Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
Vastgesteld d.d. 23 april 2008 Verenigde Vergadering voornoemd, secretaris,
voorzitter,
Goedgekeurd door;
Status
Vastgesteld
Rotterdam, 23 april 2008
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
2
Inhoud 1 Inleiding......................................................................................................... 5 1.1 1.2 1.3 1.4
Algemeen.....................................................................................................5 Aanleiding ....................................................................................................5 Procedure ter vaststelling van peilbesluiten ........................................................5 Leeswijzer....................................................................................................6
2 Huidige situatie............................................................................................... 7 2.1 Inleiding ......................................................................................................7 2.2 Historie ........................................................................................................7 2.3 Ligging en grondgebruik .................................................................................8 2.4 Bodemopbouw en geohydrologie ......................................................................8 2.5 Hoogteligging en maaivelddaling ......................................................................9 2.6 Huidig watersysteem.................................................................................... 10 2.6.1 Algemeen ............................................................................................ 10 2.6.2 Streefpeilen volgens de vigerende peilbesluiten .......................................... 10 2.6.3 Praktijkpeilen ....................................................................................... 11 2.6.4 Drooglegging........................................................................................ 20 2.6.5 Het huidige watersysteem en aan- en afvoer van water ............................... 20 2.7 Waterkwaliteit ............................................................................................. 21 2.7.1 Chloride .............................................................................................. 22 2.7.2 Nutriënten ........................................................................................... 22 2.7.3 Zuurstof .............................................................................................. 24 2.7.4 Doorzicht............................................................................................. 24 2.7.5 Conclusies inventarisatie waterkwaliteit .................................................... 25 2.8 Ecologie ..................................................................................................... 27 2.8.1 Ecologische verbindingszones .................................................................. 27 2.8.2 Flora- en Faunawet................................................................................ 28 2.9 Bebouwing en infrastructuur .......................................................................... 29 2.10 Cultuurhistorie, landschap en archeologie ....................................................... 29 2.10.1 Archeologie ........................................................................................ 29 2.10.2 Cultuurhistorie en landschappelijke waarden ............................................ 30 2.11 Toekomstige ontwikkelingen ........................................................................ 30 3 Beleid en functies ..........................................................................................33 3.1 Nationaal beleid........................................................................................... 33 3.2 Provinciaal beleid ......................................................................................... 34 3.3 Regionaal beleid .......................................................................................... 34 4 Knelpunten ....................................................................................................36 5 Uitgangspunten .............................................................................................36 5.1 Algemene uitgangspunten ............................................................................. 36 5.2 Uitgangspunten per functie............................................................................ 37 6 Peilbesluit .....................................................................................................38 6.1 6.2 6.3 6.4
Peilaanpassing ............................................................................................ 38 Peilfixatie ................................................................................................... 38 Droogleggingsverandering en nadeelcompensatie .............................................. 39 Peilbesluit................................................................................................... 39
7 Effectbeschrijving ..........................................................................................54 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Waterhuishouding en bebouwing .................................................................... 54 Waterkwaliteit ............................................................................................. 54 Grondwater en kwel ..................................................................................... 54 Ecologische aspecten.................................................................................... 54 Cultuurhistorische en archeologische waarden .................................................. 54 Mer-plicht................................................................................................... 54
8 Verklarende woordenlijst ...............................................................................55 Literatuur .........................................................................................................60
Colofon.............................................................................................................62
Bijlagen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Topografische ligging Landgebruik Maaiveldhoogte Huidige waterhuishoudkundige situatie Drooglegging Archeologie Cultuurhistorie en landschap Peilbesluit Drooglegging peilbesluit Planologische functiekaart
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
4
1 Inleiding 1.1 Algemeen Ingevolge art. 16 van de Wet op de Waterhuishouding en art. 21 van de Verordening Waterbeheer van de provincie Zuid-Holland, is het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (hierna te noemen het hoogheemraadschap) verplicht voor de gebieden onder zijn beheer peilbesluiten vast te stellen. Een peilbesluit is een door de waterbeheerder, op basis van integrale belangenafweging opgesteld besluit, waarin de streefpeilen voor het oppervlaktewater zijn vastgelegd. In een peilbesluit stelt het hoogheemraadschap de gewenste oppervlaktewaterpeilen vast voor het gebied waarvoor het besluit geldt. Het hoogheemraadschap heeft een inspanningsverplichting om de in het peilbesluit vastgelegde peilen te handhaven. Dit betekent dat de waterbeheerder naar eer en geweten zijn best moet doen om het peil op de vastgestelde waarde te handhaven. Een peilbesluit staat toe dat in bepaalde gevallen kan worden afgeweken van het streefpeil (toelichting Wet op de Waterhuishouding). Een peilbesluit dient door de provincie te worden goedgekeurd. Een peilbesluit is geldig voor een periode van 10 jaar. Een eventuele verlenging kan voor een termijn van 5 jaar bij de provincie worden aangevraagd.
1.2 Aanleiding Deze rapportage betreft het toelichtingsrapport van het peilbesluit voor de polder Prins Alexander en de Eendragtspolder. Het peilbesluit voor de polder Prins Alexander is op 26 november 1980 door de Verenigde Vergadering van het toenmalige hoogheemraadschap van Schieland vastgesteld en op 23 december 1981 door de Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland goedgekeurd. Het peilbesluit voor de Eendragtspolder is op 30 maart 1988 door de Verenigde Vergadering van het toenmalige hoogheemraadschap van Schieland vastgesteld en op 15 december 1991 door de Gedeputeerde Staten van de provincie ZuidHolland goedgekeurd. Momenteel is er voor beide polders geen vigerend peilbesluit. Het ontbreken hiervan is voor het hoogheemraadschap de aanleiding om nu een peilbesluit voor te bereiden.
1.3 Procedure ter vaststelling van peilbesluiten Het ontwerpen en vaststellen van een peilbesluit is een proces van inventariseren van gegevens, afwegen van belangen en overleg voeren met betrokkenen. Het proces van ontwerp tot en met de vaststelling van het onderhavige peilbesluit heeft op hoofdlijnen uit de volgende fasen bestaan: -
-
-
-
Inventarisatie van de technische en beleidsmatige uitgangspunten, die benodigd zijn voor het opstellen van het peilbesluit; Onderzoek naar het gewenste peilbeheer en naar de effecten die dit beheer kan hebben op het watersysteem en zijn directe omgeving. Aan de hand van de onderzoeksresultaten heeft een belangenafweging plaatsgevonden en is gekomen tot een peilbesluit; Behandeling van het peilbesluit heeft plaatsgevonden in de vergadering van Dijkgraaf en Hoogheemraden; Het hoogheemraadschap heeft voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd waar het peilbesluit is gepresenteerd en belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld hun reactie kenbaar te maken; Het peilbesluit heeft ter inzage gelegen. Belanghebbenden hebben daarbij de gelegenheid gekregen zienswijzen op het peilbesluit in te dienen. Er zijn zienswijzen ontvangen. Binnengekomen zienswijzen zijn in behandeling genomen en beantwoord; Behandeling en vaststelling van het peilbesluit heeft plaatsgevonden in de vergadering van Dijkgraaf en Hoogheemraden;
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
5
-
Vaststelling van het peilbesluit door het Algemeen Bestuur van het Hoogheemraadschap; Na vaststelling door het Algemeen Bestuur zal het peilbesluit ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten van de Provincie Zuid- Holland toegestuurd. Goedkeuring is ontvangen onder goedkeuringsbesluit nr. WEM Tegen het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten staat voor belanghebbenden beroep open bij de Arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage.
Een vastgesteld en goedgekeurd peilbesluit is geldig voor een periode van tien jaar, maar kan op een eerder moment door het hoogheemraadschap herzien worden, indien de inrichting van het gebied of wijzigingen in inzichten daartoe aanleiding geven. Voor het verstrijken van de geldigheidstermijn bestaat de mogelijkheid het peilbesluit door Gedeputeerde Staten eenmalig te laten verlengen met een periode van maximaal vijf jaar.
1.4 Leeswijzer In deze toelichting op het peilbesluit wordt allereerst in hoofdstuk 2 de huidige waterhuishoudkundige en ruimtelijke situatie in beide polders beschreven. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleid met betrekking tot het waterbeheer en de ruimtelijke ordening en voor zover dit van toepassing is op het te ontwerpen peilbesluit. De knelpunten zijn beschreven in hoofdstuk 4, waarna de uitgangspunten, zijn gepresenteerd in hoofdstuk 5. Het peilbesluit staat beschreven in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 beschrijft de effecten van de inwerkingtreding van het peilbesluit.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
6
2 Huidige situatie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is een beschrijving van de polder Prins Alexander en de Eendragtspolder gegeven. Er wordt ingegaan op diverse aspecten die van invloed zijn op de afweging van het uiteindelijke besluit. Aan de orde komen historie, ligging en grondgebruik, bodemopbouw en geohydrologie, hoogteligging en maaivelddaling, het huidige watersysteem, bebouwing en funderingen, cultuurhistorie, landschap en archeologie. Kaartbijlage 1 geeft de topografische ligging van het gebied weer.
2.2 Historie In de 13e eeuw werd begonnen met het winnen van het veen. Vanaf de toen al bestaande IJsseldijk werd landinwaarts gewerkt. Er werden uitwateringssluisjes aangelegd. Met de afgegraven grond werden kleine dijken gemaakt en opgehoogd. Op deze manier ontstonden er lange, smalle landjes. Na verloop van tijd begon door de afwatering de veengrond in te klinken. Het gevolg hiervan was drassige grond in natte periodes. Daarom begon men rond 1500 met het bouwen van watermolens. Rond 1530 ging men over op slagturven. Men kon de turf steeds dieper winnen. Deze manier van turfwinning had een groot effect op de verandering van het landschap. Na het slagturven bleef een gebied met plassen over. De Eendragtspolder is in 1760 drooggemalen. In 1866 legde prins Alexander, de zoon van koning Willem III, de eerste steen voor het gemaal. De polder Prins Alexander is uiteindelijk in 1875 drooggemalen. De drooggemalen polder Prins Alexander werd in korte tijd een belangrijk tuinbouwgebied, er ontstond een groot kassengebied. In de jaren '50 werden plannen ontwikkeld voor het bouwen van nieuwe woonwijken. Om dit te stimuleren werd in 1961 door Rotterdam een verbod gelegd op investeringen in tuinbouw in de polder. In de jaren '60 werd vervolgens de wijk Het Lage land gebouwd, destijds Alexanderstad of Alexanderpolder genoemd. De wijken Ommoord en Schollevaar werden begin jaren ’70 gebouwd. Eind jaren ’70 werd een begin gemaakt met de bouw van de wijken Zevenkamp en Oosterflank. In de jaren ’90 werd de wijk Prinsenland gerealiseerd. In 2000 is een begin gemaakt met de nieuw te ontwikkelen wijk Nesselande, welke gedeeltelijk gelegen is in de Eendragtspolder en gedeeltelijk in de polder Prins Alexander. De wijk Terbregge was lange tijd een gehucht, alleen aan het begin van de vorige eeuw kwamen er wat nieuwe huizen bij. Terbregge is veranderd met de bouw van Nieuw Terbregge. Nieuw Terbregge is een recente nieuwbouwwijk waar eind jaren ’90 de eerste woningen zijn opgeleverd. De bouw werd in 2005 afgerond. De Eendragtspolder werd na de droogmaking in 1760 verdeeld in 51 kavels. De noordelijk gelegen kavels lagen hoger en brachten meer geld op dan de zuidelijk gelegen kavels. Het verschil in hoogteligging van het ten noorden en ten zuiden van de Middelweg gelegen polderdeel vereiste op den duur ook een verschil in de hoogte van het polderpeil. In het noordelijk deel is het grondgebruik voornamelijk akkerbouw en in het zuidelijk deel grasland. In de jaren ’60 is de gemeente Zevenhuizen begonnen met de ontwikkeling van woningbouw in het noorden van de polder. De Zevenhuizerplas is in 1972 is gegraven. Het zand is gebruikt voor de aanleg van de wijken Ommoord en Zevenkamp (polder Prins Alexander). Ten oosten van de Zevenhuizerplas bevond zich een agrarische functie. Sinds 1999 is sprake van een functiewijziging: er vindt zandwinning plaats en daarnaast wordt het noordelijk deel van de nieuwe woonwijk Nesselande gerealiseerd. Na 2007 is de bestaande Zevenhuizerplas gekoppeld aan de nu gegraven zandwinplas en aan het noordelijk deel van de woonwijk Nesselande.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
7
2.3 Ligging en grondgebruik De polder Prins Alexander is gelegen in de gemeenten Rotterdam, Capelle aan den IJssel, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle. De polder Prins Alexander bestaat voor het grootste deel uit stedelijk gebied (woningen en bedrijven). In de polder vindt weinig landbouw plaats. In het oostelijk deel van de polder komt veeteelt voor en op een klein aantal plaatsen is glastuinbouw aanwezig. Over het algemeen wordt in kassen geteeld op substraat, waardoor deze onafhankelijk zijn van de drooglegging ter plaatse. De Eendragtspolder is gelegen in de gemeenten Rotterdam en Zevenhuizen-Moerkapelle. De huidige Eendragtspolder wordt doorsneden door de Middelweg. In het zuidelijk deel van de Eendragtspolder bevindt zich de Zevenhuizerplas en een gedeelte van de wijk Nesselande. Het deel in de Eendragtspolder ten noorden van de Middelweg kent een agrarische functie (akkerbouw) en een stedelijke functie (de kern van Zevenhuizen). Zie voor een overzicht van het landgebruik kaartbijlage 2. In de polder Prins Alexander zijn naast het genoemde landgebruik nog een aantal afwijkende vormen te onderscheiden. Dit betreft begraafplaatsen, sportvelden, stadsparken en volkstuincomplexen. Deze zijn weergegeven in tabel 1. Tabel 1 Overig landgebruik Wijk Begraafplaats Prinsenland Oud Kralingen Capelle-SchollevaerBegraafplaats Schollevaar Capelle-Schenkel Zevenkamp Ommoord Terbregge
Sportvelden Stadsparken Westelijk van de A16 Westelijk van het Schollebos Het Schollebos (inclusief ijsbaan) Westelijk van het IJssellandziekenhuis Wollefoppenpark Noordwestelijk van kruising Ommoordseveld Capelseweg met A20 Terbregsepark
Volkstuincomplexen VTV De Venhoeve
VTV De Tochten ATV Ommoord
2.4 Bodemopbouw en geohydrologie De polder Prins Alexander is een droogmakerij. Een deel van het Hollandveen in de droogmakerij is afgegraven ten behoeve van de turfwinning. De rest van het veen, dat niet geschikt was voor turf, is blijven zitten, deze laag heet ‘restveen’. Over het algemeen bestaat het restveen uit zeggeveen, zeggerietveen of rietveen. De delen van de polder die nu verstedelijkt zijn, zijn opgehoogd met de cunet-methode. Onder de bebouwing is de laag restveen weggehaald en vervolgens is aangevuld met ophoogzand, in de onbebouwde delen is het restveen blijven liggen. De Eendragtspolder is een geheel uitgeveende polder. De bodem bestaat in hoofdzaak uit zavel- en kleigronden met in het zuiden wat veenresten. Verspreid over het gebied komen wadafzettingen, kreekruggen en modderklei-afzettingen voor. In het gebied zijn watervoerende pakketten en waterscheidende lagen te onderscheiden: Watervoerende pakketten Watervoerende pakketten zijn relatief goed waterdoorlatende zand- of grindpakketten waarin de horizontale component van de grondwaterstroming overheerst. Waterscheidende lagen Waterscheidende lagen zijn slecht doorlatende klei-, zavel- of veenlagen en sterk kleihoudende zandlagen waarin de vertic ale component van de grondwaterstroming overheerst. Onder de veenlagen bevindt zich een deklaag van klei van de Formatie van Calais van zo’n 10 tot 12 meter dik. Het eerste watervoerend pakket bestaat uit grove zanden van de Formatie Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
8
van Kreftenheye. Dit pakket is ongeveer 15 tot 25 meter dik en de bovenkant hiervan bevindt zicht rond de NAP -15m. De onderkant van dit pakket wordt gevormd door klei van de Formatie van Kedichem. Deze fluviale afzettingen vormen de eerste scheidende laag. Deze laag is 10 tot 20 meter dik en bevindt zicht tussen de NAP -30m en de NAP -49m. Het tweede en derde watervoerende pakket bestaat beide uit fijne tot grove zanden van de Formaties van Tegelen en Maassluis. In beide formaties komen ingeschakelde kleilagen en kleilenzen voor. Beide watervoerende pakketten zijn tussen de 60 en 80 meter dik. De scheidende laag hiertussen, de tweede scheidende laag wordt gevormd door kleiige lagen van de Formaties van Tegelen en Maasluis. De dikte van de scheidende laag varieert tussen de 5 en 20 meter. In tabel 2 staat de geohydrologische opbouw schematisch weergegeven. Onder de veenlaag liggen ook de resten van een landschap uit de tijd dat deze polder een intergetijdengebied was met kreken en kommen. Door de inversie van het landschap liggen de kreekruggen tegenwoordig 1 tot 1,5 meter hoger dan het omliggende land. Het verschil in bodemopbouw onder het restveen veroorzaakt in de polder aanzienlijke verschillen in maaiveldhoogte. Het verschil in bodemopbouw is niet de enige oorzaak voor de hoogteverschillen: voor de droogmaking bestond er een aantal meren in het gebied. Op de bodem van deze meren lag een laag klei. Door deze kleiige laag kon het veen hieronder niet worden afgegraven, terwijl dit op andere plaatsen wel degelijk gebeurde. Dit heeft na de droogmaling geleid tot lokale verhogingen in het landschap. Langs de Rotte ligt plaatselijk 20 tot 60 centimeter klei op het veen. De bodem is hier dan ook niet geschikt om te vervenen. Bovendien hebben deze natuurlijke dijken een waterkerende functie voor de Rotte. Doordat het oorspronkelijke maaiveld hier niet is aangetast, zijn langs de Rotte de verschillen in maaiveldhoogte vrij groot. Tabel 2 Geohydrologische opbouw Laag
Formatie
Doorlaatvermogen (m2/d)
Calais
Dikte laag (m) 10 – 12
Deklaag Watervoerend pakket 1
Kreftenheye
15 – 25
400 – 800
Scheidende laag 1
Kedichem
10 – 20
Watervoerend pakket 2
Tegelen
60 – 80
Scheidende laag 2
Tegelen en Maassluis
5 – 20
Watervoerend pakket 3
Maassluis
~100
Weerstand (d) 1000 – 4000
1000 – 4000 900 500 - 700 600
2.5 Hoogteligging en maaivelddaling De maaiveldhoogte in de polders is weergegeven in kaartbijlage 3. De maaiveldhoogte van de peilgebieden is bepaald met het AHN (Actuele Hoogtebestand Nederland), afhankelijk van de ligging en hoogteverdeling van het gebied is gekozen voor het gemiddelde, de modus of de mediaan. Het AHN biedt een gebiedsdekkend beeld van de maaiveldhoogte en geeft inzicht in het reliëf in een gebied. Met het door het AHN verkregen inzicht in de maaiveldhoogten binnen de peilgebieden kan de actuele drooglegging getoetst worden aan de droogleggingsnorm. Het maaiveld van het overgrote deel van de polder varieert tussen NAP -3,50m en NAP -6,50m. Op een aantal plaatsen is een hoger maaiveld zichtbaar. Richting de Ringvaart, Rotte en Wollefoppenweg loopt het maaiveld op. In de polder zelf zijn behoorlijke verhogingen van het maaiveld (tot NAP -1,00m à NAP -2,00m) rond de snelweg en in de wijken Prins Alexander en Zevenkamp. Van de polder Prins Alexander en de Eendragtspolder zijn geen oude maaiveldhoogten bekend. Hierdoor is het niet mogelijk om de maaivelddaling te berekenen. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
9
2.6 Huidig watersysteem 2.6.1 Algemeen Het hanteren van bepaalde waterpeilen is essentieel voor de instandhouding en het gebruik van het land, waarbij ook de langetermijneffecten in de afweging worden betrokken. In het peilbesluit worden de na te streven peilen per peilgebied vastgelegd. Dit zijn de streefpeilen. Het streefpeil is een vastgesteld peil dat men nastreeft. Het is een peil dat gemiddeld zo goed mogelijk moet worden benaderd. Bij een streefpeil is er sprake van een beheersmarge. De beheersmarge is de onvermijdelijke, tijdelijke afwijking van het streefpeil die optreedt door natuurlijke verschijnselen en ingrepen die nodig zijn om het streefpeil te handhaven. Er is een aantal oorzaken te benoemen ten gevolge waarvan waterpeilen tijdelijk kunnen afwijken van de vigerende streefpeilen: • Bemaling Bij het inlaten of uitmalen van water ontstaat een verhang in het watersysteem dat pas na enige tijd nivelleert. In de watergang(en) nabij het gemaal zal het peil tijdens uitmalen lager zijn dan het peil in de watergangen die verder van het gemaal zijn gelegen. Bij inlaten werkt dit vanzelfsprekend andersom. • Wind Bij krachtige wind evenwijdig aan de richting van een waterloop, kan opstuwing door wind optreden. Hierdoor treedt een verhang op. Dit verschijnsel is doorgaans het grootst open, onbeschutte gebieden. • Neerslagverwachting Wanneer (hevige) neerslag wordt verwacht kan het in sommige situaties resultaat opleveren de bemaling van watergangen en singels vroegtijdig te starten om daarmee tijdelijk extra bergend vermogen te creëren (dit wordt ook wel ‘voormalen’ genoemd). De neerslag heeft vervolgens een peilstijging in de watergangen tot gevolg, die binnen een tijdsbestek van enkele dagen of uren weer uitgemalen wordt tot het moment dat het gewenste peil weer hersteld is. Met het oog op een uitoefening van ruimtelijke functies kunnen plaatselijk afwijkende waterpeilen, onderbemalingen en hoogwatervoorzieningen, gewenst zijn. Met het nemen van een peilbesluit komen alle (vergunningen voor) bestaande onderbemalingen en hoogwatervoorzieningen in principe te vervallen. De eigenaren van de afwijkende peilen kunnen opnieuw een vergunning aanvragen. Het hoogheemraadschap zal deze aanvragen apart beoordelen, en indien van toepassing, een vergunning afgeven. 2.6.2 Streefpeilen volgens de vigerende peilbesluiten De streefpeilen uit het laatste peilbesluit van de polder Prins Alexander zijn vastgesteld door de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Schieland op 26-11-1980. Dit peilbesluit werd op 23-12-1981 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland. In dit peilbesluit is de Polder Prins Alexander ingedeeld in 6 afdelingen. In elk van deze afdelingen wordt een vast peil gehandhaafd. Naast deze afdelingen zijn er aparte peilen vastgesteld voor een aantal watergangen. In tabel 3 is weergegeven welke waterpeilen destijds zijn vastgelegd.
Tabel 3: In 1980 vastgestelde peilgebieden (afdelingen) in de polder Prins Alexander Afdeling I
Streefpeil (in m t.o.v. NAP) -6.50
Wijken Capelle Schenkel, Capelle Schollevaar, Nieuwerkerk aan de IJssel, Oosterflank en omgeving Wollefoppenweg
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
10
II III IV V VI
-6.20 -5.20 -7.00 -6.70 -4.05 -2.80 -3.90
Zevenkamp Prinsenland (zuidelijk deel) Het Lage Land, Prinsenland (noordelijk deel) en Terbregge Ommoord Ten noorden van de Wollefoppenweg Bovensloot langs de Terbregse Linker Rottekade Toevoersloot langs de Vlietkade, vanaf de Rottekade tot de Wollefoppenweg Toevoersloot langs de Wollefoppenweg, vanaf de Vlietkade tot nabij de Ringvaart van de Zuidplaspolder Het Wijde Gat in de kom van het dorp Nieuwerkerk aan de IJssel, ten zuidoosten van de Dorpsstraat Het Wijde Gat in de kom van het dorp Nieuwerkerk aan de IJssel, ten noord Westen van de Dorpsstraat
-4.85 -2.45 -2.50
De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Schieland heeft op 30 maart 1988 het peilbesluit voor de Eendragtspolder vastgesteld. Op 15 februari 1991 is dit goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. In het voormalige peilbesluit is de polder opgedeeld in drie gebieden met verschillende waterpeilen, zoals weergegeven in tabel 4. Tabel 4: In 1988 vastgestelde peilgebieden in de Eendragtspolder Peilgebied I
Zomerpeil (m t.o.v. NAP) -6.45
Winterpeil (m t.o.v. NAP) -6.45
Plaats peilschaal
Instroomopening poldergemaal II -6.30 -6.45 2e tocht nabij de Middenweg III -5.40 -5.40 Instroomopening afvoerduiker Zevenhuizerplas Hierbij is bepaald dat het bestuur bevoegd is om ‘indien de weersomstandigheden naar zijn oordeel zulks noodzakelijk maken’, de voornoemde peilen van de waterstaat tijdelijk: • In droge tot zeer droge perioden met 0,10m te verhogen • In natte tot zeer natte perioden met 0,10m te verlagen
2.6.3 Praktijkpeilen Er is gebleken dat in de praktijk vrijwel al deze afdelingen en peilgebieden (zie paragraaf 2.6.2) opgesplitst zijn in kleinere en dus meer peilgebieden. De polders zijn, o.a. ten gevolge van stedelijke ontwikkeling, uiteengevallen in 73 verschillende peilgebieden en 121 afwijkende waterpeilen. De peilgebieden die in de praktijk voorkomen, zijn gecodeerd met een voor ieder peilgebied unieke code. In kaartbijlage 4 is de huidige situatie met peilgebiedcodes en peilen op kaart weergegeven. Peilgebied GPG-190 Praktijkpeil: NAP -3,05m Dit peilgebied omvat een tussenboezem, evenwijdig gelegen aan de Rotte. Het betreft een hellend gebied waarbij de functie voornamelijk stedelijk is (extensief). Gelet op de leeftijd van de woningen zullen er verschillende funderingsvormen voorkomen. Er wordt water ingelaten aan de westkant vanuit de Rotte. Het gebied watert af via een vast stuw nabij gemaal Ommoord (oostzijde van het peilgebied). De drooglegging varieert tussen de 0,25m en 1,35m. In dit peilgebied komt één afwijkend peil voor, namelijk GPG-255, het betreft een oude boerderij gefundeerd op staal. Deze boerderij wordt gesloopt. Peilgebied GPG-191 Praktijkpeil: NAP -5,80m
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
11
In dit peilgebied is het grondgebruik extensief. Het bestaat voornamelijk uit grasland. Ook is er een manege en zijn er enkele woningen aanwezig. In het gebied zijn veel lage delen aanwezig. De drooglegging varieert tussen 0,07 m en 2,35 m. Het overgrote deel van het gebied heeft een geringe drooglegging. Peilgebied GPG-192 Praktijkpeil: NAP -6,30m Dit peilgebied omvat Terbregge. Het is gelegen ten noorden van het knooppunt Terbregseplein. Het grondgebruik in dit peilgebied is zeer divers. De functies zijn glastuinbouw, grasland, recreatie en wonen. Er komen woningen voor met verschillende funderingstypen. De maaiveldhoogte varieert van extreem hoog tot laag. De verschillen in maaiveldhoogtes bedragen tot circa 3,0m. Bij het hoger gelegen grasland zou droogteschade kunnen optreden vanwege de grote drooglegging. Peilgebied GPG-193 Praktijkpeil: NAP -6,50m Dit peilgebied is gelegen ten oosten van de A16. In het peilgebied komen hoofdzakelijk woningen voor. Deze zijn voornamelijk op palen gefundeerd. De drooglegging is gemiddeld 1,32. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-194 Praktijkpeil: NAP -5,25m In het peilgebied komen hoofdzakelijk woningen voor. Deze zijn voornamelijk op palen gefundeerd. Drooglegging varieert tussen de 0,47 m en de 1,13 m In het peilgebied komt een afwijkend peil voor (GPG-299) langs de Ringvaart vanwege het hoger gelegen maaiveld en oude bebouwing op houten palen. Peilgebied GPG-195 Praktijkpeil: NAP -5,50m In het peilgebied komen hoofdzakelijk woningen voor. Deze zijn voornamelijk op palen gefundeerd. De drooglegging is gemiddeld 0,80 m. In het peilgebied komen 2 een afwijkende peilen voor, GPG-299 en GPG-384, langs de Ringvaart vanwege het hoger gelegen maaiveld en oude bebouwing op houten palen. Peilgebied GPG-196 Praktijkpeil: NAP -6,00m In het peilgebied komen hoofdzakelijk woningen voor. Deze zijn voornamelijk op palen gefundeerd. Drooglegging varieert tussen de 0,42 m en de 1,13 m. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-197 Praktijkpeil: NAP -5,35m In dit peilgebied komen de functies wonen, openbaar groen en bedrijven voor. Langs de Ringvaart komt er een afwijkend peil (GPG-300) voor met bebouwing op houten palen en fundering op staal. Het afwijkende peil is aanwezig vanwege het hoger gelegen maaiveld en de fundering op houten palen. Het resterende overgrote deel van het peilgebied betreft woningen op betonpalen. Een klein gedeelte van de wijk, de Gouden Regenstraat, heeft verschillende funderingen. De drooglegging is gemiddeld 0,84 m. De drooglegging in de Gouden Regenstraat leidt tot wateroverlast. De gemeente heeft inmiddels maatregelen genomen om de schade te beperken. Peilgebied GPG-198 Praktijkpeil: NAP -6,35m In het peilgebied komen hoofdzakelijk woningen voor en er bevindt zich een ziekenhuis. De panden zijn voornamelijk op palen gefundeerd. Drooglegging varieert op de meeste plekken rond de 0,85 m. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
12
Peilgebied GPG-199 Praktijkpeil: NAP -6,50m De functies in dit peilgebied zijn divers. Er komen begraafplaatsen, bedrijventerreinen, industrie, glastuinbouw, grasland, sportvelden en bebouwing in het gebied voor. Het overgrote deel van het peilgebied heeft een woonfunctie. In dit peilgebied komen een aantal afwijkende peilen voor, namelijk GPG-328, GPG-372, GPG-374. GPG-375, GPG-382, GPG-346, GPG-347, GPG-348, GPG-349, GPG-363 enGPG-365. Peilgebied GPG-200 Praktijkpeil: NAP -6,20m Dit peilgebied omvat de wijk Schollevaar. De hoofdfunctie in dit peilgebied is wonen. In dit peilgebied wordt door de bewoners wateroverlast ervaren. De wateroverlast is vermoedelijk geen gevolg van de drooglegging, de drooglegging is gemiddeld 0,96 m. Het betreft een peilgebied met voornamelijk dezelfde funderingswijze, dat wil zeggen houten palen met oplangers of betonpalen. Peilgebied GPG-201 Praktijkpeil: NAP -6,40m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de A20. Het omvat het zuidelijke deel van de wijk Zevenkamp. De functies in dit peilgebied zijn wonen, recreatie en bedrijventerreinen. De funderingen bestaan vermoedelijk uit houten palen met oplangers of betonpalen. De drooglegging is gemiddeld 1,28 m en is voldoende. Peilgebied GPG-202 Praktijkpeil: NAP -6,20m Dit peilgebied omvat de wijk Zevenkamp. De functies in dit peilgebied zijn wonen, recreatie en bedrijventerreinen. Het overgrote deel van het peilgebied heeft de functie wonen. De funderingen bestaan vermoedelijk uit houten palen met oplangers of betonpalen. De drooglegging varieert tussen 0,65 m en 1,36 m en is voldoende. Peilgebied GPG-203 Praktijkpeil: NAP -6,10m Dit peilgebied is gelegen in het westelijke en noordelijke deel van de wijk Zevenkamp. De functies in dit peilgebied zijn wonen, recreatie en bedrijventerreinen. De funderingen bestaan vermoedelijk uit houten palen met oplangers of betonpalen. De gemiddelde drooglegging in dit peilgebied bedraagt 1,04 m. Voor de woonfunctie is het peilgebied is deze drooglegging geen probleem. In het zuidwesten van het peilgebied is een gebied te onderscheiding waar de drooglegging eigenlijk te gering is voor wonen. In dit peilgebied komen twee afwijkende peilen voor, namelijk GPG-252 enGPG-324. Peilgebied GPG-204 Praktijkpeil: NAP -2,45m Dit peilgebied betreft het zuidoostelijke deel van de oude kern van Nieuwerkerk aan den IJssel. In dit peilgebied is de functie voornamelijk wonen. De drooglegging is gering, gemiddeld bedraagt de drooglegging 0,47 m. Peilgebied GPG-205 Praktijkpeil: NAP -2,50m Dit peilgebied betreft het noordwestelijke deel van de oude kern van Nieuwerkerk aan den IJssel. In dit peilgebied is de functie voornamelijk wonen. De drooglegging is gering, gemiddeld bedraagt de drooglegging 0,48 m. Peilgebied GPG-206 Praktijkpeil: NAP -6,80m Dit peilgebied is gelegen ten oosten van het knooppunt Terbregseplein en ten noorden van de wijk Het Lage Land. De functies in dit peilgebied zijn wonen en bedrijventerreinen. De Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
13
funderingen bestaan vermoedelijk uit houten palen met oplangers of betonpalen. De drooglegging is gemiddeld 0,96 m en is voldoende. Peilgebied GPG-207 Praktijkpeil: NAP -6,80m In dit peilvak is Nieuw Terbregge ontwikkeld. De functies in dit peilgebied zijn wonen, infrastructuur en recreatie. Het overgrote deel van de woningen staat op betonnen palen. Er komen ook oudere woningen voor die op houten palen gefundeerd zijn. In het oude deel van het peilgebied is de drooglegging ook groot genoeg voor de functies wonen en infrastructuur. In dit peilgebied komen drie afwijkende peilen voor, namelijk GPG-256, GPG-257 en GPG-258. Deze afwijkende peilgebieden bestaan uit sportvelden. Peilgebied GPG-208 Praktijkpeil: NAP -6,40m Dit gebied heeft als functies wonen, natuur en grasland. De gemiddelde drooglegging is 1,12 m. Aan de rand van het gebied, aan de Wollefoppeweg, komen 10 afwijkende peilen voor, namelijk GPG-286, GPG-288, GPG-289, GPG-290, GPG-291, GPG-292, GPG-293, GPG-294, GPG-295, GPG-295 en GPG-296. Peilgebied GPG-209 Praktijkpeil: NAP -3,14m Dit peilgebied is gelegen aan de Rotte, ten westen van de Nessepolder. Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG-230) gebracht, via GPG-209, GPG-210 en GPG-211. In dit peilgebied is één pand gelegen, het betreft een oude woning. Peilgebied GPG-210 Praktijkpeil: NAP -3,74m Dit peilgebied is gelegen aan de Rotte, ten westen van de Nessepolder. Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG-230) gebracht, via GPG-209, GPG-210 en GPG-211. Peilgebied GPG-211 Praktijkpeil: NAP -5,26m Dit peilgebied is gelegen aan de Rotte, ten westen van de Nessepolder. Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG-230) gebracht, via GPG-209, GPG-210 en GPG-211. Peilgebied GPG-212 Praktijkpeil: NAP -5,70m Dit peilgebied is gelegen aan de Rotte, ten westen van de Nessepolder. Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG-230) gebracht, via GPG-209, GPG-210 en GPG-211. Peilgebied GPG-213 Praktijkpeil: NAP -6,00m Dit peilgebied is gelegen ten oosten van Oud Kralingen. De hoofdfunctie in dit peilgebied is wonen. De woningen zijn gefundeerd op houten palen met oplangers of betonpalen. De gemiddelde drooglegging in dit gebied is 1,10 m en is voldoende. Peilgebied GPG-214 Praktijkpeil: NAP -7,00m Dit peilgebied omvat de wijken Het Lage Land en Prinsenland. De functies in dit peilgebied zijn wonen, sport en recreatie. De funderingstypen van de woningen zijn verschillend. De gemiddelde drooglegging in dit peilgebied is 1,12 m. In dit peilgebied komen vijftien afwijkende peilen voor, namelijk GPG-253, GPG-254, GPG-259, GPG-260, GPG-261, GPG-262, GPG-275, GPG-276, GPG-277, GPG-278, GPG-319, GPG-320, GPG-321, GPG-322 en GPG-323. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
14
Peilgebied GPG-215 Praktijkpeil: NAP -5,50m Dit peilgebied is gelegen tussen de wijken ’s Gravenland en Prinsenland. In dit peilgebied is de functie wonen. Er komen voornamelijk nieuwbouwwoningen voor, maar ook enkele oudere woningen op vermoedelijk houten palen. De gemiddelde drooglegging is 1,13 m, dit is voldoende. Peilgebied GPG-216 Praktijkpeil: NAP -5,72m De panden die in dit peilgebied voorkomen zijn op palen gefundeerd. De gemiddelde drooglegging is 1,36 m. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-217 Praktijkpeil: NAP -6, 00m Dit peilgebied is gelegen ten noordwesten van ’s Gravenland. In het peilgebied komen hoofdzakelijk woningen voor. Deze zijn voornamelijk op palen gefundeerd. De gemiddelde drooglegging is 1,13 m. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-218 Praktijkpeil: NAP -4,16m Dit peilgebied is gelegen langs de Ringvaart, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-219 Praktijkpeil: NAP -6,45m Dit peilgebied omvat o.a. de wijk Dorrestein en het oosten van Nesselande aan de Ringvaart. De functie in dit peilgebied bestaat voornamelijk uit wonen. De woningen komen uit verschillende perioden en hebben verschillende funderingstypen. De drooglegging varieert tussen de 0,30 m en 1,30 m. In dit peilgebied komen ten oosten van Nesselande 1 afwijkend peil voor, namelijk GPG-334. Peilgebied GPG-220 Praktijkpeil: NAP -6,45m Dit gebied betreft het noordelijke deel van de Eendragtspolder, inclusief de gemeente Zevenhuizen. De huidige agrarische functie van de Eendragtspolder tussen 2007 en 2010 zal veranderen in een gecombineerde functie van recreatie, waterberging en natuur. In dit peilgebied komen 14 afwijkende peilen voor. De afwijkende peilen GPG-280 t/m GPG-285 zijn gelegen langs de Rotte. Het zijn hoogwatervoorzieningen in het zuidwestelijke deel van de Eendragtspolder. De afwijkende peilen GPG-350 t/m GPG-357 zijn gelegen langs de Ringvaart. Het zijn hoogwatervoorzieningen in het oostelijke deel van de Eendragtspolder. De afwijkende peilen GPG-386 t/m GPG-389 zijn gelegen langs de Ringvaart. Het zijn hoogwatervoorzie ningen ten noorden van Nesselande. Peilgebied GPG-221 Praktijkpeil: NAP -4,35m Dit peilgebied is gelegen langs de Rotte en het omvat de Nessepolder. De functies in dit peilgebied zijn grasland, bos en recreatie. Er komen ook enkele oude woningen voor aan de randen van het peilgebied. De gemiddelde drooglegging bedraagt 0,68 m. De maximale drooglegging is 1,41 m, terwijl de minimale drooglegging 0,22 m bedraagt. Peilgebied GPG-222 Praktijkpeil: NAP -5,20m Dit peilgebied ligt midden het ontwikkelingsgebie d van Nesselande en loopt verder langs de Wollefoppenweg. Peilgebied GPG-222 blijft echter onveranderd en verzorgt de afwatering van de lintbebebouwing langs de Wollefoppenweg. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
15
Peilgebied GPG-223 Praktijkpeil: NAP -6,94m Dit peilgebied is gelegen ten zuiden van het nieuw ontwikkelde gebied Nesselande. Het gebied staat in open verbinding met de Zuidplaspolder. De drooglegging varieert tussen de 0,32 m en 1,36 m. Peilgebied GPG-224 Praktijkpeil: Flexibel peil: NAP -5,95m tot NAP -6,10m Dit peilvak is een deel van het gebied waarin Nesselande in ontwikkeling is. De nieuwbouwlocatie Nesselande bestaat in de toekomst uit twee delen: een noordelijk deel (vrije kavels) genaamd Waterwijk, en een zuidelijk deel, genaamd Nesselande. Peilgebied GPG-225 Praktijkpeil: NAP -3,61m Dit peilgebied is gelegen langs de Ringvaart, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-226 Praktijkpeil: NAP -5,20m Dit peilgebied omvat de wijk ’s-Gravenland. In het gebied komen hoofdzakelijk woningen en bedrijven voor. Deze zijn voornamelijk op palen gefundeerd. De drooglegging varieert tussen de 0,50 m en 1,50 m. Er bevinden zich 3 onderwaterstuwen in het gebied. In het peilgebied komen 26 afwijkende peilen voor, name lijk GPG-237, GPG-244, GPG-246, GPG-263, GPG264, GPG-265, GPG-266, GPG-267, GPG-269, GPG-271, GPG-273, GPG-274, GPG-368, GPG369, GPG-268, GPG-270, GPG-272, GPG-325, GPG-329, GPG-330, GPG-370, GPG-371, GPG378, GPG-380, GPG-381 en GPG-383. Peilgebied GPG-227 Praktijkpeil: NAP -6,50m Dit peilgebied is gelegen in het noordelijke deel van de wijk Ommoord. De functie in dit peilgebied is hoofdzakelijk grasland. In het zuidelijke deel van het peilgebied staan een paar nieuwbouwwoningen op betonpalen. De droogle gging is gemiddeld 0,90 m. Peilgebied GPG-228 Praktijkpeil: NAP -5,18m Dit peilgebied is gelegen in het noordelijke deel van de wijk Ommoord. De hoofdfunctie in dit peilgebied is wonen en grasland, er staan woningen gefundeerd op palen. De drooglegging varieert van 0,00 m tot 1,37 m. Peilgebied GPG-229 Praktijkpeil: NAP -6,47m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de wijk ommoord in De Blijde Wei. In dit peilgebied komen vijf afwijkende peilen voor, namelijk GPG-303, GPG-311, GPG-314, GPG-315 en GPG316. Deze peilen zijn er om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05 m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. In het peilgebied komen 6 afwijkende peilen voor, namelijk GPG-303, GPG-311, GPG-314, GPG-315, GPG-316 en GPG317. Peilgebied GPG-230 Praktijkpeil: NAP -6,70m Dit peilgebied omvat de wijk Ommoord. De gemiddelde drooglegging in dit peilgebied is 1,12 m. In enkele gebieden wordt een drooglegging van 0,19 m waargenomen. Peilgebied GPG-231 Praktijkpeil: NAP -5,52m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de wijk Ommoord in De Blijde Wei. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
16
In dit peilgebied komt één afwijke nd peil voor, namelijk GPG-304. Deze peilen zijn er om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05 m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. Peilgebied GPG-232 Praktijkpeil: NAP -5,76m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de wijk Ommoord in De Blijde Wei. Dit peil is er om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05 m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. In dit peilgebied komt 1 afwijkend peil voor, namelijk GPG-318. Peilgebied GPG-233 Praktijkpeil: NAP -4,68m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de wijk Ommoord in De Blijde Wei. In dit peilgebied komen acht afwijkende peilen voor, namelijk GPG-305, GPG-306, GPG-307, GPG-308, GPG309, GPG-310, GPG-312 en GPG-313. Deze peilen zijn er om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05 m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. Peilgebied GPG-234 Praktijkpeil: NAP -6,09m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de wijk ommoord in De Blijde Wei. Dit peil is er om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05 m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. Peilgebied GPG-235 Praktijkpeil: NAP -5,40m Dit peilgebied is gelegen langs de Ringvaart, ten noordoosten van het Schollebos. Het betreft een hoger gelegen hellend gebied. Er komen voornamelijk oude woningen voor op houten palen. Peilgebied GPG-236 Praktijkpeil: NAP -5,60m Dit peilgebied is gelegen ten noordoosten van het Schollebos. De functie in het peilgebied is wonen. De woningen zijn gefundeerd op palen. De drooglegging varieert tussen de 0,72 m en de 1,55 m. Gemiddeld is de drooglegging 1,26 m, dit is voldoende. Peilgebied GPG-238 Praktijkpeil: NAP -6,00m Dit peilgebied betreft het noordelijke deel van het gebied Schollevaar. Het gaat om een onverhard gebied met als functie recreatie. De drooglegging varieert tussen 0,32 m en 1,66 m. Peilgebied GPG-239 Praktijkpeil: NAP -5,90m In het peilgebied komen voornamelijk volkstuinen voor. Drooglegging varieert tussen de 0,50 m en 0,93 m. Langs de Ringvaart komen er afwijkende peilen voor met bebouwing op houten palen en fundering op staal. De afwijkende peilen zijn aanwezig vanwege het hoger gelegen maaiveld en de fundering op houten palen. In totaal komen er 3 afwijkende peilen voor, namelijk GPG-358, GPG-359 en GPG-360. Peilgebied GPG-240 Praktijkpeil: NAP -6,50m Dit peilgebied omvat het noordelijke deel van sportpark Schenkel. De hoofdfunctie is sport en recreatie. Het heeft een gemiddelde drooglegging van 0,70 m. Peilgebied GPG-241 Praktijkpeil: NAP -6,48m Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
17
Dit peilgebied heeft de functie wonen en bedrijventerreinen. De panden zijn gefundeerd op betonpalen. Het heeft een gemiddelde drooglegging van 0,70 m. Peilgebied GPG-242 Praktijkpeil: Flexibel peil tussen NAP -5,20m en NAP -5,50m Dit peilgebied omvat de Zevenhuizerplas. Aan de oostzijde van de Zevenhuizerplas bevindt zich een zandwinput. Deze zandwinput dient als uitbreiding van de Zevenhuizerplas. Peilgebied GPG-245 Praktijkpeil: NAP -5,80m Dit peilgebied omvat het westen van het Ringvaartpark. Het is gelegen ten zuidoosten van het Schollebos. In het peilgebied komen hoofdzakelijk woningen voor. Deze zijn op palen gefundeerd. De drooglegging is gemiddeld 1,25 m, dit is voldoende. Peilgebied GPG-247 Praktijkpeil: NAP -5,00m Dit peilgebied omvat een gedeelte van de dorpskern van Zevenhuizen. De hoofdfunctie is wonen. Peilgebied GP G-248 Praktijkpeil: NAP -5,85m Dit peilgebied omvat een gedeelte van de dorpskern van Zevenhuizen. De hoofdfunctie is wonen. Peilgebied GPG-249 Praktijkpeil: NAP -6,17m Dit peilgebied omvat een gedeelte van de dorpskern van Zevenhuizen. De hoofdfunctie is wonen. Peilgebied GPG-250 Praktijkpeil: NAP -5,35m Dit peilgebied omvat een gedeelte van de dorpskern van Zevenhuizen. De hoofdfunctie is wonen. Peilgebied GPG-251 Praktijkpeil: NAP -5,92m Dit peilgebied omvat een gedeelte van de dorpskern van Zevenhuizen. De hoofdfunctie is wonen. Peilgebied GPG-297 Praktijkpeil: NAP -6,55m Dit peilgebied is gelegen ten oosten van de Capelseweg. De hoofdfunctie is wonen. De drooglegging is gemiddeld 0,90m. Peilgebied GPG-300 Praktijkpeil: NAP -4,27m Dit peilgebied is gelegen langs de Ringvaart, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-301 Praktijkpeil: NAP -4,57m Dit peilgebied is gelegen langs de Ringvaart, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-302 Praktijkpeil: NAP -4,65m Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
18
Dit peilgebied is gelegen langs de Ringvaart, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-326 Praktijkpeil: NAP -5,12m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de kern van Zevenhuizen, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-327 Praktijkpeil: NAP -4,71m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de kern van Zevenhuizen, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-331 Praktijkpeil: NAP -6, 35m Dit peilgebied omvat het sportpark Schenkel. De drooglegging is gemiddeld 0,65 m. Er komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-335 Praktijkpeil: NAP -6,53m Dit peilgebied is gelegen ten oosten van het nieuw te ontwikkelen gebied Nesselande. De drooglegging is gemiddeld 0,66 m. Er komen woningen voor met verschillende funderingstypen. Peilgebied GPG-361 Praktijkpeil: NAP -6,10m Dit peilgebied is gelegen in de Eendragtspolder ten noordwesten van de Zevenhuizerplas. Het grondgebruik is agrarisch. In dit peilgebied komen langs de Rotte twee afwijkende peilen voor, namelijk GPG-279 en GPG-379. Peilgebied GPG-362 Praktijkpeil: NAP -6,50m Dit peilgebied is gelegen in het midden van het nieuw te ontwikkelen gebied Nesselande, ten zuiden van de Wollefoppeweg. De functie in het gebied is wonen. Peilgebied GPG-364 Praktijkpeil: NAP -4,74m Dit peilgebied is gelegen in het zuidoosten van de polder Prins Alexander. De hoofdfunctie is wonen en er is een begraafplaats aanwezig Peilgebied GPG-367 Praktijkpeil: NAP -5,85m Dit peilgebied betreft een hoger gelegen gebied in het noordelijke deel van de Eendragtspolder. Peilgebied GPG-383 Praktijkpeil: NAP -4,55m Dit peilgebied is gelegen langs de Ringvaart, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Peilgebied GPG-384 Praktijkpeil: NAP -3,33m In dit peilgebied is de Vliet gelegen. Het is gelegen ten oosten van de Nessepolder. Er wordt water ingelaten via de Rotte. Peilgebied GPG-385 Praktijkpeil: NAP -5,20m Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
19
Tabel 5 Praktijkpeilen van de peilgebieden in de Eendragtspolder en polder Prins Alexander peilgebied Praktijkpeil (in m t.o.v. NAP) GPG-190 -3,05 GPG-191 -5,80 GPG-192 -6,30 GPG-193 -6,50 GPG-194 -5,25 GPG-195 -5,50 GPG-196 -6,00 GPG-197 -5,35 GPG-198 -6,35 GPG-199 -6,50 GPG-200 -6,20 GPG-201 -6,40 GPG-202 -6,20 GPG-203 -6,10 GPG-204 -2,45 GPG-205 -2,50 GPG-206 -6,80 GPG-207 -6,80 GPG-208 -6,40 GPG-209 -3,14 GPG-210 -3,74 GPG-211 -5,26 GPG-212 -5,70 GPG-213 -6,00 GPG-214 -7,00
peilgebied Praktijkpeil (in m t.o.v. NAP) GPG-215 -5,50 GPG-216 -5,72 GPG-217 -6,00 GPG-218 -4,16 GPG-219 -6,45 GPG-220 -6,45 GPG-221 -4,35 GPG-222 -5,20 GPG-223 -6,94 GPG-224 -5,95 GPG-225 -3,61 GPG-226 -5,20 GPG-227 -6,50 GPG-228 -5,18 GPG-229 -6,47 GPG-230 -6,70 GPG-231 -5,52 GPG-232 -5,76 GPG-233 -4,68 GPG-234 -6,09 GPG-235 -5,40 GPG-236 -5,60 GPG-238 -6,00 GPG-239 -5,90 GPG-240 -6,50
peilgebied Praktijkpeil (in m t.o.v. NAP) GPG-241 -6,48 GPG-242 -5,20 GPG-245 -5,80 GPG-247 -5,00 GPG-248 -5,85 GPG-249 -6,17 GPG-250 -5,35 GPG-251 -5,92 GPG-297 -6,55 GPG-300 -4,27 GPG-301 -4,57 GPG-302 -4,65 GPG-326 -5,12 GPG-327 -4,71 GPG-331 -6,35 GPG-335 -6,53 GPG-361 -6,10 GPG-362 -6,50 GPG-364 -4,74 GPG-367 -5,85 GPG-383 -4,55 GPG-384 -3,33 GPG-385 -5,20
2.6.4 Drooglegging De drooglegging is gedefinieerd als het verschil tussen het oppervlaktewaterpeil en het maaiveld. De drooglegging in de polders is relatief gering. Een groot deel van het bebouwde terrein heeft een drooglegging van 0,60 tot 1,00 meter. Voor drooglegginggegevens zie kaartbijlage 5. De drooglegging in het agrarische deel van de polder Prins Alexander is vrij klein voor agrarisch gebruik, maar is wel geschikt voor veeteelt. Langs de randen van de polders, waar het maaiveld hoger wordt (Rotte en de Ringvaart), neemt over het algemeen ook de drooglegging (tot 2 à 3 meter) toe. De Rotte heeft een waterpeil van NAP -1,00 m en de Ringvaart NAP -2,15 m. Plaatselijk zijn de peilen hier echter gewijzigd om aan de benodigde drooglegging te voldoen. Het noordelijk deel van de Eendragtspolder heeft (peilgebied GPG-220) een drooglegging van 1,95 m tot 1,05 m. 2.6.5 Het huidige watersysteem en aan- en afvoer van water Het watersysteem in de polder Prins Alexander bestaat uit een stelsel van watergangen, waarin een aantal duikers, stuwen en gemalen aanwezig zijn. Alle watergangen in de polder hebben een trapeziumvormig profiel, maten van de profielen variëren sterk. In de polder Prins Alexander is een groot aantal duikers aanwezig met uiteenlopende lengtes en doorstroomprofielen. De duikers vormen door de hoge kans op verstoppingen een knelpunt in de waterhuishouding. Het schoonhouden van de duikers is daarom een aandachtspunt. Voor het in stand houden van de peilgebieden in de polder zijn stuwen aanwezig. Verder is er nog een veertigtal overstorten van het gemeentelijk rioleringstelsel aanwezig in het watersysteem in de polder. Ongeveer de helft hiervan is voorzien van een afsluiter waarmee verhinderd wordt dat oppervlaktewater het riool in kan stromen.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
20
Er bevinden zich in de polder Prins Alexander vier hoofdgemalen. Het gemaal P.D. Kley is het grootste gemaal met een capaciteit van 315 m3 /min. Het gemaal bemaalt het peilgebied GPG199 (waterpeil NAP -6,50 m) en slaat het water uit op de Ringvaart (waterpeil NAP -2,15 m). Het gemaal de Lage Bemaling bemaalt met een capaciteit van 70 m3 /min het laagste peilgebied GPG-214 (waterpeil NAP -7,00 m) en slaat het water uit op peilgebied GPG-199 (waterpeil -6,50 m). Het gemaal Ommoord heeft een capaciteit van 100 m3 /min en bemaalt peilgebied GPG-230 (waterpeil NAP -6,70 m) en slaat het water uit op de Rotte (waterpeil NAP -1,00 m). Daarnaast is er nog het gemaal Het Groene Balkon. Dit gemaal heeft een capaciteit van 20 m3 /min en bemaalt peilgebied GPG-230 (waterpeil NAP -6,70m) en slaat het water uit GPG-190 (waterpeil NAP -3,05 m). Het oppervlaktewater in de Eendragtspolder bestaat uit poldersloten en een aantal grotere watergangen, de tochten. Langs de Middelweg wordt het water verzameld en afgevoerd naar het gemaal Leemhuis-Stout. Dit gemaal heeft een capaciteit van 2 maal 67,5 m3 /min en bemaalt het peilgebied GPG-220 (NAP -6,45 m). Het water wordt uitgeslagen op de Rotte (waterpeil NAP -1,00 m). In perioden van watertekort kan in de polder Prins Alexander water worden ingelaten vanuit de Rotte en de Ringvaart van de Zuidplaspolder. Dit gebeurt met behulp van drie door het hoogheemraadschap bediende inlaten en een groot aantal particuliere inlaten langs de Rotte en de Ringvaart. Met deze particuliere inlaten zorgen de eigenaren van de percelen dat hun hoger gelegen bebouwing door voldoende hoog water wordt omringd. Waterbalans Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft voor enkele jaren (19911996) waterbalansen opgesteld. Uit de balansen blijkt dat zowel inlaat als kwel een behoorlijk aandeel hebben in de aanvoer van water. In de zomer is het aandeel inlaatwater circa 15% tot 35%, voor de kwel is dit circa 15%. De absolute kwel (kwel minus wegzijging) is gemiddeld over de polder ongeveer 0,3 mm per dag. In de winter wordt (vrijwel) geen water ingelaten. De grootste afvoer vindt plaats via het gemaal naar de Rotte.
2.7 Waterkwaliteit In deze paragraaf wordt de waterkwaliteit van de polder Prins Alexander en van de Eendragtspolder besproken aan de hand van de parameters chloride, nutriënten, zuurstof en doorzicht. Voor de bespreking is gebruik gemaakt van gegevens van 2002 t/m 2006 en is uitgegaan van de MTR-waarden uit de Vierde Nota Waterhuishouding. Waar nodig is gebruik gemaakt van aanvullende eisen vanuit de verschillende functies. Bij de nutriëntenconcentraties en het doorzicht wordt uitgegaan van zomergemiddelden. Bij het chloridegehalte en de zuurstofconcentraties wordt gewerkt met jaargemiddelden. Naast de waterkwaliteitsgegevens van de beide polders zijn ook de waterkwaliteitsgegevens van de Ringvaart en de Rotte meegenomen. Dit is gedaan, omdat voor de peilhandhaving water ingelaten wordt vanuit deze boezemwateren. Om in de grafieken duidelijk te maken welke kolommen bij een bepaalde polder behoren, worden de kolommen verdeeld in verschillende kleuren. Een overzicht hiervan is terug te vinden in het hiernaast afgebeelde staafdiagram, figuur 1. Voor de locaties van de monsterpunten, zie figuur 7 Figuur 1, kleur per polder
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
21
2.7.1 Chloride Figuur 2 toont de gemiddelde chlorideconcentratie over de jaren 2002 t/m 2006. In de onderstaande tekst zal per polder de situatie nader worden toegelicht. Eendragtspolder De hoogste chloridenconcentraties doen zich enkel voor in de nieuwe Zevenhuizerplas. De oorzaak hiervan is het vrijkomen van zout grondwater tijdens de zandwinning. De norm voor glastuinbouw bedraagt 200 mg/l. Deze wordt in de rest van het gebied nergens overschreden. Op de monsterpunten in de sloten die in de Eendragtspolder zelf zijn gelegen, waren de concentraties lager dan in de omliggende boezem. Er lijkt dus geen invloed van brakke kwel te zijn. Polder Prins Alexander De gemiddelde chloridegehalten in de polder Prins Alexander schommelen tussen de 130 en 210 mg/l, hetgeen te kenmerken is als zoet water. Alleen de chlorideconcentratie bij meetpunt 00819 (zie figuur 7) komen hier ver bovenuit. De concentratie in het inlaatwater, in de Ringvaart Rotterdam, is ruim 130 mg/l. Op vrijwel alle locaties werden concentraties aangetroffen die even hoog of hoger waren, hetgeen duidt op een zekere invloed van licht brakke kwel. Wanneer als grens voor licht brak karakter 300 mg/l wordt aangehouden, wordt onder invloed van de kwel alleen op punt 00819 de concentraties in het oppervlaktewater zodanig verhoogd. Enkel op deze locatie is er sprake van een licht brak karakter.
500 400 300
Cl (mg/l)
200
MTR
100 00010
00062
00060
00038
00022
00007
00859*
00851*
00821*
00819****
00812
00804
00801
00508***
00507**
00506*
00504
00501
00051
0 00040
Chlorideconcentratie (mg/l)
Chlorideconcentratie (2002-2006)
Meetpunt
Figuur * ** *** ****
2 Gemiddeld chloridegehalte 2002 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2003 en 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2003 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2005 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2002, 2003 en 2006
2.7.2 Nutriënten Figuur 3 en 4 tonen het zomergemiddelde van de concentratie P-totaal (totaal fosfaat) en Ntotaal (totaal stikstof) over de jaren 2002 t/m 2006. In de onderstaande tekst zal per polder de situatie nader worden toegelicht. Eendragtspolder In figuur 2 is duidelijk te zien dat in een groot deel van de polder de MTR-norm voor P-totaal ruim wordt overschreden. Alleen het water in de nieuwbouwwijk Nesselande voldoet net aan de norm en in de Zevenhuizerplas liggen de concentraties P-totaal ruim onder de norm. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
22
In figuur 3 is te zien dat nagenoeg de gehele polder niet aan de MTR-norm voor N-totaal voldoet. Opvallend hierbij is dat de concentraties in de Zevenhuizerplas wordt overschreden en dat in de rest van de polder er een geringe overschrijding van de norm is. Voor beide parameters geldt dat de concentraties in het inlaatwater nagenoeg gelijk zijn aan de concentraties in de polder. Polder Prins Alexander In figuur 2 is duidelijk te zien dat op alle meetpuntende de MTR-norm voor P-totaal ruim wordt overschreden. In geringere mate wordt ook de MTR-norm voor N-totaal overschreden (figuur 3). De concentraties van zowel P-totaal als N-totaal in de Ringvaart zijn iets lager dan de concentraties in de polder. Dit duidt er op dat in de polder andere bronnen van belasting zijn dan het inlaten van water vanuit de Ringvaart.
P-totaal zomergemiddelde (2002-2006)
P-totaal (mg/l)
0,60 0,50 0,40
P-totaal
0,30
MTR
0,20 0,10 00010
00062
00060
00038
00022
00007
00859*
00851*
00821*
00819****
00812
00804
00801
00507**
00508***
00506*
00504
00501
00051
00040
0,00
Meetpunt
Figuur * ** *** ****
3 Zomergemiddelde P-totaal 2002 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2003 en 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2003 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2005 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2002, 2003 en 2006
16,0 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0
N-totaal
00010
00062
00060
00038
00022
00007
00859*
00851*
00821*
00819****
00812
00804
00801
00507**
00508***
00506*
00504
00501
00051
MTR
00040
N-totaal (mg/l)
N-totaal zomergemiddelde (2002-2006)
Meetpunt
Figuur 4 Zomergemiddelde N-totaal 2002 t/m 2006 Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
23
* ** *** ****
Meetgegevens Meetgegevens Meetgegevens Meetgegevens
beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar
van van van van
2003 en 2006 2003 t/m 2006 2005 t/m 2006 2002, 2003 en 2006
2.7.3 Zuurstof Figuur 5 toont de gemiddelde zuurstofconcentratie over de jaren 2002 t/m 2006 en de minimum concentraties die in deze periode zijn gemeten. Hierin is duidelijk te zien dat de gemiddelde concentraties aan de MTR voldoet. Daarnaast geldt dat enkel de zuurstofconcentratie in de oude Zevenhuizerplas in de periode 2002-2006 niet één keer onder de MTR is gekomen. De figuur laat eveneens zien dat de meeste locaties (67%) de laatste 5 jaar kritische zuurstofconcentraties (<3 mg/l) zijn opgetreden. Onder deze kritische grens bestaat het gevaar op vissterfte. Nader onderzoek heeft aangetoond dat in de Eendragtspolder bij 5% van monsternames concentraties onder de kritische grens zijn waargenomen. Voor de Polder Prins Alexander geldt dat voor 17% van de waarnemingen.
Zuurstofconcentraties (2002-2006) 12,0 O 2 (mg/l)
10,0 8,0 6,0 4,0 2,0
Meetpunt
Figuur * ** *** ****
Gemiddeld MTR
00010
00062
00060
00038
00022
00007
00859*
00851*
00821*
00819****
00812
00804
00801
00508***
00507**
00506*
00504
00501
00051
00040
0,0
Minimum
5 gemiddelde zuurstofconcentratie 2002 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2003 en 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2003 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2005 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2002, 2003 en 2006
2.7.4 Doorzicht Figuur 6 laat de zomergemiddelden van het doorzicht zien. De B boven de balken betekent dat er op de betreffende locatie in meer dan 10 % van de zomeranalyses bodemzicht was. De waarde van het bodemzicht is bij de gemiddelden meegerekend. Het zomergemiddelde ligt in de polders tussen de 0,3 en 0, 6 meter. Uit de gegevens blijkt eveneens dat maar één locatie niet aan de MTR voldoet. In de Zevenhuizerplas is het doorzicht het grootst. Hierbij geldt dat bij het bepalen van het gemiddelde meetwaarden zijn meegenomen, waarbij het doorzicht groter is dan de detectiegrens. In 2001 is tijdens een veldbezoek geconstateerd dat op een aantal locaties in de polder Prins Alexander sterke bruinkleuring optreedt, waardoor het doorzicht wordt beprerkt. Deze bruinkleuring treedt op wanneer ijzerrijk grondwater in zuurstofrijk oppervlaktewater terecht komt en het ijzer wordt geoxideerd. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
24
4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0
ZICHT
B
00010
00851*
00062
00821*
B
00060
00819****
B
00038
B
00022
B
00007
B
00859*
B 00812
00804
B
00801
B
00508***
00506*
00504
00501
00051
B 00507**
MTR B
00040
Doorzicht (m)
Doorzicht zomergemiddelde (2002-2006)
Meetpunt
Figuur * ** *** ****
6 zomergemiddelde doorzicht 2002 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2003 en 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2003 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2005 t/m 2006 Meetgegevens beschikbaar van 2002, 2003 en 2006
2.7.5 Conclusies inventarisatie waterkwaliteit De gemiddelde waterkwaliteit in de beide polders kan geclassificeerd worden als (matig)voedselrijk. Vergelijking van de zomergemiddelde nutriëntenconcentraties (stikstof en fosfaat) in het gebied, geeft aan dat het water in de polder (plaatselijk) wordt verrijkt door andere bronnen van belasting dan inlaatwater. Er zijn geen nauwkeurige gegevens beschikbaar van de voedselrijkdom van het grondwater. Hierdoor is niet bekend in welke mate de eutrofe condities in het oppervlaktewater veroorzaakt worden door voedselrijke kwel en in welke mate door lozingen in het gebied (zoals uitspoeling van landbouwgronden en overstorten van de riolering). Dat voedselrijke kwel in elk geval lokaal invloed heeft op het oppervlaktewater in de polder Prins Alexander, is gebleken uit onderzoek uitgevoerd ten behoeve van de waterkwaliteitsverbetering in de Ringvaartplas. Het chloridegehalte van het polderwater was op diverse locaties hoger dan dat van het inlaatwater, wat duidt op een zekere invloed van licht brakke kwel. In de meeste gevallen zijn de gemiddelde chloridenconcentraties in het polderwater zodanig laag dat ze indicatief zijn voor zoet water. Er is enkel op punt 00819 in de polder Prins Alexander sprake van een licht brak karakter. Voor het behoud van het zoete karakter van de polderwateren (en om de invloed van het brakke kwelwater tegen te gaan) is de aanvoer van zoet water van belang. De hoogste chloridenconcentraties doen zich voor in de Nieuwe Zevenhuizerplas. De oorzaak hiervan is de invloed van zout grondwater. De toestroom van ijzerrijk grondwater veroorzaakt op een aantal locaties ‘bruinkleuring’ van het water. Hier aan ligt ten grondslag de oxidatie van het ijzer wanneer het in het oppervlaktewater terechtkomt. Door binding met fosfaat zorgt geoxideerd ijzer voor een afname in de concentratie beschikbaar fosfaat. Zo heeft het daarbij een positief effect op de fosfaathuishouding. In het algemeen kan gesteld worden dat tussen 2002-2006 het (zomergemiddelde) doorzicht geen knelpunt is geweest voor de waterkwaliteit. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
25
Aan de hand van de meetgegevens kan gesteld worden dat de zuurstofhuishouding een knelpunt vormt voor de huidige waterkwaliteit. Terwijl de gemiddelde zuurstofconcentraties van de jaren 2002-2006 boven de MTR norm liggen, wat als positief kan worden geïnterpreteerd, is bij de meerderheid van de wateren (67%) minimaal één keer de kritische grens onderscheden. Voor groot deel van de meetwaarden geldt dat deze een concentratie onder de kritische grens laat zien. In de Eendragtspolder geldt dat voor 5% van de meetwaarden en in de polder Prins Alexander voor 17% van de meetwaarden. Concentraties onder de kritische waarde kunnen vissterfte en het vrijkomen van nutriënten uit de bodem als gevolg hebben (door anaërobe omstandigheden). Het grootste deel van de kritische concentraties komt in de zomer voor. Hierdoor kan gesteld worden dat de geringe diepte in de wateren van de polder Prins Alexander, waarbij het water snel opwarmt en zuurstofconcentraties dalen, een rol speelt in de lage zuurstofconcentraties. Ook speelt externe belasting door bijvoorbeeld riooloverstort, waarbij zuurstofconsumptie toeneemt, een rol. Afstemming van de waterhuishouding op de zuurstofhuishouding in de polderwateren, door bijvoorbeeld verhoging van het slootpeil of door meer doorspoeling in de zomermaanden, kunnen de huidige knelpunten mogelijk verhelpen.
Figuur ..., overzichtskaart meetpunten Figuur 7, locaties monsterpunten
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
26
Meetpunt 00007 00010 00022 00038 00040 00060 00062 00051 00501 00504 00506 00507 00508 00801 00804 00812 00819 00821 00851 00859
Omschrijving Ringvaart ZPP brug Noordelijke Dwarsweg Zevenhuizen Rotte, ter hoogte van Vlietkade in Oud Verlaat Hennipsloot, nabij Roerdomp, vanaf brug Ringvaart PPA, vanaf brug Bermweg 474 Capelle Zevenhuizerplas, midden op plas nabij ponton Ringvaart ZPP, t.h.v. Wollefoppenweg vanaf brug Ringvaart R'dam, bij duiker onder Kralingse Zoom Zevenhuizerplas II; bij parkeerplaats Middelweg Gemaal Ir. J.M. Leemhuis-Stout, Middelweg krooshek 1e tocht Eendragstpolder, via zuideinde 14 noordwe Schielandsingel Wielewaal, Zevenhuizen Singel Theo v Doesburgstraat vanaf brug (Nesseland Singel bij Bernhard Canterstraat Nesselande, vanaf Gemaal P.D. Kley Bermweg Capelle, voor krooshek PP Schollevaartse tocht, bij Hoofdweg vanaf brug Ringvaartplas Rotterdam, westelijk deel vanaf beto Singel Pres. Wilsonweg, wijktuin bij Currieplaats Grote vijver Schollebos, thv 2e inham via fietspad Toevoersloot Vlietkade/Capelseweg, voor overstort Lage bemaling Alexanderlaan voor bemaling Leningra
2.8 Ecologie 2.8.1 Ecologische verbindingszones Door de polder Prins Alexander en de Eendragtspolder lopen twee door de provincie ZuidHolland aangewezen ecologische verbindingszones. In het rapport ‘Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland, Aanwijzingen voor inrichting en beheer’ wordt de achtergrond hiervan uiteengezet. Het doel van ecologische verbindingen is het tegengaan van versnippering van het leefgebied van planten en dieren en daarnaast het opheffen van barrières in de ecologische infrastructuur. Ontwikkeling ecologische verbindingszone Groene Zoom - Zevenhuizerplas In de polder Prins Alexander ligt een te ontwikkelen ecologische verbindingszone die de ‘Groene Zoom’, bij de polder Esse, Gans en Blaardorp, en de Zevenhuizerplas met elkaar verbindt. De inrichting van de verbindingszone maakt onderdeel uit van de planvorming rond de aanleg van het Bentwoud. Door de bouw van Nesselande zal deze zone worden versmald tot een strook. Deze verbindingsstrook wordt momenteel ontwikkeld. Het streefbeeld van deze verbindingszone is als volgt verwoord: “Ongeveer een 30 meter brede moerasverbinding met plaatselijk bosvorming. De verbinding sluit aan op watergangen met niet te voedselrijk, schoon water. In het water is een rijke waterplantenvegetatie met zowel ondergedoken als drijvende waterplanten aanwezig. Het moeras bestaat uit een goed ontwikkelde, kruidenrijke moerasvegetatie met rietland en hier en daar open plassen. Bij de bosjes gaat het vooral om oudere elzenbroekbossen en wilgenbos. Bij de aan de zon blootgestelde randen van deze bosjes zijn struwelen en overjarige ruigtevegetaties te vinden. Vlinders moeten hier een hoog nectaraanbod (bloeiende planten) en eventueel waardplanten (zoals Grote brandnetel) kunnen vinden. De boszoom gaat over in een moerasruigte met plantensoorten als bijvoorbeeld Moerasspirea, Harig wilgenroosje en Koninginnenkruid.” Belangrijke soorten voor deze verbinding zijn: Matkop, Gehakkelde aurelia, Landkaartje, Houtpantserjuffer en Boomsprinkhaan. Het beheer van de verbindingszone richt zich met name op de waterkwaliteit. In verband met het ontwikkelen van een rijke oever- en waterplantenvegetatie worden de watergangen een maal per jaar gedeeltelijk geschoond (in Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
27
het najaar). De zone direct langs de plas-dras berm kan verlanden. In de plas-dras zone kan eens in de twee tot vijf jaar maaien tot een soortenrijkere moerasvegetatie leiden. De belangrijkste knelpunten voor deze verbinding zijn de kruisingen met de A20, Hoofdweg en de weg ten oosten van Zevenkamp. Daarnaast is de lintbebouwing langs de Hoofdweg een knelpunt (Provincie Zuid-Holland, 1998). Bovendien zal de verbinding een hoogspanningsmastenlijn, een metrolijn, een spoorlijn en de Ringvaart kruisen. Verbinding Rottemeren – Zuidplaspolder De verbinding tussen de Rottemeren (westelijk van de Eendragtspolder) en de Zuidplaspolder (oostelijk van de Eendragtspolder) komt langs de noordrand van de Eendragtspolder te liggen. Het streefbeeld van deze verbinding is een ongeveer 30 meter brede strook moerasruigte. De verbinding loopt langs watergangen met niet al te voedselrijk, schoon water. In het water is een rijke waterplantenvegetatie aanwezig. De belangrijke soorten voor deze verbinding zijn: Dwergmuis, Wezel, Hermelijn, Bunzing en Grote roodoogjuffer. Bij de inrichting wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande, doorgaande watergangen. De verbinding kan bestaan uit een verlaagde plas-dras oever die plaatselijk wat breder is. In verband met het ontwikkelen van een rijke oever- en waterplantenvegetatie worden de watergangen een maal per jaar gedeeltelijk geschoond (in het najaar). Het beheer van de moerasruigte moet gericht zijn op het ontstaan van voldoende variatie. Een periodiek maar afwisselend maaibeheer is hiervoor geschikt. Er zijn twee knelpunten voor deze verbinding, dit zijn de kruisingen met de N210 en de Ringvaart. 2.8.2 Flora- en Faunawet Tevens is gekeken naar de beschermde soorten volgens de Flora- en Faunawet. In het gebied komt een aantal soorten voor die zijn opgenomen in de Flora- en Faunawet. Een verandering van het waterpeil of droogleggingsverandering in de orde van enkele centimeters heeft echter nauwelijks effecten op de flora en fauna in het gebied. In onderstaande tabel 6 is aangegeven welke beschermde soorten (fauna) voorkomen (waarnemingen 1997-2001) in de polder Prins Alexander en Eendragtspolder. Voor meer informatie over de voorkomende beschermende soorten (inclusief flora) in het gebied wordt verwezen naar lit.: Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, 2007; Beschermde soorten Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Rotterdam. Tabel 6, voorkomende fauna (waarnemingen 1997-2001) Polder Prins Alexander Eendragtspolder Platte schijfhoren Bittervoorn Bittervoorn Kleine modderkruiper Kleine modderkruiper Rivierdonderpad Ringslang Torenvalk Torenvalk Grote bonte specht Sperwer Groene specht Grote bonte specht Blauwe reiger Groene specht Aalscholver Blauwe reiger Visdief Kneu Kneu Spotvogel Spotvogel Grauwe vliegenvanger Tortelduif Grutto Grutto Tureluur Tureluur Slobeend Veldleeuwerik Gele Kwikstaart Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
28
2.9 Bebouwing en infrastructuur De hoofdfunctie in de polder Prins Alexander is de woonfunctie. Het grootste deel van de polder is dan ook bebouwd met woningen en de daarbij behorende infrastructuur en voorzieningen. Zie bijlage 6 voor het landgebruik. De bebouwing in de polder Prins Alexander en de Eendragtspolder is op verschillende manieren gefundeerd. Oude woningen zijn vaak op staal of op houten palen gefundeerd. Een groot aantal woningen uit de 20e eeuw zijn op houten palen met oplangers gefundeerd. En de nieuwere typen woningen zijn op palen gefundeerd. Door een lage grondwaterstand, verdroging of grondwateronttrekking kunnen funderingsproblemen ontstaan. Wanneer het grondwaterpeil uitzakt , komen houten palen in aanraking met zuurstof, waardoor ze wegrotten en verliezen hun draagkracht. Funderingen op staal kunnen verzakken als het maaiveld daalt. In beide gevallen kan schade ontstaan. Door het waterpeil te fixeren worden houten heipalen veilig gesteld. De palen vallen niet droog, waardoor geen verrottingsproces op gang komt. Een peilfixatie kan wel nadelen hebben voor bebouwing op staal. Deze bebouwing zakt met de maaivelddaling mee en zal op den duur natschade ondervinden. Bebouwing op staal heeft meer baat bij peilaanpassing, waarbij het waterpeil de daling van het maaiveld volgt. Deze peilaanpassing kan echter weer schade veroorzaken aan bebouwing op houten palen, omdat deze kunnen droogvallen. Paalfunderingen kennen vanwege onvoldoende draagkracht in veel gevallen een nazetting van ongeveer 15% van de autonome maaivelddaling (in stedelijk gebied is dit ongeveer 1 cm per 10 jaar). Infrastructuur Als er een peilverandering, dit wil zeggen peilverhoging of peilverlaging, zal worden doorgevoerd in een of meerdere peilvakken, dan dient de bouwkundige staat van objecten als rijkswegen, metrolijnen en stations, NS-spoorlijn en station, etc nader te worden onderzocht. De wijze van funderen van deze gebouwen en infrastructuur wijkt vaak af van de standaard fundering in de wijk waarin ze aanwezig zijn. In de Eendragtspolder is beperkte infrastructuur aanwezig. Langs de grenzen van de polder lopen ontsluitingswegen, en de Middelweg doorkruist de polder van oost naar west. Een hoogspanningsleiding loopt van het zuidoosten naar het noordoosten van de Eendragtspolder en door de Groene Zoom van de polder Prins Alexander.
2.10 Cultuurhistorie, landschap en archeologie 2.10.1 Archeologie (zie kaartbijlage 6) Polder Prins Alexander In de polder Prins Alexander zijn op veel plaatsen restanten van het oude veengebied te vinden, maar vooral langs de Rotte, in Zevenkamp en ten zuiden en zuidoosten van de Ringvaart. Ten noorden van Terbregge zijn drie zeer bijzondere vindplaatsen uit de late Prehistorie, de IJzertijd, bekend. Het betreft de restanten van een boerderij, er is een boomstamkano gevonden en aardewerk. In het 19e eeuwse plassengebied waaruit de polder Prins Alexander ontstond lagen nog diverse niet verveende stroken waarop wegen en bebouwing aanwezig was. Een deel van deze stroken met archeologische resten (10e – 16e eeuw) zal nog aanwezig zijn. Met name is dit bekend van het (nog steeds in gebruik zijnde) kerkhof met omgeving van het voormalige OudKralingen (vindplaats 4). Gedeeltelijk aan de oppervlakte ligt een patroon van geulen en oeverwallen dat archeologische resten uit de late Steentijd kan bevatten (ruwweg 3000/1500 voor Christus). Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
29
Tot slot is een groot gebied aan te geven waar zich voor circa 10.000 voor Christus een soort duintjes (donken) hebben gevormd die later, in de Steentijd tot en met de Bronstijd (en mogelijke IJzertijd) zeer in trek waren voor bewoning. Dergelijke vindplaatsen zijn bekend van Hillegersberg. Samenvattend zijn er voor de polder Prins Alexander terreinen met (mogelijke) archeologische waarden aan te geven; bedacht moet echter worden dat de beschikbare informatie beperkt is. Daar de eventueel aanwezige vindplaatsen dicht aan de oppervlakte zullen liggen, zal iedere peilverlaging een bedreiging vormen van de organische resten in die vindplaatsen. Het gaat dan om het oxideren van hout, bot, leer, e.d., waardoor de betekenis van de vindplaatsen sterk in waarde daalt. Eendragtspolder De Eendragtspolder betreft een grotendeels uitgeveend gebied. Langs de randen zijn nog stroken veen aanwezig waar zich belangwekkende vindplaatsen uit de periode kort voor de jaartelling (IJzertijd, met name langs de Rotte) kunnen bevinden. Laatmiddeleeuwse (10e-16e eeuw) en latere bewoningssporen kunnen overal op het veen aanwezig zijn, maar worden vooral verwacht langs de Rotte en in de oude dorpskern van Zevenhuizen. Aan de oppervlakte in de drooggemalen polder zijn op bodemkundige- en geologische kaarten enkele geulen en oeverwallen aangegeven, waar zich bewoningssporen uit de steentijd kunnen bevinden. Het gaat dan om de periode circa 4000-2500 voor Christus. Overigens zijn bij een intensieve kartering door BOOR van een klein stukje van de oeverwallen juist ten Oosten van de Huysmansweg geen archeologische sporen aangetroffen. Samenvattend zijn er voor de Eendragtspolder terreinen met (mogelijke) archeologische waarden aan te geven; bedacht moet echter worden dat de beschikbare informatie beperkt is. Daar de eventueel aanwezige vindplaatsen dicht aan de oppervlakte zullen liggen, zal iedere peilverlaging een bedreiging vormen van de organische resten in die vindplaatsen. Het gaat dan om het oxideren van hout, bot, leer, e.d., waardoor de betekenis van de vindplaatsen sterk in waarde daalt. 2.10.2 Cultuurhistorie en landschappelijke waarden (zie kaartbijlage 7) Volgens het overzicht van te beschermen cultuurhistorische waarden in het RR2020, bevinden zich in de polder Prins Alexander bebouwingsstroken met grote cultuurhistorische en landschappelijke waarden. De droogmakerijen worden over het algemeen gekenmerkt door een zeer regelmatige strokenverkaveling en een ligging van de boerderijen langs de rand of op het 'oude' land (het 'bovenland'). Daarnaast kan het hoogteverschil met omringend, niet afgegraven gebied (de veenontginningen) zeer opvallend zijn. Het verschil kan oplopen tot meer dan vier meter. Verder komen er nederzettingslinten voor met een hoge en redelijk hoge waarde en historisch landschappelijke lijnen met hoge en redelijk hoge waarden. Ook bevinden zich een aantal cultuurhistorische agrarische, kerkelijke en andere gebouwen of objecten in de polders.
2.11 Toekomstige ontwikkelingen Het toekomstige watersysteem in Nesselande Voor de nieuwbouwlocatie Nesselande is een nieuw watersysteem aangelegd, waarbij nieuwe peilgebieden worden gevormd. De nieuwbouwlocatie Nesselande bestaat in de toekomst uit twee delen: een noordelijk deel (vrije kavels) genaamd Waterwijk, en een zuidelijk deel, genaamd Nesselande. Nesselande krijgt in de toekomst een hoger flexibel peil (NAP -5,95 m tot NAP -6,10 m) en daarbij twee afwateringsmogelijkheden: afvoer van overtollig water vindt in principe plaats via de Schollevaartse Tocht naar mr. P.D. Kley (polder Prins Alexander). Bij hevige neerslag is het echter ook mogelijk om via gemaal Leemhuis-Stout (Eendragtspolder) af te voeren naar de Rotte. Hiervoor worden twee beweegbare stuwen gerealiseerd. In de praktijk betekent dit dat in Nesselande (GPG-224) zoveel mogelijk NAP -5,95 m wordt aangehouden als het te handhaven peil. In droge perioden wordt het uitzakken van het peil naar NAP -6,10 m toegestaan, voordat er water aangevoerd wordt voor de peilhandhaving (natuurlijk peilbeheer). Indien noodzakelijk zal dan water ingelaten kunnen worden vanuit de Waterwijk. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
30
Daarnaast gaan twee deelgebieden van Nesselande (driehoekig deelplan 5 en 7) onderdeel uitmaken van de afwatering via de Ommoordse tocht (NAP -6,50 m) naar gemaal P.D. Kley. Aan de oostzijde van de Zevenhuizerplas (GPG-242) bevindt zich een zandwinput. Door de provincie Zuid-Holland is in november 2006 besloten dat deze zandwinput als uitbreiding van de Zevenhuizerplas gaat dienen. Als deze aansluiting plaatsvindt zullen de twee plassen één waterpeil krijgen. Tevens wordt deze vergrote Zevenhuizerplas in verbinding worden gebracht met de Waterwijk van Nesselande. Op die wijze wordt één groot nieuw peilgebied gevormd (GPG-242). Ook in dit nieuwe peilgebied zal een flexibel peil worden gehanteerd tussen NAP -5,20 m en NAP -5,50 m. Langs de Wollefoppenweg, de Borstelweg, de Onderweg, de Groene Weg, het Zuideinde en langs de Ringvaartkade wordt het waterpeil niet veranderd in verband met de aanwezige bebouwing. De peilhandhaving en de afwatering rondom deze bebouwing wordt apart geregeld. Het uitgiftepeil van Nesselande is vastgesteld op NAP -4,95 m. Voor Nesselande is de drooglegging dus 1,00 m. Twee ontwikkelingslocaties van Nesselande liggen buiten het toekomstige watersysteem (NAP -5,95 m / NAP -6,10 m): zij wateren af via het bemalen gedeelte naar gemaal P.D. Kley (NAP -6,50 m). Het uitgiftepeil bedraagt hier ook NAP -4,95 m, waardoor de drooglegging daar circa 1,55 m bedraagt. Het uitgiftepeil van de Waterwijk is vastgesteld op NAP -4,20 m. Hierdoor bedraagt de toekomstige drooglegging 1,00 m . Een aandachtspunt is de geringe drooglegging langs de westzijde van de Zevenhuizerplas. Waterberging en recreatie Eendragtspolder De huidige agrarische functie van de Eendragtspolder verandert tussen 2007 en 2010 in een gecombineerde functie van recreatie, waterberging en natuur. In 2008 dient de waterberging (4 miljoen m3 ) te zijn gerealiseerd. In 2010 dient het hele projectgebied te zijn ingericht. Dit projectgebied bevindt zich ten noorden van de Middelweg en beslaat circa 300 ha van de nu aanwezige 450 ha agrarisch gebied. Het plangebied (300 ha) wordt recreatief ingericht als een plas met actieve watersport mogelijkheden, waaronder een olympische roeibaan en een plasdrasgebied. Het dagelijks waterbeheer wordt aangepast aan de nieuwste inzichten voor duurzaam omgaan met water. Het inrichtingsplan voor de Eendragtspolder is in maart 2006 vastgesteld door de stuurgroep Eendragtspolder (provincie Zuid-Holland, recreatieschap Rottemeren, hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle). Het bestemmingsplan Eendragtspolder is in december 2005 door de gemeente vastgesteld en in juni 2006 door de provincie goedgekeurd. De waterbergingsopgave kan onderscheiden worden in systeemberging en calamiteitenberging. De systeemberging (eerste 3 miljoen m3 ) kan circa iedere 10 jaar worden gebruikt. De calamiteitenberging (tot 4 miljoen m3 ) wordt alleen in noodgevallen gebruikt, naar verwachting eens in de 25 à 50 jaar. In de plas (152 ha) kan 2,8 miljoen m3 water worden geborgen, in het plasdrasgebied (148 ha) 1,2 miljoen m3 . Om het gebied geschikt te maken voor waterberging worden kaden aangelegd. Voor het functioneren van het gebied maakt het geen verschil of het nu systeem- of calamiteitenberging is; de polder moet in zijn totaal berekend zijn op het opvangen van 4 miljoen m3 water. De benodigde kadehoogte wordt bepaald aan de hand van een gesloten grondbalans, en het beschikbare oppervlakte voor de benodigde hoeveelheid waterberging. Het dagelijks waterbeheer in de polder wordt aangepast aan de nieuwste inzichten voor duurzaam omgaan met water. Allereerst wordt uitgegaan van één peil in het hele plangebied. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
31
Dit peil is een gevolg van de gesloten grondbalans: het plasdrasdeel wordt opgehoogd met de grond die vrijkomt uit de westelijk te graven plas, voor zover dit niet wordt gebruikt voor de kadeaanleg. Het normale waterpeil wordt hoger dan het huidige (agrarische) peil van NAP -6,45 m; tot circa de huidige maaiveldhoogte (gemiddeld NAP -5,10 m). Hiermee wordt tevens de kwel weggedrukt. Verder wordt een flexibel peil gekozen (uitzakken tot 0,30 m lager), dus een bandbreedte waarbinnen het vrij kan fluctueren met de seizoenen, zodat inlaat van gebiedsvreemd water onder normale omstandigheden niet noodzakelijk is. In het plasdrasgebied wordt dis de gemiddelde drooglegging nul. De waterdiepte in de plas wordt gemiddeld 1,30 m (zonder de bergende schijf erop). Tevens worden grote lengtes flauwe oevers aangelegd, zodat het verschil tussen een hoog en laag peil goed waarneembaar is. Dat levert ook natuurlijke oevers op die begroeid raken met bijvoorbeeld sterke rietkragen, waarin zich een rijke flora en fauna zal ontwikkelen. Dat draagt weer bij aan een stabiele en goede waterkwaliteit. Het waterpeil levert zo een bijdrage aan het gewenste beeld en heeft mogelijk ook lagere beheerskosten tot gevolg. In bijlage 10 is een planologische functiekaart opgenomen.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
32
3 Beleid en functies In dit hoofdstuk worden het wettelijk kader en de planologische ontwikkelingen in het plangebied, de Polder Prins Alexander en de Eendragtspolder, beknopt besproken.
3.1 Nationaal beleid Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde nota waterhuishouding legt de belangrijkste beleidsdoelstellingen voor waterbeheer vast voor met name de periode 1998-2006. Het beleid in de Nota is een directe voortzetting van het beleid geformuleerd in de Derde nota waterhuishouding die in 1989 is vastgesteld. Veranderingen in beleid zijn met name het gevolg van recente ontwikkelingen en te verwachten ontwikkelingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging en voortgaande bodemdaling. Het doel van NW4 is het formuleren van uitgangspunten waarmee het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land met gezonde en veerkrachtige watersystemen en een duurzaam gebruik van het water, gegarandeerd blijft. Ten aanzien van peilbeheer (in verstedelijkte gebieden) noemt de nota de volgende aandachtspunten: § Verandering van gebruikfuncties en het treffen van inrichtingsmaatregelen om de bodemdaling te beperken; § Vastleggen van de bij een ruimtelijke functie behorend grondwaterregime, om daarmee verdroging en bodemdaling te beperken; § Herstellen van de natuurwaarden in combinatie met mogelijkheden voor waterconservering. Versterking van conservering en veerkracht van watersystemen door instellen van een meer natuurlijk peilverloop; § Vergroten van de bergingsmogelijkheden (bij calamiteuze situaties) om de wateroverlast te beperken; § Afstemming met de bij het waterbeheer betrokken belanghebbenden. Waterbeleid 21e eeuw Naar aanleiding van de wateroverlast eind jaren 90 heeft de Commissie Waterbeheer 21ste Eeuw opdracht gekregen advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland. Door een steeds intensiever gebruik van onze ruimte is ons watersysteem niet ‘op orde’ en zijn wij onvoldoende voorbereid op de verwachte klimatologische veranderingen. Om te kunnen anticiperen op klimatologische en maatschappelijke ontwikkelingen en om veiligheid en duurzaamheid voor nu en in de toekomst te garanderen, heeft zij advies uitgebracht dat is gebaseerd op drie principes; § Waterbeleid baseren op de stroomgebiedbenadering; § Meer ruimte voor water, met als leidraad de drietrapsstrategie “vasthouden, bergen, afvoeren”; § Water moet meer ordenend zijn bij de inrichting van gebieden. De commissie beveelt in haar advies aan de waterschappen het volgende aan: § Waterschappen moeten breken met de eeuwenoude traditie om het water zo snel mogelijk af te voeren. In plaats daarvan moet het water eerst in het gebied worden vasthouden, dan geborgen en uiteindelijk pas afgevoerd; § Waterschappen kunnen beter anticiperen op de hydrologische situatie met behulp van een dynamisch peilbeheer. Met behulp van een dynamisch peil is het beter mogelijk om water vast te houden in het gebied dan met een strak peilbeheer. Hoewel het advies van de commissie niet bindend is, wordt het door de meeste betrokken partijen in de planvorming gerespecteerd. Het advies van de commissie is in 2000 overgenomen door de regering in het kabinetsstandpunt Anders omgaan met water. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
33
Nationaal bestuursakkoord Water In 2003 werden de resultaten van het Waterbeleid 21e eeuw neergelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water. De partijen bij het NBW zijn het Rijk, de provincies, het Samenwerkingsverband Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het NBW houdt rekening met het vigerende rijksbeleid (Vierde Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water) en het beleid dat voortvloeit uit Natuur voor mensen, mensen voor natuur, de Wet reconstructie concentratiegebieden en de Europese Kaderrichtlijn Water. Het NBW bouwt voort op de constateringen in de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw dat klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking noodzaken tot een nieuwe aanpak in het waterbeleid, en de in de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw opgenomen afspraak een NBW te sluiten met taakstellende afspraken over doelen en maatregelenpakketten die nodig zijn om de waterhuishouding op orde te brengen en te houden, inclusief de financiële dekking.
3.2 Provinciaal beleid Beleidsplan Groen, Water en Milieu In het Beleidsplan Groen, Water en Milieu wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap, geïntegreerd. Het plan is de wettelijke opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 (BMW), dat zowel het Milieubeleidsplan als het Waterhuishoudingsplan is. Het huidige provinciaal beleid is erop gericht peilbesluiten zodanig op te stellen dat daarbij de belangen transparant en evenwichtig worden afgewogen. De kernpunten van het beleid voor peilbeheer luiden als volgt: • Bij de vaststelling van een peilbesluit worden de belangen die bij het peilbeheer zijn betrokken, evenwichtig afgewogen. • Voor veenweidegebied wordt een richtwaarde van 60 cm drooglegging aangehouden. • Door het peilbeheer dient de bodemdaling zo veel mogelijk te worden vertraagd. Deze kernpunten zijn uitgewerkt in de nota Uitwerking Peilbeheer van december 1998 (NUP). Nota Uitwerking Peilbeheer In de Nota Uitwerking Peilbeheer, is het provinciale beleid gedefinieerd voor het peilbeheer. De Nota beschrijft het beleidskader dat de provincie hanteert bij de toetsing en goedkeuring van peilbesluiten. Het beleidskader bestaat uit een aantal beleidsdoelen, kernpunten, richtlijnen en beleidsintenties. Daarbij zijn het flexibiliseringsbeginsel en de aandacht voor lokaal maatwerk en gebiedskenmerken belangrijk. Peilenkeuzes dienen zoveel mogelijk tot stand te komen in het perspectief van gebiedsdoelen en een duurzaam watersysteem. Streekplan Voor de polder Prins Alexander en de Eendragtspolder is het Streekplan Regio Rijnmond (RR2020) van toepassing, dit is een herziening op het eerdere RR2010. Dit plan is vastgesteld door provincie Zuid-Holland en de stadsregio Rotterdam. Het RR2020, bestrijkt het grondgebied van alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten en is bestemd voor een periode van vijftien jaar (2005-2020).
3.3 Regionaal beleid Het waterbeleid op regionaal niveau (in dit geval door het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard) wordt weergegeven in het Waterbeheerplan en diverse nota’s.
Waterbeheerplan 2007-2010 Voordat het Waterbeheerplan 2007-2010 werd opgesteld, was voor de Krimpenerwaard het Integraal Waterbeheerplan (IWBP) van kracht en bij Schieland het Waterbeheerplan (WBP). Het waterbeheerplan 2007-2010 geldt vanzelfsprekend voor het gehele beheersgebied en Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
34
geeft naast de inhoud van het waterbeheer ook de aanknopingspunten voor de samenhang tussen de thema’s en de samenwerking tussen de bij het waterbeheer betrokken partners. HHSK wil in de planperiode alle peilbesluiten herzien volgens het programma (zie kaart 15 Waterbeheerplan 2007-2010). Het doel is om alle peilbesluiten steeds actueel te houden. Vanaf 2015 zal het GGOR instrument worden gebruikt. HHSK adviseert provincie en gemeente over “functie volgt peil”, maar beheert het peil op basis van “peil volgt functie”. In het Waterbeheersplan is voor de polder Prins Alexander en de Eendragtspolder een specifieke gebiedsfunctie opgenomen. Deze functies zijn op basis van gro ndgebruik (LGN4) en toegekende functies uit het BMW 2000-2004 opgesteld. Binnen de polder Prins Alexander zijn meerdere gebruiksfuncties verenigd. De hoofdfunctie in het gebied is woningbouw. Langs de spoorlijn is een zone in gebruik als bedrijfsterrein. Zowel aan de noord- als aan de zuidkant wordt dit omsloten door woongebied. In het zuiden van het woongebied bevindt zich een stadspark, het Schollebos. Het oosten van de polder wordt gebruikt voor enig glastuinbouw en overig agrarisch gebruik. Verder is er nog de nieuwbouw aan de westkant (Nieuw-Terbregge), en de VINEX locatie Nesselande aan de noordoostkant. Langs de oostelijke rand is een ecologische verbindingszone gepland. Het grootste deel van de Eendragtspolder is agrarische gebied. Hier vindt akkerbouw plaats. Langs de randen van het gebied ligt lintbebouwing en in de noordpunt van het gebied bevindt zich het dorp Zevenhuizen. Nota Waterkwantiteitsbeheer Schieland In de Nota Waterkwantiteitsbeheer Schieland wordt een concretere uitwerking gegeven van het provinciale beleid. De belangrijkste punten voor het peilbeheer zijn: • Het versnipperen van bestaande peilgebieden en het creëren van nieuwe peilafwijkingen zo veel mogelijk tegengaan • Een terughoudende opstelling t.o.v. peilverlaging • Vastgestelde richtlijnen voor drooglegging voor veenweidegebied (0,60m), akkerbouw (1,30 m) en stedelijk gebied (1,30 m) Nota Water en Ruimtelijke Ordening In de Nota Water en Ruimtelijke Ordening (2002) staat de visie van (voormalig) Schieland omtrent de relatie water en ruimtelijke ordening binnen het beheersgebied. Aanleiding daartoe waren de wateroverlastproblemen van het recente verleden en het rapport van de commissie Waterbeheer 21e eeuw dat daarop is gevolgd. Het gaat daarbij niet alleen om het aspect water ter verhoging van de kwaliteit van de woonomgeving of de recreatie, maar vooral ook om de vraag in hoeverre ruimtelijke ontwikkeling en waterstaatkundig beheer op elkaar worden afgestemd. Resultaat is een waterkansenkaart waarin het hoogheemraadschap op hoofdlijnen zijn ruimtelijke voorkeuren aangeeft op basis van zijn taken en verantwoordelijkheden als waterbeheerder. Op deze kaart is de beleidsinzet weergegeven in de vorm van wateradvies (advies ten aanziein van nieuwe functies op basis van een duurzaam waterbeheer tegen laagst maatschappelijke kosten) en randvoorwaarden (bestaande en planologisch reeds vastgelegde functies tot en met 2010). Gemeentelijke bestemmingsplannen Op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vertalen de gemeenten het landelijk en provinciaal ruimtelijke beleid in bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan zijn de ruimtelijke functies tot op perceelsniveau vastgelegd. Wijzigingen van bestemmingsplannen worden getoetst aan het provinciale streekplan.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
35
4 Knelpunten In dit hoofdstuk worden de knelpunten beschreven die zich op dit moment voordoen. In 1999 is door DHV onderzoek verricht naar de knelpunten in het oppervlaktewater in de polder Prins Alexander. In de periode voor 1999 heeft wateroverlast opgetreden in de districten Nieuw Terbregge, Ommoord en de omgeving van de Kralingseweg. In 2003 is met de belanghebbende gemeenten, het recreatieschap Rottemeren en de WLTO overlegd. Uit deze gesprekken kwamen een aantal knelpunten naar voren. Deze zijn eveneens hieronder beschreven. DHV heeft geconcludeerd dat de wateroverlast vooral toe te schrijven is aan de beperkte afvoerende capaciteit in van het gemaal Lage Bemaling en de vele duikers in de hoofdwatergangen. Hieronder zijn de belangrijkste knelpunten weergegeven. Grondwateroverlast De provincie Zuid-Holland definieert in het Grondwaterbeheersplan grondwateroverlast als ‘overlast van zowel hoge als lage grondwaterstanden’. Volgens de kaart betreffende de grondwateroverlast in de provincie Zuid-Holland, is er sprake van grondwateroverlast in de wijken Ommoord, Het Lage Land, Prinsenland, Schenkel en Schollevaar en in het westelijke deel van Nieuwerkerk aan den IJssel. Er worden geen uitspraken gedaan over mogelijke oorzaken of de mate van de grondwateroverlast in deze wijken. Vanuit de gemeenten in de polder Prins Alexander zijn geen meldingen gekomen van grondwateroverlast. Zevenhuizerplas (Peilgebied GPG-242) Het waterpeil op de Zevenhuizerplas staat doorgaans te laag t.o.v. het te handhaven peil. De inlaat waarmee water van de Rotte op de Zevenhuizerplas wordt ingelaten is defect. De onderhoudsplichtige van de inlaat (recreatieschap Rottemeren) dient deze in orde te brengen zodat goed peilbeheer op de Zevenhuizerplas mogelijk is. Bij normaal beheer van de Zevenhuizerplas treedt wateroverlast op bij de tennisbanen op het Pekeiland. Dit komt door de lage aanleghoogte van de tennisbanen. Peilgebieden GPG-245 en GPG-236 Bij de peilgebieden GPG-245 en GPG-236 wordt door bewoners wateroverlast in de winterperiode ervaren.
5 Uitgangspunten 5.1 Algemene uitgangspunten Voor de keuze van het waterpeil is vooral de maaiveldhoogte van belang. De in te stellen waterpeilen zijn namelijk afhankelijk van de maaiveldhoogten en de gewenste drooglegging in het gebied. Bij de keuze van drooglegging spelen de functies in het gebied een rol, maar ook het beperken van de maaivelddaling is een belangrijk criterium. Het hoogheemraadschap stelt zich zeer terughoudend op ten aanzien van de versnippering van bestaande peilgebieden en voert een terughoudend beleid ten aanzien van peilverlaging. Onderzocht wordt of de streefpeilen in aangrenzende peilgebieden, met een geringe onderling peilverschil, gelijkgesteld kunnen worden. Op deze wijze wordt de versnippering beperkt. Ook stelt het hoogheemraadschap zich terughoudend op ten aanzien van het continueren van bestaande en het toelaten van nieuwe afwijkende peilen. Met het nieuwe peilbesluit komen alle bestaande vergunningen voor particuliere hoogwatervoorzieningen en onderbemalingen te vervallen. Na vaststelling van het peilbesluit door de Verenigde Vergadering kunnen belanghebbenden opnieuw een vergunning aanvragen, welke beoordeeld zal worden door het Hoogheemraadschap. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
36
5.2 Uitgangspunten per functie Woningbouw en bedrijventerrein In bestaan stedelijk gebied handhaaft het hoogheemraadschap in het algemeen de bestaande waterpeilen. Bij ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied biedt het hoogheemraadschap als vertrekpunt geen lager waterpeil aan dan het bestaande. Waar daartoe aanleiding bestaat, bijvoorbeeld om voedselrijke kwel terug te dringen, kan eventueel worden overwogen om een hoger peil in te stellen. De richtlijn voor de drooglegging in stedelijk gebied is 1,30 meter. Indien de huidige gemiddelde drooglegging minder dan 1,30 m bedraagt en er bestaat geen directe aanleiding om de drooglegging te vergroten, dan blijft het huidige waterpeil, en daarmee de drooglegging, gehandhaafd. Derhalve wordt mogelijke paalrot en versnelde inklinking van de bodem voorkomen. Natuur en landschap Natuur- en landschapsgebieden hebben geen uniforme droogleggingswens. Deze is afhankelijk van het te realiseren natuurdoeltype. Relatief grote peilverhogingen kunnen, wanneer deze ineens worden ingesteld, negatieve effecten hebben op de aanwezige natuurwaarden. Daarom heeft het de voorkeur om grote peilverhogingen in stappen van maximaal 10 cm per jaar in te stellen. De mogelijkheden voor het invoeren van een natuurlijk en fluctuerend (flexibel) peilbeheer worden gerelateerd aan de ruimtelijke gebiedfunctie. In stedelijk gebied is de gewenste peilfluctuatie < 0,1 m, mede om de benodigde mate van doorspoeling te bewerkstelligen. Daarom is flexibel peilbeheer in deze peilgebieden niet gewenst. Recreatie De functie recreatie kent een grote diversiteit aan verschijningsvormen. Om die reden is het ook niet mogelijk om vanuit deze functies uniforme wensen voor het watersysteem te formuleren. Vaak zijn deze functies onderdeel van het stedelijk gebied, als dat het geval is wordt het huidige peil gewoonlijk gehandhaafd. Bij sportvelden dient voor voldoende drooglegging gezorgd te worden. Archeologische en cultuurhistorische waarden Het is gewenst het peilbeheer af te stemmen op de conservering van archeologisch waardevolle restanten en aanwezige monumenten. Dit betekent bij voorkeur geen peilveranderingen, tegengaan van vochtproblemen, tegengaan van verzakkingen, tegengaan aantasting funderingen, etc. Agrarisch gebied Als de grondwaterstand te hoog is komt de zuurstofvoorziening van het gewas in gevaar. Ook zal bij een te hoge grondwaterstand de draagkracht van het perceel mogelijk te gering zijn om bewerking of beweiding mogelijk te maken. Daarnaast kan een te lage grondwaterstand zorgen voor droogteschade. Dat is het geval als de hoeveelheid beschikbaar water ontoereikend wordt om de verdamping van de vegetatie te compenseren. Landelijk gebied kan bestaan uit tuinbouw, akkerbouw of grasland. Deze functies hebben verschillende droogleggingsnormen. Voor tuinbouw en akkerbouw is er een richtlijn voor de drooglegging, gemiddeld maximaal 1,30 meter. Voor grasland en veenweidegebied is er een droogleggingsnorm van 60 centimeter. In landbouwgebieden wordt het peil veelal maximaal bijgesteld aan de opgetreden maaivelddaling. In de Rotterdam vindt echter geen landbouw plaats. In de polder Prins Alexander vindt echter weinig landbouw plaats. Er komt veeteelt voor in het oostelijke deel. Ook komt er op een klein aantal plaatsen glastuinbouw voor, waar men over het algemeen teelt op substraat, waardoor deze onafhankelijk zijn van de drooglegging ter plaatse. In de Eendragtspolder vindt akkerbouw plaats ten noorden van de Middelweg. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
37
6 Peilbesluit Na de inventarisatie van gegevens en de afweging van diverse belangen is gekomen tot een peilbesluit, zie tabel 7. Het peilbesluit is in dit hoofdstuk gepresenteerd en toegelicht. De peilbesluitkaart staat weergegeven in kaartbijlage 9. Gelet op het grote aantal peilgebieden en afwijkende peilen is ervoor gekozen om de onderbouwing van de peilen niet per peilgebied te behandelen. De onderbouwing is gegroepeerd op de historie van het peilverloop en de nieuwe peil- of droogleggingsverandering (peilverhoging, -verlaging en –fixatie).
6.1 Peilaanpassing Van oudsher worden de oppervlaktewaterpeilen aangepast aan de autonome maaivelddaling om de aanwezige drooglegging te handhaven. Door het handhaven van de drooglegging wordt het gebied blijvend geschikt gehouden voor de aanwezige functies en vormen van grondgebruik. Dit heeft als resultaat dat de drooglegging van zakkingsgevoelige zaken zoals panden op staal en wegen beter gehandhaafd kunnen worden. Daarnaast is het voor sommige zaken zoals landerijen maatschappelijk niet wenselijk om deze op te hogen vanwege de autonome maaivelddaling. Peilaanpassing heeft ook tot gevolg dat de houten paalfunderingen kunnen droogvallen waardoor er schade kan ontstaan. Omdat peilaanpassing noodzakelijk is om het gebied geschikt te houden voor de aanwezige functies en grondgebruik, wordt schade als gevolg van peilaanpassing een maatschappelijk aanvaardbaar risico beschouwd. Indien wordt voorgesteld om de drooglegging te wijzigen (zie paragraaf 6.3) kan dit in sommige gevallen leiden tot schade. Voor verwachte schade als gevolg van een droogleggingsverandering door een gewijzigde functie is de initiatiefnemer verantwoordelijk. De maaivelddaling in agrarische gebieden die is opgetreden sinds het verlopen van het vigerende peilbesluit zal worden gecompenseerd door dit peilbesluit. Vanwege de grootte van de maaivelddalingcompensatie zal dit gebeuren d.m.v. peilindexering. Polder Prins Alexander De opgetreden maaivelddaling van de afgelopen 16 jaar (vorig vigerende peilbesluit is in 1990 verlopen) bedraagt ongeveer 8 cm voor het grasland. Eendragtspolder De opgetreden maaivelddaling van de afgelopen 10 jaar (vorig vigerende peilbesluit is in 1998 verlopen) bedraagt ongeveer 5 cm voor het grasland.
6.2 Peilfixatie In stedelijke peilgebieden wordt het oppervlaktewaterpeil niet aangepast aan de autonome maaivelddaling. Dit wordt gedaan, omdat in stedelijk gebied niet de maaivelddaling, maar de gebouwzakking bepalend is voor de peilontwikkeling. Voor panden en objecten met funderingen op houten palen (eventueel met oplangers) is het voor het voorkomen van schade van groot belang een voldoende hoog waterpeil te handhaven. Omdat ook paalfunderingen een nazetting kennen, is een kleine peilaanpassing soms gewenst om de oorspronkelijke drooglegging te behouden. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de gebouwzakking ca. 1 à 2 mm per jaar bedraagt. Daar wij terughoudend omgaan met peilaanpassingen is er voor gekozen om van 1 mm gebouwzakking per jaar uit te gaan. Deze peilaanpassing wordt echter alleen toegepast in de oudere bebouwingslinten en oudere stedelijke gebieden. Hier komen vaak geringere droogleggingen voor, omdat de woningen vroeger met geringere droogleggingen aangelegd zijn en omdat de woningen al een langere tijd onderhevig zijn aan gebouwzakking. Voor de stedelijke gebieden waar de drooglegging van de bebouwing als voldoende wordt beoordeeld, kiezen we er bij dit Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
38
peilbesluit voor om het peil te fixeren. In dit geval wordt de nazetting van paalfunderingen (nog) niet gevolgd. De stedelijke gebieden in de Eendragtspolder vallen in deze categorie. Voor de gebieden in de Polder Prins Alexander, die hiervoor in aanmerking komen, komt dit neer op een peilaanpassing van afgerond 3 cm, aangezien dit peilbesluit 28 jaar geleden is vastgesteld. Peilfixatie kan dus wel een (beperkte) aanpassing van het waterpeil inhouden gebaseerd op de gebouwzakking.
6.3 Droogleggingsverandering en nadeelcompensatie Indien het waterschap besluit het oppervlaktewaterpeil te wijzigen zodat een droogleggingsverandering plaatsvindt, kan het waterschap aansprakelijk worden gehouden voor schade die redelijkerwijs niet door de ingeland kan worden gedragen. Bij een directe wijziging van de drooglegging (peilverhoging en –verlaging) kan een ingeland gebruik maken, indien deze schade een gevolg is van het peilbesluit, van de compensatieregeling van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Indien in het verleden het waterpeil altijd is aangepast aan de autonome maaivelddaling en deze als gevolg van het nieuwe peilbesluit zal worden gefixeerd (of omgekeerd), is de schade die kan optreden veelal kleiner. • Peilverhoging Indien het oppervlaktewaterpeil wordt verhoogd, neemt de drooglegging van het gebied af. Dit geeft in veel gevallen een betere bescherming aan panden en objecten met een houten paalfundering en beperkt de maaivelddaling en zetting. Daar staat tegenover dat de drooglegging van panden en objecten met een fundering op staal (zoals wegen) wordt verkleind en (nat)schade kan optreden. • Peilverlaging Indien het oppervlaktewaterpeil wordt verlaagd, neemt de drooglegging van het gebied. In gebieden die gevoelig zijn voor wateroverlast door bijvoorbeeld een kleine drooglegging kan dit gunstig zijn. Voor panden en objecten met een houten paalfundering kan dit echter schade opleveren en de maaivelddaling en zetting neemt toe. Daar staat tegenover dat de drooglegging van panden en objecten met een fundering op staal (zoals wegen) wordt vergroot en (nat)schade verminderd wordt. Nadeelcompensatie Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard zal tot op zekere hoogte de schade aan derden vergoeden die een gevolg is van rechtmatige besluitvorming zoals het vaststellen van een peilbesluit. Het vaststellen van een peilbesluit kan schade tot gevolg hebben die redelijkerwijze niet tot laste van de ingeland behoort te blijven. Schade zal worden vergoed volgens de schadevergoedingsregeling op grond van de nadeelcompensatieverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
6.4 Peilbesluit Peilgebied GPG-190 Praktijkpeil: NAP -3,05m Peil: NAP -3,05m Vanwege de waterkerende functie van de dijk, is het in stand houden van het huidige waterpeil zeer belangrijk, i.v.m. de stabiliteit van het dijklichaam. Er worden geen veranderingen in functie en grondgebruik verwacht. Voorgesteld wordt om het huidige peil te fixeren. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Het afwijkende peil, GPG-255, was noodzakelijk vanwege afwijkende funderingswijze. Het gebouw zal worden gesloopt. Bij nieuwbouw dient voor de aanleghoogte rekening te worden gehouden met het oppervlaktewaterpeil van het peilgebied en zal geen afwijkend peil worden toegestaan. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
39
Peilgebied GPG-191 Praktijkpeil: NAP -5,80m Peil: NAP -5,90m De drooglegging van peilgebied GPG-191 wordt als te klein beoordeeld, het varieert tussen de 0,07 m en 2,35 m. Gelet op het extensieve grondgebruik en de soms kleine drooglegging wordt voorgesteld om het oppervlaktewaterpeil te verlagen naar NAP -5,90 m. Voorgesteld wordt om de peilverandering geïndexeerd toe te passen (3 cm per 3 jaar aanpassen). Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.3. Dit leidt niet tot noemenswaardige schade. Peilgebied GPG-192 Praktijkpeil: NAP -6,30m Peil: NAP -6,33m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-193 Praktijkpeil: NAP -6,50m Peil: NAP -6,50m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-194 Praktijkpeil: NAP -5,25m Peil: NAP -5,25m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-195 Praktijkpeil: NAP -5,50m Peil: NAP -5,50m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. In het gebied komen 2 afwijkende peilen voor, GPG-299 en GPG-384, om de funderingen van de aanwezige woningen te beschermen. Deze 2 afwijkende peilen (NAP -4,16m en NAP 4,09m) zullen geformaliseerd worden tot 1 peilgebied, GPG-299 met een peil van NAP -4,09m. Peilgebied GPG-196 Praktijkpeil: NAP -6,00m Peil: NAP -6,00m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-197 Praktijkpeil: NAP -5,35m Peil: NAP -5,45m De gemeente heeft verzocht de drooglegging in dit peilgebied te vergroten. Voorgesteld wordt om de peilverandering geïndexeerd toe te passen (3 cm per 3 jaar aanpassen).Dit kan de wateroverlast in de Gouden Regenstraat beperken. De verlaging van het oppervlaktewaterpeil Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
40
leidt tot slechts een beperkte daling van het grondwaterpeil, hierdoor is de schade aan de funderingen op houten palen in de Gouden Regenstraat beperkt. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.3. In het gebied komt een afwijkend peil voor (GPG-300), om de funderingen van de aanwezige woningen te beschermen. Een vergunning om dit afwijkende peil te behouden zal toegestaan worden. Peilgebied GPG-198 Praktijkpeil: NAP -6,35m Peil: NAP -6,35m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-199 Praktijkpeil: NAP -6,50m Peil: NAP -6,53m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Ook is een klein gedeelte agrarisch gebied. Er is voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. De drooglegging peilgebied GPG-240 is te beperkt. De gemeente streeft naar een grotere drooglegging van de sportvelden. Peilgebied GPG-240 zal worden samengevoegd met GPG199. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.3. Ook peilgebied GPG-241 zal bij peilgebied GPG-199 gevoegd worden. Hierdoor ontstaat een robuuster, minder versnipperd gebied. De afwijkende peilen GPG-346, GPG-347, GPG-348, GPG-349 en GPG-365 zijn aanwezig ter bescherming van de funderingen. Een vergunning om deze afwijkende peilen te behouden zal toegestaan worden. Het afwijkende peil GPG-328, de Vink, heeft op dit moment een zomerpeil (NAP -6,50 m) en een winterpeil (NAP -6,90 m). Deze peilen worden door een boer in het gebied ingesteld. Het gebied is echter in ontwikkeling en het afwijkende peil zal niet meer worden toegestaan. Het peil wordt gelijk gesteld met peilgebied GPG-199, NAP -6,53 m. Het afwijkende peilgebied GPG-363 zal opgeheven worden. Er is geen aanleiding om GPG-363 te handhaven. Afwijkend peil GPG-332 betreft een oude boerderij. Peilgebied GPG-200 Praktijkpeil: NAP -6,20m Peil: NAP -6,20m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-201 Praktijkpeil: NAP -6,40m Peil: NAP -6,40m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-202 Praktijkpeil: NAP -6,20m Peil: NAP -6,20m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
41
Voorgesteld wordt om peilgebied GPG-203 bij peilgebied GPG-202 te voegen. Voor peilgebied GPG-203 heeft dit tot gevolg dat het peil t.o.v. van het huidige oppervlaktewaterpeil zal worden verlaagd met 10 cm. Hierdoor zal de reeds te kleine drooglegging vergroot worden. Dit heeft ook als voordeel dat het watersysteem robuuster wordt en minder versnipperd. Voorgesteld wordt om de peilverlaging geïndexeerd toe te passen (3 cm per 3 ja ar aanpassen). Het afwijkende peilgebied GPG-342 zal opgeheven worden. Er is geen aanleiding om GPG-342 te handhaven. Afwijkend peil GPG-252 is aanwezig om de funderingen van de aanwezige woningen te beschermen. Een vergunning om dit afwijkende peil te behouden zal toegestaan worden. Peilgebied GPG-204 Praktijkpeil: NAP -2,45m Peil: NAP -2,48m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Het oppervlaktewaterpeil verschilt 5 cm met GPG-205. Omdat er geen verbinding zit tussen de peilgebieden kunnen ze niet samengevoegd worden. Peilgebied GPG-205 Praktijkpeil: NAP -2,50m Peil: NAP -2,53m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Het oppervlaktewaterpeil verschilt 5 cm met GPG-204. Omdat er geen verbinding zit tussen de peilgebieden kunnen ze niet samengevoegd worden. Peilgebied GPG-206 Praktijkpeil: NAP -6,80m Peil: NAP -6,80m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-207 Praktijkpeil: NAP -6,80m Peil: NAP -6,80m In dit peilvak is Nieuw Terbregge ontwikkeld. De drooglegging bedraagt hier gemiddeld 0,90m, dit is voldoende. In het oude deel van het peilgebied is de drooglegging ook groot genoeg voor de functies wonen en infrastructuur. Omdat deze recentelijk aangelegde wijk is afgestemd op een peil van NAP -6,80m, zal dit peil gehandhaafd blijven. In dit peilgebied komen 3 afwijkende peilen voor, namelijk GPG-256, GPG-257 en GPG-258. Deze afwijkende peilgebieden zijn aanwezig vanwege de sportvelden. Een vergunning om deze afwijkende peilen te behouden zal toegestaan worden. De peilgebieden GPG-206 en GPG-207 hebben beide een oppervlaktewaterpeil van NAP -6,80m. Omdat peilgebied GPG-207 geen verbinding heeft met GPG-206, vanwege de tussenliggende snelweg, kunnen de peilgebieden niet samengevoegd worden. Peilgebied GPG-208 Praktijkpeil: NAP -6,40m Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
42
Peil: NAP -6,40m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Langs de Wollefoppeweg komen meerdere afwijkende peilen voor, namelijk GPG-286, GPG288, GPG-289, GPG-290, GPG-290, GPG-291, GPG-292, GPG-293, GPG-294, GPG-295, GPG295 en GPG-296, om de funderingen van de aanwezige woningen te beschermen. Een vergunning om deze afwijkende peilen te behouden zal toegestaan worden, waar het noodzakelijk is voor de bescherming van funderingen. Peilgebied GPG-209 Praktijkpeil: NAP -3,14m Peil: NAP -3,14m Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG230) gebracht. In dit peilgebied is één pand gelegen, het betreft een oude woning. Dit peilgebied is aanwezig om het water stapsgewijs d.m.v. stuwen van een hoger naar een lager peil te brengen. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-210 Praktijkpeil: NAP -3,74m Peil: NAP -3,74m Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG230) gebracht. Dit peilgebied is aanwezig om het water stapsgewijs d.m.v. stuwen van een hoger naar een lager peil te brengen. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-211 Praktijkpeil: NAP -5,26m Peil: NAP -5,26m Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG230) gebracht. Dit peilgebied is aanwezig om het water stapsgewijs d.m.v. stuwen van een hoger naar een lager peil te brengen. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-212 Praktijkpeil: NAP -5,70m Peil: NAP -5,70m Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG230) gebracht. Dit peilgebied is aanwezig om het water stapsgewijs d.m.v. stuwen van een hoger naar een lager peil te brengen. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-213 Praktijkpeil: NAP -6,00m Peil: NAP -6,00m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-214 Praktijkpeil: NAP -7,00m Peil: NAP -7,00m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. In dit peilgebied komen afwijkende peilen voor, namelijk GPG-253, GPG-254, GPG-259, GPG260, GPG-262, GPG-261, GPG-275, GP G-276, GPG-277, GPG-278, GPG-319, GPG-320, GPG321, GPG-322 en GPG-323. Het betreft sportvelden, bedrijventerreinen, hoger gelegen gebieden, een begraafplaats, volkstuinen en oude panden. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
43
De afwijkende peilen dienen individuele belangen. Een vergunning om deze afwijkende peilen te behouden zal toegestaan worden. Peilgebied GPG-215 Praktijkpeil: NAP -5,50m Peil: NAP -5,50m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-216 Praktijkpeil: NAP -5,72m Peil: NAP -5,72m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-217 Praktijkpeil: NAP -6,00m Peil: NAP -6,00m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-218 Praktijkpeil: NAP -4,16m Peil: NAP -4,16m Het betreft een hoger gelegen gebied langs de Ringvaart. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Er is geen reden tot wijziging van het peil. Peilgebied GPG-219 Praktijkpeil: NAP -6,45m Peil: NAP -6,45m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-220 Praktijkpeil: NAP -6,45m Peil: NAP -6,50m Het peil NAP -6,45 zal aangepast worden aan de opgetreden maaivelddaling. Bebouwing op betonpalen zal hiervan geen schade ondervinden. Voorgesteld wordt om de peilverandering geïndexeerd toe te passen (3 cm per 3 jaar aanpassen).Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.1. In het zuidwestelijke deel van de Eendragtspolder komen 6 afwijkende peilen voor: GPG-280, GPG-281, GPG-282, GPG-283, GPG-284 en GPG-285. In het oostelijke deel van de Eendragtspolder komen 8 afwijkende peilen voor: GPG-350, GPG-351, GPG-352, GPG-353, GPG-354, GPG-355, GPG-356 en GPG-357. Deze afwijkende peilen zijn aanwezig om de funderingen van de aanwezige woningen te beschermen. De afwijkende peilen GPG-386 t/m GPG-389 zijn gelegen langs de Ringvaart. Het zijn hoogwatervoorzieningen ten noorden van Nesselande. Afwijkend peil GPG-333 betreft een aantal oude panden. Dit afwijkende peil is aanwezig om de funderingen van de woningen te beschermen. Toekomstige wijziging in dit peilgebied: Centrale berging Eendragtspolder: Flexibel peil van NAP -5,10m tot NAP -5,40m Aangezien een gedeelte van de huidige agrarische functie van de Eendragtspolder tussen 2007 en 2010 zal veranderen in een gecombineerde functie van recreatie, waterberging en Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
44
natuur, zal er binnen deze periode een wijziging in dit peilgebied plaatsvinden. De grens van dit toekomstige peilgebied is als gestippelde lijn in de peilbesluitkaart opgenomen. Voor het gebied wordt een flexibel peil voorgesteld (natuurlijke fluctuatie binnen een bandbreedte) van NAP-5,10 m en NAP-5,40 m. Voor een optimale ontwikkeling van de ecologie is in de zomer zo nu en dan een uitzakking van het waterpeil gewenst die groter is dan de uitzakking die veelal van nature zal optreden. Het peilbesluit voorziet daarom in de mogelijkheid om maximaal eens in de 3 jaar het peil te verlagen tot NAP-5,60 m. Direct nadat het gebied is ingericht is het van belang dat de natuur op de moerasdelen zich in eerste instantie onder iets drogere omstandigheden kan ontwikkelen. Het peilbesluit voorziet daarom in de mogelijkheid van een geleidelijke verhoging van het huidige peil van NAP-6,45 m tot het voorgestelde peil. Momenteel is een verdere optimalisatie van het peilbeheer ten behoeve van de ecologische kwaliteit in onderzoek Eén van de maatregelen waaraan wordt gedacht, is een tijdelijke volledige droogval van het gebied. Vanwege de nu nog bestaande onzekerheden over deze maatregel maakt deze mogelijkheid geen deel uit van dit peilbesluit. Indien deze maatregel op termijn gewenst is, is hiervoor nieuw besluit met een afweging van belangen benodigd. Peilgebied GPG-221 Praktijkpeil: NAP -4,35m Peil: NAP -4,35m In de Nessepolder is na het verlopen van het vorige vigerende peilbesluit het peil al aangepast aan de opgetreden maaivelddaling. Het peil zal daarom in dit peilbesluit niet opnieuw worden aangepast, maar worden gefixeerd. Peilgebied GPG-222 Praktijkpeil: NAP -5,20m Peil: NAP -5,20m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-223 Praktijkpeil: NAP -6,94m Peil: NAP -6,94m Dit peilgebied staat in open verbinding met een peilgebied van de Zuidplaspolder. In dit peilgebied zijn klachten bekend met betrekking tot wateroverlast. Deze wateroverlast is een gevolg van een te kleine drooglegging. Het huidige peil zal voorlopig gehandhaafd blijven, maar de peilkeuze van dit peilgebied zal worden meegenomen bij het opstelle n van een peilbesluit voor de Zuidplaspolder (2008). In dit peilgebied komt een afwijkend peil voor, GPG-343. Afwijkend peil GPG-343 betreft een aantal oude panden. Dit afwijkende peil is aanwezig om de funderingen van de woningen te beschermen. Peilgebied GPG-224 Praktijkpeil: NAP -5,95m tot NAP -6,10m peil: Flexibel peil van NAP -5,95m tot NAP -6,10m Dit peilvak is een deel van het gebied waarin Nesselande wordt ontwikkeld. Het maaiveld wordt opgehoogd naar NAP -4,95 m en vervolgens wordt er een waterpeil ingesteld van NAP -5,95m. Dit peil mag uitzakken tot NAP -6,10 m voordat water wordt ingelaten. Peilgebied GPG-225 Praktijkpeil: NAP -3,61m Peil: NAP -3,64m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
45
gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-226 Praktijkpeil: NAP -5,20m Peil: NAP -5,20m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Er is geen reden om afwijkend peil GPG-263 te handhaven. In het peilgebied komt vele afwijkende peilen voor, welke allemaal (behalve GPG-263) gelegen zijn aan de Ringvaart. Deze afwijkende peilen zijn ooit aangelegd om de funderingen van de woningen te beschermen. Aangezien er in de afgelo pen jaren een aantal oude woningen verdwenen zijn en hebben plaatsgemaakt voor nieuwbouw, kunnen een aantal afwijkende peilen gesaneerd worden. Ook waar het peilverschil kleiner is dan ca. 5 cm worden afwijkende peilen gesaneerd. Hieronder wordt een overzicht gegeven van deze bestaande afwijkende peilen en welke samengevoegd gaan worden: Huidig afwijkend peilgebied
Huidig afwijkend peil (m t.o.v. NAP)
Nieuw afwijkend peilgebied
Peilvoorstel afwijkend peil (m t.o.v. NAP)
GPG-266 GPG-265
-4,27 -4,83
GPG-266 GPG-265
-4,27 -4,83
GPG-368 GPG-369 GPG-267 GPG-372 GPG-371 GPG-370 GPG-237 GPG-270 GPG-244 GPG-271 GPG-246 GPG-325 GPG-273 GPG-380 GPG-381 GPG-330 GPG-383 GPG-329 GPG-273 GPG-382
-3,68 -3,84 -4,40 -4,34 -4,26 -4,36 -4,27 -4,29 -4,34 -4,51 -4,62 -4,60 -4,85 -4,92 -4,91 -4,86 -4,86 -4,73 -4,85 -5,04
GPG-368 GPG-369 GPG-267
-3,68 -3,84 -4,40
GPG-372
-4,34
GPG-271
-4,51
GPG-246
-4,62
GPG-273
-4,85
GPG-382
-5,04
GPG-274 GPG-374 GPG-375 GPG-377 GPG-376 GPG-378 GPG-269 GPG-264
-4,51 -4,27 -4,00 -4,67 -4,58 -4,70 -5,05 -5,16
GPG-274 GPG-374 GPG-375
-4,51 -4,27 -4,00
GPG-377
-4,67
GPG-269
-5,05
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
46
Peilgebied GPG-227 Praktijkpeil: NAP -6,50m Peil: NAP -6,50m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-228 Praktijkpeil: NAP -5,18m Peil: NAP -5,18m De drooglegging langs de watergang is gemiddeld 1,25 m, dit is voldoende. De oorzaak van de gedeeltelijk geringe drooglegging in het midden van het peilgebied is ligt bij de gemeente, de straten zouden opgehoogd moeten worden om voldoende drooglegging te creëren. Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-229 Praktijkpeil: NAP -6,47m Peil: NAP -6,47m Dit peilgebied ligt in een hellend gebied. De watergang wordt getrapt naar NAP -6,70m (GPG230) gebracht. In dit peilgebied komen vijf afwijkende peilen voor, namelijk GPG-303, GPG311, GPG-314, GPG-315, GPG-316 en GPG-317. De peilgebieden dienen ervoor om het water stapsgewijs d.m.v. stuwen van een hoger naar een lager peil te brengen en zullen worden toegestaan. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-230 Praktijkpeil: NAP -6,70m Peil: NAP -6,70m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-231 Praktijkpeil: NAP -5,52m Peil: NAP -5,52m Het peil zal gefixeerd worden. In dit peilgebied komt één afwijkend peil voor, namelijk GPG304. De peilen dienen e rvoor om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-232 Praktijkpeil: NAP -5,76m Peil: NAP -5,76m Het peil zal gefixeerd worden. In dit peilgebied komt één afwijkend peil voor, namelijk GPG318. Het peil dient ervoor om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-233 Praktijkpeil: NAP -4,68m Peil: NAP -4,68m Het peil zal gefixeerd worden. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. In dit peilgebied komen acht afwijkende peilen voor, namelijk GPG-305, GPG-306, GPG-307, GPG-308, GPG-309, GPG-310, GPG-312 en GPG-313. De peilen dienen e rvoor om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
47
Peilgebied GPG-234 Praktijkpeil: NAP -6,09m Peil: NAP -6,09m Het peil zal gefixeerd worden. Het peil dient ervoor om de overgang van GPG-190 met een peil van NAP -3,05m naar GPG-230 met een peil van NAP -6,70m stapsgewijs te laten verlopen. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-235 Praktijkpeil: NAP -5,40m Peil: NAP -5,40m Het betreft een hoger gelegen gebied langs de Ringvaart. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Er komt een afwijkende peil voor (GPG-302). Het afwijkende peil is aanwezig om de funderingen van de aanwezige woningen te beschermen. Peilgebied GPG-236 Praktijkpeil: NAP -5,60m Peil: NAP -5,60m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat me t voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-239 Praktijkpeil: NAP -5,90m Peil: NAP -5,90m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Voorgesteld wordt om peilgebied GPG-238 bij peilgebied GPG-239 te voegen. Dit heeft als voordeel dat er een groter en robuuster peilgebied ontstaat. De afwijkende peilen GPG-358, GPG-359 en GPG-360 zijn aanwezig om de funderingen van de aanwezige woningen te beschermen. Een vergunning om deze afwijkende peilen te behouden zal toegestaan worden. Peilgebied GPG-242 Praktijkpeil: Flexibel peil tussen NAP -5,20m en NAP -5,50m peil: Flexibel peil van NAP -5,20m tot NAP -5,50m Dit peilgebied omvat recentelijk ontwikkeld gebied, namelijk de uitbreiding van de Zevenhuizerplas. De huidige situatie wordt hier vastgelegd. Peilgebied GPG-245 Praktijkpeil: NAP -5,80m Peil: NAP -5,80m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-247 Praktijkpeil: NAP -5,00m Peil: NAP -5,00m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
48
Peilgebied GPG-248 Praktijkpeil: NAP -5,85m Peil: NAP -5,85m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-249 Praktijkpeil: NAP -6,17m Peil: NAP -6,17m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-250 Praktijkpeil: NAP -5,35m Peil: NAP -5,35m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-251 Praktijkpeil: NAP -5,92m Peil: NAP -5,92m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-297 Praktijkpeil: NAP -6,55m Peil: NAP -6,58 m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-299 Praktijkpeilpeil: NAP -4,16m en NAP -4,09m Peil: NAP -4,09m Dit peilgebied betreft een sanering van 2 voormalige afwijkende peilgebieden. Hierdoor ontstaat een robuuster en minder versnipperd gebied. Peilgebied GPG-300 Praktijkpeil: NAP -4,27m Peil: NAP -4,30m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2.
Peilgebied GPG-301 Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
49
Praktijkpeil: NAP -4,57m Peil: NAP -4,60m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-302 Praktijkpeil: NAP -4,65m Peil: NAP -4,68m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daaro m is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-326 Praktijkpeil: NAP -5,12m Peil: NAP -5,12m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de kern van Zevenhuizen, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Er is geen reden voor wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-327 Praktijkpeil: NAP -4,71m Peil: NAP -4,71m Dit peilgebied is gelegen ten noorden van de kern van Zevenhuizen, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Er is geen reden voor wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-331 Praktijkpeil: NAP -6,35m Peil: NAP -6,35m Dit peilgebied omvat het sportpark Schenkel. Er komen geen afwijkende peilen voor. Er is geen reden voor wijziging van het huidige peil. Peilgebied GPG-335 Praktijkpeil: NAP -6,53m Peil: NAP -6,56m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. In dit peilgebied komen acht afwijkende peilen voor ten oosten van Nesselande, namelijk GPG334, GPG-336, GPG-337, GPG-338, GPG-339, GPG-340, GPG-341, en GPG-345. Een vergunning om deze afwijkende peilen te behouden zal toegestaan worden. Peilgebied GPG-361 Praktijkpeil: NAP -6,10m Peil: NAP -6,10m
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
50
Het peil zal gefixeerd worden. In dit peilgebied komen twee afwijkende peilen voor, GPG-279 en GPG-379, vanwege het hoger gelegen maaiveld langs de Rotte. Een vergunning om deze afwijkende peilen te behouden zal toegestaan worden. Peilgebied GPG-262 Praktijkpeil: NAP -6,50m Peil: NAP -6,53m Dit peilgebied bestaat uit relatief oud stedelijk gebied. Het is met een geringere drooglegging aangelegd dan de huidige richtlijnen en langere tijd onderhevig geweest aan gebouwzakking. Daarom is er voor gekozen om het peil aan te passen aan de gebouwzakking die is opgetreden sinds het vaststellen van het vorige peilbesluit. Als gevolg deze peilaanpassing aan de gebouwzakking zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-364 Praktijkpeil: NAP -4,74m Peil: NAP -4,74m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Peilgebied GPG-367 Praktijkpeil: NAP -5,85m Peil: NAP -5,85m Dit peilgebied betreft een hoger gelegen gebied in het noordelijke deel van de Eendragtspolder. Het peil zal gefixeerd worden. Er is geen reden tot wijziging van het huidige peil. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2. Toekomstige wijziging in dit peilgebied: Centrale berging Eendragtspolder: Flexibel peil van NAP -5,10m tot NAP -5,40m Zie toelichting bij peilgebied GPG-220, waar deze toekomstige wijziging eveneens voor geldt. Peilgebied GPG-383 Praktijkpeil: NAP -4,55m Peil: NAP -4,55m Dit peilgebied is gelegen langs de Ringvaart, het betreft een hoger gelegen hellend gebied. In het peilgebied komen geen afwijkende peilen voor. Het peil zal gefixeerd worden, er is geen reden tot wijziging van het peil. Peilgebied GPG-384 Praktijkpeil: NAP -3,33m Peil: NAP -3,33m In dit peilgebied is de Vliet gelegen. Het is gelegen ten oosten van de Nessepolder. Er wordt water ingelaten via de Rotte. Het peil zal gefixeerd worden, er is geen reden tot wijziging van het peil. Peilgebied GPG-385 Praktijkpeil: NAP -5,20m Peil: NAP -5,20m Omdat dit peilgebied voornamelijk uit stedelijk gebied bestaat dat met voldoende drooglegging is aangelegd, zal het peil bij dit peilbesluit zal gefixeerd worden. Als gevolg van peilfixatie zal er geen schade optreden aan de funderingen. Voor een verdere toelichting zie paragraaf 6.2.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
51
Tabel 7 peilbesluit peilgebied GPG-190 GPG-191 GPG-192 GPG-193 GPG-194 GPG-195 GPG-196 GPG-197 GPG-198 GPG-199 GPG-200 GPG-201 GPG-202 GPG-204 GPG-205 GPG-206 GPG-207 GPG-208 GPG-209 GPG-210 GPG-211 GPG-212 GPG-213 GPG-214 GPG-215 GPG-216 GPG-217 GPG-218 GPG-219 GPG-220 GPG-221 GPG-222 GPG-223 GPG-224 GPG-225 GPG-226 GPG-227 GPG-228 GPG-229 GPG-230 GPG-231 GPG-232 GPG-233 GPG-234 GPG-235 GPG-236 GPG-239 GPG-242 GPG-245 GPG-247 GPG-248 GPG-249 GPG-250 GPG-251 GPG-297 GPG-299 GPG-300 GPG-301 GPG-302 GPG-326 GPG-327 GPG-331
peil (m + NAP) -3,05 -5,90 -6,33 -6,50 -5,25 -5,50 -6,00 -5,45 -6,35 -6,53 -6,20 -6,40 -6,20 -2,48 -2,53 -6,80 -6,80 -6,40 -3,14 -3,74 -5,26 -5,70 -6,00 -7,00 -5,50 -5,72 -6,00 -4,16 -6,45 -6,50 -4,35 -5,20 -6,94 Flexibel peil van -5,95 tot -6,10 -3,64 -5,20 -6,50 -5,18 -6,47 -6,70 -5,52 -5,76 -4,68 -6,09 -5,40 -5,60 -5,90 Flexibel peil van -5,20 tot -5.50 -5,80 -5,00 -5,85 -6,17 -5,35 -5,92 -6,58 -4,09 -4,30 -4,60 -4,68 -5,12 -4,71 -6,35
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
52
GPG-335 GPG-361 GPG-362 GPG-364 GPG-367 GPG-383 GPG-384 GPG-385
-6,56 -6,10 -6,53 -4,74 -5,85 -4,55 -3,33 -5,20
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
53
7 Effectbeschrijving De effecten zijn grotendeels al beschreven in hoofdstuk 6. Maar in dit hoofdstuk volgt nog een klein overzicht.
7.1 Waterhuishouding en bebouwing In een aantal gebieden wordt een wijziging van het peilregime (peilaanpassing of peilfixatie) voorgesteld. De belangen zijn goed afgewogen, maar het is hierdoor is het mogelijk dat wij schadeclaims krijgen. Ook zijn een aantal peilgebieden samengevoegd en is aangegeven dat bepaalde afwijkende peilen niet meer zullen worden vergund. Het samenvoegen van peilgebieden leidt tot een onvoorziene verandering in het waterbeheer. Hierdoor kunnen ingelanden mogelijk schade ondervinden. Verwacht wordt dat deze schade beperkt is. Het wel of niet opnieuw vergunnen van bepaalde afwijkende peilen heeft plaats gevonden op basis van het beleid van de Provincie Zuid-Holland aangaande afwijkende peilen (Nota Uitwerking Peilbeheer).
7.2 Waterkwaliteit Waar het peilvoorstel voorziet in peilfixatie of peilaanpassing, zal de hoeveelheid in te laten water, en daarmee de aanvoer van gebiedsvreemd water niet structureel wijzigen. Wel zijn een aantal peilgebieden samengevoegd, dit heeft positieve effecten op de waterkwaliteit.
7.3 Grondwater en kwel Gezien de beperkte relatie tussen grond- en oppervlaktewaterstanden en de geringe peilaanpassingen/-veranderingen zal het peilvoorstel geen significante effecten hebben op de grondwaterstanden en -stromi ngen in beide polders.
7.4 Ecologische aspecten Er worden geen nadelige effecten ten aanzien van de ecologische waarden verwacht. Een verandering van het waterpeil of droogleggingsverandering in de orde van enkele centimeters heeft nauwelijks effecten op de flora en fauna in het gebied. Wel zijn een aantal peilgebieden samengevoegd, dit heeft positieve effecten op de op de ecologische aspecten.
7.5 Cultuurhistorische en archeologische waarden Er worden geen nadelige effecten ten aanzien van de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden verwacht. De voorgestelde peilen hebben geen effect op genoemde waarden, omdat de geringe peilveranderingen/-aanpassingen dermate klein zijn dat deze de cultuurhistorische waarden niet beïnvloed worden.
7.6 Mer-plicht De peil aanpassingen en de verwachte consequenties van het peilbesluit zijn dusdanig beperkt, dat het peilbesluit niet MER-plichtig is.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
54
8 Verklarende woordenlijst Afspoeling De met de neerslag over de oppervlakte afgevoerde stoffen naar het oppervlaktewater. Afwatering De afvoer van water via een stelsel van open waterlopen naar een lozingspunt van het afwateringsgebied. Aquatisch ecosysteem Het samenhangend geheel van water met de daarin aanwezige stoffen, bodem en oevers en het daarbij behorende planten- en dierenleven. Bemaling De verwijdering van overtollig water door middel van een gemaal. Bemalinggebied Gebied dat direct of indirect afwatert op een (stelsel van) watergang(en), wat vervolgens weer wordt bemalen en uiteindelijk wordt uitgeslagen op het buitenwater. Berging Het volume water dat aanwezig is in een bepaald systeem (grond, oppervlaktewater, rioolstelsel). Bergingscapaciteit Het volume water dat geborgen kan worden in een bepaald systeem (grond, oppervlaktewater, rioolstelsel). Beroep Onder het instellen van administratief beroep wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen. Bezwaar Onder het maken van bezwaar wordt verstaan: het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Diffuse bronnen Een verspreid voorkomende, kleine lozing zonder directe aangrijpingspunten. Drooglegging Het hoogteverschil tussen de waterspiegel in een waterloop en het grondoppervlak (maaiveldhoogte). Droog Weer Afvoer (DWA) De hoeveelheid afvalwater die in droogweerperioden wordt afgevoerd. Ecosysteem Geheel van planten- en dierengemeenschappen in een territorium beschouwd in hun wisselwerking met de milieufactoren. Ecologische hoofdstructuur (EHS) De verspreiding en onderlinge samenhang van gebieden die voor behoud en ontwikkeling van natuurwaarden van belang zijn. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
55
Eutrofiëring Het steeds voedselrijker worden van water. Freatisch grondwater Het eerste grondwater dat men in de bodem tegen komt als men vanaf maaiveld naar beneden gaat. Functie De bestemming in waterhuishoudkundige zin van het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij betrokken belangen. (derde Nota waterhuishouding). De functies geven richting aan voor de inrichting en het beheer van de oppervlaktewateren. Gebiedsvreemd water Van elders aangevoerd water, met een andere samenstelling dan het oorspronkelijke water. Gemengd rioolstelsel Een rioolstelsel dat zowel (huishoudelijk en industrieel) afvalwater als de van het verhard oppervlak afstromende neerslag gezamenlijk afvoert. Geohydrologie De leer van het grondwater. Gescheiden rioolstelsel Een rioolstelsel waarbij het afvalwater gescheiden van de neerslag wordt afgevoerd; het regenwaterstelsel mondt uit op oppervlaktewater. Grondwaterstand De hoogte ten opzichte van een referentieniveau van een punt waar het grondwater een drukhoogte gelijk aan nul heeft. De absolute waterdruk is dan gelijk aan de druk van de atmosfeer. Inlaatwerk Een kunstwerk dat het water inlaat van een gebied met een hoger waterpeil. Integraal waterbeheer Samenhangend beleid en beheer dat de verschillende overheidsorganen met strategische taken en beheerstaken op het gebied van het waterbeheer voeren in het perspectief van de watersysteembenadering. Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de interne functionele samenhang (de relaties tussen waterbeheer en andere beleidsterreinen als milieubeheer, ruimtelijke ordening en natuurbeheer) als de externe functionele samenhang (de relaties tussen waterbeheer en andere beleidsterreinen als milieubeheer, Ruimtelijke Ordening en natuurbeheer). Inundatie Het onderwaterlopen van bepaalde gebieden. Keur Verordening waarin regels worden gesteld voor het beheer, gebruik en onderhoud van waterschapswerken. Klink Daling van het grondoppervlak veroorzaakt door een daling van de grondwaterstand. Kwel Toestroming van dieper grondwater naar de grondwaterspiegel en uittreding naar het maaiveld (door hogere druk (stijghoogte) uit het onderliggende watervoerende pakket). Dit water op zich wordt ook kwel genoemd. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
56
Legger Document waarin is vastgelegd wie welke watergang (of een deel daarvan) moet onderhouden en aan welke afmetingen de waterloop moet voldoen. NAP Normaal Amsterdams Peil Natuurvriendelijke oever Oever die zodanig wordt ingericht, beheerd en onderhouden, dat herstel, behoud danwel ontwikkeling van natuurlijke waarden mogelijk is. Nutriënten Voedingsstoffen voor planten (bijvoorbeeld fosfor en stifstof). Oever Het talud plus een aantal meters voorbij de insteek, waarbij nog sprake is van een directe relatie met het water in de zin van fysische, chemische en biologische waterkwaliteit en ontwikkeling van de aquatische levensgemeenschappen Ontwatering De afvoer van water uit percelen over en door de grond en eventueel door drainbuizen en greppels naar een stelsel van grotere waterlopen Ontwateringsdiepte De afstand tussen het grondoppervlak en de hoogste grondwaterstand tussen de ontwateringsmiddelen. Oppervlaktewater Elk permanent of gedurende een groot deel van het jaar aanwezige, aangesloten watermassa in vloeibare of vaste fase die een grensvlak met de bodem en een open grensvlak met de atmosfeer heeft (Gezondheidsraad, 1984). Overstort Kunstwerk door middel waarvan rioolwater op het oppervlaktewater wordt geloosd, indien het riool door te grote neerslag niet al het rioolwater kan verwerken. Peilbeheer De zorg voor het handhaven van een bepaalde waterstand ten opzichte van een referentievlak (bijvoorbeeld NAP). Peilbesluit Het besluit van een waterkwantiteitsbeheerder waarin voor een bepaald peilgebied ene streefpeil wordt vastgelegd. Peilgebied Een gebied waarin één en hetzelfde peil wordt nagestreefd. Polder Een gebied dat door een waterkering beschermd is tegen water van buiten en waarbinnen de waterstand beheerst kan worden. Polderpeil Het peil in de waterlopen van een polder dat door middel van inlaten en afvoeren wordt beheerst. Het reglementair vastgesteld waterpeil in een polder dat door de beherende instantie wordt nagestreefd. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
57
RegenWaterAfvoer (RWA) De hoeveelheid afvalwater die in perioden met regen wordt afgevoerd via de riolering Regionaal grondwater Grondwater in het watervoerende pakket (diepere grondwater). Schouw Controle van de bepalingen uit de Keur, betreffende het beheer en onderhoud van (hoofd)watergangen, waterkeringen en kunstwerken. Stijghoogte Het drukverschil van het grondwater ten opzichte van de atmosferische druk, dat wil zeggen het niveau tot waar het grondwater in een verticaal geplaatste buis met open ondereinde en in open verbinding met de atmosfeer in een bepaalde laag stijgt ten opzichte van een referentieniveau. Streefpeil Het na te streven peil van het oppervlaktewater. Stuw Vaste of beweegbare constructie die dient om de waterstand bovenstrooms van de constructie te verhogen c.q. te regelen. Talud De schuin aflopende kant van een dijk of waterloop. Waterbeheer Het geheel van onderzoekingen, plannen, technische werken en bestuurlijke maatregelen, dat dient om te komen tot een zo doelmatig mogelijk integraal beheer van het aanwezige grond- en oppervlaktewater. Waterbeheerder Het bevoegde gezag voor de uitvoering van wettelijke taken betreffende de waterhuishouding – met name het beheer van de waterkwantiteit en de waterkwaliteit – in een bepaald gebied. Watergang Lijnvormig oppervlaktewater. Waterhuishouding De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, wordt gebruikt, verbruikt en afgevoerd. Waterhuishoudkundig systeem Een samenhangend geheel van oppervlaktewater en grondwater, waarbij een oppervlaktewater wordt bedoeld het samenhangend geheel van water, waterbodem, oevers en infrastructuur en de biologische component. Waterhuishoudkundige infrastructuur Stelsel van waterlopen, sloten en greppels voor de aan- en afvoer van water. Wet op de Waterhuishouding (WWH) De provincie legt vanuit de Wet op de waterhuishouding concreet de belangrijkste functies van de watersystemen vast in een waterhuishoudingsplan. De functies bepalen welke waterhuishoudkundige situatie wordt nagestreefd. Het gaat daarbij onder andere om de waterkwaliteit, de grondwaterstand en de inrichting van waterlopen. De per functie vastgestelde, gewenste waterhuishoudkundige situatie bepaalt de inspanningen die de verschillende betrokkenen in het waterbeheer gaan leveren. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
58
Wegzijging Neerwaartse stroming van grondwater. Zetting Bodemdaling als gevolg van inklinking en krimp óf door de bouw van kunst werken, het ophogen van de grond of het aanbrengen van enig ander materiaal.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
59
Literatuur Wet op de waterhuishouding, ’s Gravenhage 1989. Provincie Zuid-Holland, 2002; Verordening Waterbeheer Zuid-Holland, ’s Gravenhage. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, 2003; Waterbeheerplan 20032007, Rotterdam. Provincie Zuid-Holland, 2006; Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010, ‘s Gravenhage. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1998; Vierde Nota Waterhuishouding (Regeringsbeslissing december 1998), ’s Gravenhage. Breedijk, P., 1997. De polders van Capelle aan den IJssel, Historische Vereniging Capelle aan den IJssel, Capelle aan den IJssel. Gemeentewerken Rotterdam, Ingenieursbureau, 1996. MER Nesselande, deelstudie Geohydrologie, Rotterdam. Grontmij n.v., 1986. Globale baten voor landbouwgronden ten gevolge van peilverlaging in de Eendragtspolder. De Bilt. Grontmij n.v., 1986. Waterbeheersingsplan Eendragtspolder; onderzoek naar de invloed van peilverlaging op de toename van kwel en maaivelddalingen. Zeist.
Stowa, Beoordeling methodiek, Utrecht. TNO, Grondwaterkaart van Nederland, (blad 37-oost). Provincie Zuid-Holland; Isoypsenkaart. Stowa, Handboek Nederland ecologisch beoordelingssyteem. Gemeentewerken Rotterdam, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam, 2002; Archeologische waarden en verwachtingen in het deelgebied ‘Kralingen’ ten behoeve van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. BOORrapporten 94, Rotterdam. Gemeentewerken Rotterdam, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam, 2002; Archeologische waarden en verwachtingen in het deelgebied ‘Centrum’ ten behoeve van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. BOORrapporten 95, Rotterdam. Commissie waterbeheer 21e Eeuw, 2000; Waterbeleid voor de 21e eeuw. Geef water de ruimte en aandacht die het verdient (advies tekst), ’s Gravenhage. Ministerie van Verkeer & Waterstaat, 2000; Anders omgaan met Water (Kabinetsstandpunt), ‘s-Gravenhage. Ministerie van VROM, 2004; Nota Ruimte, ’s- Gravenhage. Provincie Zuid-Holland, Streekplan Rijnmond, ’s Gravenhage. Provincie Zuid-Holland, 2003; 10 punten voor de regio Rotterdam (concept), ’s Gravenhage. Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
60
Provincie Zuid-Holland, 1998; Nota uitwerking peilbeheer, ‘s Gravenhage. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, 1997; Nota waterkwantiteitsbeheer, Rotterdam. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, 1996; Nota duurzaam waterbeheer, Rotterdam. Witteveen + Bos, 2003; Advies Kralingse plas, Deventer. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, 8 juni 2007; Beschermde soorten Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, Rotterdam.
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
61
Colofon In opdracht van Auteurs (Eind)redactie
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard J. van Tichelt
Toelichting peilbesluit polder Prins Alexander en Eendragtspolder
62