3 Thema Afval Bestuurscommissie
Duurzaamheid
Datum
13 juni 2012
Status
Ter besluitvorming / ter informatie
Kenmerk
DZH/IK/2012-431 Tijdens het thema afval komen drie onderwerpen aan de orde:
INLEIDING
a. Regionale Afvalvisie: “Duurzaam West-Brabant. Een bijdrage uit de afvalhoek” b. Traject Attero: aanbesteden of inbesteden c. Verpakkingenconvenant Peter Derksen zal zowel voor onderwerp a) als onderwerp b) een toelichting geven. a. Regionale Afvalvisie: “Duurzaam West-Brabant. Een bijdrage uit de afvalhoek” (zie bijlage) In de bestuurscommissie Duurzaamheid van 28 maart 2012 is verzocht om een regionale afvalvisie op te stellen, waarin de doelstelling worden aangegeven om restafval te verminderen / voorkomen op langere termijn. De regionale visie kan als een van de randvoorwaarden worden gehanteerd voor het wel of niet verdergaan met het Attero-inbestedingstraject. In de afvalvisie is het volgende aangegeven over de ambitie:
KERN VOORSTEL
De start De totale hoeveelheid huishoudelijk afval bedraagt voor de regio RWB als geheel 610 kg/inw/jaar, bestaande uit 239 kg/inw/jaar aan restafval (39%) en 371 kg/inw/jaar aan gescheiden ingezameld afval (61%). De lat en het tempo Over het uiteindelijk te behalen doel zijn de gemeenten het eens: uiteindelijk zal de rechte keten van de grondstof naar afval vervangen worden door de kringloop van grondstof naar grondstof en zullen de RWB-gemeenten “afvalloos” zijn. De gemeenten zijn van mening dat de weg van de geleidelijkheid hier de meeste kans op succes geeft en hebben daarbij het jaar 2030 voor ogen om afvalloos te zijn. Innovatieve maatregelen zijn daarvoor onontbeerlijk. De crux van de innovatieve maatregelen is het “onmogelijk” maken van het aanbieden van restafval door feitelijk de inzameling daarvan te staken en het zo veel mogelijk faciliteren van het
gescheiden aanbieden van herbruikbare componenten. Een tussenstap die de gemeenten op weg naar afvalloos voor zich zien is het in eerste instantie beperken van de hoeveelheid huishoudelijk restafval (inclusief het grove deel) tot maximaal 150 kg/inw/jaar (zijnde een vermindering van ca. 90 kg/inw/jaar ofwel minus 40%) voornamelijk te realiseren bij het huis-aan-huis ingezamelde restafval). De lat van 150 kg/inw/jaar in 2017 vormt voor sommige gemeenten geen of slechts een geringe ambitie, het staat deze gemeenten uiteraard vrij een hoger tempo richting afvalloos te volgen, De maatregelen, de kosten en de baten De meest effectieve maatregel om de hoeveelheid restafval te verminderen is de invoering van diftar op restafval maar niet op GFT-afval. Voor een maximaal effect dient deze maatregel geflankeerd te worden door het verder zo moeilijk mogelijk maken van het aanbieden van restafval door verlaging van de inzamelfrequentie of het introduceren van een brengsysteem en het zo eenvoudig mogelijk maken van het gescheiden aanbieden van de herbruikbare stromen door waar mogelijk een haalsysteem met een hoge frequentie te gebruiken. In de innovatiefase (na 2017 op weg naar afvalloos) zal de nadruk moeten liggen op maatwerk. Het uitvoeren van proeven zal moeten uitwijzen welke inzamelmiddelen en –frequentie het meest effectief is in welke situatie. b) Traject Attero: aanbesteden of inbesteden Op 23 april 2012 hebben de gemeenten van de VvC een brief ontvangen. In die brief staat dat de gemeenten voor 28 juni 2012 een principebesluit over het al dan niet verwerven van de aandelen Attero zouden moeten nemen. Op 28 juni 2012 is de Algemene Vergadering van Aandeelhouders waar een beslissing wordt genomen over de verkoop van de aandelen aan hetzij de gemeenten hetzij een marktpartij/private equity. Zoals in de mail van 1 mei met betrekking tot het „principebesluit over het Atterotraject‟ (zie bijgevoegde brief van de VvC die alle gemeenten hebben ontvangen), aan de contactambtenaren is aangegeven: Gemeenten dienen voor 28 juni een principebesluit te nemen tussen: Het voortzetten van de huidige dienstverleningsovereenkomst met Attero tot 1 februari 2017 gevolgd door aanbesteden (de aanbestedingsvariant) of Het beëindigen van de huidige dienstverleningsovereenkomst door inbesteden volgens HVC-model, waarvoor het verwerven van de aandelen in Attero nodig is (de inbestedingsvariant). Gezien de korte doorlooptijd en de termijnen die gemeenten hanteren voordat stukken in het college van B&W kunnen worden behandeld, is het mogelijk om het principebesluit door de colleges van B&W te laten nemen, onder de
randvoorwaarde dat het past binnen de regionale afvalvisie die op 13 juni 2012 in de bestuurscommissie Duurzaamheid wordt besproken (waarbij de ambitie is om in 2030 afvalloos te zijn waarbij de tussenstap is het beperken van de hoeveelheid huishoudelijk restafval (inclusief het grove deel) tot maximaal 150 kg/inw/jaar in 2017. Wanneer onvoldoende gemeenten een principebesluit nemen, dan betekent dit dat de mogelijkheid tot inbesteden bij Attero niet verder wordt onderzocht en het huidige contract zal worden voortgezet tot 1 februari 2017. Twee onderdelen van het traject Attero zijn dus de verantwoordelijkheid van de individuele gemeenten: - Het organiseren van een gemeentelijk besluitvormingsproces over het nemen van het principebesluit; zodat een B&W-besluit kan worden genomen voor 28 juni 2012. Na 1 juni kan B&W worden geïnformeerd op basis van de informatie die de VvC verstrekt, vooruitlopend op de behandeling van de afvalvisie in de bestuurscommissie. - Het mogelijk informeren van de commissie en gemeenteraad. Er wordt op dit moment geen aparte regionale raadsinformatiebijeenkomst in mei of juni vanuit RWB gepland. Reden hiervoor is dat eerst de regionale visie in de bestuurscommissie van 13 juni wordt besproken. Uiteraard laat dat onverlet de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid om de commissie dan wel raad te informeren. c) Verpakkingenconvenant Wordt nagezonden.
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
a) Regionale Afvalvisie: “Duurzaam West-Brabant. Een bijdrage uit de afvalhoek” Kennisnemen van de regionale afvalvisie Instemmen met de ambitie om in 2030 afvalloos te zijn waarbij de tussenstap is het beperken van de hoeveelheid huishoudelijk restafval (inclusief het grove deel) tot maximaal 150 kg/inw/jaar (zijnde een vermindering van ca. 90 kg/inw/jaar ofwel minus 40%) in 2017. b) Traject Attero: aanbesteden of inbesteden Ter bespreking c) Verpakkingenconvenant Ter kennisname
04 DUURZAME MOBILITEIT Bestuurscommissie Duurzaamheid Datum
13 juni 2012
Status
Ter discussie
Kenmerk
DZH/SH/2012-434
INLEIDING
KERN VOORSTEL
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Volgens planning zouden wij u in deze vergadering een Plan van Aanpak Duurzame Mobiliteit voorleggen. Door een andere prioriteitenstelling (Afvalvisie en project Attero) is die planning niet gelukt. Wel zien wij het belang in van het actief promoten van mobiliteitsmanagement als onderdeel van duurzame mobiliteit. Mobiliteitsmanagement beoogt via een mobiliteitsscan inzicht te geven op verbeterings- en besparingsmogelijkheden in het woon-werk en zakelijk verkeer en aansluitend om de gesignaleerde mogelijkheden toe te passen en te komen tot meer duurzame mobiliteitsoplossingen. Dat instrument past per definitie in de RWB-brede ambitie ten aanzien van duurzame mobiliteit. Het inzetten daarvan in onze regio hoeft daarom ook niet te wachten tot er een concreet Plan van Aanpak Duurzame Mobiliteit is. Mobiliteitsmanagement is nu heel actueel. Enerzijds omdat woon-werkverkeer in het kader van de Rijksbegroting 2013 thans volop in discussie is. Anderzijds omdat het Ministerie van I&M een regeling voor mobiliteitsmanagement ten dienste van het MKB in het leven heeft geroepen die tot eind 2012 loopt; in onze regio is deelname tot nu toe gering. Kortheidshalve verwijzen wij u naar bijlagen 4.1. en 4.2. Het bedrijfsleven wordt actief benaderd en aangemoedigd om gebruik te maken van genoemd instrument. Duidelijk is dat het bedrijfsleven aan zet is: zij zullen een opdracht moeten geven voor een mobiliteitsmanagement aan een erkend bureau. De rol van RWB beperkt zich tot het actief onder de aandacht brengen van nut en noodzaak van mobiliteitsmanagement via de bestaande contacten, zoals bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel (governance Strategische Agenda West-Brabant). 1. In te stemmen met de verdere uitrol van het instrument mobiliteitsmanagement. 2. Het Plan van Aanpak Duurzame Mobiliteit af te wachten voor uw vergadering van 3 oktober 2012.
05 UITVOERINGSPROGRAMMA STRATEGISCHE AGENDA Bestuurscommissie
Duurzaamheid
Datum
13 juni 2012
Status
Ter kennisname
Kenmerk
DZH/SH/2012-436
INLEIDING
KERN VOORSTEL
ARGUMENTEN ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Na de vaststelling van het Visiedeel van de Strategische Agenda is gewerkt aan het Uitvoeringsprogramma en de Governancestructuur die daarvoor wenselijk gevonden wordt. Voor de Economiepijler is deze door het db al vastgesteld en aan de uitwerking wordt nu gewerkt. In de db-vergadering van 25 mei 2012 is deze aan de orde geweest. De stand van zaken zal aan de bestuurscommissies ter kennisname aangeboden worden om vervolgens op 6 juli aan het Algemeen Bestuur voorgelegd te kunnen worden. Het Uitvoeringsprogramma is door de drie O’s in gezamenlijk overleg opgesteld. Op dit moment bestaat het met name uit de bijdragen van de individuele partners, voor zover zij zelf van mening zijn dat die activiteiten bijdragen aan de realisering van die Strategische Agenda. De onderlinge samenhang, afhankelijkheid en beïnvloeding is daarmee nog niet aangegeven. Dat is iets wat via de bespreking binnen de verbanden van de gekozen governancestructuur moet gaan gebeuren. Daar moeten de partners van Ecologie en Leefbaarheid hun inbreng op de activiteiten van de economische pijler borgen en omgekeerd. Voor de beoordeling hoe we dat doen en tot welke resultaten dat leidt, wordt de duurzaamheidsbalans van TELOS ingezet. Dat instrument moet periodiek de temperatuur meten van de basisambitie in de strategische agenda: Economie, ecologie en leefbaarheid ontwikkelen zich in balans met elkaar. In het overzicht is in de laatste kolommen ook aangegeven wie met de primaire uitvoering belast is. In nogal wat gevallen zijn dat Ondernemers en Onderwijs. De overheid speelt daarbij een facilliterende rol. De overheden zullen op het vlak van ruimtelijke ordening, infrastructuur, milieu, public affairs, cultuur en lobby veelal de lead hebben. De Uitvoeringsagenda is dus een dynamisch document wat de inzet en voortgang van de inzet van de partners benoemd in relatie tot de doelen uit het Visiedeel. Aan het eind van ieder jaar is voorzien in een Strategieconferentie waarin de partners met elkaar terugblikken (de balans opmaken) en aangeven wat er voor de komende jaarschijf vanuit hun perspectief op de rol staat. Op die manier wordt aan de bij de drie O’s gevoelde verantwoordelijkheid voor de realisering van de Strategische Agenda vormgegeven op een wijze die past bij de in deze regio gehanteerde governanceopvatting: alleen samen lukt het. Ook de Bestuurscommissies krijgen deze vraag voor het voor hen relevante deel uit het uitvoeringsprogramma voorgelegd. Ook zij zullen op die strategieconferentie de vraag krijgen, net zoals dat voor de andere partners geldt, aan te geven welke specifieke resultaten geboekt zijn. Kennisnemen van het voor de betreffende Bestuurscommissie relevante deel uit het Uitvoeringsprogramma is voor verkrijgen draagvlak bij hen relevant. 1. Kennisnemen van het Uitvoeringsprogramma 2012-2013 Strategische Agenda West-Brabant;
06. TERUGMELDING B5 Bestuurscommissie
Duurzaamheid
Datum
13 juni 2012
Status
Ter kennisname
Kenmerk
DZH/SH/2012
INLEIDING KERN VOORSTEL ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Zoals afgesproken vindt elke vergadering een terugmelding plaats. De vertegenwoordiger van Breda in het B5-overleg meldt ter vergadering de besproken onderwerpen. Desgewenst van gedachten te wisselen over de terugkoppeling
07. MEDEDELINGEN Bestuurscommissie
Duurzaamheid
Datum
13 juni 2012
Status
Ter kennisname
Kenmerk
DZH/KD/2012-435
INLEIDING
Er zijn 15 mededelingen 1. ENERGIE AGENDA WEST-BRABANT De gemeenschappelijke thema‟s waarmee de gemeenten zich bezighouden krijgen een plek in een gezamenlijke energieagenda. Deze agenda is gericht op het initiëren van projecten op de korte (2013-2014) als op de lange termijn (2020). Het proces wordt begeleid door Het EnergieBureau. Door middel van twee webenquêtes en één werkbijeenkomst in het tweede kwartaal van 2012 zal de Energieagenda worden gevuld. De eerste webenquête is verstuurd op 22 mei. De planning is op de Energieagenda in de bestuurscommissie van 3 oktober vast te stellen en vervolgens aan te bieden aan de gemeenten. 2. KENNISMIDDAG LUCHTKWALITEIT In het Werkprogramma 2012 is opgenomen dat er een kennismiddag over luchtkwaliteit in relatie tot gezondheid wordt georganiseerd. Deze bijeenkomst is in december 2011 niet doorgegaan als gevolg van te weinig aanmeldingen. In overleg met het presidium is besloten de kennismiddag ook in 2012 geen doorgang te laten vinden. Momenteel worden er geen problemen ervaren.
KERN VOORSTEL
3. ROC WEST-BRABANT In de afgelopen periode hebben we een aantal keer contact gehad met het ROC West-Brabant om te zien in hoeverre we elkaar kunnen ondersteunen en versterken op het gebied van duurzaamheid. De volgende uitgangspunten zijn benoemd: - Door elkaar te informeren over activiteiten en initiatieven, zoals de ecocampus en het Fablab Bergen op Zoom kunnen ROC West-Brabant en RWB Duurzaamheid elkaar versterken; - Door elkaar een podium te bieden kunnnen ROC West-Brabant en RWB Duurzaamheid activiteiten en initiatieven onder de aandacht te brengen van een breder publiek; - Door samen op te trekken bij projecten het gebied van energie, duurzaamheid en duurzaam bouwen kunnen projecten van ROC West-Brabant en RWB Duurzaamheid aan elkaar worden verbonden en dubbelingen worden vermeden; hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het verbinden van de activiteiten die het ROC organiseert in het kader van de Dag van de Duurzaamheid en het minisymposium dat RWB organiseert; - Door samen te werken bij Europese subsidietrajecten kan er meerwaarde ontstaan voor zowel ROC West-Brabant en als RWB Duurzaamheid. Per traject
1
kan worden bekeken welke rol RWB Duurzaamheid en ROC West-Brabant heeft. 4. UITSLAG ENQUETE AGENTSCHAPNL Rommelse Communicatie Advies heeft in opdracht van AgentschapNL onderzoek uitgevoerd naar hoe het huidige instrumentarium uit het Programma Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving en de ondersteuning door Agentschap aan gemeenten wordt gewaardeerd en wat de eventuele verbeterpunten zijn. Geconcludeerd kan worden dat gemeenten zich zorgen maken over de toekomst van (de financiering van) het klimaatbeleid. De focus de komende jaren ligt vooral op de gebouwde omgeving en duurzame energie. Samenwerking met burgers en bedrijven wordt daarbij steeds belangrijker, maar door de economische crisis zijn deze echter huiverig om te investeren in duurzaamheid. Het overgrote deel van de gemeenten pleit dan ook voor een voortzetting van SLoK in welke vorm dan ook. De ondersteuning vanuit AgentschapNL wordt gewaardeerd (kennis, informatiebron), maar de organisatie staat ten opzichte van een aantal jaren geleden wel meer op afstand. Er is meer sprake van een reactieve organisatie dan een actieve. AgentschapNL mag zichzelf steviger positioneren en het is een slechte zaak als de activiteiten van AgentschapNL voor gemeenten wordt afgebouwd. De volledige uitkomsten van dit onderzoek zijn opgenomen in bijlage 07.1. 5. NOTA WEST-BRABANT KLIMAATBESTENDIG In West-Brabant hebben 6 gemeenten (Bergen op Zoom, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen en Woensdrecht) door de RMD een klimaatadaptatiescan laten uitvoeren. Voor de regio West-Brabant ligt er – vooral op het gebied van water – een grote klimaatadaptatie-opgave: Voor de slechte waterkwaliteit van onder andere het Volkerak-Zoommeer lijkt, ondanks dat zich telkens nieuwe oplossingen aandienen, verzilting de enige oplossing. Voor het zoetwater is met name het noorden van West-Brabant afhankelijk van het Volkerak-Zoommeer. Bij verzilting van het VolkerakZoommeer moet er een alternatieve zoetwatervoorziening worden gerealiseerd. In het kader van het programma Ruimte voor de Rivier wordt het VolkerakZoommeer ingezet voor waterberging. Bij inzet van het Volkerak-Zoommeer voor waterberging kan West-Brabant problemen krijgen bij de afwatering met wateroverlast tot gevolg. Door ruimte te zoeken voor waterberging en het herdimensioneren van de waterkeringen dient wateroverlast voorkomen te worden. In het zuiden van West-Brabant moet de verdroging, van met name de Brabantse Wal, worden bestreden. Aangezien de zandgronden hydrologisch zijn verbonden aan het poldergebied is er in de regio West-Brabant sprake van een gezamenlijke opgave. De klimaatopgave is grotendeels een ruimtelijke opgave, maar heeft zijn weerslag op andere beleidsterreinen. Onvoldoende inspelen op klimaatverandering kan leiden tot gezondheidsproblemen en economische schade (bijv. in de landbouw). Naast bedreigingen biedt klimaatverandering voor de regio West-Brabant kansen voor waterrecreatie.
2
Aanbevelingen - Ambtelijke en bestuurlijke bewustwording creëren rondom het thema klimaatadaptatie, zodat bij (het ontwerp) van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en herstructurering voldoende wordt ingespeeld op klimaatadaptatie. - De schaal van de klimaatadaptatieopgave is groter dan de gemeentelijke schaal en de opgave heeft zijn weerslag op verschillende beleidsterreinen (RO, economie, mobiliteit, recreatie etc.). Het is dan ook een uitdaging om in de regio tot een gezamenlijke aanpak te komen, waarin de continuïteit is geborgd. - Als regio West-Brabant de gevolgen van de wateroverlast en droogte op mobiliteit en economie nader onderzoeken. - Onderzoek naar de kansen voor (water)recreatie in de regio West-Brabant. In het contactambtenarenoverleg is stilgestaan bij dit onderwerp en aangegeven dat het de voorkeur verdient om als regio gezamenlijk op te trekken bij het uitvoeren van de aanbevelingen. 6. STAND VAN ZAKEN SWUNG Staatssecretaris Atsma schrijft aan de Tweede Kamer dat hij Swung-1 op 1 juli in werking wil laten treden. Dit voornemen is opgenomen in de brief waarmee Atsma het Besluit geluid milieubeheer en het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds in het kader van de zogenaamde nahang procedure aan de Kamerleden aanbiedt. Dit is voor het eerst dat zo duidelijk over een invoeringsdatum gecommuniceerd wordt door het ministerie. De brief is opgenomen in bijlage 07.2. Het Besluit geluid milieubeheer, dat is de Amvb van het wetsvoorstel Swung-1, is op 19 april in het Staatsblad gepubliceerd. Dit besluit regelt veel zaken onder de wet Swung, waaronder nadere regels voor geluidplannen en actieplannen alsmede saneringsplannen, de geluidsgevoelige bestemmingen en het zogenaamde doelmatigheidscriterium. Tevens is in datzelfde Staatsblad het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds gepubliceerd. Hiermee wordt een wijziging van het onder de Wgh functionerende Besluit geluidhinder verzorgt waarmee bijvoorbeeld geluidgevoelige bestemmingen op één lijn komen zoals woonbootligplaatsen en kinderdagverblijven. Beide besluiten zijn terug te vinden op www.officielebekendmakingen.nl. Indien gewenst kan er nog een bijeenkomst worden belegd om de gevolgen van SWUNG voor de gemeenten te bespreken. 7. PLAN VAN AANPAK ISV-3 BUDGET Vanuit de provincie Noord-Brabant zijn voor de verschillende gemeenten binnen het werkgebied van de Regio West Brabant in de ISV-3 periode de volgende geluid budgetten toegekend: Aalburg: € 0,00 Moerdijk: € 460.000,00 Alphen-Chaam: € 439.000,00 Werkendam: € 0,00 Baarle-Nassau: € 0,00 Woudrichem: € 0,00 Drimmelen: € 156.000,00 Zundert: € 160.000,00 Etten-Leur: € 58.000,00 Deze gemeenten hebben gezamenlijk een aanvraag ingediend. In totaal is er een ISV-3 (geluid) budget van € 1.273.000,00 beschikbaar. Het uitgangspunt voor de besteding hiervan is om de sanering van de A-lijst woningen binnen de verschillende
3
gemeente in het werkgebied van de Regio West Brabant in de periode 2010-2014 af te ronden. In bijlage 07.3 is het plan van aanpak hiervoor opgenomen. Alle projecten kunnen, voor zover nu kan worden overzien, worden afgerond binnen het beschikbare budget. Dit betekent dat de saneringsoperatie bij bovenstaande gemeenten uiterlijk in 2015 is afgerond. In overleg met de betrokken gemeenten zal gestart worden met de uitvoering. 8. JAAR VAN DE BIJ Martien de Bruijn, wethouder gemeente Rucphen, heeft samen met zijn collega‟s uit de regio tijdens de NME-inspiratiedag een bijvriendelijke mini-rotonde ingeplant. Met deze handeling verrichten zij de regionale aftrap van het Internationaal Jaar van de Bij. De regio West-Brabant geeft daarmee aan samen met de provincie NoordBrabant, Nederlandse Bijenhoudersvereniging en de KNNV de handen ineen te willen slaan om de bijensterfte tegen te gaan. Niet alle gemeenten hadden de mogelijkheid om een rotonde te beplanten en hebben daarom gekozen voor een andere opzet. In onderstaande tabel staat een niet volledig overzicht van de activiteiten in diverse gemeenten tijdens het Jaar van de Bij. Gemeente Bergen op Zoom
Zundert
Halderberge Breda
Roosendaal
Activiteit Geen bijenrotonde maar inzaaien kinderbos. Tijdens jaarlijkse Zaaifeest in het Vlinder Kinderbos kwam in kader van het Jaar van de Bij een Imker met een bijenhotel als speciale gast op bezoek. In mei neemt een BSO deel aan natuurarrangement waarbij de bij centraal staat en ook op het Dag van het park veel aandacht voor de bij. Voor rotondeproject werkt gemeente samen met Treepoort. Treeport wil de zichtbaarheid van de boomkwekerijsector binnen de gemeentegrenzen sterk verbeteren. Het initiatief is genomen om een viertal rotondes opnieuw te (laten) ontwerpen en in te richten. Deze actie is op touw gezet in een nauwe samenwerking tussen de gemeente Zundert, de Stichting Van Gogh & Zundert en de Stichting Bloemencorso Zundert. Er is een oproep gedaan om een geslaagd ontwerp te maken en zich aan te melden voor deze prijsvraag. Verder heeft de lokale Imkervereniging een stuk grond beschikbaar gekregen nabij een rotonde. Men probeert hier een eenheid van te maken. In het Arboretum wordt aandacht gegeven aan jaar van de bij. In Breda staan op zaterdag 14 juli de bijenhouders van de NBV samen met de KNNV en de IVN met een grote kraam op de Grote Markt in Breda. Op 24 september is er een bijenlezing in een nog nader te bepalen locatie georganiseerd door de NBV, de KNNV, en de IVN. De bedoeling is om van 20 augustus tot 14 september een tentoonstelling/presentatie in de hal van het stadskantoor te houden. Op 19 augustus is er in bezoekerscentrum Wolfslaar de biodiversiteitsdag. Men wil een koppeling maken tussen deze twee activiteiten. Er zijn straten opnieuw ingeplant waarbij extra aandacht
4
besteed is aan insectenvriendelijke planten. Er zijn twee rotondes in beeld voor de inrichten inclusief 4 kilometer berm ertussen. Diverse bewonersorganisaties en bijenhouders en de KNNV zijn bij het geheel betrokken. De landelijke open imkerijdagen (de LOI) zijn op 14 en 15 juli. Sommige imkers zijn beide dagen open andere maken een keuze tussen 14 of 15. Het accent ligt op zondag 15 juli. Alle imkers in het land worden gepubliceerd op de landelijke website van de NBV www.bijenhouders.nl en er wordt veel reclame gemaakt via het VARAprogramma "vroege vogels ". 9. DELTASTROMING Binnen de gemeente Roosendaal heeft Deltastroming het intiatief genomen om in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen partijen bijeen te brengen om samen duurzame ontwikkelingen op gang te brengen. Deltastroming is begin april gelanceerd. De activiteiten van Deltastroming zijn gericht op twee hoofdthema‟s: - Pilotprojecten, waarbij vraag en aanbod bij elkaar worden gebracht; - Duurzaamheidskringen (niet-branchegericht), waarbij ondernemers elkaar leren kennen en ervaringen op het gebied van duurzaamheid kunnen uitwisselen. Ook bij het Havenschap Moerdijk is een dergelijk initiatief gestart. Deltastroming is doende om hier een koppeling mee te leggen. 10. WINDENERGIE In de Bestuurscommissie RO van 27 maart jl. is het concept-raadsvoorstel besproken. Afgesproken is om het raadsvoorstel in de tien meest betrokken gemeenten te agenderen in de gemeenteraadsvergaderingen van juni 2012. De overige gemeenten agenderen dit punt voor zover mogelijk ook in juni ter kennisname om zich op die manier te committeren aan de regio. Hierna zal verdere communicatie plaatsvinden. Op verzoek van een aantal gemeenten zal er een datum in juni worden gezocht om met de twee werkgroepen (SLoK-werkgroep windenergie en het uitvoeringsoverleg wind) die op dit gebied bezig zijn in de regio een startbijeenkomst te beleggen. De Statencommissie Ruimtelijke Ontwikkeling en Wonen heeft op 13 april 2012 unaniem heeft ingestemd met het advies van GS om de Verordening ruimte aan te passen en de A16 op te nemen als onderdeel van het zoekgebied voor windturbines. De aanpassing wordt meegenomen in de eerstvolgende aanpassing van de verordening in 2013. e
11. 1 BESTUURSRAPPORTAGE 2012 e Het dagelijks bestuur van RWB buigt zich over de Bestuursrapportage RWB 1 helft 2012. Daarin komen alle bestuursopdrachten aan bod. Ambtelijk is bijgevoegde tekst aangedragen. Hierin staat wat er in de eerste 4 maanden is gedaan en wat er is bereikt. Later dit jaar volgt er een financiele bestuursrapportage en zullen de resultaten ook afgezet worden tegen de doelstellingen. A: Doelen van de bestuursopdracht Duurzaamheid In de Strategische Agenda 2012-2020 neemt duurzame ontwikkeling van de regio een belangrijke positie in. Geïnspireerd door de Telos-driehoek (Planet, People, Profit) staat de samenwerking in West-Brabant voor duurzame ontwikkeling. Dit is een uitgebalanceerd ontwikkelingsproces gericht op het bevorderen van de
5
veerkracht en kwaliteit van de natuur (ecologie), van het lichamelijke en geestelijke welzijn van de inwoners (sociaal-maatschappelijk) en een gezonde economische ontwikkeling (economie). Verbetering van het ene mag niet ten koste gaan van de andere(n). De ontwikkeling is dusdanig in balans en daardoor houdbaar, omdat er geen afwenteling in de tijd (toekomstige generaties) of ruimte (andere regio‟s) plaatsvindt. Ook de Strategische Agenda gaat van dit integrale principe uit bij de benadering van de maatschappelijke vraagstukken. De Strategische Agenda wordt nader geconcretiseerd door een uitvoeringsprogramma. De afstemming tussen de verschillende programma‟s binnen de regio zal de komende periode duidelijker vorm gaan krijgen. Er moeten nieuwe verbindingen ontstaan tussen duurzaamheid en ruimtelijke processen en sociaal-economische ontwikkelingen. Uitgangspunt is dat de duurzaamheidsdoelstelling als beleidsopgave wordt meegenomen in de ruimtelijke en economische agenda‟s en processen. Daarnaast kent duurzaamheid ook een eigenstandige verantwoordelijkheid en worden er projecten geïnitieerd. Bij deze projecten zal de markt ook een meer prominente rol gaan innemen. Dit houdt in dat er andere netwerken gaan onstaan en moeten worden onderhouden waarbij kennis, kapitaal en beleid bij elkaar worden gebracht. B: Actuele stand van zaken duurzaamheid Beleidsverslag 2011 en Werkprogramma 2012 De Bestuurscommissie heeft in maart 2012 het beleidsverslag 2011 vastgesteld. Hierin wordt per onderdeel verantwoording afgelegd over de activiteiten in 2011. Aangezien het uitvoeringsprogramma dat is gekoppeld aan de Strategische Agenda nog niet gereed is, heeft de Bestuurscommissie Duurzaamheid in maart 2012 het werkprogramma 2012 vastgesteld. Het werkprogramma is opgedeeld in drie delen: Bestuurlijke ondersteuning (1.710 uur), Afval (610 uur) en Milieu (4.055 uur). Per onderdeel staat vermeld wat de inzet zal zijn van de RMD. Hierover zijn conform de geldende overeenkomst afspraken gemaakt. Regionale EnergieAgenda 2013-2020 De afgelopen vier jaar is gewerkt aan deze doelstellingen door het uitvoeren van verschillende SLoK-projecten. De SLoK-periode loopt eind 2012 af. Voor de periode tot 2020 zullen er, conform besluitvorming in de Bestuurscommissie eind 2011, gezamenlijk nieuwe afspraken moeten worden gemaakt om de doelstellingen uit de Verklaring van Dussen te kunnen realiseren. Samenwerking staat hierbij voorop. De gemeenschappelijke thema‟s waarmee de gemeenten zich bezighouden krijgen een plek in een gezamenlijke energieagenda. Deze agenda is gericht op het initiëren van projecten op de korte (2013-2014) als op de lange termijn (2020). Voor het begeleiden van het proces is opdracht verleend aan Het EnergieBureau uit Eindhoven. Minisymposium Versnelling Energietransitie West-Brabant De Bestuurscommissie heeft in maart besloten een minisymposium te organiseren voor beleidsambtenaren, portefeuillehouders en andere belanghebbenden over de versnelling van de energietransitie in West-Brabant. Aan de hand van lokale voorbeelden zal een keuze worden gemaakt over welke benadering het beste past bij de regio en op welke wijze gemeenten daar mee aan de slag kunnen. NME-inspiratiedag Op 2 februari 2012 vond de jaarlijkse NME-inspiratiedag plaats in Etten-Leur. Doelstelling van de bijeenkomst was tweeledig: elkaar informeren over de positie van
6
NME binnen de gemeente en de start van de regionale actie in het kader van het Jaar van de Bij. Door samenwerking, het gebruikmaken van elkaars kennis en het leggen van verbindingen is nog een enorme winst te behalen. Door NME te verbinden met andere beleidterreinen kan effectief worden bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke problemen. Martien de Bruijn, wethouder gemeente Rucphen, heeft samen met zijn collega‟s uit de regio een bijvriendelijke mini-rotonde ingeplant. Met deze handeling verrichten zij de regionale aftrap van het Internationaal Jaar van de Bij. De regio West-Brabant geeft daarmee aan samen met de provincie Noord-Brabant, Nederlandse Bijenhoudersvereniging en de KNNV de handen ineen te willen slaan om de bijensterfte tegen te gaan. Workshop Klimaatmonitor In december 2011 heeft de Bestuurscommissie besloten om de Klimaatmonitor in te voeren. Uitgangspunt is om de klimaatmonitor structureel in te zetten als CO 2-monitor voor de regio West-Brabant en mogelijk ook als monitor voor hernieuwbare energie. Om goed geïnformeerd te zijn over de totstandkoming, achtergronden en inhoud van de monitor, is besloten om alle 19 gemeenten hiervoor een cursus aan te bieden. Deze wordt gegeven door Beco en DHV en wordt in company worden georganiseerd. Op 2 april vond de eerste bijeenkomst plaats. De tweede en laatste is gepland in juni. Project Voedselverspilling Begin 2012 is gestart met het project Voedselverspilling. Dit project komt voort uit de aanbevelingen van de benchmark afval. De Jonge Milieuadvies voert het project uit. De gemeenten Alphen-Chaam, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout, Steenbergen, Werkendam en Woudrichem nemen deel aan het project. In overleg met deelnemende gemeenten is gekozen voor een bewustwordingscampagne. Vereniging van Contractanten Het doel van de gemeenten is te komen tot tariefverlaging en tot vermindering van de aanleververplichting. Begin 2012 is bekend geworden dat het alternatief om deze doelstellingen te bereiken, bekend onder de naam Attero Publiek, niet haalbaar is. De mogelijkheden die overblijven heeft de VvC verwoord in een brief die aan de gemeenten is gezonden. In de Bestuurscommissie is besloten om een regionale afvalvisie op te stellen. Aan de hand daarvan kan dan besloten worden om een intentieverklaring te tekenen. Voor het opstellen van de regionale afvalvisie is een externe adviseur ingeschakeld die samen met de werkgroepen Attero en Vermindering restafval hiermee aan de slag is gegaan. De afvalvisie zal in juni aan de Bestuurscommissie worden aangeboden. Duurzaamheidscommunicatie In de bestuurscommissie op 7 december 2011 is aangegeven dat een aantal gemeenten actief is met allerlei vormen van educatie met betrekking tot natuur, energie, biodiversiteit en duurzaamheid. Om een dekkend netwerk duurzaamheid participatie & communicatie (lees ook; NME/Biodiversiteit) te realiseren, kunnen de gemeenten en de educatieve centra in onze regio meer samenwerken. Gemeenten voor Duurzame Ontwikkeling (GDO) heeft vervolgens aangeboden om hiertoe een startnotitie te stellen. Dit initiatief sluit aan bij het landelijk programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling en NME.
7
De bestuurscommissie heeft op basis van de startnotitie besloten om een nadere focus aan te brengen en vervolgens prioriteiten aan te geven. 12. REGIONALE AGENDA WERKLOCATIES In bijlage 07.4 treft u de ambtelijke reactie vanuit Duurzaamheid aan op de concept Regionale Agenda Werklocaties West-Brabant. Vanuit duurzaamheid is het van belang dat de vraag naar nieuwe bedrijventerreinen wordt beperkt. Dit kan door de herstructurering goed in beeld te brengen. Dit standpunt wordt op een andere manier verwerkt in de Regionale Agenda Werklocaties en wordt dus niet meer expliciet vermeld bij het hoofdstuk Duurzaamheid. Alvorens de definitieve versie aan het RRO op 20 juni 2012 zal worden voorgelegd vindt nog een afstemmingsoverleg plaats door de bestuurscommissie Sociaal Economische Zaken. Ook de leden van de bestuurscommissie Ruimtelijke Ontwikkeling en Wonen zullen hierover worden geïnformeerd. 13. VERSTERKT STEDELIJK NETWERK BRABANT Tijdens de bestuurscommissie Mobiliteit van 28 maart jl. is al gesproken over het analyserapport van Versterkt Stedelijk Netwerk Brabant (VSNB). De portefeuillehouders Mobiliteit hebben gevraagd om als regio een plek te krijgen in het proces. Tijdens het RIAT-overleg op 11 april is het verdere proces besproken. De bestuurscommissie Mobiliteit heeft gereageerd op het analyserapport. De reactie van de ambtelijke duurzaamheidsvertegenwoordigers in het RIAT op het analyserapport komen overeen met de opmerkingen van de bestuurscommissie Mobiliteit. De reactie treft u aan in bijlage 07.5. Er wordt geprobeerd om nog een gecombineerd overleg te organiseren tussen het RRO (20 juni) en de zomervakantie. Tijdens het overleg zullen de portefeuillehouders van de bestuurscommissies SEZ, MOB, RO/Wo en DZH geïnformeerd worden over het analyserapport VSNB. Het initiatief voor deze bijeenkomst ligt bij MOB en/of SEZ. 14. DELTAPROGRAMMA Op verzoek van het programma RO/W leggen wij ter kennisname aan u voor het voorstel aan de BC RO/W over het Deltaprogramma zoals dat in de aanstaande vergadering daar wordt besproken. Kortheidshalve verwijzen wij naar deze bijlage 7.6. 15. PROJECT DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELING EN LEEFBAARHEID In 2011 heeft de provincie Noord-Brabant 5 miljoen euro uit de intentieovereenkomst „Samen investeren in (West)-Brabant‟ toegekend aan de RWB. In dit kader is de pilot „Regionale aanpak Leefbaarheid West-Brabant’ gestart in de zomer van 2011. De pilot heeft als doel de leefbaarheid te versterken door het uitvoeren van lokale projecten en daarnaast, tegen de achtergrond van demografische ontwikkelingen, gezamenlijke oplossingen te vinden voor gedeelde problematiek. De vraag „gedeelde problematiek gezamenlijk oplossen‟ is beantwoord in het onderzoeksrapport „Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant‟. Ook het project „Kansen voor de regio – tijdig inspelen op een ander demografisch perspectief voor West-Brabant‟ is in de zomer van 2011 van start gegaan. Dit project komt oorspronkelijk voort uit de Ruimtelijke visie West-Brabant, maar is, nadat de regio door het rijk is aangeduid als anticipeerregio, gestart als een integraal project
8
met als doel inzicht en bewustwording van de demografische ontwikkelingen resulterend in een manifest waarin stippen op de horizon 2040 zijn benoemd. De bouwstenen voor dit manifest treft u aan in het rapport “Bouwstenen voor het Manifest 2012-2040. De projecten Leefbaarheid en Demografische Ontwikkelingen zijn al een eind op streek. Het rapport „Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant‟ http://www.westbrabant.eu/media/Naar_een_bovenlokale_aanpak_van_leefbaarheid_in_WestBrabant.pdf van het project Leefbaarheid en het rapport „Bouwstenen voor het Manifest 2012-2040‟ http://www.westbrabant.eu/media/Bouwstenen_voor_manifest_2012-2040.pdf van het project „Kansen voor de regio – tijdig inspelen op een ander demografisch perspectief voor West-Brabant‟ kunt u downloaden via de bovenstaande linken. U treft deze aan in de Kennisbank van de website http://leefbaarheid.west-brabant.eu Beide projecten lopen parallel aan elkaar. Op 30 september 2011 zijn de projecten officieel gestart: 30 september 2011 Kick off bijeenkomst van de Pilot „regionale aanpak leefbaarheid West-Brabant‟ Demografie
Leefbaarheid
Stap1 Verkennende gesprekken met sleutelfiguren uit de regiogemeenten en de maatschappelijke partners. Stap 2 Organiseren van drie subregionale werkateliers waaraan vertegenwoordigers van alle „O‟s deelnamen
Stap 1 Ambtelijke gespreksronde met een (sub)regionale invalshoek Stap 2 Opstellen rapport en aanbevelingen „Naar een bovenlokale aanpak van leefbaarheid in West-Brabant
Stap 3 23 maart 2012 gezamenlijk organiseren van het congres“Groei”pijn, Bewegingen of Kansen voor de Regio Stap 4 Opstellen van Manifest 2012-2040 conform de opdracht van het project Demografie en vervlechting van de conclusies uit de beide rapporten.
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Om de colleges en de gemeenteraden te informeren over de tussentijdse resultaten en te betrekken bij de totstandkoming van het Manifest 2012-2040 is het voornemen om dit onderwerp aan de orde te laten komen bij de reeds geplande regionale collegedag (19 september) en regionale raadsbijeenkomst (26 september). De conclusies uit de beide rapporten worden dan in oriënterende zin besproken. Over de invulling van de bijeenkomsten wordt nog nader gecommuniceerd. Kennis te nemen van de mededelingen
9
10
Bijlage 07.1
Waardering instrumentarium voor gemeenten ingezet door Agentschap NL - samenvatting Onderzoek uitgevoerd door Rommelse Communicatieadvies in opdracht van Agentschap NL Onderzoeksperiode september tot en met december 2011 Oplevering onderzoeksrapport januari 2012 Aanleiding en doel Agentschap NL voert in opdracht van het Ministerie van BZK het programma Energiebesparing in de Gebouwde Omgeving uit. Regelmatig wordt het ingezette instrumentarium onderzocht en op basis van de resultaten aangepast en verbeterd. Voor de doelgroep ‘gemeenten’ is nagegaan hoe het huidige instrumentarium en de ondersteuning wordt gewaardeerd en wat de eventuele verbeterpunten zijn. Voor dit onderzoek is het klimaatbeleid van gemeenten als uitgangspunt genomen omdat bij veel gemeenten energiebesparing in de gebouwde omgeving daar een integraal en substantieel onderdeel van vormt. Op deze manier wordt een breed inzicht in de sector verschaft en is het integraal onderzoeken en meten ook efficiënter dan de gemeenten apart over verschillende deelonderwerpen te benaderen. Onderzoeksopzet In de periode van half september tot en met december 2011 heeft Rommelse Communicatieadvies (RCA) in opdracht van Agentschap NL een evaluatie uitgevoerd bij 100 gemeenten. De focus van de evaluatie lag op de huidige stand van het klimaatbeleid bij gemeenten en op wat gemeenten volgens eigen zeggen nodig hebben om dat klimaatbeleid te versterken. Daarnaast is gekeken naar de waardering voor de ondersteuning van Agentschap NL en de waardering voor instrumenten zoals De Energiesubsidiewijzer, VerbeterUwHuis.nl en meer in algemene zin naar instrumenten als de website, bijeenkomsten, cursussen, nieuwsbrieven et cetera die door Agentschap NL zijn ontwikkeld. Ook is gekeken naar de bekendheid van de Klimaatambassadeurs en of hun inspanningen volgens de gemeenten effect hebben op het versterken van het lokale klimaatbeleid. De interviews met gemeenten hebben telefonisch plaatsgevonden aan de hand van een vragenlijst. Resultaten Uit de evaluatie blijkt dat de meeste gemeenten hun klimaatbeleid nu nog niet aan het herijken zijn. In veel gemeenten zijn nog tot in 2012 of 2013 SLOK-gelden beschikbaar. Herijken is pas volgend jaar of het jaar daarop aan de orde. Gemeenten maken zich al wel zorgen over hoe dat vervolg gefinancierd moet worden nu subsidie wegvalt. Algemeen is het beeld dat minder geld betekent dat het klimaatbeleid minder ambitieus zal worden. Ongeveer eenderde van de gemeenten herijkt nu al het klimaatbeleid, vaak is dat op vraag van het college. Ambities worden in sommige gevallen naar beneden bijgesteld, maar er zijn ook gemeenten die juist meer ambitie tonen. Maar ook deze gemeenten maken zich zorgen over de financiële middelen die beschikbaar zijn voor de uitvoering van het klimaatbeleid. Opvallend is dat de meeste gemeenten het zelf niet over klimaatbeleid hebben, ze gebruiken liever termen als energiebesparing en duurzaamheid. Gemeenten geven aan dat de komende jaren de focus vooral ligt op de gebouwde omgeving en duurzame energie. Samenwerking met burgers en bedrijven wordt daarbij steeds belangrijker.
1
Bijlage 07.1
Bij een zeer klein aantal (3 gemeenten) is het klimaatbeleid beëindigd. Bij de andere gemeenten is allemaal sprake van een vorm van uitvoering van klimaatbeleid. Dit verschilt per gemeente wat intensiteit betreft. Sommige gemeenten doen heel weinig en voor andere gemeenten is het echt een speerpunt waar (veel) geld en menskracht voor beschikbaar is. Over het draagvlak voor het klimaatbeleid zijn respondenten positief, het politieke draagvlak wordt hoog ingeschat. Dit draagvlak vertaalt zich niet automatisch in daadkracht en financiën. Het ambtelijke draagvlak wordt minder hoog ingeschat, maar dat is volgens de meeste respondenten wel groeiende. Wat betreft het externe draagvlak geven respondenten aan dat het heel wisselend is. Soms zijn externe partijen heel enthousiast, maar het komt ook voor dat een gemeente heel erg moet sleuren. Door de economische crisis zijn burgers en bedrijven huiverig om te investeren in duurzaamheid. Respondenten geven aan vooral gebrek aan geld en menskracht te hebben bij uitvoering van hun klimaatbeleid. Ze zien ook drempels wat betreft de spanning tussen kosten op korte termijn en de opbrengsten op lange termijn en de split incentive. Dat zorgt er voor dat marktpartijen onvoldoende investeren in duurzaamheid. Ook geven gemeenten te kennen dat het in hun ogen inconsistente Rijksbeleid en het wegvallen van subsidie de uitvoering van het lokale klimaatbeleid moeilijk maken. De Rijksoverheid zou, volgens de gemeenten, juist meer maatregelen moeten nemen om duurzame energie en energiebesparing aantrekkelijk te maken. Ze gaven aan te denken aan aanpassing van de regels in het Bouwbesluit, belastingmaatregelen, aanpassen regelgeving voor zelflevering et cetera. Groene innovaties zouden met minder regels moeten worden geconfronteerd. Er is nog wel geld voor de uitvoering van het klimaatbeleid bij ruim de helft van de respondenten, maar het is al minder dan voorheen en het zal nog minder worden. Het overgrote deel van de gemeenten pleit voor voortzetting SLOK, in welke vorm dan ook. Want zonder dat vervolg verwachten ze dat het klimaatbeleid in veel gevallen lokaal op de helling gaat. De Klimaatambassadeurs zijn niet heel erg bekend bij de respondenten (29 van de 100 geeft aan ze te kennen). Na het Klimaatcongres 2011 waren ze bekender dan daarvoor, maar heel weinig mensen kenden de ambassadeurs bij naam. Respondenten die de Klimaatambassadeurs kennen, zijn overwegend van mening dat ze goed werk leveren in de lobby naar het Rijk. Respondenten die wel eens (vaag) van ze gehoord hebben, zijn minder positief. Ze geven aan dat ze niets merken van wat de Klimaatambassadeurs doen. Ook vinden kleinere gemeenten dat de Klimaatambassadeurs wel erg gericht zijn op de Randstad en op grootstedelijke problematiek. Het instrument Energiesubsidiewijzer is goed bekend en krijgt een gemiddeld cijfer van 7,8. Kanttekening is dat er nu weinig subsidies meer zijn, waardoor het instrument zijn waarde verliest. Het instrument VerbeterUwHuis.nl is slecht bekend. De paar mensen die het kennen zijn wel positief en geven het instrument een 7,5. Een groot deel van de respondenten zegt afgelopen jaar gebruikgemaakt te hebben van de ondersteuning van Agentschap NL. Kanttekening daarbij is wel dat respondenten weten dat het onderzoek namens Agentschap NL werd uitgevoerd, dus dat zorgt er voor dat de naam snel genoemd wordt, ook als het maar om hele kleine dingen gaat zoals een keer de website bezoeken. Verder maken gemeenten veel gebruik van commerciële adviesbureaus. Het voordeel van Agentschap NL vindt een deel van de gemeenten dat het een onafhankelijke organisatie is die geen commerciële belangen heeft. Het nadeel van
2
Bijlage 07.1
Agentschap NL vinden respondenten dat de organisatie steeds meer op afstand is komen te staan. Het meeste contact met Agentschap NL verloopt digitaal via de website, Viadesk en mail. De waardering voor bijeenkomsten van Agentschap NL is groot: goed georganiseerd en met goede inhoud. Als sterkste punten van Agentschap NL worden vooral het hoge kennisniveau / goede informatiebron genoemd. De waardering voor de kennis van Agentschap is groot. Als zwakste punt wordt genoemd het wegvallen van de regionale klimaatadviseur / persoonlijke begeleiding. Agentschap NL is volgens respondenten veranderd van een actieve organisatie in een reactieve organisatie. Grote gemeenten geven aan het wegvallen van persoonlijke begeleiding van Agentschap NL op te vangen door inhuur van commerciële bureaus. Kleinere gemeenten vinden dit lastiger en zij missen de ondersteuning van Agentschap NL ook meer. De waardering voor Agentschap NL is gemiddeld een 7,3. Gemeenten geven aan dat voor het uitvoeren van hun lokaal klimaatbeleid vooral geld en tijd / capaciteit nodig is. Er is ook behoefte aan informatie over mogelijkheden van financieringsconstructies (met fondsen of gebruikmaking van WOZ), zeker nu subsidies verdwijnen. Als rol voor Agentschap NL wordt het meeste genoemd: terugkeer regionale klimaatadviseur, meer praktijkvoorbeelden/ delen kennis, en ervaring en belangenbehartiging van gemeenten bij de Rijksoverheid. Gemeenten geven aan dat Agentschap NL daarbij ook voor zichzelf moet opkomen en zichzelf wel steviger mag positioneren. Respondenten vinden het een slechte zaak dat de activiteiten van Agentschap NL voor gemeenten worden afgebouwd. Andere partijen van wie respondenten een rol verwachten bij de uitvoering van hun klimaatbeleid zijn vooral provincies en andere gemeenten. Ook willen gemeenten samenwerken met Milieudiensten en met Meer met Minder.
3
Bijlage 07.2
1
Bijlage 07.3
Plan van aanpak ISV-3 geluidbudget Regio West Brabant 1. Inleiding In de jaren voor 2003 zijn de jaarbudgetten voor gevelisolatie door het Ministerie van VROM verdeeld onder zogenaamde budgethouders. MARB, voorheen Stadsgewest Breda, heeft in deze periode als budgethouder opgetreden voor de gemeenten Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Geertruidenberg, Etten-Leur, Drimmelen, Moerdijk, Oosterhout, Werkendam, Woudrichem en Zundert. Van de uitgekeerde budgetten zijn in de afgelopen jaren veel woningen van de zogenaamde A-lijst en Raillijst binnen deze gemeenten voorzien van geluidwerende gevelmaatregelen. De resterende woningen zullen in de komende jaren dienen te worden onderzocht en indien noodzakelijk geacht te worden voorzien van aanvullende gevelwerende maatregelen. Vanaf 2003 worden er geen budgetten meer verstrekt aan budgethouders, maar worden de gelden direct, door tussenkomst van de provincie, via de ISV-gelden (Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing) aan de gemeenten beschikbaar gesteld. Door de deelnemende gemeenten, met uitzondering van Oosterhout en Breda, is besloten om ook na 2003 de geluidsanering gezamenlijk te blijven uitvoeren. De beschikbaar gestelde ISV-gelden worden in dit kader na ontvangst vanuit de provincie door de gemeenten overgemaakt aan MARB. De provincie Noord-Brabant is over deze samenwerkingsvorm geïnformeerd en heeft hiermee ingestemd. Door de continuïteit in samenwerking kunnen afspraken over de prioriteit van uitvoering van projecten worden gehandhaafd. Indien iedere gemeente zelfstandig de beschikbare ISV-gelden zou besteden, zou dit voor veel gemeenten betekenen dat de individuele jaarbudgetten niet toereikend zijn om de sanering projectmatig uit te voeren. Door alle jaarbudgetten samen te voegen is de continuïteit van een projectmatige aanpak gewaarborgd en kan met volume-aanpak voordeel worden behaald bij de aanbesteding. In 2008 is door het Algemeen Bestuur van MARB besloten om ook in de ISV-3 periode (2010-2014) te blijven werken volgens bovenstaande methode. De Regio West-Brabant heeft deze taak overgenomen. 2. Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing ISV-3 is net als zijn voorgangers een vijfjarig budget waarvan de verdeling over gemeenten en provincies vooraf bekend is. Over de inzet van de gelden zal verantwoording afgelegd moeten worden aan de gemeenten en aan de provincie. Dit moet uiterlijk drie maanden na het afgelopen van de ISV-3 periode gebeuren. Jaarlijks zal via de SISA-methode de voortgang van de projecten en de besteding van de middelen worden verantwoord.
1
Bijlage 07.3
De verdeling van het ISV-3 deelbudget Geluidshinder is in 2009 bekend gemaakt (zie tabel 1). Tabel 1: Overzicht ISV-3 budget Gemeente Subsidie Aalburg € Alphen-Chaam € 439.000 Baarle-Nassau € Drimmelen € 156.000 Etten-Leur € 58.000 Moerdijk € 460.000 Werkendam € Woudrichem € Zundert € 160.000 Totaal € 1.273.000
Tabel 2: Uitbetaling door provincie Jaar Bedrag 2010 (december) € 253.000 2011 (april) € 285.000 2012 (april) € 253.000 2013 (april) € 282.000 2014 (april) € 200.000
Totaal
€ 1.273.000
Toelichting op de tabellen 1 en 2: a. De gemeente Werkendam heeft in het verleden geen A-lijst ingediend en komt daarom niet in aanmerking voor ISV-3 budget b. Met de gemeente Geertruidenberg is afgesproken dat men de beschikbare ISV-3 (geluid) gelden in eigen beheer besteed. Hier hoeven geen werkzaamheden vanuit de Regio West Brabant te worden verricht. c. In de gemeenten Aalburg en Woudrichem is de sanering afgerond. In het kader van ISV-3 (geluid) zullen hier geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Met betrekking tot de verdeelsleutel voor het deelbudget voor geluidhinder wordt voor de woningen op de Raillijst en voor de woningen op de A-lijst die vanwege de geluidsbelasting van een rijksweg zijn gemeld, geen rijksbijdrage in het kader van ISV-3 meer berekend. Deze woningen zijn derhalve in de sleutel voor ISV-3 niet meer terug te vinden. De middelen voor deze woningen en de bijbehorende opgave gaan over naar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Wat resteert in het kader van ISV-3 zijn de middelen en de opgave met betrekking tot de A-lijst, de woningen die vanwege de geluidsbelasting van een rijksweg zijn gemeld daarbij niet meegerekend. 3. Stand van zaken sanering In tabel 2 is de huidige stand van zaken opgenomen met betrekking tot de saneringsmaatregelen. Gelet op de wijze van financiering na 2009 blijven er binnen het werkgebied van MARB nog circa 98 woningen over de vallen binnen het deelbudget Geluidshinder (A-lijst, de 207 woningen op de Raillijst in Etten-Leur zijn komen te vervallen en worden gesaneerd door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat).
2
Bijlage 07.3
Daarnaast zijn er in totaal circa 177 spijtoptanten (zie verder onder 3). Tabel 3: Stand van zaken Gemeente
Start aantal te saneren woningen (A-lijst en raillijst)
Aantal onderzochte woningen
Aantal woningen waarbij maatregelen zijn aangebracht
Aantal woningen waarbij geen maatregelen zijn aangebracht
Spijtoptanten
Voldoen aan binnenniveau/geen woning/woning gesloopt/30 km-zone 0
Uitvoering in 2012
Aalburg 2 2 1 1 Alphen239 239 110 65 64 Chaam Baarle91 91 65 16 10 Nassau Drimmelen 88 0 0 0 0 Etten-Leur 594 377 242* 29 73 33** Moerdijk 289 289 26 32 231 Woudrichem 5 5 2 1 2 Zundert 138 138 48 33 57 Totaal 1446 1141 494 177 427 * inclusief de woningen waarbij een aparte financiering heeft plaatsgevonden via de provincie Noord-Brabant ** uitvoering via ISV-2 budget
Totaal
1 129 26 0 135 263 3 90 647
4. Spijtoptanten Bij de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet geluidhinderop 1 januari 2007 is duidelijkheid verkregen over de zogenaamde spijtoptanten (eigenaren die niet wensen in te gaan op het aanbod van woningsanering). Binnen de gewijzigde wet kunnen deze woningen formeel juridisch worden afgeschreven. De saneringsplicht voor de gemeente komt hierdoor te vervallen. Spijtoptanten uit vroegere saneringsprojecten zullen aan het eind van de saneringsoperatie formeel gezien nog eenmaal benaderd moeten worden met de vraag of men op dat moment in deelname geïnteresseerd is. Als dit zo blijkt te zijn, dan dient de woning alsnog te worden gesaneerd. 5. Te ondernemen acties per gemeente Alphen-Chaam Ter afronding van werkzaamheden uit het verleden dienen de weigeraars en spijtoptanten uit vorige projecten te worden aangeschreven. Omdat niet alle A-lijst woningen in Alphen-Chaam in projectvorm zijn onderzocht kan, afhankelijk van het beschikbare budget, een nieuw saneringsproject worden opgestart. Hiervoor dient er vooraf wel bepaald te worden welke woningen er in het verleden gevelmaatregelen aangeboden hebben gekregen. Dit dient te geschieden d.m.v. een dossieronderzoek in de dossierstukken van DvL. In totaal gaat het om circa 65 woningen. De woningeigenaren wordt nog een laatste kans geboden om een gevelisolatieonderzoek te laten uitvoeren. De woningen waarvan de eigenaren positief reageren en waar nog maatregelen aangebracht moeten worden uitvoeren, alle overige woningen formeel afschrijven.
3
Bijlage 07.3
Baarle-Nassau Aanschrijven van de weigeraars en spijtoptanten uit vorige projecten (totaal 16 woningen). De woningeigenaren wordt zo nog een laatste kans geboden om een gevelisolatieonderzoek te laten uitvoeren. De woningen waarvan de eigenaren positief reageren en waar nog maatregelen aangebracht moeten worden uitvoeren, alle overige woningen formeel afschrijven. Na uitvoering van deze werkzaamheden kan de sanering van de A-lijst van de gemeente Baarle-Nassau als afgerond worden beschouwd. Etten-Leur In Etten-Leur staan nog 10 woningen op de A-lijst die nog niet nader onderzocht zijn. Twee woningen zijn gelegen aan de Roosendaalseweg en 8 aan de Lange Brugstraat. De twee aan de Roosendaalseweg ondervinden mogelijk een lagere geluidbelasting als op de A-lijst staat vermeld i.v.m. de reconstructie van de Rijksweg. Voor de woningen aan de Lange Brugstraat zou een gevelonderzoek kunnen worden opgestart. Na afronding van dit onderzoek kan de sanering van de A-lijst van Etten Leur als afgerond beschouwd worden. De woningen op de raillijst worden verder afgewerkt door ProRail. Door de gemeente dient er een actuele geluidbelasting te worden aangeleverd. Drimmelen In de gemeente Drimmelen zijn in het verleden geen saneringsprojecten uitgevoerd. Dit betekent dat de gehele A-lijst (totaal 88 woningen) nog open staat. Voorgesteld wordt in 2012 twee projecten hiervan op te starten, tw. Zuideindsestraat (13 woningen) en Godfried Schalkenstraat (16 woningen). Voor beide projecten dient wel een actuele geluidbelasting bepaald te worden. De gemeente dient hiervoor de verkeerscijfers en een digitale ondergrond aan te leveren. De resterende woningen van de A-lijst liggen in de Adelstraat (is 30 km/uur weg geworden) en de Nieuwstraat (een richting gemaakt en verkeersluw). Voor de Nieuwstraat zou een “papieren”” sanering kunnen worden voorbereid. Moerdijk Een eerste actie die binnen de gemeente Moerdijk kan worden opgestart is het aanschrijven van de weigeraars en spijtoptanten uit vorige projecten (totaal ca. 30 woningen). De woningeigenaren wordt nog een laatste kans geboden om een gevelisolatieonderzoek te laten uitvoeren. De woningen waarvan de eigenaren positief reageren en waar nog maatregelen aangebracht moeten worden uitvoeren, alle overige woningen formeel afschrijven. Een tweede actie is de afhandeling van de A-lijst woningen in de kern Klundert(totaal 49 woningen). Hier zijn veel A-lijst woningen gelegen in 30 km/uur gebieden en is er met verkeersmaatregelen een grote geluidreductie op de gevels van de woningen gerealiseerd. Mogelijk kan een groot deel van de A-lijst woningen door middel van een “papieren” sanering worden afgemeld. Bij de woningen die nog voor gevelmaatregelen in aanmerking komen kunnen isolatievoorstellen uitgewerkt worden. Zundert Aanschrijven van de weigeraars en spijtoptanten uit vorige projecten (totaal nog ca. 30 woningen). De woningeigenaren wordt zo nog een laatste kans geboden om een gevelisolatieonderzoek te laten uitvoeren. De woningen waarvan de eigenaren positief reageren en waar nog maatregelen aangebracht moeten worden uitvoeren, alle overige woningen formeel afschrijven. Na uitvoering van deze werkzaamheden kan de sanering van de A-lijst van de gemeente Zundert als afgerond worden beschouwd.
4
Bijlage 07.3
6. Financiering en planning Begroting In totaal is er € 1.273.000,- beschikbaar. Indien nodig kan er geschoven worden tussen de verschillende projecten. Bij de berekening is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: a. Gemiddeld 60% van de woningeigenaren die wordt aangeschreven gaat akkoord; b. Gemiddeld bedragen de kosten € 9.500 per woning exclusief advieskosten c. Gemiddeld bedragen de advieskosten € 750 per woning
Afhandeling spijtoptanten
€
803.700
€
305.900
Uren begeleiding RWB Uren begeleiding extern adviseur Risico-afdekking en reserve
€ € €
35.700 87.700 40.000
TOTAAL
€
1.273.000
Alphen-Chaam Baarle-Nassau Moerdijk Zundert
€ € € €
370.500 91.200 171.000 171.000
Etten-Leur Drimmelen Moerdijk
€ € €
45.600 165.300 95.000
Afwerking A-lijst
Planning De projecten worden in onderstaande volgorde uitgevoerd: 2012
2013
1a. Aanschrijven spijtoptanten Baarle-Nassau en Zundert 1b. Uitvoeren maatregelen Baarle-Nassau en Zundert 1c. Formeel afschrijven van de overige woningen in Baarle-Nassau en Zundert 2a. Overleg voeren met Drimmelen en Moerdijk over projectvoorstellen 2b. Aanschrijven spijtoptanten Moerdijk 2c. Aanschrijven woningeigenaren Drimmelen 2d. Uitvoeren maatregelen Moerdijk en Drimmelen 2e. Formeel afschrijven van de overige woningen in Drimmelen en Moerdijk 3a. Aanschrijven spijtoptanten Alphen-Chaam 3b. Uitvoeren maatregelen Alphen-Chaam 3c. Formeel afschrijven van de overige woningen in Alphen-Chaam
2014
4a. Onderzoek naar status woningen Etten-Leur 4b. Aanschrijven woningeigenaren Etten-Leur 4c. Uitvoeren maatregelen Etten-Leur 4d. Formeel afschrijven van de overige woningen in Etten-Leur
5
Bijlage 07.4
Werklocaties en duurzaamheid Voor bedrijven is het belangrijk dat ze gevestigd zijn in een goede en aantrekkelijke omgeving. Een omgeving die past bij de uitstraling van hun bedrijf, in een pand dat hun imago benadrukt. De kwaliteit van werklocaties gaat over meerdere aspecten. Het gaat bijvoorbeeld over segmentering (juiste bedrijf op de juiste plaats), representativiteit en veiligheid, bereikbaarheid, inrichting, intensief ruimtegebruik, milieuprestaties (denk aan bodem, water, lucht, energie, afval), organisatie en beheer. En daarbij zijn meerdere schaalniveaus aan de orde: van de kwaliteit van het pand en de kavel tot de regionale samenhang tussen werklocaties. De kwaliteit op werklocaties moet duurzaam zijn en aansluiten bij de behoefte van ondernemers. Wat is duurzaamheid Bij de verdere ontwikkeling van de regio West-Brabant is duurzaamheid een leidend principe. Het is de centrale waarde in de Strategische Agenda West-Brabant 2012-2020. In het kader van de werklocaties wordt onder duurzaamheid het volgende verstaan: samenwerking op werklocaties tussen bedrijven en overheden, gericht op het verbeteren van het (bedrijfs-) economisch resultaat, de vermindering van de milieubelasting en een efficienter ruimtegebruik. Ook de sociale aspecten behoren hiertoe. Bij een duurzame (her)inrichting van bedrijventerreinen worden de milieuopgaven (basiskwaliteit), milieukansen en milieu-innovaties in relatie gebracht met de economische en sociaal-maatschappelijke consequenties. Daarbij gaat het niet alleen om de klassieke milieuproblemen in relatie tot bodem, water en lucht, maar ook om andere problemen die de leefomgevings- en ruimtelijke kwaliteit aantasten, zoals geluid, stank, veiligheid en ruimtegebruik. Duurzaamheid en goed beheer van bedrijventerreinen Bedrijven moeten zo lang mogelijk op hun bedrijfslocatie kunnen blijven functioneren. Dat wil zeggen dat de locaties aansluiten bij de behoefte van ondernemers en aan de eisen die daar maatschappelijk aan worden gesteld, bedrijven op een goede manier milieuhygiënisch zijn ingepast en dat ze op een juiste manier bereikbaar zijn. Dit begint met een duurzame inpassing van het terrein en de bedrijvigheid in de omgeving, met zo veel mogelijk duurzaam en energiezuinig bouwen en met duurzaam gebruik van materiaal.
1
Bijlage 07.5
1
Bijlage 07.5
2
Bijlage 07.5
Bijlage 07.6
Voorblad Agendapunt 07 deltaprogramma Bestuurscommissie
Ruimtelijke Ontwikkeling en Wonen
Datum
12 juni 2012
Status
besluitvormend Tijdens uw bestuurscommissievergadering op 27 maart 2012 nam u kennis van de beantwoording van de 5 watervragen en de daaruit voortvloeiende acties. U besloot onder andere om dit onderwerp verder uit te diepen in een apart te organiseren bestuurlijke bijeenkomst. Tevens besloot u om op verschillende momenten de gemeenteraden en het maatschappelijk middenveld door middel van informatiebijeenkomsten te betrekken in de voortgang van de diverse processen en opgaven van het Deltaprogramma.
INLEIDING
KERN VOORSTEL
De bestuurlijke verdiepingsbijeenkomst vond plaats op 14 mei 2012. De presentaties die daar werden gegeven vanuit de 3 deelprogramma‟s Rivieren (Pim Neefjes), Zuidwestelijke Delta (Joost Schrijnen) en Rijnmond Drechtsteden (Harry van Huut) heeft u per e-mail ontvangen. Aan de hand van dit informerende gedeelte van het overleg werd afgesproken om de uitkomsten van het gesprek met staatssecretaris Atsma op 29 mei 2012 inzake het Volkerak Zoommeer af te wachten. Daarna zou de regio moeten inventariseren welke bestaande eigen plannen het Deltaprogramma raken. De aanwezige bestuurders van diverse gemeenten en waterschap Brabantse Delta, stellen voor om toe te werken naar het vaststellen van een regionale visie op het Deltaprogramma tijdens uw bestuurscommissievergadering op 4 december 2012. Het initiatief hiervoor willen zij neerleggen bij de RWB, de Trojka Water en Arie Haasnoot (gemeenteambassadeur Deltaprogramma). In dit traject achten zij een goede communicatie in het algemeen, en in het bijzonder die met raadsleden en ZLTO, belangrijk. Gedacht wordt aan het organiseren van 2 ateliers in het najaar. Het voorgestelde tijdspad ziet er als volgt uit: Opstellen concept Plan van Aanpak door RWB, Juni 2012: Trojka Water en A. Haasnoot Bespreken concept Plan van Aanpak in 6 september 2012: contactambtenarenoverleg RO/Wo Vaststellen Plan van Aanpak in 2 oktober 2012: bestuurscommissie RO/Wo Uitwerking (in ateliers?) Oktober 2012: Bespreken concept visie in 1 november 2012: contactambtenarenoverleg RO/Wo
3
Bijlage 07.5
ARGUMENTEN
ADVIES VOOR BESLUITVORMING
Vaststellen visie in bestuurscommissie RO/Wo 6 december 2012: Voor de uitwerking van het bovenstaande is naar het zich laat aanzien, enige externe ondersteuning nodig. Het voorstel is om hiervoor per gemeente € 300,-- beschikbaar te stellen. Ook Waterschap Brabantse Delta wordt verzocht deze bijdrage te leveren, gezien hun grote betrokkenheid. Verbinding van het Deltaprogramma met plannen uit de Strategische Agenda West-Brabant, Ruimtelijke visie West-Brabant, Brabant aan Zee, Krekenvisie en overige plannen biedt op (lange) termijn kansen voor de regio. Het Rijk hecht belang aan bestuurlijk draagvlak binnen de regio voor de in 2015 te nemen Deltabeslissingen. Het ontwikkelen van een regionale visie op het Deltaprogramma versterkt de kracht van de regio. 1. Instemmen met het opstellen van een regionale visie op het Deltaprogramma 2. Instemmen met het voorgestelde tijdspad 3. Een bijdrage van € 300,-- per regiogemeente / Waterschap Brabantse Delta beschikbaar stellen als werkbudget voor het opstellen van de visie, zodat totaal € 6.000,-- beschikbaar is
4