FACULTEIT PEOPLE & BUSINESS MANAGEMENT SITTARD
BACHELOROPLEIDING
-
DAGONDERWIJS
STUDIEHANDLEIDING PROJECT ‘Starter aan het roer’
© PBM september 2011
FACULTEIT PEOPLE & BUSINESS MANAGEMENT
|
HAVIKSTRAAT 5 6135 ED SITTARD
| 046 - 420 7167 |
[email protected] | WWW.HSZUYD.NL/PBM |
FACULTEIT PEOPLE & BUSINESS MANAGEMENT SITTARD
BACHELOROPLEIDING
-
DAGONDERWIJS
STUDIEHANDLEIDING PROJECT ‘Starter aan het roer’
Studiepunten
:
5 ects
Studielast
:
140 uur
Duur
:
10 weken
Voertaal
:
Nederlands
Toetsing
:
► schriftelijke rapportage ► presentatie ► verdediging
FACULTEIT PEOPLE & BUSINESS MANAGEMENT
|
HAVIKSTRAAT 5 6135 ED SITTARD
| 046 - 420 7167 |
[email protected] | WWW.HSZUYD.NL/PBM |
Inhoudsopgave pagina
Inhoudsopgave 1
Context Het schip´Onderneming’ kiest het ruime sop
3
Opdrachten – Deelspecificaties Op weg naar je vaarbewijs - op weg naar ondernemerschap 2.1 Jouw anker - het ondernemingsplan 2.2 Het project 2.3 De context - de randvoorwaarden 2.4 Opdracht / Deelspecificatie 1 Externe analyse - Macro analyse 2.5 Opdracht / Deelspecificatie 2 Externe analyse - Meso analyse 2.6 Opdracht / Deelspecificatie 3 Strategiekeuze 2.7 Opdracht / Deelspecificatie 4 Vormgeving - Juridisch 2.8 Opdracht / Deelspecificatie 5 Vormgeving - Financieel
5 5 6 6 7 8 8 9 9
3
Beoordeling 3.1 Het beroepsproduct 3.2 Beoordelingscriteria beroepsproduct 3.3 Toetsparagraaf 3.4 Aanwezigheidsplicht/uit de groep plaatsing 3.5 Deliberatie
10 10 10 11 13 13
4
Projectorganisatie 4.1 Start van het project 4.2 Projectmatig werken 4.3 Fasering 4.4 Coaching van het project 4.5 Weekplanning 4.6 Studiebelasting 4.7 Verplichte literatuur 4.8 Aanbevolen literatuur 4.9 Websites
14 14 14 14 16 16 18 18 19 19
5
Competenties en relatie met andere studieonderdelen 5.1 Competenties 5.2 Relatie met andere studieonderdelen
20 20 21
2
Bijlagen 1 2 3 4 5 6
Voorbeeld van een samenwerkingsovereenkomst Schrijven van een ‘Plan van aanpak’ Beoordelingsformulier schriftelijke rapportage ondernemingsplan Aanwijzingen inzake het schrijven van het Ondernemingsplan Checklist presentatievaardigheden Format peer-assessment projectonderwijs
1 Context Het schip ‘Onderneming’ kiest het ruime sop Bill Gates - de kapitein van het schip ‘Microsoft’ - gelooft sterk in hard werken. Hij is ervan overtuigd dat, wanneer je je verstand goed gebruikt, je vrijwel alles kunt bereiken. Als kind was Bill Gates ambitieus, intelligent en concurrerend. Deze kwaliteiten hielpen hem de top te bereiken in het beroep waarvoor hij koos. Toen hij het schip ‘Microsoft’ te water liet, deed hij dat vanuit een visie: ‘Een computer op elk bureau èn Microsoft software op elke computer’. Bill is een visionaire kapitein en werkte hard om zijn visie gestalte te geven. Zijn geloof in het verstand en in hard werken bracht hem daar waar hij vandaag met zijn schuit is beland. Hij gelooft niet in ‘dom geluk’ of in ‘de hand van God’, maar wel in je inzetten en daarin concurrerend ofwel onderscheidend zijn. Succesvol het schip ‘Onderneming’ te water laten en vervolgens sturen doe je met verstand, door hard werken en door je te onderscheiden van anderen. De beginnende kapitein doet er dan ook goed aan om vanuit een realistische visie zijn toekomstige vaarbewegingen met het nodige verstand opvallende ofwel onderscheidende ‘handen en voeten’ te geven. Dit doet hij door het opstellen van een ondernemingsplan, noem het maar … een vaarplan: hierin geeft hij die handen en voeten naam.
De basis van elk vaar-/ondernemingsplan is de visie van de kapitein/ondernemer om met een schip ‘Onderneming’ op een bepaalde wijze (zakelijk) succesvol te zijn. De startende ondernemer baseert zijn wens om zakelijk actief te worden en te zijn dan ook op drie kernvragen, namelijk: - waarom ga ik varen/ondernemen? - waarin ga ik varen/ondernemen? - hoe ga ik varen/ondernemen? De startende onderneming is dus eigenlijk een schip dat te water gelaten wordt en vervolgens het ruime sop kiest. Het is echter volstrekt zinloos het schip ‘Onderneming’ maar wat doelloos te laten ronddobberen. De schuit wordt dan namelijk snel overgeleverd aan de elementen van de natuur en zal onherroepelijk op de klippen lopen. De kapitein doet er dan ook goed aan een bestemmingshaven te kiezen om daarna kordaat koers te zetten richting die haven. Onder die bestemmingshaven verstaan we de hoofddoelstelling die de startende ondernemer probeert te realiseren. In het kiezen van de bestemmingshaven is realisme een vereiste: de hoofddoelstelling moet - gelet op de capaciteiten van het schip ´Onderneming’ - duidelijk èn bereikbaar zijn. Zo ga je toch hachelijke avonturen tegemoet als je met een rubberen bootje al roeiende de overtocht Hoek van Holland – New York wil maken. Ken de sterkten en zwakten van je schip, want om aantrekkelijke bestemmingshavens te kunnen bereiken moet het te water gelaten schip ‘Onderneming’ de open zee op en …. op die omgeving berekend ofwel ingericht zijn!
3
De omgeving (maatschappij) vormt voor de startende ondernemer de te bevaren zee. Die zee biedt hem kansen om aantrekkelijke bestemmingshavens snel en succesvol te bereiken. Maar …. die zee kan ook verraderlijk en bedreigend zijn en het schip uit zijn lood doen geraken en/of de kapitein tot koerswijziging dwingen. Kortom: een zinvolle en succesvolle reis voor de schuit ‘Onderneming’ vereist voorbereiding. Het kiezen van een bereikbare bestemmingshaven, het in kaart brengen van de te bevaren wateren en zeeën (hoe woelig, rustig, stormachtig zijn deze, welke andere schepen kom ik daar tegen èn moet ik deze omzeilen of misschien zelfs wel enteren, enz. ?), het op basis daarvan opstellen van je vaarofwel ondernemingsplan en het inrichten van je schuit staan binnen het Project van Course 1 nadrukkelijk centraal.
Trossen los, all hands on deck en … een behouden vaart!
4
2 Opdrachten - Deelspecificaties Op weg naar je vaarbewijs - op weg naar ondernemerschap 2.1
Jouw anker - het ondernemingsplan
Het mag inmiddels duidelijk zijn dat je in dit Project een eerste vaarplan gaat maken voor het te water te laten schip ‘Onderneming’. Wanneer je als afgestudeerde van de opleiding People & Business Management het beroepenveld betreedt, zul je hoe dan ook met het vaar-/ondernemingsplan van de onderneming, waarvoor je gaat werken, geconfronteerd worden. In dat vaar-/ondernemingsplan wordt - naast de beantwoording van eerder genoemde kernvragen richting gegeven aan de vele activiteiten van de onderneming zoals inkoop, organisatie, productie, financiering en verkoop. Je kunt je voorstellen dat je als toekomstige werknemer/opvarende niet om zo’n ondernemings-/vaarplan heen kunt. De taken die jij op het gebied van organisatie, economie, personeelsbegeleiding, aansturing e.d. krijgt, zijn ontleend aan dat ondernemingsplan en dienen tegen de achtergrond van dat plan begrepen en verantwoord te worden. Je wordt een deel van het schip en de door jou te leveren bijdrage aan een behouden en succesvolle vaart ontleen je aan het ondernemingsplan, maar breng je conform dat plan ook in overeenstemming met de bijdragen die jouw collega’s te leveren hebben. Na verloop van tijd zul je niet alleen op een passieve wijze met ondernemingsplannen geconfronteerd worden (door er jouw specifieke taken aan te ontlenen), maar ook op een actieve wijze: je bouwt mee aan het ondernemingsplan door vanuit jouw deskundigheid allerlei inzichten en te verrichten activiteiten in te brengen.
Het gegeven dat je als toekomstige werknemer niet om de facetten van het maken van een ondernemingsplan heen kunt maakt een confrontatie ermee binnen je huidige opleiding noodzakelijk. Het onmiddellijk, bij aanvang van je opleiding, centraal stellen van dat ondernemingsplan doen we héél bewust. In het vervolg van je opleiding krijg je namelijk met allerlei deelterreinen van ondernemerschap te maken: interne organisatie, financiering, personeelsbeleid, internationalisering, recht, commercieel beleid, bestuurlijke vernieuwing, onderhandelingsvaardigheid, administratieve organisatie, sociale vaardigheden, enz. Die deelterreinen staan niet los van elkaar en zijn allemaal èn in een bepaalde samenhang aan de ‘kapstok’ met de naam ondernemingsplan te hangen. In de loop van de komende studiejaren bekwaam jij je binnen elk van die afzonderlijke deelterreinen. Omdat we je echter op het hart willen drukken dat op het schip ‘Onderneming’ alles met alles moet samenhangen, reiken we meteen in het begin van je opleiding die kapstok aan in de hoop dat je deze blijft zien als een begrijpelijke en logische context voor al die afzonderlijke deelterreinen en de daarin vervatte taken, waarmee je èn binnen de opleiding èn in het beroepenveld geconfronteerd gaat worden. Om in scheepvaarttermen te blijven: laat het ondernemingsplan een vertrouwd en veilig anker worden en blijven.
5
2.2 Het project Je gaat een schip te water laten … je gaat een onderneming starten! Jij bent de startende ondernemer en je ideeën over succesvol zaken doen ga je ontvouwen. De activiteiten om die ideeën concreet te maken inclusief de daarbij in te zetten middelen ga je op een gestructureerde wijze op papier zetten en tenslotte ter beoordeling aanbieden aan de bank. Dit laatste om van die bank de financiering dus … het vertrouwen in jouw plan te krijgen teneinde je ideeën ook daadwerkelijk waar te kunnen maken. Het schriftelijk op te stellen en vervolgens mondeling te presenteren ondernemingsplan kent drie pijlers. A.
De resultaten van een externe analyse ofwel omgevingsanalyse met behulp waarvan de haalbaarheid van ideeën over het op de markt brengen van een product wordt bepaald en waarmee vervolgens een haalbaar en uitverkoren productidee wordt omgezet in een concreet op de markt te introduceren product. Het waarin van het prille ondernemerschap komt hier uitvoerig aan de orde.
B.
Het maken van strategische keuzen. Op basis van de keuze gemaakt onder A. ga je thans bepalen vanuit welke intentie (lees: doelstellingen) je welke strategische vertrekpunten en welke marktbenaderingstrategieën je verkiest om met je onderneming een (blijvende) plek op de markt te veroveren. Het waarom en het hoe van je ontluikend ondernemerschap claimen thans nadrukkelijk je aandacht.
C.
Het kiezen van de vormgeving. De startende onderneming wordt thans opgetuigd. Op zowel juridisch als op financieel-economisch terrein moet helderheid komen. Op genoemde terreinen worden door jou besluiten genomen met het doel te voldoen aan specifieke randvoorwaarden, die de weg naar het zakelijk succes flankeren. Het waarmee krijgt in de hier bedoelde vormgeving de nodige aandacht.
2.3 De context - de randvoorwaarden Ondernemerschap vraagt om creativiteit. Reden om je als startende ondernemer hierin ook alle vrijheid te gunnen. Om het proces, waarin je als startende ondernemer stapt, toch enige algemene kaders te geven spreken we met jou de toepassing van de navolgende randvoorwaarden af. 1. Je mag best met allerlei spontane productideeën beginnen, maar op basis van de externe analyse (zie 2.2 onder A.) kies je uiteindelijk één product, waaromheen je jouw onderneming en dus je aanstaande ondernemingsplan bouwt. Dat ene product kan een tastbaar product maar kan ook een dienst zijn. Daarnaast kan dat ene product ook een productklasse zijn (bv. auto), een productlijn (bv. personenauto) of een producttype (bv. middenklasse personenauto). Let wel: het moet een product(idee) zijn dat een plek krijgt in een bedrijfstak, waarover informatie te verzamelen valt !! 2. Je begint bescheiden. Je wordt niet als multinational geboren! Hard werken èn met verstand, weet je nog? Daarom start je als MKB-er. Jouw te starten onderneming gaat behoren tot het Midden- en Kleinbedrijf en is qua ‘nationaliteit’ een Nederlandse onderneming. 3. Mede met het oog op je keuze gemaakt onder 1. kun je je startende onderneming de gedaante geven van een dienstverlenend bedrijf (product = niet-tastbaar), van een handelsbedrijf (product = tastbaar) of van een productiebedrijf (product = tastbaar).
6
4. De markt, die je met je startende onderneming gaat veroveren ofwel de zee die je met het schip ‘Onderneming’ gaat bevaren, is een regionale, een provinciale of een nationale. Dit betekent dat we niet proberen voor de jonge onderneming internationale markten te openen. 5. De door jou te starten onderneming is BTW-plichtig en heeft minstens één persoon in loondienst. Het oprichten van een NV of BV is niet toegestaan! We spreken af dat je kunt kiezen voor òf een eenmanszaak of een VOF. Iedere ondernemer kan minimaal € 10.000 en maximaal € 50.000 aan eigen vermogen in de onderneming inbrengen. Dit betekent dat als je de onderneming opzet als een eenmanszaak het beschikbare eigen vermogen minimaal € 10.000 en maximaal € 50.000 bedraagt. Besluit je als groep een VOF op te richten dan verandert het maximaal in te brengen bedrag aan eigen vermogen! 6. Voor degenen die op het idee zouden komen … je begint géén nieuwe onderneming door de overname van een bestaand bedrijf. Als startende ondernemer bouw je je bedrijf vanuit het ‘niets’ op.
Het vaarplan in onderdelen … in opdrachten De bank, waarmee je in gesprek wilt komen met het doel de nodige financiering voor je startende onderneming te regelen, neemt van jou een ondernemingsplan op schrift in ontvangst dat bestaat uit 5 deelspecificaties. Aan de basis van jullie ondernemingsplan ligt een plan van aanpak, dat jullie bij aanvang van het project – tezamen met een daarbij ook op te stellen samenwerkingsovereenkomst – opnemen in de Bijlagen van jullie ondernemingsplan.
2.4
Opdracht / Deelspecificatie Externe analyse – Macro analyse Nadat je één of meerdere ideeën hebt gekozen, die (kunnen) leiden tot het product waaromheen je jouw onderneming en dus je aanstaande ondernemingsplan gaat bouwen (zie 2.3 randvoorwaarden) analyseer je de macro omgeving waarop de aanstaande bedrijvigheid van jouw onderneming gericht wordt respectievelijk waarbinnen die bedrijvigheid zal plaatsvinden. Je brengt de omstandigheden van en de ontwikkelingen binnen die macro omgeving in kaart. Het gaat dan met name om dié omstandigheden en ontwikkelingen welke voor jouw startende onderneming in het algemeen en voor jouw productideeën in het bijzonder van belang zijn.
De in de macro omgeving opgespoorde omstandigheden en ontwikkelingen kun je vervolgens vertalen in kansen en bedreigingen. Van de kansen kun je handig gebruik maken in het geven van concrete (en succesvolle) vorm aan je onderneming, aan de bedrijvigheid ervan, en - niet in de laatste plaats - aan je productidee. De bedreigingen vormen een gevaar. Je dient ze hoe dan ook onder ogen te zien om vervolgens je af te vragen hoe je daarmee om moet gaan in de opbouw van je onderneming alsook in de concretisering van je productidee. Op basis van de resultaten van de macro analyse wordt jouw idee voor een als startende onderneming op de markt te introduceren product nader gedetailleerd.
7
2.5
Opdracht /Deelspecificatie 2 Externe analyse – Meso analyse Na een analyse van de macro omgeving komt thans de voor jouw startende onderneming meest nabije omgeving onder de loep: de meso omgeving. Vergelijkbaar met onderdeel 1 breng je in dit onderdeel de omstandigheden van en de ontwikkelingen binnen die meso omgeving in kaart. Het gaat dan met name om die omstandigheden en ontwikkelingen die voor jouw startende onderneming in het algemeen en voor jouw productideeën in het bijzonder van belang zijn. Een onderzoek van deze meso omgeving is gebaseerd op een viertal afzonderlijke analyses en wel de volgende. -
Afnemers analyse Bedrijfstak analyse (incl. toepassing van het ‘5 krachtenmodel’ van Porter) Concurrentie analyse Distributie analyse
De in de meso omgeving opgespoorde omstandigheden en ontwikkelingen kun je vervolgens vertalen in kansen en bedreigingen. Van de kansen kun je handig gebruik maken in het geven van concrete (en succesvolle) vorm aan je onderneming, aan de bedrijvigheid ervan, en - niet in de laatste plaats - aan je productidee. De bedreigingen vormen een gevaar. Je dient ze hoe dan ook onder ogen te zien om vervolgens je af te vragen hoe je daarmee om moet gaan in de opbouw van je onderneming alsook in de concretisering van je productidee. Op basis van de resultaten van de meso analyse wordt jouw idee voor een als startende onderneming op de markt te introduceren product nog verder gedetailleerd i.c. geconcretiseerd.
2.6
Opdracht / Deelspecificatie 3 Strategiekeuze Na het in kaart hebben gebracht van de omgeving, waarbinnen jouw startende onderneming gaat acteren, is het thans hoogste tijd om principiële ofwel strategische keuzes te maken. De aanstaande bedrijvigheid van je onderneming moet naam èn richting krijgen. Leidraad daarbij is de zogenaamde 5A-vraagstelling:
1. Welke Arena wil/ga ik betreden? [marktsegmentatie? en de keuze van de entreestrategie!] 2. Welke Ambitie(s) heb ik als ondernemer? [missie visie doelstellingen] 3. Waarin zitten mijn Advantages? [profilering – positionering: ‘Hoe kom je boven het maaiveld uit?’ ofwel ‘Hoe ga je de concurrentie te lijf?]
4. Welke Activiteiten ontwikkel ik om succes te realiseren? [alleen, alliantie, joint venture, fusie, …?] 5. Hoe verkrijg je Acces tot de verkozen arena? [psychologisch = promotie / fysiek = distributie] Tip:
1. Vertaal de ontwikkelingen, trends en feiten, die je hebt waargenomen in je externe analyses (macro en meso) - met als achtergrond het product dat je binnenkort op de markt hoopt te introduceren - in kansen en bedreigingen. (N.B. als het goed is deed je dit al binnen deelopdracht 1 respectievelijk deelopdracht 2) 2. Baseer mede op deze kansen en bedreigingen de principiële keuzen die je binnen deelopdracht 3 maakt: de invulling van de 5 A’s - de bepaling van je strategie.
8
2.7
Opdracht / Deelspecificatie 4
Vormgeving - Juridisch
Als startende ondernemer heb je terdege rekening te houden met een aantal juridische aspecten van het ondernemerschap. Je kiest voor je onderneming een juridische vorm en de fiscus vindt op dat moment dat je als ondernemer BTW-plichtig bent en dat je je dient te houden aan allerlei administratieve verplichtingen. Nogal wat afnemers willen weten hoe veilig je product is en daarbij is juridisch van belang te weten wie waarvoor verantwoordelijk en/of aansprakelijk is als je product op een of meerdere onderdelen niet veilig blijkt te zijn. En dan hebben we het nog maar niet over fysieke schade die door (verkeerd !?) gebruik van je product kan ontstaan. Welke afspraken gelden eigenlijk op het moment dat je jouw product verkoopt? Je komt dan in aanraking met juridische zaken als de algemene voorwaarden en de koopovereenkomst. In het door jou aan de bank aan te reiken ondernemingsplan dient ook ruimte te zijn gereserveerd voor aspecten van en de gemaakte keuzes betreffende de juridische vormgeving van de te starten onderneming. Je beschrijft èn verantwoord de gemaakte keuzen en/of de noodzakelijke inrichting inzake de 1. ondernemingsvorm incl. invulling en bijvoegen van het formulier nodig ter inschrijving van je onderneming in de registers van de Kamer van Koophandel; 2. inschrijving handelsregister; 3. handelsnaam; 4. algemene voorwaarden 5. de bovenstaande 4 elementen moeten per se opgenomen worden in de juridische vormgeving van het ondernemingsplan. Daarnaast bestaat de mogelijkheid er naar eigen inzicht een 5e juridisch element aan toe te voegen. Daarbij valt te denken aan bijvoorbeeld: vergunningen, relevante regelgeving, productaansprakelijkheid.
2.8
Opdracht / Deelspecificatie 5
Vormgeving - Financieel
‘Money makes the world go round’… maar ook jouw onderneming. Zonder financiële onderbouwing van je plannen om succesvol zaken te gaan doen, zal de bank weinig vertrouwen hebben in diezelfde plannen. Het is dan ook van belang een doortimmerd financieel plan in je ondernemingsplan op te nemen, waarin je laat zien wat jouw plannen vooralsnog zullen gaan opbrengen èn zullen kosten. In de financiële planning moet je ervan uitgaan dat je jouw onderneming opricht per 1 januari 2013. In het opstellen van het financieel plan gelden de navolgende deelvragen i.c. randvoorwaarden. Dit om de financiële vormgeving binnen bepaalde perken te houden. -
-
Stel een Investeringsbegroting op voor het jaar 2013. Houd er rekening mee dat de onderneming beschikt over vaste activa zoals inventaris, auto’s, gebouwen en natuurlijk vlottende activa. Stel aan de hand van de investeringsbegroting een Financieringsplan op. Houd er rekening mee dat de onderneming wordt gefinancierd met eigen vermogen, een langlopende lening en met kort vreemd vermogen. Combineer de investeringsbegroting en de financieringsbegroting tot een Openingsbalans per 1 januari 2013. Stel voor het jaar 2013 de Exploitatiebegroting op. Stel de Liquiditeitsbegroting voor het jaar 2013 op. Stel de geprognosticeerde Eindbalans per 31 december 2013 op.
9
3 Beoordeling Het project wordt afgerond met het: a) in schriftelijke vorm inleveren van het beroepsproduct ofwel het Ondernemingsplan incl. bijlagen en het vervolgens mondeling presenteren van dat plan; b) individueel verdedigen van het project tijdens de Verdediging.
3.1
Het beroepsproduct
Het beroepsproduct bestaat uit het Ondernemingsplan dat op schrift en ter onderbouwing van de aanvraag tot (mede-)financiering van de startende onderneming aan de bank wordt aangeboden. Het ondernemingsplan stellen jullie op conform de daartoe in de theorie en in de praktijk geldende regels in het algemeen en conform de binnen deze handleiding gestelde regels in het bijzonder. Wat dit laatste betreft wordt de structuur van het plan bepaald door de aan de orde te stellen beroepsproductonderdelen zoals genoemd en verduidelijkt in hoofdstuk 2. Aan de concretisering van deze structuur geven jullie invulling door het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst en door het opstellen van een plan van aanpak. Deze samenwerkingsovereenkomst (zie bijlage 1) en het opgestelde en door jullie toegepaste plan van aanpak (zie bijlage 2) nemen jullie als bijlagen op in het beroepsproduct. Let wel: A. B.
Het ondernemingsplan wordt op schrift èn in 2-voud ingeleverd !! De hoofdstructuur van het ondernemingsplan doet volledig recht aan de beroepsproductonderdelen / de deelspecificaties: - Externe analyse > macro analyse (DESTEP: kansen en bedreigingen) > meso analyse (Afnemers-, Bedrijfstak-, Concurrentie- en Distributie-analyse: kansen en bedreigingen) > totaaloverzicht van kansen en bedreigingen - Strategisch plan (5 A’s: Missie/Visie incl. het model van Abell, Entree-, Concurrentie- en Positioneringsstrategie) - Vormgeving > juridische vormgeving (Ondernemingsvorm, Inschrijving Handelsregister, Handelsnaam, Algemene Voorwaarden) > financiële vormgeving (Investeringsbegroting, Financieringsplan, Openingsbalans, Exploitatiebegroting,
C.
Het bovenstaande laat onverlet dat jullie je kunnen/mogen laten inspireren door de indeling van het ondernemingsplan zoals dat in de praktijk gehanteerd wordt.
3.2
Beoordelingscriteria beroepsproduct
Liquiditeitsbegroting, Eindbalans)
Het in schriftelijke vorm ingeleverde beroepsproduct i.c. het ondernemingsplan wordt op basis van de navolgende criteria beoordeeld: zie ook bijlage 3 - het beoordelingsformulier !! 1. 2. 3. 4. 5.
Inhoudelijke volledigheid: staat alles in het plan? Inhoudelijke juistheid: is alles hetgeen het plan bevat juist? Consistentie: is alles hetgeen het plan bevat (daar waar nodig is) in overeenstemming met elkaar? Correcte chronologie: is alles hetgeen het plan bevat in de juiste volgorde geplaatst? Communicatieve correctheid: lay-out, begrijpelijk taalgebruik, overzichtelijkheid? Conform de eisen van de training zakelijk schrijven!
6. Randvoorwaardelijk toegestaan: is alles hetgeen het plan bevat conform de vooraf gestelde randvoorwaarden?
10
7. Onderbouwing: worden de gemaakte en in het plan opgenomen keuzen op een voldoende kwalitatief niveau inhoudelijk en methodisch verantwoord en lijden deze keuzen tot zowel een bruikbaar als haalbaar ondernemingsplan?
3.3 Toetsparagraaf De hier van toepassing zijnde toetsparagraaf geldt voor alle projecten in leerjaar 1 en 2 van PBM (Course 1 t/m 8). In deze toetsparagraaf is naar evenwicht nagestreefd tussen groepsbeoordelingen en individuele beoordelingen. In de linkerkolom staan de groepsbeoordelingen; in de rechterkolom de individuele beoordelingen. Hierdoor werk je samen met de groep, maar kun je je tevens individueel positief onderscheiden. Bij de groepsbeoordelingen kijken we vooral vanuit de invalshoek van de bedrijven/opdrachtgevers. Bij de individuele beoordelingen is de invalshoek meer de opleiding en de verantwoording die vanuit de opleiding gevraagd wordt. Groepsbeoordeling
weging
1. Beroepsproduct (individuele afwijking via peer-assessment mogelijk) Bodemcijfer 5,5 2. Presentatie beroepsproduct Bodemcijfer 5,5
75%
Eindcijfer project (1 cijfer)
70% (groepsbeoordeling)
25%
Individuele beoordeling 3.Literatuur wordt besproken en je krijgt feedback
weging
4. Verdediging Bodemcijfer 5,5
100%
voldaan/niet voldaan (voorwaardelijk voor afronden individuele beoordeling)
30% (individuele beoordeling)
1. Beroepsproduct Waarde voor student Hier kun je als groep laten zien in hoeverre je in staat bent om een beroepsrelevant product te maken. Je start met een realistisch probleem in het beroepsveld. Gedurende 8 weken heb je de mogelijkheid deze vraag/opdracht(en) te beantwoorden. Het zijn complexe vraagstukken met verschillende invalshoeken. Hierdoor leer je problemen integraal te benaderen. Beoordelingscriteria De beoordelingscriteria om te komen tot het groepscijfer voor het beroepsproduct staan vermeld in deze studiehandleiding. Daarnaast krijg je halverwege het project van jouw collega-studenten een beoordeling op je beroepshouding (professionele houding) door middel van een peerassessment. Met deze feedback kun je de sterke punten vasthouden en de mindere punten aanpakken. In week 8 volgt dan een laatste beoordeling door je collega’s. De projectbegeleider kan individueel afwijken van het groepscijfer op basis van deze peer-assessments. Herkansing Het beroepsproduct lever je in week 8 in bij de projectbegeleider. Wanneer het onvoldoende is (lager dan een 5,5) moet je het als groep repareren binnen 3 weken. 2. Presentatie beroepsproduct Waarde voor student Hier kun je als groep laten zien in hoeverre je in staat bent om een beroepsrelevant product onder de aandacht te brengen van de opdrachtgever. Je laat in een presentatie zien wat de
11
vraag was, wat de oplossing is en welke overwegingen en onderbouwing hieraan te grondslag liggen. Ook voor de presentatie geldt dat de opdrachtgever het uitgangspunt is. Iedere student bereidt de gehele presentatie voor. De projectbegeleider zal aan het begin van de presentatie-bijeenkomst een aantal studenten selecteren die de presentatie verzorgen (de begeleider beslist tevens welke student welk onderdeel voor zijn/haar rekening neemt). De overgebleven studenten beantwoorden vragen van de toehoorders aan het einde van de presentatie. Beoordelingscriteria De presentatie staat gepland in week 8 op maandag. De beoordelingscriteria worden vooraf bekend gemaakt. Herkansing Als het cijfer van de presentatie onvoldoende is (lager dan een 5,5) moet de presentatie opnieuw worden gedaan in week 10. 3. Literatuur Waarde voor student Hier kun je individueel laten zien in hoeverre je in staat bent om de theorie toe te passen bij de casus van het project. Vragen van opdrachtgevers los je niet op door iets te proberen of alleen te googelen . Een solide theoretische onderbouwing is een must voor elke opdrachtgever. Beoordelingscriteria In week 4 is tijd gereserveerd om de literatuur te bespreken die absoluut noodzakelijk is om tot een goed onderbouwd eindproduct te komen. De projectbegeleider zal aan elke student individueel vragen stellen over deze literatuur. De antwoorden van elke student worden beoordeeld met ‘voldaan’ of ‘niet voldaan’. Om de individuele beoordelingslijn (en vervolgens de gehele beoordeling) af te kunnen sluiten dient elke student een ‘voldaan’ te scoren. Herkansing Indien het niet gelukt is om een ‘voldaan’ te scoren vindt de herkansing van de literatuurbespreking plaats in week 6. 4. Verdediging Waarde voor student Hier kun je individueel laten zien in hoeverre je in staat bent om een beroepsrelevant product te verdedigen in een mondelinge setting. Hier komen vragen aan de orde over de onderbouwing, de verantwoording voor bronnengebruik etc. Ook kan toelichting gevraagd worden op de gemaakte keuzes. Wanneer je 8 weken lang goed hebt meegewerkt aan het eindproduct, dan is de verdediging een mooi moment om dit te laten zien. Beoordelingscriteria De verdediging staat gepland in week 10. De beoordelingscriteria worden vooraf bekend gemaakt. Let wel, indien het beroepsproduct niet met een voldoende kan worden beoordeeld, vindt er geen verdediging plaats maar ontvangt de groep in plaats daarvan feedback ten behoeve van het herschrijven van het rapport. Herkansing Het bodemcijfer is een 5,5. Wanneer het cijfer lager is moet je individueel herkansen binnen 3 weken.
12
3.4
Aanwezigheidsplicht/uit de groep plaatsing
Elke student, die deelneemt aan het project, mag - mits daar zwaarwegende reden toe is - maximaal 20% van de officieel geplande projectbijeenkomsten afwezig zijn. Deze bepaling is als volgt opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding PBM: Voor de deelname aan de projectlijn geldt een 80 % aanwezigheidsverplichting. Indien niet wordt voldaan aan de gestelde aanwezigheidsnorm van 80 % kan de leerlijn dit studiejaar niet afgesloten worden en zal deze het volgende studiejaar herkanst moeten worden. (bijlage 1 OER 2011-2012) Regeling Uit groep plaatsing student 1. Alleen studenten kunnen beslissen dat een medestudent uit de groep wordt gezet. 2. Een student kan alleen uit de groep gezet worden als voldaan is aan de volgende voorwaarden: De gehele groep, behalve degene die uit de groep gezet wordt, dient unaniem dezelfde mening te hebben; De student die uit de groep gezet wordt, dient eerst een schriftelijke waarschuwing te hebben gekregen en de mogelijkheid om zijn gedrag of inzet te verbeteren; De groep legt de redenen van het uit de groep zetten van een medestudent schriftelijk en met handtekeningen vast; De projectbegeleider wordt nadrukkelijk bij dit proces betrokken en zijn mening wordt uitdrukkelijk gevraagd. 3. Een student kan in principe te allen tijde uit de groep gezet worden. 4. Een student die uit de groep geplaatst is kan hiertegen in beroep gaan bij de examencommissie.
3.5
Gegevens voor deliberatie
De observaties van het gedrag van een student door verschillende docenten in projecten, trainingen, praktijk en SLB worden gebruikt om een besluit te nemen over de studiehouding van een student in het eerste leerjaar. Dit besluit wordt twee keer genomen tijdens leerjaar 1(aan het einde van periode 1 en aan het einde van periode 3). Hier is steeds 1 EC aan verbonden. Indien de studiehouding en het gedrag voldoende zijn, wordt 1 EC toegekend. Zo niet, dan wordt de student opgeroepen voor een gesprek met de coördinator van de majorfase. Naar aanleiding hiervan stelt de student een plan van aanpak op met als doel de studiehouding van de student zodanig te verbeteren dat de student alsnog in aanmerking komt voor de betreffende EC. Dit plan van aanpak dient te worden ingeleverd bij de studieloopbaanbegeleider en de coördinator majorfase. Voor een gedetailleerde omschrijving van de procedure zie de Onderwijs- en Examenregeling (OER) 2011-2012.
13
4
Projectorganisatie
Aan het project wordt gewerkt in een projectgroep, die bestaat uit ca. 6 studenten. De PBMcoördinator van de course, waartoe het project behoort, vormt de projectgroep d.w.z. wijst de leden van de groep op voorhand aan. De verdeling van de taken voor en door de projectgroep moet zodanig zijn dat elk van de groepsleden met een ander onderwerp of projectdeel belast wordt dan de andere leden. Naast de individuele bijdrage van elk groepslid is de hele groep verantwoordelijk voor het eindproduct. Dat betekent dat ieder groepslid naast de eigen inbreng weet heeft van datgene wat door de overige leden waarom, wanneer en hoe wordt ingebracht in het ontwerp van het beroepsproduct. En dat hij of zij actief deelneemt aan de besprekingen die in het kader van het project (moeten) plaatsvinden, aan de besluitvorming die dit binnen de projectgroep met zich meebrengt en de genomen besluiten onderschrijft en daarover ook individueel verantwoording kan afleggen. Elke bijeenkomst van de projectgroep wordt bondig genotuleerd. In de notulen worden de werkafspraken en de planning bijgehouden. De notulen worden wekelijks naar de groepsleden en naar de coach gestuurd. Het geheel wordt gearchiveerd i.c. bewaard en is op elk moment door de projectcoach in te zien.
4.1
Start van het project
De samenstelling van de projectgroep wordt door de PBM-coördinator kenbaar gemaakt vóór aanvang van de startbijeenkomst die aan het eind van de eerste week van Course 1.
4.2
Projectmatig werken
Jullie zijn als groep verantwoordelijk voor de voortgang en de resultaten van het project. Het initiatief ligt van meet af aan bij de projectgroep, ook in het informeren van degene die nauw bij het project betrokken is: de projectcoach. Jullie leggen een archief aan respectievelijk beheren een archief van stukken, die de groep in de loop en ten behoeve van het project produceert. Tijdens de coaching-bijeenkomsten - en niet alleen daar - wordt het beroepsproduct (het ondernemingsplan) opgebouwd en besproken. Het uiteindelijke beroepsproduct wordt aangevuld met het individuele procesverslag, waarin ieder teamlid reflecteert op het groepsproces en op zijn eigen rol en op die van het team als geheel daarin.
4.3
Fasering
Een van de kenmerken van projectmatig werken is fasering van de werkzaamheden. Fasering helpt jullie in het aansturen van het project. Per fase maak je een zo goed mogelijke schatting van de duur. En je sluit elke fase af met een evaluatiemoment of mijlpaal om te meten of je tot zover binnen de geraamde tijd bent gebleven. Tevens wordt aan het eind van elke fase besloten om door te gaan dan wel te stoppen. Wij kiezen voor een algemene fasering in vijf fasen.
14
Fase
Deelproduct
1. Oriëntatiefase
Het contract / de werk(wijze)-afspraken
2. Analyse- en ontwerpfase
Het plan van aanpak
3. Realisatiefase
Het concept ondernemingsplan
4. Opleverings- en rapportagefase
Het definitieve ondernemingsplan
5. Verantwoordfase
De mondelinge presentatie en verantwoording
Het contract en het plan van aanpak gaan vergezeld van een verslag waarin jullie de inhoud van deze twee deelproducten verantwoorden en onderbouwen. Naar aanleiding van dit materiaal neemt de projectcoach een 'go/no go' besluit. Natuurlijk komt het voor dat het materiaal moet worden bijgesteld voordat het 'go’ kan worden uitgesproken, maar echte 'no go' besluiten komen in de regel weinig voor.
Fase 1
Oriëntatie
Wat de bank in het ondernemingsplan wil zien, lijkt op het eerste gezicht vaak eenduidig. Pas als je samen met de andere projectgroepsleden de behoeften van de bank i.c. de aan een ondernemingsplan te stellen eisen nader bestudeert, blijken er toch verschillende interpretaties mogelijk. De discussie naar aanleiding van die interpretaties helpt je een projectopdracht te destilleren. Afspraken over de projectbeheersing maak je in ditzelfde stadium. De resultaten van dit alles leggen jullie vast in een contract, vergezeld van een verslag waarin jullie de inhoud van het contract verantwoorden. Heeft de projectcoach het contract goedgekeurd, dan zetten projectgroep en projectcoach (in zijn rol van bank) hun handtekening voor akkoord. Het contract bevat in elk geval de volgende gegevens. De formulering van het probleem en /of de vraag van de bank alsmede de hieruit afgeleide projectopdracht De voorlopige omschrijving van het beoogde beroepsproduct De beschrijving van de manier waarop de projectgroep in de komende fase wil komen tot de constructie van het beroepsproduct: vorm en wijze van samenwerken, afspraken over de vergaderdiscipline, over de te bezetten rollen, over de werkverdeling, enz. De namen, adressen en telefoonnummers van de bij het project betrokken teamleden (zie ook bijlage 1)
Fase 2 Analyse en ontwerp In deze fase onderzoeken jullie alles wat binnen de beroepspraktijk relevant is voor het project. Je doet uitspraken over het te ontwikkelen product en de criteria waaraan dit project moet voldoen en geeft aan hoe d.w.z. via welke aanpak (lees: structurering en planning van jullie activiteiten) je denkt het product te realiseren. Deze fase resulteert in een plan van aanpak (zie ook de bijlage 2). Het plan van aanpak omschrijft op zakelijke wijze de volgende onderwerpen. Probleem- en doelstelling De definitieve specificaties van het product Activiteitenplanning Organisatie projectteam Werkplanning en taakverdeling Raming van tijd: weekplanning, gespecificeerd naar student Hoofdstukindeling eindrapport
Fase 3 Realisatie In fase 3 realiseert de projectgroep de feitelijke opdracht en geeft antwoord op de gestelde vragen en construeren jullie stap voor stap het ondernemingsplan inclusief de op basis daarvan te geven mondelinge presentatie en verantwoording.
15
Fase 4 Oplevering en rapportage Fase 4 is de fase van oplevering van de gevraagde oplossing c.q. product(en) en de rapportage hiervan. Jullie bundelen de afzonderlijke bijdragen van fase 3 en integreren ze in een eindrapport. Aan het slot van deze fase wordt de schriftelijke rapportage door de projectcoach beoordeeld (zie ook bijlage 3 – het beoordelingsformulier).
Fase 5 Verantwoording Het op schrift gestelde ondernemingsplan wordt door de makers mondeling gepresenteerd, toegelicht en verantwoord. Dit laatste geschiedt mede op basis van vragen, welke aan de startende ondernemers worden gesteld door de projectcoach en zijn collega. De volgende afspraken gelden daarbij. a. De mondelinge presentatie geschiedt door een groep van 3 à 4 studenten (dit betekent dat de gehele projectgroep wordt gesplitst, waarbij elke deelgroep presenteert en verantwoording aflegt). b. Tijdsindeling: 15 minuten presentatie (elke student neemt een presentatiedeel voor zijn rekening en presenteert daar ca. 5 minuten over) + 20 minuten vraagstelling + 10 minuten overleg coaches + 10 minuten beoordeling en feedback door coaches.
4.4
De coaching van het project
Iedere projectgroep krijgt bij de werkzaamheden begeleiding van een projectbegeleider. Jullie kunnen - afhankelijk van het al dan niet gepland zijn van een hoorcollege - in een bepaalde week rekenen op drie à vier uur rechtstreekse begeleiding. De projectbegeleider is goed op de hoogte van de voortgang en de kwaliteit van jullie project. Hij/zij kan problemen signaleren, suggesties doen en aanwijzingen en/of opdrachten geven. Maak goed gebruik van die begeleiding! Vooral in het begin van het project kan de begeleider je groep een duwtje in de goede richting geven. Niet door voor te zeggen, maar door jullie te helpen zelf aan de slag te gaan en jezelf de juiste vragen te laten stellen. De vragen, die de begeleider stelt, zullen vooral gericht zijn op het inzichtelijk maken van jullie werkzaamheden. Op basis daarvan kan de groep weer helder verder denken over de te volgen strategie. De projectbegeleider begeleidt niet alleen, hij/zij beoordeelt ook: zowel het eindproduct als de beslisdocumenten die aan het eindproduct vooraf gaan. Naar aanleiding daarvan neemt de begeleider 'go/no go'-beslissingen. De projectbegeleider is formeel ook de ontvanger van jullie project: het ondernemingsplan. Het is aan jullie om met de projectbegeleider afspraken te maken over de verschillende taken en de wijze van rapporteren.
4.5 Weekplanning Het navolgende schema toont de positionering van de projectonderdelen over de ter beschikking staande weken voor het project van Course 1. Zie deze positionering als een zeer serieuze indicatie (let wel: het moment van oplevering van het beroepsproduct en het moment van de presentatie en verdediging ervan liggen uiteraard onwrikbaar vast).
16
Week Week Week Week Week Week Week Week 8 Week Week 10 1 2 3 4 5 6 7 PB 9 PB* PB PB PB PB PB PB Presentatie Verdediging
Onderdeel 1 Macro analyse 1 uur hoorcollege in week 2/3 (Macro/Meso omgeving)
Onderdeel 2 Meso analyse
Onderdeel 3 Strategisch plan 1 uur hoorcollege aan het begin van week 4 (Strategie)
Onderdeel 4 + 5 Juridische en financiële vormgeving 1 uur hoorcollege aan het begin van week 6 (Recht) en aan het begin van week 7 (Financiën)
Inleveren beroepsproduct eind week 8 --------------------------------------Verdediging in week 10
17
4.6 Studiebelasting Vertalen we de diverse activiteiten naar studiebelastingsuren dan moet je voor het project uitgaan van de ‘lastenverdeling’ zoals weergegeven in onderstaande schema. M
Week
College
Coachinggesprek
Groepswerkzaamheid en zelfstudie
uren
uren
uren
4
12
3
12
4
12
3
12
4
12
1 2
1
3 4
1
5 6
1
3
13
7
1
3
14
4
14
8
10
9 10 totaal
1= verdediging
reserve
29
111
4
Aantal colleges 4 à 1 uur Projectbijeenkomsten Groepswerkzaamheden/zelfstudie
= = =
4 29 111
uur uur uur
Totale studielast 5 ec à 28 uur
=
140
uur
4.7 Verplichte literatuur M. Harlaar en H. Droste / Persoonlijk Ondernemerschap in een notendop / Wolters Noordhoff / isbn 978 90 01710064 Studiehandleiding Project ‘Starter aan het roer’ / drs. Henk A.G. Rombouts / via de opleiding Dia’s getoond tijdens de diverse hoorcolleges: zie Blackboard
18
4.8 Aanbevolen literatuur Alsem / Strategische marketingplanning - Theorie, technieken, toepassingen / laatste druk Stenfert Kroese / isbn 90 207 3041 x Douma, S. / Ondernemingsstrategie / vanaf 4e druk Wolters Noordhoff / isbn 90 01 57795 4 Grit, Roel / Projectmanagement / 4e druk / Wolters Noordhoff / isbn 978 90 1 34703 1 Grit, Roel / Zo maak je een Ondernemingsplan / Wolters Noordhoff / isbn 978 90 01 71284 6 Jong, P. de en J. Verdegaal / Je eigen bedrijf – van student naar ondernemer / laatste druk Boom Onderwijs / isbn 978 90 85 06 220 2 Klerks, T. en H. Meerman / Omgevingsanalyse - omgevingsfactoren vanuit praktijksituaties /1e druk Wolters Noordhoff / 978 90 01 30014 2 Marijs, A. en W. Hulleman / Macro-economische ontwikkelingen en bedrijfsomgeving / 4e druk / Wolters Noordhoff / isbn 978 90 01 57 332 5 Meer, P.O. van der / Ondernemerschap in hoofdlijnen – een integrale aanpak / Wolters Noordhoff / isbn 90 01 10100 3 Sten-van ’t Hoff, J. van en M. Knappen / Begin een bedrijf / 1e druk / Wolters Noordhoff / isbn 978 90 01 30137 8 Verhage, B. / Inleiding tot de marketing / vanaf 3e druk / Wolters Noordhoff / isbn 90 20 73330 87
4.9 Websites Boom Onderwijs / www.jeeigenbedrijf.com Hoofdbedrijfschap Detailhandel / www.hbd.nl Kamer van koophandel / www.kvk.nl Ondernemersloket Gemeente Sittard-Geleen / www.sittard-geleen.nl (kies: digitaal loket ondernemersloket)
Rabobank / www.rabobank.nl
19
5
Competenties en relatie met andere studie-onderdelen
Het project ‘Starter aan het roer’ is een studie-onderdeel van de opleiding People & Business Management en dekt als zodanig delen van een aantal competenties af, die je als afgestudeerde - naast een groot aantal andere competenties - verworven moet hebben. Daarnaast bezit het project, inhoudelijk gezien, een relatie met andere onderdelen van de opleiding. Dit laatste anders gezegd: de kennis en de kunde die jij je binnen het project betreffende het maken en schrijven van een ondernemingsplan eigen gaat maken vormen een basis voor, een context van en/of een ondersteuning bij de kennis, de vaardigheden, het inzicht en de beroepshouding die je vanuit andere studie-onderdelen opbouwt en later in je beroepsomgeving zult toepassen.
5.1 Competenties De competenties, die binnen het project ‘Starter aan het roer’ aan de orde komen respectievelijk worden gesteld, zijn de volgende. 1. Algemene competenties: analyseren, communiceren, samenwerken en zelfsturing. Noodzakelijke groepsactiviteiten in het kader van het gezamenlijk opstellen van een ondernemingsplan en het teamwork waartoe dit leidt, doen een aanspraak op je vermogen tot analyse, communicatie, samenwerking en zelfsturing. 2. Basiscompetentie: ondernemer. Het hebben van een visie op veranderingen en trends in de relevante externe omgeving van ondernemingen in het algemeen en op juridisch en op (financieel- en commercieel-) economisch gebied van die externe omgeving in het bijzonder. Je signaleert in die omgeving kansen en bedreigingen, onderneemt actie op basis van jouw overtuigingen inzake de start van een nieuwe onderneming en beoordeelt de impact van de gesignaleerde kansen en bedreigingen daarop. Je durft daarin op verantwoorde wijze risico’s te nemen en bedenkt productideeën en kiest voor concrete vormgeving van de als nieuw te starten onderneming. Je denkt daarbij nadrukkelijk vanuit het perspectief van de klant en zijn of haar behoeften aan (nieuwe) producten en/of diensten. 3. Beroepsspecifieke competenties Uitgaande van de opdracht een ondernemingsplan op te stellen voor een op te starten nieuwe onderneming, zul je - dit plan vanuit een algemeen-, commercieel- en financieel-economisch perspectief moeten kunnen bezien, waarbij je in staat bent om vanuit aspecten van en ontwikkelingen binnen de meso- en macro-omgeving dit plan in bedoeld perspectieven te plaatsen alsook er invulling aan te geven; - de rechtsgebieden moeten onderscheiden alsmede ontwikkelingen daarbinnen, die een rol spelen in de juridische vormgeving van de nieuwe onderneming en zul je aan de rechtsgebieden, die elementair zijn voor die juridische vormgeving, invulling moeten geven; - door de confrontatie met diverse economische en juridische aspecten rondom de start van een nieuwe onderneming de principes van integraal management moeten begrijpen. Strategieontwikkeling voor de startende onderneming en de besluitvorming, waartoe dit leidt, vragen je om oog te hebben voor de samenhang van de economische en juridische aspecten en hun relatie met de externe omgeving van de startende onderneming.
20
5.2 Relatie met ander studie-onderdelen Uitgaande van welke onderneming of organisatie dan ook kun je stellen dat daar waar men als onderneming beleidsmatig of anderszins gericht is op vormen en op aspecten van beleid, het ondernemingsplan een rol van betekenis speelt of dient te spelen. Je kunt het ondernemingsplan namelijk zien als een ‘kapstok’ waaraan allerlei deelplannen in onderlinge samenhang en zelfs in harmonie met elkaar worden opgehangen. Reden om hier te stellen dat je het project kunt zien als een context van waaruit deelgebieden zijn te benoemen die in de loop van je PBM-studie in de vorm van andere projecten en in de gedaante van cursussen en trainingen jou worden aangeboden. Het project ‘Starter aan het roer’ geeft je als context, als ‘kapstok’ in de loop van de opleiding alle gelegenheid de onderlinge samenhang van al die studie-onderdelen te volgen en te bewaken.
Reden om te stellen dat het project welhaast met alle studie-onderdelen een relatie kent. Natuurlijk is die jegens het ene onderdeel wat sterker of zwakker dan jegens het andere onderdeel.
21
22
Bijlagen 1
Voorbeeld van een samenwerkingsovereenkomst
2
Schrijven van een ‘Plan van aanpak’
3
Beoordelingsformulier schriftelijke rapportage Ondernemingsplan
4
Aanwijzingen inzake het schrijven van het ondernemingsplan
5
Checklist presentatievaardigheden
6
Format peer-assessment projectonderwijs
23
1 Voorbeeld van een samenwerkingsovereenkomst Hogeschool Zuyd Opleiding People & Business Management / Course 1 / Studiejaar 2011 – 2012. Deelnemers groep ….. VOORNAAM
FAMILIENAAM
TELEFOON W.
TELEFOON P.
E-MAIL
TEL. MOBIEL
De deelnemers verklaren hierbij het volgende met elkaar te zijn overeengekomen. 1. Allen zullen een evenredige bijdrage leveren bij het uitvoeren van de projectopdracht. In twijfel gevallen treedt de projectcoach op als arbiter. 2. Elke deelnemer mag, mits daar zwaarwegende reden toe is, maximaal drie projectbijeenkomsten afwezig zijn. Als zwaarwegend gelden ziekte en buitenlands verblijf in opdracht van werkgever. In afwijkende gevallen bekijken de groepsleden gezamenlijk of afwezigheid toelaatbaar is. Als een der betrokkenen dat wenst, kan de groep de mentor om bemiddeling vragen. 3. Afwezigheid ontslaat de afwezige deelnemer niet van de plicht om een evenredige bijdrage te leveren bij het uitvoeren van de opdracht. Afwezigheid moet dus gecompenseerd worden door werk buiten de ingeroosterde bijeenkomsten. 4. De leden van de projectgroep zullen elkaar aanspreken als men afspraken niet nakomt. Eens per twee weken zal de samenwerking geëvalueerd worden en in een voortgangs-/procesverslag worden vast gelegd. Een afschrift van dit verslag gaat naar de projectcoach van het project. Als de projectcoach daar aanleiding toe ziet, zal hij/zij tijdig bijsturen. 5. Als de deelnemers met elkaar in conflict komen wordt het probleem voorgelegd aan de projectcoach. Alle deelnemers zullen zich neerleggen bij diens uitspraak.
24
2
Schrijven van een ‘Plan van aanpak’
Met een Plan van Aanpak beschrijven jullie stapsgewijs hoe jullie gedenken het project/de opdracht tot een goed einde te brengen. De 10 vragen die jullie in dit plan en in een bepaalde logische volgorde beantwoorden zijn de volgende. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Waar (in welke omgeving/context) speelt het project zich af? Waarom doen we het project en wat is het eindproduct? Wat moeten we doen om het resultaat te behalen? Wat doen we nog nét wel en wat niet meer? Wat zijn de deelproducten? Hoe waarborgen we de kwaliteit van de deelproducten en van het eindproduct Wie doen er mee en hoe werken we samen? Wanneer doet wie wat? Wat kost het project en wat levert het op? Waardoor kan het project mislukken?
Achtergrond(en) Opdracht Activiteiten Grenzen Producten Kwaliteit Organisatie Planning Kosten en baten Risico’s
Bron: Projectmanagement / Roel Grit / Wolters Noordhoff / ISBN 90 01 347037
Via google, zoekterm “checklist plan van aanpak Roel Grit” treffen jullie een checklist aan, welke een hulpmiddel kan zijn bij het opstellen van een plan van aanpak. Zorg er voor dat deze punten per hoofdstuk minimaal in jullie plan van aanpak worden opgenomen! Deze antwoorden – jullie plan van aanpak dus – nemen jullie op als een bijlage van het te maken ondernemingsplan.
25
3
Beoordelingsformulier schriftelijke rapportage Ondernemingsplan
26
4 Aanwijzingen inzake het schrijven van het ondernemingsplan
het onderzoeksrapport Binnen het project van Course 1 acteer je als startende ondernemer en je maakt i.c. schrijft tijdens de duur van het project een ondernemingsplan. Je doet dit in etappes. Het is daarbij in ieder geval belangrijk dat je de nodige aandacht besteedt aan zowel de inhoud als aan de verschijningsvorm van dat plan. Hier volgt een aantal aanwijzingen/adviezen. Kaft Wanneer iemand (de bank!) een ondernemingsplan voor het eerst in handen krijgt, moet er van dat plan een stimulerende werking uitgaan m.a.w. het moet een uitnodiging zijn om te gaan lezen. Bedenk een treffende titel voor het plan en vermeld de naam van je te starten onderneming. Denk er wel aan dat het om een ‘zakelijke rapportage’ gaat, dus overdrijf niet! Titel pagina Op deze pagina herhaal je de titel van het plan, vermeld je de na(a)m(en) van de samenstellers ervan en herhaal je de naam van je te starten onderneming. Tot slot dateer je het plan. Inhoudsopgave Maak de definitieve versie van de inhoudsopgave pas als het plan helemaal af is. Let er goed op dat de pagina’s die je vermeldt in de inhoudsopgave ook echt corresponderen met de betreffende pagina’s in het plan. Begin te tellen vanaf de titelpagina (de titelpagina zelf wordt niet in de inhoudsopgave vermeld!). Alleen de introductie en het eigenlijke plan (de ‘body’) worden van paginanummer voorzien. Het eigenlijke plan is opgebouwd uit verschillende hoofdstukken, die weer verder kunnen worden onderverdeeld in paragrafen (2.1, 2.2, enz.). Zorg voor een mooie en rustige bladspiegel en prop dus niet alles op een ¼ pagina maar verdeel de inhoud over de pagina. Samenvatting Een samenvatting moet niet lang zijn, maar tegelijkertijd toch een goed beeld geven van het plan. Leg uit wat de probleemstelling is, vat de verschillende hoofdstukken samen en geef de belangrijkste aspecten van het plan weer. Let op: een ‘samenvatting’ is niet hetzelfde als een ‘conclusie’. De doelstellingen van beide zijn anders. Een samenvatting vertelt wat er komt en een conclusie sluit af wat er is vooraf gegaan. Net zoals de inhoudsopgave kun je de samenvatting pas schrijven als het hele rapport af is. Vaak wordt voor de samenvatting een andere kleur papier gebruikt om het duidelijk van het eigenlijke plan te onderscheiden. Voorwoord Je vertelt kort en bondig wat de bedoeling van het plan is. Je bakent je terrein af. Het voorwoord is het enige onderdeel van het rapport waarin je een persoonlijke schrijfstijl mag hanteren. In het voorwoord mag je spreken met/over ‘ik’, ‘we’, ‘onze’, ‘mijn’ enz. Hanteer in alle andere plan-onderdelen een strikt zakelijke schrijfstijl, dus géén ‘ik’, ‘we’, enz. Probleemstelling Het opstellen van een ondernemingsplan op basis van een nader uit te werken ontstaan productidee. Voor de verdere rapportindeling: zie de structuur van het project zoals beschreven in de studiehandleiding.
27
Literatuurlijst Als je informatie uit boeken, tijdschriften en/of kranten gebruikt moet je hiervan als volgt melding maken in de literatuurlijst. Boeken Naam van de schrijver(s) komma initialen komma titel cursief gevolgd door een punt (editie komma) uitgever komma plaats komma jaar punt. Voorbeeld: Hoogland, W, The Report on Report Writing. Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992 Kranten/tijdschriften Naam van de schrijver, initialen komma titel van het artikel tussen aanhalingstekens punt. In dubbele punt (cursief) naam krant of tijdschrift komma datum komma pagina(‘s) punt. Voorbeeld: Woodruff, D, ‘Services with a What?’. In Business Week, 1 September 1997, pp 16-17
Verschijningsvorm Het kan niet genoeg benadrukt worden dat de presentatie, de verschijningsvorm van de rapportage eveneens belangrijk is. Let dan ook vooral op de volgende aspecten. Gebruik in het hele plan hetzelfde lettertype: Arial 11. Vet, cursief en onderstreept, mits functioneel, is toegestaan. Nummer de pagina’s. Wees ook hier consequent; niet de ene keer linksonder en dan weer rechtsboven enz. Begin te tellen bij de titelpagina, maar vermeld de nummering pas vanaf de inhoudsopgave. Zorg voor voldoende marges boven, onder, links en rechts. Gebruik een spatie tussen de verschillende alinea’s. Zorg ervoor dat je niet het laatste woord van een alinea op een nieuwe pagina krijgt. Je mag tabellen en grafieken gebruiken. Deze moeten dan wel voorzien zijn van een nummering en een titel. Gebruik aan het einde de Spellingscontrole. Besteed de nodige zorg aan het inbinden.
5
Checklist presentatievaardigheden
Naam presentator: Projectgroep: Course: Onderstaand een checklist voor de presentatie. Door deze checklist in te vullen ontstaat er een gedegen beeld over de student en kan er een onderbouwd oordeel uitgebracht worden over de kwaliteit van de gegeven presentatie/presentator. De bedoeling is dat je de betreffende student een beoordeling geeft op elk van onderstaand genoemde punten. Het betreft punten die te maken hebben met verbaal, non verbaal en inhoud van de presentatie.
28
De score verdeling is als volgt: 1: Ruim onvoldoende 2: Onvoldoende 3: Voldoende. 4: Goed 5: Zeer goed Non-verbaal gedrag
Score 1-5
Overige opmerkingen
Score 1-5
Overige opmerkingen
Score 1-5
Overige opmerkingen
Score 1-5
Overige opmerkingen
Houding Gebaren Oogcontact Publieksgerichtheid
Taalstijl Zinsbouw: eenduidig/variatie Woordkeus Weinig/geen stopwoorden Hoorbare Expressie Energiek Tempo:pittig/rustig Luidheid gevarieerd Verhaalstructuur Inleiding Kern/kernen Samenvatting Pakkend slot
Inhoud
Score 1-5
Overige opmerkingen
Macro Meso Strategie Juridisch Financieel
Powerpoint
Score 1-5
Overige opmerkingen
Logische opbouw/structuur Kernachtige dia’s Dia + spreker aanvullend Synchroon beeld + verhaal
29
Feedback sessie
Score 1-5
Overige opmerkingen
Antwoord sluit aan op vraag van publiek Herformulering bij onduidelijke vraagstelling Erkenning van de ander (geen verdediging) Heldere uiteenzetting kunnen geven van het antwoord Algemene opmerkingen
6
Format peer-assessment projectonderwijs
Peer-assessment binnen de opleiding PBM Binnen PBM is het peer-assessment een onderdeel van het projectonderwijs. Op basis van de individuele uitkomsten van dit assessment mag de projectcoach afwijken van het groepscijfer van het beroepsproduct. In de praktijk betekent dit dat de coach de studenten die een bovengemiddelde bijdrage leveren aan het project kan belonen met een hoger cijfer en de studenten die een onvoldoende bijdrage leveren een lager cijfer kan toekennen. Het is uiteindelijk het oordeel van de projectcoach of hij/zij de beoordeling voor bepaalde studenten laat afwijken. Uitvoering peer-assessment Er is een totale pot aan punten te verdelen. De waarde van deze pot is afhankelijk van het aantal studenten in je groep. Voor iedere student zitten er 20 punten in de pot (heb je dus een projectgroep van 5 studenten, dan is de totale waarde van de pot: 5 studenten X 20 punten = 100 punten). In de praktijk zal het zo zijn dat de ene student meer input levert dan een ander, dus een gelijke verdeling van 20 punten per student is niet waarschijnlijk en mag dus niet! Studenten dienen alle namen (inclusief die van henzelf) op papier zetten. Onder de streep komt het totaal aantal punten te staan: Marianne …. Roel …. Piet …. Evelien…. Klaas …. 100 punten
30
Er van uitgaande dat er geen gelijke verdeling is binnen het project mogen de studenten de pot dus niet weer evenredig gaan verdelen. De studenten dienen te overleggen welke criteria van belang zijn om te beoordelen. Dit is niet alleen de hoeveelheid werk die wordt geleverd, maar ook bijvoorbeeld de bijdrage tijdens de vergaderingen, als er afgesproken wordt na de vergaderingen, je afspraken nakomen, op tijd komen, serieus met zaken bezig zijn etc. De studentgroep bepaalt dus wat van belang is. Probeer zoveel mogelijk criteria op papier te krijgen en denk daarbij ook bijvoorbeeld aan bepalingen uit het samenwerkingscontract. Uiteraard mag de coach ook criteria laten opnemen. Op basis van deze lijst gaan studenten de puntenpot opnieuw verdelen over alle leden. Bepaalde studenten krijgen dus meer punten dan anderen. Nadat iedere student dit voor zichzelf op papier heeft gezet, leidt de coach een feedback-ronde waarbij iedere student voor iedereen (inclusief zichzelf) verklaart hoe hij/zij aan het aantal is gekomen, m.a.w. waarom geef hij/zij de ene student meer punten dan een ander. Zorg ervoor dat dit opbouwend gebeurt en dat de feedback-regels worden nagestreefd (feedback gever: -feedback is open en eerlijk en richt zich op gedrag –concentreert zich op recente gebeurtenissen –geeft informatie op een manier die de ontvangen werkelijk helpt –gaat na of de ander de feedback heeft begrepen. Feedback ontvanger: -verdedigt zich niet en legt niet uit –vraagt verduidelijking over wat hij niet begrijpt).
31
32