Toetsingsvragen Basispakket I. De vier wezensdelen van de mens (Rudolf Steiner/antroposofie) 1) B) Welke wezensdelen vinden we volgens Rudolf Steiner terug bij: mineralen, planten, dieren en mensen. 2) B) Welk lichaam is volgens de antroposofische visie het ziekmakende deel in de mens? 3) B) Welk lichaam is volgens de antroposofische visie het helende/regenererende deel in de mens? 4) A) Welk element is (gezien vanuit de vier-elementenleer) verbonden met: het fysieke lichaam, het ether lichaam, het astraal lichaam en het IK-lichaam? 5) A) Groeikracht, vormkracht, stofwisseling en voortplanting zijn kenmerken van: □ het fysieke lichaam □ het ether lichaam □ het astraal lichaam □ het IK-lichaam 6) A) Emoties en gedachten zijn kenmerken van: □ het fysieke lichaam □ het ether lichaam □ het astraal lichaam □ het IK-lichaam 7) A) Zelfbewustzijn is kenmerkend voor: □ het fysieke lichaam □ het ether lichaam □ het astraal lichaam □ het IK-lichaam 8) A) Wat bedoelt men in de antroposofie met het lagere complex? 9) A) Wat bedoelt men in de antroposofie met het hogere complex? II. Indeling Geest/ziel/Persoonlijkheid 10) A) Geef in het kort een beschrijving van het begrip ‘Geest’. 11) A) Geef in het kort een beschrijving van het begrip ‘Ziel’. 12) A) Geef in het kort een beschrijving van het begrip ‘Persoonlijkheid’. 13) A) Waar vinden we het hoogste niveau van bewustzijn? □op het niveau v.d. geest □op het niveau v.d. ziel □op het niveau v.d persoonlijkheid 14) A) Waar vinden we het laagste niveau van bewustzijn? □op het niveau v.d. geest □op het niveau v.d. ziel □op het niveau v.d persoonlijkheid III. De zeven niveaus van het mens-zijn 15) A) Benoem de zeven niveaus van het mens-zijn. 16) A) Wat hoort bij elkaar? (verbind met een lijn) Begrijpen van kosmische verbanden □ Intuïtief inzicht □ Intuïtief aanvoelen □ Al- bewustzijn □ Het lagere voelen □ Het praktische denken □ Zeven chakra’s □ Het element aarde □
□ Kosmisch niveau □ Spirituele niveau □ Gevoelsniveau □ Hoger mentale niveau □ Lager mentale niveau □ Emotioneel niveau □ Ether lichaam □ Stoffelijk lichaam
IV. De vier hoofdniveaus van het mens-zijn 17) B) Benoem de vier hoofdniveaus van het mens-zijn, gerangschikt van het belangrijkste tot het minst belangrijke niveau. 18) B) Geef een overzicht van de hiërarchie van 11 verschillende stelsels of weefsels op fysiek niveau.
19) B) Waarom is het belangrijk de hiërarchie binnen de verschillende niveaus van de mens te kennen? ………………………………………………………………………………………………… 20) A) Hoe noemt men een specialist die zich bezighoudt met: • Het zenuwstelsel en de hersenen: …………………………………. • Het hart en de bloedvaten: …………………………………. • De hypofyse en het endocrien systeem: …………………………………. • De huid: …………………………………. 21) A) Drie cliënten uit uw praktijk hebben hetzelfde meegemaakt: hun partner is ‘vreemdgegaan’ met een ander. Cliënt 1 is sindsdien erg angstig. Cliënt 2 is sindsdien erg prikkelbaar geworden. Cliënt 3 zit sindsdien in een zelfmoorddepressie. Welke cliënt heeft het sterkste verdedigingsmechanisme? 1 2 3 Welke cliënt heeft het zwakste verdedigingsmechanisme? 1 2 3 22) B) Is angstig zijn of verdrietig zijn volgens u pathologisch? Ja Neen Verklaar in het kort uw antwoord: ………………………………………………………………………………………………… 23) A) Noem drie voorbeelden die de emotionele zwakte van onze huidige samenleving aantonen. ………………………………….. ………………………………….. ………………………………….. 24) A) Geef twee oorzaken van de emotionele zwakte in onze huidige samenleving. 25) B) Bij welk van de vier hoofdniveaus horen volgende activiteiten: analyseren, synthetiseren, vergelijken, plannen maken…. 26) A) Drie cliënten uit uw praktijk hebben hetzelfde meegemaakt: er is bij hun thuis ingebroken terwijl ze even weg waren naar de winkel. Cliënt 1 meent sindsdien dat hij achtervolgd wordt als hij over straat loopt. Cliënt 2 is sindsdien wat vergeetachtig. Cliënt 3 kan zich sindsdien totaal niet meer concentreren. Welke cliënt heeft de beste gezondheidstoestand? 1 2 3 Welke cliënt heeft de slechtste gezondheidstoestand? 1 2 3 27) A) Geef het verschil aan tussen de begrippen ‘biologisch goed’ en ‘moreel goed’. 28) B) Door wat wordt lijden op mentaal en emotioneel niveau voornamelijk veroorzaakt? 29) B) Welke 4 kwaliteiten dient men te ontwikkelen om zoveel mogelijk vrij te blijven van geestelijk/emotioneel lijden? 30) B) Geef de definitie van gezondheid, rekening houdend met het totale menselijk wezen. 31) B) Waarom kunnen we zeggen dat het spirituele niveau het belangrijkste niveau is voor de mens, ook als het gaat om de gezondheid van zijn fysiek lichaam? 32) B) De symptomen die een cliënt heeft zijn: een fout van de natuur volledig erfelijk bepaald veroorzaakt door emotionele problemen het best mogelijke antwoord van het verdedigingsmechanisme op de ziekmakende prikkels
33) B) De symptomen die bij een cliënt aanwezig zijn onderdrukken is: De snelste weg naar genezing van het totale menselijk wezen. Het verdedigingsmechanisme tegenwerken en dus altijd verkeerd. Het verdedigingsmechanisme tegenwerken maar toch soms noodzakelijk. 34) B) Symptomen onderdrukken: Kan enkel met de reguliere, chemische medicijnen. Kan met chemische medicijnen en met fytotherapeutische middelen. Kan zowel met chemische, fytotherapeutische als homeopathische middelen. 35) B) Welke drie factoren bepalen de plaats waar uiteindelijk een symptoom zal optreden? 36) B) Bespreek aan de hand van het resonantiespectrum op fysiek of emotioneel niveau een voorbeeld van twee personen die anders reageren op éénzelfde ziekmakende factor (waarbij de ene wel en de andere niet ziek wordt). 37) B) Noem drie factoren die de gezondheidstoestand van een individu kunnen wijzigen binnen éénzelfde niveau. 38) B) Noem vier sterke ziekmakende factoren die een persoon naar een dieper niveau van het resonantiespectrum kunnen doen verspringen. 39) B) In welke twee groepen kunnen we de zinvolle methoden voor hulpverlening indelen? 40) A) Noem vier voorbeelden van het wegnemen van verzwakkende factoren. 41) A) Noem twee voorbeelden van methoden die de levenskracht en het VDM versterken. 42) A) Om preventief te werken moeten we vooral de hogere/lagere niveaus aanpakken. 43) B) Duid aan op welk niveau volgende methoden inwerken: • Voedingsadvies: F E M S • Bachbloesemremedies: F E M S • Gespreksbegeleiding: F E M S • Massage: F E M S • Meditatie: F E M S 44) A) Noem één methode voor hulpverlening die tegelijkertijd inwerkt op F, E en M niveau. 45) B) Bespreek het werkterrein van een arts. (Waarop is zijn werk gericht?) 46) B) Bespreek het werkterrein van een gezondheidsconsulent (waarop zijn de handelingen en adviezen die hij/zij in zijn praktijk toepast gericht?) 47) A) a. Geef een voorbeeld van een aanpak van de gezondheidsconsulent op fysiek niveau. b. Geef een voorbeeld van een aanpak van de gezondheidsconsulent op emotioneel niveau. c. Geef een voorbeeld van een aanpak van de gezondheidsconsulent op mentaal niveau. d. Geef een voorbeeld van een aanpak van de gezondheidsconsulent op spiritueel niveau. 48) A) Wat verstaan we onder een integrale gezondheidszorg? 49) B) Wat verstaan we onder het begrip ‘pathogenese’? 50) B) Welke fasen kunnen we onderscheiden in het ontstaan van ziekten? 51) B) Geef een omschrijving van de ‘genetische fase’ van ziekte. 52) B) Geef een omschrijving van de ‘pré-klinische fase’ van ziekte.
53) B) Geef een omschrijving van de ‘klinische fase’ van ziekte. 54) A) In welke fase van een ziekte kan een gezondheidsconsulent actief zijn hulp verlenen? 55) B) Bespreek het verschil tussen zich laten behandelen en genezen.
Deel 2: Inzicht in ziekte en gezondheid 1) B) Vul de vier basispeilers (fundamenten) van onze gezondheid in: 1:
2:
Gezondheid
3:
4:
2) B) Wat verstaan we onder het begrip ‘erfelijkheid’? 3) B) Noem vijf voorbeelden van milieufactoren die onze gezondheid negatief kunnen beïnvloeden. 4) B) Noem vijf voorbeelden van factoren die onze gezondheid kunnen beïnvloeden, en die te maken hebben met levenswijze. 5) B) Hebben we onze gezondheid volledig zelf in de hand? Ja Neen Verklaar uw antwoord: 6) B) Hoe kan je verklaren dat van twee personen met dezelfde constitutionele zwakte (dezelfde erfelijke eigenschappen) de ene chronisch ziek wordt op de leeftijd van 40 jaar, terwijl de andere gezond blijft tot 80 jaar? 7) B) Hoe komt het dat er mensen zijn die 20 sigaretten per dag roken en toch vrij gezond oud worden, terwijl er ook niet-rokers zijn die al op vroege leeftijd longproblemen ontwikkelen. 8) B) Waarom is een juiste ingesteldheid (levensfilosofie) een belangrijke bijkomende factor voor onze lichamelijke gezondheid? 9) I) Noem 20 ziekmakende factoren. 10) B) Wat is de essentie van het verschil in benadering tussen enerzijds de reguliere geneeskunde en anderzijds de natuurgeneeswijzen en de homeopathie? 11) A) Bespreek het verschil in visie en aanpak tussen de natuurgeneeswijzen en de reguliere geneeskunde als het om diarree gaat. 12) A) Bespreek het verschil in visie en aanpak tussen de natuurgeneeswijzen en de reguliere geneeskunde als het om eczeem gaat. 13) A) Bespreek het verschil in visie en aanpak tussen de natuurgeneeswijzen en de reguliere geneeskunde als het om koorts gaat. 14) A) a. Hoe worden de belangrijkste organen en weefsels in het lichaam van voedingsstoffen voorzien tijdens een hongerstaking of extreem lang vasten? b. Wat kunnen we hieruit leren in verband met de werking van ons verdedigingsmechanisme? 15) A) Wie ontwikkelde de homotoxicologie? 16) A) Noem de achtereenvolgende fasen van evolutie binnen éénzelfde fysiek niveau.
17) A) Wat verstaan we onder de excretiefase? 18) A) Wat verstaan we onder de reactiefase? 19) A) Wat verstaan we onder de depositiefase? 20) A) Wat verstaan we onder de impregnatiefase? 21) A) Wat verstaan we onder de degeneratiefase? 22) A) Wat verstaan we onder de neoplasmafase? 23) A) Welke klachten of problemen doen zich voor op het niveau van de spieren in de volgende fasen: excretiefase, reactiefase, depositiefase, impregnatiefase, degeneratiefase en neoplasmafase. 24) A) a. Wat is het basisidee binnen de homotoxicologie-leer van Dr. Reckeweg? b. Is dit idee volledig juist volgens u? (verklaar waarom wel of waarom niet). 25) B) Omschrijf het ontstekingsproces. 26) A) Omschrijf drie verschillende ontstekingsprocessen. Wat gebeurt er precies? 27) B) Noem vier bronnen van afvalstoffen of gifstoffen die we in ons lichaam kunnen aantreffen. 28) B) Noem de vijf voornaamste uitscheidingsorganen en benoem de stoffen die deze organen kunnen uitscheiden. 29) B) Bespreek drie problemen die kunnen ontstaan bij overbelasting van de uitscheidingsorganen. 30) B) Noem vijf dingen die een cliënt kan doen om zijn lichaam te helpen ontgiften. 31) B) Hoe zou u in twee hoofdlijnen kunnen samenvatten wat noodzakelijk is om gezond te blijven of om terug gezond te worden?