Themarapport Voeding en bewegen
Inleiding
In het najaar van 2011 heeft de GGD Hollands Noorden de Kindermonitor 0-12 jaar uitgevoerd. Het doel
van de Kindermonitor is om de gemeente, de GGD en andere belanghebbenden inzicht te geven in de
gezondheid en leefstijl van kinderen van 0-12 jaar in de regio Noord-Holland Noord. In Noord-Holland
Noord wonen ongeveer 91.000 kinderen van 0-12 jaar. Via een willekeurige steekproef uit het GBA
(Gemeentelijke Basisadministratie) zijn 37.416 ouders geselecteerd en gevraagd een vragenlijst over hun
kind in te vullen via internet. Hiervan vulden 21.089 ouders de vragenlijst over hun kind in, een respons van 56%.
Dit themarapport gaat over voeding en bewegen. In dit themarapport wordt gekeken of er verschillen zijn
tussen jongens en meisjes, leeftijd en opleidingsniveau van de ouders. Daarnaast worden resultaten, waar
mogelijk, vergeleken met eerder onderzoek van de GGDHN 1. Soms is een onderwerp alleen van toepassing op een bepaalde leeftijdsgroep, dit wordt aangegeven in de tekst. N
Eenoudergezin
Allochtoon
Gezinsopleiding laag
0-4 jaar
27.443
4,4
15
18
17
8-12 jaar
33.324
8,1
14
25
21
4-8 jaar
30.124
%
6,3
%
15
%
Inkomen beneden modaal
21
%
18
Jongens
46.588
6,3
15
21
19
Noord-Holland Noord
90.891
6,4
15
21
19
Meisjes
1 2
44.303
6,4
15
22
In 2007 is de kindermonitor 0-12 jaar uitgevoerd in de KNH en WF. In NK zijn alleen kinderen van 0-4 jaar benaderd.
Inkomen beneden modaal < €1801
Inkomen boven modaal €1801 of meer
19
2
Themarapport voeding en bewegen Vrijwel alle kinderen ontbijten dagelijks
Hoewel bijna 100% van de kinderen dagelijks ontbijt, eet iets meer dan de helft dagelijks fruit en een
derde dagelijks groente. De voedingsgewoonten van kinderen worden slechter naarmate de leeftijd van de kinderen toeneemt. Ook als het opleidingsniveau van de ouders afneemt worden de voedings-
gewoonten van kinderen slechter. In de kindermonitor zijn vragen gesteld over het ontbijtgedrag en de groente- en fruitconsumptie. Het ontbijt is belangrijk; kinderen kunnen zich na een ontbijt beter
concentreren. Gelukkig ontbijten bijna alle kinderen minstens 5 keer per week. Tussen jongens en meisjes en de regio’s zijn geen verschillen. Onvoldoende ontbijten komt vaker voor bij kinderen met laag opgeleide ouders, ouders met een beneden modaal inkomen, eenoudergezinnen en allochtonen.
Vergeleken met de resultaten van het de vorige kindermonitor in 2007 in de Kop van Noord-Holland
(KNH) en West-Friesland (WF) en Noord Kennemerland (NK) slaan evenveel kinderen het ontbijt over. %
Dagelijks fruit
Dagelijks groente
0-4 jaar
73
49
8-12 jaar
43
29
4-8 jaar
51
Jongens
30
54
Meisjes
35
55
36
Kinderen van laagopgeleide ouders eten minder groenten en fruit
Groente en fruit zijn belangrijke bronnen van vitamines, zoals vitamine C en foliumzuur, vezels en
mineralen. 45% van de kinderen eet niet elke dag fruit en 64% van de kinderen eet niet elke dag groente. Jongere kinderen eten vaker dagelijks fruit en/of groenten dan de oudere kinderen. Ook kinderen met
hoog opgeleide ouders eten vaker groente en fruit dan kinderen met laag opgeleide ouders. Jongens en
meisjes eten even vaak fruit en groente. Gezinssamenstelling en inkomen hebben geen invloed op het
eten van fruit en groente. Allochtone kinderen eten vaker groente en fruit dan autochtone kinderen. In de KNH wordt minder vaak fruit gegeten dan in WF en NK. In WF wordt minder vaak groente gegeten.
Vergeleken met de resultaten van het vorige onderzoek onder ouders van kinderen van 0 tot 12 in de Kop van Noord-Holland en West-Friesland eten kinderen minder vaak dagelijks groente. De vragen over fruit
zijn niet vergelijkbaar met eerder onderzoek. Gegevens over NK gaan over kinderen van 0-4 jaar en zijn vergelijkbaar.
allochtoon autochtoon boven modaal inkomen beneden modaal inkomen dagelijks groente
hoog opleidingsniveau
dagelijks fruit
midden opleidingsniveau laag opleidingsniveau geen eenoudergezin eenoudergezin 0
2
10
20
30
40
50
60
70
Bewegen
In dit onderzoek is gevraagd naar lichamelijke activiteiten
%
zoals sporten, buiten spelen, schoolsport en lopen of
Voldoende bewegen
Lid sportvereniging
fietsen naar school. Al deze waarden zijn bij elkaar
4-8 jaar
68
64
beweegt, wordt dit als voldoende beweging gezien. De
Jongens
79
75
opgeteld. Als een kind zeven uur of meer per week
8-12 jaar
Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) is wat
Meisjes
83 71
77 77
strenger en gaat uit van dagelijks één uur bewegen. Helft peuters zwemt, gymt of beweegt op muziek
Om inzicht te krijgen in de mate van bewegen bij 2-4 jarigen is gevraagd hoeveel dagen in de week 2-4
jarigen zwemmen, gymmen of bewegen op muziek. De helft (51%) van de 2-4 jarigen zwemt, gymt of
beweegt één keer per week. Er is geen verschil tussen jongens en meisjes, tussen opleidingsniveaus of
inkomen van de ouders. Autochtone kinderen zwemmen of gymmen vaker of bewegen vaker op muziek dan allochtone kinderen. Het percentage kinderen uit een eenoudergezin dat één keer per week zwemt, gymt of beweegt op muziek is veel lager dan het percentage kinderen uit een gezin met twee ouders.
Tussen de regio’s is geen verschil in deelname aan beweegactiviteiten van 2-4 jarigen. In 2007 was het
percentage kinderen in de KNH en WF dat één keer per week zwemt, gymt of beweegt op muziek lager. In NK is deze vraag niet gesteld.
Driekwart 4-12 jarigen beweegt voldoende
Driekwart van de kinderen beweegt voldoende. Jongens bewegen vaker dan meisjes en 8-12 jarigen
bewegen vaker dan 4-8 jarigen. Kinderen waarvan de ouders hoog opgeleid zijn bewegen iets minder
vaak dan kinderen met laag opgeleide ouders. Kinderen van ouders met een boven modaal inkomen bewegen vaker dan kinderen van ouders met een beneden modaal inkomen. Allochtone kinderen en
kinderen uit een eenoudergezin bewegen minder vaak dan autochtone kinderen en kinderen uit een gezin
met twee ouders. Tussen de regio’s is geen verschil in voldoende bewegen. In 2007 werd door kinderen in de KNH en WF meer bewogen. %
Voldoende bewegen
Lid sportvereniging
Eenoudergezin
71
70
Laag opleidingsniveau
77
68
Hoog opleidingsniveau
73
79
Geen eenoudergezin Midden opleidingsniveau
76 76
76 78
Beneden modaal inkomen
72
65
Autochtoon
76
78
Boven modaal inkomen Allochtoon
75 69
78 63
Meer dan de helft van de kinderen gaat fietsend of lopend naar school
Meer dan de helft (56%) van de kinderen tussen 4 en 12 jaar in NHN gaat elke dag zelf lopend of op de
fiets naar school. In Nederland gaat 58% elke dag lopend of fietsend naar school 3. Kinderen tussen de 4-
8 jaar gaan minder vaak dagelijks zelf lopend of fietsend naar school dan kinderen tussen de 8 en 12 jaar. Jongens gaan iets vaker dagelijks zelf lopend of op de fiets naar school dan meisjes. Kinderen van hoog
opgeleide ouders en van ouders met een boven modaal inkomen gaan minder vaak dagelijks zelf lopend of fietsend naar school dan kinderen van laag opgeleide ouders en van ouders met een beneden modaal inkomen. Autochtone kinderen en kinderen uit een gezin met twee ouders gaan iets vaker dagelijks zelf
lopend of op de fiets naar school dan allochtone kinderen en kinderen uit een eenoudergezin. In de KNH
gaan iets minder kinderen dagelijks zelf lopend of fietsend naar school dan in NK of WF. In 2007 ging 58% van de kinderen in de KNH en 64% van de kinderen in WF dagelijks zelf lopend of fietsend naar school. 3
http://www.convenantgezondgewicht.nl/download/131/2011_055_monitor_convenant_gezond_gewicht.pdf
3
Themarapport voeding en bewegen Ruim driekwart van de leerlingen heeft twee of meer keer per week gym op school. Oudere kinderen
hebben vaker twee of meer keer schoolgym dan jongere kinderen. In 2007 had 86% van de kinderen in de KNH gym op school en 89% van de kinderen in WF. Sporten bij een vereniging
Driekwart van de 4-12 jarigen is lid van een sportvereniging. Jongere kinderen zijn minder vaak lid van een sportvereniging dan oudere kinderen. Meisjes zijn vaker lid van een sportvereniging dan jongens.
Kinderen met ouders die laag opgeleid zijn, zijn minder vaak lid van een sportvereniging dan kinderen
met hoog opgeleide ouders. Kinderen uit een gezin met een boven modaal inkomen en kinderen uit een
gezin met twee ouders zijn vaker lid van een sportvereniging dan kinderen uit een gezin met een beneden modaal inkomen en kinderen uit een eenoudergezin. Autochtone kinderen zijn vaker lid van een
sportvereniging dan allochtone kinderen. Tussen de regio’s zijn geen verschillen. Ook in 2007 was driekwart van de 4-12 jarigen in de KNH en WF lid van een sportvereniging. Buitenspelen
Een derde van de kinderen speelt minder dan een half
uur per dag buiten. Bij het ouder worden spelen kinderen steeds minder buiten. Van de kinderen die wel eens
buitenspelen speelt 41% een half tot één uur per dag
buiten en 39% speelt één tot twee uur buiten. Jongens en kinderen met laag opgeleide ouders en ouders met een beneden modaal inkomen spelen vaker buiten dan
%
Weinig buitenspelen
Veel buitenspelen
2-4 jaar
26
6,4
8-12 jaar
38
8,1
4-8 jaar
39
Jongens
5,9
32
Meisjes
8,5
42
5,3
meisjes, kinderen van hoog opgeleide ouders en kinderen van ouders met een boven modaal inkomen.
Tussen kinderen uit een eenoudergezin of kinderen uit een gezin met twee ouders zijn geen verschillen.
Allochtone kinderen spelen meer buiten dan autochtone kinderen. Kinderen in de KNH spelen meer buiten dan kinderen in WF en NK. Ook in 2007 speelde een derde van de 4-12 jarigen in de KNH en WF weinig buiten.
Zwemvaardigheid
Leren zwemmen is blijkbaar niet voor iedereen in Nederland
vanzelfsprekend. In Nederland zijn in 2012, 11 kinderen jonger dan 15
Verdrinkingen <15 jaar
Nederland
jaar verdronken. Meer jongens dan meisjes verdrinken 4. Als gevolg
2007
11
van een verdrinkingsongeval worden jaarlijks ongeveer 135
2008
14
behandelingen op de afdeling voor spoedeisende hulp (SEH) verricht en
2009
14
worden 90 kinderen (0-12 jaar) in het ziekenhuis opgenomen. Onder
2010
12
de slachtoffers zijn er meer jongens dan meisjes.
2011
4
2012
11
Verdrinkingsongevallen gebeuren vooral bij kinderen jonger dan 5 jaar. Binnen deze leeftijdsgroep is verdrinking de belangrijkste doodsoorzaak bij ongevallen. Schoolzwemmen
In 1983 is schoolzwemmen als verplicht onderdeel binnen het onderwijsprogramma van het primair
onderwijs komen te vervallen. Daardoor is de verantwoordelijkheid voor het leren zwemmen bij de lokale
overheid en de ouders komen te liggen. Sindsdien is het aan de gemeenten vrij om het schoolzwemmen al dan niet aan te bieden. De verantwoordelijkheid voor het leren zwemmen ligt in eerste instantie bij de ouders. In NHN werd in 2012 in zeven van de 21 gemeenten nog schoolzwemmen gegeven, in twee gemeenten wordt niet op alle scholen schoolzwemmen gegeven. Kinderen in de KNH krijgen vaker schoolzwemmen dan kinderen in WF en NK.
4
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37683&D1=94&D2=0&D3=1&D4=l&HDR=G1,G2&STB=T,G3&VW=T
http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/bevolking/publicaties/artikelen/archief/2007/2007-2141-wm.htm
4
%
Zwemdiploma
Zwemles
Schoolzwemmen
4-8 jaar
35 97
1,4
40
2,0
Jongens
66
21
1,9
8-12 jaar Meisjes
69
19
1,3 1,4
Zwemles
Een vijfde van de kinderen tussen 4 en 12 jaar in NHN krijgt zwemles, dit zijn vooral de kinderen tussen
4-8 jaar (40%). Jongens krijgen vaker zwemles dan meisjes. Kinderen van hoog opgeleide ouders krijgen vaker zwemles dan kinderen met laag opgeleide ouders. Het inkomen van de ouders, de
gezinssamenstelling of de etniciteit heeft geen invloed op het krijgen van zwemles. Kinderen in de KNH krijgen iets vaker zwemles dan kinderen in NK en in WF.
Zwemdiploma
Van de kinderen in NHN tussen 4 en 12 jaar heeft tweederde een zwemdiploma; 35% van de kinderen van 4-8 jaar en 97% van de kinderen van 8-12 jaar. Meer meisjes dan jongens hebben een zwemdiploma. Kinderen met hoog opgeleide ouders hebben minder vaak een zwemdiploma dan kinderen met laag
opgeleide ouders. Kinderen van ouders met een boven of gelijk aan modaal inkomen hebben vaker een
zwemdiploma dan kinderen met ouders met een beneden modaal inkomen. Autochtone kinderen hebben
vaker een zwemdiploma dan allochtone kinderen. Tussen kinderen uit een eenoudergezin of uit een gezin met twee ouders is geen verschil. Van de 4-12 jarigen in WF heeft 69% een zwemdiploma, in de KNH 66% en in NK 65%. In 2007 had 63% van de 8-12 jarigen in de KNH en 66% van 8-12 jarigen in WF een
zwemdiploma.
%
Zwemdiploma
Zwemles
Schoolzwemmen
Eenoudergezin
66
19
4,6
Laag opleidingsniveau
66
19
3,1
Hoog opleidingsniveau
65
22
1,2
Geen eenoudergezin Midden opleidingsniveau
67 69
20 19
1,4 1,0
Beneden modaal inkomen
61
19
4,4
Autochtoon
68
20
1,2
Boven modaal inkomen Allochtoon
68 56
20 22
1,0 4,5
5
Themarapport voeding en bewegen Risicogroepen
De risicogroepen die op diverse punten ongunstige uitkomsten geven zijn: • • • •
kinderen in gezinnen met laag opgeleide ouders
kinderen in gezinnen met een beneden modaal inkomen kinderen die opgroeien in éénoudergezinnen allochtone kinderen
Kinderen in gezinnen met laag opgeleide ouders
Eén op de vijf kinderen (21,4%) groeit op in een gezin waarvan de ouders laag zijn opgeleid. Bij deze kinderen zijn de volgende ongunstige uitkomsten te zien. • • • • •
slaan vaker het ontbijt over (ontbijt niet dagelijks 3,4%)
eten minder vaak groente en fruit (niet dagelijks groente 71%, niet dagelijks fruit 51%) zijn minder vaak lid van sportvereniging (geen lid 32%)
gaan minder vaak te voet of zelf per fiets naar school (niet dagelijks 42%) hebben minder vaak zwemles (geen zwemles 19%)
Kinderen in gezinnen met een beneden modaal inkomen
Bijna één op de vijf kinderen (18,8%) in NHN groeit op in een gezin waar het inkomen beneden modaal is. Bij deze kinderen zijn de volgende ongunstige uitkomsten te zien. • • • •
slaan vaker het ontbijt over (ontbijt niet dagelijks 4,6%)
bewegen vaker onvoldoende (beweegt onvoldoende 29%)
zijn minder vaak lid van een sportvereniging (geen lid 35%)
hebben minder vaak een zwemdiploma (geen zwemdiploma 39%)
Kinderen uit een éénoudergezin
In NHN groeit 6,4% van de kinderen op in een éénoudergezin. Bij deze kinderen zijn de volgende ongunstige uitkomsten te zien. • • • •
slaan vaker het ontbijt over (ontbijt niet dagelijks 3,5%)
bewegen vaker onvoldoende (beweegt onvoldoende 29%)
peuters bewegen minder vaak (beweegt niet wekelijks 62%) zijn minder vaak lid van sportvereniging (geen lid 30%)
Allochtone kinderen
14,6% van de kinderen in NHN is allochtoon. Het beeld van deze kinderen is wat divers. Dat heeft mede te maken met het feit dat de groep niet-Nederlandse kinderen ook divers is qua etniciteit. De ongunstige punten zijn: • • •
bewegen minder (beweegt onvoldoende 31%)
peuters bewegen minder vaak (beweegt niet wekelijks 54%) zijn minder lid van sportvereniging (geen lid 37%)
•
spelen minder vaak buiten (weinig buiten 38%)
•
hebben minder vaak een zwemdiploma (geen diploma 44%)
Aanbevelingen
Blijvende aandacht is nodig voor het aanleren van gezonde gewoonten rondom het eten van groente en fruit, dat begint al op jonge leeftijd. Het is belangrijk dat groente en fruitgewoonten worden volgehouden.
Daarnaast is winst te behalen bij het stimuleren van dagelijks bewegen en buiten spelen. Een effectieve manier
daarvoor is fietsend of lopend naar school gaan. Hierbij zijn veilige routes naar school en een veilige speelomgeving essentiële voorwaarden.
Colofon
Uitgave: GGD Hollands Noorden, Postbus 324, 1740 AH Schagen Auteur: Bettina de Leeuw den Bouter
Datum: oktober 2013
Kenmerk: KPGV EPI.2013-022 Voor vragen of meer informatie over een bepaald onderwerp kunt u contact opnemen via 0224-720 633 of
[email protected]. Het rapport is te downloaden via www.ggdhn.nl
6