training:
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
> Inhoud > Over deze training 3 > Bewegen met jonge kinderen 6 > Sport en spel voor 4-12 jarigen 14 > Theoriebron 1: Bewegen met jonge kinderen 25 > Theoriebron 2: De pedagogisch medewerker als sport- en spelbegeleider 28 > Theoriebron 3: Bewegen op de bso 29 > Theoriebron 4: Sport en spel 33 > Werkmodel: Veiligheid bij sport en spel 36 > Werkmodel: Stappenplan sport en spel 37 > Werkmodel: STORM-analyse 39 > Werkmodel: Activiteitenformulier 40 > Beoordeling 43
Colofon Uitgeverij
Edu’Actief b.v. Meppel Postbus 1056 7940 KB Meppel Tel.: 0522-235235 Fax: 0522-235222 E-mail:
[email protected] Internet: www.edu-actief.nl
Auteurs Tanja Zwiers-Veldhuis en ROC Mondriaan Titel Spelen met kinderen 2: Sport en spel Vormgeving Binnenwerk: DBD design/Ruurd de Boer, omslag: Tekst in Beeld/Hubi de Gast ISBN Copyright
978 90 3720 770 5 © 2012 Uitgeverij Edu’Actief b.v.
Eerste druk/eerste oplage Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Postbus 3060, 2130 KB) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
> Over
deze training
Kinderen bewegen te weinig. Dat is een uitspraak die je veel hoort op tv en terugziet in nieuwsitems. Kinderen zijn tegenwoordig te dik en bewegen te weinig. Dat is wellicht een van de redenen dat er steeds meer specifieke sport-bso’s in het land komen. Maar ook op een bso die niet specifiek gericht is op sporten, kan meer bewogen worden. Daarover gaat deze training.
Doelstellingen • • • • • •
Je kunt verschillende bewegingsspelletjes aanbieden voor jonge kinderen van 0 tot 4 jaar. Je kunt verschillende sport- en spelactiviteiten aanbieden voor kinderen van 4 tot 12 jaar. Je kunt zorgen voor veiligheid en sfeer binnen een sport- of spelactiviteit. Je kunt een sport- of spelactiviteit uitleggen aan kinderen. Je kunt een sport- of spelactiviteit begeleiden. Je kunt een spelletjesmiddag organiseren.
Je toekomstige collega Naam:
Tessa van Loo
Leeftijd:
21 jaar
Werkzaam als:
Pedagogisch medewerker babygroep
Medewerkers:
Nog twee pedagogisch medewerkers op dezelfde babygroep en een stagiaire.
Soort werkzaamheden:
Verzorgen en begeleiden van baby’s, activiteiten bedenken.
Belangrijkste tool in haar werk:
Geduld.
Uitdaging in haar werk:
Activiteiten bedenken voor baby’s.
Grootste moeilijkheid:
Baby’s kunnen niet praten, dus weet ik niet altijd of het goed is wat ik doe en of ze het fijn vinden.
Wat er moet veranderen:
Extra buitenslaapplaatsen voor de baby’s.
Grootste blunder:
Ik heb een baby eens de verkeerde fles gegeven; zat er flesvoeding in plaats van borstvoeding in!
Waaraan wil je werken:
Ik zou graag stagiaires willen begeleiden, maar dan moet ik eerst nog wat meer ervaring opdoen.
Beoordeling Je oefent tijdens de training veel. In welke mate je vooruit bent gegaan en hoe je meer inzicht hebt verworven in de theorie en praktijk, wordt als volgt beoordeeld: 1. je actieve deelname tijdens de lessen 2. een persoonlijk verslag: – het trainingslogboek – een reflectie volgens de STARR-methode van de training. 3. een demonstratie van je communicatievaardigheden.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
3
Persoonlijk verslag Het persoonlijk verslag inleveren voor : ____________________________________________________________________________
Werkmodel: Logboek op www.factor-e.nl
In het persoonlijk verslag houd je bij wat je gedaan hebt en wat je geleerd hebt. Het persoonlijk verslag bestaat uit een trainingslogboek en een reflectie volgens de STARRmethode. • Het trainingslogboek bestaat uit een schrift of snelhechter waarin je notities bewaart. Voor elke opdracht of oefening noteer je de antwoorden op de vragen. Na elke oefening leg je ook de reflectie vast op papier. Het trainingslogboek werk je netjes uit. • De reflectie volgens de STARR-methode doe je aan het eind van de training. Je kiest, met behulp van je trainingslogboek, een aantal voor jou belangrijke opdrachten en oefeningen uit. Deze verwerk je in een STARR. Hieronder staat de opzet van een STARR. Situatie en Taak • Omschrijf de situatie en geef daarbij aan welke taak/rol jij had. Actie en Resultaat • Omschrijf welke acties/handelingen je op dat moment hebt ondernomen en wat hiervan het resultaat was. Reflectie • Beschrijf hoe jij je op dat moment in de situatie voelde. • Beschrijf waarom je op deze manier hebt gehandeld. • Beschrijf hoe je het de volgende keer anders zou aanpakken.
Demonstratie: Een sport- en bewegingsspelletjesmiddag Deze demonstratie doe je op: _________________________________________________________________________________________ 1. casus Je organiseert een sport- en bewegingsspelletjesmiddag voor kinderen. Je mag kiezen tussen de volgende leeftijdscategorieën: 0-4, 4-8 of 8-12 jaar. De middag speelt zich buiten af. Je houdt rekening met de verschillende leeftijden van de kinderen en brengt voldoende variatie in de sport- en bewegingsspelletjes om deze aantrekkelijk te maken voor de kinderen. Je houdt ook rekening met de veiligheid. Bij het uitvoeren zijn ook de speluitleg en spelbegeleiding belangrijke beoordelingspunten. 2. bijzonderheden Deze demonstratieopdracht doe je in tweetallen. De opzet van de sport- en bewegingsspelletjesmiddag is zo gekozen dat beide studenten een speluitleg geven en een spel begeleiden. Vanwege de beschikbare tijd is het niet haalbaar om een hele middag te gaan spelen. Daarom zet je minimaal twee sport- of bewegingsspelletjes uit. De overige sport- en bewegingsspelletjes die je zou organiseren tijdens deze middag, beschrijf je in het bijbehorende verslag.
4
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
Werkmodel: Studieplanning op www.factor-e.nl
3. voorbereiding Het maken van het verslag: • Kies een leeftijdscategorie en beschrijf welke invloed de ontwikkelingsfase van de kinderen heeft op de keuze voor sport- en bewegingsspelletjes en op de manier van begeleiden. • Maak een lijst van geschikte sport- en bewegingsspelletjes voor de middag. • Maak een keuze voor de sport- en bewegingsspelletjes die je voor de demonstratie gaat gebruiken. Bedenk bij het maken van de keuzes: – dat beide sport- en bewegingsspelletjes tegelijkertijd uitgevoerd moeten kunnen worden en dat de hele lesgroep deelnemer is – dat de tijd die nodig is voor de sport- en bewegingsspelletjes maximaal tien minuten is en dat beide sport- en bewegingsspelletjes ongeveer evenveel tijd kosten. • Werk de sport- en bewegingsspelletjes die je gebruikt bij de demonstratie verder uit aan de hand van de onderstaande punten: – naam sport- en bewegingsspelletjes – benodigde materialen – eisen aan de ruimte – groepsgrootte waarin de sport- en bewegingsspelletjes gespeeld kunnen worden – bijzonderheden waarop tijdens de uitvoering gelet moet worden – mogelijkheden om te variëren (makkelijker of moeilijker maken, interessant houden) tijdens de uitvoer. • Maak een tijdschema voor de spelletjesmiddag en denk daarbij ook aan een drink- en snackmoment. • Beschrijf goed hoe je de demonstratie gaat organiseren: hoe verzorg je de groepsindeling, uitleg en begeleiding? • Schrijf evaluatievragen op. 4. uitvoering • Je laat zien kinderen te kunnen begeleiden bij spelletjes en spelen en overzicht te kunnen houden over de hele groep. • Je zet alle materialen klaar in de daarvoor gekozen ruimte. • Je zorgt eventueel voor leuke aankleding. • Je vraagt de aandacht, leidt de middag in en geeft duidelijke uitleg over de middag. • Je legt sport- en bewegingsspelletjes uit en doet deze zo nodig voor. • Laat de ‘kinderen’ spelen en zorg voor een goede begeleiding. • Zorg ook voor een duidelijke afronding. 5. beoordeling De punten waarop je wordt beoordeeld tijdens je demonstratie, kun je achter in dit boek vinden in het hoofdstuk ‘Beoordeling’.
Taal • • • •
Taal
Taal
Taal
Neem deze training door en onderstreep de woorden die je niet kent. Neem deze woorden over in je woordenlijst en zet de betekenis erbij. Nieuwe onbekende woorden die je tegenkomt tijdens deze training, voeg je toe aan de woordenlijst. Na afloop van de training neem je dit overzicht op in je taalportfolio.
Werkmodel: Woordenlijst op www.factor-e.nl
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
5
> Bewegen
met jonge kinderen
Doelstellingen • • •
Je kunt verschillende bewegingsspelletjes aanbieden voor kinderen tussen 0 en 4 jaar. Je kunt variatie aanbrengen in een bewegingsspel. Je kunt zelf een bewegingsspel bedenken.
1. Oefening: Spelen met baby’s Bewegen begint al op zeer jonge leeftijd. Baby’s zijn volop in ontwikkeling en zijn daarvoor afhankelijk van hun ouders en begeleiders. Baby’s doen vooral na wat hun wordt voorgedaan. Dat heet spiegelen. Als je naar een baby lacht, zal hij teruglachen, of dat in elk geval proberen. Veel mensen praten in een soort babytaal tegen baby’s, maar het zou eigenlijk beter voor baby’s zijn om gewoon tegen hen te praten. Of om baby's voor te lezen uit Shakespeare. Maar omdat dat niet natuurlijk en logisch voelt, doen wij dat niet. Toch kun je ook met baby’s al veel bewegingsspelletjes doen. Oefen jezelf in de volgende spelletjes. Indien mogelijk: probeer deze spelletjes voor of met een baby te doen.
Voorbereiding • Deze oefening voer je uit in tweetallen. • Lees theoriebron 1. • Ga op zoek naar spelletjes die baby’s kunnen spelen. Observeer moeders met hun baby’s, zoek op internet en in boeken. • Maak een lijst met minimaal vijf spelletjes die je met een baby zou kunnen spelen. Uitvoering • Speel drie van de gekozen spelletjes uit in tweetallen of – indien mogelijk – met een baby. • Probeer je voor te stellen waarom deze spelletjes baby’s aanspreken. • Observeer de reacties van de baby op het door jou gekozen spel.
6
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
Theoriebron 1: Bewegen met jonge kinderen
Controle • Heb je drie verschillende spelletjes gespeeld met een baby? Reflectie • Welk spelletje dat je net gespeeld hebt, zou je ook echt met een baby doen? Licht je antwoord toe. • Wat is volgens jou de meerwaarde van de spelletjes die je met de baby hebt gespeeld? Wat levert het de baby op? Neem je bevindingen op in je trainingslogboek.
2. Oefening: Bewegen met jonge kinderen (0-1 jaar) Kinderen jonger dan 1 jaar worden vaak nog niet actief betrokken bij activiteiten. Ze zijn nog erg klein, slapen veel en spelen vaak op één plek. Zodra ze leren kruipen, gaan de meeste kinderen wel op ontdekkingstocht uit, maar vaak is dat geen aanleiding voor ouders of begeleiders om actief met hen te gaan bewegen. Toch is dat zeker wel mogelijk. Deze oefening laat je dat ervaren. Voorbereiding • Deze oefening voer je uit in tweetallen. • Kies uit de volgende lijst met activiteiten drie spelletjes die je gaat uitspelen (of bedenk zelf nog spelletjes die niet in deze lijst staan): – overrollen met de bal – ‘wedstrijdje’ kruipen: wie is het eerst bij de bal? – hand in hand dansen – klap- en zingspelletjes ('Klap eens in je handjes', 'Visje in het water' enzovoort) – lawaai maken met spullen met geluid (rammelaar, slaan op piano enzovoort). Uitvoering • Speel elk spel tweemaal; eenmaal als begeleider en eenmaal als baby. • Probeer als begeleider de baby te volgen in zijn spel, maar probeer het spel ook over te nemen en de baby jou te laten nadoen. • Bespreek na hoe de interactie verliep tussen ‘begeleider’ en ‘baby’. Controle • Hebben jullie drie spelletjes gekozen en deze tweemaal uitgespeeld? • Zijn jullie allebei driemaal begeleider en driemaal baby geweest? • Hebben jullie de spelletjes nabesproken wat betreft interactie? Reflectie • Hoe vond je het om baby te spelen? • Hoe heb je het ervaren om een baby te volgen en daarna de leiding te nemen in het spel? • Hoe zou je de beoefende spelletjes inzetten in het werken met baby’s? Verklaar je antwoord. Beschrijf je reflectie in je trainingslogboek.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
7
3. Oefening: Op ontdekkingstocht (1-2 jaar) Bram en Sem kunnen net lopen. Ze kruipen nog graag overal op en onder. Ze gaan op ontdekkingstocht en vinden het leuk om van alles tegen te komen op hun ‘reis’. Jij gaat ze daarbij helpen. Voorbereiding • Deze oefening voer je uit in drietallen. • Overleg samen welk parcours je wilt gaan uitzetten. • Denk aan veiligheid, de lengte van het parcours en voldoende variatie. Het moet uitnodigend en uitdagend zijn en mag niet te moeilijk zijn. • Verzamel de benodigde materialen voor het parcours. Uitvoering • Zet het parcours uit (maak het iets breder dan je anders zou doen omdat je het parcours zelf gaat lopen/kruipen). • Loop of kruip het parcours. • Maak een foto of filmpje van het parcours of maak daarvan een schets. Controle • Heb je bij het maken van het parcours gedacht aan veiligheid? Reflectie • Hoe was het om een parcours te bedenken voor jonge kinderen? • Hoe heb je het ervaren om het parcours te lopen/kruipen? • Zouden kinderen van 1-2 jaar het parcours graag volgen? Waarom wel of niet? • Wat maakt jullie parcours aantrekkelijk en spannend? • Waar zit de uitdaging en uitnodiging in het parcours voor het kind? • Zou je nog iets aan het parcours willen veranderen? Wat dan en waarom? Beschrijf je ervaringen in je trainingslogboek.
4. Oefening: Opruim-/sorteerspelletjes Marit van bijna 2 jaar speelt graag met klein speelgoed. Thuis is ze uren zoet met wasknijpers. Op het kinderdagverblijf willen jullie haar eenzelfde soort speelervaring bieden, maar dan met ander materiaal. Voorbereiding • Deze oefening voer je uit in drietallen. • Ga op zoek naar goedkoop of kosteloos materiaal dat net zo veelzijdig te gebruiken is als wasknijpers. • Verzamel veel materiaal. Uitvoering • Neem de grote hoeveelheid materiaal die je verzameld hebt en experimenteer met wat je daarmee allemaal kunt doen. • Probeer in elk geval zeven mogelijke spelletjes zelf te bedenken (houd in je achterhoofd dat het spelletjes moeten zijn voor jonge kinderen). • Kijk daarna op www.factor-e.nl voor nog meer suggesties en kies daarvan drie uit die je nog gaat uitproberen.
8
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
Voor suggesties: zie www.factor-e.nl.
Controle • Heb je minimaal zeven spelletjes bedacht die je met het verzamelde materiaal kunt doen? • Heb je daarna nog drie suggesties gekozen uit de voorbeelden? Reflectie • Hoe zou je het gekozen materiaal aanbieden aan Marit? • Licht je antwoord toe. Neem je bevindingen op in je trainingslogboek.
5. Oefening: Bewegingsspel bij sociaal spel (2-4 jaar) Sil en Bente zijn al echte peuters. Ze ontdekken dat ze een eigen wil hebben. Op deze leeftijd zijn ze weer toe aan nieuwe uitdagingen. Nadoen blijft nog steeds erg populair. Ze spelen graag na wat ze in het dagelijks leven tegenkomen. Jij gaat daarbij beweegspelletjes bedenken. Voorbereiding • Deze oefening voer je uit in tweetallen. • Bedenk samen tien spelmogelijkheden waarbij kinderen de ‘grote mensenwereld’ nadoen. • Kies uit deze lijst een situatie die jullie gaan uitspelen. • Verzamel de materialen die je voor dit spel nodig hebt. Uitvoering • Zet de materialen klaar en probeer te spelen zoals peuters dat doen. • Speel minimaal tien minuten met het speelgoed. • Bedenk vervolgens welke bewegingsspelletjes je bij dit spel kunt spelen. • Speel drie van dat soort spelletjes uit. • Evalueer samen in hoeverre deze spelletjes inderdaad aansluiten bij het spel van jullie keuze. Controle • Heb je een spel gekozen en uitgespeeld? • Hebben jullie drie bewegingsspelletjes bedacht bij dit spel? • Hebben jullie geëvalueerd in hoeverre deze spelletjes aansloten bij het gekozen spel? Reflectie • Wat leren kinderen volgens jou van het sociaal spel? Waaruit blijkt dat? • Hoe zou jij een bewegingsspel inzetten in je toekomstige werk? Motiveer je antwoord. Neem je bevindingen op in je trainingslogboek.
6. Oefening: Peutergym Peuters ontwikkelen zich enorm sterk op motorisch gebied. Ze gaan op ontdekking uit, proberen te klimmen en te klauteren. Ze gaan van een glijbaan af, willen over stoepjes lopen. Peuters zijn vaak bijzonder geïnteresseerd in bewegingsspelletjes, helemaal in de vorm van peutergym. Jullie gaan een peutergymles van een halfuur organiseren.
Werkmodel: Veiligheid bij sport en spel
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
9
Voorbereiding • Deze oefening voer je uit in viertallen. • Brainstorm samen over welke activiteiten bij peutergym passen. Denk aan behendigheid (klimmen bijvoorbeeld), balanceren, snelheid (rennen) en een balelement. • Bepaal op basis van jullie brainstormsessie welke activiteiten jullie gaan combineren. • Houd rekening met de veiligheid (zie het werkmodel 'Veiligheid bij sport en spel'). • Maak onderling afspraken over wie wat doet. Denk daarbij aan het klaarzetten van de spullen, uitleg geven en voordoen. Uitvoering • Jullie gaan de peutergymles geven aan een ander viertal uit jullie klas. • Zet de benodigde spullen klaar voor de gymles. • Zorg voor een goede opbouw van de les: begin simpel en klein, maak het dan iets ‘groter’ en moeilijker en sluit af met een cooling-downachtig afsluitend spel. • Leg de gymles uit en doe de onderdelen voor. • Laat het andere viertal de onderdelen nadoen. • Vraag het andere viertal om feedback op jullie gymles: – Wat vonden ze leuk en minder leuk? – Was het uitdagend genoeg? – Was het veilig? – Hoe waren de uitleg en de begeleiding? – Hebben ze nog tips? Controle • Hebben jullie de taken goed en duidelijk verdeeld? • Hebben jullie een gymles gegeven met verschillende onderdelen en gedacht aan een correcte opbouw? • Hebben jullie feedback op de gymles gevraagd en gekregen? Reflectie • Hoe verliep de uitleg van de verschillende onderdelen? • Hoe is de gymles ontvangen door de andere groep? • Zou je deze gymles op dezelfde manier aan peuters aanbieden of zou je er nog wat aan veranderen? Motiveer je antwoord. Neem je bevindingen op in je trainingslogboek.
7. Oefening: Boomspel Jonge kinderen beleven alles nog met heel hun lijf. Voordat je hen bijvoorbeeld iets kunt laten tekenen, is het dan ook goed om het hen eerst te laten beleven. Deze oefening laat je zien hoe je dat in stapjes kunt doen. Heb je al kinderen met wie je werkt of zijn die bij je in de buurt, dan is het leuk om dit met kinderen uit te proberen.
10
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
Voorbereiding • Deze oefening voer je uit in tweetallen. • Kies een boek met een boom in de hoofdrol (zie www.factor-e.nl voor suggesties). • Zoek alvast een veilige plek in de buurt met in elk geval één boom waar je met een kind naartoe zou kunnen gaan. • Knip een aantal blaadjes uit papier. Of besluit deze tijdens de oefening te verzamelen op de plek waar de boom staat en waar je naartoe wilt gaan. • Leg papier (bij voorkeur A3-formaat) en potloden klaar. • Spreek af wie van jullie de begeleider is en wie het kind.
Zie voor meer informatie www.factor-e.nl
Uitvoering • De begeleider leest het kind voor uit het boek over een boom. • Sta stil bij de plaatjes in het boek en leg extra nadruk op de boom. • Maak een overgang van het boek naar de boom buiten. • Ga naar de boom buiten. • De begeleider laat het kind aan de boom voelen en ruiken. Bekijk de boom samen goed. Kijk eens hoeveel takken deze boom heeft en hoeveel blaadjes die vasthoudt. Hoe groot is deze boom eigenlijk? • Eenmaal binnen krijgt het kind twee bladeren van de begeleider. De begeleider heeft er zelf ook twee. • De begeleider laat het kind ervaren hoe een boom zich voelt. De begeleider doet alles voor, het kind doet na. Je begint bij de wortels. De boom is goed geworteld, ze zitten stevig in de grond (stamp met je voeten op de grond, zet ze stevig neer). Voel de dikke stam (je lijf) en de dikke lange takken (je armen), vervolgens de twijgjes van de boom (je vingers) en ten slotte de blaadjes (die hebben jullie in de handen). • Laat alles even goed bewegen als je het benoemt en erbij langs gaat. • Dan gaat het waaien. Wat beweegt er allemaal aan de boom? De boom was goed geworteld en heeft een stevige stam, dus die bewegen niet. Laat het harder en zachter waaien. Laat de boom zijn blaadjes ook nog vallen? • Nu weet een kind hoe een boom voelt. De begeleider geeft de kinderen de opdracht dat zij de mooie boom die ze net zijn geweest, mogen tekenen op papier.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
11
Controle • Heb je deze activiteit in opbouwende stapjes aangeboden en uitgevoerd? Reflectie • Hoe heb je de opbouw in deze spelvariant ervaren? • Zou je deze manier van spelen aan kinderen aanbieden? Waarom wel/niet? • Met welke andere thema’s in de hoofdrol zou je een soortgelijke oefening kunnen doen met kinderen? • Wat leren kinderen volgens jou van deze manier van spelen? Verwerk je ervaringen in je trainingslogboek.
8. Oefening: Variatie Rosalie van 3 jaar heeft een erg korte spanningsboog. Ze vindt spelen heel erg leuk, maar is snel afgeleid. Om haar bij een spel te kunnen houden, heeft ze veel variatie nodig. Dat trekt haar aandacht. Jullie gaan een spel voor haar en haar vriendjes bedenken. Voorbereiding • Deze oefening voer je uit in drietallen. • Ieder van jullie kiest een bewegingsspel voor kinderen tussen 2 en 4 jaar. Je vindt enkele suggesties op www.factor-e.nl. • Bedenk minimaal drie variaties op dit spel die makkelijk door te voeren zijn tijdens het spel. De variaties mogen dus kleine veranderingen zijn.
Werkmodel: STORM-analyse
Uitvoering • Om de beurt zijn jullie begeleider. • De begeleider legt het oorspronkelijke spel uit aan de andere twee studenten, die zich voordoen als kinderen tussen 2 en 4 jaar. • De begeleider laat de kinderen het spel spelen. • Tijdens het spel brengt de begeleider variaties aan in het spel. De begeleider probeert aan te voelen wanneer het tijd wordt voor een variant om de aandacht van de kinderen te behouden. • De begeleider brengt minimaal drie variaties aan in het spel. • De begeleider zorgt ook voor een duidelijke afronding van het spel.
Zie voor meer informatie www.factor-e.nl
Controle • Heb je voldoende variatie aangebracht in het spel? Reflectie • Wat is volgens jou de meerwaarde van het invoeren van variaties tijdens een spel? Motiveer je antwoord. Neem je ervaring op in je trainingslogboek.
9. Opdracht: Casus Casus Op peuterspeelzaal Bommes zitten veel kinderen met een achterstand. Veel van deze kinderen lopen achter op het gebied van taal en motoriek. Voor de taalachterstanden hebben ze een methode waaraan ze hard werken. Maar voor de motorische achterstanden zoeken ze nog naar wat het best aansluit bij deze kinderen. Totdat een methode is gevonden, willen ze graag zelf veel bewegingsspelletjes aan de kinderen aanbieden om toch alvast bezig te zijn met hun motorische ontwikkeling.
12
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
•
Wat zou je deze kinderen aanbieden als bewegingsspel? ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
•
Waarom en met welk te verwachten effect op welke termijn? Motiveer je antwoord. ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________________________________________
Neem je antwoord met uitleg op in je trainingslogboek.
10. Oefening: Zelfbedacht bewegingsspel In de vorige oefeningen heb je veel verschillende bewegingsspelletjes gedaan voor (of zelfs met) jonge kinderen. Er is natuurlijk nog veel meer te bedenken. Misschien heb jij vroeger als kind wel een leuk spel bedacht. Of misschien vind je dat er in Nederland te weinig multiculturele bewegingsspelletjes zijn. In deze oefening bedenk je een nog niet bestaand bewegingsspel voor kinderen van 1-2 jaar of 2-4 jaar. Voorbereiding • Deze oefening bereid je voor in tweetallen, maar voor de uitvoering heb je een ander tweetal nodig. • Brainstorm in tweetallen over mogelijke bewegingsactiviteiten die je voor deze oefening wilt gebruiken. • Probeer van deze activiteiten een spel te maken. • Verzamel de benodigde materialen voor het spel. Uitvoering • De ideeën voor het spel zijn er en jullie hebben ook materialen verzameld. • Ga nu jullie spel ‘in elkaar zetten’ en probeer het spel uit. • Is het spel naar jullie zin? Zo niet, dan pas je het nog aan. • Leg jullie spel nu uit aan het andere tweetal en laat dit tweetal het spel spelen. • Bespreek het spel na: – Was het spel leuk om te doen of niet? – Was het interessant of saai? – Wat was de uitdaging in het spel voor jonge kinderen? – Hoe hoog was het bewegingsgehalte in het spel? – Bezat het spel voldoende variatie? Controle • Hebben jullie een spel bedacht naar jullie ideeën? Reflectie • Wat zou je aan het spel verbeteren en waarom? • Hoe zou je het zelfbedachte spel aanbieden aan kinderen? Motiveer je antwoord. • Wat zouden kinderen kunnen leren van het door jullie bedachte spel? Leg je bevindingen vast in je trainingslogboek.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
13
>
Theoriebron 1: Bewegen met jonge kinderen
Sport en spel met jonge kinderen Al met zeer jonge kinderen kun je spelen. Als de omgeving uitnodigt om te bewegen, kinderen worden gestimuleerd om te bewegen en als bij voorkeur iemand voordoet hoe je kunt bewegen, willen de meeste kinderen heel graag meedoen! Geschikte sporten en spelen voor jonge kinderen Welke sporten en spelen geschikt zijn, hangt sterk af van de leeftijd van de kinderen. Voor kinderen van alle leeftijden is een bal een geschikt speelobject. Elke leeftijdscategorie zal de bal echter weer anders gebruiken in haar spel. Om je een idee te geven van de mogelijkheden per leeftijdscategorie, volgt hieronder een schema met geschikte sporten en spelen per categorie. Het schema is niet volledig, maar is voornamelijk bedoeld om inspiratie op te doen en je eigen creativiteit te stimuleren. 0-1 jaar Bewegen op muziek Liedjes als ‘Klap eens in je handjes’ en ‘Visje in het water’ zijn erg leuk voor jonge kinderen, omdat daarbij grove bewegingen horen, die deze jonge kinderen algauw willen nadoen. Spelen met de bal Spelen met een bal is leuk. Een bal is rond en kan dus rollen. Als je die wegrolt, rolt iemand anders deze misschien wel terug. En als je ermee gooit, gaat de bal stuiteren. Er zijn vele soorten ballen te koop, zoals zachte ballen, ballen met een geluidje erin of knijpballen. Vooral de zachtere balvarianten zijn geschikt voor baby’s. Bewegingsspel met gebruik van materialen Baby’s spelen nog niet heel bewust, maar vinden het fijn om te grijpen. Een speeltje in hun hand dat geluid maakt, kunnen ze fijn heen en weer bewegen. Een speeltje dat aan de kinderwagen hangt, nodigt uit om tegenaan te slaan. De materialen mogen niet te klein zijn voor baby’s omdat zij de materialen in hun mond kunnen stoppen. Bewegingsspel rondom een thema Baby’s zijn zich nog niet bewust van thema’s die je hebt georganiseerd op het kinderdagverblijf. Toch kun je hen er wel bij betrekken door bijvoorbeeld liedjes met hen te zingen over het thema. Uiteraard mogen daarbij de bewegingen niet ontbreken. Binnen bewegen Liggen in de box op de buik nodigt uit om te bewegen; het hoofd optillen en om je heen kijken. Omrollen om op een andere plek in de box terecht te komen, is ook een activiteit die baby’s gaan ontdekken. Hun wereld wordt zo een klein beetje groter, waardoor ze al veel nieuwe dingen kunnen ontdekken: een vrolijk gekleurde knuffel in de hoek van het bos en een ander kind dat voorbij loopt, zien ze nu ineens wel.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
25
Buiten bewegen Baby’s spelen bij mooi weer buiten voornamelijk op een kleed. Met een paar speeltjes binnen handbereik zijn ze al snel tevreden. Ze zien de blaadjes van de bomen bewegen en horen heel andere geluiden dan binnen. Genoeg prikkels om te verwerken dus. Omdat ze nog niet kunnen lopen, laat je hen niet in de kou buiten spelen. De grond is vaak nog kouder dan erboven en baby’s kunnen nu eenmaal nog niet lopen. 1-2 jaar Bewegen op muziek Liedjes zingen, samen muziek maken, klapspelletjes: allemaal zijn ze favoriet. Het kind probeert al een beetje mee te zingen en de bewegingen na te doen die bij de liedjes horen. Het leert langzamerhand steeds meer woordjes en kan dus al een klein beetje meezingen. Spelen met de bal Het kind gaat ontdekken dat je ook tegen een bal kunt schoppen in plaats van alleen maar rollen met de bal. Misschien kan het al een beetje gooien en vangen (zittend vangen verhoogt de kans op een treffer omdat de bal dan ook op schoot terecht kan komen). Omdat de kinderen nog erg ongecontroleerd met de bal omgaan, hebben ook op deze leeftijd zachtere ballen de voorkeur boven harde plastic ballen. Bewegingsspel met gebruik van materialen Zodra kinderen ontdekken dat je met blokken ook kunt bouwen, in plaats van dat je die alleen maar in je mond kunt stoppen of ermee kunt gooien, ontdekken ze dat ze iets kunnen nalaten. Ze kunnen zelf iets maken. En dat is een heel nieuwe ontdekking. Behalve aan het stapelen van blokken beleven jonge kinderen veel plezier aan speelgoed sorteren. Wasknijpers in een bak doen, deze er vervolgens weer uit gooien en opnieuw in de bak doen. Of in een andere bak, nog leuker! Deze kinderen blijven nog steeds spullen in hun mond stoppen, dus let goed op de kleine materialen. Houd deze uit de buurt van jonge kinderen! Bewegingsspel rondom een thema Op deze leeftijd beginnen kinderen voorzichtig na te spelen wat ze anderen zien doen. Ze verzorgen een pop, rijden met een autootje heen en weer en maken daarbij geluiden, helpen graag met afwassen of houden hele ‘gesprekken’ met hun speelgoedtelefoon. Met deze manier van spelen kun je goed aansluiten op een thema. Bij Sinterklaas zorg je dat er een pietenpak en een grote zak met nepcadeautjes klaarliggen. Een pakjesrace, waarbij alle pietjes zo snel mogelijk de pakjes in een (zelf in elkaar geknutselde) schoorsteen moeten gooien, is een spel dat zeker zal passen bij deze kinderen. Het winaspect is dan zeker niet van belang. Plezier staat bovenaan op deze leeftijd. De spelletjes mogen nog niet te lang duren, want deze kinderen kunnen zich nog niet zo lang ergens op concentreren. Binnen bewegen Kinderen kruipen graag omdat dat snel gaat. Het is dan leuk als er dingen op de grond liggen die ze kunnen grijpen en ontdekken. Over kussens klimmen om te ontdekken wat daarachter ligt, is voor deze leeftijdscategorie erg leuk. Klimmen en klauteren helpen het kind zijn balans te ontwikkelen en zijn nog leuk en spannend ook. Deze nieuwe ontdekking kan echter ook voor gevaar zorgen. Klimmen op een trap is natuurlijk erg spannend, maar ook gevaarlijk. Het is de leeftijdscategorie waarbij je moet zorgen voor goed afsluitbare hekjes en deuren om te voorkomen dat een kind zich in een gevaarlijke situatie gaat begeven. Buiten bewegen De wereld van het kleine kind wordt steeds groter naarmate het leert lopen. Ze ontdekken nieuwe plekjes, willen graag klimmen en klauteren en vinden het leuk om een karretje te duwen, de trap op te klimmen of op een loopfietsje te bewegen. Ze verkennen graag het
26
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
plein en komen zo in alle hoekjes terecht. Ook daar waar net een brandnetel groeit of een stukje glas kan liggen. Let bij het buiten spelen dus ook op dat soort dingen wat betreft de veiligheid. 3-4 jaar Bewegen op muziek Ze kunnen meebewegen met de handen en het bovenlichaam, maar peuters zijn motorisch al zo ver ontwikkeld dat de spelletjes op muziek uitgebreid kunnen worden. De kabouterplopdans kunnen de kinderen al helemaal meedansen. En zet je een leuk nummer op, dan dansen zij ook uit zichzelf al. Het liefst wanneer de begeleidster meedanst. Spelen met de bal Met de bal kan alweer veel meer gedaan worden dan alleen overrollen. Er wordt voorzichtig overgegooid, gevoetbald, ‘De bal is voor …’ gespeeld en veel meer. De variaties zijn eindeloos en balspelletjes zijn erg geliefd bij peuters. Bewegingsspel met gebruik van materialen Langzamerhand beginnen peuters interesse te ontwikkelen voor spelletjes met regels. Een eenvoudig gezelschapsspel als ‘Hondje waf’ vinden ze zeer interessant. Hutten bouwen begint terrein te winnen. En als een ‘kussenkamer’ aanwezig is op het kinderdagverblijf, is die bij peuters zeer populair. Lekker stoeien met zachte kussens of er mooie hutten van bouwen. Bewegingsspel rondom een thema Het thema dieren nodigt uit om je te verkleden als een dier, maar vooral ook om te bewegen als een dier. Een hondenrace, waarbij kinderen kruipend een route moeten afleggen, is dan een optie. Kleed je het een beetje uitnodigend aan en weet je het enthousiast over te brengen, dan is bijna elk bestaand spel om te bouwen tot een themaspel. Tikkertje wordt dan met kerst bijvoorbeeld ‘rendiertikkertje’. Binnen bewegen Peuters kunnen al echt gymmen; klimmen en klauteren, balanceren op een brede bank, klimmen in een klimrek, bewegen op muziek en kringspelletjes als ‘Jan Huigen in de ton’ doen. Vaak wordt ook een parcours uitgezet waarop peuters hun energie lekker kwijt kunnen. Over een mat, onder een bank door. Peuters vinden het heerlijk! Renspelletjes, waarbij een leidster de kinderen probeert te pakken, vinden bijna alle kinderen erg leuk en spannend. Buiten bewegen Spelen in de zandbak, verstoppen achter een boom, rennen, fietsen, krijten op de tegels. Kinderen vinden het heerlijk om buiten te spelen. Ze hebben er vaak veel ruimte en het is erg gezond. Ook bij regen vinden kinderen het heerlijk om met laarsjes en regenjas aan in plassen te stampen. Of om gewoon een wandeling door het bos te maken, met allerlei natuurweetjes. De motoriek van kinderen is inmiddels zo ver ontwikkeld dat ze leren fietsen of steppen. Rijden op een traptractor of fietsen op een driewieler maakt dat ze ineens veel harder kunnen.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
27
> Werkmodel:
Veiligheid bij sport
en spel Veiligheid bij het spelen staat altijd op nummer 1, gevolgd door plezier. Omdat kinderen zelf nog geen zicht hebben op veiligheid, ben jij als pedagogisch medewerker verantwoordelijk voor de veiligheid. Ongelukken zijn lang niet altijd te voorkomen, maar vaak kun je deze wel voor zijn. Dat vereist dan wel een oplettende houding en een vooruitziende blik van jou als pedagogisch medewerker. Daarom houd je al bij de voorbereiding rekening met de veiligheid en laat je dat pas weer los nadat je het spel hebt afgerond. Veelvoorkomende ongevallen zijn: • vallen • struikelen • stoten • snijden • uitglijden • botsen. Bij de voorbereiding van je spel beoordeel je de situatie op de mogelijkheid van de bovengenoemde ongevallen. Je past de ruimte of het spel aan om de veiligheid met het oog op deze ongevallen optimaal te maken Extra aandachtspunten voor de veiligheid bij een spel in een binnenruimte zijn: • scherpe voorwerpen • uitstekende voorwerpen • voldoende loopruimte • rondslingerende voorwerpen. Extra aandachtspunten voor de veiligheid bij een spel in een buitenruimte zijn: • kuilen • obstakels • rondslingerend materiaal • scherpe voorwerpen op de grond. Extra overige aandachtspunten zijn: • zorg altijd voor een EHBO-doos • zorg voor een mobiele telefoon als je de locatie verlaat • zorg dat je weet wie de BHV'er is en waar deze zich bevindt. Aandachtspunten bij de sociale en emotionele veiligheid zijn: • Observeer de kinderen gedurende het spel. Hoe spelen ze, vinden alle kinderen het spel nog leuk? Observeren levert je veel informatie op, vooral over de sociale en emotionele veiligheid van de kinderen. • Grijp in wanneer kinderen te druk, agressief of wild omgaan met het spel, de materialen of elkaar. Dit kan voorkomen dat de situatie onveilig gaat voelen voor kinderen. • Niet alle kinderen reageren hetzelfde op een onveilige situatie. Het ene kind zal zich stil terugtrekken, terwijl het andere kind juist verbaal agressief wordt als reactie op dezelfde onveilige situatie. Elk afwijkend gedrag kan daarom een signaal zijn van een onveilige situatie. Heb als pedagogisch medewerker daarom aandacht voor ieder individu in de groep.
36
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
> Beoordeling Naam deelnemer: Namen groepsgenoten:
Groep: Docent: Blok/periode: Onderwerp:
Onderdeel
Criteria
Actieve deelname
• • •
Persoonlijk verslag
Voldoende
Onvoldoende
De student was voldoende aanwezig. De student leverde een positieve bijdrage in zijn groepje. De student leverde een actieve bijdrage in de les.
Persoonlijk verslag • Het persoonlijk verslag bevat alle gevraagde onderdelen. Trainingslogboek • Het trainingslogboek is goed bijgehouden. • Het trainingslogboek is netjes en verzorgd. STARR • Er is van meer opdrachten een reflectie volgens de STARR-methode gemaakt. • De reflectie volgens de STARRmethode bevat de onderdelen situatie, taak, actie, resultaat en reflectie. • De reflectie volgens de STARRmethode geeft aanleiding tot verbeterpunten.
© Uitgeverij Edu’Actief b.v.
43
Onderdeel
Criteria
Demonstratie
• •
• •
• •
Mondeling en schriftelijk taalgebruik
Voldoende
Onvoldoende
De spelletjesmiddag bevat voldoende variatie in de gekozen spelletjes. De spelletjes sluiten aan bij de leeftijd van de kinderen voor wie deze bedoeld zijn. Er is genoeg aandacht besteed aan de veiligheid. De speluitleg is duidelijk gegeven volgens de stappen van de uitleg uit werkmodel ‘Stappenplan sport en spel’. De spelbegeleiding voldoet aan het stappenplan. Het verslag is verzorgd en volledig: – beschrijving van de kinderen – lijst van sporten en bewegingsspelen – keuze voor de demonstratie is verder uitgewerkt – planning voor de middag – beschrijving aanpak demonstratie – evaluatievragen zijn opgesteld.
Mondeling taalgebruik Schriftelijk taalgebruik • De teksten zijn in correct Nederlands geschreven.
Overig
Eindbeoordeling
Onvoldoende
Voldoende
Goed
Datum: .........................................
Paraaf docent:
Paraaf deelnemer:
………………………………
………………………………
44
Spelen met kinderen 2: Sport en spel
>