nicoll wist het al... ruim tachtig j aar geleden. selinge scheiding van de moeder. Zelfs bij flessekinderen is de scheiding van de moeder vaak schadelijk. Ik heb zeven jaar de beschikking gehad over een klein huis vlak bij het Glasgow Children's Hospital, waar ik borstkinderen met hun moeder onderbracht. Voor de moeders werd gezorgd en de moeders voedden en verzorgden hun kinderen. Mijn ervaring met de op deze manier behandelde gevallen heeft mij tot de overtuiging gebracht dat geen kinderziekenhuis of kinderafdeling compleet is als er in het ziekenhuis zelf of er vlak bij geen accommodatie is voor moeders van wie de borstkinderen een operatie moeten ondergaan. 2£e hiervoor gegeven opinies hebben betrekking op operatief ingrijpen bij kinderen. Door mijn methode van werken in een kinderkliniek hebben zich langzamerhand nog twee andere meningen gevormd over chirurgie in het algemeen. IV. Ik was niet verbaasd toen ik vernam dat de laatste tijd veel van de belangrijkste chirurgen in dit land en
in het buitenland niet met de voorbereidingen voor de operatie aanvangen voordat de patiënt op de operatietafel volledig onder narcose is. In een polikliniek is vooraf prepareren van de huid onpraktisch en mijn ervaring in de kliniek van het Glasgow Hospital bewijst dat het overbodig is. Als ik het op mijn afdelingen in de Western Infirmary een keer wel doe, is dat uitsluitend vanwege het ene voordeel dat het heeft. Naast alle nadelen heeft vooraf prepareren van de huid als voordeel dat het de narcosetijd verkort en dat ene voordeel weegt bij volwassenen veel zwaarder dan bij kinderen. Bij een volwassene zijn de schoon te maken oppervlakten naar verhouding groot en vereisen, vooral bij mannen, gebruik van een scheermes op veel plaatsen van het lichaam en dit kan heel wat tijd vergen. Bij een kind is het schoonmaken van de huid zo gebeurd. V. Ervaringen met hernia-, maag- en andere operaties die bij jonge kinderen poliklinisch werden verricht, hebben mij langzaam maar zeker tot de overtuigeng gebracht dat we in dergelijke gevallen volwassenen te lang in bed houden en op mijn afdelingen in de Western Infirmary zijn we onze weg aan het zoeken naar een gemiddelde herstelperiode van iets minder dan een week; over hoeveel minder hebben we nog geen besluit genomen. D Oorspronkelijke titel: 'The Surgery of Infancy', gepubliceerd in The British Medical Journal, Sept. 18, 1909. Vertaling en bewerking: M. van Loon-van Bovene.
Literatuur Aucket, Amelia - Babymassage, voor een optimaal contact met uw kind. Bert Bakker. Schneider, Vimala - Babymassage, een handboek voor ouders. Elmar bv, Rijswijk. Russell, Stephen and Yehudi Gordon - Massage for Hfe, a book of Taoist Massage for babies and parents. Londen. Jackson, Judith - Geraakt door geuren, massage en aromatherapie. Ankh Hermes, Deventer. Leboyer, Frederick - Shantala Babymassage. Servire Uitgevers, Katwijk aan Zee, 1977. Rice, Ruth D. - Infant Stress and the Relationship to Violent Behavior. Inf. bij ISPPPM, International Society For Prenatal & Perinatal Psychology and Medicine, Amsterdam, telefoon 020 - 6628714. Boswijk-Hummel, Riekje - De geboorte van moeder en kind. De eerste jaren van een veranderd leven. De Toorts. St. John, lan - Motherbaby massage. Studies in Bioanalysis no.2., England. De Jong, Coby - Babymassage. BRES no.135. Inf. bij BRES, Amsterdam, telefoon 020 - 278510.
Coby de Jong verzorgt cursussen babymassage voor ouders. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
125
THEMA Sibylle Escalona, Ph.D.
Zuigelingen in het ziekenhuis
Oppervlakkig beschouwd lijkt het alsof de meeste baby's onder de vijf of zes maanden zich heel goed aan een opname in het ziekenhuis aanpassen. Behalve wanneer zij lichamelijk ongemak ondervinden (waarom zij thuis even lang en hard zouden huilen), lijken zij best tevreden zolang zij goed worden verzorgd en de daarbij behorende prettige contacten hebben met degenen die hen voeden, baden en aankleden. Wij weten echter dat een lang verblijf in het ziekenhuis (een verblijf van meer dan een week of twee) ook voor een zo jonge baby nadelige gevolgen heeft.
Impuls
In de eerste levensfase verloopt de ontwikkeling zeer snel. De baby die gisteren nog vluchtig langs zijn handen keek, kan er volgende week lang en gefascineerd naar liggen kijken; vluchtig naar voorwerpen reiken wordt snel gevolgd door vastgrijpen; ongearticuleerde keelgeluiden worden van de ene dag op de andere duidelijk van elkaar te onderscheiden geluidjes waar de baby al gauw uitdrukking in weet te leggen. En zo gaat het op alle fronten. Kinderen van deze leeftijd die in het ziekenhuis liggen, vertonen deze snelle ontwikkeling niet. Het is alsof zij de impuls om gericht naar iets te kijken, hun stembanden te gaan oefenen en op een meer gecompliceerde wijze te gaan bewegen of dingen aan te raken, missen. Deze baby's lijden onder de zogenaamde 'waarnemingseentonigheid'. Op de doorsnee zuigelingenafdeling gebeurt eenvoudigweg te weinig om bij de zuigelingen interesse te stimuleren en actie teweeg te brengen. Een onderbreking van de ontwikkeling van het kind tijdens het verblijf in het ziekenhuis blijkt grotendeels te kunnen worden voorkomen wanneer ervoor wordt gezorgd dat de baby's in hun kamer mensen bezig zien, er mobiles en speelgoed aanwezig zijn, hun wiegen in de kamer zo nu en dan verplaatst worden en hun omgeving stimulerend werkt.
126
Dit alles verandert nadat een kind in zijn ontwikkeling een punt heeft bereikt waarop moeder (of degene die voor hem zorgt) een zeer speciaal iemand is geworden, die boven ieder ander zijn voorkeur heeft. In de periode waarin een kind eenkennig wordt als het vreemden ziet of huilt als zijn moeder weggaat, is het bezig zijn eerste menselijke relatie aan te gaan. Het heeft voor zijn welzijn niet alleen eten en verzorging nodig; het heeft ook behoefte aan, en geniet van, het kunnen zien, horen, aanraken en het beschikbaar zijn van die ene allerbelangrijkste persoon. Met name dit laatste is nu mede-bepalend voor zijn welzijn. Het gescheiden zijn van die persoon vormt het meest bekende aspect van een optredend ziekenhuistrauma en het hoort tot het allerergste dat een kind in het ziekenhuis kan worden aangedaan. Wij weten allemaal dat het niet mogelijk is van een ziekenhuisopname op zo jonge leeftijd een prettige gebeurtenis te maken, maar wij kunnen wel heel wat doen om de pijn en schade te beperken. Van groot belang in dit opzicht is vooral de aanwezigheid van de moeder in het ziekenhuis, ook al loopt zij daar misschien in de weg en al gaat de baby enorm te keer telkens als zij even weggaat. Zolang de baby protesteert, blijven zijn gevoelens voor de moeder intact. Zolang de moeder regelmatig terugkomt heeft het kind tenminste een beetje het gevoel dat het niet in de steek is gelaten. Dit is slechts een voorbeeld van een situatie waarin herhaald acuut ver driet bij het kind, afgewisseld met tevredenheid wanneer het zijn moe der bij zich heeft, veel beter is dan dat wat sommige verpleegkundigen nog steeds beschouwen als 'een goede aanpassing'. D Ontleend aan: 'The personality o ƒ nor mal infants and children \ Voordracht, gehouden tijdens het congres van de ACCH in 1971. Vertaling en bewerking: Marthe van Loon-van Bovene.
'Zo heeft je kind voorbereiden geen zin meer' Mevrouw LM. Bijl Meijer schreef een brief aan de directie van het St Annaziekenhuis te Geldrop, waarvan de inhoud voor zichzelf spreekt.
'Naar aanleiding van de poliklinische verwijdering van de neusamandelen van mijn zoon in het St. Annaziekenhuis in Geldrop dd. 6.09.1990 schrijf ik u deze brief. Na de afspraak die ik in het St. Annaziekenhuis had gemaakt ontvingen wij een formulier waarin verzocht werd met het kind om 07.30 uur aanwezig te zijn in de polikliniek KNO. Nadat ik mijn zoon goed heb voorbereid op deze voor hem eerste (lichte) operatie (waarom hij niet mocht eten etcetera), komen wij 's morgens als eersten in de wachtkamer. Fijn, denk je dan, want dan ben je ook als eerste aan de beurt. Na ons komt er nog een vijftal andere kinderen die ook geholpen moeten worden. Na enige tijd krijgen alle kinderen een prik, behalve mijn zoon. Hij krijgt pas een half uur later een prik, omdat de andere kinderen oorbuisjes krijgen en Nico 'alleen' wordt geknipt en de oren doorgeprikt en deze ingrepen zijn als laatste aan de beurt. Waarom word je als moeder niet gevraagd een half uur later te komen? Er is toch tevoren bekend hoeveel kinderen waaraan geholpen moeten worden? Na mijn vraag hierover aan de assistente werd ik bits toegesproken dat dat een domme vraag was en dat het niet anders kon. Na de eerste prik moet er 'even' gewacht worden voor de ingreep. Zelf ben ik maar naar de kinderwachtruimte gegaan, wat een grote onverlichte hal bleek zonder kinderspeelgoed. Na circa 30 minuten is het eerste kind nog niet geholpen, waardoor het nog langer wachten wordt. U begrijpt wellicht wel, dat dit niet uit te leggen is aan een kind van vier jaar. Op zoek naar speelgoed bleek dat de speelzaal van de kinderafdeling gesloten was. Ondanks mijn verzoek aan de verpleegkundige mocht ik er niet in. Slechts een tekening kon mijn zoon gaan kleuren in een lege, onverlichte ruimte. Uiteindelijk werd Nico om ca. 09.15
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
BRIEVEN
Brieven van lezers Bezoekregeling Intensive Care De Vereniging KM en Ziekenhuis ontving de volgende brief van een moeder uit Zeeuws-Vlaanderen wier kind in België opgenomen is geweest.
'Mijn zoontje heeft van 31 mei tot 17 juli 1990 in het ziekenhuis St. Jan in Brugge gelegen, op de kinderafdeling op een kamer moeder-kind. Hij heeft drie operaties ondergaan, met daarbij komende complicaties als hoge koorts, een bacterie-infectie, ontstoken wond, terugkerende bloeding, overgeven, diarree en na drie weken plat liggen niet meer kunnen lopen. De opname was acuut, dus zonder voorbereiding op hetgeen stond te gebeuren, met daaropvolgend gelijk een operatie, waarna hij twee weken absoluut plat in bed moest blijven liggen, met zijn hoofdje vast en in zijn arm een infuus. Men vond het raadzaam dat ik in een kamer moeder-kind bij hem bleef; aangezien hij totaal hulpbehoevend was, heb ik er ook echt volledig mijn bezigheden aan gehad en de verpleging dus ook veel werk uit handen genomen (met daarbij alle lof voor de verpleging). Bij opname moest ik een formuliertje ondertekenen dat er per overnachting 250 B.frs. in rekening zou worden gebracht. Nu kreeg ik een dezer dagen het handvest 'Kind en Ziekenhuis' onder ogen. De tekst van dit handvest werd op de eerste Europese Conferentie 'Kind en Ziekenhuis' in mei 1988 aangenomen door België, Denemarken, Engeland, Finland, Frankrijk, Italië, Nederland, Noorwegen, West-Duitsland, IJsland, Zweden en Zwitserland. Hierin staat onder meer: 'Het recht op een optimale medische
uur geholpen en na zijn ontwaken uit de narcose mochten wij naar huis, in tegenstelling tot de verkregen informatie die aangaf dat de arts nog even zou komen kijken en napraten. U begrijpt wellicht wel dat op deze manier je kind voorbereiden dan geen KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
behandeling is ook voor kinderen een fundamenteel recht.' En Punt 3: 'Ouders wordt accommodatie en de mogelijkheid tot overnachting naast het kind aangeboden zonder dat daar kosten voor in rekening worden gebracht. Ouders worden geholpen en gestimuleerd bij het kind te blijven en deel te nemen aan de verzorging en verpleging van het kind.' In de grote ziekenhuizen (in België) is dit ook inderdaad van toepassing. Aangezien ik het St. Jan ook tot de grotere ziekenhuizen reken, vraag ik mij af hoe het komt dat er mij wel kosten (nu al 15.000 B.frs) in rekening worden gebracht. Daar komen nog bij de kosten van benzine (al 5.000 kilometer), telefoon, maaltijden enzovoorts. Deze kosten moet ik volledig zelf betalen en krijg ik niet vergoed van de verzekering. Daarbij komt nog dat ik moeder ben van vier kinderen van 8, 5, 3 en l jaar, waarbij de oudste en twee kleinste al zes weken zonder moeder zijn, wat betekent dat ik dus niet bepaald voor mijn eigen gemak in het ziekenhuis zit. Ik neem aan dat men een handtekening zet omdat men het eens is met de standpunten die in het handvest staan en dat men die dan ook tracht uit te voeren. Verder wil ik ook nog iets kwijt over de afdeling Intensive Care. Ik vond de houding van het hoofd van de Idienst veel te streng voor een kindje dat bang is, veel pijn heeft en alleen maar naar zijn mama verlangt. Een kindje heeft dan zeer de behoefte aan dat ene vertrouwde gezicht van zijn mama tussen al die vreemde gezichte en angstige apparaten en voelt zich daar heel erg in de steek gelaten. Het zou beter zijn als de mama er juist dan bij kan blijven om het te steunen en troosten in die zo moeilijke uren voor het kind. Maar het hoofd van die Intensive Care (een mevrouw) kon en wilde dit niet begrijpen en
zin meer heeft. Een wat betere afstemming en planning is voor het opereren van kleine kinderen geen overbodige luxe!!' LM. Bijl Meijer, Geldrop
hanteerde dus bijzonder streng de bezoektijden van drie keer een half uurtje per 24 uur en dat is voor een kindje veel te weinig. Terwijl het verplegend personeel van de Intensieve-afdeling wel heel begripvol was en mij ook zeker steunde in mijn bezwaren over de bezoektijden. Alle lof voor de verpleging die ook wel zag dat het met mijn zoontje beter ging als ik er bij was. Alleen het hoofd hanteerde de regels zo streng dat ze de menselijke kant helemaal uit het oog verloor. Want leg aan een kindje maar eens uit dat het beter is dat mama niet bij hem is, terwijl hij daar vol angst, spanning en pijn ligt. Daar wordt dat kind beslist niet sneller beter van en daar gaat het toch allemaal om. Dus ik pleit voor een veel betere bezoekregeling voor kinderen op de Intensive Care-afdeling als kinderen daar behoefte aan hebben. Het is ook heel belangrijk datje het kind bij alle medische onderzoeken kunt begeleiden en steunen. Het zou ook heel goed zijn als je het kind kan begeleiden tot aan de narcose en dat de ouders, als het kind weer wakker wordt, er dan ook gelijk bij mogen komen, want dat zijn juist de moeilijkste momenten voor het kind.'
Film over problemen rondom nierpatiëntje Bij de Stichting Lichaamstaai is de film 'Douwe, een nierpatiëntje' uitgekomen, waarin de geschiedenis wordt verteld van een driejarige jongen die aan een ernstige nierziekte lijdt. Voor de film werden gedurende een jaar opnames gemaakt zowel in het ziekenhuis als thuis. In een toelichting op de film zegt de stichting: 'Herhaalde en langdurige ziekenhuisopnames kunnen remmend werken op de ontwikkeling van jonge kinderen. Het vraagt extra pedagogische vaardigheden van de ouders hun chronisch zieke kind te begeleiden. Bij Douwe zijn de problemen gedurende zijn verblijf in het ziekenhuis geëscaleerd in een hevige 'eetstrijd'. Middels videohometraing worden de ouders geholpen de eetproblemen op te lossen en wordt het gezin thuis en in het ziekenhuis begeleid.' Voor meer informatie: Mediatheek Lichaamstaai, Holstraat 15,6017 AC Thorn, telefoon 04756-2473.
127
VERENIGING
Inleidingen Bij het Landelijk Bureau van de vereniging Kind en Ziekenhuis in Dordrecht kunnen overdrukken worden besteld van de tijdens de Algemene Ledenvergadering gehouden inleidingen. Dr. C. Versluys hield een voordracht over 'al of niet levensverlengend handelen in de neonatologie'. De heer G. van Neerven sprak over 'patiëntgericht verplegen.
Algemene Ledenvergadering in teken van mutaties Sprekers op de zeer druk bezochte ven had het patiëntgericht verplegen tot Algemene Vergadering waren dr. C. onderwerp. Beide voordrachten vonden Versluys en de heer G. van Neerven. een aandachtig gehoor. Dr. Versluys hield een voordracht over het al of niet afzien van levens- Mutaties verlengend handelen in de neonato- Het huishoudelijk gedeelte van de vergalogie, in het bijzonder over de rol van dering stond vooral in het teken van de de ouders bij dergelijke beslissingen. bestuurs- en bureaumutaties. Zoals secreDe voordracht van de heer Van Neer- taris mevrouw J. Bolsius-Klaarhamer aangaf in haar verslag over 1989 was dit het jaar waarin de vereniging zich moest bezinnen op de veranderingen die zich aandienden toen mevrouw M. van Loonvan Bovene te kennen gaf haar directeurschap te willen neerleggen. Er moesten beslissingen genomen worden over haar opvolging en over een nieuwe ruimte voor het Landelijk Bureau. Mevrouw M. van Bergen-Rodts, die al sinds de oprichting van de vereniging betrokken is geweest bij activiteiten van Bestuur en Landelijk Bureau, volgde mevrouw van Loon-van Bovene op als directeur. Voorts werd per l januari mevrouw drs. H.A. van Oosterhout-Bos aangetrokken als directiesecretaris. Het Landelijk Bureau verhuisde in 1990 naar de Aardappelmarkt te Dordrecht. Ook waren er wijzigingen op bestuurlijk niveau. Mevrouw mr. LM. Har-kema-Dun, sinds 1984 voorzitter van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis, trad tijdens de ledenvergadering af als bestuurslid. Na het overlijden van haar echtgenoot heeft zij haar werkzaamheden in de advocatuur weer opgevat. Deze werkzaamheden en de zorg voor haar twee opgroeiende dochters nemen zoveel van haar tijd in beslag dat het combineren daarvan met het bestuurslidmaatschap niet meer mogelijk is. Zij treedt echter toe tot de redactie van het tijdschrift 'Kind en Ziekenhuis', zodat de vereniging haar kennis en ervaring niet hoeft te missen. Mevrouw J. Bolsius-Klaarhamer bedankte haar namens bestuur, bureau en leden voor hetgeen zij voor de vereniging heeft gedaan. De vergadering koos mevrouw drs. E. Lems-Kruidenier, die al enige tijd
Vervolg pag. 130
Het nieuwe onderkomen (het witte pand) van het Landelijk Bureau.
128
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
VERENIGING
Inge Harkema (r.) overhandigt Marthe van Loon het sieraad, dat behoort bij haar benoeming tot erelid van de vereniging.
Door Inge Harkema
'Het Marthe - loze tijdperk' Als vertrekkend bestuurslid had ik het voorrecht - mijn laatste 'openbare' daad binnen de vereniging - Marthe ten afscheid te mogen toespreken op de receptie na afloop van de Algemene Ledenvergadering. Marthe legde op l januari 1990 haar functie als directeur van het Landelijk Bureau neer en op l september haar overige taken. Daarmee is een nieuw tijdperk begonnen, zowel voor haar als voor de vereniging. Voor haar één zonder verplichtingen, van 'doen wat er in je opkomt'; voor ons 'het Marthe-loze tijdperk', waarin we het zullen moeten stellen zonder haar talenten. Eerst als bestuurslid van onze vereniging en later als directeur van het Landelijk Bureau heeft Marthe al haar, mede door levenservaring gevormde, talenten voor de vereniging ingezet. Haar eerste taak was het bijeen brengen van de noodzakelijke finan-
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
ciën voor het realiseren van de plannen, die de vereniging in overvloed had. Dat nam een groot deel van haar energie en werkzaamheden in beslag. Door daarnaast ook goed op de uitgaven te letten, maakte zij het mogelijk dat veel van de plannen konden worden uitgevoerd. Ook bij die uitvoering was zij in ruime mate betrokken. Hoewel zij inhoudelijke zaken niet tot haar taak rekende, beschouwde zij het wel als haar zorg deze zaken te coördineren. Ook kon zij heel wel beoordelen of de juiste koers in het werk werd aangehouden. Verder konden de vele ouders die telefonisch contact met haar hadden, rekenen op veel - inhoudelijke - informatie, hulp en stimulans. Naast de functie van directeur, vervulde Marthe nog veel andere 'banen \ -waaronder die van directiesecretaris, typiste, vertaal-
ster, postjongen en pakjesinpakster. Ook gaf zij leiding aan het 'postorderbedrijf' en verzorgde zij de ledenadministratie. Gelukkig stond zij daar niet geheel alleen voor. Kantoor houdend aan huis werd zij bijgestaan door al haar familieleden. Omdat zij allen op de receptie aanwezig waren, kon ik ook hen voor de talrijke verleende handen spandiensten de grote dank van de vereniging overbrengen. Toen Marthe van bestuurslid directeur van het Landelijk Bureau werd, behield zij haar vrijwilligersinstelling. Voor die instelling en voor haar grote werkinzet, kortom: voor haar bijzondere persoonlijkheid, mocht ik haar namens allen onze buitengewone waardering en dank overbrengen. Door velen werd dit nog eens persoonlij k uitgebreid overgedaan tijdens de zeer geanimeerde receptie. Marthe, we wensen je alle goeds.
129
VERENIGING LANDELIJKE VERENIGING KIND EN ZIEKENHUIS
Symposium DAGVERPLEGING EN KINDEREN 2 februari 1991 PLAATS: Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht. TOEGANGSPRIJS: f. 60,-- per persoon, inclusief koffie, lunch, thee. INSCHRIJVING: vóór 15 januari door overmaking van het verschuldigde bedrag naar girorekening 3559000 t.n.v. Kind en Ziekenhuis te Dordrecht, onder vermelding van 'Symposium Dagverpleging'. Toegangsbewijzen worden na 21 januari toegezonden. Gaarne duidelijk vermelden aan wie de toegangskaart moet worden gestuurd. Speciale toegangsprijs werkgroepleden: f 35,-.
Symposium 'Dagverpleging en kinderen9 Steeds meer onderzoeken en behandelingen bij kinderen worden in het kader van dagverpleging uitgevoerd. In veel algemene ziekenhuizen worden de kinderen verpleegd in dagverpleging-units die zich veelal bevinden op de polikliniek of in de directe omgeving van het operatiecoplex. Deze units zijn in hoofdzaak bestemd voor dagopname van volwassenen. Doorgaans is daar geen personeel werkzaam dat speciaal is opgeleid voor de verzorging en behandeling van kinderen. Volgens de huidige planningsnormen voor ziekenhuizen is het hoogst zelden haalbaar een dagverpleging-unit voor kinderen te creëren of de kinderen in een speciale unit op de kinderafdeling onder te brengen. De vereniging Kind en Ziekenhuis is van mening dat, indien kinderen op een afdeling dagverpleging moeten verblijven, zowel de medische en verpleegkundige zorg alsook de psychosociale zorg en de ruimtelijke voorzieningen op kinderen moeten zijn afgestemd. De kwaliteit van de zorg voor deze kinderen moet optimaal zijn, ongeacht of deze zorg wordt geboden op
130
de kinderafdeling, op een dagverpleging-unit voor volwassenen of in een speciale dagverpleging-unit voor kinderen. Om dit te bereiken is het noodzakelijk dat allen die met kinderen en dagverpleging te maken hebben zich verdiepen in de verschillende aspecten die de behandeling van kinderen met zich meebrengt. Op het symposium 'Dagverpleging en kinderen' zullen voordrachten worden gehouden, zowel door deskundigen op het gebied van de psychologie, chirurgie, anesthesie en pijnbestrijding bij kinderen, als door specialisten op het terrein van de voorlichting aan ouders en de planning, bouw en inrichting van dagverplegings-units. Het symposium wordt gehouden op 2 februari 1991 in het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht. Het is toegankelijk voor: alle ziekenhuismedewerkers die betrokken zij bij de voorbereiding, de behandeling en verzorging van kinderen die voor dagverpleging in aanmerking komen, alsmede voor de leden van de plaatselijke en regionale werkgroepen van de vereniging Kind en Ziekenhuis.
Vervolg van pag. 128 de bestuursvergaderingen bijwoonde als aspirant-bestuurslid, tot nieuw bestuurslid. Het lid van het bestuur drs. J. Bokma trad statutair af en werd herkozen.
Erelid
Na het officiële gedeelte van de vergadering vond de afscheidsreceptie van mevrouw van Loon-van Bovene plaats. Mevrouw Harkema-Dun bedankte mevrouw Van Loon-van Bovene voor het feit dat zij zich sinds de oprichting in 1976 met niet-aflatende energie en inventiviteit voor de vereniging heeft ingezet. Zij deelde mee, dat de ledenvergadering had besloten mevrouw Van Loon-van Bovene, als blijk van grote waardering voor haar verdiensten, te benoemen tot erelid van de vereniging, het eerste erelid in de geschiedenis van Kind en Ziekenhuis. De overhandiging van het aan het erelidmaatschap verbonden sieraad ging vervolgens vergezeld van een algemeen en hartelijk applaus van de aanwezigen. In haar afscheidswoord blikte mevrouw van Loon-van Bovene met tevredenheid terug op de periode waarin zij voor Kind en Ziekenhuis werkzaam is geweest en sprak zij haar dank uit voor de genegenheid en vriendschap die zij van velen had ondervonden. Zij eindigde haar afscheidswoord met te concluderen dat saamhorigheid in het geheel van de vereniging een belangrijk aspect is, dat iedereen zich dat goed moet realiseren en ervoor moet zorgen dat deze saamhorigheid niet wordt aangetast. 'Dat betekent geven en nemen, leven en laten leven en vooral altijd het doel waarvoor je bezig bent centraal laten staan,' aldus de vertrekkende directeur.
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
VERENIGING
Wageningen
Voor- en nazorgkoffer Naar aanleiding van de behandeling van het thema 'Voorbereiden' in 'Kind en Ziekenhuis' en mede naar aanleiding van een verzoek daartoe tijdens de bijeenkomst van de provinciaal vertegenwoordigers op 7 april jl. wil ik graag namens de werkgroep Wageningen iets vertellen over de 'vooren nazorgkoffer', zoals die door onze werkgroep is samengesteld. Sinds anderhalfjaar leent onze werkgroep deze koffer uit. Het doel hiervan is tweeledig: ouders of verzorgers thuis de gelegenheid te geven hun kind op een ziekenhuisopname voor te bereiden; of na een opname het kind te helpen de ervaringen die het tijdens het verblijf in het ziekenhuis heeft opgedaan, te verwerken. In de koffer bevinden zich verkleed-kleren voor ouder en kind, een ziekenhuislotto of geheugenspel, twee poppenkastpoppen met groene o.k.en witte dokterskleding, een ambulance, een stethoscoop, een fotoboek en de boeken 'Jaap de Aap in het Ziekenhuis' (Margreet van Bergen en Mechelien van Gaalen) en 'Een boek voor jou van Bartje Beter' (Babs Wely).
Voor het lenen van de koffer vragen wij een borgsom van f. 25.—. Tot nu toe is de de koffer nog niet vaak geleend. Voor zover dat wel is gebeurd, zijn de reacties van de ouders zeer positief. Het zijn vooral ouders met kleuters die de koffer lenen. Door middel van een poster die we bij alle huisartsen, apotheken, bibliotheken en kruisverenigingen in de omgeving hebben aangeboden, probeert de werkgroep de ouders te attenderen op de mogelijkheid de koffer te lenen. Helaas is het ons opgevallen dat er al weer heel wat posters uit de wachtkamers zijn verdwenen. Verder maken we uiteraard op ouderavonden veel reclame voor deze koffer. Sinds kort voegen we bij de koffer een enquêteformulier om op die manier een indruk van de wensen en suggesties van de ouders te krijgen. Al met al zijn onze ervaringen met het uitlenen van deze voor- en nazorgkoffer, in de nog korte periode dat we ermee werken, zeer positief. Werkgroep Wageningen, Anja Kalisvaart
OPROEP!!! Wie heeft er nog een klein beetje tijd beschikbaar? We zoeken dringend VRIJWILLIGERS voor de werkgroep 'Kind en Ziekenhuis regio Amersfoort, om ons werk voort te laten bestaan. De werkgroep 'Kind en Ziekenhuis' bevordert het welzijn van het kind voor, tijdens en na ziekenhuisopname. Welke mensen hebben ervaring met kinderen in het ziekenhuis? Interesse? Telefoon: 033941433 en 033-807407.
Amersfoort
Succes met advertentie
De hierbij afgedrukte advertentie hebben we laten plaatsen naar aanleiding van het feit dat we al twee jaar op zoek waren naar nieuwe werkgroepleden. Op andere manieren, zoals bij voorbeeld het plaatsen van een stukje in de krant, lukte het ons niet nieuwe leden voor onze werkgroep te werven. De advertentie is verschenen in de zaterdageditie van de regionale krant en in een krant die één maal per week huis aan huis wordt bezorgd. Tot onze grote verbazing stond de telefoon roodgloeiend. We kregen tot nu 32 reacties. Hieruit bleven 15 serieuze gegadigden over. Deze mensen hebben we uitgenodigd voor een informatieve vergadering. Wij hopen dat van hen een voldoende aantal zich definitief zal aanmelden als lid van de werkgroep, zodat we weer verder kunnen draaien. Wij hadden nog maar vier werkgroepleden, van wie er twee tussen nu en een jaar wilden stoppen. Het plaatsen van de advertentie was dus een gouden greep. Wij hopen dat andere werkgroepen, die met hetzelfde euvel kampen, net zoveel succes zullen hebben als wij. De kosten van de advertenties bedroegen rond f.120.--. Omdat beide kranten van dezelfde uitgever zijn, werd de tweede advertentie voor de helft van de prijs geplaatst. Ada Landman, Werkgroep Amersfoort
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
131
WERKGROEPEN
ALKMAAR Mw. A. Pereboom, Meeuw 6, 1721 DD Broek op Langedijk, tel. 02260-17448. ALMELO Mw. M. Overmaat, De Havik 43, 7609 EA Almelo AMERSFOORT Mw. A. Landman, Van Hardenbroeklaan 21, 3832 CK Leusden, tel. 033-941433. AMSTERDAM Hr. A. Claessens, Blasiusstraat 64, 1091 CV Amsterdam, tel. 020-923071; b.g.g. 020-978923. APELDOORN Mw. M. Hofman, Postbus 10413, 7301 GK Apeldoorn, tel. 055-222851. ARNHEM Mw. L. Schaap, Roemer Visscherstraat 42, 6824 MZ Arnhem, tel. 085-641114. ASSEN Mw. I.C. Kiestra-Ritsema, Eemland 16, 9405 KE Assen, tel. 05920-52514. BERGEN OP ZOOM en ROOSENDAAL M w. T.B.M, van Opstal, Canadalaan 6, 4631 NV Hoogerheide, tel. 01646-12168. BREDA Mw. J. Verheyde, Wilderen 124, 4817 VH Breda, tel. 076-812823. COEVORDEN /HARDENBERG M w. H.M. de Boer, Van Twickelolaan 28, 7742 WN Coevorden, tel. 05240-17377. DELFT Mw. W. Scherft, Aalscholverring 15, 2623 PC Delft, tel. 015-570577. DEN HELDER Mw. E. Roovers, Molenvaart 307, 1761 AG Anna Paulowna. DEURNE Mw. H. Slingerland, Griegstraat 17, 5751 EN Deurne, tel. 04930-19380. DEVENTER Mw. M. van Vitringa, Dommerholtsweg 14, 7215 EJ Joppe, tel. 05759-4388.
132
DOETINCHEM Mw. DJ. Kuipers, Bonifaciusstraat 64, 7009 MP Doetinchem, tel. 08340-32162. DOKKUM Mw. A. van den Berg, Rondweg Noord 17, 9101 AD Dokkum, tel. 05190- 3 814. DORDRECHT Mw. E. Hekking, de Jagerweg 144, 3328 HG Dordrecht, tel. 078-177712. EINDHOVEN Mw. Mies Frima, Koekoeklaan 14, 5613 AJ Eindhoven, tel. 040-450147. EMMEN Mw. H.C. Stenger-Ekens, Ronerbrink 13, 7812 LT Emmen, tel. 05910-41347. ENSCHEDE Mw. G. Bosman, Tibbertlanden 4, 7542 DA Enschede, tel. 053-762143. GOUDA Mw. A. van Bergen, Merel 52, 2411 KP Bodegraven, tel. 01726-11504. GRONINGEN Mw. K. Meyst, Zuiderpark 2, 9724 AD Groningen, tel. 050-134415. HARDERWIJK Mw. N. Koevoet, Wieringermeen 26, 3844 NA Harderwijk, tel. 03410-18406. HEERENVEEN Mw. M. Molderink, Lepelaarstraat 62, 8446 JM Heerenveen, tel. 05130-25218. HEERLEN Mw. I. Stahlman, Op den Knip 167, 6467 GZ Kerkrade, tel. 045-415348. HELMOND Mw. A.C.P. van Noordwijk, Helmondseweg 29, 5735 RA Aarle-Rixtel, tel. 04928-3491. HENGELO Mw. L. Leverink, Strumphlerstraat 20, 7553 AV Hengelo (O), tel. 074-429880.
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
WERKGROEPEN 's-HERTOGENBOSCH Mw. M. van Oirschot-Korsten, Kattenbosch 45, 5243 SG Rosmalen, tel. 04192-14484.
SCHIEDAM, VLAARDINGEN, MAASSLUIS Mw. A. van der Vliet, Julianalaan 16, 3155 JJ Vlaardingen, tel. 010-4349858.
HILVERSUM M w. H. Brouwer, Menno Simonszhof 7, 1216 U Hilversum, tel. 035-219625.
SITTARD Fam. Brasz, Gulikstraat 13, 6151 BG Munstergeleen, tel. 04490-23390.
HOOGEVEEN Mw. R. Rozema-Hein, Jan Westerhuisstraat 12 7924 RE Veeningen, tel. 05289-1313.
SNEEK Mw. van der Vegt, it Mediel l O, 8628 EV Goënga, tel. 05150-23135.
KAMPEN M w. G. van Velzen, Postbus 304, 8260 AH Kampen, tel. 05202-19992. LEEUWARDEN Mw. J. Henstra, Colmjonwei 88, 8915 GP Leeuwarden, tel. 058-139825. LEIDEN Mw. A. van Leeuwen, Fagelstraat 53, 2334 AW Leiden, tel. 071-155695. LELYSTAD Mw. O.F. Fonk, Archipel 25-56, 8224 GW Lelystad, tel. 03200-42591. MAASTRICHT Mw. I. Bootz, Cruyshaag 22, 6228 EJ Maastricht, tel. 043-610789. MEPPEL M w. G.C. Bouwknegt, Postbus 14, 7948 ZG Nijeveen, tel. 05229-1588. MIDDELBURG Mw. J. Everaars, Oude Vlissingseweg 73, 4336 AB Middelburg, tel. 01180-26771. NOORDOOSTPOLDER EN URK Mw. H. Beima, Medemblikpad 58, 8304 CZ Emmeloord, tel. 05270-17850. NIJMEGEN Mw. A.C.M. Noordzij, Lijsterbeshof 11, 6581 PT Malden, tel. 080-582107. OLDENZAAL Mw. S. Christenhusz, Mariastraat 32, 7574 ZM Oldenzaal, tel. 05410-11592. OOSTERHOUT Mw. V.M. Brons, Van Leeuwenhoeklaan 15, 4904 KN Oosterhout, tel. 01620-22876.
oss
Mw. A. Wijnbergen, de Drossaard 13, 5345 MS Oss, tel. 04120-47405. PURMEREND Mw. P. Hiemstra, Lepelblad 101, 1441 VH Purmerend, tel. 02990-31309. ROERMOND Mw. A. Piëtte, Margrietlaan 9, 6042 HT Roermond, tel. 04750-24527. ROTTERDAM Mw. C. Boelhouwer, Molenlaan 297, 3055 GG Rotterdam, tel. 010-4229392.
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
STADSKANAAL Mw. S. van Dijk, Acaciahage 8, 9501 WE Stadskanaal, tel. 05990-17742. TIEL Mw. L. de Nijs, Burg. Houtkoperlaan 13, 4051 EW Ochten, tel. 03444-2701. TILBURG Mw. R. van Hees, Ravensbeek 7, 5032 AV Tilburg, tel. 013-634106. UTRECHT Mw. G. van de Woude, Hoef smederij straat 9, 3572 DA Utrecht, tel. 030-714460. VEGHEL Mw. S. Janssen, Hertog Janstraat 31, 5461 AG Veghel, tel. 04130-41314. VENLO Mw. G. van Beers, Baarloseweg 29, 5995 BK Kessel, tel. 04762-2670. VENRAY Mw. M. van de Geer, Seilierpad 15, 5804 BW Venray, tel. 04780-89646. WAALWIJK Mw. A. van Oort, Mesdaglaan 14, 5161 VB Sprang-Capelle, tel. 04167-63943. WAGENINGEN J. van Haeringen, Langhoven 20, 6721 SK Bennekom, tel. 08389-19482. WEERT Mw. D. Bastiaanse, Joh. van Meursstraat 48, 6001 XG Weert, tel. 04950-21805. WEST-FRIESLAND Mw. E. v.d. Griend, De Vang 4, 1622 GA Hoorn, tel. 02290-10526. WINSCHOTEN Mw. Ellen Janssen, Veerlaan 4, 9698 PJ Wedderveen, tel. 05976-1574. YERSEKE Mw. F. Duinkerke, Rozenlaan 6, 4401 HG Yerseke, tel. 01131-2895. ZEEUWS-VLAANDEREN Mw. A. Valentgoed, Jan van Galenstraat 82, 4535 BX Terneuzen, tel. 01150-97174. ZWOLLE M w. K. Carsouw, Vloeddij k 64, 8261 GD Kampen, tel. 05202-17829.
133
BOEKEN
'Basisboek lichaamstaal' een vriendelijk boek RUTTEN-SARIS, MARIJKE: Basisboek lichaamstaai. Assen, Van Gorcum en Dekker & van de Vegt, 1990. 205 blz. Literatuuropgave. In de serie: H.B.O.-reeks Gezondheid /Welzijn. Prijs: f.49.90.
BOEKEN Onder redactie van
Marie-José Overbosch
Dit boek gaat over het bewegen van jonge kinderen, hoe we hun bewegingen kunnen leren zien, herkennen en hanteren om hun een veilig gehecht bestaan te kunnen bieden. Het gaat daarmee dus over opvoeding als 'Ontmoeting in beweging', zoals de titel van het eerste hoofdstuk luidt. De schrijfster begint dit hoofdstuk aldus: 'Baby's ... Ik vind ze fascinerend! In slechts veertien maanden veranderen ze al vier keer van soort aanwezigheid: pasgeborene, tweemaands-baby, negenmaands-kruipertje en lopend stappertje. Een overweldigende levenskracht manifesteert zich in hun activiteiten, een scheppende vormgevingskracht blijkt uit hun ontwikkeling. Dat gaat allemaal in een razend tempo; ze groeien, ze worden vriendinnetjes, ze geven de dingen een naam, ze horen bij ons, ze zijn veilig gehecht of niet. Ze hebben ons er wel bij nodig! Baby net dié ruimte geven die ze nodig heeft om te groeien, gaat vaak vanzelf en soms lukt het, ondanks ieders inzet, helemaal niet'.
'Scheppend'
Rutten hanteert het begrip 'scheppende lichaamstaal' om de ontwikkeling van de 'ontmoeting' tussen de baby en degenen die haar opvoeden, te beschrijven. Daniel Stern (1985) gebruikte als eerste de term 'emergent-self, in de betekenis van gewaarwordend ontvouwen, van ontluiken, van tot vorm komen, van uit het geheel tot onderscheid komen, van worden en zijn tegelijk. Rutten leert ons kijken naar een baby, naar de expressie van het hele lijfje. Ze geeft ook aan hoe we op de baby kunnen reageren, contact kunnen maken en met elkaar kunnen blijven communiceren. Deze bewustwording kan zeer verrijkend zijn voor onze omgang met baby's en helpt het kind op te groeien in de wereld van volwassenen in alle respect en liefde. Zeer veel fascinerende en treffende
134
zwart-wit foto's met toelichting ondersteunen de heldere tekst. Dit vriendelijke en toegankelijke boek is bijna een uitnodiging om de inhoud in praktijk te brengen. Daarom breng ik het graag onder de aandacht van, natuurlijk, (toekomstige) ouders, maar net zo goed van ieder ander die met jonge kinderen omgaat, al dan niet beroepsmatig. Bovendien hoop ik dat docenten van de verschillende opleidingen dit basisboek opmerken. M.-J.O.
De kijkdoos De kijkdoos; serie informatieve kijk/leesboeken voor de jongste kinderen op de basisschool. Educatieve uitgeverij De Ruiter, Gorinchem. Prijs per deel f. 19,25. Acht pagina's eenvoudige tekst voor beginnende lezers met acht paginagrote kleurenfoto's op zeer dik papier maken deze boekjes zeer bruikbaar om door kinderen zelf te worden ingekeken of om uit voor te lezen. De serie is opgezet voor gebruik in de klas, om zelfstandig informatie te leren verwerven of om in de kring of groep te worden behandeld. KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
BOEKEN SIGAR, MAAIKE EN RICHARD DE LEEUW: Ik heb een zusje, maar ik mag alleen naar haar kijken. Amsterdam, Middernacht Pers, 1989. 32 blz. Illustraties: Dick Bruna. Prijs: f. 19.90
Ik heb een zusje, maar ik mag alleen naar haar kijken
Lotje en Thijs hebben een zusje gekregen. Zij is veel te vroeg geboren en ligt in de couveuse. Pas als de kinderen hun zusje mogen aanraken, krijgt zij meer betekenis voor hen. Dit kinderboek over couveusekinderen bestaat uit tekst van Maaike Sigar, ouder van een couveusekind en uitgeefster, en medische tekst en adviezen van Richard de Leeuw, kinderarts. Naast de tekeningen van Dick Bruna is ook een aantal zwart-wit foto's opgenomen.
Het boek is sober van tekst en illustratie, alleen de kaft is lichtblauw met rode titel. Het geheel straalt rust en vriendelijkheid uit. Kleine kinderen die te maken krijgen met een couveusebaby kunnen informatie opdoen uit de simpele tekst en duidelijke foto's; voor grote kinderen geven de 3 112 bladzijden 'Wat gebeurt met Isabel in de couveuse?' veel uitleg. M.-J.O.
Slaapproblemen EEN WERKBOEK VOOR OUDERS SCHREGARDUS, RUTTIEN: Kinderen met slaapproblemen; een werkboek voor ouders. Illustraties: Annemieke Bunjes. Meppel, Boom, 1990. 66 blz. Prijs: f.17.50. Dit werkboek is het resultaat van gesprekken die de auteur voerde met ouders van kinderen met slaapproblemen. Ouders van kinderen niet slaapen inslaapproblemen krijgen vaak zeer uiteenlopende adviezen. Door alle adviezen, door alles wat er gezegd wordt, is de eigen koers, het eigen gevoel voor wat iemand wel en niet wil, zoekgeraakt. Er wordt bij dat alles nogal eens een weg afgelegd in de medische wereld, terwijl het niet om een medisch probleem gaat. In het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht werden kinderen voor een paar dagen opgenomen omdat de ouders het niet meer volhielden elke nacht voor hun kind klaar te staan. De gedachte dat een opname moet worden voorkomen, werd door veel ouders gedeeld. Er ontstond al pratend en adviserend een methode die succesvol bleek en die in dit boek wordt beschreven. Kinderen met (in-)slaapproblemen worden door de ouders vaak beschreven als gevoelige, pientere en wilskrachtige kinderen. Zij reageren over het algemeen heftig op nieuwe, onbekende situaties. Ook boze of geKIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
In de media ALGEMEEN DAGBLAD, 21 juli 1990: Behandeling kinderen na ongeluk kan beter. ESKAZETTE, nr. 2, zomer 1990, p. 8-9: De geschiedenis van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis. BETER, nr. 5, oktober/november 1990, p.76-77: Als uw kind naar het ziekenhuis moet. LIBELLE, nr. 37,14 september 1990, p. 23: Libelle Helpt 1: medisch; Voor u gelezen.
weet hoe dingen verlopen, hoeft het niet steeds alert oftewel 'wakker' te reageren. Die duidelijkheid wordt verkregen door liefdevol en voorspelbaar met het kind om te gaan. M.-J.O.
Mare is ziek KADONO, EIKO: Mare is ziek. Met illustraties van Mako Taruishi. Haarlem, Gottmer, 1989. 32 blz. Prijs f. 18,50.
mengde gevoelens van mensen in hun omgeving lijken zij haarfijn aan te voelen. Zij lijken de prikkels uit hun omgeving niet te kunnen selecteren, alles wat er gebeurt schijnt indruk te maken. Het programma dat in dit boek wordt beschreven is erop gebaseerd dat duidelijkheid voor een kind betekent: veiligheid die nodig is om te kunnen 'afsluiten' (inslapen). Als een kind
Mare vindt het niet leuk dat hij ziek is. Maar mama heeft gemerkt dat hij moet hoesten en zij stuurt hem gauw naar bed. Eenmaal in zijn kamertje hoort Mare op de deur kloppen. Wie kan dat nou zijn? Als Mare opendoet staat er een geweldige dokter voor zijn neus. Hij onderzoekt Mare uitvoerig en leert hem hoe hij zijn keel moet gorgelen. De dokter helpt Mare van de koorts af en tenslotte piepen Marcs longen ook niet meer. Mare is weer beter, dank zij dokter Beer. Dit prentenboek ziet er verzorgd uit. De zeer grote illustraties zijn expressief, eenvoudig, zacht van kleur, maar enigszins goeiig. Ook de kleur van de kaft doet wat ouderwets aan. Mare zelf is een braaf verstandig jongetje van een jaar of 4,5. De tekst is summier, hetgeen uitnodigend kan zijn voor ouders om er zelf bij te vertelllen of om het boek voor te lezen aan peuters en kleuters.
Vervolg pag. 136
135
Vervolg van pag. 135
Voorlichtingsmateriaal Kind en Ziekenhuis
Waarom huilen huilbaby's en wat kun je doen
De Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis geeft het volgende voorlichtingsmateriaal uit. Drie voorlichtingsfolders voor ouders: Opname - Rooming in - In 't ziekenhuis (samen) (per 100 stuks ƒ 25,50)
ƒ 2,00
Folder'Amandelen. Wel knippen! Niet knippen?'
ƒ 1,00
(per 100 stuks ƒ 35,50 Welk ziekenhuis kiest u?
ƒ 7,50
Jaap de Aap in het ziekenhuis Uw kind in het ziekenhuis, wat kunt u als ouder doen
ƒ 14,00 ƒ 14,00
(Samen ƒ 20,00) Handvest Kind en Ziekenhuis
ƒ 5,50
Onderzoeksrapport'Ziekenhuisklimaat 0-18 jarigen'
ƒ 12,50
Rekening houden met kinderen bij de (ver)bouw en inrichting van algemene ziekenhuizen
ƒ 10,00
De gebouwde omgeving voor kinderen in ziekenhuizen
ƒ 10,00
Bouwen voor kinderen (themanummer 'Kind en Ziekenhuis')
ƒ 12,50
Kinderen in het ziekenhuis Handleiding voor het vervaardigen van een informatieboekje voor ouders (uitgave Landelijke Vereniging Kind en Zieken huis en NZI) ƒ18,00 Mijn ziekenhuisboek (Per doos van 60 stuks ƒ 165,00)
ƒ 7,50
Wandplaat 'Het ziekenhuis', in koker
ƒ 15,00
(per 10 stuks in koker ƒ 45,00) Affiche 'Als er meer aan de hand is' (gevouwen)
ƒ 2,50
Affiche 'Samen blijven' (gevouwen)
ƒ 3,50
Herdruk tijdschrift (een lijst van gepubliceerde themanummers is op aanvraag verkrijgbaar)
ƒ 12,50
Alle prijzen inclusief verzendkosten. Bestel wij ze: - Het verschuldigde bedrag overmaken naar Postbank nr. 61 31 073 t.n.v. Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis te Dordrecht onder vermelding van de gewenste artikelen. - Schriftelijk bestellen bij het Landelijk Bureau, Aardappelmarkt 3,3311 BA Dordrecht met bij sluiting van een girobetaalkaart, bankcheque of het verschuldigde bedrag aan postzegels voor de opgegeven artikelen.
136
GRAY, PAT, MARIANNE GROBBEN (Red.): Huilbaby's; waarom huilen ze en wat kun je eraan doen? Nijkerk, Intro, 1989. Oorspronkelijk Engels: 'Crying baby. How to cope'. 120 blz. Prijs: f. 19.90. Dit boek is een grote hulp voor ouders en verzorgers van baby's; van baby's die 'huilbaby's' worden genoemd en dus erg veel huilen, maar ook van gewone baby's. Iedere ouder /verzorger heeft wel eens een periode dat hij of zij het niet meer weet. De schrijfster gaat uitgebreid in op de vraag welke hulp de baby geboden kan worden. Daarnaast biedt ze veel steun aan de moeder. Ik voelde tijdens het lezen veel begrip voor de situatie: wanneer je baby veel huilt, is dat vaak een zeer eenzame en verwarrende periode voor de ouders. Ik spreek uit eigen ervaring. In het boek wordt op een prettige manier aan veel facetten van deze problematiek aandacht geschonken, zoals aan de mogelijke oorzaken van het huilen, de nachten, de voeding, de andere kinderen, de alleenstaande ouder, hoe je de baby kunt helpen, hoe jezelf te helpen, de gevoelens en emoties ten opzichte van de baby. Als bijlage bevat het boek 'nuttige adressen in Nederland en België'. Hierbij valt me op, dat de Belgische Vereniging Kind en Ziekenhuis wél en de Nederlandse vereniging niet wordt genoemd. Bovendien is de Amsterdamse Opvoedingstelefoon al zeer geruime tijd opgeheven en zijn de twee openingstijden van de Amersfoortse Opvoedingstelefoon juist andersom dan hier vermeld, voorts zijn in het boek een boekenlijst, een 'checklist' van manieren om je baby te helpen en zo'n zelfde lijst van symptomen van de baby opgenomen. Pat Gray was zelf moeder van twee huilbaby's en bestuurslid van 'Crysis'. M. Grobben is als consultatiearts verbonden aan de Provinciale Kruisvereniging te Utrecht.
Livia Olk
KIND EN ZIEKENHUIS DECEMBER 1990
TOILETAANPASSINGEN In onze showrooms te HOUTEN, BREDA en EINDHOVEN beschikken wij over een groot assortiment baddouche- en toilethulpmiddelen. Wij adviseren U graag bij de keuze van de juiste hulpmiddelen. Maakt U eens een afspraak of komt U gerust eens langs. Aanpassingen vinden plaats in eigen beheer. Eigen technische servicedienst.
Documentatie op aanvraag verkrijgbaar.
MRS Medische & Revalidatie Service HVT Houten : Peppelkade 21, 3992 AL, Tel. 03403-74161, Fax 03403-79566 Breda : RegenbeemdH, 4825AS, Tel. 076-712088, Fax 076-712874 Eindhoven: Hastelweg 246, 5652 CN, Tel. 040-550535, Fax 040-550355
LANDELIJKE VERENIGING KIND EN ZIEKENHUIS
AANMELDINGSFORMULIER ONDERGETEKENDE: Naam ..
.. (Fam /Hr /Mw /Instelling)
Adres ................................ Postcode en woonplaats .... Functie of hoedanigheid .... Geeft zich op ald LID van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis en draagt als contributie bij ƒ .................. (minimaal ƒ 30,- per boekjaar).
Datum
Handtekening
Leden van de Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis ontvangen 4x per jaar het tijdschrift KIND EN ZIEKENHUIS. Het boekjaar loopt van l oktober tot 30 september d.a.v. Ten behoeve van de contributiebetaling wordt een acceptgirokaart toegezonden.
Gaarne volledig ingevuld en ondertekend retourneren aan: Landelijke Vereniging Kind en Ziekenhuis Aardappelmarkt 3 3311 BA Dordrecht