1
Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN Deel 1 Consumptie 1. Ieder mens probeert zo veel mogelijk wensen te vervullen. Iedereen begint daarbij met de belangrijkste behoeften: eten, drinken, kleding en een dak boven je hoofd. Dat zijn dingen die je nodig hebt om te overleven. Deze noodzakelijke behoeften noemen we ook wel de basisbehoeften. Alle andere behoeften zijn luxe behoeften en behoren tot de overige behoeften. Zoals bijvoorbeeld tv kijken of op vakantie gaan. Meestal heb je meer behoeften dan geld. Omdat je geld maar één keer kan uitgeven, zul je keuzes moeten maken. Je vervult eerst de behoeften die je het belangrijkste vindt: je stelt prioriteiten.
Bekijk de foto. Dit stel heeft de keuze gemaakt om pizza te eten. Eten en drinken behoren tot de behoeften om in leven te blijven. Vraag 1 a: noem nog een behoefte die je echt nodig hebt om in leven te blijven. kleding onderdak
Vraag 1 b: Uit eten gaan is duurder dan thuis eten. Bedenk een reden waarom mensen toch uit eten gaan. gezelligheid, lekkerder, om iets te kunnen eten wat je zelf niet (goed) kan maken, geen afwas.
Thema 1 Pizzeria
Deel 1 Consumptie
RTI
2
Vraag 1 c: Het stel op de foto heeft de rekening betaald. Met dit geld betaalt het restaurant allerlei kosten. Noem drie voorbeelden van kosten die de restauranthouder moet betalen. 1. salaris 2. ingrediënten 3. Huur, hypotheek, gas water en licht.
Vraag 2: In welke van de volgende regels staan alleen maar basisbehoeften? Noteer je antwoord. A water, huis, televisie, brood B computer, stofzuiger, magnetron, auto C spijkerbroek, huis, winterjas, rijst D stofzuiger, water, rijst, televisie Vraag 3: Wat is prioriteiten stellen? Leg je antwoord uit. vaststellen wat het belangrijkste is van de dingen die je wilt/moet doen. Vervolgens, de belangrijkste dingen (bovenaan je lijstje) ook als eerste doen.
2. Een avondje uitgaan zou kunnen bestaan uit pizza eten en een bioscoopje pakken. Pizza’s zijn tastbaar en noemen we goederen. In de bioscoop betaal je om naar de film te kijken. Je mag de band zelf niet mee naar huis nemen. Alle niet tastbare zaken noemen we diensten. Als er in de leerteksten producten staat, dan worden daar goederen én diensten mee bedoeld. Goederen, diensten en tijd zijn schaars. Gebruik je hout voor tafels, dan kun je er geen stoelen meer van maken. Gebruikt een kok zijn tijd om groenten te snijden, dan kan hij niet tegelijk de oven schoonmaken. Producten zijn schaars als je er andere mogelijkheden voor opoffert. Producten = goederen + diensten Producten zijn allemaal schaars, behalve ‘vrije goederen’ zoals zonlicht en water van een rivier. Voor vrije goederen hoeft niets worden opgeofferd, geen goederen en
Thema 1 Pizzeria
Deel 1 Consumptie
RTI
3
geen tijd. Vraag 4: Stel je hebt een kapperszaak. Noem dan een voorbeeld van goederen die je aanbiedt en diensten dat je aanbiedt. Goederen: shampoo, borstels, pruiken.
Diensten: knippen, wassen, föhnen.
Vraag 5: Bekijk onderstaande plaatjes. Geen aan ‘ja’ of ‘nee’ en ‘wel’ of ‘niet’.
Is het schilderij zeldzaam? Ja of nee. Is het schilderij schaars? Ja of nee.
Zijn de punaises zeldzaam? Ja of nee. Zijn de punaises schaars? Ja of nee.
Zeldzaam en schaars zijn daarom wel / niet het zelfde.
Thema 1 Pizzeria
Deel 1 Consumptie
RTI
4
3. Nederland heeft zo’n zestien miljoen consumenten. Dat zijn alle mensen die wel eens iets kopen. Het maakt niet uit wat je koopt. Als je iets koopt, consumeer je iets. Je gebruikt je geld als ruilmiddel. We noemen deze vorm van ruilen ook wel indirecte ruil. Jij doet iets voor een ander waar je geld mee verdient. Daarna ruil je dat geld weer voor andere producten. Ruil je producten rechtstreeks tegen andere producten, dan is er sprake van directe ruil. Bijvoorbeeld als jij de computer van de buurman installeert en hij in ruil daarvoor een pizza voor jou bakt. Directe ruil: producten producten Indirecte ruil: producten geld producten
Vraag 6: Zijn de volgende beweringen juist of onjuist? Goederen ruilen tegen diensten is een voorbeeld van directe ruil. Juist
Onjuist
Schaarse goederen zijn goederen waar je iets voor opoffert.
Juist
Onjuist
Goederen die je nodig hebt om te overleven zijn basisbehoeften. Juist
Onjuist
Diensten zijn nooit schaars.
Onjuist
Juist
Vraag 7: Lees het volgende verhaaltje en beantwoord de vragen: Boer Harmsen heeft een goede oogst. Hij heeft behoorlijk wat maïs over. Fijn, denkt hij. Kan ik een paar kilo van de maïskolven ruilen tegen vier nieuwe stoelen. Hij gaat naar de meubelmaker. Maar die wil geen maïs, dat heeft hij al genoeg. Boer Harmsen moet eerst op zoek naar iemand die de maïs wil ruilen voor wat wol, want dat wil de meubelmaker wel hebben. Hij heeft geluk, want de wol handelaar wil de maïs graag hebben. Uiteindelijk komen ze tot de volgende verdeling: 1 stoel = 12 kilo wol 1 kilo wol = 3 kilo maïskolven a. Omschrijf twee nadelen van directe ruil. 1. Het kost tijd om de juiste ruilpartner te vinden.
Thema 1 Pizzeria
Deel 1 Consumptie
RTI
5
2. Waarde is moeilijk in te schatten. b. Bereken hoeveel kilo maïs boer Harmsen moet betalen om vier stoelen te bemachtigen.
Maïs
wol 12 kg ?
4 stoelen 1 stoel 4 stoelen
4 x 12 = 48 kg 3 kg maïs
1 kg wol 48 (kg wol) x 3 (kg maïs) = 144 kg maïs.
4. Om te kunnen consumeren moet je eerst geld verdienen. De meeste mensen verdienen hun inkomen door te werken: loon of salaris. De kok en de serveerster in de pizzeria bijvoorbeeld. Maar de kok mag misschien ook gratis zijn eigen pizza eten. In dat geval ontvangt hij een inkomen in natura: producten in plaats van geld. Je kunt ook inkomen verdienen met dingen die je bezit. De eigenaar van een pizzeria maakt winst. Die winst is zijn inkomen. Als de pizzeria het pand heeft gehuurd, ontvangt de verhuurder van het pand huur. Misschien moet de pizzeria de grond waarop de pizzeria staat pachten. De pacht is een inkomstenbron voor de grondbezitter. Ten slotte kun je ook met geld dat je bezit een inkomen krijgen. De serveerster die een deel van haar geld op een spaarrekening van de bank zet, verdient daarmee rente. Inkomen: loon rente winst huur pacht inkomen in natura Vraag 8: Maak de zinnen af. a. Als je spaargeld hebt op de bank ontvang je als beloning: rente
Thema 1 Pizzeria
Deel 1 Consumptie
RTI
6
b. Als je huizen verhuurt, ontvang je als beloning: huur c. Werk je in dienst van een bedrijf, dan ontvang je als beloning: loon d. Mag je gratis taken bij je baas, dan ontvang je als beloning: inkomen in natura
Vraag 9: Bekijk bron 1. Boris is 16 jaar en werkt 8 uur per week als ober in een pizzeria. a. Bereken voor Boris wat zijn inkomen per maand is. Rond af op 2 decimalen.
535:38x32 = € 450,53
b. Bereken voor Boris wat zijn inkomen per maand wordt als hij 17 jaar wordt. Rond af op 2 decimalen. 669:38*32 = € 563,37
c. Met hoeveel euro is zijn inkomen per maand gestegen als hij 17 jaar wordt? Rond af op een geheel getal. € 563,37 - € 450,53 = € 112,84 € 113,-
Thema 1 Pizzeria
Deel 1 Consumptie
RTI
7
Bron 1 Salaris in de horeca per maand, uitgaande van een 38-urige werkweek Leeftijd Salaris in euro’s 16 535 17 669 18 802 19 936 20 1.070 21 1.204 Vraag 10: Gebruik bron 2. Noteer altijd je berekeningen! a. Wat is het gemiddelde loon per jaar? 23,4 x € 1.000 = € 23.400,b. Bereken de gemiddelde winst per maand. Rond af op 2 decimalen. 20,3 x € 1.000 = € 20.300,- per jaar. € 20.300 : 12 = € 1.691,67 per maand.
c. Bereken hoeveel euro alle Nederlanders samen per jaar verdienen aan rente en huur. 0,4 x € 1.000 = € 400 € 400 x 5.628 x 1.000 = € 2.251.200.000,-
d. Bereken hoeveel euro alle Nederlanders samen per maand verdienen aan rente en huur. € 2.251.200.000,- : 12 = € 187.600.000,-
Bron 2 Jaarinkomens in Nederland Inkomensvorm Aantal personen (x 1000) Gemiddeld bedrag (x € 1.000) Winst 767 20,3 Loon 7.654 23,4 Rente en huur 5.628 0,4
Thema 1 Pizzeria
Deel 1 Consumptie
RTI