Woensdag 2 januari 2013
Take-home toets: Palliatieve verpleegkunde
Naam: Lisa de Wit Studentnummer: 500645721 Klas: LV12-2G1 Vak: Palliatieve verpleegkunde Docent: Willianne van der Poel 1
Inleiding Met betrekking tot het vak: palliatieve zorg hebben wij een casus gekregen. In deze casus stonden een aantal verpleegproblemen. Aan ons was de taak om hieruit twee verpleegkundige diagnoses met betrekking tot de terminale fase van de patiënt uit te werken. Welke diagnoses met de daarbij behorende resultaten ik heb uitgewerkt, kunt u in dit verslag lezen.
2
Inhoudsopgave Verpleegkundige diagnose 1: Ondervoeding.......................................................................... 4 Beoogd resultaat/doel ................................................................................................................................... 4 Interventies........................................................................................................................................................ 4 Verpleegkundige diagnose 2: Pijn .............................................................................................. 5 Beoogd resultaat/doel ................................................................................................................................... 5 Interventies........................................................................................................................................................ 5 Belangrijkste begrippen ................................................................................................................ 4 Belang van het levensverhaal ..................................................................................................................... 6 Transities ............................................................................................................................................................ 6 Rouwproces in cultureel perspectief ....................................................................................................... 6 Rouw en rouwverwerking Kübler Ross .................................................................................................. 7
3
Verpleegkundige verwachte diagnose1: Ondervoeding P: voedingstoestand is onvoldoende. E: vermindering van de eetlust en dorst, weinig initiatief tot eten en drinken. S: afgevallen, ouderdomsdiabetes, af en toe misselijk(niet bevorderend voor de eetlust), weinig eetlust en dorst. Beïnvloedende factoren hierbij kunnen zijn: Moeite om voldoende calorieën binnen te krijgen ten gevolge van zijn Hematurie, misselijkheid, chemotherapie, verminderd metabolisme. (1) Beoogd resultaat/doel diagnose 1: Mijn beoogde resultaat is dat meneer de Jong zijn eetlust weer terug krijgt. Hierdoor hoop ik de diagnoses: ondervoeding en vochttekort te voorkomen. We kunnen bij deze diagnose niet de onderliggende ziekte bestrijden maar wel de klachten en symptomen die deze meneer nu ervaart verlichten. We gaan zijn gezondheidsprobleem dan ook stabiliseren. Het resultaat is meetbaar door een voedingslijst en gewichtslijst bij te houden. De interventies zijn nu nog haalbaar, naarmate meneer de Jong langer aan ondervoeding lijdt gaat hij zich verzwakt en vermoeid voelen. Ik denk dat de interventies nu, aan het begin van de palliatieve fase, haalbaar zijn. Indicatoren hierbij zijn: - ziet het belang van goede voeding - ziet tekorten in de dagelijkse inname van voeding - benoemt methoden die de eetlust bevorderen (1) SMART Specifiek: het beoogde resultaat is specifiek voor deze patiënt, hij is zijn eetlust kwijt en daardoor raakt hij ondervoed en heeft hij een te verwachten vochttekort en ondervoeding. Meetbaar: de verpleegkundige kan het gewicht meten, bloedonderzoek. Acceptabel: het is begrijpelijk dat meneer de Jong van zijn pijn af wilt. Relevant: het doel is haalbaar. Tijdsgebonden: binnen 2 dagen is de eetlust van meneer de Jong teruggekeerd. Interventies De volgende interventies zou ik toe gaan passen bij deze patiënt: - advisering voeding(2), blz. 163 - ondersteuning bij gewichtstoename(2), blz. 448 - voedingstherapie(2), blz. 627 Het zal hierbij vooral gaan om de bevordering van de eetlust en kwaliteit van leven. Er kunnen voedingssupplementen worden gegeven waardoor meneer evengoed de normale hoeveelheid voedingsstoffen binnenkrijgt. Sondevoeding zou ook gegeven kunnen worden maar dan moeten de darmen van meneer de Jong nog wel goed werken. Gezien de Diabetes van meneer de Jong is een gezond eetpatroon uitermate belangrijk. 4
Verpleegkundige diagnose 2: Pijn P: pijn bij mobiliseren heupfractuur, wil niet mobiliseren door pijn E: hematurie met stolsels en blaaskrampen, pijnmedicatie werkt niet goed, heupfractuur S: geeft zeer duidelijk en luidruchtig aan dat hij pijn heeft als fysiotherapeut komt. Beoogd resultaat/doel diagnose 2: Meneer de Jong heeft erg veel pijn en zijn medicatie die hij nu krijgt helpt hier niet tegen. Ik denk zelf dat meneer de Jong er erg veel baat bij heeft wanneer hij wat minder pijn ervaart. Als we zijn pijn kunnen verlichten, zouden we meneer de Jong misschien vaker uit bed kunnen halen. Meneer gaat nu niet uit bed omdat hij erg veel pijn ervaart bij het mobiliseren. Hierdoor kunnen we verdere uitbreiding van voornamelijk zijn decubitus op stuit en hielen voorkomen. Ook is mobilisatie essentieel na een heupoperatie. Het uiteindelijke resultaat wat ik met deze meneer wil gaan bereiken is het verminderen van zijn pijn waardoor hij weer kan mobiliseren en misschien weer naar huis kan. De kwaliteit van zijn leven in deze laatste levensfase kan zo misschien wat verhoogd worden. We kunnen na 3 dagen zijn pijn meten door middel van de schaal 0-10. SMART Specifiek: de doelstelling is om de pijn van meneer de Jong te verminderen. Meetbaar: pijn is meetbaar met behulp van de schaal van 0-10, hierbij is 10 heel veel pijn en 0 geen pijn. Acceptabel: de medewerking van meneer de Jong is belangrijk. Relevant: het doel is haalbaar. Tijdsgebonden: binnen 3 dagen is de pijn van meneer de Jong minder geworden. Interventies De volgende interventies zou ik toe gaan passen bij deze patiënt: - toediening analgetica(2), blz. 551 - pijnbestrijding(2), blz. 490 - verplaatsing bij beperkte mobiliteit(2), blz. 604 Deze interventies hebben allemaal betrekking op het verzachten/verlichten van de pijn die meneer de Jong nu ervaart. Het belangrijkste vind ik het volgende. Elke tumorpijn wordt op dezelfde manier behandeld. In de palliatieve fase kun je hierbij de pijnladder van de WHO toepassen. Hierbij word de pijn eerst met niet-opioïde pijnstillers, dan met zwak-opioïde en vervolgens met sterk opioïd behandeld.(3) Ik denk dat deze pijnstillers op zeer korte termijn zullen werken voor meneer de Jong. Daarnaast zouden we bovenstaande interventies nog extra in kunnen zetten.
5
Belangrijkste begrippen Belang van het levensverhaal Ik vind dat levensverhalen in de laatste fase van iemands leven heel belangrijk zijn. Patiënten vinden het vaak een fijn gevoel om met iemand zijn leven door te nemen. De patiënt kan zo reflecteren op zijn/haar leven. Soms willen patiënten misschien nog wel een keer iemand zien voor hij/zij sterft. Dit zou je dan waar kunnen maken voordat de patiënt daadwerkelijk gaat sterven. Ik denk dat het ook vooral belangrijk is om de positieve dingen uit het leven extra te beamen. Je zou met de patiënt samen kunnen praten over de dingen waar diegene trots op is, of wat diegene allemaal bereikt heeft in zijn of haar leven. Het lijkt me mooi om misschien wel dit laatste levensverhaal aan te horen als verpleegkundige. Je kunt op deze manier nog even heel veel betekenen voor de patiënt, en ik vind het een heel mooi idee om dit stukje te geven. Transitie In principe betekent het woord transitie: van de ene toestand naar de andere. Dit kun je natuurlijk op vele manieren invullen maar bij de palliatieve verpleegkunde gaat dit vooral over de transitie van de ene naar de andere levensfase die het normale leven tijdelijk ontwrichten of om aanpassing vragen. (3) Transities hebben meestal een diepe impact op iemand leven. Ik denk dat het als verpleegkundige een erg moeilijke taak is om met deze transities om te kunnen gaan. Je verzorgt bijvoorbeeld al lange tijd een patiënt met kanker, en opeens krijgt deze patiënt te horen dat hij nog maar een paar weken te leven heeft. Je hebt toch een band opgebouwd met deze mensen en hebt je best gedaan om deze mensen op een zo goed mogelijke manier te verzorgen. De overgang van het ziek zijn naar het sterftebed heeft een hele grote impact bij zowel de patiënt als de familie van de patiënt, maar ook bij de verpleegkundige. Als verpleegkundige ben je erg emotioneel betrokken bij de patiënt en wil je hem helpen maar in vele gevallen ben je machteloos. Rouwproces in cultureel perspectief Niet iedereen gaat het rouwproces op dezelfde manier door. Iedereen heeft daar andere rituelen voor. Deze rituelen moeten door de verpleegkundige met zoveel mogelijk respect worden nagevolgd. Het is als verpleegkundige belangrijk dat je zoveel mogelijk een open houding hebt en open vragen stelt. Vul de wensen van de patiënt niet meteen in volgens je eigen geloof/cultuur/rituelen. Als verpleegkundige kun je van te voren de wensen van diegene die sterft al op papier zetten. Ook kun je het erover hebben met familie, naasten of vrienden van de patiënt. De stervensrituelen zijn vaak onbegrijpelijk en vooral ingewikkeld voor wie er niet vertrouwt mee is. Het is niet de bedoeling dat je als verpleegkundige van elk geloof alles weet. Je kunt wel bepaalde kleine dingen weten, maar dit is niet verplicht. Geef vooral voorlichting aan de naasten over faciliteiten die geboden kunnen worden en die de patiënt kunnen helpen. (3)
6
Rouw en rouwverwerking volgens de methode van Mw. Kübler Ross Bij deze methode ondergaat de persoon 5 fases na een erge gebeurtenis in zijn of haar leven. De eerste fase is de fase van ontkenning. Als we naar de patiënt kijken uit de casus kun je zeggen dat deze meneer nog in de fase van ontkenning zit. De patiënt beschermt zich als het ware nog even tegen de waarheid. Het lijkt nog niet tot hem door te dringen dat hij een ernstige vorm van kanker heeft. Ook lijkt hij niet op zoek te zijn naar meer informatie over zijn ziekte, hij wil er niks van weten en denkt dat het allemaal wel mee valt. Ik kan de volgende fases met betrekking to deze patiënt nog niet uitgebreid beschrijven omdat deze persoon zich nog in de eerste fase bevind. Als ik naar de impact op mijzelf kijk als persoon kan ik me heel goed vinden in deze fases. Ik herken deze fases vooral bij mezelf op het moment dat er iemand in mijn naaste kring overlijd. Toen ik te horen kreeg dat een vriend van mij was overleden geloofde ik het niet. Het drong niet tot mij door, ik dacht dat ik hem morgen wel weer tegen zou komen. De fase van protest of boosheid heb ik maar gedeeltelijk doorlopen. Ik had wel een gevoel van woede in me waarom nou juist hij moest verongelukken maar ik was niet aan het vloeken, schelden of schreeuwen. In de fase onderhandelen en vechten heb ik vooral veel gepraat met mijn vriendinnen en vrienden. Ik ben niet in een depressie terecht gekomen. Ik ben meteen doorgegaan naar de fase van aanvaarding. Ik accepteer nu dat hij er niet meer is en kan er mee leven.
7
Literatuur 1. Carpenito JL, Zakboek verpleegkundige diagnosen: Noordhoff Uitgevers. Tiende editie, Derde druk. Groningen/Houten; 2008. 2. Bulechek GM, Butcher HK, McCloskey JC. Verpleegkundige interventies. Derde druk. Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen 2010. 3. Blijham GH, Teunissen S, Zylicz Z. Handboek palliatieve zorg. Tweede druk. Elsevier Gezondheidszorg, Maarssen 2005
8