Studiewijzer
BSc Thesis Communication Sciences CPT-81812
februari 2014
Studiewijzer BSc Thesis Communication Sciences (CPT-81812)
1: Aard en leerdoelen van de BSc Thesis De BSc thesis is een individuele proeve van bekwaamheid van verschillende academische vaardigheden, toegepast op het eigen vakgebied, uitmondend in een werkstuk (thesis), waarmee de bacheloropleiding Communicatiewetenschappen wordt afgesloten. Deze thesis (of: scriptie) is verplicht voor alle studenten. Het is een communicatiewetenschappelijk werkstuk over een onderwerp dat is gerelateerd aan het door de student gekozen domein in de Life Sciences. De omvang van de BSc thesis bedraagt 12 credits. De vakcode en vaknaam zijn: CPT-81812 BSc Thesis Communication Sciences. Leerdoelen van de thesis Met de BSc thesis laat de student zien dat hij/zij het vakgebied beheerst, dat wil zeggen eerder in de opleiding verworven kennis en onderzoeksvaardigheden kan toepassen én integreren. Daarnaast moet de afronding van de thesis duidelijk hebben gemaakt dat de student: · individueel en zelfstandig kan werken; · de taak kan overzien, de werkzaamheden weet te plannen en weet uit te voeren binnen de beschikbare tijd; · een onderzoeksvraag en -aanleiding kan formuleren en zelfstandig een studie kan verrichten; · literatuur kan verkennen en bestuderen conform wetenschappelijke standaarden; · de verzamelde gegevens op een kritische wijze kan analyseren en interpreteren; · kan rapporteren over de resultaten van dit wetenschappelijk onderzoek in een heldere, logische en leesbare tekst; · de thesis kan verdedigen tegenover de beoordelaars. Aard van de thesis Het onderzoek is gericht op het kritisch verwerken, analyseren en methodisch bewerken van gegevens, kennis, concepten, theoretische inzichten en stromingen. Bij een thesis draait het om het zich eigen maken en het leren toepassen van kennis en onderzoeksvaardigheden, en het op een systematische en heldere wijze beschrijven en analyseren van de onderzoeksresultaten. Daarbij gaat het o.a. om het kiezen van een interessant maatschappelijk en/of wetenschappelijk probleem dat zich leent voor nader onderzoek, het formuleren van afgebakende onderzoeksvragen en de verantwoording van de selectie van de gekozen onderzoeksmethoden. Bij de verslaggeving worden de probleemstelling, de
onderzoeksvragen, de gehanteerde onderzoeksmethoden en het theoretisch kader op een samenhangende manier beschreven. De thesis gaat in op een communicatiewetenschappelijke vraagstelling in het door de student gekozen domein in de Life Sciences. Dat betekent dat de thesis in ieder geval is betrokken op een thema dat relevant is voor het gekozen domein en dat deze relevantie wordt toegelicht in de probleemstelling. De thesis wordt daarom begeleid door een staflid communicatiewetenschappen én een begeleider vanuit het betreffende domein. Gezien de geringe omvang van de BSc thesis heeft het onderzoek primair het karakter van een literatuurstudie. Dan gaat het om het zoeken en grondig bestuderen van de relevante literatuur, het verzamelen van de benodigde gegevens, het verwerken en analyseren van literatuur (en gegevens) en het zorg dragen voor een goede verslaglegging. Een literatuuronderzoek kan puur theoretisch zijn of ook empirisch. Voor het empirische deel gebruik je dan rapportages van empirisch onderzoek, bestaande datasets, beleidsdocumenten of andere beschikbare schriftelijke bronnen. Als je ook zelf primair empirisch materiaal wilt verzamelen (bijvoorbeeld met interviews of observatie) is het belangrijk om rekening te houden met de beperkte tijd. In het onderzoek kun je verschillende accenten leggen. Bij het kiezen van een thesisonderwerp moet dan ook nader worden bepaald wat de doelstelling is van het te verrichten onderzoek, zoals: · Een actueel beeld geven van ontwikkelingen in een domein vanuit een communicatiewetenschappelijk perspectief. · Een meer historisch-analytische beschouwing. · Analyse en vergelijking van bestaande communicatiewetenschappelijke theorieën. · Analyse en vergelijking van verschillende auteurs. · Toetsing van communicatiewetenschappelijke theorieën, concepten of denkbeelden aan de empirie of empirische representaties. · Theoretische onderbouwing van een bestaand of te ontwikkelen communicatieplan. Bij het schrijven van een thesis zullen keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van de indeling en de omvang van verschillende onderdelen. In bijlage 5 worden richtlijnen gegeven voor een indeling van een wetenschappelijk verslag, waarvan kan worden afgeweken. Wees zorgvuldig met bronvermeldingen en voorkom plagiaat (zie ook bijlage 5). De thesis mag zowel in het Nederlands als in het Engels worden geschreven. Voor de beoordeling maakt dit in principe geen verschil. Door in het Engels te schrijven heb je de gelegenheid je vaardigheid in het schrijven van een Engelse tekst te oefenen en te laten beoordelen. Ook kan een overweging zijn dat het onderwerp sterk internationaal is, of dat de literatuur Engelstalig is. Gezien de functie van de thesis (toetsing van individuele kennis en vaardigheden) is het niet toegestaan deze samen met anderen te maken.
2: Begeleiding van de thesis Als je aan je thesis wilt beginnen, neem je contact op met je studiebegeleider om na te gaan of je voldoende bent gevorderd met je studie. Wanneer dat het geval is, tekent je studiebegeleider het desbetreffende onderdeel van het BSc thesiscontract (zie bijlage 1). Je dient in principe alle verplichte vakken te hebben afgerond en minstens 18 credits vakken in een domein van de Life Sciences. Als je zo ver bent, heb je recht op begeleiding. Het is wel goed om zelf al eerder met de voorbereiding van je thesis te beginnen en je op de verschillende mogelijkheden te oriënteren. De eerste begeleider van je thesis is een staflid communicatiewetenschappen van de leerstoelgroep Strategic Communication of de leerstoelgroep Knowledge, Technology and Innovation. Met de thesiscoördinator van deze leerstoelgroepen (Mieke Muijres) kun je overleggen bij welke docent je de thesis wilt onderbrengen. De eerste verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de thesis ligt bij deze docent. Een tweede begeleider kies je, in overleg met de eerste begeleider, uit de staf van een leerstoelgroep die relevant is voor het door jou gekozen domein in de Life Sciences. Dit is een leerstoelgroep buiten de sociale wetenschappen. De tweede begeleider zal speciaal letten op de relevantie van de onderzoeksvraag vanuit het domein en de juistheid van de domeininformatie in bijvoorbeeld de probleemschets. Daarnaast kan de tweede begeleider adviseren over relevante literatuur. De verdeling van de begeleiding is in principe 70% communicatiewetenschap – 30% domeinspecialisme. Als er goede redenen zijn om hiervan af te wijken, wordt de verdeling van tevoren vastgelegd in het thesiscontract. De begeleiding van een thesis kan uit de volgende onderdelen bestaan: 1. Advisering bij onderwerpkeuze De thesisbegeleider adviseert bij het kiezen van een onderwerp. De begeleider kan suggesties doen voor mogelijke onderwerpen. Voor een eerste oriëntatie kan de student de begeleider om enige startliteratuur vragen. De uiteindelijke onderwerpkeuze dient de student zelf te maken op basis van zelf verzamelde achtergrondinformatie. 2. Opstellen thesiscontract Wanneer thesisbegeleider en student overeenstemming hebben bereikt over een concreet onderwerp en de globale aanpak van het onderzoek worden de afspraken vastgelegd in het BSc thesiscontract (zie bijlage 1). Een kopie van het thesiscontract wordt voor centrale archivering gestuurd naar Mieke Muijres, de thesiscoördinator van de leerstoelgroepen Strategic Communication en Knowledge, Technology and Innovation. 3. Advisering bij afbakening onderwerp en opzet van het onderzoek Het zal in veel gevallen noodzakelijk zijn om binnen een gekozen onderwerp een nadere afbakening te maken van het te bewerken thema en de te raadplegen literatuur. Dit is in de eerste plaats de taak van de student zelf, die de begeleider concrete voorstellen voorlegt. Bij de bespreking ziet de begeleider erop toe dat de plannen realistisch en uitvoerbaar zijn binnen de beschikbare tijd. De student maakt een werkplan waarin primair aandacht wordt besteed aan de nadere precisering en afbakening van de onderzoeksvragen en het onderzoeksontwerp en een globale indeling in hoofdstukken. Over de uiteindelijke omvang van de scriptie, zoals
aantal woorden of pagina’s (A4) getypte tekst (exclusief literatuurlijst, citaten en illustraties) worden ook afspraken gemaakt. 4. Voortgangsgesprekken en becommentariëring conceptteksten In het ontwikkelingsproces van de thesis zullen regelmatig gesprekken plaatsvinden waarin de student samen met de begeleider bespreekt hoe de voortgang verloopt en of de werkwijze moet worden aangepast. Voordat de eindversie van een thesis wordt ingeleverd, krijgt de student de gelegenheid conceptversies van hoofdstukken en tenslotte ook een conceptversie van het geheel voor commentaar voor te leggen aan de begeleider. De begeleider levert commentaar op basis waarvan de student de definitieve versie maakt waarop de uiteindelijke beoordeling zal worden gebaseerd. In het thesiscontract kan worden vastgelegd hoe vaak de student de gelegenheid krijgt een concepttekst in te leveren en op welke verschillende onderdelen hij/zij zal worden begeleid.
3: Beoordelingsprocedure De beoordeling van de thesis heeft niet alleen betrekking op de vorm en de inhoud van het uiteindelijke werkstuk, maar ook op het proces van totstandkoming ervan (opzet, uitvoering, ontwikkeling onderzoeksvaardigheden). De thesis wordt in onderlinge samenspraak beoordeeld door: a) de begeleider communicatiewetenschappen die zowel het onderzoeksproces en de bijbehorende vaardigheden als het uiteindelijke rapport in de beoordeling meeneemt, b) de begeleider vanuit het domein in de Life Sciences die met name de relevantie voor het domein beoordeelt, en c) een tweede beoordelaar/examinator van communicatiewetenschappen die vanuit zijn/haar positie zich voornamelijk richt op de kwaliteit van het uiteindelijke rapport. De tweede beoordelaar/examinator van communicatiewetenschappen is bij voorkeur een van de hoogleraren, maar deze taak kan aan een ander staflid worden gedelegeerd. Voor de beoordeling wordt gebruik gemaakt van een standaardbeoordelingsformulier. In bijlage 2 staat welk gewicht aan de beoordelingscategorieën kan worden toegekend. Hierover kun je nadere afspraken maken met je begeleider en van tevoren vastleggen in het thesiscontract. Voor het ‘colloquium’ wordt het relatieve gewicht op 0 gezet. Naast de standaardcategorieën kunnen speciale punten van beoordeling worden toegevoegd aan het formulier, die van belang zijn voor het uiteindelijke eindoordeel. Het ingevulde beoordelingsformulier wordt samen met een ‘schoon’ exemplaar van de thesis door de leerstoelgroepen Strategic Communication en Knowledge, Technology and Innovation bewaard. Zorg daarom dat je naast de drie exemplaren van de eindversie voor de twee begeleiders en de extra beoordelaar nog een vierde exemplaar van de thesis inlevert. Aanbevolen literatuur Over het maken van een scriptie en het vermijden en oplossen van problemen die zich daarbij kunnen voordoen, bestaan diverse nuttige boekjes en websites. Hieronder vind je enkele bronnen die je kunt raadplegen. Eco, U., 2000. Hoe schrijf ik een scriptie? (Nederlandse vertaling), 9e druk, Uitgave Ooievaar, Amsterdam. Miranda, M.J.A. & E. Wardenaar, 1988. Scriptieproblemen. 2e druk, Wolters-Noordhoff bv, Groningen. (1e druk, 1983, Het Spectrum, Aula pocket 813) Oosterbaan, W., 1995. Het schrijven van een leesbare scriptie. Uitgave NRC Handelsblad, Rotterdam. Verschuren, P. & H. Doorewaard, 1995. Het ontwerpen van een onderzoek. Utrecht, Uitgeverij Lemma BV. http://www.studietips.leidenuniv.nl/scriptie.html
Bijlage 1: BSc Thesiscontract Gegevens student: Naam: ......................................................................... Reg. nr.:………………………….. Adres: ......................................................................... Tel.: …………………………… E-mail: ………………………….. Verklaring studiebegeleider: Naam:……………………………, heeft zich op de hoogte gesteld van de studievorderingen en gaat akkoord met de plannen voor het maken van een BSc Thesis. Datum:............................................
Handtekening:……………………………………
Gegevens begeleiders: Naam en leerstoelgroep: ............................................ …………………………………… Naam en leerstoelgroep: ............................................ …………………………………… Afspraken over te maken thesis: 1. Onderwerp / titel:………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………………………….. 2. Type thesis:……………………………………………………………………………… 3. Streefdata:
1. Start werkzaamheden:
………………………………
2. Inleveren conceptwerkplan:
……………………………….
3. Bespreking conceptwerkplan:
……………………………….
4. Inleveren conceptversie:
………………………………..
5. Bespreking conceptversie:
……………………………….
6. Inleveren eindversie :
………………………………..
4. Frequentie voortgangsgesprekken:
………………………………
5. Afspraken over beoordeling (evt. in aparte bijlage)
………………………………
6. Overige afspraken (evt. in aparte bijlage)
……………………………….
Ondertekening: Begeleider:........................
Begeleider:...................
Student: .............
Datum:.............................
Datum: ........................
Datum:...............
Bijlage 3: Scriptieproblemen Probleem komt voort uit: Onderwerpkeuze 1. Onvoldoende voorkennis over het onderwerp. 2. Onvoldoende motivatie t.a.v. onderwerp.
Afbakening onderwerp / probleemstelling 3. Te ambitieuze doelstelling.
4. Onvoldoende nauwkeurige probleemstelling; onvoldoende afbakening van onderwerp. Selectie en ordening van gegevens 5. Onvoldoende selectief verzamelen van literatuurgegevens.
Advies: 1. Zorg dat je voldoende voorkennis hebt van het te kiezen onderwerp of dat de gewenste voorkennis binnen redelijke termijn is te verwerven. 2. Maak voor jezelf duidelijk waarom je een bepaald onderwerp kiest; begin niet aan een onderwerp waarbij je twijfelt of het je zal blijven interesseren. 3. Neem niet teveel hooi op je vork! Kies een onderwerp voor je scriptie dat redelijkerwijs binnen de beschikbare tijd uitvoerbaar is. 4. Formuleer een duidelijke probleemstelling voor je scriptie; baken het onderwerp zo scherp mogelijk af; voorkom dat je 'verdrinkt' in de veelheid van aspecten die er aan een onderwerp te behandelen zijn.
5. Weet waarnaar je precies moet zoeken; voorkom dat je achteraf moet schiften in een overmaat aan literatuurgegevens. 6. Onvoldoende zicht hebben op samenhang 6. Voorkom dat je eerst allerlei van gegevens en complexiteit van literatuurgegevens gaat verzamelen en je pas onderwerp. daarna gaat afvragen welke samenhang daartussen zou kunnen bestaan. Schriftelijk rapporteren 7. Ontbreken van een deugdelijke opzet voor 7. Probeer eerst een goede indeling van de scriptie. hoofdstukken en paragrafen te maken. 8. Moeite hebben met het op papier zetten 8. Voorkom dat het schrijfproces in een van begrijpelijke tekst (diverse oorzaken impasse raakt; raadpleeg een van de boekjes mogelijk) uit de literatuurlijst; vraag zo nodig advies aan je begeleider. 9. Moeite hebben met kritiek op 9. Beschouw commentaar / kritiek op eerste conceptteksten. teksten niet als teken van falen, maar als een normale stap om tot een leesbare tekst te komen. Uitvoering en controle van werkzaamheden 10. Onvoldoende zelfdiscipline; 10. Maak een realistische tijdsplanning met uitstelgedrag. ruimte voor andere bezigheden die je ook belangrijk vindt; bekijk wekelijks of je voldoende voortgang maakt; voorkom dat je de voortgang van je scriptie frustreert doordat je je niet aan je werkplanning houdt.
Bijlage 4: Vaardigheden voor het maken van een scriptie (Mirande & Wardenaar, 1988) I. Individueel en zelfstandig kunnen werken 1. Gedurende enkele weken met een taak bezig kunnen zijn. 2. Helemaal individueel kunnen werken. 3. Weten wat je zelf wil. 4. Eigen werk kunnen indelen en plannen. 5. Doorzetten en volhouden. 6. Jezelf in de hand kunnen houden. 7. Zelf contact zoeken met de begeleider. 8. Eigen beperkingen kennen. 9. Eigen fouten kunnen corrigeren. 10. Gemotiveerd zijn. 11. 12. 13. 14. 15.
II. De taak kunnen overzien Relatie taak met beschikbare tijd kunnen overzien. Plannen van werkzaamheden. De tijd per onderdeel of fase bewaken. Vooruitzien en anticiperen op wat nog komt. De omvang van de werkzaamheden bewaken.
16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
III. Literatuuronderzoek kunnen verrichten Zelf een geschikt scriptieonderwerp kunnen kiezen. Onderzoekbaarheid van een onderwerp kunnen inschatten. Onderwerp nader afbakenen en een concrete probleemstelling kunnen formuleren. Relevante literatuurbronnen kunnen zoeken en vinden. Relevante literatuurbronnen selecteren en gebruiken. Literatuurgegevens op overzichtelijke wijze kunnen samenvatten en weergeven. Literatuurgegevens kunnen interpreteren in het licht van de probleemstelling. Conclusies kunnen trekken op grond van de gegevens in relatie tot de probleemstelling. Conclusies kunnen relateren aan een theoretisch kader. Gedane keuzes kunnen motiveren en verantwoorden.
26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37.
IV. Schriftelijk rapporteren Vormgevingsaspecten kennen en toepassen. Een logische structuur hanteren. Indelen van de scriptie in hoofdstukken, paragrafen, alinea’s en bijbehorende titels. Lay-out van tekst, tabellen en figuren beheersen. Juist verwerken van bijzondere tekstdelen (zoals voorwoord, bijlagen, noten, literatuurlijst, referenties, citaten, samenvatting). Duidelijk formuleren. Eenduidig definiëren. Consistent schrijven. Hanteren van een juiste stijl. Foutloos spellen. Een samenvatting schrijven. Met een tekstverwerker omgaan.
38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45.
V. Beheersing van het vak Grondige kennis van het scriptieonderwerp bezitten / verwerven. Algemene disciplinespecifieke (basis)kennis bezitten en toepassen. Disciplinespecifieke denkwijze toepassen. Disciplinespecifieke kaders en begrippen toepassen. Methodologische kennis toepassen. Statistische kennis toepassen. Overzicht hebben over (ontwikkelingen in) het eigen vakgebied. Eigen visie hebben op, dan wel creativiteit ontplooien t.o.v. het vakgebied.
Bijlage 5: Tips voor de rapportage (inhoudsopgave en schrijven) Voorbeeld van een inhoudsopgave Onderstaande lijst – ontleend aan Verschuren en Doorewaard (1995) – kan gezien worden als een suggestie, niet als een voorschrift. Afhankelijk van de omvang van het onderzoek en het type (literatuuronderzoek of empirisch onderzoek) kunnen onderdelen toegevoegd of weggelaten worden, of in één hoofdstuk samengevoegd. Probeer in plaats van onderstaande hoofdstuktitels meer concrete, op het onderwerp toegesneden titels te kiezen. · Titelpagina titel, auteur, leerstoelgroep, begeleider, datum · Voorwoord daarin kunnen persoonlijke getinte en procesgerichte opmerkingen · Inhoudsopgave - vergeet paginanummering niet - eventueel apart: lijst van tabellen, grafieken en diagrammen · Samenvatting mag ook aan het eind · Inleiding - de context van de onderzoeksvraag, of de aanleiding - de doel- en vraagstelling · Inhoudelijke oriëntatie - literatuurverkenning - analyseonderwerpen - hypothesen of beoordelingscriteria · Methodische verantwoording - technisch ontwerp, keuze van databronnen - wijze van dataverzameling · Resultaten - resultaten vormen een feitelijke weergave van wat je gevonden hebt - behandel deze in volgorde van de onderzoeksvragen, niet in volgorde van een eventuele vragenlijst · Conclusies en aanbevelingen - in conclusies worden verbanden gelegd; een conclusie volgt uit de resultaten (of uit de literatuurstudie) - reflectie op gehanteerde theoretisch kader · Literatuur - geraadpleegde bronnen, dus inclusief elektronische bronnen · Bijlagen
Tips voor het schrijven Scheid verwijzingen (wat heb je gelezen), resultaten (wat je ermee gedaan hebt) en meningen (wat vind je er zelf van). · zorg voor een logische opbouw; · wees consistent in taalgebruik en spelling; zorg dat taal aansluit bij doelgroep; · zorg voor een overzichtelijke lay-out; · wees concreet en precies; · wees zorgvuldig; · formuleer kort en bondig; · vermijd de passieve vorm; · vermijd tangconstructies; · vermijd jargon, neem eventueel een afkortingenlijst op. Tips voor het typen Typ spatie na iedere komma en punt. Verwijder dubbele spaties. · typ alleen een harde return als je de alinea wilt afsluiten; · maak geen alinea van één zin; · geen spaties vóór een harde return; · gebruik de spellingchecker en eventueel grammaticacontrole; · maak je tekst universeel bruikbaar, dus gebruik opmaakprofielen (normal, heading1, heading2, heading3); · gebruik codes: tab, ctrl-t (= hangend inspringen), ctrl-enter (nieuwe pagina). Fraude en plagiaat In het Studentenstatuut 2008/2009 (Par. 5.3.3., p. 42) staat het volgende geschreven over fraude en plagiaat: “Wanneer in scripties en werkstukken delen van de tekst zijn overgenomen uit boeken of tijdschriften (eventueel van internet), zonder bronvermelding, is sprake van plagiaat. Dit is naar het oordeel van de examencommissies fraude. In de wetenschappelijke wereld en het academisch onderwijs is het de norm dat het gebruiken van gedachten, ideeën, bevindingen of tekst van iemand anders tot uitdrukking komt in de bronvermelding in de tekst én in de literatuurlijst. Bij letterlijk citeren van tekst dient daarnaast in de opmaak van de tekst ondubbelzinnig duidelijk gemaakt te worden welk deel geciteerd is (bijv. door het gebruik van aanhalingstekens). Overigens dient de verhouding tussen dat wat geciteerd wordt en de totale omvang van de scriptie of het werkstuk gerechtvaardigd te zijn gelet op de bedoeling van de scriptie of het werkstuk. Met andere woorden, een scriptie die voor 75% uit geciteerd werk bestaat (keurig voorzien van bronvermelding) is niet acceptabel. Wanneer een docent of examinator een dergelijk plegen van plagiaat constateert, dient hij de examencommissie hiervan onmiddellijk in kennis te stellen evenals de betreffende student(en). De examencommissie besluit, na de betrokkenen gehoord te hebben, of er inderdaad sprake is van fraude en kan als straf de betreffende student(en) voor maximaal een jaar uitsluiten van het afsluiten van het vak (hetzij door het doen van een examen, hetzij door het inleveren van het werkstuk of de scriptie).”