Tijd van Steden en Staten Vooraf Dit is de eerste van vier lessen die het tijdperk van steden en staten behandelt. Dit tijdperk - van 1200 tot 1500 - wordt traditioneel aangeduid als de late Middeleeuwen. In deze periode zien we in grote delen van Europa de macht verschuiven van de adel en het platteland naar de burgerij en de steden. Bij de adel draaide alles om het bezit van land en de voortzetting van de dynastie, maar voor de stedelingen, de nieuwe klasse van kooplieden en burgers, waren winst en kennis belangrijker. De stadsburgers stellen zich onafhankelijker op tegenover adel en vorst, kortom 'stadslucht maakt vrij'. De opkomst van de steden kondigde dan ook de nieuwe tijd aan. Vanaf 1200 nam de handel op de rivieren en langs de kusten van de Oostzee en de Noordzee snel toe. Kooplieden vervoerden grote ladingen vracht met zogeheten koggeschepen van 15 tot wel 30 meter lang. Er werd druk gehandeld in vis, bier, wijn, zout, granen, hout, dierenhuiden en laken. De steden groeiden en bloeiden, bouwden stadsmuren en er verschenen rijke koopmanshuizen. De kooplieden zochten samenwerking om zo voordeliger te kunnen inkopen, veiliger te reizen en om elkaar te beschermen tegen hebberige landsheren en roofridders. In 1356 wordt in het Duitse stadje Lübeck een handelsverbond opgericht, de Hanze. Niet alleen de handelaren maar ook de steden besluiten nu te gaan samenwerken. Gaandeweg sluiten riviersteden als Kampen, Zwolle, Zutphen, Deventer, Tiel en Nijmegen zich bij de Hanze aan. De Hanze wordt een internationaal verbond met een accent op de steden rond de Oostzee. Het Hanzenetwerk dreef ook handel buiten dit gebied, met Londen en zelfs met Spaanse steden. In de zestiende eeuw namen de steden aan de Noordzeekust de handel over. De handel met grotere schepen werd intercontinentaal. Tot ongeveer 1600 werd eerst Antwerpen het centrum van de handel en daarna nam Amsterdam de koppositie over. De Hanze stortte in. Steden als Nijmegen waren over hun hoogtepunt heen. Een andere opvallende ontwikkeling in de late Middeleeuwen was de opkomst van de nationale staat. Veel kleine vorstendommetjes gingen op in grotere eenheden en zo ontstonden de staten die we nu kennen als Frankrijk, Engeland, Zweden, enzovoort. Ook voor Nederland als nationale staat werd in dit tijdperk het fundament gelegd, want het machtige hertogdom Bourgondië (Oost-Frankrijk) wist in de loop van ruim honderd jaar door strijd en een uitgekiende huwelijkspolitiek alle vorstendommen in de huidige Benelux te verenigen. Het koppige en agressieve hertogdom Gelre waarvan Nijmegen de belangrijkste stad was - bleef het langst zijn onafhankelijkheid verdedigen. Tussen 1350 en 1450 woedde in West Europa de eerste oorlog tussen nationale staten; de zogeheten Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Deze oorlog had grote gevolgen, ook in Gelre en in Nijmegen. Omdat Willem Van Gulik, de hertog van Gelre, de kant van Engeland koos, kreeg hij het automatisch aan de stok met de koning van Frankrijk en diens broer, de machtige hertog van Bourgondië. De directe buur van Gelre, het hertogdom Brabant, stond onder bescherming van Bourgondië. Gelre bemoeide zich vaak met Brabantse zaken. Bourgondië en Brabant zagen dit als een provocatie. Ze verzamelden een groot leger om Gelre en Nijmegen een lesje te leren. Dat liep niet zoals ze hadden verwacht. Aan de oevers van de Maas, op ongeveer 15 kilometer van Nijmegen, werd het Bourgondisch/Brabantse leger verrast door een veel kleinere strijdmacht van Gelderse ridders en gewapende burgers van Nijmegen. De daarop volgende slachtpartij staat bekend als de Slag bij Niftrik of - in het Frans - La bataille de Ravenstein (Ravenstein was het Brabantse stadje recht tegenover het Gelderse dorpje Niftrik). De Brabanders werden in de pan gehakt. Aan Gelders/Nijmeegse kant waren 'slechts' honderd slachtoffers, aan Brabantse kant enkele duizenden. Ook werden veel Brabanders krijgsgevangen genomen. Alleen tegen betaling van een hoog losgeld werden ze uiteindelijk vrijgelaten. Het hertogdom Gelre had haar onafhankelijkheid voorlopig kunnen redden.
Les 1 Oorlog met Brabant! Les 1 begint met een voorleesverhaal over de Slag bij Niftrik. In de zomer van 1388, toen deze slag plaatsvond, waren de gebroeders Van Limburg nog kinderen. De oudste, Herman, was hoogstens tien, de jongste was nog in de peuterleeftijd. Het is waarschijnlijk dat hun vader, de houtsnijder Arnold van Aken, en hun oom, de later beroemde schilder Johan Maelwael, zelf aan de strijd hebben deelgenomen. Als burgers van Nijmegen, maar ook door hun banden met de hertog van Gelre, waren ze dat verplicht. Mogelijk heeft zelfs de opa van de gebroeders nog meegevochten, want in Nijmegen was een burger in principe tot zijn zestigste verplicht om mee te vechten. De oudste van de drie broertjes zullen vast iets mee hebben gekregen van de spanning tijdens die voor Nijmegen bange dagen. Vrijwel zeker zijn ze getuigen geweest van de triomfantelijke intocht van de hertog en zijn mannen en de feestelijke dankdienst in de Sint Stevenskerk na de overwinning Wij kennen het verhaal van de Slag bij Niftrik uit het werk van de 15de eeuwse Franse kroniekschrijver Jean Froissart. Froissart beschrijft tot in detail de gebeurtenissen in het Rijk van Nijmegen in de zomer van 1388 en natuurlijk vooral het verloop en de gevolgen van het korte maar bloedige gevecht aan de Maas. Uit een vroege, handgeschreven versie van deze kroniek zijn twee miniaturen bewaard gebleven die de slag plastisch in beeld brengen. Deze miniaturen zijn dus niet geschilderd door de gebroeders Van Limburg, maar door tijdgenoten. De beide afbeeldingen kunt u hier downloaden en gebruiken als illustraties bij de les. In een van de opdrachten moeten de leerlingen bovendien een aantal vragen beantwoorden naar aanleiding van beide miniaturen.
Verhaal Oorlog met Brabant! Oom Johan, vertel nog eens over uw litteken?! Paul van Limburg, of Polleke, zoals zijn familie hem
noemde, vroeg het bijna zeurderig, maar hij keek niet op van zijn werk. Hij beet met zijn voortanden op zijn onderlip terwijl hij bezig was de kop van een stier op een schild te tekenen, zo uit zijn hoofd, zonder voorbeeld. De stier zag er woest uit. De ogen leken te leven. Oom Johan verbaasde zich. Al meer dan tien jaar stond hij bekend als de beste schilder van Nijmegen, van heel Gelre zelfs, maar hij wist dat dat niet lang meer zou duren. Nog een paar jaar en hij zou overtroffen worden door zijn eigen neefjes, en zeker door Paul, de middelste van de drie. Oom Johan protesteerde. Hij was druk met het beschilderen van een grote scheepsvlag. Mijn litteken? Jongens, dat verhaal hebben jullie al wel tien keer gehoord... Paul, Johan en Herman bleven stil. Ze werkten door. Paul was aan het tekenen, Herman, de oudste, hamerde bladgoud zo dun als maar kon en kleine Johan maakte een zak mosselschelpen schoon die in de werkplaats werden gebruikt om verf te mengen. .... maar goed, als jullie dat zo nodig willen zal ik het nog wel een keer vertellen. Het kan geen kwaad te horen hoe dapper wij Nijmegenaren zijn! De jongens keken elkaar heimelijk aan en glimlachten. Oom Johan deed niets liever dan vertellen. En ook al vertelde hij hetzelfde verhaal, het kwam er toch telkens weer anders uit. Oom Johan begon op een rustige toon, terwijl hij bleef kijken of de jongens hun werk goed deden
Het was op een warme zomermiddag, nu bijna vijf jaar geleden. Al weken waren de Brabanders bezig om de stad Grave te belegeren. Ze waren woedend dat wij Geldersen daar nog zaten, want Grave hoorde immers bij Brabant? Maar wij bleven. De Brabanders probeerden van alles om ons weg te krijgen. Ze schoten met kannonen, maar dat hielp niet. Toen gooiden ze met een grote katapult dode koeien en varkens over de muren om zo enge ziektes te verspreiden, zoals de pest. Maar we lieten ons niet verjagen, ook al waren we met veel minder. Ze konden ons niet uithongeren, want over de rivier de Maas kon zonder veel problemen voedsel naar Grave worden gebracht. Maar de Brabanders werden geholpen door de Bourgondiërs en dat zijn geslepen lui.... Ze hadden een list bedacht: Ze lieten Grave gewoon links liggen en staken midden in de nacht stilletjes de Maas over, vlak bij het stadje Ravenstein. Wij hadden overal langs de Maas wachtposten, waardoor onze hertog Willem werd gewaarschuwd. We schrokken ons bijna dood. De Brabanders, volgens onze verkenners ongeveer 10.000 man sterk, waren nu op nog geen drie uur lopen van Nijmegen. Zoals jullie weten is onze stad moeilijk te verdedigen, want de stadsmuren zijn nog niet af. En vijf jaar geleden al helemaal niet. Op sommige plaatsen waren er al stenen muren, torens en poorten, maar op andere plekken was er alleen maar een droge gracht met doornstruiken en daarachter een aarden wal met scherpe stokken. Toen het bericht de stad bereikte stuurden veel burgers die het konden betalen hun vrouwen, kinderen en kostbaarheden naar veilige plekken, zoals Kleef, Utrecht of Keulen. Andere mensen vertrouwden op de sterke muren van de Valkhofburcht... De Brabanders staken zonder problemen de Maas over. Dat maakte ze overmoedig. Als ze door waren gelopen hadden ze Nijmegen bij verrassing in kunnen nemen, maar ze begonnen meteen met het plunderen en in brand steken van dorpjes in de buurt. Vanaf de muren van de stad zagen we de rookwolken: Wijchen, Niftrik, Keent en Balgoy, allemaal gingen ze in vlammen op. Hertog Willem riep alle gewapende mannen bijeen. Een paar honderd man bleef achter om de stad te verdedigen. Maar de vierhonderd sterkste, best bewapende mannen gingen tegen de avond met ongeveer evenveel Gelderse ridders op weg, de vijand tegemoet. In de nacht trokken ze over de dijk door het Teerse Broek. Toen ze in de buurt van Niftrik kwamen, zagen ze de rode gloed van de brandende boerderijen. Even later hoorden ze het woeste gezang van de Brabanders, die zich het geroofde bier goed lieten smaken. Ze waren zo zeker van hun overmacht dat ze geen wachtposten hadden uitgezet. Hertog Willem besloot geduldig te zijn. 'Laat ze maar drinken', zei hij, 'dan kan het bier de helft van ons werk doen....' Wij Nijmeegse mannen deden een wit lint om onze bovenarm zodat we elkaar zouden herkennen. Pas toen het licht begon te worden vielen de Brabanders in slaap, moe van het
roven en zuipen. Hertog Willem verzamelde zijn ridders in alle stilte en toen gaf hij een teken met zijn arm en riep: 'Voorwaarts, voorwaarts, in naam van God en Sint Joris. De Heilige Maagd Maria die ik mijn belofte heb gedaan, zal voor ons strijden!' In volle galop stormde vierhonderd zwaar gewapende Gelderse ridders over het Brabantse kamp. Wij mannen van Nijmegen kwamen daar achteraan. We maakten zoveel mogelijk herrie als we konden. We wilden de vijand het idee geven dat we met duizenden waren. Onder de Brabanders ontstond grote paniek. Verdoofd door de drank en verward door de onverwachte aanval liepen ze door elkaar als kippen zonder kop. Toen ze merkten dat ze ingesloten waren vluchtten ze de enige kant op waar ze nog heen konden, de kant van de Maas. Honderden Brabanders kwamen vast te zitten in de modder en konden door ons makkelijk worden gedood. Nog veel meer Brabanders en tientallen Bourgondische ridders renden het water in, maar ze werden door hun zware uitrusting naar beneden gezogen en verdronken jammerlijk. Het gevecht, zeg maar rustig de slachtpartij, duurde twee uur. De rivier was rood van het bloed. Overal lagen lijken en klonk het gejammer van de gewonden. Grote groepen Brabanders gaven zich over, maar een aantal Bourgondische ridders hield stand bij een groepje bomen en probeerde te ontsnappen. Ik wist wie het waren, want ik herkende hun schilden uit opa's wapenboek. Ik zag de heer van Baarle en zijn mannen en vlak bij hem Kanselier Zouteleeuw, de rechterhand van hertog Filips de Stoute. Ze waren allemaal in de grootste verwarring, zeg maar paniek. Ze schreeuwden door elkaar en hadden hun paarden nauwelijks meer in bedwang. Ik zag onze hertog vlak bij. Ik rende naar hem toe riep: Heer! heer! daar bij het hek... op die schimmel: dat is Kanselier Zouteleeuw! Laten we hem grijpen! Hij is zijn gewicht in goud waard! Hertog Willem had wel vijftig ridders om zich heen. Die snapten onmiddellijk wat ik bedoelde. Als een man stoven ze naar de vijandelijke groep rond de heer van Baarle. Het was een kort maar hevig gevecht. Al gauw lagen er overal bloedende mannen en paarden op de natte grond. Ineens zag ik dat de Heer van Baarle probeerde te ontsnappen. Hij liet Kanselier Zouteleeuw in de steek en probeerde zijn eigen hachie te redden. Ik rende hem achterna. Al gauw struikelde zijn paard. De Heer van Baarle viel. In een paar sprongen was ik bij hem. Hij was niet echt gewond, maar vanwege zijn zware harnas kon hij ook niet meer opstaan. Ik ging bovenop hem zitten en hield mijn dolk bij zijn ogen. Maar met zijn ijzeren hand sloeg hij mij in mijn gezicht. Ik begon heel erg te bloeden. Mijn neus was gebroken en mijn huid was gebarsten van mijn mond tot mijn oor. Als ik uitademde kwamen er bloedbellen uit mijn neus. Maar ik bleef op hem zitten en gaf hem verder geen kans. Ik wilde hem niet doodsteken, want alleen levend was hij geld waard. Al gauw werd ik geholpen door jullie vader en Meester Adam. Zij bonden de Heer van Baarle vast. Die schold verschrikkelijk, maar ineens was hij stil, bewusteloos. We sleepten hem naar het pad en legden hem op een kruiwagen. Jullie vader zette mijn neus weer een beetje recht. Met wat nat gras probeerde ik het bloeden te stoppen. Ik voelde geen pijn, alleen opwinding. Alle mannen kwamen me feliciteren. Tegen de middag waren de laatste gevechten afgelopen. De Maas was rood van het bloed. Overal lagen doden en gewonden. We gingen terug naar Nijmegen. Onderweg kwam Hertog Willem, zoals iedereen weet toch de dapperste ridder van Europa, me gelukwensen met 'mijn' gevangene en mijn moed. Bij de windmolen stonden Nijmegenaren ons op te wachten. Ook jullie moeder was daar, met Paul en Herman. Kleine Johan moest nog geboren worden. We liepen meteen door naar de Grote Markt en de kerk. Daar baden we het Te Deum en dankten de Heilige Maagd om Haar hulp. De vaandels van de gedode of gevangen genomen ridders werden rond Haar altaar opgehangen. De Heer van Baarle en Kanselier Zouteleeuw werden opgesloten in het Valkhof. Het zou nog acht maanden duren voor ze werden vrijgekocht... De nederlaag van de Brabanders was compleet. Ze trokken zich terug en zijn hier nooit meer gezien. En nu onze muren bijna klaar zijn, hoeven we ook nooit meer bang voor ze te zijn... De drie broers zuchtten hoorbaar. Het was en het bleef een prachtig verhaal. En wat was hun oom dapper! Jammer dat hij over een paar weken Nijmegen zou verlaten, voor lange tijd nog wel, om in Frankrijk te gaan werken. Voor de koningin nog wel... Wat zouden ze graag met hem mee gaan naar Parijs. Maar dat zou er wel nooit van komen...
Opdrachten Oorlog met Brabant!
Hier zie je een oude afbeelding van de Slag bij Niftrik in 1388. Net zoals bij de meeste middeleeuwse kunstwerken weten we niet wie deze afbeelding heeft gemaakt. We weten wel dat de kunstenaar in dezelfde tijd leefde en werkte als de Nijmeegse broers Van Limburg, dus tussen 1400 en 1500, de late Middeleeuwen. Links zie je het leger van Gelre in gesloten formatie. De Brabanders rechts, vluchten de rivier in.
Vraag 1. De Gelderse ridders en de Nijmeegse burgers drijven de Brabanders en de Bourgondiërs de rivier in. Welke rivier is dit? a. de Waal b. de Nijl c. de Maas d. de Roer Vraag 2. Aan de overkant (de Brabantse kant van de rivier) ligt, vlak aan het water, een stadje. Hoe heet dit stadje: a. Ravenstein b. Lent c. Den Bosch d. Arnhem Vraag 3. Hoe heet de grote stad met muren en torens op de achtergrond? a. Parijs b. Keulen c. Wychen d. Nijmegen
Leesteksten met opdrachten Nijmegen was een grote stad 500 à 600 jaar geleden, in de late Middeleeuwen dus, woonden er in Nijmegen ongeveer 10.000 mensen. Tegenwoordig is een plaats met tienduizend inwoners een groot dorp, maar in die tijd sprak men dan van een behoorlijk grote stad. In Nederland waren er maar twee steden die groter waren: Utrecht en Dordrecht. Voor grotere steden moest je verder weg. Keulen, op ruim 100 kilometer van Nijmegen, was met zijn 30.000 inwoners voor de meeste Nijmegenaren 'de grote stad'. Voor nog grotere steden moest je nog verder weg reizen. Parijs had 100.000 inwoners, net zoals Milaan, Venetië en Napels. De grootste stad van Europa was Constantinopel, dat in 1453 werd veroverd door de Turken, en sindsdien Istanbul wordt genoemd. Constantinopel had een half miljoen inwoners. Dat waren er evenveel als in heel Nederland. Nog steeds is Istanbul de grootste stad van Europa. En nog steeds wonen daar evenveel mensen als in heel Nederland (bijna 17 miljoen) Vraag 4: In het jaar 1400 waren er in Europa kleine en grote steden. Zet deze steden in de goede volgorde van klein naar groot: Constantinopel, Keulen, Utrecht, Nijmegen, Parijs.
Wie was in middeleeuws Nijmegen de baas? Tot ongeveer 1250 was de Duitse keizer de baas van Nijmegen. De keizer woonde meestal niet op een plaats, maar reisde, met zijn familie, dienaren en raadgevers (die samen het hof werden genoemd) rond van stad naar stad, van kasteel naar kasteel Op die manier was de keizer vaak, maar lang niet altijd, in Nijmegen, in zijn burcht (kasteel) die het Valkhof werd genoemd. Als hij er niet was, bestuurde een plaatsvervanger het Valkhof. Deze werd de burggraaf genoemd. Hij moest er voor zorgen dat alles goed liep als de keizer en zijn hof er niet waren. De keizer en ook de burggraaf bemoeide zich alleen met heel belangrijke zaken. Minder ernstige zaken, die alleen van belang waren voor burgers van Nijmegen, werden geregeld door het stadsbestuur dat bestond uit twee burgemeesters en een raad die was samengesteld uit de belangrijkste en rijkste families van de stad. Tenslotte was er nog een groep mensen die namens de kooplieden en schippers een oogje hielden op de uitgaven (het geld). Deze extra gemeenteraad werd het Sinterklaasgilde genoemd (omdat Sint Nicolaas de beschermer was van schippers en kooplieden). Vraag 5: Wie hoort bij wat? Zet de volgende woorden in het goede rijtje onder:
(1) Valkhof (burcht/kasteel) of onder: (2) stadsbestuur
Sinterklaasgilde, burggraaf, burgemeester, hof, keizer, (gemeente)raad De verdediging van de stad Middeleeuwse steden zoals Nijmegen moesten zichzelf vaak verdedigen tegen aanvallen. Nijmegen had in het begin nog geen echte stadsmuren. Bij een aanval zochten de bewoners dan ook bescherming binnen de muren van het machtige kasteel op het Valkhof. Dat lag aan de rand van de stad. Toen Nijmegen begon te groeien kwam ook het Valkhofkasteel binnen de stad te liggen en kreeg heel Nijmegen muren, torens, poorten en (droge) grachten. Tot een kilometer buiten die stadsmuren mocht niemand wonen of bouwen. Er mochten ook geen bomen of struiken staan. Op die manier was vanaf de torens van de stad de vijand altijd zichtbaar en konden de Nijmegenaren niet worden verrast door een aanval. De noordkant van de stad had geen echte stadsmuur. Daar stroomde de brede rivier de Waal die meestal voldoende bescherming gaf (er waren toen nog geen bruggen). De stad werd verdedigd door de bewoners zelf. Elke buurt moest zijn eigen deel van de stadsmuur verdedigen. Iedereen die sterk genoeg was - man, vrouw, jong, oud - hielp mee, want de vijand kende vaak geen genade.
Opdracht: Hier zie je een plattegrond van het centrum van Nijmegen.
Zet met een rood potlood een V waar ongeveer vroeger de Valkhofburcht stond. Laat vervolgens met een andere kleur zien waar (ongeveer) vroeger de stadsmuur (met gracht) rond Nijmegen liep. Tip: Straten waar vroeger de stadsmuur liep heten in Nijmegen Walstraten (zoals de Derde Walstraat). Straten waar vroeger grachten waren heten nu singels (zoals de Kronenburgersingel en de Oranjesingel).
Tip: In elke klas zijn wel kinderen die speciaal geïnteresseerd zijn in de Middeleeuwen. Stimuleer deze belangstelling en wijs ze op de boeken en films die elders op deze site worden besproken. Als klassikaal voorleesboek is Geef m e de ruim te! van Thea B eckm an goed geschikt. Kijk ook bij de lees- en kijktips op de website
Antwoorden lesbrief 1 Oorlog met Brabant! 1 c. de Maas 2 a. Ravenstein 3 d. Nijmegen 4. Nijmegen, Utrecht, Keulen, Parijs, Constantinopel 5.
(1) Valkhof (burcht/kasteel) burggraaf hof keizer
(2) stadsbestuur Sinterklaasgilde burgemeester (gemeente)raad