UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
The beauty of art Een verkennend onderzoek naar het verband tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de attitude tegenover die website.
Wetenschappelijke verhandeling aantal woorden: 24672
SIEN BEYSEN
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT PROMOTOR: PROF. DR. GINO VERLEYE COMMISSARIS: SERENA D’HOOGE
ACADEMIEJAAR 2014 - 2015
Inzagerecht in de masterproef
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
2
Abstract Sinds de komst van het internet wordt de consument overrompeld door een massa aan keuzemogelijkheden. Miljoenen gebruikers wagen zich regelmatig op het web en zoeken een oplossing op maat, hopend op een snelle en adequate hit. Websites hebben dus als voornaamste doel gebruikers aan te trekken en hen te overtuigen dat ze wel degelijk de behoeften van deze potentiële consumenten kunnen bevredigen. Aangezien zij echter moeten opboksen tegen ontelbare alternatieven, is het nog belangrijker geworden om te weten hoe men de aandacht van deze gebruikers kan trekken en behouden. Voor festivalwebsites, is dit fenomeen niet anders. Aan een razendsnel tempo worden er nieuwe, zowel groot- als kleinschalige festivals geïntroduceerd en is men op zoek naar de beste manier om zich te profileren naar de buitenwereld. Aangezien esthetiek hierin van groot belang wordt geacht, gaan we er ook vanuit dat de hieraan gelinkte kunstzinnigheid een doorslaggevende factor kan zijn. Kunststromingen geven allen een eigen esthetische invulling aan schoonheid en kunnen op deze manier de subjectiviteit omtrent esthetiek deels overstijgen. Aan de hand van drie kwalitatieve focusgroepen en een kwantitatieve online survey (N = 242) proberen we dan ook te kijken of er een verband bestaat tussen kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de attitude tegenover de betreffende website. Als voornaamste resultaat stellen we vast dat kunstzinnigheid wel degelijk van belang is. Hoe hoger de kunstzinnigheid van een festivalwebsite, hoe positiever de bijhorende attitude. Festivalwebsites waarbij deze kunstzinnigheid ontbreekt, evalueert men dan ook significant lager op variabelen zoals originaliteit, schoonheid en interesse. We pleiten er voor dat festivals aandacht schenken aan de kunstzinnigheid van hun website. Dit kan een belangrijke eerste stap zijn om de festivalganger te overtuigen. Verder onderzoek kan hierover meer duidelijkheid scheppen en mogelijk de precieze grenzen afbakenen.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
3
Dankwoord Graag wil ik enkele mensen bedanken wiens steun en hulp er voor gezorgd hebben dat ik deze masterproef tot een goed einde heb kunnen brengen. Allereerst een woord van dank aan mijn promotor, Prof Dr. Gino Verleye. Deze thesis zou niet mogelijk geweest zijn zonder zijn hulp en uitstekende begeleiding. Skype overleg, persoonlijke gesprekken en discussies met professor Verleye duwden me telkens een stapje in de goede richting. Ook de werkcolleges die hij samen met collega en assistente Serena D’Hooge organiseerde, waren bijzonder leerrijk. Verder wil ik ook de studenten die in deze werkcolleges aanwezig waren, bedanken voor de tips die ze mij gegeven hebben. Daarnaast wil ik alle deelnemers aan mijn onderzoek, in het bijzonder de vele vrienden en kennissen, enorm bedanken voor hun enthousiaste medewerking. Zonder hen was het niet mogelijk om voldoende data voor dit onderzoek te verzamelen. Natuurlijk bedank ik zeer speciaal mijn vriendin Anne-Loes, die steeds opnieuw mijn assistente was bij de focusgroepen. Ook mijn vriend Gijs wil ik van harte danken voor de lieve woorden die hij voor me over had op moeilijke momenten. Mijn ouders wil ik bij deze graag speciaal bedanken, zij hebben mij altijd gesteund wanneer nodig. Een extra woordje van dank gaat uit naar mijn papa voor zijn aanmoedigingen en voor het plaatsen van de punten en komma’s in deze masterproef. Tot slot wil ik ook u, de lezer, bedanken voor de interesse in mijn masterproef.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
4
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
7
2.
Literatuurstudie
9
2.1
Visuele communicatie en websites
9
2.2
You never get a second chance to make a first impression
9
2.3
Visies op esthetiek
11
2.3.1
Objectieve visie op esthetiek
11
2.3.2
Subjectieve visie op esthetiek
11
2.3.3
De holistische visie op esthetiek
12
2.3.4
Tussen objectief en subjectief
12
2.4
Wat schoon is, is goed
13
2.4.1
Esthetiek, schoonheid en websites
14
2.4.2
De rol van esthetiek in het succes van websites
16
2.4.3
Operationalisering esthetiek
17
2.5
The beauty of art
17
2.6
Attitude en aantrekkelijkheid
19
2.6.1
Attitude tegenover websites
19
2.6.2
Attractive things work better
20
2.7
Besluit literatuurstudie
20
3.
Onderzoeksmethode
22
4.
Kwalitatief onderzoek
24
4.1
Focusgroep 1
24
4.1.1
Onderzoekspopulatie
24
4.1.2
Sampling respondenten
25
4.1.3
Materiaal: selectie kunststromingen
26
4.1.4
Procedure
26
4.1.5
Resultaten focusgroep 1
27
4.2
Focusgroep 2
34
4.2.1
Onderzoekspopulatie
34
4.2.2
Sampling respondenten
35
4.2.3
Materiaal
35
4.2.4
Procedure
35
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
5
4.2.5 4.3
4.4
5.
35
Focusgroep 3
41
4.3.1
Onderzoekspopulatie
41
4.3.2
Sampling respondenten
41
4.3.3
Materiaal
41
4.3.4
Procedure
41
4.3.5
Resultaten focusgroep 3
42
Besluit focusgroepen
46
Kwantitatief onderzoek
47
5.1
Online pre-test
47
5.1.1
Onderzoeksopzet pre-test
47
5.1.2
Onderzoekspopulatie
47
5.1.3
Materiaal: selectie festivalwebsites
47
5.1.4
Procedure
47
5.1.5
Resultaten online pre-test
48
5.2
6.
Resultaten focusgroep 2
Online survey
48
5.2.1
Onderzoeksopzet survey
48
5.2.2
Onderzoekspopulatie
49
5.2.3
Steekproeftrekking
49
5.2.4
Materiaal: selectie festivalwebsites
49
5.2.5
Bevraging: Schalen
51
5.2.6
Procedure
53
5.2.7
Resultaten online survey
53
Conclusie
64
6.1
Discussie en algemeen besluit
64
6.2
Limitaties onderzoek
66
6.3
Suggesties voor verder onderzoek
67
Referenties
69
Bijlagen
75
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
6
1. Inleiding Websites
zijn
snel
uitgegroeid
tot
het
voorkeursmedium
wanneer
het
gaat
over
informatieoverdracht, shoppen, sociale contacten, … (Thorlacius, 2007). Daarnaast is het hét medium per uitstek voor het aantrekken van en het communiceren met potentiële consumenten (Li & Yeh, 2010). Naast de onvermijdelijke sociale media zorgen ook vandaag de festivalwebsites nog voor een belangrijke communicatiebrug tussen festivalgangers en de organisatoren. Websites zijn voor festivals een cruciaal medium om hun belangrijkste doelgroep te benaderen en met hen te kunnen communiceren. De websites zorgen voor zowel een informatief als een affectief platform en maken het daarnaast ook mogelijk tickets te kopen. Via de website van een festival verschaft men enerzijds de nodige informatie en anderzijds probeert men door middel van een eigen sfeer en stijl een relatie aan te gaan met de gebruiker. Het is des te belangrijker geworden om te begrijpen op welke manieren we deze gebruikers kunnen aantrekken en hoe we ze op een site kunnen houden (Pandir, e.a., 2006). Vandaag de dag vechten miljoenen websites om aandacht. De aantrekkelijkheid of esthetische waarde van een website verbeteren, kon wel eens dé manier zijn om de aandacht van de consument te verkrijgen. Thorlacius (2007) zette reeds uiteen waarom esthetiek belangrijk is voor het succes van websites. Verscheidene studies tonen daarnaast de invloed van esthetiek op de evaluatie van de algemene usability van een product of een systeem (Tractinsky, Shoval-Katz & Ikar, 2000; Kurosu & Kashimura, 1995) op het vertrouwen en de geloofwaardigheid van de content (Robins & Holmes, 2008; Li, e.a., 2010) alsook op de algemene impressie (Schenkman & Jönsson, 2000) et cetera. Esthetiek en schoonheid zijn echter geladen met subjectiviteit. Er zijn slechts weinig regels over het creëren van esthetische designs en zo goed als geen modellen die verklaren waarom bepaalde designs als esthetisch worden beschouwd en andere niet (Obendorf, 2009, p. 321-328). In deze studie bekijken we schoonheid en esthetiek dan ook vanuit het standpunt van kunststromingen. Elke kunststroming geeft namelijk een eigen invulling aan schoonheid, zo proberen we de subjectiviteit van esthetiek vanuit een ander oogpunt te bekijken. Met dit onderzoek willen we nagaan of ‘een hoger gehalte aan kunst’ in een festivalwebsite de ervaring van de gebruiker beïnvloedt. Concreet stellen we ons de vraag wat het verband is tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de attitude tegenover die website. Deelvragen die we ons bij de beoordeling van deze websites stellen: -
Hoeveel belang hechten Vlaamse jongvolwassenen aan esthetiek?
-
Hoe staan Vlaamse jongvolwassenen tegenover het gebruik van kunst in festivalwebsites?
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
7
-
Is er een verband tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de attitude tegenover die website?
-
Is er een verband tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de aantrekkelijkheid van die website?
Deze vragen proberen we in dit onderzoek van een antwoord te voorzien door het gebruik van een ‘mixed method’ benadering, waarbij we kwalitatieve en kwantitatieve methodes combineren. Wanneer de kunstzinnigheid van een website de attitude tegenover een website beïnvloedt, is dit belangrijke informatie voor zowel organisatoren van festivals, ontwerpers van de bijhorende websites, onderzoekers en andere betrokkenen. Resultaten van het onderzoek kunnen op die manier een bijdrage leveren als ‘richtlijnen’ voor webdesigners om bewuster én beter te kunnen communiceren naar de gebruikers van de festivalsite. Daarnaast werden de laatste jaren zoveel nieuwe festivals geïntroduceerd, hetgeen de competitie in deze culturele bedrijfstak doet stijgen. Organisatoren van muziekfestivals kunnen de resultaten van onze studie gebruiken om hun positie te versterken en zich beter te wapenen tegen de harde concurrentie op de festivalmarkt. Aangezien men online, en zeker in het groeiende aanbod van lokale festivals, steeds meer moet strijden om de aandacht van de potentiële festivalganger, kunnen deze inzichten de organisatoren helpen om zich innovatiever op te stellen en de activiteiten aantrekkelijker te presenteren aan de sitebezoekers. Verder vullen we de literatuur rond het belang van esthetiek en websites aan door hier de link te leggen met kunststromingen. Vanwege het verkennende karakter kunnen we echter slechts een klein deel van het bestaande hiaat invullen en is verder onderzoek zeker nodig. De structuur van deze wetenschappelijke verhandeling willen we u hier kort voorleggen. Vooreerst presenteren we een overzicht van de literatuur omtrent esthetiek en websites met een korte blik op de betekenis van kunst in dit verhaal. In deel 2 belichten we het onderzoeksdesign, waarbij we dieper ingaan op de ‘mixed method’ benadering. Vanwege het verkennende karakter en de schaarse literatuur starten we daarna een vooronderzoek met 3 focusgroepen. De ingewonnen informatie uit deze focusgroepen wordt in het vierde deel gebruikt om een ‘online survey’ uit te voeren, waardoor we een breder zicht krijgen op de thematiek. In hoofdstuk 5 worden de resultaten van onze studie uiteengezet. Tot slot formuleren we kort onze conclusies en kijken we vooruit naar de mogelijkheden voor verder onderzoek.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
8
2. Literatuurstudie 2.1 Visuele communicatie en websites Wanneer men spreekt over de effectiviteit van websites, gebruikt men vaak het concept usability. Kort wordt usability gedefinieerd als ‘de capaciteit om gemakkelijk en efficiënt gebruikt te worden door mensen’ (Shackel, 1991, p. 24). Webdesigners moeten volgens Thorlacius (2007) echter begrijpen dat functionele aspecten niet altijd prioriteit zijn. Het visuele deel van een website is minstens even belangrijk en mogen we niet uit het oog verliezen. Website ontwerpers zijn terecht bezorgd over het aantrekken van gebruikers via de aantrekkelijkheid van een website. Als een gebruiker niet aangetrokken wordt om op de website te blijven dan maakt het niet uit hoe operationeel en bruikbaar deze website is (Hartmann, Sutcliffe & De Angeli, 2007). Visuele communicatie is overal en evaluaties van de omgeving zijn hoofdzakelijk visueel. Wanneer we een kleur kiezen of een bepaald woord typen, kunnen we al spreken van visuele communicatie. Bewust of onbewust, we communiceren hierdoor een boodschap (Tractinsky, 2004). Dit geldt ook voor het medium websites, de aanwezige visuele elementen communiceren namelijk een bepaalde boodschap naar hun gebruikers en we creëren hierdoor een meer of minder esthetische ervaring. De webdesigner heeft echter nooit de volledige effecten van de grafische elementen in de hand (Thorlacius, 2007). Ontwerpers kunnen ontelbare keuzes maken over de aanwezigheid van bepaalde esthetische elementen of visuele effecten. De keuze voor een warme rode kleur of een koele blauwe kleur, zorgt voor een heel andere communicatie. Hier kunnen we als ontwerper niet om heen. Ook het lettertype bepaalt welke look en feel een website heeft en hoe deze gepercipieerd wordt bij de gebruiker. De visuele elementen zijn met andere woorden een onvermijdelijk onderdeel van elke website. We kunnen niet kiezen of we ze wel of niet opnemen, visuele communicatie zal altijd aanwezig zijn op een website. Het is hierdoor noodzakelijk om te weten welke effecten deze visuele elementen hebben, zodat we op de gewenste manier kunnen communiceren (Thorlacius, 2007). In dit onderzoek focussen we ons voornamelijk op de esthetische kant van deze visuele elementen, de ‘visual aesthetics’. Van visuele esthetiek is aangetoond dat het verschillende constructen zoals waargenomen gebruiksvriendelijkheid, tevredenheid en plezier beïnvloedt (Moshagen & Thielsch, 2010). Esthetische factoren, naast de traditionele ‘usability’, worden steeds vaker erkend als belangrijke bijdragen aan het algemene succes van een product of een systeem.
2.2 You never get a second chance to make a first impression Websites zijn voor vele organisaties cruciaal om sales te genereren en ze vormen het voornaamste contactpunt met hun belangrijkste doelgroepen. Wanneer een persoon een website opent, wordt
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
9
meteen een eerste impressie gemaakt. Deze eerste indruk vormt zich erg snel en is van groot belang om interesse op te wekken bij de gebruiker. Het is een soort buikgevoel dat bepaalt of de gebruiker blijft of verder surft naar de volgende site (Tuch, Presslaber, Stöcklin, Opwis & Bargas-Avila, 2012; Robins, e.a., 2008). Deze eerste impressie is gebaseerd op veel factoren, waarvan één ongetwijfeld de esthetische kwaliteit van de pagina is. Nog voor er content wordt gelezen of er andere cognitieve processen plaatsvinden, is er al een snel oordeel geveld op basis van visuele design-elementen (Robins, e.a., 2008). Lindgaard, Fernandes, Dudek en Brown (2006) tonen zelfs aan dat de gebruiker al binnen 50 milliseconden een opinie over de visuele aantrekking van de website vormt. Volgens hen hebben designers dus maar een fractie om een goede eerste indruk te maken. De eerste esthetische impressies van websites worden dan al wel gevormd na een korte blootstelling aan de site, onderzoek (Tractinsky, Cokhavi, Kirschenbaum & Sharfi, 2006; Lindgaard, e.a., 2006) toont aan dat deze evaluatie van aantrekkelijkheid consistent blijft na langere blootstelling. Dit kunnen we waarschijnlijk verklaren door wat in de psychologische literatuur ‘confirmation bias’ wordt genoemd. Confirmation bias impliceert het zoeken van bewijs dat aansluit bij bestaande overtuigingen, verwachtingen, of geliefkoosde hypotheses (Nickerson, 1998). Onderzoek van Nickerson (1998) levert bewijs voor het idee dat één keer men een positie inneemt tegenover een kwestie, het rechtvaardigen en verdedigen van die positie het primaire doel wordt. We herkennen hierin ook de vuistregel die mensen vaak gebruiken om een beslissing te maken, namelijk ‘de eerste keuze is de beste keuze’. Wanneer men een website als eerste indruk ‘esthetisch’ vindt, zal men dus hoogstwaarschijnlijk bij deze beoordeling blijven. Positieve percepties, na het gebruik van de website, zijn dan eerder nodig om er voor te zorgen dat de gebruiker in de toekomst naar de site terugkeert (Van Schaik, P. & Ling, J., 2009). Ook het ‘amelioration effect’ van Robins, e.a. (2008) toont het belang van de eerste indruk. Esthetiek verhoogt het vertrouwen in de content, zij spreken over het verbeteringseffect van visueel ontwerp en esthetiek op het vertrouwen in de content. De geloofwaardigheid van content en de website in zijn geheel zijn cruciaal voor zij die online informatie geven of producten verkopen aangezien een website hoogstwaarschijnlijk niet wordt geraadpleegd wanneer deze gepercipieerd wordt als ‘niet te vertrouwen’. Omdat het web een visueel medium is, worden signalen van geloofwaardigheid heel snel waargenomen en vindt het verbeteringseffect volgens Robins, e.a. (2008) al plaats binnen de eerste seconden dat een gebruiker de webpagina bezichtigt. De aantrekkelijkheid van de website speelt niet enkel een cruciale rol voor het vertrouwen, maar het bepaalt ook hoe lang de gebruiker zal verblijven op de homepagina, deze tijd wordt de ‘dwell time’ genoemd. De aantrekkelijkheid van de startpagina speelt dus een cruciale rol in het eerste contact van de gebruiker en de website, want hoe langer deze “dwell time” duurt, hoe meer kans Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
10
er is dat de bezoeker gemotiveerd is om ook de rest van de website te verkennen (Sutcliffe, 2002). Wanneer we een website bekijken, is het voornamelijk de homepage die de gebruikers een eerste impressie geeft. Deze pagina is dus cruciaal voor het overtuigen van gebruikers. De homepagina creëert bepaalde verwachtingen naar de rest van de website en kan bepalen of gebruikers door zullen surfen of hun ervaring daar meteen eindigt (Schenkman, e.a., 2000; Pandir, e.a., 2006). Usability wordt volgens Sutcliffe (2002) pas belangrijk wanneer de gebruiker beslist heeft om de site te betreden. Sutcliffe (2002) stelt dus dat de website met de beste initiële impressie, de meeste kans heeft om volledig bezocht te worden en pas dan wordt usability belangrijk in het plaatje. Hij spreekt hierbij over de term ‘initiële aantrekkelijkheid’. Wanneer daarnaast de eerste indruk positief is, wordt een visueel aantrekkelijke site vergeven voor zijn kleine of grote gebreken op usability vlak (Lindgaard, 2007).
2.3 Visies op esthetiek Sinds het concept esthetiek gelanceerd is door de Grieken, is er al discussie over wat de term nu precies inhoudt. Studies rond esthetiek centreren zich vaak rond het begrijpen en definiëren van schoonheid. Schoonheid, net zoals esthetiek, blijft echter een complex concept. Vroeger werd schoonheid gezien als een objectieve eigenschap van objecten, terwijl latere schrijvers en filosofen spreken over een eerder subjectieve ervaring. Ook vandaag gaat het debat rond deze concepten verder. We bekijken in volgende paragrafen enkele visies op esthetiek en schoonheid, maar belichten niet de volledige problematiek.
2.3.1 Objectieve visie op esthetiek Men was lang van mening dat schoonheid een intrinsieke eigenschap was van een object (Pandir, e.a., 2006). In de Westerse wereld domineerde de gedachte van Aristoteles die stelde dat schoonheid deel is van het object en zijn eigenschappen. Schoonheid werd gezien als een objectieve kwaliteit, bepaald door elementen zoals orde, kleur en symmetrie (Hanfling, 1992 geciteerd in: Pandir, e.a., 2006, p. 1353). De objectieve benadering van schoonheid stelt dus dat het onafscheidelijk is verbonden met het object waaraan het wordt toegekend. Hoe groot een object is en welke kleur dit heeft, kan volgens de objectivisten bepalen of het object schoon of lelijk is.
2.3.2 Subjectieve visie op esthetiek Subjectivisten staan lijnrecht tegenover de objectieve visie over schoonheid. Het idee dat schoonheid enkel en alleen bestaat in de eigenschappen van het object werd door hen in vraag gesteld. Een object kan door de ene persoon mooi gevonden worden en door de andere lelijk,
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
11
onafhankelijk van de objectieve kenmerken van dat object. Volgens de subjectivisten hebben verschillende kijkers, verschillende beoordelingen op het vlak van schoonheid (Pandir, e.a., 2006). De visie van de subjectivisten stelt dat alles mooi kan zijn, zolang het de zintuigen pleziert (Moshagen, e.a., 2010). Of een object esthetisch bevonden wordt of niet hangt volgens deze visie af van het plezier dat de perceptie van het object opwekt bij elke afzonderlijke kijker. Plato was al voorstander om schoonheid te definiëren aan de hand van het plezier dat we beleven: “Would it be possible to define beauty as that what makes us feel joy through hearing and sight?” (Berlyne, 1971, p. 75). Ook Chatterjee (2013), die schoonheid bekijkt vanuit het principe van evolutionaire psychologie, stelt dat aan de basis van schoonheid plezier ligt. Evolutionaire psychologie grijpt terug naar onze voorouders en probeert aan de hand van hun levenswijze hedendaagse verschijnselen te verklaren. Onze voorouders werden volgens Chatterjee (2013) dan ook instinctief gedreven om naar schoonheid te verlangen en te genieten van kunst.
2.3.3 De holistische visie op esthetiek Naast de objectieve en subjectieve visie omtrent esthetiek, herkennen we ook de holistische visie die deze twee combineert en het concept ‘ervaring’ toevoegt (Pandir, e.a., 2006). Bell (1914, p. 113-116) stelt dat het startpunt van esthetiek persoonlijke ervaringen of bepaalde emoties zijn. Kunstwerken wekken een bepaalde emotie op, die hij de ‘aesthetic emotion’ noemt. Wanneer we de gemeenschappelijke kwaliteiten van de objecten die deze emoties opwekken zouden vinden, is het volgens Bell (1914) mogelijk om de essentiële kwaliteiten van een kunstwerk te ontdekken en het esthetische probleem op te lossen. Deze kwaliteit noemt hij ‘significant form’. Enkel grootse kunst blijft stabiel aangezien de emoties die het werk oproept, onafhankelijk zijn van tijd en plaats. Wanneer er ‘significance of form’ is, maakt het niet uit waar of wanneer het werk gemaakt is (Bell, 1914, p. 113 – 116). ‘Significant form’ definieert Bell (Bell, 1997, geciteerd in: Pandir, e.a., 2006) als een combinatie van lijnen en kleuren die mensen esthetisch raakt en een esthetische emotie opwekt.
2.3.4 Tussen objectief en subjectief Hume (1910) zet zich af tegen het idee dat schoonheid simpelweg een kwaliteit is van een object zelf. Schoonheid is een subjectief gevoel van plezier dat we ervaren wanneer we in contact komen met een object. Schoonheid bestaat alleen doordat ons brein dat waarneemt en elke geest neemt schoonheid anders waar. Of zoals hij het zelf verwoordt: “beauty and deformity, more than sweet and bitter, are not qualities in objects, but belong entirely to the sentiment, internal or external” (Hume, 1910, p. 222). Hij argumenteert verder dat esthetiek subjectief is, maar wel generaliseerbaar. In zijn essay ‘Of the standard of Taste’ (1910) suggereert Hume dat er een
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
12
‘standaard smaak’ is en het in de menselijke natuur zit om steeds op zoek te zijn naar een regel waardoor verschillende meningen verzoend kunnen worden. Ook volgens Berlyne (1971, p. 29) kunnen smaken verschillen, maar toch gebaseerd zijn op dezelfde principes. Esthetische smaken zijn volgens hem niet meer heterogeen dan materiële substanties in het universum. Deze substanties verschillen sterk op bepaalde variabelen, maar hebben allemaal dezelfde theoretische achtergronden en wetenschappelijke wetten, zoals de kwantummechanica, waardoor die verschillen verklaarbaar zijn en eigenlijk weggecijferd kunnen worden. Hetzelfde geldt volgens hem voor esthetische smaken. Berlyne (1971) behoort tot de tak van de ‘experimental aesthetics’ waarbij esthetische voorkeuren en ervaringen geanalyseerd worden aan de hand van experimenten. Ook het interactionistische perspectief kunnen we plaatsen in dit kader, waarbij schoonheid gezien wordt in een functie van zowel objectieve als subjectieve kenmerken, namelijk de kenmerken van zowel het object als de waarnemer. Schoonheid ontstaat volgens de interactionisten door de manier waarop de waarnemer en het object interageren (Moshagen, e.a., 2010). Esthetiek en schoonheid worden vaak gezien als iets uniek, als iets subjectief. Iedere persoon heeft een eigen smaak en het is daarom volgens Karvonen (2000) moeilijk om schoonheid als iets universeel te beschouwen. Hij verklaart echter wel dat er altijd wel een bepaalde stijl, trend of mode heerst en dat we als mens vaak geneigd zijn deze algemene principes te volgen. Mensen zijn dus niet altijd volledig onafhankelijk in hun voorkeuren en in wat zij beschouwen als ‘schoon’. Esthetische voorkeuren variëren met plaats en tijd en kunnen plots veranderen (Karvonen, 2000). Verder spreekt ook De Kuyper (2014, p. 57) over het labiele karakter van schoonheid. Schoonheid speelt zich in de tijd af en de invulling hiervan is dan ook afhankelijk van de heersende tijdsgeest. Westerse mensen vertonen volgens deze theorieën dus grote gelijkenissen in het beoordelen van schoonheid, gebaseerd op de algemeen aanvaarde esthetische waarden van het moment. Vooral door de komst van de sociale media en de enorme globaliteit is het in de 21ste eeuw moeilijker geworden een volledig onafhankelijke opinie te vormen. Wij sluiten ons aan bij deze visies omtrent esthetiek die objectieve en subjectieve kenmerken in onderlinge samenhang bekijken.
2.4 Wat schoon is, is goed Het belang van ‘beauty’ of schoonheid wordt al erkend sinds de oudheid en is een krachtig gegeven (Tractinsky, 2004). Dion, Berscheid en Walster (1972) tonen in hun onderzoek dat het stereotiep ‘what is beautiful, is good’ klopt. Het uiterlijk van een persoon is het kenmerk dat het meest zichtbaar is voor anderen en beïnvloedt het hele interactieproces. Mensen gaan er vanuit dat fysiek aantrekkelijkere personen ook andere sociaal wenselijke eigenschappen bezitten en dat ze een meer succesvol en gelukkig leven zullen leiden. Deze studie toont aan hoe krachtig het
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
13
fenomeen van schoonheid is. Ook regisseur Guy Cassiers (2014, geciteerd in Hillaert & Van Imschoot, 2014, p. 52) stelt in een interview dat men zich aangetrokken voelt tot personen die een bepaalde schoonheid bezitten die je je wil toe-eigenen. Esthetici zijn het echter niet allemaal eens dat schoonheid werkt. Gautier (1832, Geciteerd in: Berlyne, 1971, p. 117) stelt bijvoorbeeld “a thing that becomes useful, ceases to be beautiful’. We zien echter wel dat volledige industrieën gebouwd zijn op het feit dat iedereen schoonheid wil ervaren en zelf mooi wil zijn. Ook jongeren zijn enorm bezig met esthetiek, kijken we bijvoorbeeld naar het succes van Instagram, een platform voor het instant delen van moment- en sfeerfoto’s. Jongeren zullen op dergelijke platformen enkel een foto online posten wanneer ze deze mooi genoeg vinden of er zelf aantrekkelijk op staan. Schoonheid zorgt voor genot en dit is waarom we als mens blijven zoeken naar schoonheid. We zijn zelfs bereid bepaalde opofferingen te doen in onze zoektocht naar schoonheid. We reizen naar de andere kant van de wereld om schoonheid te ervaren, schoonheid van de natuur of van bekende kunstwerken en architectuur (Karvonen, 2000). Volgens de “zelfactualisatie theorie” van Maslow (1970) is esthetisch plezier deel van de hogere groeinoden. Dit verklaart deels ook de blijvende zoektocht naar esthetiek en schoonheid. Het motiveert ons en maakt deel uit van de zelfactualisatie. Ook volgens Tractinsky (2004) en Chatterjee (2013) behoort esthetiek tot de fundamentele menselijke behoeften en deze menselijke behoeften worden vaak vervuld door informatietechnologie. Websites maken deel uit van deze informatietechnologie en kunnen deze esthetische behoeften dus bevredigen. Deze esthetische ervaring is volgens Maslow (1970, p. 69) een zeer rijke en waardevolle ervaring of zoals hij het zelf stelt: “so rich and valuable an experience for so many people they will simply scorn or sneer at any psychological theory that denies or neglect it”. Maslow (1970) stelt daarenboven dat hoe bewuster mensen worden van esthetiek, hoe meer nood ze eraan hebben. Dus de nood voor esthetiek stijgt, naarmate deze nood meer vervuld wordt. De zoektocht naar schoonheid wordt hierdoor enkel aangewakkerd, we willen altijd maar meer en meer. Schrijver Yves Petry (2014, geciteerd in Hillaert & Van Imschoot, 2014, p. 55) stelt dat we echter tevreden mogen zijn als we af en toe schoonheid ervaren, als we er voortdurend naar snakken, maken we er volgens hem fastfood van.
2.4.1 Esthetiek, schoonheid en websites In het domein van Human-Computer Interaction (HCI) werd de esthetische uitstraling van systemen en de invloed hiervan op gebruikers, lang genegeerd. De ultieme focus werd voornamelijk gelegd op praktische zaken zoals het nut en de bruikbaarheid van technische systemen. Sinds enkele jaren is er echter ook meer en meer aandacht voor esthetische aspecten.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
14
Onderzoek (Tractinsky, e.a., 2000; Kurosu, e.a., 1995) toonde reeds aan dat gebruikers van interfaces sterk beïnvloed worden door esthetische aspecten wanneer ze deze interfaces moeten beoordelen op usability. Mooie websites worden niet enkel geprefereerd, maar ook bruikbaarder geacht. Tractinsky, e.a. (2000) toonden een correlatie tussen de gepercipieerde usability en esthetiek bij onderzoek naar de interface van ATM machines. Hoe esthetischer de interface werd gepercipieerd, hoe hoger het volledige systeem scoort op usability. Usability aspecten worden dus sterk beïnvloed door de gepercipieerde schoonheid van de interface. Ook specifiek in het domein van websites onderbouwt men het belang van esthetiek. Websites vechten de dag van vandaag voor de aandacht van gebruikers en om deze aandacht te verkrijgen is het van belang dat ontwerpers zich niet enkel op usability focussen maar ook op aantrekkelijkheid. Technische aspecten van een website worden als vanzelfsprekend beschouwd. Mensen verwachten dat een website werkt. Technologie wordt door Thorlacius (2007) dan ook gezien als de basis voor een esthetische ervaring. De technologie van de website moet eerst op punt staan, voor we de gebruiker een aangename esthetische ervaring kunnen bezorgen. De technologische en functionele aspecten van een website gelden dus als basisvoorwaarde (Thorlacius, 2007). Het voornaamste doel van webdesigners is het aantrekken van gebruikers en dit kan via een esthetische aantrekkingskracht. Als je er niet voor kan zorgen dat de gebruikers op je website blijven, dan maakt het geen verschil hoe goed deze operationeel werkt (Sutcliffe, 2002). Mensen zijn wel gevoelig voor usability problemen, maar deze hebben geen invloed op de visuele aantrekkingskracht. Zo blijkt dat de visuele aantrekkingskracht zwaarder weegt dan oordelen over bruikbaarheid. Bijgevolg zijn mensen meer tevreden met een mooi product, dat niet volledig optimaal werkt, dan met een zeer bruikbaar maar minder aantrekkelijk product (Lindgaard, 2007). Ook in het domein van websites blijkt schoonheid de beste voorspeller voor de algemene impressie (Schenkman, e.a., 2000). De schoonheid van een webpagina bepaalt hoe deze ervaren en beoordeeld zal worden. Tractinsky (2004) stelt dat bijna iedereen met enige kennis van websites het eens is dat esthetische overwegingen van groot belang zijn wanneer we ontwerpen voor het web. In de studie van Karvonen (2000) stelt men dat de schoonheid van een website de ervaring van de gebruiker beïnvloedt en hun interpretatie van het design verandert. De studie van Li, e.a. (2010) toont aan dat esthetiek een invloed heeft op het vertrouwen van de gebruiker in de website, ditmaal voor mobiele websites. Zij suggereerden dat een mix van aantrekkelijke en functionele elementen het vertrouwen van consumenten kan verhogen. Het vertrouwen dat een consument heeft in de website is een belangrijke factor die beslist of de gebruiker blijft of verder surft naar een andere website. Ook onderzoek van Robins, e.a. (2008) toont aan dat wanneer dezelfde content
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
15
gepresenteerd wordt met een hogere esthetische waarde deze als geloofwaardiger wordt beoordeeld.
2.4.2 De rol van esthetiek in het succes van websites De rol van esthetiek in het succes van websites komt in de studie van Thorlacius (2007) uitgebreid aan bod. Thorlacius (2007, p. 67-72) spreekt over 4 manieren waarop esthetiek een belangrijke rol speelt in het ontwikkelen van succesvolle websites.
1. Het imago van de zender Een webpagina is de dag van vandaag een belangrijk onderdeel van het imago van een bedrijf of organisatie (Schenkman, e.a., 2000). Achter elke website zit een zender of bron en de aanwezige elementen communiceren iets over deze bron. Esthetische elementen kunnen een belangrijke invloed hebben op het beeld dat naar voor wordt gebracht over een bepaalde organisatie of individu achter de informatie. Zelfs voor websites die voornamelijk het doel hebben te informeren, is het dus belangrijk rekening te houden met de esthetische waarde (Thorlacius, 2007, p. 67).
2. Content ondersteunen Bij vele websites gaat de meeste aandacht naar de functionaliteit, waarbij men vooral het doel heeft informatie zo snel en gemakkelijk mogelijk te kunnen hanteren. Functionaliteit is van primair belang, maar de esthetische waarde van de website zou hier niet voor mogen inboeten. De esthetische elementen moeten de inhoud en de functionele aspecten van de website net ondersteunen. Websites zijn gebruiksvriendelijker als bij het gebruik van esthetische elementen rekening wordt gehouden met de navigatie en interactie functies (Thorlacius, 2007, p. 67-68).
3. Aanpassen aan het genre van website De esthetische elementen moeten aangepast worden aan het genre van de website. Entertainment websites kunnen volgens Thorlacius (2007, p. 67) een hoger aantal esthetische elementen bevatten dan informatieve websites. We verwachten dus voor festivalwebsites, die zich in het segment entertainment bevinden, dat er meer esthetische elementen aanwezig mogen zijn en bijgevolg ook meer kunstige elementen. Gebruikers zullen zo nog steeds de gewenste informatie efficiënt kunnen raadplegen en de website positief beoordelen.
4. Aanpassen aan de doelgroep Esthetische elementen moeten aangepast worden aan de smaak en de noden van het doelpubliek. Een site gericht naar jongeren zal verschillen van een site gericht naar volwassenen en moet in lijn zijn met wat zij als esthetisch beschouwen (Thorlacius, 2007, p. 67, 71). Met ons onderzoek
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
16
richten we ons op jongvolwassenen en proberen we te kijken welke kunststromingen en hun karakteristieke elementen zij esthetisch vinden en hoe dit de ervaring van de festivalwebsite beïnvloedt. Als we de stellingen van Thorlacius (2007) volgen, zullen festivalwebsites succesvol zijn wanneer ze rekening houden met deze 4 domeinen.
2.4.3 Operationalisering esthetiek Het proces van esthetische beoordelingen is zeer complex, omdat een esthetisch oordeel gevormd wordt door verscheidene fysische eigenschappen van waargenomen stimuli (bijvoorbeeld, vorm, kleur, complexiteit) (Tuch, Bargas-Avila, Opwis, 2010). Wanneer men de esthetiek van een website onderzoekt, focust men dan ook vaak op de impact van deze afzonderlijke elementen als kleur, typografie, symmetrie ... , die men van cruciaal belang acht voor een esthetisch ontwerp. Omdat, zoals we reeds aanhaalden, er een gebrek is aan duidelijke concepten en meetinstrumenten om esthetiek in zijn geheel te bevragen, heeft recent onderzoek van Lavie en Tractinsky (2004) ‘perceived website aesthetics’ proberen te operationaliseren. Ze voerden 4 studies uit die leidden tot de bevinding dat de perceptie van gebruikers opgedeeld kan worden in 2 types, namelijk ‘classical’ en ‘expressive’ esthetiek. Klassieke esthetiek refereert naar de oudheid en wordt gekarakteriseerd door orde, symmetrie en duidelijke ontwerpen. Hierin bevinden zich voornamelijk de usability experten. Aan het andere uiterste bevindt zich expressieve esthetiek dat we linken aan concepten zoals plezier, complexiteit en opwinding. Dit manifesteert zich vooral door de creativiteit en originaliteit van de ontwerpers en door het vermogen om ontwerpregels te doorbreken. In deze studie willen we esthetiek net zoals Lavie en Tractinsky (2004) benaderen als een eigenschap in zijn geheel die een website wel of niet bezit. We bekijken esthetiek niet als zijnde een concept dat uiteen kan vallen in verschillende componenten, waarvan velen er slechts één onderzoeken.
2.5 The beauty of art Wanneer we praten over kunst, leggen we soms de focus op de handeling, soms op het object dat gecreëerd wordt en soms refereren we naar de ervaring die deze objecten met zich meebrengen (Dutton, 2006). Wij sluiten ons aan bij de visies omtrent esthetiek die objectief en subjectief samen benaderen, aangezien kunst over objectieve esthetische eigenschappen beschikt, die enkel in interactie met de waarnemer voor een esthetische ervaring zorgen. Kunst wordt door het Grote Van Dale woordenboek gedefinieerd als ‘het vermogen om schoonheid te scheppen en esthetisch genot op te wekken’ (Van Dale Uitgevers, 2014) en kan in die zin een invulling zijn van het esthetisch plezier waar Maslow (1970) naar refereert. Vanuit de
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
17
evolutionaire psychologie bekijkt men visuele kunst eveneens als iets fundamenteel. Evolutionair gezien hebben alle dieren, dus ook de mens, de drang om te overleven en zich voort te planten. Plezier wordt hierbij bestempeld als de gemeenschappelijke drager voor het behouden en aanwakkeren van de dingen die het belangrijkste zijn om te overleven. Voedsel en seks kunnen daardoor gezien worden als fundamenteel genot. Men suggereert dat hetzelfde systeem dat dit fundamentele genot verwerkt ook hoger genot verwerkt zoals geld, muziek en beeldende kunst (Kringelbach & Diperna, 2014). Van kunst wordt in het algemeen verwacht dat gevoelens opwekken bij de toeschouwer de belangrijkste functie is (Berlyne, 1971, p. 60). Dit zagen we ook bij Bell (1997) die sprak over esthetische emotie bij kunst. Emoties die opgeroepen worden door kunst centreren zich vaak rond concepten zoals plezier, aangezien we een plezante ervaring verwachten wanneer we in contact komen met kunst. Kunst kan echter ook afkeer of eender welke andere emotie oproepen (Chatterjee, 2013, p. 21). Zo wordt ook van kunst algemeen verwacht dat het mooi is (Chatterjee, 2013, p. 21). Gedurende eeuwen is ‘het mooie’ de norm geweest binnen de esthetiek, maar daar is men vanaf de 20 ste eeuw echter fel tegenin gegaan (De Kuyper, 2014). Volgens Min (2014, p. 66) geldt dit des te meer voor de kunstwereld: ‘vooral in de wereld van de kunst is schoonheid een problematisch begrip geworden’. Dit merken we al aan de titel van het artikel door Kuplen (2013) ‘The Aesthetic of Ugliness’, waarin hij stelt dat sinds de komst van moderne kunst het traditionele beeld van esthetiek bekritiseerd wordt. De waardering van schoonheid is slechts één mogelijke kijk op esthetiek. Ook het lelijke kan nu esthetisch zijn en antimooi is op vele gebieden ondertussen de norm (De Kuyper, 2014). De futuristische kunstenaar Marinetti ging zo ver door te stellen dat “het mooie niets te maken heeft met kunst” (Berlyne, 1971, p. 116). Zowel concepten als lelijk en mooi kunnen dus esthetisch zijn. Zoals De Kuyper (2014) verklaart, zijn het beiden verschijnselen die te maken hebben met vormen en beelden die op zintuiglijk vlak iets opwekken. Het Griekse woord ‘aesthesis’ betekent dan ook een zintuiglijke ervaring, iets wat te maken heeft met de zintuigen. Esthetiek wordt door het Oxford Dictionary niet voor niets gedefinieerd als ‘een set van principes die ten grondslag liggen aan het werk van een bepaalde kunstenaar of kunststroming’ (Oxford University Press, 2015) zonder de referentie naar ‘schoonheid’. Kunststromingen variëren volgens plaats en tijd, net zoals de esthetische smaak volgens Karvonen (2000) en De Kuyper (2014), maar vertonen wel een specifieke en duidelijke esthetische voorkeur. Elke kunststroming geeft aan ‘schoonheid’ een andere invulling. We trachten in deze studie de aanwezige subjectiviteit van esthetiek dan ook eerder te vertalen naar kunstzinnigheid en zo een breed en gevarieerd gamma aan ‘schoon- of lelijkheid’ op te nemen in ons onderzoek.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
18
2.6 Attitude en aantrekkelijkheid 2.6.1 Attitude tegenover websites Wanneer een persoon blootgesteld wordt aan kunst, wordt er informatie overgebracht. Volgens Berlyne (1971, p. 43) zijn er echter twee zaken speciaal bij de overdracht van esthetische informatie. Enerzijds is het informatie van persoon tot persoon, aangezien het kunstwerk innerlijke processen reflecteert van de kunstenaar. Anderzijds zorgt informatie van een kunstwerk volgens Berlyne (1971, p. 43) voor een verandering in interne processen (gevoelens, gedachten, …) maar brengt dit geen bijhorende actie of verandering in het gedrag teweeg. Volgend op deze gedachtegang, focussen we ons in dit onderzoek op een verandering in attitude en niet op een verandering in gedrag. Een positieve of negatieve attitude tegenover de aanwezige kunstelementen in een website, kan op die manier in verband staan met een positieve of negatieve attitude tegenover die website zelf. Een positieve attitude na het gebruik van een website is daarnaast cruciaal om te zorgen dat gebruikers de site in de toekomst opnieuw zullen bezoeken of in overweging zullen nemen (Van Schaik, e.a., 2009). Wanneer we de attitude tegenover een reclame willen meten, spreken we van het concept ‘Attitude toward the ad (Aad)’. Vele onderzoekers toonden reeds aan dat een positieve Aad een belangrijke eerste stap is voor een betere attitude tegenover het merk, wat op zijn beurt een sterke impact heeft op koopintentie en merktrouw (Bruner & Kumar, 2000; McMillan, Jang-Sun, & Guiohk, 2003; Shimp, 1981). De attitude tegenover een advertentie blijkt dus een belangrijke mediator voor merkkeuze, wat wil zeggen dat een positieve Aad de kans verhoogt dat de consument voor jouw merk zal kiezen (Shimp, 1981). Aad is een veel gebruikt concept om de effectiviteit van reclame te meten en wordt veel gehanteerd in studies omtrent traditionele massamedia (Chen & Wells, 1999). Lang heeft men deze schaal aan het medium websites aangepast, aangezien websites gezien kunnen worden als een reclamemedium (Bruner, e.a., 2000; McMillan, e.a., 2003). Ook in deze studie bewerken we een bestaande Aad schaal die oorspronkelijk ontworpen is voor advertenties en maken deze passend voor het medium websites. De ‘Attitude toward the ad (Overall)’ schaal bestaat uit verschillende bipolaire adjectieven waarvan verondersteld wordt dat deze de algemene evaluatie en attitude van een persoon tegenover een advertentie meten. De schaal bestaat ondertussen reeds uit 45 paren van adjectieven, waarvan de onderzoeker beslist welke geschikt zijn voor de gegeven situatie. Deze methode steunt sterk op het oordeel van de onderzoeker doordat men zelf beslist welke items opgenomen worden (Bruner, Hensel & James, 1998-2001, p. 562).
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
19
2.6.2 Attractive things work better Wanneer we de effectiviteit van een website willen bekijken is ook de aantrekkelijkheid van groot belang (Sutcliffe, 2002). We gebruiken de ‘Attitude toward the website (Aws)’ schaal van Bruner, e.a. (2000) om de attitude tegenover de algemene aantrekkelijkheid van festivalwebsites te achterhalen en later onze conclusie te kunnen versterken. Deze schaal werd specifiek ontwikkeld voor het medium websites. De schaal is origineel uit hun onderzoek, al geven ze zelf aan (Bruner, e.a., 2000, p. 41) deze gebaseerd te hebben op de ‘Attitude toward the brand’ schaal van Chattopadhyay en Basu (1990). We gebruiken echter nog een tweede schaal om de attitude tegenover de aantrekkelijkheid van de websites na te gaan, ditmaal ligt de focus op de visuele aantrekkelijkheid. Hiervoor hanteren we de ‘Attitude toward the website (Visual Appeal)’ schaal van Mathwick, Malhotra en Rigdon (2001).
2.7 Besluit literatuurstudie We kunnen twee belangrijke conclusies oplijsten. Enerzijds dat het esthetische aspect van een website enorm belangrijk is om gebruikers aan te trekken en op de site te houden. Anderzijds concluderen we dat esthetiek erg moeilijk operationaliseerbaar is vanwege de inherente subjectiviteit. Wanneer men de effectiviteit van websites wil beoordelen, mag men de esthetische kant niet uit het oog verliezen. Esthetiek heeft een belangrijk invloed op verschillende zaken, zoals het vertrouwen en de geloofwaardigheid van de gepresenteerde content (Robins, e.a., 2008; Li, e.a., 2010), alsook op de algemene indruk van de website (Schenkman, e.a., 2000) en zijn succes (Thorlacius, 2007) et cetera. We zien dat inzake esthetiek vooral de eerste impressie van de website van groot belang is en het is vooral die eerste indruk die bepaalt of de gebruiker blijft of verder surft (Tractinsky, e.a., 2006; Lindgaard, e.a., 2006; Tuch, e.a., 2012; Robins, e.a., 2008; Sutcliffe, 2002). Verder concluderen we dat esthetiek een complex begrip is, waar meerdere tegenstrijdige visies over bestaan. Esthetiek en schoonheid zijn conceptuele begrippen beladen met een redelijk onbetrouwbare factor ‘subjectiviteit’. Het is net daarom dat we in deze studie het esthetische willen bekijken vanuit een historisch oogpunt gebaseerd op de gekende kunststromingen. De verschillende kunststromingen vertonen andere esthetische voorkeuren en waarden en geven een eigen vertaling aan wat zij als ‘schoon’ beschouwen. Op die manier proberen we zelf geen standpunt in te nemen over wat esthetisch is of niet, maar vertalen we dit naar ‘kunstzinnige
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
20
karakteristieken’ of korter ‘kunstzinnigheid’. Kunstzinnigheid wordt vaak uitgelegd als zijnde ‘het artistieke, het creatieve of het aangeboren gevoel voor kunst’. Net zoals kunstvormen, artistieke interesses en technieken veranderen, evolueren echter ook de definities, de labels en de theorieën omtrent kunst (Dutton, 2006). In dit onderzoek definiëren wij kunstzinnigheid dan ook in functie van kunststromingen, namelijk de aanwezigheid van elementen uit deze stromingen. Objecten in alle kunststromingen worden gemaakt in een herkenbare stijl, volgens bepaalde regels over de vorm, de compositie of de expressie. De stijl zorgt voor een stabiele en voorspelbare achtergrond waarop kunstenaars zich kunnen baseren wanneer men iets in deze stijl wil maken (Dutton, 2006). Hoe talrijker de aanwezigheid van bepaalde stijlelementen, hoe hoger logischerwijze de kunstzinnigheid. We constateren dat kennis over esthetiek ook in de digitale wereld van websites een rol kan spelen en we willen onderzoeken hoe attractief of hoe effectief die ‘kunstzinnigheid’ eigenlijk is.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
21
3. Onderzoeksmethode Dit onderzoek gaat door middel van een ‘explorative mixed method’ benadering na wat het verband is tussen de kunstzinnigheid van een website en de attitude tegenover deze website, zowel de algemene attitude als een evaluatie van de aantrekkelijkheid. Begrijpen wat de attitude tegenover een website beïnvloedt, is belangrijk voor zowel de organisatoren van evenementen, de ontwerpers van websites, onderzoekers en andere betrokkenen. Wij focussen ons meer specifiek op het domein van muziek festivalwebsites. We kiezen deze industrietak om volgende redenen: -
Volgens Thorlacius (2007, p. 67) mogen entertainment websites een hoger aantal esthetische elementen bevatten dan informatieve websites. We kiezen daarom voor festivalwebsites, die zich in het segment van entertainment bevinden.
-
Verder kunnen we uit onderzoek (Vanbosseghem, 2011) afleiden dat 50% van de Belgische
festivals,
muziekfestivals
zijn.
Hun
eerste
achtervolger,
de
horde
theaterfestivals, beslaat slechts 16% van de populatie festivals. Overige genres zijn film, dans, literatuur en beeldende kunst. De attitude tegenover de website van een festival kan een factor zijn die beslist of iemand een ticket koopt of net niet. Wanneer de aanwezigheid van elementen uit kunst deze attitude beïnvloedt, is dit belangrijke informatie die mogelijk bruikbaar is om deze attitude te kunnen verbeteren. Daarnaast kunnen de resultaten van dit onderzoek bijdragen tot het opstellen van ‘richtlijnen’ voor designers om de algemene effectiviteit van de website te verhogen. Het gevoel en de attitude die een persoon heeft tegenover een website kan verschillen van moment tot moment. Zoals de literatuur reeds aangeeft is de eerste impressie van een nieuwe gebruiker echter vooral belangrijk en bepaalt deze of de gebruiker op de site blijft of niet (Schenkman, e.a., 2000; Pandir, e.a., 2006; Robins, e.a., 2008; Sutcliffe, 2002; Tractinsky, e.a., 2006). Deze studie concentreert zich daarom op de eerste visuele impressie die een gebruiker heeft bij de website. Aangezien de beperkte onderzoekgeschiedenis, betreft het hier een verkennende studie. Een ’mixed method’ benadering zorgt ervoor dat onderzoekers verschillende onderzoeksmethoden kunnen combineren, zodat ze de beste kans hebben om hun onderzoeksvragen te beantwoorden (Johnson & Onwuegbuzie, 2004). We combineren zowel kwalitatieve als kwantitatieve methodes om het onderzoek zo goed mogelijk te onderbouwen.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
22
Het kwalitatieve luik is opgebouwd uit 3 focusgroepen. Enerzijds willen we een beter inzicht verkrijgen in het onderwerp zelf, anderzijds willen we kijken hoe gebruikers van festivalwebsites tegenover kunstzinnigheid staan. Hiermee proberen we vooral een antwoord te bieden op de twee eerste vragen die we ons in deze studie stellen: -
Hoeveel belang hechten Vlaamse jongvolwassenen aan esthetiek?
-
Hoe staan Vlaamse jongvolwassenen tegenover het gebruik van kunst in festivalwebsites?
We vullen dit vooronderzoek aan met een kwantitatieve studie. Hierin willen we cijfermatig nagaan of er een verband is tussen de kunstzinnigheid van een website en de attitude tegenover diezelfde website. Met een kwantitatieve online survey proberen we dan ook de twee andere vragen te beantwoorden: -
Is er een verband tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de attitude tegenover die website?
-
Is er een verband tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de aantrekkelijkheid van die website?
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
23
4. Kwalitatief onderzoek Gezien het relatieve gebrek aan voorafgaand onderzoek naar het fenomeen van kunstzinnigheid van een website en het verband met aantrekkelijkheid en attitude, starten we het onderzoek met enkele focusgroepen. De kracht van focusgroepen ligt net in het verkennende karakter van de dataverzameling, waardoor we voor deze methode opteren om een eerste kijk te krijgen op de verschillende meningen en ideeën over het onderwerp. We proberen de realiteit dan ook te bekijken door de ogen van de respondent, de festivalgebruiker (Roose & Meuleman, 2014, p. 330). In dit onderzoek organiseerden we drie focusgroepen ter voorbereiding van het kwantitatieve luik, waarbij de kunstkennis bij de respondenten varieerde doorheen de focusgroepen om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen. Voor de analyse van de focusgroepen gebruiken we de methode van het condenseren van betekenissen. Bij deze methode is het vooral belangrijk de centrale ideeën, ervaringen en gevoelens die bij de respondenten aan bod zijn gekomen, verkort weer te geven. We geven kernachtig en beknopt een samenvatting van de voornaamste bevindingen (Roose, e.a., 2014, p. 333) en ondersteunen dit aan de hand van qoutes van de respondenten zelf.
4.1 Focusgroep 1 4.1.1 Onderzoekspopulatie Elk muziekgenre richt zich op een verschillend demografisch segment (Oakes, 2003). De doelgroep van muziekfestivals is dan ook vaak zeer uiteenlopend en hangt af van verschillende factoren. Sommige festivals adresseren een bredere targetgroep en bieden uiteenlopende muziekgenres aan, wat het festival bijvoorbeeld aantrekkelijker maakt voor een breder publiek. Andere festivals focussen zich dan weer eerder op een niche, een bepaalde ervaring of een specifiek muziekgenre en trekken bijgevolg een ander publiek aan (Leenders, Van Telgen, Gemser & Van der Wurff, 2005). Verscheidene vormen van populaire massacultuur, adresseren volgens Shuker (2001) daarnaast verschillende targetgroepen. Sinds de babyboom zijn jongeren een interessante targetgroep geworden voor de culturele industrie. De voornaamste consumenten van populaire muziek (na 1950) blijken dan ook jonge mensen tussen de 12 en 25 jaar. Hoewel de ‘rock’ en ‘pop’ initieel vooral bedoeld was voor een jonge markt, toonden ook de 30-plussers veel interesse. De grootste targetmarkt bleef echter die van de jongeren (Shuker, 2012, p. 161-164). Muziekfestivals kunnen we zien als een vorm van deze populaire massacultuur en ook zij zoeken vooral aantrekking bij
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
24
jongeren. In welke leeftijdscategorie deze jongeren zich bevinden, daar is echter geen eenduidig antwoord op. Onderzoek van Vanbosseghem (2011) toont bijvoorbeeld aan dat de meeste festivalbezoekers tussen een leeftijd van 18 en 24 jaar oud zijn. Het Nederlands populaire Pinkpop en Lowlands festival, trekt ook een jong publiek, ditmaal van 18 tot 30 jaar oud (Mojo, 2004, geciteerd in: Leenders, e.a., 2005). In ditzelfde onderzoek (Mojo, 2004, geciteerd in: Leenders, e.a., 2005) stelt men vast dat dancefestivals vooral de leeftijdsgroep tussen 15 en 25 aanspreken. Marketing strateeg Fromm (2014) spreekt dan weer over een publiek gaande van 18 tot 34 jaar oud. De doelgroep die we met onze focusgroepen willen bereiken zijn dus voornamelijk jongvolwassenen, die zich ergens in deze leeftijdscategorieën bevinden. Vooral jonge mensen communiceren overigens via visuele symbolen en verwachten ook dat er op die manier naar hen wordt gecommuniceerd (Thorlacius, 2007). Concreet kiezen we in dit onderzoek voor een doelgroep bestaande uit Vlaamse jongvolwassenen met een leeftijd tussen 16 en 28 jaar gebaseerd op volgende redenering. We hanteren een ondergrens van 16 jaar aangezien men vaak pas van een leeftijd van 16 jaar of ouder zelfstandig naar een festival mag. De bovengrens plaatsen we op 28 aangezien de leeftijdsgroep hierboven al minder actief festivals bezoekt. Als tweede criterium opteren we voor ‘kunstkennis’, waarbij we een verdeling van personen met en zonder kunstkennis willen opnemen in het focusgesprek. Zo creëren we een dynamiek en zetten we de verschillende standpunten tegenover elkaar.
4.1.2 Sampling respondenten De sampling van de respondenten gebeurde door middel van een sneeuwbalsteekproef waarbij benaderbare personen uit onze eigen omgeving aangesproken werden. Zij hebben op hun beurt dan weer nieuwe respondenten doorgegeven. De sneeuwbalsteekproef kan vertekening geven doordat ze niet aselect is, we selecteren namelijk individuen op basis van sociale netwerken. Het nadeel hiervan kan zijn dat de respondenten op elkaar kunnen lijken (Biernacki & Waldorf, 1981). Om deze vertekening tegen te gaan, kan men verschillende startpersonen aanspreken die zo heterogeen mogelijk zijn (Roose, e.a., 2014, p. 196). We hebben bijgevolg twee startpersonen aangesproken, waarvan de eerste over erg veel interesse en kennis over kunst beschikte en de tweede hiervan een tegenpool was. Zo bereikten we een netwerk van respondenten met zowel veel als weinig kennis over kunst en proberen we een deel van deze vertekening te vermijden.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
25
4.1.3 Materiaal: selectie kunststromingen Classificaties en grenzen van kunststromingen liggen niet vast (Dempsey, 2002), daarnaast is er geen eenduidig criterium dat bepaalt wat inferieure of superieure kunst is (Berlyne, 1971, p. 22). We stellen daarom enkele selectiecriteria voor, om te bepalen welke kunststromingen we in de focusgroep aan bod laten komen. We selecteren de voornaamste en grootste stromingen van de moderne en hedendaagse kunst, te situeren vanaf de late 19e eeuw tot nu (begin 21ste eeuw). We onderzoeken de invloed van de implementatie van stijlelementen uit kunststromingen door het oog van de gebruiker. Aangezien we focussen op Belgische festivals en Vlaamse jongeren selecteren we stromingen die door deze jongeren gekend zijn of op zijn minst herkend worden. We proberen daarnaast een beeld te krijgen van welke kunstvormen zij als relevant beschouwen voor festivalwebsites. Aangezien we de respondenten niet willen testen op hun kunstkennis maar vooral benieuwd zijn naar hoe zij staan tegenover de thematiek van kunst en websites, gaan we niet al te diep in op de verschillende moderne en hedendaagse stromingen. We peilen als inleiding slechts kort naar welke kunstvormen zij kennen. We hebben daarvoor enkele voorname stromingen weergegeven op een bord om hen te inspireren en zich makkelijker in te leven in het onderwerp. We baseerden ons voor deze selectie op het boek van Philips (2012), aangezien deze zoals de titel vermeldt ‘inzicht (wil) krijgen in de belangrijkste stromingen’ en dus enkel de voornaamste stromingen van de moderne en hedendaagse kunst bespreekt.
4.1.4 Procedure Het focusgesprek duurde 2 uur en 10 minuten, inclusief een pauze van 10 minuten. De participanten werden bevraagd in een realistische en huiselijke setting waardoor ze zich comfortabel voelden. Het gesprek werd geleid door een moderator die een gespreksgids (bijlage A) hanteerde om het gesprek in de juiste banen te leiden. Hierbij werd eerst kort gepeild naar hun kennis en interesse over kunst. Daarna werd dieper ingegaan op festivalwebsites en het al dan niet belang van esthetiek voor dergelijke sites. Vervolgens linkten we deze twee luiken aan elkaar door de verhouding tussen kunst en festivals en de aanwezigheid van kunst op een festivalwebsite te bespreken. We eindigden de focusgroep door concreet twee festivalwebsites samen te evalueren op de aanwezigheid van kunstelementen en hun eventuele meerwaarde of eerder het tegenovergestelde effect. Zo probeerden we de gedachtegang van de respondenten over het belang van de kunstzinnigheid van festivalwebsites te achterhalen.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
26
4.1.5 Resultaten focusgroep 1 Aan deze focusgroep namen 10 respondenten deel, waarvan 3 mannen en 7 vrouwen. De leeftijd van de deelnemers varieerde van 20 tot 25 jaar en valt binnen de vooropgestelde doelgroep. Verder bestond de groep uit zowel respondenten met weinig kennis van kunst en respondenten met matig tot veel kennis van kunst. De interesse in kunst liep ook uiteen van matig tot heel veel interesse. Allen bezochten ze reeds één of meer Belgische festivals en waren ze fan van uiteenlopende muziekstijlen gaande van Hip Hop tot House en Jazz. Er namen zowel studenten deel aan de focusgroep, alsook werkenden (voltijds of halftijds). We werkten met respondenten waarvan velen elkaar reeds kenden, hierdoor creëren we meer naturalistische geldigheid. De context waarin het gesprek plaatsvindt, is realistischer en lijkt op een situatie die de respondenten in het echte leven zouden kunnen tegenkomen (Roose, e.a., 2014, p. 330) waardoor ze zich gestimuleerd voelen om meer betrouwbaar en actief deel te nemen aan het gesprek.
1. Visueel en functioneel Zowel het visuele als het functionele aspect zijn volgens deze focusgroep belangrijke elementen die aanwezig moeten zijn in een festivalwebsite. De site moet handig zijn in gebruik en je moet snel en gemakkelijk alle informatie terug kunnen vinden die je nodig hebt. Daarnaast is het visuele aspect volgens de respondenten minstens even belangrijk om je te overtuigen om naar het festival te gaan, aangezien dit een sfeer weergeeft, een idee van wat je kan verwachten. Op gebied van het visuele kwam vaak het belang van de juiste kleur, de typografie en met name de juiste sfeer terug.
Visueel
“Euh, ik heb eigenlijk vooral veel foto’s en beelden opgeplakt omdat dat voor mij, mij ook meteen een beeld geeft van de sfeer van het festival en of ik daar naartoe wil of niet”
“Meestal bovenaan staat er altijd wel een zonsondergang euh en zo echt een mooi beeld, een sfeerbeeld van het festival zelf. Dat is ook wel belangrijk”
“Typografie en kleuren die moeten heel bewust gekozen worden”
“En elk jaar is dat wel een speciaal modekleurtje, muntgroen, ik zeg zomaar wat. Bij veel van die festivals. Dus ja, toch wel echt met een bepaalde kleur te werk gaan. Iets heel specifiek”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
27
“Ik weet nie, ja ik vind dat ook belangrijk zo ne grafische stijl, zo bij Pukkelpop is dat ieder jaar anders, zo allé ja, da kan, da zijn nu domme voorbeelden ma allé er is altijd ne specifieke stijl”
Functioneel
“Functioneel, ja dat dat gemakkelijk te raadplegen is, dat je makkelijk artiesten kunt opzoeken”
“Ook gewoon niet teveel op, dat het duidelijk is, dat als je iets zoekt van informatie dat je het snel vindt”
2. Esthetiek, kunst en festivalwebsites Volgens de respondenten is esthetiek in alle domeinen belangrijk, dus ook voor festivals. Voor festivals is de esthetiek gewoon anders als in andere sectoren, vaak speelser, creatiever. Of de website er goed uitziet of niet, heeft een invloed op hoe ze het festival percipiëren. Een festival met een lelijke website komt onprofessioneel over. Men verwacht daarnaast dat, wanneer de festivalwebsite er niet goed uit ziet of hen niet aanspreekt, dat het festival zelf ook niet veel voorstelt en niets voor hen is.
Esthetiek en schoonheid “Het esthetische is gewoon verschillend per sector, denk ik. Zo gelijk een bank dat is ook esthetisch heel belangrijk maar dat gaat er natuurlijk helemaal anders uitzien als een muziekwebsite. Maar daarom niet minder belangrijk” “Als ge echt van het eerste moment wilt vastpakken op ne website, dan moet ge direct een heel esthetische website hebben” “Alle als ik zo ne website zie dat er niet uitzie dan heb ik zo iets van oei da’s nie echt professioneel” “Allé als een website totaal jou niet aanspreekt, dan ga je toch ook ergens denken van: Dat event zal wel niets voor mij zijn, want die begrijpen mij al niet in de website.”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
28
“Het is echt een sfeer die ze creëren gewoon he, dat je ook door middel van esthetiek kunt al op u website zetten” “En gewoon ook, ge zijt met muziek bezig en als ge dan van die ‘crappy’ dingen gaat doen, dan is die muziek ... dan lijkt dat ook zo niks te betekenen of zo...”
De respondenten waren van mening dat muziek sterk samenhangt met kunst en esthetiek en dat het net daarom voor festivals eventueel extra belangrijk of nuttig kan zijn om hiermee bezig te zijn. De link tussen festivals en kunst is volgens veel respondenten zowel een goede als een duidelijke link. Zo geven ze zelf aan dat kunst ook rechtstreeks aanwezig is op festivals, denken we maar aan het kunstdorp van Arne Quinze op Rock Werchter of de videokunst achter de Dj’s. Het is daarom ook dat festivals deze link vaak leggen en ze hiermee nieuwe bezoekers proberen te trekken of de huidige bezoekers iets extra proberen te bieden bovenop de muziek, namelijk kunst. Wellicht spelen hierbij ook andere dan esthetische argumenten een rol, denken we maar aan het versterken van het eigen imago of aan de specifieke sociale waarden die zo worden uitgedragen: ecologie, duurzaamheid, verbondenheid …
Kunst “Ze hebben daar ook zo een heel kunstdorp he, met die Bugs en wa ist, dat zijn ook allemaal kunstwerken hé, ik denk dat ze wel weten ... omdat ze wel beseffen dat dat ongeveer dezelfde doelgroep is, dat mensen zich daar ook wel sneller in gaan interesseren” “Dat is ook gewoon commercieel opzicht hé, nog wat extra kunnen bieden, niet alleen muziek. Ook de ouders die eventueel meegaan, die iets kunnen doen. Als ge tussen twee bands door en ge zit nie op de camping dat ge ook nog iets extra kunt gaan doen, da’s ook nie alleen denk ik omdat die mensen denken: Oooh misschien wat kunst erbij brengen, die denken wat kunnen we hier doen om die mensen ...” “Ik weet nog nie, we hebben 1 kunststroming eigenlijk momenteel heel de tijd over het hoofd gezien, videokunst hoort er ook ... zelf de artiesten zelf, de Dj’s gebruiken het achter hun, allé ik bedoel... muziek hoort bij cultuur en cultuur wordt tegenwoordig ... alle in mijn opzicht, een festival moet meer als alleen muziek kunnen brengen en dan is het een cultuurfestival en rond cultuur hangt van alles en dan komt elke kunststroming terug daarbij kijken volgens mij. In de website, op het uh op de poster, ja de invloeden zijn altijd terug te vinden naar mijn mening”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
29
De respondenten haalden verder aan dat een festival geen tastbaar product is, het product dat ze aanbieden bestaat enerzijds uit de headliners en de bands natuurlijk, maar is daarnaast ook voornamelijk een totaalervaring. Bijgevolg is het voor hen erg belangrijk om vanaf de eerste indruk te overtuigen, omdat je achteraf niet iets tastbaars overhoudt. Het is voor velen een belevenis, een ervaring. Esthetiek kan voor festivals daarom extra belangrijk zijn om nieuwe mensen aan te trekken en twijfelaars te overtuigen. Aanbieden van een ervaring “Ik denk gewoon dat dat is omdat ze een ervaring verkopen en niets materieels, en dat dat gewoon al begint bij de website” “Het is niet een tastbaar product dat je achteraf over houdt, dus ze moeten wel bij het eerste al overtuigen ook, denk ik”
Het gebruik van elementen uit kunststromingen kan een manier zijn om esthetiek uit te drukken, al is dit volgens de respondenten vaak onbewust en slechts één manier, maar daarom niet de enige en beste manier. Wel halen ze aan dat er heel wat invloeden van kunst direct te herkennen zijn. Respondenten benadrukken ook het feit dat festivals, of de ontwerpers van de festivalwebsites, zich wellicht onbewust laten inspireren door kunststromingen, maar dat dit niet altijd vooraf de bedoeling is. Gebruiken van elementen uit kunst “Maar er zijn toch heel veel dingen, ge kunt die allemaal gebruiken in ne website maar ik zie daar niet bepaald een voordeel van in om iets esthetisch mooier te maken” “Het is op zich een kunststroming op zich al hé, die moderne typografie die nu bijna elk festival gebruikt” “Kubisme vindt ge ook nog altijd heel veel terug, constructivisme, driehoeken, alle jawel, naar mijn mening zit er nog ... heel veel stromingen zijn rechtstreeks af te leiden” “Je wilt van in het begin een totaalervaring inderdaad, dus niet alleen audio maar dat moet ook visueel blijven hangen en ja ik denk dat je dat wel kunt doen, onbewust of bewust, met kunststromingen die er wel of niet bijpassen”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
30
“Maar ik zeg hé, ik denk dat ge altijd nu achteraf bijvoorbeeld die hun website kunt linken aan een kunststroming, maar ik denk niet dat ze dat bewust in het begin hebben gekozen”
Esthetiek is belangrijk voor een festivalwebsite en andere websites omdat het je vertrouwen geeft in de site en de organisatie. Onderzoek (Li, e.a., 2010; Robins, e.a., 2008) toonde al eerder aan dat esthetiek belangrijk is voor het vertrouwen en de geloofwaardigheid van een website en zijn content en dit wordt ook bevestigd door de respondenten van deze focusgroep. Vertrouwen “die esthetiek in beide voorbeelden moet die u een vertrouwen geven. Bijvoorbeeld bij een bank is dat een heel andere esthetiek, maar die gaat u wel vertrouwen geven in die bank of niet en bij een festival ook”
Wanneer we zeer specifiek een kijkje namen op de website van het wereldfestival Tomorrowland, editie 2015, linkte het overgrote deel van de respondenten van deze focusgroep de stijl van de website aan de kunststroming Art Nouveau. Het gebruik van sierlijke krullen, gebogen lijnen en decoratieve ornamenten lijken inderdaad rechtstreeks naar deze kunststroming terug te grijpen. Er woedde een korte maar hevige discussie over de vraag of de aanwezigheid van deze kunstige elementen al dan niet een meerwaarde is. De meningen waren erg verdeeld. De respondenten bereikten een consensus door te stellen dat, wanneer artistieke elementen ‘op een juiste manier toegepast worden’, ze in de meeste gevallen een meerwaarde kunnen zijn. Dit geldt dan vooral wanneer de gekozen kunststijl een goede link en associatie heeft met het festival. Meerwaarde “Biedt het een meerwaarde die tierlantijntjes, de Art Nouveau, JA. Voor de website, niet meteen voor mij nee” “Oké dan laten we de tierlantijntjes weg en dan verkoopt het niet meer want ge moet denken Tomorrowland is nu bezig met de website, pakt gij vindt het niet mooi pakt, maar 2/3 van de mensen vindt het misschien wel mooi, waarschijnlijk, want het spreekt miljoenen mensen aan om er naartoe te gaan die toch eerst op de website komen” “Maar het is voor mij geen meerwaarde. Maar ik denk voor veel mensen wel” “Jawel het is wel een meerwaarde want als ge nu ne kurkdroge Tomorrowland hebt, het heeft niks te maken met of gij het mooi vindt of niet”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
31
“Ik vind dit niet zo een goed voorbeeld, niet zo een geslaagd voorbeeld maar ik kan me inbeelden dat het wel kan geslaagd zijn, maar hier inderdaad, ik vind Art Nouveau een beetje een rare associatie”
3. Toetsing aan de studie van Thorlacius We koppelen de resultaten verder aan de literatuur en kijken naar de 4 elementen die een belangrijke rol spelen bij het succes van esthetische websites volgens Thorlacius (2007).
Imago van de zender
Wanneer we de website van het wereldfestival Tomorrowland er bij haalden, linkte het overgrote deel van de respondenten van deze focusgroep de stijl van de website met de kunststroming Art Nouveau en vond de website daarnaast eerder “lelijk”. Ze vonden het raar dat zo een groot festival, dat ook buiten de grenzen van België enorm gekend is, zo een lelijke website had. Ze bemerkten ook dat wanneer de website van Tomorrowland de lijn van Art Nouveau volledig zou doortrekken, jongeren het festival zouden linken aan oudere, saaiere dingen en het hen kon afschrikken. Wanneer de website van Dour er zo zou uitzien als deze van Tomorrowland, dan zouden ze plots een heel ander beeld krijgen over Dour. We zien dus dat de esthetische waarde en stijl van een festivalwebsite associaties kan uitlokken over de zender / het festival.
Beeld over de zender “Een wereldfestival met die website, dat snap ik niet” “Lelijke website” “Als ge nu Dour een website gaat geven als Tomorrowland dan schrikt dat mij wel af. Van wow gaat dat zoiets zijn, terwijl dat eigenlijk Dour gaat zijn, snapt ge. Maar de uitstraling van die website gaat dan afschrikken omdat dat zo eruit ziet als Tomorrowland en ja dat geeft toch een bepaalde indruk gewoon” “Dat die daar zoveel geld aan gegeven hebben…” “Maar ik denk ook dat dat wat kan afschrikken, stel dat je die website van Tomorrowland helemaal in die Art Nouveau stijl zou doen dat er al heel veel jongeren zouden afhaken. Van zo 16,17,18, als ze daar niets van weten, dat ze dan zullen denken ah die kleuren, zo saai, dat ze dat onmiddellijk aan iets ouder gaan linken en dan niet zo snel zouden kiezen.”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
32
Content ondersteunen
De respondenten vonden de beschikbare content van een festivalwebsite belangrijk. De line-up moet duidelijk zichtbaar zijn en ook informatie over artiesten moet je gemakkelijk kunnen raadplegen. Wanneer een festivalwebsite er echter niet esthetisch uitziet dan komt dat onprofessioneel over en ga je volgens hen de content ook niet goed verwerken. Content ondersteunen “... dan is content bijzaak, als de website er niet uitziet, dan gaat ge ook niks van de content opnemen”
Aanpassen aan het genre van de website
Thorlacius (2007) stelt dat websites die zich in het segment entertainment bevinden een hoger aantal esthetische elementen mogen bevatten. De respondenten haalden ook aan dat muziek wel samenhangt met kunst, waardoor festivalwebsites misschien net iets meer aandacht moeten hebben voor esthetiek dan sites in andere sectoren. Nemen we de woorden van Thorlacius (2007) letterlijk dan kijken we nog iets specifieker naar het genre van het festival. Dan merken we dat de respondenten van mening zijn dat festivalwebsites zich stevig moeten aanpassen aan de muziekstijl die zij benadrukken. Er moet een bepaalde match zijn tussen het voornaamste muziekgenre en de gebruikte stijl. Genre “Ik vind wel dat muziek euh samenhangt met kunst, dus dat ge sowieso daar wel meer aandacht aan moeten hebben dan bijvoorbeeld gerechtsdeurwaarders of iets of een bank of ... dat moet er ook wel professioneel uitzien maar niet zo zeer origineel of aantrekkelijk” “Ik zie ook wel zo van die meer experimentele kunststromingen bij meer experimentele festivals. Ik denk wel dat dat echt zou werken” “Kleuren omdat ja ik weet nie, ja dat ligt er natuurlijk ook wel weer aan wat voor een festival, als ge een metal festival hebt gaat het waarschijnlijk minder kleurrijk zijn dan Pukkelpop of Werchter” “Ik vind dat je vaak aan de site al weet welke muziek er op het festival komt, vooraleer ge de line-up gezien hebt” “Tomorrowland is echt al fantasie, maar daar hebben ze ook Q-base he, daar hebben ze ook hardcore he, maar dat is gewoon, je hebt altijd één belangrijkste, ja hun headliners gewoon he. En dat is wel belangrijk dat dat daar op afgestemd is misschien, die site”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
33
Aanpassen aan de doelgroep
Esthetiek is belangrijk om een bepaalde sfeer weer te geven en een duiding van hoe het festival zal zijn. Als de festivalwebsite lelijk is of de doelgroep niet aanspreekt, dan denken jongeren snel dat het festival niets voor hun gaat zijn. Jongeren zijn bezig met esthetiek en het is belangrijk dat festivals hier ook mee bezig zijn als ze jongeren willen aantrekken. Ze moeten een esthetiek aannemen die de jongeren willen. Welke esthetiek festivals moeten aannemen, hangt volgens de respondenten echter fel af van de doelgroep die ze willen bereiken en de muziekstijl die ze promoten. Elk festival moet een eigen esthetiek vinden zodat ze hun doelgroep aanspreken. Doelgroep “Esthetiek verkoopt, jongeren zijn daarmee bezig. Instagram foto’s moeten naar hun mening mooi zijn of die komt niet op Instagram” “Esthetiek is heel belangrijk en als een festival die jongeren wilt aantrekken, moet het ook mee zijn met wat de jongeren willen, een bepaalde esthetiek” “Ik denk dat dat vooral samenhangt met de muziekstijl ten eerste en ook met uw doelgroep die ge met uw festival wilt bereiken. Ik denk dat alle Werchter, allé niet alle natuurlijk, maar veel Werchter bezoekers wel ongeveer dezelfde website mooi gaan vinden en veel Dour bezoekers die zijn daar ook helemaal weg van, van wat Dour doet.” “Een eigen esthetiek vinden, zodat mensen zich daaraan gaan binden” “Ze zijn sowieso beïnvloed geweest door andere dingen, maar toch ook wel doelgroep hé, doelgroepgericht.”
4.2 Focusgroep 2 4.2.1 Onderzoekspopulatie Met de tweede focusgroep richten we ons op dezelfde leeftijdscategorie als focusgroep 1 (Cfr. supra p. 24-25 § 4.1.1), enkel criterium 2 wordt gewijzigd. Concreet kiezen we opnieuw voor Vlaamse jongeren tussen 16 en 28 jaar. Maar, we opteren ditmaal vooral voor mensen met enige kennis van kunst, dewelke actief zijn in de sector van webdesign of website-ontwikkeling. Zo bekijken we de thematiek door de ogen van de ontwerpers en proberen we ook op dit punt een duidelijker inzicht te verkrijgen. We hebben geprobeerd aan dit criterium tegemoet te komen door respondenten te selecteren die aan een kunstschool studeerden en hier minimaal het vak kunstgeschiedenis hebben gevolgd.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
34
4.2.2 Sampling respondenten Net zoals bij de eerste focusgroep hebben we respondenten gecontacteerd aan de hand van de sneeuwbalsteekproef (Cfr. supra p. 25 § 4.1.2). Zo bereikten we snel een netwerk van respondenten die actief zijn in de sector van webdesign, web-ontwikkeling en/of grafisch ontwerp.
4.2.3 Materiaal Het stimulimateriaal en de gespreksgids van de eerste focusgroep (Cfr. supra p. 26 § 4.1.3) hebben we mits kleine aanpassingen opnieuw gebruikt om de resultaten vergelijkbaar te houden.
4.2.4 Procedure Het tweede focusgesprek duurde 1 uur en 30 minuten, inclusief een pauze van 10 minuten en werd net zoals focusgroep 1 in een zo realistisch mogelijke setting georganiseerd (Cfr. supra p. 26 § 4.1.4).
4.2.5 Resultaten focusgroep 2 1. Omschrijving respondenten Aan de focusgroep namen 7 respondenten deel, waarvan 5 mannen en 2 vrouwen. De leeftijd van de deelnemers varieerde van 22 tot 28 jaar. De meerderheid van de respondenten waren voltijds werkenden, verder was er 1 student en 1 deeltijds werkende. De student gaf in de focusgroep wel aan reeds voor enkele klanten te freelancen en volgde momenteel een extra opleiding: Interactive Multimedia Design. De werkende respondenten beschreven hun functies gaande van grafisch ontwerper, creative director tot digital designer. Alle respondenten gaven daarnaast aan al naar 1 of meerdere Belgische festivals geweest te zijn en bij meer dan de helft zagen we dan ook Pukkelpop en Dour verschijnen.
2. Visueel en functioneel De respondenten bevestigden wat er in de eerste focusgroep naar voor kwam, namelijk dat zowel het visuele als het functionele aspect van een festivalwebsite belangrijk is. Het is noodzakelijk dat een festivalwebsite inzake functionaliteit goed presteert. Dit betekent dat de site voldoende en goede informatie bevat over de artiesten, de line-up, de locatie enzovoort ... Daarnaast moet de navigatie doorheen de site vlekkeloos verlopen. Ook wat men in marketingtermen ‘the call for action’ noemt, moet prominent aanwezig zijn.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
35
Daarnaast is het visuele aspect belangrijk om een passende sfeer weer te geven en de nodige interesse te wekken. Het is belangrijk meteen de aandacht van de gebruiker te grijpen en dit kan volgens de respondenten via ‘catchy’ beelden of ‘quotes’. Voor de ene respondent primeerde het visuele en voor de andere dan weer het functionele, maar over het algemeen waren ze het eens dat het functionele en het visuele eigenlijk hand in hand moeten gaan. Het moet én goed werken én mooi zijn. Visueel “Ja iets dat een soort inleiding is naar een festival, een soort sfeerbeeld. Dat ge in dat beeld de hele sfeer van het festival kunt opsnuiven” “Ja ik vind het visueel aspect heel belangrijk, waarom? Omdat, het is eigenlijk als ik naar een website ga, dan kijk ik eerst naar de beelden en als de beelden me niet aanspreken dan ben ik weg” “Voor mij is sowieso visueel belangrijker dan iets anders. Ik vind het beeld, openingsbeeld, beelden van de artiesten voor mij persoonlijk veel meer afhangt dan ja eigenlijk de info of de tekst”
Functioneel “Alle voor mij ne website voor een festival, dat is echt info, info, ... omdat daar euhm echt de gebruiker, de bezoeker daar naartoe gaat, echt die wilt zo snel mogelijk die info hebben. Oké ge kunt een impressie hebben van uw festival dat komt er sowieso bij te pas, qua beelden die ge erbij gebruikt, maar toch staat dat voor mij toch op nummer 1” “Ja maar het ding is van festivalsites, je bent al geïnteresseerd om dat te kopen, dus eigenlijk wil je dat gewoon kopen en dat moet minder verkopen, dat moet vooral duidelijk zijn en snel. Dus dat speelt zeker een rol als dat mooi is maar ik denk dat moet gewoon ... je wil dat al doen, je hebt dat in je hoofd: ik ga dat doen... gelijk ik moet via die site dat doen. Dus je wil dat dat zo snel mogelijk kan gedaan worden” “Ja ik heb gewoon alles heel droog eigenlijk, da begint ook met ne line-up en beelden qua food en toestanden. Maar eigenlijk draait alles over info, info, info, dus navigatie, daardoor het plannetje erbij ook. Ook de line up, veel info”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
36
Evenwicht “Ik vind gewoon niet dat visueel, dat dat moet inboeten voor functionaliteit, daar moet gewoon een evenwicht zijn. En der is niet primair of secundair, dat is er gewoon niet. En dat is gewoon de fout die heel vaak wordt gemaakt, ofwel is het visueel mooi en totaal nie functioneel en ofwel is het functioneel en heeft het totaal geen zin” “Ja het moet duidelijk zijn, maar het moet ook mooi zijn” “Ik vind dan beelden belangrijk en als ik iets wil kopen of bestellen zoals tickets voor een festival, dan moet eigenlijk de koopknop ook heel duidelijk in beeld zijn! Datum, locatie, ... al de nuttige informatie”
3. Esthetiek, schoonheid en festivalwebsites In lijn met de visie van recente onderzoeken (Pandir, e.a., 2006; Chatterjee, 2013) kwam in de focusgroep naar voor dat esthetiek heel subjectief en persoonlijk is. Wat voor de één mooi is, is voor de ander lelijk. Subjectief “Het is gewoon ook moeilijk om voor iedereen goed te doen, ik denk niet dat er een standaard is van goede smaak, dat is er gewoon niet” “Esthetiek is zo een beetje subjectief denk ik zo. Iedereen heeft zijn eigen smaak hé”
Bepaalde respondenten benadrukten dat een website er goed en mooi moet uitzien, want dit stemt overeen met enige vorm van kwaliteit. Dit kwam reeds aan bod in de eerste focusgroep. Wanneer de website van een festival er niet uitziet, dan gaan jongeren nogal snel denken dat heel het festival weinig gaat voorstellen. Een creatieve en correcte grafische website geldt als een soort ‘kwaliteitsdrempel’. Kwaliteitsdrempel “Ge moet niet afkomen met ‘gepixelde’ beelden of zo van mijn lievelingsband want als een festival een ‘gepixeld’ beeld gebruikt op hun website voor mijn lievelingsband dan ga ik niet naar dat festival. Voor mij, ik heb dan zoiets van ja wat is dat nu weer voor een festival, op wat gaat dat daar trekken. Als hun website al op geen zak trekt, dan gaat hun podium of hun geluid of hun whatever dan ook niet echt, allé mijn ding zijn, snap je?”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
37
“Ik vind als ge u presenteert naar de buitenwereld moet alles op de puntjes zijn en ik vind websites tegenwoordig is uw gezicht en uw gezicht moet verzorgd zijn en moet er goed uitzien” “Ik vind wel dat dat veel zegt alle over het professionalisme van een ... als ne website totaal nie in orde is en nie voldoet aan de hedendaagse eisen allé en de graphics zien er niet goed uit, dan komt dat voor mij minder professioneel over sowieso dan sites gelijk Pukkelpop en zo...”
Een ander belangrijk aspect dat vaak aangehaald werd, is het feit dat het belangrijkste van festivalwebsites hun product is, namelijk de headliners. Met de bands, lok je het publiek, al is het wel belangrijk dat je die bands op een mooie manier presenteert en een totaalervaring aanbiedt die aan de verwachtingen voldoet. Product “Jaa ook gewoon ja de stijl dat moet mij wel een beetje aanspreken maar nie da’k nie ga gaan als dan ergens mijn favoriete band komt, allé daar gaat het niet over maar het gaat vooral over, ik vind dat toch wel belangrijk hoe een festival zich profileert” “Want inderdaad de bands zijn primair, maar je moet die bands ook in het juiste licht zetten, je moet daar zo een beetje het juiste beeld bij plakken” “Gelijk allé ja bijvoorbeeld de Lotto Arena of zo, van de week speelde Oscar and The Wolf daar, das nie omdat de Lotto Arena een blitse huisstijl heeft, dat is omdat Oscar and The Wolf op de affiche staat, da’s omdat Clouseau op de affiche staat. Dus ik denk dat dat voor festivals ook heel belangrijk is, hetgeen dat ge aanbiedt en dat moet inderdaad in een mooi en een fris jasje zitten. Dus ja, die dingen gaan hand in hand, denk ik” “Ik heb dat ook maar uhm als mijn lievelingsband op een ‘crappy’ festival speelt dan ga ik daar ook naartoe gaan, omdat ik die band wil zien. Maar ik zou mij dan ook wel storen dat het niet de ervaring is, die dat ik zou willen hebben”
Volgens de respondenten van deze focusgroep is het visuele en esthetische aspect vooral van belang voor onbekendere festivals of wanneer men een nieuw publiek wil aantrekken. Als het festival reeds over naambekendheid beschikt, dan gaan mensen er vanuit dat het goed gaat zijn en dan is de verschijning van de website volgens hen minder doorslaggevend. Wanneer festivals echter een nieuw publiek moeten overtuigen, dan is het belangrijk dat de website de jongeren aanspreekt.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
38
Nieuw publiek “Ik praat nu eerder over festivals die nog niet zo’n naambekendheid hebben zoals Werchter en Pukkelpop, waarvan dat je er zo vanuit gaat van ja ge gaat er naartoe, het gaat wel goed zijn. Allé dus ook zonder zelfs naar die website te moeten surfen. Maar als je bijvoorbeeld een nieuw festival wil ontdekken, bijvoorbeeld als ik naar de Cactusfestivalwebsite ga, dat is een website die me aanspreekt, die is clean, die is proper, de foto’s zijn duidelijk, de info ziet er goed uit. Dan heb ik zoiets van oeh daar wil ik wel naartoe gaan se” “Ja tuurlijk, tuurlijk, daarom dat het visuele aspect en het geheel er rond, alle details, alles eigenlijk superbelangrijk zijn. Als je met je festival echt Tomorrowland en zo wil worden he” “Dat is vooral als je nieuwe mensen wil lokken, als je nieuw publiek wil bereiken. Ik denk dat dat dan belangrijk begint te worden”
4. Kunst en festivalwebsites De respondenten waren kritisch tegenover het feit dat het gebruiken van elementen uit kunst een meerwaarde kan bieden voor een festivalwebsite. Ze gaan er echter vanuit dat alles wat de dag van vandaag ontworpen wordt, ergens op geïnspireerd is. Daar kan een ontwerper als het ware niet meer onderuit. Wanneer er echter expliciet naar de sfeer of stijl van een kunststroming wordt gerefereerd, dan is een correcte uitwerking van groter belang. Een slechte uitvoering kan men zich als ontwerper niet veroorloven. Inspiratie uit kunststromingen “Wij als vormgevers gaan er vanuit dat alles geïnspireerd is op een of andere kunststroming, omdat alles geïnspireerd is op een kunststroming, maar het moet gewoon goed gedaan worden en dat wordt gewoon verwacht, dat het goed gedaan wordt. Als jij iets, als je je inspireert op Art Nouveau moet je dat niet verkrachten zoals dat het hier gebruikt wordt, allé gelijk het hier gedaan wordt. Dan moet je gewoon maken dat het op de puntjes goed afgewerkt is, dat ge kunt zeggen oké, ik inspireer me daarop of anders moet je gewoon een wit papiertje met een beetje tekst erop zetten, allé een wit blad met een beetje tekst en dan ben je ook op iets geïnspireerd he! Maar dan doe je het tenminste goed”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
39
5. Toetsing aan de studie van Thorlacius We proberen ook de resultaten van focusgroep 2 in de mate van het mogelijke te koppelen aan de studie van Thorlacius (2007).
Imago van de zender
De respondenten van de focusgroep beoordelen kort de website van Tomorrowland, hier volgen hun eerste reacties. Wanneer we peilen of het uiterlijk van de website, de esthetiek, een invloed heeft op het imago van Tomorrowland, antwoorden de respondenten volmondig: ‘Ja’. Een wereldfestival met zo een ‘onprofessionele’ website, dat konden ze amper begrijpen. De vraag of dit wel degelijk de officiële website van Tomorrowland was, is meerdere keren gesteld. Imago “Absoluut, dat is gelijk iets dat nonkel José heeft gemaakt voor uh het lentefeest van ...” “Het is gewoon super druk ook, met die foto en ... gewoon lelijk” “Ik vind dat echt niet professioneel gemaakt, dat is gelijk iets van Weebly, dat is gelijk een Weebly template” “Ik zeg het, het is niet de experience dat ik had verwacht ...”
Aanpassen aan het genre festival
Het is in de tweede focusgroep minder expliciet aan bod gekomen, maar toch werd subtiel verwezen naar het feit dat elk festival een andere doelgroep aanspreekt en bijgevolg ook een hierbij aansluitende stijl heeft. Zoals de naam van het festival ‘Graspop Metal Meeting’ reeds duidelijk maakt, ligt de nadruk hier op zware ‘metal’ muziek. We verwachten dan ook dat de gekozen stijl voor Graspop niet in dezelfde lijn ligt als Tomorrowland, dat zich duidelijk meer richt op alle soorten van ‘dance’ muziek. Genre “Groezrock is helemaal anders als Tomorrowland, Graspop is zeker helemaal anders als Pukkelpop”
Content ondersteunen
Dat de esthetiek van de website, de content moet ondersteunen, hebben we niet verder kunnen uitdiepen.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
40
Aanpassen aan de doelgroep
Net zoals in de eerste focusgroep benadrukt werd, vinden ook deze respondenten het belangrijk dat de gekozen stijl de doelgroep aanspreekt, zoals Thorlacius (2007) in de literatuur aanhaalt. Het wil daarom nog niet zeggen dat de esthetische waarde of gekozen stijl bepalend is voor hun wel of niet deelname aan het festival. Al is het voor de doelgroep wel een meerwaarde wanneer het hen aanspreekt. Doelgroep “Maar met de doelgroep is het wel belangrijk, voor hen is het ook, wat gij daarnet zei een “piece of de pie”. Dat is niet zo van dat is groen dus ik ga niet gaan, dat is rood dus ik ga wel gaan, daar zijn die niet zo mee bezig, maar het is wel een meerwaarde om er bewust voor hen ... ook dat het hen wel aanspreekt”
4.3 Focusgroep 3 4.3.1 Onderzoekspopulatie Om zeker ook de Vlaamse jongvolwassenen met weinig tot geen kunstkennis voldoende aan bod te laten komen, organiseerden we een derde focusgroep. Hierbij spraken we enkel participanten aan die zichzelf profileerden als leek op gebied van kunst. Het eerste criteria, namelijk de leeftijdscategorie, is ook ditmaal hetzelfde als in focusgroep 1 (Cfr. supra p. 24-25 § 4.1.1)
4.3.2 Sampling respondenten Ook voor de derde focusgroep hanteren we de sneeuwbalsteekproef waarbij we in het eigen netwerk starten (Cfr. supra p. 25 § 4.1.2.).
4.3.3 Materiaal Om de antwoorden vergelijkbaar te maken, hebben we de vorige gespreksgids in grote lijnen behouden (Cfr. supra p. 26 § 4.1.3).
4.3.4 Procedure Het derde focusgesprek duurde 1 uur en 35 minuten, inclusief een pauze van 10 minuten en werd net zoals de andere focusgroepen in een zo realistisch mogelijke setting georganiseerd (Cfr. supra p. 26 § 4.1.4).
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
41
4.3.5 Resultaten focusgroep 3 1. Omschrijving respondenten Aan de focusgroep namen 7 participanten deel, waarvan 2 mannen en 5 vrouwen. De leeftijd van de respondenten bedroeg 23 of 24 jaar. Dit kunnen we verklaren door de gehanteerde steekproeftrekking: de sneeuwbalsteekproef. Hierdoor bevinden de respondenten zich hoogstwaarschijnlijk binnen één sociaal netwerk. Er namen zowel studenten (3), voltijds werkenden (3) als niet werkenden (1) deel. Allen bezochten ze reeds meermaals Belgische festivals en zijn fan van uiteenlopende muziekgenres.
2. Visueel en functioneel Ook focusgroep drie bevestigde dat het functionele en visuele van een festivalwebsite hand in hand moeten gaan. Onderstaande qoutes illustreren dit. Visueel “Dan heb ik ook zo wa sfeerbeelden, niet per sé dat er zoiets op moet staan maar gewoon zo inderdaad ... dat ge al ziet zo welke sfeer er is op het festival of als er een thema is of zo” “En ook het lettertype, ja eigenlijk heel de layout dat moet wat aanspreken”
Functioneel “Ik vind het belangrijk dat ge duidelijk ziet waar ge op dingen moet klikken” “Dan ook duidelijkheid dat dat niet teveel zoeken is, maar dat ge direct kunt zien, dat is de line-up, wat is de ... alles eigenlijk superduidelijk, dat heb ik het liefst” “Ik had ook zo een beetje van die algemene dingen gelijk welke dj’s komen er en zo, hoe moet ge er geraken. De prijs, waar ge moet kamperen en zo, eigenlijk zo de informatie vind ik heel belangrijk, want dat is waar ik het meeste altijd voor kijk op een website”
3. Esthetiek, schoonheid en festivalwebsites Een website moet esthetisch en aantrekkelijk zijn. Ook deze focusgroep haalde dezelfde redenen hiervoor aan. Enerzijds is de schoonheid van de website een soort spiegel voor het festival.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
42
Wanneer de website mooi is, verwachten de respondenten ook een beter, leuker en professioneler festival. Anderzijds halen ze aan dat we tegenwoordig zoveel informatie en beelden moeten verwerken, dat wanneer we een lelijke, slordige website tegenkomen, we hier verder geen aandacht aan zullen schenken en hoogstwaarschijnlijk snel verder surfen. Dit fenomeen werd in de literatuur reeds bevestigd (Tuch, e.a., 2012; Robins, e.a., 2008; Sutcliffe, 2002; Schenkman, e.a., 2000; Pandir, e.a., 2006). De esthetische impressie die een website aan de gebruiker geeft, kan al snel bepalen of die het websitevenster sluit. Aantrekkelijk “De layout, of hoe zegde da, van de website zelf die moet zo mooi zijn. Allé da moet aanspreken” “Als ge bijvoorbeeld een heel slordige webpagina hebt of zo, dan gaat ge volgens mij de persoon die die bekijkt gewoon in de war brengen en gaat die wegklikken. Allé zeker nu, omdat iedereen al zoveel indrukken moet hebben. Dat bijvoorbeeld mensen 20 tabbladen open hebben met allemaal verschillende dingen, dan kan het wel eens heel goed zijn dat als het er niet verzorgd uitziet, dat ze het gewoon wegklikken volgens mij. En bij een festival zal dat ook zeker zo zijn” “Het zou mij een goedkoop beeld geven. Zoiet van, aah ja wij hebben hier gewoon in onze achtertuin een festival georganiseerd, zo een idee zou ik dan hebben” “Maar ook de kwaliteit, want die hebben daar veel tijd en moeite ingestoken in de site al. Dan hebde ook zoiets van die gaan dat effortje meer doen bij het festival. Terwijl als ge gewoon ne site wit met zwarte letters of zo, dan hebt ge zoiets van ja oké dat gaat niet veel extra worden”
De respondenten van de tweede focusgroep waren overtuigd dat vooral onbekende, nieuwe festivals nood hebben aan een aantrekkelijke website, aangezien zij nog een beeld moeten creëren in het hoofd van de consument. Ook focusgroep drie bevestigt deze gedachtegang. Nieuwe festivals “Maar ik denk dat vele festivals hun publiek al hebben, ... bijvoorbeeld wij kijken niet naar de Pukkelpop website. Bijvoorbeeld als die nu eindelijk een jaar eigenlijk kei mottig is, dat maakt niet uit” “Ge moet dat zien als wij nu bijvoorbeeld naar Kroatië naar een festival willen en er is er eentje met een kei mooie site en muziekskes en foto’s, en de andere heeft zo een saaie, rare site, als ge dan twijfelt dan zou ik sowieso de andere pakken”
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
43
“Als ge twijfelt, kiest ge voor schoonheid”
4. Kunst en festivalwebsites Festivalwebsites kunnen inspiratie halen uit kunst. Men dient dan volgens deze respondenten vooral te kiezen voor de populaire kunstvormen. Deze kunstvormen zijn gekend en gaan het grote publiek sneller aanspreken. De doorsnee Vlaming kan afgeschrikt worden door te abstracte en speciale kunstvormen. Ze kennen deze onvoldoende en weten dan ook niet wat te verwachten. Kunst is voor hen een onderwerp dat nu eenmaal voor- en tegenstanders heeft. Populaire kunst “Dat wat dan meer algemeen gaat aanspreken, dat dat de dingen zijn zoals we daarstraks zeiden, kunststromingen die bijna iedereen gaat aanspreken, want andere dingen zijn zo misschien wat te abstract, wat te raar en dat wordt dan misschien te speciaal voor een festival of voor een website” “Ja ge moet die populaire kunstvormen dan een beetje pakken want ja ... ze zeggen toch wat dat ge het meeste kent, da ge meestal gezien hebt, dat dat het meeste aanspreekt” “Maar dat is gewoon het ding denk ik, als ge kunst gebruikt, er zijn altijd voor- of tegenstanders van bepaalde dingen, dus ja dat is smaak he”
In tegenstelling tot het vorige punt, concludeerden de respondenten dat het soms wel interessant kan zijn om zich te laten inspireren door nieuwe, onbekendere kunststromingen. Zo kan ook de gebruiker nieuwe dingen ontdekken. Al moet hier wel voorzichtig mee omgesprongen worden. Nieuwe kunstvormen “Ja want zo Pop art, dat is echt al helemaal uitgemolken tot en met, allé dat er iets nieuws is, ja dat zou wel plezant zijn” “Ik denk dat het wel interessant is als ge dan zo een heel nieuw concept, als ge dat dan aanspreekt, mensen kennen dat niet en dan leren ze echt zo een kunstvorm kennen. Dat ge nieuwere dingen leert kennen, dat wel denk ik”
Wanneer we specifiek een kijkje namen op twee festivalwebsites, waarvan één weinig tot geen kunst vertoonde en de andere veel, dan waren de meningen verdeeld over welke hun voorkeur genoot. De site met veel aanwezigheid van kunst, schrikte de meerderheid van de respondenten op het eerste zicht af. Wanneer men begon te discussiëren kwam men echter tot de conclusie dat de Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
44
site die geen kunstige of artistieke sfeer had, saai leek. De website met kunstige elementen genoot meer en meer de voorkeur aangezien deze beter bijblijft en sneller jongeren zou aantrekken. Zij stelden daarom een middenweg voor, namelijk dat het wellicht beter is dat ‘wanneer kunstelementen worden gebruikt, deze op een subtiele manier te verwerken’. Gebruik kunstige elementen “Ja ik vind deze blijft wel meer bij dan die andere” “Ja dat wel” “Dit heeft wel zoiets bij mij van ja dat maakt indruk...” “Dit is misschien zo ook meer voor de jeugd en dat ander is zo voor het ouder volk” “Ik heb eerder iets van: wat is dat voor iets speciaal” “Soms vind ik het goed dat het gewoon simpel is” “Voor een site van een festival vind ik niet dat dat heel ... vind ik belangrijker dat ze er mooi uitziet dan dat het simpel is” “Dan kunt ge dat misschien beter zo subtiel, zo hier zo met die randjes dan meteen zo ...” “Er zijn waarschijnlijk veel mensen die da echt sjiek vinden maar er zullen ook veel mensen zijn die zeggen van ‘wow wa is dat’. Ge moet opletten toch, ja dat is moeilijk natuurlijk he” “Nee das waar ik denk dat ook, ge moet het eigenlijk zo algemeen mogelijk ...”
5. Toetsing aan de studie van Thorlacius
Imago van de zender, het aanpassen aan de doelgroep en de content ondersteunen
Deze aspecten van het onderzoek van Thorlacius (2007) hebben we in deze focusgroep niet verder kunnen uitdiepen.
Aanpassen aan het genre festival
De ontwerpers van een festivalwebsite kunnen, zoals hierboven vermeld, inspiratie halen uit kunstvormen. Zoals focusgroep 1 en 2, stelt ook deze groep dat er rekening gehouden moet worden met de muziekstijl die het festival promoot. Dit bevestigt opnieuw het onderzoek van Thorlacius (2007), die stelt dat een website pas succesvol kan zijn, wanneer de gekozen esthetiek past bij het genre van die website.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
45
Genre festival “Ja dat hangt echt zo af van de stijl van die muziek vind ik, want ik zou bij alles wel zoiets, ik zie bij alles wel iets” “Ja als ge nu een stuk rap-muziek hebt en ge laat het neo-plasticisme nu zien, dat worden vreemde combo’s en dan gaat ge zoiets hebben van wat is nu juist de link of zo” “Hadden we nu die foto van dieje man in zijne hangmat daar bij de site van Tomorrowland gezet, dan had niemand dat gelooft denk ik, dan had niemand gelooft dat dat de site van Tomorrowland was. Dus ik denk dat ge ergens dat verplicht zijt om die sfeer terug te brengen in uwe site, dat die overeenstemt met wat dat er eigenlijk op uw festival gaat gebeuren”
4.4 Besluit focusgroepen We herhalen beknopt de voornaamste bevindingen en proberen een antwoord te formuleren op onze eerste twee deelvragen. -
Hoeveel belang hechten Vlaamse jongvolwassenen aan esthetiek?
We kunnen stellen dat de meerderheid van alle respondenten veel belang hecht aan esthetiek. Over alle focusgroepen heen constateren we dat het geldt als een soort kwaliteitsdrempel en spiegel naar het festival. Een website die er mooi en verzorgd uit ziet, voorspelt ook een goed festival. Kijken we naar de studie van Thorlacius (2007) dan bevestigen we dat festivalwebsites zich moeten aanpassen aan het genre en de doelgroep van het festival om succesvol te zijn. De esthetische verschijning van de website, lijkt daarnaast ook een bepaald beeld over de organisatie achter te laten. Dat de content ondersteund moet worden door esthetische elementen, hebben we minder concreet kunnen vaststellen. -
Hoe staan Vlaamse jongvolwassenen tegenover het gebruik van kunst in festivalwebsites?
Op deze vraag kunnen we geen eenduidig antwoord geven. De meningen over het feit of de aanwezigheid van kunstige elementen of een artistieke sfeer een meerwaarde is, zijn verdeeld. Wel werd in alle focusgroepen benadrukt dat wanneer men zich op een bepaalde kunststroming inspireert, het van groot belang is dat dit correct wordt uitgevoerd met voldoende respect naar deze stijl toe.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
46
5. Kwantitatief onderzoek 5.1 Online pre-test 5.1.1 Onderzoeksopzet pre-test We focussen ons in dit onderzoek op de eerste of tweede impressie die de gebruiker heeft van een festivalwebsite, aangezien die enorm belangrijk is om te bepalen of de gebruiker op de site blijft en geïnteresseerd is (Tractinsky, e.a., 2006; Lindgaard, e.a., 2006; Tuch, e.a., 2012; Robins, e.a., 2008; Sutcliffe, 2002). Wanneer het de eerste keer is dat de respondent de site bekijkt en evalueert hebben we meer kans dat vorige attitudes over de site niet meespelen. Op deze manier vermijden we mogelijke vertekening door voorgaande ervaringen met de website. Om er zeker van te zijn dat de participanten daadwerkelijk een eerste impressie ervaren, opteerden we ervoor om websites te kiezen van festivals die vrij onbekend zijn in België. Zoals ze in de focusgroepen reeds aanhaalden, is het voor onbekende festivals vooral belangrijk om bezig te zijn met esthetiek en aantrekking aangezien zij de gebruiker nog over de streep moeten trekken. De aantrekkelijkheid en schoonheid van de festivalwebsite kan, wanneer men ongekende festivals vergelijkt, een doorslaggevende factor zijn. Om na te gaan of de gekozen festivals daadwerkelijk ‘relatief ongekend’ zijn bij de doorsnee Vlaming voerden we een online pre-test uit.
5.1.2 Onderzoekspopulatie Voor de pre-test hanteren we dezelfde leeftijdscategorie die we vooropgesteld hebben bij de focusgroepen (Cfr. supra p. 24-25 § 4.1.1), dus gaande van 16 tot 28 jaar uit. Bijkomende vereiste is dat het Vlaamse jongeren moeten zijn.
5.1.3 Materiaal: selectie festivalwebsites Uit het ruime aanbod van festivalwebsites werden 39 websites geselecteerd voor onze pre-test, zij fungeren als stimuli. Het voornaamste beoordelingscriterium hierbij is: de eerste impressie. In dit onderzoek zijn zowel lokale, kleinschalige Belgische festivals als festivals uit Nederland opgenomen, aangezien deze Nederlandse festivals minder gekend zijn bij Vlaamse jongeren en nog steeds binnen een realistische setting vallen.
5.1.4 Procedure Om de werklast van de respondenten te verminderen, werden de webpagina’s opgesplitst in 3 sets, die elk 13 websites bevatten. Een enkele set werd minimum gescoord door 10 respondenten. Van de festivalwebsites werd nagegaan of we wel degelijk de eerste indruk vastlegden (“Is het de eerste keer dat u deze versie van de festivalwebsite bekijkt?”) en of de respondenten zelf al ooit
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
47
dit festival bezocht hadden (“Bent u al ooit naar dit festival geweest”) om voorgaande ervaringen te vermijden. Verder vroegen we aanvullend of men al ooit van dit festival gehoord had (“Heeft u al ooit van dit festival gehoord?”). Op basis van deze vragen proberen we zicht te krijgen op de mate van bekendheid van de festivals en of we kunnen spreken over een eerste impressie.
5.1.5 Resultaten online pre-test 1. Beschrijving respondenten De online pre-test werd ingevuld door 48 respondenten, waar er na datacleaning 41 van overbleven (N = 41). Van de verwijderde respondenten was de leeftijd niet gekend. Niet alle respondenten hebben de volledige set van websites doorlopen, maar aangezien informatie over 1 afzonderlijke website reeds nuttig is, nemen we ook deze respondenten op in het onderzoek. Elke set van 13 websites is door minstens 10 respondenten volledig doorlopen, waardoor elke website op zich dus ook door minimum 10 personen geëvalueerd is. Aan de pre-test namen 12 mannen (29,3%) en 29 vrouwen (70,7%) deel. De leeftijd varieerde van 16 tot 28 jaar (M = 22.02, SD = 2.37 jaar) en beslaat dus een wijde range die volledig met de doelgroep overlapt.
2. Eerste impressie websites Resultaten (Tabel B1) tonen dat de geselecteerde festivalwebsites meestal voor de eerste keer bezocht werden. Dit is inderdaad de voornaamste assumptie waarop we focussen, namelijk het belang van de eerste indruk van de festivalwebsite. Verder is ook de grote meerderheid van de respondenten zelf nog nooit naar deze festivals geweest waardoor er nog geen beslissende attitude gevormd is.
5.2 Online survey 5.2.1 Onderzoeksopzet survey Om onze onderzoeksvraag van een antwoord te voorzien, maken we gebruik van een kwantitatieve vragenlijst, die we online verspreiden. Een web- of online survey heeft als voornaamste voordeel dat we aan een hoge snelheid en lage kostprijs, een grote hoeveelheid data kunnen verzamelen. Aangezien we daarnaast met een gestandaardiseerde vragenlijst werken, waarbij elke respondent dezelfde vragen voorgeschoteld krijgt in een identieke lay-out, is er een grote mate van standaardisering en kunnen we de antwoorden gemakkelijk vergelijken (Roose, e.a., 2014, p. 261). De online survey omvat twee delen. In deel 1 vragen we naar achtergrondkenmerken zoals: geslacht, leeftijd, huidige status, behaald diploma én of de participanten al ooit naar een festival
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
48
zijn geweest. Luik 2 richt zich specifiek op onze onderzoeksvraag, namelijk of de kunstzinnigheid van een festivalwebsite in verband staat met de attitude tegenover die website.
5.2.2 Onderzoekspopulatie Doordat de festivalwebsites vrij onbekend zijn en het zeer waarschijnlijk de eerste keer is dat de gebruiker deze site bezoekt, hebben we te maken met nieuwe gebruikers. Bij nieuwe gebruikers is de strijd om aandacht des te groter, aangezien zij snel zullen switchen wanneer de site niet aan hun noden voldoet (Schenkman, e.a., 2000). De leeftijdsgroep die we vooropgesteld hebben bij de focusgroepen blijven we, om dezelfde redenen als eerder aangegeven, behouden (Cfr. supra p. 24-25 § 4.1.1). De populatie bestaat dus uit Vlaamse jongvolwassenen tussen de leeftijd van 16 en 28 jaar. De precieze geografische woonplaats van de respondenten speelt voor dit onderzoek geen rol. De respondenten zullen geworven worden uit alle sociale klassen en met verschillende beroepscategorieën. Verder is er geen vereiste inzake diploma en mogen de respondenten dus zowel secundair, hoger of universitair geschoold zijn.
5.2.3 Steekproeftrekking Een enkelvoudige aselecte steekproef is noodzakelijk om representativiteit te garanderen en wordt vaak gezien als de beste manier om een steekproef te trekken. Er zijn hieraan echter praktische moeilijkheden verbonden en ook de financiële kostprijs kan hoog oplopen (Roose, e.a., 2014, p. 189). Wij gebruiken daarom een kwantitatieve niet-toeval steekproef die in het kader van dit onderzoek praktisch realiseerbaar is. Voor de dataverzameling werd, zoals bij de focusgroepen, een sneeuwbalsteekproef gebruikt waarbij we de online vragenlijst naar verschillende startpersonen doorstuurden met de vraag deze verder te verspreiden onder familie en vrienden. Ook hebben we de vragenlijst verspreid over het eigen sociale netwerk met de vraag deze te delen met mogelijke andere personen die tot de onderzoekspopulatie behoren. Verder hebben we 4 middelbare scholen aangesproken met de vraag de online enquête te verspreiden onder hun leerlingen en hebben we de vragenlijst geplaatst op ‘online communities’ voor muziek- en festivalliefhebbers.
5.2.4 Materiaal: selectie festivalwebsites In het feitelijke onderzoek zijn 25 festivalwebsites opgenomen. Ze zijn allen gedownload van het World Wide Web op 10 april 2015. In bijlage C ziet u screenshots van de gebruikte webpagina’s met hun respectievelijke webadressen.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
49
Om tot deze 25 finale websites te komen, is er voorselectie geweest van 39 websites die we, zoals u reeds kon lezen, aan een pre-test hebben onderworpen op ‘onbekendheid en eerste impressie’. Verder zijn deze 39 websites door 2 codeurs, mezelf en een Master in de Kunstwetenschappen, gecodeerd op basis van hun kunstzinnigheid. Dit gebeurde op een 3-punt Likertschaal met als ankerpunten 1= ‘geen tot weinig elementen uit kunst aanwezig’, 2= ‘matige aanwezigheid van elementen uit kunst’ en 3= ‘veel elementen uit kunst aanwezig’. Cijfer 1 staat hierbij voor websites met geen tot zeer weinig kunstzinnigheid, cijfer 2 een matige kunstzinnigheid en bij cijfer 3 kunnen we spreken van een zeer kunstzinnige website. Onderzoekers in vele velden zijn zich steeds meer bewust van de onderzoeker als een belangrijke bron van meetfouten (Landis & Koch, 1977). We hebben in dit onderzoek dan ook gewerkt met 2 codeurs aangezien de overeenkomst tussen meerdere ratings, een hogere betrouwbaarheid levert dan wanneer we werken met één enkele rating (Blackman & Koval, 2000). De intercodeurbetrouwbaarheid hebben we vervolgens getest aan de hand van Cohen’s Kappa. Cohen’s Kappa is een veel gebruikte en goede maat om de mate van overeenstemming tussen twee waarnemers te meten, die beiden een oordeel geven over hetzelfde object (Blackman, e.a., 2000). Het object waar we in deze studie naar refereren is de kunstzinnigheid van de websites. Landis, e.a. (1977, p. 165) bieden ons enkele richtlijnen voor het interpreteren van de Kappa waarden (Tabel D1). Hoewel deze richtlijnen arbitrair gekozen zijn, zijn ze in de literatuur opgenomen als dé normen voor interpretatie (Blackman, e.a., 2000; Landis, e.a., 1977). Uit de selectie van 39 websites zijn er uiteindelijk 25 websites opgenomen in het feitelijke onderzoek. Deze selectie hebben we enerzijds gebaseerd op de intercodeur-betrouwbaarheid en anderzijds op de resultaten van de pre-test. Specifiek werden websites ook geselecteerd om variatie in kunstzinnigheid te vertegenwoordigen. We hebben er voor gezorgd dat er een goede verdeling is tussen websites met geen, matig of veel aanwezigheid van kunst. De overeenstemming tussen de codeurs bij de codering van de kunstzinnigheid van de 25 geselecteerde websites is, volgend op de richtlijnen van Landis, e.a. (1977, p. 165), in dit onderzoek bijna perfect (Kappa = .817, SD = .098) (Tabel D2). De intercodeurbetrouwbaarheid combineren we met de resultaten van de pre-test waar we volgende grenzen voor opstellen. We nemen enkel websites op in ons onderzoek die door minimum 80 % van de respondenten voor de eerste keer bekeken werden. We zien echter dat de overgrote meerderheid van de geselecteerde websites zich boven de grens van 90% bevinden en de meesten zelfs 100 % scoren (Tabel B2). De tweede belangrijkste factor is het feit of de respondenten het festival reeds bezocht hebben, aangezien een eigen persoonlijke ervaring één van de belangrijkste elementen is die ervoor zorgt dat we al een bepaalde attitude hebben
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
50
tegenover dat festival. Ook hier hanteren we de ondergrens van 80 %, maar zien we dat slechts 5 van de 25 geselecteerde websites geen 100 % halen (Tabel B2). Op de ‘eerste impressie’ grens maken we slechts één uitzondering, namelijk Wecandance waar 75 % van de respondenten de site reeds bezocht heeft (Tabel B2). Deze website nemen we toch op in het onderzoek aangezien we kritisch zijn tegenover de pre-test die voornamelijk door Gentenaren is ingevuld. Wecandance dat aan de zee plaats vindt, heeft dus meer kans om door hen gekend te zijn. Ook zien we dat 91,70 % van de respondenten het festival zelf nog niet bezochten (Tabel B2). We nemen Wecandance verder ook op aangezien de intercodeurbetrouwbaarheid bijna perfect is (Kappa = 1). Bovendien bevat deze website veel kunstelementen en vult daardoor ons onderzoek enorm goed aan.
5.2.5 Bevraging: Schalen 1. Attitude toward the website (General appeal) Om de attitude van de respondenten tegenover de websites te meten, hanteren we de ‘Attitude toward the website (Aws)’ schaal van Bruner en Kumar (2000). Deze bestaat uit drie 7-punt Likertstellingen (Tabel E1) en wordt gebruikt om de algemene attitude van een persoon tegenover een website te meten (Bruner, e.a., 1998-2001, p. 83). Bruner en Kumar (2000, p. 41) hebben deze schaal zelf echter afgestemd en gebaseerd op de ‘Attitude toward the brand’ schaal van Chattopadhyay en Basu (1990). De schaal heeft een goede interne betrouwbaarheid (α = .97). Om de validiteit van de schaal te testen, voerden de onderzoekers een extra onderzoek uit. Uit dit onderzoek bleek dat de validiteit van deze schaal veel groter was in vergelijking met twee andere concurrerende schalen die hetzelfde construct meten (Bruner & Kumar, 2002, geciteerd in: Bruner, Hensel, & James, 19982001, p. 83). We voegden aan deze schaal een vierde item toe (Tabel E1), namelijk ‘ik beoordeel deze website als …’. Dit item werd gemeten met een 5-punt Likert schaal gaande van ‘één van de beste’ tot ‘één van de slechtste’. Dit item is geen deel van de oorspronkelijke schaal maar hebben we overgenomen uit de ‘Attitude toward de website schaal (Ast)’ van Chen en Wells (1999).
2. Attitude toward the website (Visual appeal) Om de visuele aantrekkelijkheid van een website te meten hanteerden we de ‘Attitude toward the website (Visual appeal)’ schaal van Mathwick, e.a. (2001) (Tabel E2). Dit is een subschaal van de ‘experiental value’ schaal, maar wordt ook afzonderlijk gebruikt. Deze schaal bestaat uit 3 items gemeten op een 7-punt Likertschaal en meet hoe visueel aantrekkelijk iemand een website vindt (Bruner, e.a.,1998-2001, p. 90). De schaal heeft een Cronbach’s Alpha van .92 (α = .92) en een
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
51
samengestelde betrouwbaarheid van .93 (CR = .93) en beschikt dus over een sterke betrouwbaarheid (Mathwick, e.a., 2001, p.53). Er werd daarnaast bewijs gevonden voor de validiteit, al is dit beperkt (Bruner, e.a., 1998-2001, p. 90).
3. Attitude toward the ad (Overall) De ‘Attitude toward the ad (Overall)’ schaal gebruiken we om de algemene attitude tegenover de getoonde websites te evalueren. Van deze schaal wordt verondersteld dat ze de algemene attitude adresseert, tegenover schalen die enkel de affectieve of cognitieve componenten van attitude meten (Bruner, e.a., 1998-2001, p. 562). De schaal bestaat uit 45 bipolaire adjectieven, waar wij er 10 uit hebben gekozen die toepasbaar en relevant zijn voor het medium websites en de thematiek van ons onderzoek (Tabel E3). Deze 10 bipolaire adjectieven hebben we gemeten aan de hand van 7-punt Likertschalen. De eigenlijke bron van deze schaal is onduidelijk, aangezien verschillende auteurs reeds verschillende combinaties van adjectieven gebruikt hebben en er vaak zelf ook nog enkele aan toevoegen (Bruner, e.a., 1998-2001, p. 562). Op een meer algemene manier, kan de basis van deze schaal toegewezen worden aan de pioniers die gewerkt hebben met semantische differentialen, namelijk Osgood, Suci en Tannenbaum (1957, geciteerd in: Bruner, e.a., 1998-2001, p. 562). Aangezien verschillende sets uit deze reeks van bipolaire adjectieven reeds gebruikt zijn, varieert ook de interne consistentie per onderzoek. Er werd daarnaast weinig validiteitsinformatie meegegeven in de meeste van de voorgaande studies. Het is dus vooral aan de onderzoeker om de juiste paren van adjectieven te selecteren passend bij de gegeven onderzoekssituatie (Bruner, e.a., 1998-2001, p. 562).
4. Conceptueel model In figuur 1 wordt weergegeven hoe de relaties tussen de kunstzinnigheid en de drie attitude schalen
in
deze
studie
onderzocht
worden.
We gaan er dus vanuit dat de kunstzinnigheid van de website in verband staat met de attitude tegenover die website. Kunstzinnigheid is in dit onderzoek gedefinieerd door de code die de experts aan elke festivalwebsite hebben toegekend (de expertcode).
Figuur 1: Weergave van het conceptueel model
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
52
5.2.6 Procedure De respondenten evalueren een set van vijf websites uit de 25, gerandomiseerd door het programma Qualtrics. We kiezen voor een set van vijf websites om de nodige tijd voor het invullen van de online survey te beperken en zo de respondenten te stimuleren de volledige vragenlijst af te werken. Voorafgaand aan de vragenlijst, werden de respondenten verzekerd dat hun antwoorden volledig anoniem en vertrouwelijk verwerkt zouden worden. De respondenten worden eerst gevraagd de homepagina van een bepaald festival kort te bekijken. Er werd niet gevraagd verder dan de homepagina te surfen, aangezien vooral de homepagina belangrijk is voor een eerste esthetische impressie (Schenkman, e.a., 2000; Pandir, e.a., 2006). Vervolgens meten we de attitude van de respondenten tegenover de bekeken website aan de hand van 3 meetschalen. De eerste meet de algemene attitude, de tweede meet de attitude tegenover de visuele aantrekkelijkheid. De derde schaal bestaat uit bipolaire adjectieven die verondersteld worden de algemene attitude te bevragen. Vaak wordt esthetiek beoordeeld vanuit een enkel bipolair item, bijvoorbeeld lelijk versus mooi. Deze intuïtieve en eenvoudige beoordeling kan zeer nuttig zijn en is een snelle beoordeling van de eerste indrukken (Tuch, e.a., 2010). We vragen de respondenten na het bekijken van de homepagina dan ook de website te scoren op een bipolaire schaal met verschillende adjectieven, waarvan één dus ook lelijk tot mooi. Deze benadering is echter vooral gebaseerd op een buikgevoel en kunnen we niet zien als een diepgaand oordeel over de esthetiek (Tuch, e.a., 2010). In bijlage F kan u een voorbeeld van de survey vinden zoals die verspreid werd onder de respondenten, waarbij u slechts een opbouw voor 1 mogelijke website ziet. De respondenten werd echter gevraagd 5 maal deze vragenlijst in te vullen voor 5 verschillende festivalsites. De respondenten konden deze survey op hun eigen tempo invullen. De meeste respondenten hebben de volledige vragenlijst afgerond in minder dan 10 minuten. Na voltooiing van de vragenlijsten werden de proefpersonen bedankt voor hun deelname.
5.2.7 Resultaten online survey 1. Inleiding In de eerstvolgende paragrafen bekijken we kort de demografische kenmerken van onze deelnemende respondenten en de interne betrouwbaarheid van de gebruikte schalen. Vervolgens gebruikten we het programma AMOS om ons conceptueel model uit te tekenen en analyseerbaar te maken. We bespreken kort het structureel model dat we ontwikkeld hebben om
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
53
het verband tussen de kunstzinnigheid van een website en de attitude tegenover die website na te gaan. Daarna bekijken we eerst de ‘model fit’ om vervolgens te starten met het analyseren van de resultaten. Zo zien we of de verwachte relaties in de realiteit ook opgaan. Als laatste voeren we ook nog een ANOVA test uit om te kijken of de toegewezen expertcodes significant verschillen op het vlak van attitude.
2. Steekproefomschrijving Aan de online survey namen 409 respondenten deel, waar we na datacleaning nog 242 (N = 242) relevante en bruikbare respondenten van over houden. De verwijderde respondenten vielen niet binnen de doelgroep en waren bijgevolg óf geen Vlaming óf overschreden de grenzen van de leeftijdscategorie. Verder zijn ook de respondenten verwijderd die de survey onvoldoende invulden. Respondenten die de volledige set vragen van één website hebben afgewerkt, zijn wel in het onderzoek opgenomen. Met ‘onvoldoende’ verwijzen we echter naar respondenten die geen enkele website hebben afgerond. Als laatste dataclean hebben we de respondenten verwijderd die faalden op de controlevraag (“vul het bolletje ‘mee oneens’ in”). Er namen aan het onderzoek 77 mannen (31,8%) en 165 vrouwen (68,2%) deel. De leeftijd van de deelnemers vertoonde ook hier een grote range, gaande van 16 tot 28 jaar, welke de vooropgestelde doelgroep overlapt (M = 22,.63, SD = 2.864 jaar). De grote meerderheid is reeds naar een festival geweest (92,6%) en is nog student (60,1%). Aan het onderzoek namen ook deeltijds werkenden (6%), voltijds werkenden (28,4%) en niet werkenden (5,5%) deel. Verder beschikte de meerderheid over een middelbaar diploma (45,8%) gevolgd door een bachelor-diploma (33,6%), een masterdiploma (17,3%) en een diploma van het lager onderwijs (1,9%). Slechts 0.5% beschikte over geen diploma en 0.9% over ‘andere’.
3. Betrouwbaarheid schalen Vooraleer we de resultaten analyseren, gaan we de interne betrouwbaarheid van onze gebruikte schalen na. Cronbach’s Alpha is de meest gebruikte index om de interne betrouwbaarheid van een schaal na te gaan (Streiner, 2003). Er worden echter verschillende standpunten aangenomen over de acceptabele waarde van Alpha. Wij baseren ons op de interpretatie van Nunnaly en Bernstein (1994, geciteerd in: Streiner, 2003) die stelt dat voor basisonderzoek een waarde van .80 of hoger acceptabel is en voor klinisch onderzoek .90 tot zelfs best .95. De Cronbach’s Alpha van de eerste schaal, namelijk de ‘Attitude toward the website (General appeal)’ bevindt zich ver boven de vooropgestelde grens van .80 (α = .946). Hetzelfde geldt voor
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
54
de ‘Attitude toward the website (Visual appeal)’ schaal (α = .960) en de ‘Attitude toward the ad (Overall)’ schaal (α = .963). De voorwaarde dat alle items een waarde boven .30 moeten hebben op de ‘Total Item-correlation’ is eveneens voldaan. Wanneer we verder kijken naar ‘Cronbach’s Alpha if item deleted’ kunnen we concluderen dat Cronbach’s Alpha bij geen enkele van bovenvermelde schalen stijgt, wanneer we een item zouden verwijderen. Bijgevolg behouden we alle items en kunnen we dus spreken over drie intern betrouwbare schalen. Deze gegevens kan u terugvinden in Tabel G1,2,3.
4. Structureel model In figuur 2 ziet u het structureel model dat we gebruikt hebben in dit onderzoek. De expertcode is een manifeste variabele, die we gemeten hebben aan de hand van een 3-punt Likertschaal (Cfr. supra p. 50 § 5.2.4).
Figuur 2: Weergave van het structureel model
Zoals u ziet in figuur 2 gaan we er vanuit dat deze in verband staat met 3 latente variabelen, namelijk de 3 gehanteerde meetschalen om de attitude tegenover de website na te gaan (Cfr. supra
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
55
p. 51 § 5.2.5). De attitude tegenover de visuele aantrekkelijkheid van de website (Visual appeal) wordt verklaard aan de hand van 3 indicatoren, de attitude tegenover de algemene aantrekkelijkheid (General appeal) aan de hand van 4 indicatoren en de globale attitude (Overall) aan de hand van 10 indicatoren. Dit model hebben we verder geanalyseerd met behulp van het statistisch software pakket AMOS.
5. Model evaluatie Voor we het model daadwerkelijk analyseren, kijken we naar de ‘model fit’. Wanneer een model over een goede fit beschikt, kunnen we er vanuit gaan dat het goed past bij de data en bijgevolg ook bij de werkelijkheid. Voor een ‘structural equation model (SEM)’ zijn een grote hoeveelheid aan fitmaten ontwikkeld. Verder zijn er ook tegenstrijdige conclusies over de minimumwaarde waarover dergelijke fitmaat moet beschikken om daadwerkelijk voldoende overeen te komen met de data (Müller, Schermelleh-Engel & Moosbrugger, 2003). Omdat er geen consensus bestaat over een goede fit, stellen Müller, e.a. (2003) en Bollen en Long (1993, p. 6) dat we de fitmaten simultaan in overweging moeten nemen en ons niet op één enkele fitmaat mogen baseren. Wanneer we de fit van het vooropgestelde model willen nagaan, worden er zowel Chi-kwadraat testen als ‘goodness-of-fit’ indexen gebruikt. Goodness-of-fit (GOF) indexen kunnen we zien als ‘vuistregels’, zij tonen de aangewezen grenswaarden (cutoff) voor het nagaan van de fit in ‘structural equation modeling’ (Marsh, Hau & Wen, 2004). De GOF-indexen voor ons model, vindt u terug in bijlage H. We bekijken eerst de Chi2 test die de absolute fit voorspelt. Een significante Chi2 test voorspelt een slechte fit (Müller, e.a., 2003; Bollen, e.a., 1993). We moeten echter de nulhypothese, die stelt dat het model een goede fit heeft, verwerpen aangezien p significant is (x2(127) = 1675,710, p < .001). Over de correctheid van de Chi-kwadraat als goede fitmaat is men het echter niet altijd eens aangezien deze enkele tekortkomingen kent (Marsh, Balla & McDonald, 1988; Müller, e.a., 2003). De voornaamste is de afhankelijkheid van de ‘sample size’. Omdat de Chi-kwadraat in direct verband staat met de steekproefomvang, neemt wanneer de steekproef toeneemt, ook de waarschijnlijkheid om een model te verwerpen toe. Op deze manier kan het zijn dat we modellen onterecht verwerpen (Bentler & Bonett, 1980, p. 591; Müller, e.a., 2003). Aangezien Chi2 dus sterk beïnvloed wordt door de steekproefgrootte, hebben onderzoekers vele andere ‘goodness-offit’ maten ontwikkeld (Bentler & Bonett, 1980; Marsh, e.a., 1988) en moeten we hier volgens Muller, e.a. (2003) niet te veel nadruk op leggen. Ook Bollen en Long (1993, p. 6) stellen dat de Chi-kwadraat test niet de enige maat moet zijn waarop we een goede of slechte model fit baseren. We kijken verder naar de relatieve fitmaten en interpreteren de ‘Tucker-Lewis Index’ (TLI) en de ‘Comparative fit index’ (CFI) die volgens Bentler (1990) de beste index lijkt. Bij deze indexen
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
56
wijst een hogere waarde op een betere fit. Deze kan een waarde aannemen op het spectrum van 0 tot 1, waar 0 een slechte fit aangeeft en 1 een perfecte fit. (Müller, e.a., 2003). Voor een aanvaardbaar model nemen we de cut off grens van .90 of hoger. Waarden van minder dan .90 betekenen veelal dat het model substantieel verbeterd kan worden (Marsh, e.a., 1988). We aanvaarden dus ons model aangezien zowel CFI als TLI zich boven deze grens bevinden (CFI = .929, TLI = .915). Bij de ‘Normed Fit Index’ (NFI) kan de waarde ook een cijfer aannemen tussen 0 en 1, waarbij hogere waarden wijzen op een betere fit. Ook de NFI waarde van ons model bevindt zich boven .90 en wijst op een acceptabel model (NFI = . 924). We interpreteren vervolgens de ‘Root Mean Square Error’ (RMSEA, Steiger, 1990, geciteerd in: Muller, e.a., 2003) als maat voor een passend model. Een waarde gelijk aan nul impliceert dat het model exact past. Uit praktische ervaring nemen Bollen, e.a. (2003, p. 114) echter .05 of minder als een indicatie van een ‘close’ fit en .08 of minder als aanvaardbaar. Een model met een waarde van .10 zouden ze niet in gebruik willen nemen. Ook volgens Browne en Cudeck (1993, geciteerd in Muller, e.a., 2003) zijn waarden groter dan .10 niet aanvaardbaar. We aanvaarden eerst de nulhypothese die stelt dat RMSEA sterk afwijkt van .60 aangezien PCLOSE significant is (p < .001). Wanneer we verder kijken naar de eigenlijke waarde van de ‘Root Mean Square Error’ dan zien we ook hier dat deze zich boven .10 (RMSEA = .111) bevindt en dus een slechte model fit voorspelt. Een goed model is daarnaast ook spaarzaam en wordt duidelijk begrepen (Bollen, e.a., 2003, p. 136). Spaarzaamheid is een absoluut streefdoel. Om dit na te gaan kijken we naar de PRATIO en PCFI waarden. Hierover bestaat consensus dat waarden boven de grens van .60 aanvaardbaar zijn. We concluderen dat we een zeer spaarzaam model hebben aangezien deze waarden zich boven de grens van .60 bevinden (PRATIO = .830, PCFI = .771). Samengevat:
Tabel 1: bekomen waarden voor fitmaten
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
57
We hebben de data gemodelleerd en zien dat een aantal fitmaten boven de aanvaarde norm liggen. De gebruikte schalen zijn echter gedocumenteerd in de literatuur en willen we graag zo behouden. We zien daarnaast dat al deze schalen een hoge significante correlatie vertonen (p < .001). De assumptie dat de 3 indicatoren QVisual, Qvisual2 en Qvisual3 één latent construct meten klopt. Hetzelfde geldt voor de andere latente variabelen. Verder liggen alle gestandaardiseerde regressiegewichten dicht bij 1, waaruit we afleiden dat de latente variabelen de manifeste variabelen goed verklaren. Kijken we naar de covarianties dan zien we ook hier allemaal significante verbanden (p < .001). ‘Goodness-of-fit’ maten zijn vooral gebaseerd op intuïtie en er is daarnaast geen consensus over wanneer we precies van een ‘goede fit’ kunnen spreken (Bollen, e.a., 1993; Marsh, e.a., 2004). Iacobucci (2010) stelt dat we niet te veel gewicht mogen leggen op de fitmaten, maar vooral goede theoretische vragen moeten stellen zoals: is er een goed begrijpbaar en spaarzaam theoretisch verhaal voor ons model? Enerzijds beschikt ons model over veel vrijheidsgraden (Df = 127) en trekken we weinig pijlen, waardoor we dus heel spaarzaam zijn. Daarnaast verwachten we vanuit de literatuur, die stelt dat het esthetische een invloed heeft op de attitude tegenover een website, dat er ook met de hieraan gelinkte kunstzinnigheid een verband is. Dit leiden we ook af uit ons kwalitatief vooronderzoek, de focusgroepen, die een duidelijke mening vertoonden over de aanwezige kunstige elementen bij bepaalde websites. We gaan dus toch over naar het analyseren van onze data, maar zijn extra voorzichtig in het interpreteren van de resultaten en het trekken van conclusies.
6. Testen onderzoeksvraag We analyseren ons model aan de hand van het programma Amos en proberen hierbij een antwoord te vinden op onze onderzoeksvraag die als volgt luidt: “Is er een verband tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de attitude tegenover die website?” Voor attitude hebben we zowel gekeken naar de attitude over de algemene aantrekkelijkheid (General appeal), de attitude tegenover de visuele aantrekkelijkheid (Visual appeal) en de globale attitude (Overall). De output van dit SEM model kan u vinden in bijlage I. We kijken eerst of er een verband is tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de algemene attitude (General appeal). We zien inderdaad dat er een significant verband (p < .001) is tussen deze twee variabelen. Kijken we verder naar de correlatiecoëfficiënt (r = .277) dan bevestigen we een positief substantieel verband. Hieruit leiden we voorzichtig af dat hoe hoger de
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
58
kunstzinnigheid van een festivalwebsite is, hoe positiever de attitude tegenover de algemene aantrekkelijkheid van de website. Vervolgens kijken we naar de tweede latente variabele die mogelijks in verband staat met kunstzinnigheid, namelijk de attitude tegenover de visuele aantrekkelijkheid (Visual appeal). Ook hier zien we een significant positief en substantieel verband (r = .323, p < .001). We kunnen voorzichtig concluderen dat hoe hoger de kunstzinnigheid van een festivalwebsite, hoe positiever de attitude tegenover de visuele aantrekkelijkheid van die website. Ook doen we dezelfde analyse voor de laatste variabele, namelijk de globale attitude tegenover de festivalwebsite (Overall). We zien ook ditmaal een significante correlatie (p < .001), wat aangeeft dat er wel degelijk een verband is tussen de algemene attitude tegenover een festivalwebsite en de kunstzinnigheid van diezelfde website. Vervolgens kijken we naar de correlatiecoëfficiënt (r = .357) en zien ook hier een substantieel positief verband. Hoe hoger dus de kunstzinnigheid van een website, hoe positiever de algemene attitude tegenover die website. Voor alle drie de latente variabelen bekomen we een significant positief en substantieel verband met de manifeste variabele kunstzinnigheid. Op de twee laatste deelvragen van ons onderzoek, kunnen we dus met overtuiging ‘ja’ antwoorden. -
Is er een verband tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de attitude tegenover die website?
-
Is er een verband tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de aantrekkelijkheid van die website?
7. Higher-order factor model We gaan in dit SEM verhaal nog een stap verder en ontwikkelen een higher-order factor model. Bij een higher-order model gaat men er vanuit dat het verband tussen een higher-order factor en de geobserveerde variabelen volledig gemedieerd wordt door lower-order factoren (Gignac, 2008). Deze factoranalyse wordt gevolgd door een tweede factoranalyse. Hierbij worden de factoren uit de eerste factoranalyse ‘eerste orde’ factoren genoemd en de volgende ‘hogere-orde’ factoren (Iacobucci, 2010).
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
59
In ons model verwachten we ook dat we een higher-order factor kunnen aanmaken die we ‘aantrekkelijkheid (Appeal)’ noemen. In figuur 3 ziet u het verband tussen onze higher-order factor (Appeal) en de geobserveerde variabelen dat volledig gemedieerd wordt door de lowerorder factoren (Visual Appeal, General Appeal en Overall attitude). De lower-order factoren zijn in ons model endogeen en de higher-order factor exogeen.
Figuur 3: Weergave van het higher-order factor model
Ook voor dit model bekijken we de fitmaten en hanteren we dezelfde grenswaarden als het vorige SEM model (Cfr. supra p. 57-58). In de volgende tabel ziet u de bekomen waarden voor de geselecteerde fitmaten (Bijlage J).
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
60
Tabel 2: bekomen waarden voor fitmaten higher-order factor model
We zien hier ongeveer dezelfde waarden verschijnen en stellen vast dat het model slechts voor enkele fitmaten lichtjes beter presteert. Al wijzen ook deze waarden op een niet al te goede ‘model fit’. We analyseren echter volgens dezelfde redenering (Cfr. supra p. 58) toch ons model maar zijn ook hier voorzichtig bij het trekken van conclusies. Willen we nagaan of er een verband is tussen onze higher-order factor Appeal en de kunstzinnigheid van een festivalwebsite dan kijken we naar de significantie. We kunnen concluderen dat er een significant positief verband is (r = .313, p < .001) (Bijlage K). We bevestigen dus nogmaals de correlatie tussen de kunstzinnigheid van een festivalwebsite en de algemene aantrekkelijkheid en attitude tegenover die website. Aangezien we een substantieel, positief en significant verband aantonen, kunnen we stellen dat hoe kunstzinniger een festivalwebsite, hoe positiever de attitude tegenover de aantrekkelijkheid van die website zal zijn.
8. ANOVA Om de resultaten van de SEM analyse iets concreter te maken en kracht bij te zetten, voerden we een One-Way Anova uit. De websites hebben we onderverdeeld op basis van kunstzinnigheid via een 3-punt Likertschaal (Cfr. supra p. 50 § 5.1.3). Hierdoor kunnen we de websites opdelen in 5 groepen. Websites met een expertcode 1, 1.5, 2, 2.5, of 3. Hoe hoger het cijfer, hoe hoger de kunstzinnigheid. We willen namelijk weten of deze groepen verschillen in hun scores op hun attitude tegenover de visuele aantrekkelijkheid, de algemene aantrekkelijkheid en de globale attitude (3 attitude variabelen). Hiervoor stellen we volgende hypotheses op:
H0 (nulhypothese): er is geen verschil in attitude tussen deze groepen
Ha (alternatieve hypothese): er is een verschil in attitude tussen deze groepen.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
61
We testen deze hypotheses eerst op de variabele visuele aantrekkelijkheid (Tabel L1). Vooraleer we de daadwerkelijke hypotheses kunnen testen, kijken we eerst naar Levene’s test om na te gaan of aan de assumptie van gelijke varianties voldaan is. We zien echter dat Levene’s test significant is (p < .001) waardoor we aannemen dat er geen gelijkheid in variantie is. Omdat de assumptie van homogeniteit in de variantie geschonden is, rapporteren we de Welch F-ratio. Hieruit kunnen we echter wel afleiden dat er een significant verschil is tussen de groepen, wat betreft visuele aantrekkelijkheid (F(4, 202.199) = 30.861, p < .001). We verwerpen dus de nulhypothese en aanvaarden de alternatieve hypothese.
Figuur 4: Verschil tussen groepen op basis van visuele aantrekkelijkheid
Om te kijken welke groepen precies significant van elkaar verschillen, voeren we een Scheffe post-hoc test uit. De Scheffe post-hoc test toont dat websites met expertcode 1 (zeer lage kunstzinnigheid) significant verschillen van alle andere groepen (p < .001). Websites met een lage kunstzinnigheid, vinden de respondenten het minst visueel aantrekkelijk (M = 4.36, SD = 1.75). Tussen de andere groepen onderling (1.5, 2, 2.5 en 3) waren er echter geen significante verschillen. Dezelfde analyse voeren we uit voor de attitude tegenover de algemene aantrekkelijkheid (Tabel L2). Ook hier rapporteren we de Welch F-ratio aangezien de assumptie van gelijkheid in variantie geschonden is (p < .001). We concluderen echter wel dat er eveneens een significant verschil is tussen de groepen, wat betreft de attitude tegenover de algemene aantrekkelijkheid (F(4, 198.668) = 23.623, p < .001).
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
62
Figuur 5: Verschil tussen groepen op basis van algemene aantrekkelijkheid
Uit een post-hoc Scheffe test blijkt dat ook hier alleen het verschil tussen de websites met expertcode 1 en de andere groepen significant is (p < .001). We leiden verder af dat websites met de laagste kunstzinnigheid, het slechtst scoren op algemene aantrekkelijkheid (M = 4.24, SD = 1.53). Wat betreft de globale attitude (Tabel L3) volgen we dezelfde analysestappen als bij de twee vorige variabelen. De Levene’s test is ook deze keer significant (p < .001) en wijst op het feit dat we niet kunnen uitgaan van een gelijkheid in variantie. We rapporteren bijgevolg de Welch F-ratio en constateren dat de groepen eveneens significant verschillen op hun globale attitude (F(4, 194.298) = 40.359, p < .001). De post-hoc test Scheffe geeft aan dat de globale attitude tegenover websites met een lage kunstzinnigheid significant negatiever is, dan tegenover al de andere groepen (M = 3.73, SD = 1.46, p < .001).
Figuur 6: Verschil tussen groepen op basis van globale attitude
We constateren dus voor alle drie de attitude-variabelen hetzelfde, namelijk dat websites zonder enige kunstzinnigheid, hierop significant lager scoren.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
63
6. Conclusie 6.1 Discussie en algemeen besluit Vanuit de literatuur verwachten we voor festivalwebsites, die zich in het segment entertainment bevinden, dat er meer esthetische elementen aanwezig mogen zijn en bijgevolg ook meer kunstige elementen (Thorlacius, 2007). Voordat we cijfermatige gegevens verzamelden, was het nodig om in ons kwalitatieve luik het onderzoeksveld voor deze studie af te tasten. Onze drie focusgroepen bevestigden bovenstaande verwachting enigszins. Over de esthetische kwaliteit van een website werd meestal een consensus bereikt, waarbij de respondenten stellen dat het esthetische aspect zeer belangrijk is om verschillende redenen.
Wanneer we echter dieper op kunst inzoomden als een esthetische
uitdrukking, waren de respondenten kritischer en de meningen verdeeld. Zowel pro als contra argumenten voor het gebruiken van kunst in een festivalwebsite werden aangehaald. Of kunstelementen al dan niet een meerwaarde geven, daarover kon men op het eerste zicht ook geen unanimiteit bereiken. Dit is deels te verklaren door het feit dat de respondenten hier normaal nooit bij stil staan wanneer ze een website bekijken en het bijgevolg moeilijk vonden een antwoord te formuleren op deze vraag. Na enige discussie kwamen we echter meestal tot de conclusie dat een artistieke en kunstzinnige sfeer zeker wel een plus kan zijn voor een festivalwebsite, maar dit onder enkele voorwaarden. Eerst en vooral dient men de gekozen kunststroming te respecteren en correct te vertalen in de festivalwebsite. Waarmee we willen zeggen dat eigen invullingen en creaties wel kunnen, maar men de kunststroming waar men zich op inspireert naar waarde moet schatten en de essentie moet bewaren. Zoals de literatuur ook aanwijst, dat kunststromingen een bepaalde stijl promoten waaraan enkele regels zijn verbonden (Dutton, 2006) die ontwerpers kunnen volgen wanneer men zich op deze stijl wil inspireren of elementen wil ontlenen. Ten tweede is het van groot belang dat er een goede ‘match’ bestaat tussen het festival en de gekozen kunstvorm. Zelden werden kunststromingen overigens bij naam genoemd, hoewel verschillende respondenten wellicht in eigen bewoordingen een artistieke link legden of misschien wel hun favoriete kunststroming herkenden. Sommige deelnemers leken met hun ‘zonsondergang boven de festivalweide’ naar een romantisch, impressionistisch schilderij te kijken. Anderen lijken met hun verwijzing naar strakke lijnen, geometrische of bizarre vormen eerder aan een kubistisch of avantgarde kunstwerk te denken. Samengevat kunnen we uit de focusgroepen onthouden dat een website esthetisch en aantrekkelijk dient te zijn. Esthetische elementen spelen volgens de respondenten een belangrijke rol als een
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
64
soort kwaliteitslabel en voor het creëren van een vertrouwensband. Verder vormt de sfeer van de festivalwebsite een weerspiegeling van het echte festival. Deze sfeer kan men volgens de respondenten eventueel oproepen door kunstvormen te integreren, die liefst een goede associatie leggen met het festival. De resultaten van ons kwantitatief luik zijn zo mogelijk nog duidelijker. De resultaten van onze online survey tonen dan ook aan dat hoe kunstzinniger een festivalwebsite, hoe positiever de attitude van Vlaamse jongvolwassenen tegenover die website. Dit geldt zowel voor de attitude tegenover de visuele aantrekkelijkheid, de algemene aantrekkelijkheid als de globale attitude. We stellen vast dat deze resultaten overeenstemmen met onze initiële verwachtingen. Uit de ANOVA test concluderen we daarnaast dat enkel de festivalwebsites met een zeer lage kunstzinnigheid een significant lagere attitude hebben als de andere websites. We vonden in dit onderzoek geen significant onderscheid in attitude tussen de matige en zeer kunstzinnige websites. Hieruit leiden we af dat een festivalwebsite minimaal enige vorm van kunstzinnigheid moet bevatten en best een artistieke sfeer nastreeft. Festivalwebsites zonder enige kunstzinnigheid neigen op de bipolaire schalen dan ook richting lelijk, saai, onbevredigend en niet origineel. Ze springen daarnaast minder in het oog en beschikken over een lagere overtuigingskracht. De laatste focusgroep evalueerde de website zonder aanwezige kunst niet voor niets als saai en iets voor een oudere generatie. Ook in de literatuur wordt kunst gewaardeerd en geprezen voor haar nieuwheid, creativiteit, originaliteit en de capaciteit om zijn publiek te verrassen (Dottan, 2006). Het is ook daarom dat deze creativiteit een belangrijke entertainment waarde kan geven aan de festivalsite. Hoe ver men kan gaan in deze kunstzinnigheid, is een keuze die we openlaten voor de festivalorganisatoren en de webdesigners waarmee men samenwerkt. We kunnen wel enkele aanbevelingen opstellen waarvan de belangrijkste zonder twijfel: wees niet bang van kunst. Kunst wordt nog vaak bestempeld als een abstract en elitair begrip, maar we zien dat ook de doorsnee Vlaamse jongeren zich hier (onbewust) tot aangetrokken voelen. Festivals gaan dus bij voorkeur op zoek naar een unieke, liefst artistieke en aantrekkelijke manier om hun festival te presenteren aan de buitenwereld. We raden echter ook aan hierbij niet ‘over the top’ te gaan. Kunstzinnige ingrepen moeten in een juiste balans op de site worden toegepast. Functionaliteit en kunstzinnigheid dienen steeds hand in hand te gaan. Wanneer gebruikers op korte tijd teveel indrukken moeten verwerken, dan weten ze al snel niet meer wat te verwachten of dan komt de usability in het gedrang. De manier waarop men een strategie van ‘kunstzinnigheid’ toepast is dus van groot belang. Uit de focusgroepen leiden we af dat wanneer men té veel, té abstract of té speciale kunststromingen hanteert, dit de Vlaamse jongvolwassenen kan afschrikken. Ze kennen deze onvoldoende en weten bijgevolg ook niet wat te verwachten. Langs de andere kant, staan ze wel open om nieuwe Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
65
kunstvormen te ontdekken en bij te leren. Het is aan het festival om te kiezen voor een bepaald pad. De keuze voor kunstelementen moet in ieder geval weloverwogen en bewust worden gemaakt en met een duidelijk doel. Aangezien, zoals we reeds eerder stelden, de esthetische impressie van de website een afspiegeling blijkt van het werkelijke festival. Hoe ver men dus kan gaan in het implementeren van kunst en welke kunstvorm men best verkiest, zijn vragen die we open laten voor een eigen invulling en verder onderzoek. Wat we wel met overtuiging uitspreken, is dat de kunstzinnigheid van een festivalwebsite belangrijk is om een positieve attitude te bewerkstelligen bij de gebruikers. Kunst wordt in de literatuur dan ook gezien als een bron van onmiddellijk ervaringsgericht plezier (Dottan, 2006).
6.2 Limitaties onderzoek We moeten extra voorzichtig zijn wanneer we deze resultaten willen generaliseren van enkele festivalwebsites naar het volledige arsenaal festivalwebsites op het hele World Wide Web of zelfs naar de Belgische of Vlaamse festivalmarkt. Websites verschillen sterk van elkaar en de ene webgebruiker is bovendien de andere niet. Aan het gebruik van een online survey zijn dan ook enkele nadelen verbonden. Wegens gebrek aan tijd en motivatie geven sommige respondenten slechts vluchtig een antwoord op een vraag zonder deze goed te lezen. Dit hebben we deels kunnen vermijden door het invoeren van een controlevraag, al is de precieze betrouwbaarheid van het onderzoek moeilijk na te gaan. Verder hebben we geen controle over het feit of de respondent de survey al dan niet zelf heeft ingevuld. We zijn ons er ook van bewust dat een sneeuwbalsteekproef voor enige mate van vertekening kan zorgen, deze selectie van respondenten is niet optimaal. De gepresenteerde studie is uitgevoerd met Vlaamse jongvolwassenen tussen een leeftijd van 16 en 28, we kunnen deze resultaten dan ook niet doortrekken naar een grotere populatie. Verder hebben we reeds uitgebreid besproken dat onze ‘model fit’ in het kwantitatieve luik niet aan alle standaarden voldoet. We hebben gemotiveerd waarom we toch het model analyseren en conclusies trekken. We concluderen daarnaast met voorzichtigheid en geven aan dat er verder onderzoek nodig is om deze bevindingen te ondersteunen en te versterken. We concluderen dat de kunstzinnigheid van een festivalwebsite belangrijk is om een positieve attitude te bekomen bij de gebruikers. We vullen dit resultaat verder aan door te stellen dat er geen verschil in attitude is tussen de matig of hoge kunstzinnige websites. Waar de grens van overschakeling tussen geen kunstzinnigheid en enige kunstzinnigheid precies ligt, daar kunnen we geen sluitend antwoord op geven. We bieden dan ook enkel richtlijnen aan voor grafisch ontwerpers en webdesigners, maar geen algemeen model dat garant staat voor succes.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
66
Een derde limitatie van dit onderzoek is dat wanneer men werkt met codeurs, men enige bias in het onderzoek opneemt. Men is zich er meer en meer van bewust dat de onderzoeker als een belangrijke bron van meetfouten gezien kan worden (Landis, e.a., 1977). We probeerden deze vertekening deels tegen de gaan door te werken met twee codeurs, al zou er idealiter misschien met nog meer waarnemers gewerkt moeten worden.
6.3 Suggesties voor verder onderzoek We willen hier nogmaals aanhalen dat we er ons van bewust zijn dat de fit van ons SEM model niet optimaal is. Toch geven onze resultaten wel aan dat er verder onderzoek omtrent dit onderwerp wenselijk is en vooral ook interessant kan zijn. Men kan voor volgend onderzoek nog ontzettend veel kanten op, aangezien we met deze studie slechts een klein hiaat van deze boeiende thematiek hebben ingevuld. Ten eerste is de gepresenteerde studie uitgevoerd binnen het domein van muziekfestivals, verder onderzoek zal moeten uitwijzen of in andere domeinen van de cultuurbeleving gelijkaardige resultaten gevonden worden. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende types van festivals (muziek, theater, film, dans, literatuur …). Het kan eveneens interessant zijn het bereik van de resultaten verder uit te breiden. Dus niet alleen naar de festivals, maar ook naar andere domeinen in de culturele entertainment industrie. Ten tweede, individuen hebben meestal een eigen, persoonlijke smaak en er zullen altijd wel vooren tegenstanders zijn van bepaalde kunstuitingen. De Latijnse uitdrukking “De gustibus (et coloribus) non est disputandum”, over smaak (en kleuren) valt niet te redetwisten, lijkt ook op onze focusgroepen van toepassing. Volgend onderzoek kan dus kijken of er een verschil in attitude is, per gekozen kunststroming. Aangezien de focusgroepen aangeven dat er liefst met populaire en hedendaagse stromingen gewerkt moet worden, kunststromingen die jongeren kennen en waar ze zich bijgevolg ook tot aangetrokken voelen. In het gepresenteerde onderzoek werd er echter geen ingewikkeld cultuurhistorisch onderscheid gemaakt en bekeken we ‘kunstzinnigheid’ eerder als een algemeen begrip. Waarom zijn we fan van de ene kunstvorm en niet van andere? Vele onderzoeken hebben reeds het verband tussen esthetische voorkeuren en persoonlijkheidsfactoren onderzocht (ChamorroPremuzic, Reimers, Hsu & Ahmetoglu, 2009; Furnham & Avison 1997; Swami, Stieger, Pietschnig & Voracek, 2010). Onderzoek van Furnham, e.a. (1997) bevestigde bijvoorbeeld de hypothese dat het persoonlijkheidskenmerk ‘sensatie zoeken’ positief gerelateerd is met de voorkeur voor surrealistische kunst en negatief met representatieve kunst. Chamorro-Premuzic, e.a. (2009) concludeerden dan weer dat het persoonlijkheidskenmerk ‘openheid tegenover ervaring’ de sterkste correlatie vertoonde met artistieke voorkeuren. Wanneer men specifiek
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
67
inging op bepaalde stijlen, zag men dat jonge en meer extraverte personen een hogere voorkeur voor het Kubisme vertoonden. Jongere participanten gaven ook aan een grotere voorkeur te hebben voor de Renaissance. Het Impressionisme bleek dan weer samen te gaan met persoonlijkheden die gewetensvoller en minder open zijn. Verder onderzoek zou dit verband tussen persoonlijkheidskenmerken en artistieke voorkeuren ook kunnen linken aan onze studie. Bekomt men hetzelfde resultaat wanneer we dit toepassen op het medium websites? Welke doelgroep en welke specifieke persoonlijkheidskenmerken spreken bepaalde festivals aan en door welke kunstvorm kunnen zij zich bijgevolg best laten inspireren? Zoals u vaststelt, zijn de mogelijkheden voor verder onderzoek onbeperkt en hebben we wat betreft deze thematiek nog een lange en leerrijke weg af te leggen.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
68
Referenties Bell, C. (1914). The aesthetic hypothesis. In: C. Harrison & W. Paul. (Eds.), Art in theory 1900 2000: an anthology of changing ideas (2nd ed) (pp. 113 – 116). Oxford: Wiley-Blackwell. Bell, C. (1997). Geciteerd in: Pandir, M. & Knight, J. (2006). Homepage aesthetics: The search for preference factors and the challenges of subjectivity. Interacting with Computers, 18, 1351–1370. Berlyne, D.E. (1971). Aesthetics and psychobiology. New York: Appleton- Century-Crofts. Biernacki, P. & Waldorf, D. (1981). Snowball sampling: problems and techniques of chain referral sampling. Sociological Methods Research, 10(2),141-163. Blackman, N.J.M. & Koval, J.J. (2000). Interval estimation for Cohen's Kappa as a measure of agreement. Statistics in Medicine, 19, 723-741. Bollen, A.K. & Long, J.S. (1993). Testing Structural equation models. Londen: Sage Publications. Browne, M. W., & Cudeck, R. (1993). Geciteerd in Müller, H., Schermelleh-Engel, K. & Moosbrugger, H. (2003). Evaluating the fit of structural equation models: Tests of significance and descriptive goodness-of-fit measures. Methods of Psychological Research Online, 8(2), 23-74. Bruner, G.C., Hensel, P.J. & James, K.E. (1998-2001). Marketing scales handbook. A compilation of multi-item measures for consumer behavior & advertising (Vol. 4.). Ohio: Thomson South-Western. Bruner, G.C. & Kumar, A. (2000). Web commercials and advertising hierarchy-of-effects. Journal of Advertising Research, 40(1/2), 35-42. Bruner, G.C. & Kumar, A. (2002). Geciteerd in: Bruner, G.C., Hensel, P.J. & James, K.E. (19982001). Marketing scales handbook. A compilation of multi-item measures for consumer behavior & advertising (Vol. 4.). Ohio: Thomson South-Western. Cassiers, G. (2014). Geciteerd in: Hillaert, W. & Van Imschoot, T. (2014). Schoonheid = vitaliteit. Rekto:verso tijdschrift voor cultuur en kritiek, 59, 51-55. Chamorro-Premuzic, T., Reimers, S., Hsu, A. & Ahmetoglu, G. (2009). Who art thou? Personality predictors of artistic preferences in a large UK sample: The importance of openness. British Journal of Psychology, 100(3), 501-516. Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
69
Chatterjee, A. (2013). The aesthetic brain: how we evolved to desire beauty and enjoy art. Oxford: Oxford University Press. Chattopadhyay, A., & Basu, K. (1990). Humor in advertising: The moderating role of prior brand evaluation. Journal of Marketing Research, 27(4), 466-476. Chen, Q. & Wells, W. D. (1999). Attitude toward the site. Journal of Advertising Research, 39(5), 27-37. De Kuyper, E. (2014). Het bedrog van jogging pants. Rekto:verso tijdschrift voor cultuur en kritiek, 59, 57-59. Dempsey, A. (2002). Encyclopedie van de moderne kunst. Stijlen, scholen, stromingen. Zwolle: Waanders uitgevers. Dion, K., Berscheid, E. & Walster, E. (1972). What is beautiful is good. Journal of Personality and Social Psychology, 24(3), 285–290. Dutton, D. (2006). A naturalist definition of art. The Journal of Aesthetics and Art Criticism, 64(3), 367-377. Fromm, J. (2014). Marketing at Music Festivals: Playing to the Millennial Crowd. Geraadpleegd op het World Wide Web op 1 mei 2015 op: http://www.millennialmarketing.com/2014/01/marketing-at-music-festivals-playing-tothe-millennial-crowd/ Furnham, A. & Avison, M. (1997). Personality and preference for surreal paintings. Personality and Individual Differences, 23(6), 923–935. Gautier, T. (1832) Geciteerd in: Berlyne, D.E. (1971). Aesthetics and psychobiology. New York: Appleton- Century-Crofts. Gignac, G.E. (2008). Higher-order models versus direct hierarchical models: g as superordinate or breadth factor? Psychology Science Quarterly, 50(1), 21-43. Hanfling, O. (1992) Geciteerd in: Pandir, M. & Knight, J. (2006). Homepage aesthetics: The search for preference factors and the challenges of subjectivity. Interacting with Computers, 18, 1351–1370.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
70
Hartmann, J., Sutcliffe, A., & De Angeli, A. (2007). Investigating attractiveness in web user interfaces. In Proceedings of the SIGCHI conference on Human factors in computing systems (pp. 387-396). ACM Hume, D. (1910). Of the Standard of Taste. In C.W. Eliott (Ed.), English essays from sir Philip Sidney to Macaulay (pp. 215–236). New York: P.F. Collier & Son. Iacobucci, D. (2010). Structural equations modeling: Fit Indices, sample size, and advanced topics. Journal of Consumer Psychology, 20, 90–98. Johnson, R.B. & Onwuegbuzie, A.J. (2004). Mixed methods research: a research paradigm whose time has come. Educational Researcher, 33(7), 14-26. Karvonen, K. (2000). The beauty of simplicity. ACM Proceedings on the conference on universal usability, 85–90. Kringelbach, M.L. & Diperna, L. (2014). Trends in Cognitive Sciences, 18(9), 449-450. Kuplen, M. (2013). The aesthetic of ugliness: A Kantian Perspective. Proceedings of the European Society for Aesthetics, 5, 260-279.
Kurosu, M. & Kashimura, K. (1995). Apparent usability vs. inherent usability, CHI. '95, 292–293. Landis, J.R. & Koch, G.G. (1977). The Measurement of Observer Agreement for Categorical Data. Biometrics, 33(1), 159-174. Lavie, T. & Tractinsky, N. (2004). Assessing dimensions of perceived visual aesthetics of web sites. International Journal of Human-Computer Studies, 6, 269 – 298. Leenders, M. A. A. M., Van Telgen, J., Gemser, G. & Van der Wurff, R. (2005). Success in the Dutch Music Festival Market: The Role of Format and Content. The International Journal on Media Management, 7(3&4), 148–157. Li, Y.M. & Yeh, Y.S. (2010). Increasing trust in mobile commerce through design aesthetics. Computers in Human Behavior, 26, 673–684. Lindgaard, G. (2007). Aesthetics, Visual Appeal, Usability, and User Satisfaction: What Do the User’s Eyes Tell the User’s Brain? Australian Journal of Emerging Technologies and Society, 5(1), 1-25.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
71
Lindgaard, G., Fernandes, G., Dudek, C. & Brown, J. (2006). Attention web designers: You have 50 milliseconds to make a good impression! Behaviour and Information Technology, 25, 115-126. Marsh, H.W., Balla, J.R. & McDonald, R.P. (1988). Goodness-of-fit indexes in confirmatory factor analysis: The effect of sample size. Psychological Bulletin, 103(3), 391–410. Marsh, H.W., Hau, K-T. & Wen, Z. (2004). In search of golden rules: comment on hypothesistesting approaches to setting cutoff values for fit indexes and dangers in overgeneralizing Hu and Bentler’s (1999) findings. Structural equation modeling, 11(3), 320–341 Maslow, A.H., Frager, R., & Cox, R. (1970). Motivation and personality (Vol. 2). In J. Fadiman, & C. McReynolds (Eds.). New York: Harper & Row. (pp. 62-72). Mathwick, C., Malhotra, N., & Rigdon, E. (2001). Experiential value: conceptualization, measurement and application in the catalog and Internet shopping environment. Journal of retailing, 77(1), 39-56. McMillan, S. J., Jang-Sun, H., & Guiohk, L. (2003). Effects of structural and perceptual factors on attitudes toward the website. Journal Of Advertising Research, 43(4), 400-409. Min, E. (2014). De bekoring van het onbehagen. Rekto:verso tijdschrift voor cultuur en kritiek, 59, 66-69. Mojo. (2004) Geciteerd in: Leenders, M. A. A. M., Van Telgen, J., Gemser, G. & Van der Wurff, R. (2005). Success in the Dutch Music Festival Market: The Role of Format and Content. The International Journal on Media Management, 7(3&4), 148–157. Moshagen, M. & Thielsch, M. T. (2010). Facets of visual aesthetics. International Journal of Human-Computer Studies, 68(10), 689-709. Nickerson, R.S. (1998). Confirmation bias: a ubiquitous phenomenon in many guises. Review of General Psychology, 2(2), 175-220. Nunnaly, J. & Bernstein, L. (1994). Streiner, D.L. (2003). Starting at the beginning: an introduction to coefficient alpha and internal consistency. Journal of personality assessment, 80(1), 99-103. Oakes, S. (2003). Demographic and sponsorship considerations for jazz and classical music festivals. The Services Industries Journal, 23, 165–178.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
72
Obendorf, H. (2009). Minimalism: designing simplicity. Londen: Springer. Osgood, C.E., Suci, G.J. & Tannenbaum, P.H. (1981) Geciteerd in: Bruner, G.C., Hensel, P.J. & James, K.E. (1998-2001). Marketing scales handbook. A compilation of multi-item measures for consumer behavior & advertising (Vol. 4.). Ohio: Thomson South-Western. Oxford University Press. (2015). Geraadpleegd op 10 maart op het World Wide Web: http://www.oxforddictionaries.com/definition/english/aesthetic Pandir, M. & Knight, J. (2006). Homepage aesthetics: the search for preference factors and the challenges of subjectivity. Interacting with Computers, 18, 1351–1370. Petry, Y. (2014). Geciteerd in: Hillaert, W. & Van Imschoot, T. (2014). Schoonheid = vitaliteit. Rekto:verso tijdschrift voor cultuur en kritiek, 59, 51-55. Philips, S. (2012). Moderne en hedendaagse kunst begrijpen: inzicht krijgen in de belangrijkste kunststromingen. Kerkdriel: Librero. Robins, D. & Holmes, J. (2008). Aesthetics and credibility in web site design. Information Processing and Management, 44(1), 386–399. Roose, H. & Meuleman, B. (2014). Methodologie van de sociale wetenschappen. Een inleiding. Gent: Academia Press. Schenkman, B.O., Jönsson, F. (2000). Aesthetics and preferences of web pages. Behaviour & Information Technology, 19(5), 367-377. Shackel, B. (1991). Usability-context, framework, definition, design and evaluation. In B. Shackel & S. J. Richardson (Eds.), Human factors for informatics usability (pp. 21-37). Cambridge: Cambridge University Press. Shimp, T.A. (1981). Attitude toward the ad as a mediator of consumer brand choice. Journal of Advertising (Pre-1986),10(000002), 9-15. Shuker, R. (2012). Understanding popular music culture (4de editie). Londen: Routlegde. Streiner, D.L. (2003). Starting at the beginning: an introduction to coefficient alpha and internal consistency. Journal of personality assessment, 80(1), 99-103.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
73
Sutcliffe, A. (2002). Assessing the reliability of heuristic evaluation for Web site attractiveness and usability. Proceedings of the 35th Annual Hawaii International Conference, 18381847. Swami, V., Stieger, S., Pietschnig, J. & Voracek, M. (2010). The disinterested play of thought: Individual differences and preference for surrealist motion pictures. Personality and individual differences, 48(7), 855-859. Thorlacius, L. (2007). The role of aesthetics in web design. Nordicom Review, 28(1), 63-76. Tractinsky, N. (2004). Toward the study of aesthetics in information technology. Proceedings of 25th international conference on information systems, 771–780. Tractinsky, N., Cokhavi, A., Kirschenbaum, M. & Sharfi, T. (2006). Evaluating the consistency of immediate aesthetic perceptions of web pages. International Journal of Human-Computer Studies, 64(11), 1071–1083. Tractinsky, N., Shoval-Katz A. & Ikar, D. (2000). What is Beautiful is Usable. Interacting with Computers, 13(2), 127-145. Tuch, N.A., Bargas-Avila, J.A. & Opwis, K. (2010). Symmetry and aesthetics in website design: It’s a man’s business. Computers in Human Behavior, 26(6), 1831–1837. Tuch, N.A., Presslaber, E.E., Stöcklin, M., Opwis, K. & Bargas-Avila, J.A. (2012). The role of visual complexity and prototypicality regarding first impression of websites: Working towards understanding aesthetic judgments. International Journal of Human Computer Studies, 70, 794–811. Vanbosseghem, P. (2011). Crowdsurfers, tentsletjes en polsbandjesverzamelaars: een onderzoek naar de motivaties van festivalbezoekers in Vlaanderen. Geraadpleegd op het World Wide Web op 1 mei 2015 op: http://www.scriptiebank.be/scriptie/crowdsurfers-tentsletjes-enpolsbandjesverzamelaars-een-onderzoek-naar-de-motivaties-van-fe Van Dale Uitgevers. (2014). Geraadpleegd op 10 maart op het World Wide Web: http://www.vandale.be/en/opzoeken?pattern=kunst&lang=nn#.VS4vIzuUdaI Van Schaik, P. & Ling, J. (2009). The role of context in perceptions of the aesthetics of web pages over time. International Journal of Human Computer Studies, 67(1), 79-89.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
74
Bijlagen Bijlage A: gespreksgids focusgroepen Inleiding Hallo iedereen, eerst en vooral bedankt om vandaag aanwezig te zijn. Voor we beginnen zou ik kort willen aanhalen dat alles wat hier vandaag gezegd wordt anoniem is. Het gesprek wordt wel opgenomen, maar zal anoniem verwerkt worden. Heeft iemand hier een probleem mee? Het thema van vandaag zullen jullie gaandeweg ondervinden. Ik zou jullie eerst willen vragen onderstaand lijstje in te vullen voor we van start gaan met het gesprek (drop-off).
Openingsvragen (drop-off) -
Naam en Voornaam
-
Leeftijd
-
Geslacht: man / vrouw
-
Huidige status: Student / deeltijds werkend / voltijds werkend / niet werkend
-
Indien student dan: welke studierichting?
-
Kennis van kunst: heel slecht / slecht / matig / goed / heel goed
-
Interesse in kunst: heel slecht / slecht / matig / goed / heel goed
-
Van welke muziekstijl ben je fan? (Meerdere mag)
-
Ben je al ooit naar een festival geweest?
-
Zo ja: welke?
Introductievragen -
Respondenten 1 beeld, dat voor hen kunst symboliseert, laten uitscheuren uit kunstzinnige magazines. o
-
Wat is kunst voor jullie is of wat kan kunst zijn?
Welke kunststromingen herinneren jullie zich nog? De eerste en voornaamste die in de respondenten opkomen
-
We gaan de lijstjes met kunststromingen af o
De stromingen nu opgesomd zijn, kent iedereen die ook?
o
Kennen jullie enkel de naam of kan je er iets meer bij vertellen?
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
75
Transitievragen -
We tonen een bord met de voornaamste kunststromingen o
Zijn er stromingen die je eigenlijk niet kent, die je niks zeggen?
o
Welke stromingen zijn hieruit volgens jullie voor de gewone Belg het meest herkenbaar
o
Welke associaties roepen die stromingen op ?
o
Zijn er belangrijke hedendaagse stromingen die missen op dit bord?
Sleutelvragen deel 1: De volgende opdracht is een collage van hoe de sfeer van een website van een festival er volgens de respondenten zou moeten uitzien. Wat is er belangrijk aan een festivalwebsite? Welke elementen moeten zeker aanwezig zijn. Daarna laten we hen de website en zijn belangrijkste kenmerken beschrijven. -
Vinden jullie dat festivals bezig moeten zijn met esthetiek?
-
Waarom zou het voor festivals belangrijk zijn?
-
Is het voor festivals iets wat belangrijker kan zijn als in andere sectoren?
-
Denken jullie dat ze inspiratie kunnen halen uit kunst?
-
Is kunst en festivals een goede link?
-
Als we het bord bekijken. Uit welke stromingen kunnen festivals elementen gebruiken / inspiratie halen? Uit welke moeilijker? Op welke manier?
-
Wat kan het gebruik van accenten uit bepaalde stromingen bijbrengen tot de festivalwebsite denken jullie? o
is het een goed gevoel?
o
een overdracht van sferen uit de stroming naar het event?
o
is het de herkenbaarheid?
o
de artistieke sfeer?
o
associaties met kunstenaars representatief voor de stroming?
o
Andere?
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
76
Sleutelvragen deel 2: We tonen de website van Tomorrowland -
Herkennen jullie hier een kunststroming in?
-
Waarom linken jullie deze stroming aan de website van dat festival? o
Past deze stroming bij de sfeer van het festival?
o
Past deze stroming bij de associaties van het festival?
o
Zo niet, welke stroming zouden jullie hier aan koppelen
We polsen naar de volgende zaken die volgens Thorlacius (2007) belangrijk zijn voor het succes van websites. -
Heeft de gekozen esthetiek een invloed op het imago van de zender?
-
Moet de esthetiek aangepast zijn aan de doelgroep?
-
Moet de esthetiek aangepast zijn aan het genre van de festivalsite?
-
Is het belangrijk dat de esthetische elementen de content ondersteunen?
Besluitende vragen Hebben jullie nog aanvullingen op wat er vandaag gezegd is? Zijn er nog dingen die jullie kwijt willen?
Afsluiten Bedankt om deel te nemen, ik hoop dat jullie er zelf ook iets van hebben opgestoken en het een fijn en interessant gesprek vonden.
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
77
Bijlage B: Resultaten pre-test Tabel 1: Alle websites Festival
Eerste keer bekeken
Nog nooit geweest
Deistelrock
100%
80%
Pitch Festival
100%
100%
Parsidance
100%
100%
Vijverfestival
100%
100%
Valkhof Festival
100%
100%
Burgrock
100%
100%
Moods Brugge
100%
100%
Vrijland Festival
100%
100%
Oerol
100%
100%
Loveland Festival
100%
100%
Dioniss
100%
100%
Gooikoorts
100%
100%
Concert at sea
100%
100%
Mayday
100%
100%
Grensrock
100%
100%
Kneistival
100%
100%
Club Soda
100%
100%
The Sound of Sea
100%
100%
Festival Mundial
100%
100%
Secret Garden Party
100%
100%
Maanrock
100%
100%
Rockafield
92,30%
92,30%
Straf Werk Festival
92,30%
92,30%
Welcome To The Village
92,30%
100%
Glimps Gent
92,30%
100%
North Sea Jazz Festival
92,30%
100%
Barrio Cantina
92,30%
92,30%
Madnes Festival
92,30%
100%
Yes2day
90,90%
100%
Dreambeats
90,90%
100%
Brussel Brost
90,90%
100%
Rock Zottegem
90%
90%
Copacobana
85,70%
85,70%
Indian Summer Festival
84,60%
100%
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
78
Wecandance
75%
91,70%
Leffingenleuren
75%
83,30%
Daydream Festival
54,50%
45,50%
Brainwash Festival
53,80%
76,90%
Gladiolen
53,80%
69,20%
Festival
Eerste keer bekeken
Nog nooit geweest
Deistelrock
100%
80%
Pitch Festival
100%
100%
Parsidance
100%
100%
Vijverfestival
100%
100%
Valkhof Festival
100%
100%
Moods Brugge
100%
100%
Vrijland Festival
100%
100%
Loveland Festival
100%
100%
Dioniss
100%
100%
Concert at sea
100%
100%
Mayday Mayday
100%
100%
Grensrock
100%
100%
Club Soda
100%
100%
The Sound of Sea
100%
100%
Secret Garden Party
100%
100%
Maanrock
100%
100%
Rockafield
92,30%
92,30%
Straf Werk Festival
92,30%
92,30%
Welcome To The Village
92,30%
100%
Yes2day
90,90%
100%
Dreambeats
90,90%
100%
Brussel Brost
90,90%
100%
Rock Zottegem
90%
90%
Copacobana
85,70%
85,70%
Wecandance
75%
91,70%
Tabel 2: Geselecteerde websites
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
79
Bijlage C: Screenshots geselecteerde festivals
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
80
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
81
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
82
Bijlage D: Cohen’s Kappa Tabel 1: Interpretatie Cohen’s Kappa waarden Kappa waarde
Sterkte van overeenstemming
< 0.00
Slechte overeenkomst
0.00 - 0.20
Lichte overeenkomst
0.21 - 0.40
Behoorlijke overeenkomst
0.41 - 0.60
Matige overeenkomst
0.61 - 0.80
Aanzienlijke tot goede overeenkomst
0.81 - 1.00
Bijna perfecte overeenkomst
Tabel 2: Cohen’s Kappa
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
83
Bijlage E: gebruikte schalen survey Tabel 1: Attitude toward the website (general appeal)
Tabel 2: Attitude toward the website (visual appeal)
Tabel 3: Attitude toward the ad (general appeal)
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
84
Bijlage F: Voorbeeld survey
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
85
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
86
Bijlage G: Cronbach’s Alpha schalen Tabel 1: Cronbach’s Alpha ‘Attitude toward the website (General)’
Tabel 2: Cronbach’s Alpha ‘Attitude toward the website (Visual appeal)’
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
87
Tabel 3: Cronbach’s Alpha ‘Attitude toward the ad (Overall)’
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
88
Bijlage H: GOF-indexen SEM model Model Fit Summary CMIN
Model Default model Saturated model Independence model
NPAR
CMIN
DF
P
CMIN/DF
44
1675,710 127
,000
13,195
171
,000
18
22075,753 153
,000
144,286
NFI Delta1
RFI rho1
IFI Delta2
TLI rho2
CFI
,924
,909
,929
,915
,929
0
Baseline Comparisons
Model Default model Saturated model Independence model
1,000
1,000
,000
,000
,000
PRATIO
PNFI
PCFI
Default model
,830
,767
,771
Saturated model
,000
,000
,000
1,000
,000
,000
1,000 ,000
,000
Parsimony-Adjusted Measures
Model
Independence model
RMSEA
Model
RMSEA
LO 90
HI 90
PCLOSE
Default model
,111
,107
,116
,000
Independence model
,382
,378
,386
,000
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
89
Bijlage I: Output SEM model Maximum Likelihood Estimates Regression Weights: (Group number 1 - Default model)
Estimate
S.E.
C.R.
P Label
Qgeneralom
<---
fgeneralappeal
1,000
Qgeneral3om
<---
fgeneralappeal
,872
,019
45,232 ***
Qgeneral4om
<---
fgeneralappeal
,975
,018
53,224 ***
Qgeneral5
<---
fgeneralappeal
,838
,018
46,055 ***
Qbi10om
<---
fgeneralappeal2
1,000
Qbi9om
<---
fgeneralappeal2
,897
,025
36,487 ***
Qbi8om
<---
fgeneralappeal2
,879
,030
29,286 ***
Qbi7om
<---
fgeneralappeal2
,921
,030
30,898 ***
Qbi6om
<---
fgeneralappeal2
,923
,024
38,480 ***
Qbi5om
<---
fgeneralappeal2
1,018
,029
35,187 ***
Qbi4om
<---
fgeneralappeal2
,954
,025
38,080 ***
Qbi3om
<---
fgeneralappeal2
,891
,025
36,150 ***
Qbi2om
<---
fgeneralappeal2
,904
,025
36,848 ***
Qbiom
<---
fgeneralappeal2
,958
,026
37,387 ***
Qvisualom
<---
fvisualappeal
1,000
Qvisual2om
<---
fvisualappeal
1,054
,018
57,414 ***
Qvisual3om
<---
fvisualappeal
1,107
,018
61,428 ***
Standardized Regression Weights: (Group number 1 - Default model)
Estimate Qgeneralom
<---
fgeneralappeal
,941
Qgeneral3om
<---
fgeneralappeal
,868
Qgeneral4om
<---
fgeneralappeal
,913
Qgeneral5
<---
fgeneralappeal
,873
Qbi10om
<---
fgeneralappeal2
,850
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
90
Qbi9om
<---
fgeneralappeal2
,869
Qbi8om
<---
fgeneralappeal2
,763
Qbi7om
<---
fgeneralappeal2
,790
Qbi6om
<---
fgeneralappeal2
,893
Qbi5om
<---
fgeneralappeal2
,851
Qbi4om
<---
fgeneralappeal2
,889
Qbi3om
<---
fgeneralappeal2
,865
Qbi2om
<---
fgeneralappeal2
,874
Qbiom
<---
fgeneralappeal2
,880
Qvisualom
<---
fvisualappeal
,929
Qvisual2om
<---
fvisualappeal
,943
Qvisual3om
<---
fvisualappeal
,959
Covariances: (Group number 1 - Default model)
Estimate S.E.
C.R.
P Label
fgeneralappeal
<--> fvisualappeal
2,101 ,104
20,217 ***
fgeneralappeal
<--> fgeneralappeal2
1,968 ,105
18,682 ***
fgeneralappeal2
<--> fvisualappeal
1,854 ,101
18,298 ***
fgeneralappeal2
<--> Codeurs
,436 ,043
10,168 ***
fvisualappeal
<--> Codeurs
,392 ,042
9,405 ***
fgeneralappeal
<--> Codeurs
,345 ,042
8,133 ***
e11
<--> e14
,192 ,022
8,807 ***
e12
<--> e13
,127 ,021
5,941 ***
e8
<--> e13
-,181 ,026
-6,870 ***
Correlations: (Group number 1 - Default model)
Estimate fgeneralappeal
<-->
fvisualappeal
,957
fgeneralappeal
<-->
fgeneralappeal2
,893
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
91
fgeneralappeal2
<-->
fvisualappeal
,864
fgeneralappeal2
<-->
Codeurs
,357
fvisualappeal
<-->
Codeurs
,323
fgeneralappeal
<-->
Codeurs
,277
e11
<-->
e14
,351
e12
<-->
e13
,226
e8
<-->
e13
-,233
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
92
Bijlage J: GOF-indexen higher-order model Model Fit Summary CMIN
Model Default model Saturated model Independence model
NPAR
CMIN
DF
P
CMIN/DF
42
1727,832 129
,000
13,394
171
,000
18
22075,753 153
,000
144,286
NFI Delta1
RFI rho1
IFI Delta2
TLI rho2
CFI
,922
,907
,927
,914
,927
0
Baseline Comparisons
Model Default model Saturated model Independence model
1,000
1,000
,000
,000
,000
PRATIO
PNFI
PCFI
Default model
,843
,777
,782
Saturated model
,000
,000
,000
1,000
,000
,000
1,000 ,000
,000
Parsimony-Adjusted Measures
Model
Independence model
RMSEA
Model
RMSEA
LO 90
HI 90
PCLOSE
Default model
,112
,108
,117
,000
Independence model
,382
,378
,386
,000
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
93
Bijlage K: GOF-indexen higher-order model Maximum Likelihood Estimates Regression Weights: (Group number 1 - Default model)
Estimate S.E.
C.R.
P Label
fvisualappeal
<---
appeal
1,132 ,029
fgeneralappeal
<---
appeal
1,000
fgeneralappeal2
<---
appeal
1,062 ,034
Qgeneral5
<---
fgeneralappeal
1,000
Qgeneralom
<---
fgeneralappeal
1,195 ,026
46,075 ***
Qgeneral3om
<---
fgeneralappeal
1,041 ,027
38,244 ***
Qgeneral4om
<---
fgeneralappeal
1,162 ,027
42,670 ***
Qbi10om
<---
fgeneralappeal2
1,000
Qbi9om
<---
fgeneralappeal2
,897 ,024
36,688 ***
Qbi8om
<---
fgeneralappeal2
,874 ,030
29,193 ***
Qbi7om
<---
fgeneralappeal2
,916 ,030
30,802 ***
Qbi6om
<---
fgeneralappeal2
,921 ,024
38,647 ***
Qbi5om
<---
fgeneralappeal2
1,014 ,029
35,170 ***
Qbi4om
<---
fgeneralappeal2
,954 ,025
38,321 ***
Qbi3om
<---
fgeneralappeal2
,889 ,025
36,259 ***
Qbi2om
<---
fgeneralappeal2
,903 ,024
37,056 ***
Qbiom
<---
fgeneralappeal2
,957 ,025
37,582 ***
Qvisualom
<---
fvisualappeal
1,000
Qvisual2om
<---
fvisualappeal
1,054 ,018
57,415 ***
Qvisual3om
<---
fvisualappeal
1,107 ,018
61,441 ***
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
39,303 ***
31,032 ***
94
Standardized Regression Weights: (Group number 1 - Default model)
Estimate fvisualappeal
<---
appeal
,965
fgeneralappeal
<---
appeal
,991
fgeneralappeal2
<---
appeal
,900
Qgeneral5
<---
fgeneralappeal
,873
Qgeneralom
<---
fgeneralappeal
,942
Qgeneral3om
<---
fgeneralappeal
,867
Qgeneral4om
<---
fgeneralappeal
,912
Qbi10om
<---
fgeneralappeal2
,852
Qbi9om
<---
fgeneralappeal2
,869
Qbi8om
<---
fgeneralappeal2
,760
Qbi7om
<---
fgeneralappeal2
,787
Qbi6om
<---
fgeneralappeal2
,893
Qbi5om
<---
fgeneralappeal2
,850
Qbi4om
<---
fgeneralappeal2
,890
Qbi3om
<---
fgeneralappeal2
,865
Qbi2om
<---
fgeneralappeal2
,875
Qbiom
<---
fgeneralappeal2
,881
Qvisualom
<---
fvisualappeal
,929
Qvisual2om
<---
fvisualappeal
,943
Qvisual3om
<---
fvisualappeal
,959
Covariances: (Group number 1 - Default model)
Estimate
S.E.
C.R.
P Label
appeal
<-->
Codeurs
,325
,036
9,087 ***
e11
<-->
e14
,189
,022
8,679 ***
e12
<-->
e13
,126
,021
5,933 ***
e8
<-->
e13
-,178
,026
-6,755 ***
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
95
Correlations: (Group number 1 - Default model)
Estimate appeal
<-->
Codeurs
,313
e11
<-->
e14
,346
e12
<-->
e13
,226
e8
<-->
e13
-,229
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
96
Bijlage L: Output One-Way ANOVA Tabel 1: Visuele aantrekkelijkheid
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
97
Tabel 2: Algemene aantrekkelijkheid
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
98
Tabel 3: Globale aantrekkelijkheid
Masterproef Beysen Sien – Academiejaar 2014 - 2015
99