LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vak:
TV Toegepaste biologie Specifiek gedeelte
Studierichting:
Tandtechnieken
Studiegebied:
Tandtechnieken
Onderwijsvorm:
TSO
Graad:
derde graad
Leerjaar:
eerste en tweede leerjaar
Leerplannummer:
2009/038 (vervangt: 2007/080)
Nummer inspectie:
2009 / 23 // 1 / H / SG / 1 / III / / D/ (vervangt 2007 / 24 // 1 / I / SG / 1 / III / / V/09)
Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel
2/2 lt/w
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
1
INHOUD Visie ......................................................................................................................................................... 2 Beginsituatie ............................................................................................................................................ 3 Algemene doelstellingen ......................................................................................................................... 4 Leerplandoelstellingen / leerinhouden..................................................................................................... 5 Pedagogisch-didactische wenken ......................................................................................................... 14 Minimale materiële vereisten ................................................................................................................. 18 Evaluatie ................................................................................................................................................ 19 Bibliografie ............................................................................................................................................. 22
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
2
VISIE In de studierichting Tandtechnieken heeft het vak TV Toegepaste biologie vooral een ondersteunend en verklarend doel voor de technische en praktische vakken. Door de lessen toegepaste biologie worden leerlingen zich steeds meer bewust van het belang van de wetenschappelijke ondersteuning bij het aanleren en uitvoeren praktische handelingen in de lessen Tandtechnieken. Het verband tussen de TV Toegepaste biologie en PV/TV Tandtechnieken dient zo veel als mogelijk gelegd te worden. Anderzijds moet in het vak TV Toegepaste biologie het wetenschappelijke karakter in overweging genomen worden. Er zal een permanent overleg zijn tussen de leraar PV/TV en de leraren wetenschappen. Op deze manier worden de leerinhouden op elkaar afgestemd, waar nodig via theoretische en praktische invulling, verduidelijkt, bijgestuurd en uitgediept. Zo worden overlappingen vermeden en worden wetenschapsvakken en de vakken PV/TV Tandtechnieken complementair aan elkaar. Naast het verwerven van kennis en vaardigheden worden van de leerlingen gedurende de opleiding tal van vakspecifieke attitudes verwacht die verder dienen ontwikkeld te worden.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
3
BEGINSITUATIE De leerlingen van het eerste leerjaar van de derde graad in de studierichting Tandtechnieken kunnen een verschillende achtergrond voor biologie hebben. De basisbeginselen van de biologie, de chemie en de fysica, zoals die in de tweede graad ASO en TSO onderwezen worden (via natuurwetenschappen) zijn door de leerlingen gekend. Van deze leerlingen wordt verwacht dat zij de volgende onderwerpen van de biologie beheersen: bacteriën en virussen als ziekteverwekkers, betekenis van bacteriën, seksueel overdraagbare aandoeningen, gezondheidszorg in verband met stofwisseling en prikkelbaarheid, doping. De leerlingen kunnen een lichtmicroscoop hanteren. Een beknopte herhaling van sommige basisbegrippen kan noodzakelijk zijn, zeker voor leerlingen die uit studierichtingen komen met minder uren AV Biologie of TV Toegepaste biologie.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Tijdens de opleidingsperiode van twee jaar moeten de leerlingen volgende kennis en vaardigheden verwerven. 1. Kennis van de aard, eigenschappen, verwerking en behandeling van hulpmaterialen. 2. Basiskennis in natuurkunde en scheikunde. 3. Basiskennis in biologie, anatomie en fysiologie i.v.m. het beroep. 4. Kennis van de vaste en van de uitneembare prothese. 5. Basiskennis in maxillo-faciale orthopedie. 6. Basiskennis in het vervaardigen van epithesen en implantaten. 7. Kennis inzake schetsen, tandschema’s, ontwikkelen van structuren (tandanatomie). 8. Kennis van toepasselijke wetgeving inzake ongevalpreventie, arbeidsveiligheid en milieubescherming. 9. Vervaardigen van modellen vanuit afdrukken. 10. Afmeten en dupliceren van modellen. 11. Vervaardigen en reproduceren van totale en partiële prothesen. 12. Vervaardigen en reproduceren van vaste prothesen in tandlegeringen en aanbrengen van cosmetische tandstoffen. 13. Vervaardigen en reproduceren van de metalen basis voor uitneembare prothesen. 14. Vaardigheden in het vervaardigen en reproduceren van tandprothesen d.m.v. keramieken en tandkleurstoffen. 15. Vaardigheden in het vervaardigen van orthodontieapparatuur. 16. Basiskennis in het vervaardigen van maxillo-faciale apparaten. 17. Basiskennis in het vervaardigen van orthodontische behandelingsapparaten. 18. Kennis over de wijze om instrumenten en apparaten te gebruiken en te onderhouden.
De leerlingen dienen op het einde van het tweede jaar over voldoende kennis te beschikken van het zenuwstelsel, de zintuigen, de microbiologie en de immuniteit. De leerlingen dienen ook voldoende inzicht te verwerven in het mechanisme van de erfelijkheid en in de moleculaire achtergrond hiervan, en van de evolutie van de mens.
4
5
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN / LEERINHOUDEN Uitbreidingsdoelstellingen en –inhouden worden aangeduid met een U en werden cursief geplaatst. 1e leerjaar
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
LEERINHOUDEN 1
Anatomie: inleiding
de verschillende organisatieniveaus van het menselijk organisme (cel - 1.1 weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme) uitleggen.
Organisatie van het menselijk organisme
de veel gebruikte statische richtingaanduidingen uit de anatomie ge- 1.2 bruiken om het menselijke lichaam en zijn onderdelen te beschrijven.
Statische richtingaanduidingen
2
2
Beenderstelsel
microscopische beelden (in de microscoop, eventueel op foto of tekening) van de voornaamste typen van bind- en steunweefsel herkennen, de delen met de juiste terminologische benamingen beschrijven en kort hun belang aangeven.
2.1
Weefselleer (bind- en steunweefsel)
de verschillende beensoorten herkennen en hun bouw beschrijven.
2.2
Soorten beenderen en hun bouw
2.3
Overzicht van de schedelbeenderen
2.4
Gedetailleerde studie van het slaapbeen, de bovenkaak en de onderkaak
het groeiproces van de lange beenderen uitleggen. op een model en op een tekening alle beenderen van de schedel aanduiden en dit zowel met de Nederlandse, als met de wetenschappelijk benamingen. van het slaapbeen, de bovenkaak en de onderkaak alle delen aanduiden die gebruikt worden als aanhechtingsplaatsen van spieren en gewrichten, en dit met hun wetenschappelijke benamingen.
6
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN 2.5
Beenverbindingen
2.6
Kaakgewricht, bouw en bewegingsmogelijkheden
2.7
Afwijkingen van het beenderstelsel (U)
3
Spierstelsel
de microscopische beelden (in de microscoop, eventueel op foto of tekening) van glad en dwarsgestreept spierweefsel herkennen, de delen met de juiste terminologische benamingen beschrijven en kort hun belang aangeven.
3.1
Weefselleer (typen spierweefsel)
van dwarsgestreept spierweefsel tevens de submicroscopische structuur beschrijven.
3.2
Algemene bouw van de spieren
3.3
Fysiologie van de spieren
de verschillende soorten beenverbindingen herkennen. de belangrijkste beenverbindingen van de schedel met hun wetenschappelijke naam aanduiden op een model en/of op een figuur. de algemene bouw en de werking van een gewricht beschrijven, gebruikmakend van de geëigende terminologie. de bouw van het kaakgewricht beschrijven aan de hand van figuren. de verschillende bewegingsmogelijkheden van het kaakgewricht beschrijven. afwijkingen van het beenderstelsel beschrijven. (U)
3
de specifieke terminologie om een spier te beschrijven, gebruiken. de energievoorziening van een spier op een schematische manier weergeven. uitleggen dat elke skeletspier geïnnerveerd wordt. enkele belangrijke termen (drempelwaarde, latente periode, contractie, relaxatie, tetanus, tonus, wet alles of niets) gebruiken om de werking van een spier te beschrijven.
7
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen aangeven welke spieren (wetenschappelijke namen) betrokken zijn bij het kauwen en deze spieren herkennen op een model en/of op een figuur en ze aanduiden.
LEERINHOUDEN 3.4
Kauwmusculatuur
3.5
Mimische spieren van de mondstreek
ziekten van het spierstelsel beschrijven.(U)
3.6
Ziekten van het spierstelsel (U)
4
de mondholte en haar onderdelen beschrijven aan de hand van de geëigende anatomische benamingen. (de beschrijving van de tanden zelf valt buiten het bestek van de lessen 'anatomie', vermits ze uitgebreid aan bod komen in de lessen Tandtechniek, deel: morfologie)
4
Mondholte
5
de neusholte beschrijven aan de hand van de geëigende anatomische benamingen.
5
Neusholte
6
de verschillende kraakbeendelen van het strottenhoofd herkennen op 6 een model en/of op een figuur en ze aanduiden.
de oorsprong en de aanhechting van de kauwspieren met de juiste anatomische termen beschrijven en de functie van deze spieren uitleggen. de belangrijkste mimische spieren van de mondstreek (wetenschappelijke namen) herkennen op een model en/of op een figuur en ze aanduiden. de oorsprong en de aanhechting van de belangrijkste mimische spieren met de juiste anatomische termen beschrijven en de functie van deze spieren uitleggen.
het ontstaan van de stem op een summiere wijze beschrijven.
Strottenhoofd
8
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 7
de tong/keelspieren (wetenschappelijke benaming) herkennen op een model en/of op een figuur en ze aanduiden.
LEERINHOUDEN 7
Tong/keelspieren en het slikken
8
Bloed, bloedvaten- en lymfvatenstelsel
8.1
Samenstelling van het bloed
de belangrijkste taken van de bloedsomloop opnoemen.
8.2.
Taken van de bloedsomloop
de verschillende bloedvattypen en de voornaamste bijzondere vaatstelsels (o.a. anastomosen) herkennen.
8.3.
Soorten bloedvaten, bijzondere vaatsystemen
aan de hand van een model of een figuur het hart beschrijven en de verschillende delen benoemen.
8.4.
Bouw en werking van het hart
de bloedsomloop (ook de foetale bloedsomloop) beschrijven aan de hand van een schema.
8.5.
Bloedsomloop
de belangrijkste arteriën van de hoofd- en halsstreek beschrijven en hun functie uitleggen.
8.6.
Arteriën van de hoofd- en de halsstreek
de belangrijkste venen van de hoofd- en halsstreek beschrijven en hun functie uitleggen.
8.7.
Venen van de hoofd- en de halsstreek
de bouw en de functie van het lymfvatenstelsel uitleggen.
8.8.
Bouw en functie van het lymfvatenstelsel
de oorsprong en aanhechting van deze spieren beschrijven en de precieze functie van deze spieren uitleggen. 8 de verschillende bestanddelen van het bloed en hun functies opsommen. het microscopisch beeld van de rode en witte bloedlichaampjes herkennen.
de werking van het hart uitleggen.
9
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
de belangrijkste lymfgebieden van de hoofd- en halsstreek beschrijven en hun functie uitleggen.
8.9.
Lymfgebieden van hoofd en halsstreek
het begrip bloeddruk uitleggen en aangeven hoe de bloeddruk gemeten wordt.
8.10.
Bloeddruk
bloedgroepen en donorgroepen aan de hand van voorbeelden beschrijven.(U)
8.11.
Bloedgroepen en donorgroepen (U)
ziekten van het hart en bloedvaten beschrijven.(U)
8.12
Ziekten van het hart en bloedvaten (U)
10
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week) 2e leerjaar
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 1
LEERINHOUDEN EN WENKEN 1
Zenuwstelsel
het neuron op een tekening en/of onder de microscoop herkennen en 1.1 de specifieke bouw en de functie toelichten.
Weefselleer: het neuron
de belangrijkste taken van het zenuwstelsel aangeven.
1.2
Taken van het zenuwstelsel
de anatomie van het zenuwstelsel beschrijven.
1.3
Anatomie van het zenuwstelsel
de belangrijkste fysiologische processen van het zenuwstelsel uitleggen.
1.4
Fysiologie van het zenuwstelsel
de zenuwen van het gezicht en van de mond- en halsstreek aanduiden op een figuur en de functie van deze zenuwen uitleggen.
1.5
Bezenuwing van de hoofd- en halsstreek
ziekten van het zenuwstelsel beschrijven. (U)
1.6
Ziekten van het zenuwstelsel (U)
2
Zintuigen
2.1
Het gezicht
de anatomie en de werking van het gehoor uitleggen.
2.2
Het gehoor
de anatomie en de werking van de smaakgewaarwording uitleggen.
2.3
De smaakgewaarwording
de anatomie en de werking van de geurgewaarwording uitleggen.
2.4
De geurgewaarwording
de anatomie en de werking van de tast en temperatuurgewaarwording uitleggen.
2.5
Tast en temperatuurgewaarwording
de anatomie en de werking van pijn en jeuk uitleggen.
2.6
Pijn en jeuk
2 de anatomie en de werking van het gezicht uitleggen.
11
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen ziekten van de zintuigen beschrijven.(U) 3 het begrip soort uitleggen.
LEERINHOUDEN EN WENKEN 2.7
Ziekten van de zintuigen (U)
3
Erfelijkheid
3.1
Erfelijkheidsleer volgens Mendel
de erfelijke wetmatigheden die de wetten van Mendel volgen toelichten aan de hand van een voorbeeld (steeds zoveel mogelijk op de mens toegepast). het verschil tussen fenotype en genotype kenschetsen. de chromosomentheorie gebruiken om de erfelijkheid te verklaren.
de erfelijkheid van het geslacht en geslachtsgebonden kenmerken 3.2 toelichten aan de hand van een voorbeeld (steeds zoveel mogelijk op de mens toegepast).
Erfelijkheid van het geslacht en geslachtsgebonden kenmerken
modificatie en mutatie toelichten aan de hand van een voorbeeld (steeds zoveel mogelijk op de mens toegepast).
3.3
Modificatie en mutatie
de begrippen mutagenese, teratogenese en carcinogenese met bijzondere aandacht voor de invloed van chemische stoffen uitleggen.
3.4
Begrippen mutagenese, teratogenese en carcinogenese
het belang van onderzoek bij tweelingen weergeven.(U)
3.5
Tweelingonderzoek (U)
de verschillende soorten mutaties uitleggen.(U)
12
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 4
LEERINHOUDEN EN WENKEN 4
Evolutie
principes van de evolutie aangeven.
4.1
Principes van de evolutie
argumenten voor evolutie geven.
4.2
Argumenten voor evolutie
de evolutietheorieën (lamarckisme, darwinisme, synthetische theorie) 4.3 met voorbeelden uitleggen.
Evolutietheorieën
de evolutie van de mens beschrijven.
4.4
Evolutie van de mens
de evolutie van het gebit aangeven.
4.5
Evolutie van het gebit
5
Microbiologie
de bouw en de levensvoorwaarden van bacteriën beschrijven.
5.1
Bouw en levensvoorwaarden van bacteriën
enkele belangrijke infecties van de mond en van de luchtwegen aangeven.
5.2
Infecties van de mond en van de luchtwegen
de bouw en de voortplanting van virussen beschrijven.
5.3
Bouw en voortplanting van virussen
enkele belangrijke virale infecties aangeven.
5.4
Enkele belangrijke virale infecties
de bestrijding van bacteriën en virussen uitleggen.
5.5
Bestrijding van bacteriën en virussen, steriliteit
5
het belang van steriliteit aangeven.
13
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 6
LEERINHOUDEN EN WENKEN 6
Immuniteit
de cellulaire immuniteit uitleggen.
6.1
Cellulaire immuniteit
de humorale immuniteit uitleggen (T-lymfocyten, B-lymfocyten, globulinen, macrofagen en granulocyten).
6.2
Humorale immuniteit: 6.2.1 T-lymfocyten 6.2.2 B-lymfocyten 6.2.3 Globulinen 6.2.4 Macrofagen 6.2.5 Granulocyten
toepassingen i.v.m. immuniteit beschrijven zoals vaccinatie, allergie, serumbehandeling, host-versus-graft reactie (afstoting).
6.3.
Toepassingen
bijdragen van het fundamenteel biologisch onderzoek bij het oplossen van problemen geven. (U)
6.4
Fundamenteel biologisch onderzoek (U)
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
14
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1
Algemene pedagogisch-didactische wenken
1.1 1.1.1
ICT-integratie Wat?
Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het realiseren van leerplandoelstellingen. 1.1.2
Waarom?
Maatschappelijke ontwikkelingen wijzen op het belang van het verwerven van ICT-competenties. Jongeren moeten niet alleen in staat zijn om nieuwe media te gebruiken, zij moeten net zo goed kunnen inschatten wanneer deze efficiënt en effectief kunnen worden ingezet. Het gebruik van nieuwe media sluit zeer goed aan bij de leefwereld van de jongeren en speelt in op hun vertrouwdheid met de beeldcultuur. Er wordt meer en meer belang gehecht aan probleemoplossend denken, kritisch selecteren, het zelfstandig of in groep werken, het kunnen verwerven en verwerken van enorme hoeveelheden informatie. Deze ontwikkelingen zijn ook merkbaar in het onderwijs. In de meeste vakken of bij het nastreven van vakoverschrijdende eindtermen vervult ICT een ondersteunende rol. Door de integratie van ICT kunnen leerlingen: •
het leerproces zelf in eigen handen nemen;
•
zelfstandig en actief leren omgaan met les- en informatiemateriaal;
•
op eigen tempo werken en een eigen parcours kiezen (differentiatie en individualisatie).
1.1.3
Hoe ICT integreren ter ondersteuning van het realiseren van de leerplandoelstellingen?
Zelfstandig oefenen in een leeromgeving Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijv. d.m.v. specifieke pakketten. De meerwaarde van deze vorm van ICTintegratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot zelfevaluatie. Zelfstandig leren in een leeromgeving Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijv. in een open leercentrum). Een elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning. Creatief vormgeven Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden. Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een ELO en het internet. Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren. De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm. Voorstellen van informatie aan anderen Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICT-ondersteuning onder de vorm van tekst, beeld en/of geluid d.m.v. bijv. een presentatie, een website, een folder... Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan o.a. via e-mail, internetfora, een ELO, chatten, blogging.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week) Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen
15
De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem keuzes te maken uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht uit te voeren. Door te reflecteren op de gebruikte middelen en de bekomen resultaten te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties …) en kunnen ze hun keuzes bijsturen. 1.2 1.2.1
VOET Wat?
Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelstellingen, die – in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen – niet gekoppeld zijn aan een specifiek vak, maar door meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET worden volgens een aantal vakoverschrijdende thema's geordend: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie en muzisch-creatieve vorming. De school heeft de maatschappelijke opdracht om de VOET volgens een eigen visie en stappenplan bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting). 1.2.2
Waarom?
Het nastreven van VOET vertrekt vanuit een bredere opvatting van leren op school en beoogt een accentverschuiving van een eerder vakgerichte ordening naar meer totaliteitsonderwijs. Door het aanbieden van realistische, levensnabije en concreet toepasbare aanknopingspunten, worden leerlingen sterker gemotiveerd en wordt een betere basis voor permanent leren gelegd. VOET vervullen een belangrijke rol bij het bereiken van een voldoende brede en harmonische vorming en behandelen waardevolle leerinhouden, die niet of onvoldoende in de vakken aan bod komen. Een belangrijk aspect is het realiseren van meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod. In dit opzicht stimuleren VOET scholen om als een organisatie samen te werken. De VOET verstevigen de band tussen onderwijs en samenleving, omdat ze tegemoetkomen aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen en een antwoord proberen te formuleren op actuele maatschappelijke vragen. 1.2.3
Hoe te realiseren?
Het nastreven van VOET is een opdracht voor de hele school, maar individuele leraren kunnen op verschillende wijzen een bijdrage leveren om de VOET te realiseren. Enerzijds door binnen hun eigen vakken verbanden te leggen tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET, anderzijds door thematisch onderwijs (teamgericht benaderen van vakoverschrijdende thema's), door projectmatig werken (klas- of schoolprojecten, intra- en extra-muros), door bijdragen van externen (voordrachten, uitstappen). Het is een opdracht van de school om via een planmatige en gediversifieerde aanpak de VOET na te streven. Ondersteuning kan gevonden worden in pedagogische studiedagen en nascholingsinitiatieven, in de vakgroepwerking, via voorbeelden van goede school- en klaspraktijk en binnen het aanbod van organisaties en educatieve instellingen. 1.3 1.3.1
Begeleid zelfgestuurd leren Wat?
Met begeleid zelfgestuurd leren (BZL) bedoelen we het geleidelijk opbouwen van een competentie naar het einde van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen meer en meer het leerproces zelf in handen gaan nemen. Zij zullen meer en meer zelfstandig beslissingen leren nemen in verband met leerdoelen, leeractiviteiten en zelfbeoordeling. Dit houdt onder meer in dat: −
de opdrachten meer open worden;
−
er meerdere antwoorden of oplossingen mogelijk zijn;
−
de leerlingen zelf keuzes leren maken en verantwoorden;
−
de leerlingen zelf leren plannen;
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week) − er feedback wordt voorzien op proces en product; −
16
er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct.
De leraar is ook coach, begeleider. De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter. 1.3.2
Waarom?
Begeleid zelfgestuurd leren sluit aan bij enkele pijlers van ons PPGO, o.m. −
leerlingen zelfstandig leren denken over hun handelen en hierbij verantwoorde keuzes leren maken;
−
leerlingen voorbereiden op levenslang leren;
−
het aanleren van onderzoeksmethodes en van technieken om de verworven kennis adequaat te kunnen toepassen.
Vanaf het kleuteronderwijs worden werkvormen gebruikt die de zelfstandigheid van kinderen stimuleren, zoals het gedifferentieerd werken in groepen en het contractwerk. Ook in het voortgezet onderwijs wordt meer en meer de nadruk gelegd op de zelfsturing van het leerproces in welke vorm dan ook. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen, meer bepaald “Leren leren”, vinden we aanknopingspunten als: −
keuzebekwaamheid;
−
regulering van het leerproces;
−
attitudes, leerhoudingen, opvattingen over leren.
In onze huidige (informatie)maatschappij wint vaardigheid in het opzoeken en beheren van kennis voortdurend aan belang. 1.3.3
Hoe te realiseren?
Het is belangrijk dat bij het werken aan de competentie de verschillende actoren hun rol opnemen: −
de leerling wordt aangesproken op zijn motivatie en “leer”kracht;
−
de leraar krijgt de rol van coach, begeleider;
−
de school dient te ageren als stimulator van uitdagende en creatieve onderwijsleersituaties.
De eerste stappen in begeleid zelfgestuurd leren zullen afhangen van de doelgroep en van het moment in de leerlijn “Leren leren”, maar eerder dan begeleid zelfgestuurd leren op schoolniveau op te starten is “klein beginnen” aan te raden. Vanaf het ogenblik dat de leraar zijn leerlingen op min of meer zelfstandige manier laat −
doelen voorop stellen;
−
strategieën kiezen en ontwikkelen;
−
oplossingen voorstellen en uitwerken;
−
stappenplannen of tijdsplannen uitzetten;
−
resultaten bespreken en beoordelen;
−
reflecteren over contexten, over proces en product, over houdingen en handelingen;
−
verantwoorde conclusies trekken;
−
keuzes maken en verantwoorden
is hij al met een of ander aspect van begeleid zelfgestuurd leren bezig.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
2
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
2.1
Enkele aandachtspunten
17
−
Om een optimaal rendement te bekomen is het noodzakelijk: - dat de cursus Toegepaste biologie aansluit bij de vroegere lessen biologie; - dat er coördinatie met de lessen Tandtechniek gebeurt.
−
Daarom mag van de voorgestelde opeenvolging van de hoofdstukken worden afgeweken, op voorwaarde dat een didactisch en methodologisch samenhangend geheel ontstaat.
−
Een goede jaarplanning is belangrijk. Het leerplan is uitgewerkt op basis van minimaal 25 effectieve lesweken per schooljaar. De resterende weken worden gebruikt voor uitdieping en/of verbreding van de leerstof, in functie van de specifieke klassituatie.
−
De leraar beschikt over de nodige didactische hulpmiddelen: vers (of geconserveerd) materiaal, micropreparaten, modellen, organen, transparanten, dia's, wandplaten, videofilms, cd-roms, tijdschriften enz.
−
Experimenten spelen een belangrijke rol bij het verwezenlijken van de cognitieve, affectieve en psychomotorische doelstellingen van deze cursus, omdat ze bijdragen tot de ontwikkeling van een groot aantal attitudes.
−
Een groot deel van de beschikbare tijd dient daarom te worden voorbehouden voor demonstratieproeven en voor experimenteel werk door de leerlingen.
−
Tijdens het tweede leerjaar kan een persoonlijk (individueel) werk opgelegd worden, in het kader van de geïntegreerde proef.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
18
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN 1 De theorielessen moeten steeds gegeven worden in het daartoe bestemde biologielokaal, voorzien van een goed uitgeruste leraarstafel met water, gas en elektriciteit: - dat de demonstratieproeven toelaat; - dat uitgerust is voor projecties (bijv. transparanten, videofilms, cd-roms, dia's). Voor het uitvoeren van de proeven dient het nodige glaswerk aanwezig te zijn. In een goed uitgerust biologielokaal heeft men uiteraard de beschikking over microscopen, handloepen en/of loepen op voet, binoculairs, het nodige dissectiemateriaal, een droogstoof, verwarmingstoestellen (bunsenbranders en/of elektrische verwarmingsplaten), centrifuge. Om de doelstellingen te bereiken is het volgende onontbeerlijk: microscopische preparaten weefselleer, modellen anatomie (schedel, skelet, wervel, pop met spieren van hoofd en hals). Didactisch materiaal - organismen en delen er van - insluitpreparaten (macro- en micropreparaten) - driedimensionale modellen - tweedimensionale modellen - foto’s en microdia’s Audiovisuele middelen - voldoende projectiemogelijkheden - hulpmiddelen bij observatie - microscopen - hulpmiddelen bij experimenten - algemeen laboratoriummateriaal - dissectiemateriaal - elementair microscopiemateriaal - glaswerk - chemicaliën - kleurstoffen - bewaarvloeistoffen ICT-toepassingen: toegang tot de computer met geschikte software
1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: -
Codex ARAB AREI Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: -
de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat: -
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
19
EVALUATIE 1
De evaluatie heeft een tweevoudig doel
De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij er in geslaagd is om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces. De evaluatie moet aan de leraar de feedback geven om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken. Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces. In het kader van het Schoolreglement en het Schoolwerkplan is het aangewezen om ouders en leerlingen tijdig over de wijze van evalueren in te lichten.
2
Algemene richtlijnen
De vragen/opdrachten met aanduiding van de cijferverdeling op de modeloplossing en de aanwijzingen voor de oplossing van de open vragen, worden opgesteld en vooraf aan de directeur overhandigd. Om achteraf discussies te vermijden zorgt men ervoor dat de leerlingen beschikken over: een duidelijk beeld van wat van hen verwacht wordt; de vragen en opdrachten die al zijn voorgekomen gedurende het didactisch proces; een schriftelijk overzicht van de voor het examen te kennen leerstof; een geschreven mededeling waarin staat welke informatiebronnen en welk materiaal ze mogen/moeten meebrengen op het examen; een blad met vragen om overschrijffouten te vermijden. Indien in een klas leerlingen van verschillende opties of studierichtingen samen alle lessen of een deel van de lessen volgen, dan is binnen deze klas differentiatie van vragen toegelaten. Bij eventueel herexamen zal men voor de leerling de leerstof voor dat herexamen zeer nauwkeurig schriftelijk bepalen. 3
Eigenschappen van een goede evaluatie
Door te evalueren wil men bij de leerlingen nagaan in hoeverre de doelstellingen die men met het leerproces wilde bereiken, bereikt zijn. De evaluatie moet daarom volgende kenmerken bezitten: ze moet valide, betrouwbaar en efficiënt zijn. Validiteit: mate waarin de toets of de eindproef overeenstemt met het gegeven onderwijs. Dit betekent o.a. dat er bij de evaluatie voldoende vragen rond de behandelde contexten moeten voorkomen. Betrouwbaarheid: het uitschakelen van toevalsinvloeden en het aanwenden van objectieve meetmethoden. Efficiëntie: de tijd nodig voor het voorbereiden en het afnemen van de toets moet in verhouding staan tot het bekomen van relevante informatie, liefst in een minimum van tijd. Onvoldoende resultaten bij individuele leerlingen of bij gedeelten van de klasgroep, zullen de leraar ertoe aanzetten om remediërend in te grijpen. Indien nodig zal de leraar voor andere werkvormen en leermiddelen kiezen. Een evaluatie kan een signaal geven om doelstellingen en/of leerinhouden bij te sturen. Verder is de evaluatie een belangrijk gegeven bij de pedagogische begeleiding en bij de controle door de inspectie. Voor de leerling is het van belang, om door de evaluatie te weten te komen, hoe zijn evolutie is binnen het leerproces. Een evaluatiecijfer voor dagelijks werk zal dus noodzakelijker wijze gesteund zijn op veelvuldige evaluatiemomenten die zowel kennis, vaardigheden als attitudevorming omvatten.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week) 4 Soorten evaluatie 4.1
20
Dagelijks werk (deelproeven)
Mondelinge beurten en korte toetsen hebben vooral als doel na te gaan of de leerlingen de genoemde doelstellingen in voldoende mate hebben bereikt. Leerlingen met achterstand zullen bijkomende opdrachten en taken krijgen om zo snel mogelijk bij te benen. Het is een belangrijke taak voor de leraar om de leerlingen individueel te begeleiden, en om de oorzaken van de achterstand te achterhalen en, mits aangepaste remediëring, deze leerlingen te helpen. ‘Leren leren’ krijgt zo een meer concrete betekenis. Via bepaalde technieken zoals beheersingsleren, geprogrammeerde instructie, hulp van medeleerlingen en eventueel van externe deskundigen (CLB) zullen deze leerlingen geholpen worden. Voor leerlingen die in de betreffende studierichting niet op hun plaats zitten, zal middels afspraken met collega’s, directie en/of CLB, op de begeleidende klassenraad zo snel mogelijk een oplossing gezocht worden. De hoofdbedoeling moet blijven, om zo veel als mogelijk leerlingen mee over de meet te krijgen. Verwacht meer en je zult meer krijgen. Hoge verwachtingen zijn voor iedereen belangrijk, zowel voor leerlingen die moeilijk meekunnen, voor zij die zich niet erg willen inspannen als voor goede, gemotiveerde leerlingen. Het rapportcijfer van het dagelijks werk is gesteund op een zo breed mogelijke permanente evaluatie van de afgelopen periode. Zowel cognitieve als affectieve en psychomotorische doelstellingen komen hierbij aan bod. De leraar houdt hiervoor een evaluatieschrift bij. Bij elk cijfergegeven moet summier terug te vinden zijn wat de bedoeling van de evaluatie was. Hiervoor kan de leraar beschikken over: - notities over het leergedrag van de leerling in de klas; - klasgesprekken; - mondelinge overhoringen; - korte schriftelijke toetsen; - herhalingstoetsen (grotere leerstofgedeelten); - huis- en klastaken; - kwalitatieve beoordeling aangaande praktische oefeningen, laboratoriumwerk; - notities over de mate van het beheersen van de vaardigheden;
4.2
Examens (eindproeven)
Examens houden een productevaluatie in. Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar een diagnose opgesteld, die aanleiding kan zijn tot bijsturing van het leerproces. Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele leerlingen ook hier weer uit voortspruiten. Zowel het gepast aanbieden van de leerstof en de evaluatie als het aanbieden van remediërende opdrachten zijn essentieel in het door ons beoogde totale leerproces. Via een grote variatie in vraagvormen (open en halfopen, invulvragen, juist- onjuist vragen, sorteervragen, rangschikkingvragen en meerkeuzevragen) zullen vooral de minimumdoelstellingen (eindtermen) getoetst worden. Uitsluitend theorievragen moeten vermeden worden. De duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lestijden voor het vak met een minimum van twee lestijden. De examens worden afgenomen in aanwezigheid van de vakleraar. Hij deelt de leerlingen, bij aanvang van de proef, mee dat bijkomende vragen ter verduidelijking kunnen gesteld worden. Elke bijkomende toelichting wordt hardop gegeven, zodat alle leerlingen op een gelijke wijze worden behandeld. Een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling wordt samen met de verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens aangevuld met een niet-absolute modeloplossing (de leerling kan terecht een andere oplossingsmethode gebruiken) of met een opsomming van de aandachtspunten die aanwezig moeten zijn voor oplossingen op open vragen en taken. Na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij het recht, op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken 21 TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week) Voor de examens worden met de leerlingen duidelijke afspraken gemaakt over het verloop ervan. De leraar zorgt ervoor dat minimum 75% van de examenvragen het bereiken van de minimumdoelstellingen (eindtermen en andere minimumdoelstellingen) toetst.
5
Correctie
Objectieve correctienormen zijn vanzelfsprekend een noodzaak. Wanneer een antwoord verschillende elementen inhoudt, is het aangewezen per essentieel element een puntenverdeling te maken. De leraar die aan zelfevaluatie wil doen, zal in tabelvorm een overzicht van de behaalde resultaten per leerling en per vraag opstellen. Daarop aansluitend wordt dan verwacht dat de leraar zijn besluiten trekt in verband met de gebruikte onderwijsmethode. Tevens is dit een uitstekend hulpmiddel om gefundeerde remediërende maatregelen t.o.v. de leerlingen te treffen.
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
22
BIBLIOGRAFIE 1
Pedagogisch-didactische naslagwerken
ASPERGES, M., e.a., Didactiek van de biologie, Uitgeverij De Boeck, Antwerpen. BLIECK, A. e.a., Instrumentarium voor leraren en schoolteams, Vakoverschrijdende thema's in het secundair onderwijs: gezondheidsopvoeding, milieueducatie en relationele vorming, Uitgeverij Garant, Leuven-Apeldoorn, 1994. STANDAERT, R., Leren en onderwijzen; Inleiding tot de algemene didactiek, Uitgeverij Acco. TIELEMANS, J., Psychodidactiek, Uitg. Garant, Leuven, 1993, ISBN 90-5350-151-7
2
Andere naslagwerken
Atlas van de anatomie: Sesam, Bosch en Keuning NV, Baarn. ANDERSON, J., Grant's Atlas of Anatomy, Willams & Wilkins, Baltimore (USA). BANNINK, G. en VAN RUITEN Th., BioData, Nijgh Versluys, Baarn, 1999, 1e druk, ISBN 90 425 1226 1, 240 blz., (figuren schema’s, tabellen). COKELAERE, M., Functionele anatomie, Aurelia Books, Gent. COKELAERE, M., Menselijke biologie, Aureliae Paramedica, Aurelia Books, Gent. COKELAERE, M. en CRAEYNEST, P., Onze genen - Handboek van de menselijke erfelijkheid, Acco, 1998, 424 blz., ISBN 90-334-4126-8 DECONINCK, W. en VAN HAVERBEKE, L., De levende materie, DNB/ uitgeverij Pelckmans. DUVE, C. de, De levende cel - rondreis in een microscopische wereld, deel 1 en 2. Wetenschappelijke Bibliotheek Natuurwetenschap & Techniek, ISBN 90 70157 59 4. DOBZHANSKY, T., De biologische en culturele evolutie van de mens, Aula nr. 217, Antwerpen. JUNQUEIRA, L.C. e.a., Functionele histologie, Wetenschappelijke uitg., Bunge, Utrecht. KESSEL, R.G. en KARDON R.H., Cellen, weefsels en organen - een scanning-elektronenmicroscopische studieatlas, Natuurwetenschap & Techniek, NL. KIRSCHMAN, L.-L., Anatomie, fysiologie en enige pathologie, De tijdstroom, Lochem. LEWONTIN,R.C., Menselijke verscheidenheid - Het spel van erfelijkheid, milieu en toeval, Wetenschappelijke bibliotheek van Natuurwetenschap & Techniek, NL. MEADOWS, J., Geschiedenis van de Wetenschap, Natuur & Techniek, Amsterdam, ISBN 90 68251 902 MONTAGU, A., Erfelijkheid bij de mens, Aula nr. 156, Antwerpen. RIDLEY, M., Genoom, het recept voor een mens (autobiografie van de menselijke soort in 23 hoofdstukken), Contact, Amsterdam, 304 blz. SILVER L., Sleutelen aan de schepping, Westland/Ten Have, 255 blz. ISBN 90-259-4717-4 THEUNISSEN, B. en VISSER, R.P.W., De wetten van het leven. Historische grondslagen van de biologie 1750-1950, Ambo, 278 blz. (ISBN 90-263-1214-8). VAN DEN BERGHE, H, e.a., Jongeren en erfelijkheid: hun beeldvorming over erfelijke ziekten, erfelijke risico's en genetische tests, Uitgeverij Garant Leuven-Apeldoorn, 1996, 133 blz., ISBN 90-5350-531-8 VAN DER STRATEN, W., Pathologie, Cel- en weefselleer/anatomie: De huid: bouw en functie, Bohn, Stafleu, Van Loghum, Houten/Diegem. VAN GOOL, A., Van nucleotide tot genoom - Het genetisch elan, Uitgeverij Garant Leuven-Apeldoorn, 1997, 269 blz.ISBN 90-5350-647-0 VERMEERSCH, R., Leerboek over biologie, anatomie, fysiologie van de mens, Uitgeverij Plantijn, Antwerpen. On-Line Biology Book: http://www.emc.maricopa.edu/faculty/farabee/BIOBK/BioBookTOC.html
TSO – 3e graad – Specifiek gedeelte Tandtechnieken TV Toegepaste biologie (1e leerjaar: 2 lestijden/week, 2e leerjaar: 2 lestijden/week)
3
23
Tijdschriften
Bio, tijdschrift van de VOB - Vereniging voor leraren biologie, gezondheidszorg en milieueducatie, tijdschrift biologie plus jaarboek, http://www.vob-ond.be/ Cahiers Bio-Wetenschappen en Maatschappij, Postbus 617, 2300 Leiden (Nl) EOS, Brugstraat 51, 2300 Turnhout, http://www.eos.be MENS, Te Boelaarlei 23, 2140 Antwerpen, http://www.2mens.com/ Natuurwetenschap & Techniek, Postbus 3144, 4800 DC Breda, http://www.natutech.nl/ Natuur en Wetenschap, Zuidstraat 211, 3581 Beverlo, http://www.new.be.tf/ Tijdschrift van JNM, Kortrijksepoortstraat 192, 9000 Gent, http://www.jnm.be/ In de Dienst Medische Genetica van elk universitair ziekenhuis zijn brochures i.v.m. genetisch advies verkrijgbaar en kan gespecialiseerde literatuur geraadpleegd worden in de bibliotheek.
4
Brochures en didactische hulpmiddelen
Erfelijkheid in de kijker en Prenataal onderzoek in de kijker (gratis brochures), Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, postbus 1365, 1000 Brussel.
5
Video
Aan genen zijde: overerving bij de mens, (32 minuten, Nederlands), Audiovisuele dienst K.U. Leuven, Groenveldlaan 3 bus 3, 3001 Heverlee. Mijlpalen in de biologie, incl. handleiding met kopieerbare werkbladen, Schooltv, Teleac/NOT SchoolTV, Uitgeverij EPO, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem, http://mmbase.teleacnot.nl/schooltv/index.jsp