Voortgezet technisch lezen Begrijpend/studerend lezen Leesbevordering
1
Eerder verschenen in de serie brochures: -
Zelfstandig werken (2000) Engels (2001) Software (2002) Voorbereidend en aanvankelijk lezen (2003) Nederlandse taal (2004)
Deze brochures zijn terug te vinden op www.koksgesto.com onder de button Downloads. De brochures worden regelmatig gescreend op actualiteit en blijven daardoor eigentijds. Tevens zijn op deze site brochures te downloaden van: kinderboeken AVI, documentatiecentrum, hoogbegaafdheid etc. De methodebeschrijvingen zijn bijgewerkt in september 2009.
Didactische werkgroep Koks Gesto bv
Ochten, 2009
2
Inhoud
Pagina
1
Inleiding
4
2
Voortgezet technisch lezen en begrijpend lezen, een historisch overzicht
5
3
Nieuwe ontwikkelingen in het voorgezet technisch leesonderwijs
8
en het begrijpend leesonderwijs 4
Kerndoelen en tussendoelen
11
5
Een leesmethode kiezen
14
6
Wetenswaardigheden die van belang zijn bij de keuze van een nieuwe
18
leesmethode 7
Leesbevordering
21
8
Methoden voortgezet technisch lezen
25
9
Methoden begrijpend/studerend lezen
37
10
Additioneel materiaal voor voortgezet technisch lezen en
50
begrijpend/studerend lezen
3
1
Inleiding
De belangrijkste taak van een school is kinderen te leren lezen. Daarbij gaat het niet alleen om het technisch lezen. Leesonderwijs houdt veel meer in. Het gaat erom dat kinderen begrijpen wat ze lezen en vooral dat ze plezier hebben in het lezen. Deze drie onderdelen van het leesonderwijs moeten alle drie voldoende aandacht krijgen: leesvaardigheid, leesbegrip en leesmotivatie. Lezen is een bijzonder vak op school. Bij onder andere rekenen en spelling is een stapsgewijze opbouw in de begeleiding van leerlingen praktisch altijd noodzakelijk. Sommige leerlingen leren lezen zonder systematische begeleiding van de leerkracht, uit zichzelf. Dat noemen we natuurlijk leren lezen. Dat is mooi makkelijk zou je zeggen: leerlingen die zonder hulp de stappen bij de leesontwikkeling zelfstandig nemen. Dat kost de leerkrachten op de basisschool minder tijd. Toch brengt dit ook een aantal risico's met zich mee. Allereerst betekent dit dat de leerkracht niet voor iedere leerling een stapsgewijze methodische aanpak hoeft te gebruiken. De vraag naar differentiatiemogelijkheden is daardoor bij het lezen zeer groot. Bovendien is het vaak zo dat na de fase van het aanvankelijk lezen er weinig aandacht meer is voor systematisch onderwijs in het technisch lezen. Er wordt dan vanuit gegaan dat de leerlingen, zonder expliciete instructie van de leerkracht, toch wel beter leren lezen. Bijvoorbeeld door ze veel te laten oefenen tijdens het niveaulezen in kleine groepjes. Voor een groot deel van de leerlingen is dat echter niet genoeg. Daarom is voor hen gerichte begeleiding van de leerkracht nodig. Dat is zeker het geval als het over begrijpend lezen gaat. Deze risico's zijn de laatste jaren duidelijk onderkend en er zijn bij de uitgeverijen veel programma's verschenen die een gedifferentieerde manier van begeleiden van de leerling, ook in de midden- en bovenbouw, bij het leren lezen mogelijk maken. In deze brochure wordt een overzicht gegeven van de ontwikkelingen en de meest recente opvattingen over leesonderwijs. Daarnaast worden de programma's voor het leesonderwijs (voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en leesbevordering) die momenteel op de markt zijn beschreven.
4
2
Voortgezet technisch lezen en begrijpend lezen, een historisch overzicht
Voortgezet technisch lezen: De inhoud en de organisatie van het leesonderwijs op school is in de loop van de jaren sterk veranderd. Voor groep 4, 5 en 6 waren tot voor enkele jaren, vreemd genoeg, nauwelijks methodes beschikbaar. Vroeger werden voor deze groepen leesseries gebruikt, die klassikaal werden gelezen. Klassikaal leren lezen. Bij de klassikale aanpak was er geen sprake van een opbouw en ook een specifieke didactiek ontbrak. Het ontbreken van differentiatie werd echter als grootste probleem ervaren. De snelle leerlingen verveelden zich en de kinderen met leesproblemen konden het tempo niet bijhouden. Het niveaulezen was daarvoor de oplossing. Niveaulezen in kleine groepjes. Hoegenaamd alle scholen gingen de kinderen testen met de AVI kaarten en verdeelden de leerlingen in niveaugroepjes. Een groot voordeel was dat de leerlingen nu veel vaker lazen en zodoende dus veel meer oefenden in het lezen. Ook lezen de kinderen op die manier boekjes op hun eigen niveau. Het probleem van het ontbreken van een inhoudelijke opbouw van de leerstof en van didactische begeleiding door de leerkracht was daarmee echter niet opgelost. De leerkracht was en is bij het niveaulezen vaak de organisator en de toezichthouder. Soms helpen ouders de leerkracht daarbij. Voor de goede leerlingen blijkt dit probleem niet zo groot. Die maken ook zonder stapsgewijze behandeling van leestechnische problemen en zonder begeleiding van de leerkracht voldoende vorderingen. Voor de leerlingen met leesproblemen geeft deze aanpak echter veel te weinig steun. Daar komt bij dat scholen langzamerhand ontdekken dat goede lezers het niveaulezen niet echt leuk vinden. Ze mogen niet zelf een leuk boek kiezen. De boekjes zijn bovendien vaak sterk verouderd en saai. Het niveaulezen is vaak niveauracen. Het doel wordt om zo snel mogelijk het boekje uit te krijgen. Het lezen met een goede voordracht is met het niveaulezen eerder achteruit gegaan in plaats van vooruit. Gedifferentieerd klassikaal lezen: De afgelopen jaren is er een tendens merkbaar dat we weer teruggaan naar het klassikaal lezen, maar dan meer gedifferentieerd. Er komen steeds meer nieuwe methodes uit voor Voorgezet Technisch Lezen (VTL). Het grote voordeel van deze methodes is dat er voor de leerkracht een duidelijke inhoudelijke opbouw van het technisch lezen beschikbaar is en dat de leerkracht geholpen wordt bij de didactische begeleiding van de leerlingen met leesproblemen. Deze ontwikkeling roept ook een aantal vragen op: Beperkt een klassikale aanpak niet de hoeveelheid tijd, die de leerling werkelijk leest en dus oefent? Beperkt de klassikale aanpak ook niet de mogelijkheid voor kinderen om zelf leuke boeken te kiezen en te lezen? Is het wel mogelijk binnen een klassikale aanpak dat de zwakke lezers op hun niveau mee kunnen doen? De leerstof zal waarschijnlijk weer afgestemd zijn op het gemiddelde
5
van de groep. Zodat het voor de leerlingen met leesproblemen toch weer te moeilijk zal zijn. In hoeverre zorgen de methodes ervoor dat binnen de klassikale aanpak voldoende wordt gedifferentieerd, zodat ook de goede lezers op hun niveau mee kunnen doen? Kortom: is deze aanpak voor de kinderen wel motiverend? Programma's en methodes met een gedifferentieerde klassikale aanpak proberen zo goed mogelijk een antwoord te vinden op bovenstaande vragen, maar dat is niet altijd eenvoudig. Vrij lezen met behulp van een aantrekkelijke bibliotheek. Een aanpak die de laatste jaren ook door (veel) scholen wordt gekozen is het intensiveren van het vrij lezen met behulp van een aantrekkelijke bibliotheek. Het grote voordeel van het individueel vrij lezen is, dat de leerlingen heel veel kunnen lezen. Ze mogen zelf het boek uitkiezen dat ze graag willen lezen en zijn dus meer gemotiveerd voor het lezen. Ze hoeven nooit op een andere leerling te wachten. Bovendien gaat het stillezen veel sneller dan het hardop lezen. Om een zo hoog mogelijk rendement te halen uit het vrij lezen moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Er moet een bibliotheek zijn met zeer aantrekkelijke en zoveel mogelijk recente jeugdboeken. De bibliotheek moet zoveel mogelijk geordend zijn volgens de AVI niveaus, zodat de kans dat een leerling een te moeilijk boek pakt vrijwel is uitgesloten. De leerlingen lezen iedere dag tenminste 15 minuten. Het moet dan doodstil in de groep zijn. Er wordt niet geruild tijdens dit kwartier stillezen, om storingen en/ of vluchtgedrag van minder gemotiveerde leerlingen te voorkomen. De leerkracht observeert de leerlingen en leest zelf ook zoveel mogelijk in een kinderboek. De school formuleert duidelijke doelen voor het leesonderwijs. Leerlingen die te weinig vorderingen maken en de gestelde minimumdoelen niet halen, krijgen stapsgewijze instructie (bijvoorbeeld met behulp van een methode) en extra tijd om te oefenen. Leerlingen lezen bij deze manier veel en gemotiveerd en voor de leerlingen voor wie het lezen een probleem is, wordt er gerichte didactische begeleiding gegeven. Begrijpend lezen (van de 21e naar de 2e plaats!): Jarenlang bestond het begrijpend leesonderwijs uit het lezen van een tekst en het beantwoorden van de vragen bij de tekst. De traditionele opvatting omtrent begrijpend lezen was: het decoderen van een tekst leidt vanzelf tot het begrijpen ervan. De laatste tientallen jaren is het inzicht in het proces van het begrijpen van een tekst sterk veranderd. Onderzoek wijst uit dat ervaren lezers tijdens het lezen voortdurend op zoek zijn naar betekenis. Ze lezen actief en gaan strategisch te werk. Ervaren lezers zijn zich bewust van de reden waarom ze lezen. Ze stemmen hun manier van lezen af op hun leesdoel. Van te voren bedenken ze wat ze van de tekst verwachten en ze controleren tijdens het lezen of die verwachting klopt met de inhoud van de tekst. Ervaren lezers gebruiken hun voorkennis bij het lezen en integreren die met de nieuw verworven kennis. Onder invloed van deze nieuwe inzichten is de inhoud van het begrijpend leesonderwijs veranderd. Het onderwijs is meer procesgericht geworden. Er is veel aandacht voor de leesstrategieën, die helpen het leesgedrag van de leerling te sturen.
6
De resultaten blijven niet uit. Begin jaren negentig verscheen er een verslag van een internationaal vergelijkend onderzoek naar het leesonderwijs. Dit leverde voor Nederland verontrustende resultaten op. In 1996 verscheen het rapport Begrijpenderwijs van de Inspectie voor het Basisonderwijs. Daaruit bleek dat de kwaliteit van het begrijpend leesonderwijs nog steeds te wensen overliet. Wel bleek dat goed gebruik van een recente methode, waarin bovenstaande inzichten waren verwerkt, zorgde voor betere resultaten. In 2001 was Nederland van de 21e naar de 2e plaats gestegen bij hetzelfde internationale vergelijkende onderzoek (PIRLS). Of deze spectaculaire stijging echt in zijn geheel te danken is aan de verbetering van het leesonderwijs wordt betwijfeld, maar er is reden genoeg om te veronderstellen dat de nieuwe inzichten rond het begrijpend leesonderwijs een positief effect hebben gehad op de verbetering van de resultaten van het begrijpend leesonderwijs.
7
3
Nieuwe ontwikkelingen in het voortgezet technisch leesonderwijs en het begrijpend leesonderwijs.
"Tussendoelen gevorderde geletterdheid" In 2003 verscheen "Tussendoelen gevorderde geletterdheid", een uitgave van het Expertisecentrum Nederlands. (ECN) In dit boek worden de leerlijnen, met de bijbehorende tussendoelen voor voortgezet lezen en schrijven beschreven. Het is een belangwekkende publicatie omdat het een beeld geeft van de manier waarop leesonderwijs, rekening houdend met de meest recente ontwikkelingen, vorm gegeven kan worden. De uitgangspunten van het ECN voor taalonderwijs gelden natuurlijk ook voor het leesonderwijs: Betekenisvol leren De te lezen teksten moeten de leerlingen aanspreken en de leerlingen moeten de zin ervan inzien dat zij bepaalde moeilijkheden en strategieën oefenen. Vooral bij het technisch lezen staat vaak sec het vergroten van de leestechniek te veel voorop. Wanneer leerlingen ervaren dat ze, om een tekst te kunnen lezen, bepaalde moeilijk te lezen woorden moeten oefenen, zullen ze meer gemotiveerd zijn om dat te doen. Ook bij het begrijpend lezen is het goed om aan te sluiten bij de interesse van de leerling. Bijvoorbeeld door de leerlingen uit te laten gaan van eigen onderzoeksvragen en de strategieën aan te leren die de leerling nodig heeft om het onderzoek goed te doen, of zijn of haar vragen beantwoord te krijgen. Strategisch leren Bij het technisch lezen wordt sinds het midden van de jaren tachtig benadrukt dat leerlingen moeten leren tegelijk gebruik te maken van verschillende leesstrategieën. De grafisch- fonologische strategie is belangrijk. Daarbij gaat het om het verklanken van de lettertekens. Met behulp van deze strategie leren we lezen en leerlingen die te lang alleen deze strategie blijven gebruiken noemen we spellende lezers. De morfologische strategie. Morfemen zijn de kleinste betekenisvolle woorddelen die je bij het lezen snel moet leren herkennen. Bij het leesonderwijs wordt van deze techniek bijvoorbeeld gebruik gemaakt bij het oefenen met de zogenaamde syntheserijen. Daarnaast zijn er de syntactische en de semantische leesstrategie. Daarbij gaat het om het voorspellen van de woorden die er in de te lezen tekst waarschijnlijk zullen staan, op basis van het zinsverband en van betekenisvolle informatie zoals illustraties, titels, tussenkopjes en de reeds gelezen tekst. Leerlingen die te veel alleen van deze laatste strategieën gebruik maken en niet controleren of de gelezen tekst klopt, worden raders genoemd. Ook voor het begrijpen van teksten is het gebruik maken van de twee laatste strategieën van belang. Voor begrijpend lezen worden er nog heel veel andere strategieën aangeleerd. Soms zelfs zoveel dat er aan wordt getwijfeld of de leerlingen niet teveel strategieën moeten leren hanteren. Sociaal leren of samenwerkend leren Het via sociale interactie zoeken naar oplossingen voor vragen of problemen is een belangrijke werkvorm bij met name het begrijpend lezen. Bij reciprocal teaching (een vorm van samenwerkend leren) bijvoorbeeld leren kleine groepen leerlingen interactief een beperkt aantal strategieën hanteren. Bij transactioneel begrijpend lezen gaan leerlingen aan zelfgekozen projecten werken.
8
Bij probleemgestuurd lezen formuleren de leerlingen zelf een probleem of vraag, waarbij ze in kleine groepjes een antwoord gaan zoeken in authentiek materiaal. Ze presenteren hun antwoord in bijvoorbeeld een zelfgemaakte collage, een brochure, e.d. Bij het technisch lezen is het tutor lezen een bekende werkvorm, waarbij een goede lezer, meestal een leerling uit een hogere groep, een minder goede lezer helpt. Dit gebeurt volgens een precies voorgeschreven protocol, dat de tutor leerling wordt aangeleerd. Leerling- en leerkrachtgestuurd leren Het ECN gaat ervan uit dat er in het onderwijs een balans moet zijn tussen leerling- en leerkrachtgestuurd leren. Leerlingen zijn geen passieve ontvangers van informatie , maar bouwen hun eigen kennis op en ontwikkelen zelf strategieën Een rijke betekenisvolle leeromgeving is daarbij van groot belang. De meeste methoden die er voor technisch en begrijpend lezen op de markt verschijnen voldoen wel aan het uitgangspunt: strategisch leren. Het uitgangspunt om gebruik te maken van het sociaal leren zie je met name terug in de allernieuwste methoden. Het creëren van authentieke leersituaties om betekenisvol leren mogelijk te maken is voor een methode heel lastig. Wanneer een school ook dit uitgangspunt van het ECN in haar onderwijs zo dicht mogelijk wil benaderen, bevat het boek "Tussendoelen gevorderde geletterdheid" veel praktische suggesties. Protocollen Leesproblemen en Dyslexie Een belangrijke initiatief van het Ministerie van OCW op het gebied van het leesonderwijs is de publicatie van de Protocollen Leesproblemen en Dyslexie, die iedere basisschool heeft ontvangen. Een protocol voor de groepen 1 tot en met 4 en sinds januari 2005 ook een protocol voor de groepen 5 tot en met 8. Dit laatste protocol is een handreiking voor leerkrachten en leesspecialisten bij het onderkennen en aanpakken van lees- en spellingproblemen in de bovenbouw van het basisonderwijs. In het protocol staan naast aanwijzingen voor observatie en toetsing, uitgebreide suggesties voor de invulling van interventies bij leesproblemen. Het boek "Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid" biedt ook voor deze publicatie het inhoudelijke kader van de voorgestelde interventies. De leeswoordenschat Opvallend is de aandacht voor de leeswoordenschat die in alle moderne leesmethoden is terug te vinden. Een goede woordenschat oefent een positieve invloed uit op het begrijpend lezen. Vooral anderstalige leerlingen en leerlingen uit gezinnen waar weinig taalstimulering plaatsvindt, hebben daardoor problemen met het begrijpen van teksten. Veelal wordt door middel van preteaching de woordenschat die nodig is voor het lezen en begrijpen van de les voorbereid en geoefend. Het toepassen van geleerde begrijpend lezen strategieën Tenslotte is een belangrijke nieuwe ontwikkeling dat het belang wordt onderkend van het toepassen van geleerde begrijpend lezen strategieën bij bijvoorbeeld het zaakvakken onderwijs, bij projectonderwijs of bij wereldoriëntatie. Het gaat hierbij om de transfer van de geleerde strategie. Wanneer een school met een methode voor begrijpend lezen werkt, ervaart de leerling de geleerde aanpak vaak als horend bij de gegeven les. Het is nodig dat de leerlingen leren, op momenten dat de strategie gebruikt kan worden bij andere vakken, daar ook daadwerkelijk gebruik van te maken.
9
De differentiatie en de zorgverbreding. De differentiatie en de zorgverbreding worden steeds uitgebreider uitgewerkt. Voorbeelden van "nieuwe" vormen van differentiatie zijn: Bij de lessen voor technisch lezen worden CD 's gemaakt, waarop de te lezen teksten worden voorgelezen. Leerlingen met een matige leestechniek, mogen de tekst op de CD vooraf beluisteren. Op die manier kunnen de niveauverschillen in de groep overbrugd worden. Ook bij begrijpend lezen zien we deze aanpak steeds meer, omdat een te laag AVI leesniveau vaak een extra obstakel vormt voor het begrijpen van een aangeboden tekst. Ook worden bij het begrijpend lezen steeds vaker teksten op meerdere AVI niveaus aangeboden. Voor de woordenschatvergroting worden vaak preteachingslessen geboden. Voor leerlingen die moeite hebben met begrijpend lezen kan worden gekozen voor voorinstructie, herinstructie, instructie in de kleine groep, ICT ondersteuning of voor het alleen aanleren van de minimumdoelen.
10
4
Kerndoelen en tussendoelen
De kerndoelen beschrijven wat de leerlingen na het volgen van het basisonderwijs moeten kennen en kunnen. Per 1 augustus 2005 heeft het basisonderwijs meer ruimte gekregen om zelf invulling te geven aan het onderwijs. Het aantal kerndoelen is gedaald van 118 naar 58. Voor het leesonderwijs staan de belangrijkste kerndoelen onder het kopje: "Schriftelijk taalonderwijs’’: De leerlingen leren informatie te achterhalen in informatieve en instructieve teksten, waaronder schema's, tabellen en digitale bronnen. De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het lezen van school- en studieteksten en andere instructieve teksten, bij systematisch geordende bronnen, waaronder digitale. De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te beoordelen in verschillende teksten. De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. Het eerste kerndoel heeft met name betrekking op het letterlijk en op het afgeleid begrip van het gelezene. Het tweede kerndoel gaat over het ordenend begrip Het derde kerndoel gaat over het oordelend begrip. Het vierde kerndoel heeft betrekking op de leesmotivatie. De kerndoelen zijn uitgangspunt voor methodeschrijvers en programmamakers. Maar het is goed om als school kritisch te kijken naar de wijze waarop de kerndoelen zijn uitgewerkt, wanneer het gaat om de keuze van een methode of programma. In het boek "Tussendoelen gevorderde geletterdheid, leerlijnen voor groep 4 tot en met 8" van Cor Aarnoutse en Ludo Verhoeven (red.) staan voor het voortgezet technisch- en voor het begrijpend lezen de volgende tussendoelen op de binnenflap van de kaft: Deze doelen staan ook in het Protocol leesproblemen en dyslexie voor groep 5 tot en met 8. Tussendoel 2: Technisch lezen Leerlingen in groep 5 t/m 8 gebruiken verschillende technieken om woorden snel en nauwkeurig te herkennen: 2.1 Ze herkennen lettercombinaties en spellingpatronen. 2.2 Ze herkennen lettergrepen in geschreven woorden. 2.3 Ze herkennen het unieke letterpatroon van (leen)woorden. 2.4 Ze maken gebruik van de betekenis van een woord. 2.5 Ze maken gebruik van de context van een woord.
Leerlingen in groep 5 t/m 8 gebruiken verschillende technieken om een tekst goed voor te lezen: 2.6 Ze gebruiken leestekens op de juiste wijze. 2.7 Ze lezen groepen van woorden als een geheel. 2.8 Ze lezen een tekst met het juiste dynamisch en melodisch accent. 2.9 Ze lezen een tekst in het juiste tempo en zonder spellinguitspraak. 2.10 Ze houden bij het voorlezen rekening met het leesdoel en met het publiek.
11
Tussendoel 4: Begrijpend lezen Leerlingen in groep 5 lezen eenvoudige teksten die verhalend, informatief en directief van aard zijn met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit: 4.1 Ze bepalen het thema van een tekst en activeren hun eigen kennis over het thema. 4.2 Ze koppelen verwijswoorden aan antecedenten. 4.3 Ze lossen het probleem van een moeilijke zin (of zinnen) op. 4.4 Ze voorspellen de volgende informatie in een tekst. 4.5 Ze leiden informatie af uit een tekst. 4.6 Ze onderscheiden verschillende soorten teksten zoals verhalende, informatieve, directieve, beschouwende en argumentatieve teksten. 4.7 Ze herkennen de structuur van verhalende teksten. Leerlingen in groep 6 t/m 8 lezen minder eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend of argumentatief van aard zijn met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit: 4.8 Ze zoeken, selecteren en verwerken op een doelbewuste en efficiënte manier informatie uit verschillende bronnen. 4.9 Ze leiden betekenisrelaties tussen zinnen en alinea's af en herkennen inconsistenties. 4.10 Ze stellen zelf vragen tijdens het lezen. 4.11 Ze bepalen de hoofdgedachte van een tekst en maken een samenvatting. 4.12 Ze herkennen de structuur van teksten. 4.13 Ze plannen, sturen, bewaken en controleren hun eigen leesgedrag. 4.14 Ze beoordelen teksten op hun waarde. Tussendoel 6: Informatieverwerving Groep 5: 6.1 De kinderen zoeken snel woorden op die alfabetisch zijn geordend. 6.2 Ze kennen de functie en opzet van verschillende informatiebronnen zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet. 6.3 Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet. 6.4 Ze zoeken in een documentatiecentrum of schoolbibliotheek een boek of ander materiaal op een efficiënte manier op met behulp van een trefwoordenlijst of de computer. 6.5 Ze herlezen een tekst of delen van een tekst als dat nodig is. 6.6 Ze stellen zichzelf relevante vragen voor en na het lezen van een tekst. Groep 6 tlm 8: 6.7 De kinderen kennen de betekenis en functie van verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet. 6.8 Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften, spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet. 6.9 Ze zoeken in een openbare bibliotheek boeken of andere materialen op een efficiënte wijze op met behulp van een computer. 6.10 Ze maken een schema, uittreksel of samenvatting van een verhalende of informatieve tekst. 6.11 Ze stellen zichzelf relevante vragen voor, tijdens en na het lezen van een tekst.
12
Tussendoel 7: Leeswoordenschat Groep 4 en 5: 7.1 Kinderen breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat diepe woordbetekenissen ontstaan. 7.2 Ze maken onderscheid tussen vorm- en betekenisaspecten van woorden. 7.3 Ze kunnen eenvoudig figuratief taalgebruik interpreteren. 7.4 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het afleiden van de betekenis van woorden uit de tekst. 7.5 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het onthouden van nieuwe woorden. Groep 6 tlm 8: 7.6 Kinderen weten dat woorden onderschikkende en bovenschikkende betekenisrelaties kunnen hebben. 7.7 Ze weten dat woordparen betekenisrelaties kunnen hebben, zoals tegenstelling en synoniem. 7.8 Ze passen figuratief taalgebruik zelf toe. 7.9 Ze kunnen zelfstandig nieuwe woordbetekenissen afleiden en onthouden. 7.10 Ze weten hoe ze woorden kunnen opzoeken in naslagwerken (woordenboek, encyclopedie). Tussendoel 8: Reflectie op geschreven taal Groep 5: 8.1 Kinderen weten dat uiteenlopende tekstgenres verschillende functies hebben. 8.2 Ze hebben zicht op de processen van schriftelijk taalgebruik. 8.3 Ze maken onderscheid tussen woordsoorten. 8.4 Ze kennen de afgrenzing van een zin. 8.5 Ze kennen de globale structuur van verhalen en informatieve teksten. Groep 6 tlm 8: 8.6 Kinderen zijn in staat qua functie en structuur onderscheid te maken tussen verhalende, informatieve, argumentatieve, directieve en expressieve teksten. 8.7 Ze zijn in staat om verbuigingen van naamwoorden en vervoeging van werkwoorden te interpreteren en toe te passen. 8.8 Ze beheersen basale grammaticale begrippen, zoals onderwerp, gezegde en persoonsvorm. 8.9 Ze maken het onderscheid tussen formeel en informeel gebruik van geschreven taal. 8.10 Ze begrijpen dat de geschreven taalcode is gebaseerd op de standaardtaal.
13
5.
Een leesmethode kiezen
Het is niet eenvoudig om een goede keuze te maken voor een nieuwe methode. Vooral niet omdat het aanbod van methodes voor technisch lezen en voor begrijpend lezen steeds uitgebreider wordt. Wanneer denkt een school aan het vervangen van de leesmethode? De resultaten van de gebruikte methode stemmen niet tot tevredenheid. De didactiek van de gebruikte methode is sterk verouderd. De differentiatiemogelijkheden van de gebruikte methode schieten te kort. Het onderwijsconcept van het team is gewijzigd en dus willen de teamleden met nieuwe programma's en materialen gaan werken. De gebruikte methode zal binnenkort worden vervangen door een andere methode.
Wanneer een school denkt aan de aanschaf van een nieuwe leesmethode zijn er diverse stappen te onderscheiden in het keuzeproces. Stap 1. Het team wordt geïnformeerd over de laatste ontwikkelingen op het gebied van de leesdidactiek en formuleert criteria. Het is verstandig om allereerst twee zaken te inventariseren. Wat vinden de teamleden van de huidige methode? Wat bevalt goed en wat zouden ze liever anders zien? Wat zijn de wensen als het gaat om de keuze van een nieuwe methode? Op deze manier ontstaat een lijst met criteria, die het team gebruiken kan bij het beoordelen van de methodes waaruit gekozen kan worden. Er is echter een risico verbonden aan deze aanpak. Leerkrachten noemen vaak allereerst criteria die betrekking hebben op de volgende aspecten: het gebruik van de handleiding, het leerlingenmateriaal, de mogelijkheden tot zelfstandig werken en het werken in combinatieklassen, de differentiatiemogelijkheden en de toetsing en de beoordeling en de registratie. De inhoud en de didactiek van het onderwijs is vreemd genoeg vaak een ondergeschoven kindje. Criteria als: de methode voor technisch lezen moet aandacht besteden aan het herhaald oefenen van de directe woordherkenning, er moeten veel flitsoefeningen in voorkomen, het onvoorbereid hardop voorlezen door de zwakke leerlingen moet worden vermeden, de oefeningen moeten betekenisvol zijn voor de leerlingen e.d. worden vaak nauwelijks genoemd. Bij de keuze van een methode voor begrijpend lezen is bijvoorbeeld de aandacht voor de woordenschat van belang, de techniek van het hardop voordenken door de leerkracht is belangrijk en het aanleren van strategieën is noodzakelijk. Toch zullen deze criteria minder genoemd worden dan de eerder genoemde. Het is daarom als eerste stap in het keuzeproces aan te raden als team uitgebreid kennis te nemen van de laatste ontwikkelingen op het gebied van de didactiek van het leesonderwijs. Deze brochure probeert daar een eerste aanzet voor te bieden, maar wilt u als school meer informatie, dan kan daarbij bijvoorbeeld een onderwijsbegeleidingsdienst goede diensten bewijzen en natuurlijk uw verkoopadviseur van Koks Gesto.
14
Stap 2. De criteria vergelijken met de methodes die op de markt zijn. Omdat het aanbod van methoden erg groot is, kan dit behoorlijk wat werk opleveren. Enkele suggesties om desondanks snel tot een overzicht te kunnen komen en tot een selectie van een beperkt aantal methoden: Verdeel de taken binnen het team. Elk koppel van twee teamleden neemt een methode voor zijn rekening en beoordeelt in hoeverre de methode voldoet aan de genoemde criteria. In het team worden de beoordelingen besproken en wordt een keuze voor twee nader te bestuderen methodes gemaakt. Verdeel de taken binnen het team. Elk koppel van twee teamleden neemt een criterium voor zijn rekening en beoordeelt en vergelijkt alle beschikbare methodes op alleen dit criterium. In het team worden vervolgens de criteria besproken. Bij de bespreking van een criterium geven de leerkrachten, die dat criterium beoordeeld hebben, per methode aan wat hun waardering is en zij geven daarbij ook een onderbouwing. Wanneer de verschillende beoordelingen worden opgeteld is duidelijk welke methoden het meest voldoen aan de eisen van het team en dus nader bestudeerd moeten worden. U gaat bij de Onderwijsbegeleidingsdienst de methoden bekijken en vraagt voorlichting over de methoden. Het is mogelijk om de schoolbegeleider aan de hand van de geformuleerde criteria een voorselectie te laten maken uit de methoden. De schoolbegeleider zal vaak gerichte vragen stellen als: "Wilt u een geïntegreerde taalleesmethode?" Wilt u een methode die leerlijnen biedt voor technisch lezen, begrijpend en studerend lezen en de leespromotie of zoekt u alleen een begrijpend en studerend lezen methode?" De schoolbegeleider beschikt ook over analyses van de leesmethodes. Uiteraard kan hier ook een rol zijn weggelegd voor uw verkoopadviseur van Koks Gesto. Het team bezoekt een Methode Oriëntatie Dag. Deze dagen worden door de educatieve uitgeverijen in samenwerking met schoolbegeleidingsdiensten op diverse plaatsen in het land georganiseerd. Een nadeel van deze aanpak is dat het team opgesplitst moet worden in kleine groepjes. Ieder deel van het team krijgt van een uitgever een informatief verkoopverhaal te horen over de methode en bekijkt de materialen en komt daar (al dan niet) enthousiast van terug. Daarna is het vaak nog steeds lastig om uit te maken welke methoden nu het meest aan de criteria voldoen. Stap 3. Een voorselectie maken en deze methoden bestuderen. Het is nu mogelijk om twee methoden te selecteren en deze nader te bestuderen. Het beste kan dit door de teamleden van de groepen 4 tot en met 8 gebeuren, omdat die met de methode gaan werken. Om de methodes gericht te kunnen bekijken, kan er ook nu gekozen worden voor een taakverdeling. De criteria worden verdeeld onder de teamleden en per criterium worden de twee methodes vergeleken. De Onderwijsbegeleidingsdienst kan ook hierbij hulp bieden door kijkwijzers per criterium en per methode te verstrekken, zodat het bestuderen sneller kan plaatsvinden. Stap 4. Lessen uitproberen en informatie vragen aan scholen die de methoden al gebruiken. De leerkrachten geven ieder een lessenserie uit beide methoden. De lessen kiezen ze uit het materiaal voor het leerjaar, waaraan zij op dat moment lesgeven. Ze noteren per criterium wat hun ervaringen zijn. Bij de keuze van de lessenserie is het volgende van belang:
15
Probeer in de methoden vergelijkbare lessen te vinden. Bijvoorbeeld in beide methoden een les over het vinden van signaalwoorden (begrijpend lezen), of het oefenen van de leesmoeilijkheid x als s. (technisch lezen) Kies lessen, waarbij verwacht mag worden dat de leerlingen deze zonder veel problemen kunnen volgen. Dat is in de hogere groepen vaak lastig, omdat er een opbouw is in de lesstof en de leerlingen ook niet hebben geleerd hoe de methode werkt. Wanneer er problemen voorzien kunnen worden, probeer de leerlingen daar dan op voor te bereiden. Probeer een complete lessenserie te geven, inclusief de toets, zodat een volledig beeld wordt verkregen. Omdat het geven van lessen soms een vertekend beeld kan geven en veel organisatie vraagt (kopiëren van leerlingenmateriaal e.d.), kan ook gekozen worden voor het vragen van informatie aan scholen die de methode al gebruiken Ook hierbij is een aantal tips van belang: Maak een vaste lijst met vragen die aan alle scholen voorgelegd worden. (zowel aan de scholen die met methode A werken, als scholen die met methode B werken) Maak deze lijst op basis van de geformuleerde criteria en op basis van de vragen die bij de bestudering van de methoden zijn opgekomen. Maak een overzicht van de antwoorden/ reacties en leg deze naast elkaar, zodat het team een goede vergelijking maken kan. De onderwijsbegeleider en de verkoopadviseur van Koks Gesto kunnen ook informatie geven over gebruikerservaringen van scholen. Stap 5. Een leesmethode kiezen. Op een teamvergadering kan nu alle verzamelde informatie op een rijtje worden gezet en kan de meningsvorming en de besluitvorming plaatsvinden. De methode die wordt gekozen zal na bovenstaande uitgebreide en zorgvuldige procedure garant staan voor modern en inhoudelijk goed onderwijs, voldoen aan de gestelde criteria en de meeste teamleden aanspreken. Stap 6. De nieuwe leesmethode invoeren. Nadat de keuze gemaakt is, moeten er nog verschillende afspraken gemaakt worden. Bijvoorbeeld: Wanneer starten we met de nieuwe methode? In welke groepen voeren we de nieuwe methode in? Welke aandachtspunten zijn er bij de overgang van de oude naar de nieuwe methode? Is er overlap met andere methodes, waardoor we onderdelen over kunnen slaan of uit de andere methoden juist moeten verwijderen. (sommige begrijpend leesmethoden vertonen overlap met taalmethoden, doordat ze bijvoorbeeld allebei aandacht besteden aan het werken met het alfabet, aan woordenschatstrategieën e.d.) Moeten leerlijnen van de nieuwe methode en leerlijnen van reeds in gebruik zijnde methoden of werkwijzen op elkaar worden afgestemd? Denk bijvoorbeeld aan het maken van werkstukken en het houden van spreekbeurten. Dit zijn vaardigheden die soms zowel bij taal, als bij begrijpend lezen, als bij WO aandacht krijgen. Is er een invoeringsprogramma beschikbaar bij de nieuwe methode? Hoe gaan we met de nieuwe methode werken in de gecombineerde groepen? Hoe gaan we de eventuele software bij de nieuwe methode gebruiken? Hoe bergen we de materialen op? (bij sommige methoden zijn er kaartsystemen, kopieermaterialen, series leesboekjes, spelletjes, werkschriften, CD's e.d.)
16
Stap 7. De nieuwe leesmethode implementeren. Eigenlijk is stap 7 de belangrijkste stap. Het kiezen van een methode is één ding, maar er goed mee werken is een tweede. Het is belangrijk om de eerste jaren na de invoering aandacht te besteden aan het implementeren van de nieuwe methode. Vaak worden er in de methode nieuwe werkwijzen en didactieken geïntroduceerd. Omdat de leerkrachten vaak jarenlang op een bepaalde manier gewerkt hebben met de oude didactische aanpak, is het niet eenvoudig deze werkwijze zomaar te veranderen. Bovendien zijn de nieuwe methoden vaak ingewikkeld qua organisatie en differentiatie. Dit leidt regelmatig tot verschillende interpretaties door de diverse leerkrachten. Toch moet voorkomen worden dat in de ene groep op een andere manier met de methode gewerkt wordt dan in de andere groep. Het is dus aan te bevelen om tijdens studiemomenten het werken met de methode systematisch door te nemen. De school kan ervoor kiezen hierbij ondersteuning te vragen aan de schoolbegeleider, die dit proces al met verschillende andere scholen heeft meegemaakt. Eventueel kunnen er klassenconsultaties plaatsvinden, waarbij leerkrachten persoonlijk worden ondersteund bij het werken met de nieuwe methode.
17
6
Wetenswaardigheden die van belang zijn bij de keuze van een nieuwe leesmethode.
Met betrekking tot een voortgezet technisch leesmethode: Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat kinderen rond hun 9e jaar nauwkeurig, vlot en met begrip zouden moeten kunnen lezen. Na het 9e jaar is de gevoelige periode blijkbaar over en zijn de effecten van remediëring beperkt. Kijk dus of de methode nastreeft, dat ook de leerling met leesproblemen de einddoelen voor het technisch lezen haalt als hij in groep 6 zit. De leerkracht doet er toe! Een goede methode is belangrijk, maar nog belangrijker is de leerkracht die met de methode werkt. Risicoleerlingen die twee jaar lang door zeer goede leerkrachten werden begeleid, werden succesvolle lezers. Leerkrachten die hun methode niet op de juiste manier gebruiken hebben vaak meer probleemlezers. Goede, effectieve leesscholen onderscheiden zich vooral door duidelijk toetsbare doelen, hoge verwachtingen over de mogelijkheden van de leerlingen, het werken met goede programma's en methoden, een sterke pro-actieve gerichtheid en het zich verantwoordelijk voelen voor èn de leerlingresultaten èn het welzijn van de leerlingen. Het is van belang om het leesproces van leerlingen met leesproblemen te versnellen en niet te vertragen. Vaak is de opvatting dat een tweede leerlijn voor deze leerlingen de beste oplossing is. De leerling kan zich dan in eigen tempo ontwikkelen. Het risico is dan echter zeer groot, dat het leertempo alleen maar meer wordt vertraagd. Het is beter om door extra instructietijd en door extra oefentijd voor de leerling te creëren, ervoor te zorgen dat het leerrendement groter wordt. Bij het vergelijken van de manieren van differentiëren in de diverse methodes kan dit een belangrijk aandachtspunt zijn. Vroegtijdige signalering van leerlingen met speciale leerbehoeften is belangrijk. Snelle aangepaste begeleiding ook. Resultaten die zijn behaald bij het ELLO- en het BOVproject laten zien dat vroegtijdig ingrijpen leidt tot betere leesresultaten. Gerichte instructie voor de leerlingen met speciale leerbehoeften is nodig tot en met AVI 9. Gerichte instructie voor leerlingen die zonder hulp de streefdoelen halen is overbodig. Oefening baart kunst. Het is logisch dat de aanpak waarbij leerlingen de gelegenheid hebben zo veel mogelijk te lezen ook het meeste rendement oplevert. Het vrij lezen is dus groep 4,5 en 6 te verhogen. Bovendien vergroot dit het leesplezier. Aanvullend kunnen leerlingen met speciale leerbehoeften een uur per week extra instructie en oefentijd krijgen. Met betrekking tot een begrijpend leesmethode: De meeste methoden beginnen in groep 4. Uit onderzoek blijkt dat begrijpend luisteren bij de kleuters een goede voorbereiding is voor begrijpend lezen in groep 3 en 4. De leerlingen leren begrijpend luisteren onder andere door herhaald en interactief voorlezen en door het werken met de verteltafel. De leesstrategieën worden vaak verdeeld in drie groepen, afhankelijk van het tijdstip dat de leerling ze kan gebruiken: vaardigheden voor het lezen, tijdens het lezen en na het lezen. De vaardigheden laten zich vertalen in leesvragen:
18
Voor het lezen: Oriëntatie op de tekst: "Waar gaat het over?". "Wat weet ik al van het onderwerp? " "Wat is het leesdoel?" "Hoe ga ik de tekst lezen?" "Welke woorden en begrippen ken ik nog niet?" Tijdens het lezen: "Welke woordbetekenissen kan ik uit de tekst afleiden?" "Begrijp ik alle verwijsrelaties in de tekst?" "Kan ik een lastig deel van de tekst door het opnieuw te lezen, wel snappen?" "Hoe zal de tekst verder gaan?" ‘’Wat vind ik het belangrijkste in dit tekstfragment?" Na het lezen: "Wat is het voor tekst?" "Wat kan ik met de tekst?" "Wat bedoelt de schrijver met de tekst?" "Klopte mijn voorspelling?" "Wat is de hoofdgedachte/ de rode draad?" "Is mijn leesdoel bereikt?" "Begrijp ik de tekst als geheel? Waarom wel of juist niet?" "Hoe kan ik belangrijke informatie uit de tekst onthouden?" "Hoe kan ik informatie uit de tekst gebruiken of toepassen?" Bekijk in de methoden of en hoe deze strategieën aangeleerd worden. Vaak wordt onderscheid gemaakt tussen begrijpend lezen en studerend lezen. Bij begrijpend lezen gaat het om leesbegrip, bij studerend lezen gaat om het om het gebruik maken van de informatie die de tekst biedt, voor een presentatie of voor een werkstuk. Het gaat dan dus om opzoek- en studievaardigheden. De diverse methoden gaan verschillend om met dit onderscheid. De ene methode maakt in het geheel geen onderscheid. Een andere methode biedt beide vaardigheden geïntegreerd aan. Weer een andere methode heeft bij iedere tekst een begrijpend leesles en een studerend leesles en weer een andere methode oefent eerst de vaardigheden voor het begrijpend lezen en daarna de vaardigheden voor het studerend lezen. Het is interessant om te bepalen waar de voorkeur van het team naar uitgaat en daarna de methodes te bekijken. Stellen en begrijpend lezen hebben veel met elkaar te maken. Zowel bij leesbegrip als bij stellen, leren de leerlingen de kenmerken van de verschillende tekstsoorten herkennen en toepassen. Bij stellen heeft de schrijver een bedoeling, bij begrijpend lezen proberen we de bedoeling van de schrijver te achterhalen. Voor de leerlingen is het inzichtelijk wanneer de supplementaire doelen van het stellen en het begrijpend lezen helder worden gemaakt. Het is interessant om te bekijken hoe methoden hiermee omgaan. Eén methode heeft onder andere om deze reden taal en begrijpend lezen geïntegreerd (Taalleesland). In de praktijk wordt studerend lezen vaak los gezien van het onderzoeken van de dingen, terwijl er aan studerend lezen toch echte vragen ten grondslag zouden moeten liggen. Leg dus altijd, ook wanneer de methode dat niet doet, een relatie tussen de aangeleerde vaardigheden en de werkelijkheid. Laat de geleerde vaardigheden toepassen bij de overige activiteiten zoals wereldoriëntatie.
19
Leerlingen moeten met een verscheidenheid aan teksten in aanraking worden gebracht. Dan leren zij dat teksten verschillende functies kunnen hebben (verhalend/ informerend/ voorschrijvend/ oordelend) en dat je teksten afhankelijk van hun functie ook anders moet lezen. In hoeverre voldoet de methode hieraan? Het is van belang dat leerlingen weten wat ze leren. Het doel van de les moet duidelijk zijn. Niet alleen voor de leerkracht, maar de leerkracht moet het ook aan de leerlingen duidelijk kunnen maken. Dat vergroot de motivatie voor de leerlingen en het maakt het ook mogelijk om na de les samen te kijken of het doel van de les is bereikt. Dit helpt weer om de leerlingen het geleerde beter te laten onthouden.Helpt de methode om de doelen van de les aan de leerling duidelijk te maken?
20
7
Leesbevordering
Wanneer kinderen plezier hebben in het lezen, heeft dit een positief effect op hun leesvaardigheid. Boekpromotie en leesbevordering zijn dus belangrijke aspecten van het leesonderwijs op de basisschool. Er zijn veel manieren waarop de leerkracht aan leesbevordering kan werken. Hieronder worden de volgende mogelijkheden besproken: 1. Voorlezen. 2. Boekpromotie d.m.v. boekpresentatie en boekbespreking. 3. Inrichten van een aantrekkelijke leeshoek in de klas. 4. Dagelijks de gelegenheid geven tot vrij lezen in de leukste kinderboeken. 5. Praten over boeken in de klas. 6. Meedoen aan landelijke activiteiten rond boekpromotie. 7. Gebruik maken van boekpromotie sites op internet. 8. Inzetten van een methodische aanpak van Leesbevordering. 1. Voorlezen. Uit NIPO- onderzoek is gebleken dat ruim eenderde van alle kinderen tot en met 12 jaar niet meer regelmatig wordt voorgelezen. Slechts 40% van de kinderen van 9 tot 12 jaar wordt nog voorgelezen terwijl 9 van de 10 ouders voorlezen wel belangrijk vinden. Waarom is voorlezen zo belangrijk? Het overbrugt de kloof tussen wat kinderen graag zouden willen lezen en wat ze kunnen lezen. Het wekt de belangstelling van de leerlingen op voor jeugdliteratuur. Kinderen ontdekken welke boeken leuk zijn om te lezen en welke schrijvers de moeite waard zijn om te lezen. Wanneer de leerkracht een boek heeft voorgelezen willen de kinderen het boek vaak zelf ook lezen. Het bevordert de rust in de groep en het heeft een ontspannende, sociale (saamhorigheidsgevoel) en soms amuserende of troostende functie Het vergroot de algemene ontwikkeling. Kinderen maken kennis met andere gewoonten en leefomstandigheden dan die van henzelf. Het versterkt het taalgevoel en het vergroot de woordenschat van de leerlingen. Kinderen maken kennis met verschillende genres verhalen en ontdekken dat verhalen een verschillende opbouw kunnen hebben. Meer informatie over voorlezen zijn te vinden op de volgende sites: www.denationalevoorleeswedstriid.nl www.biblioweb.nl voor titels van mooie voorleesboeken. www.edufield.nl voor aanwijzingen voor het voorlezen. www.planet.nl voor algemene informatie over voorlezen. www.leesplein.nl www.taalsite.nl/lexicon/Voorlezen/ 2. Boekpromotie d.m.v. boekpresentatie en boekbespreking. Kinderboeken presenteren is nog niet zo eenvoudig. De bedoeling van een presentatie is dat de leerlingen enthousiast worden voor het boek en nieuwsgierig worden en het graag zelf willen lezen. Belangrijk is om de leerlingen het boek te laten zien, de achterflap met de korte inhoud voor te lezen en eventueel een pakkende passage uit het boek. Nog leuker wordt het echter, wanneer de leerkracht een voorwerp meeneemt dat een belangrijke rol speelt in het boek en aan de
21
leerlingen vraagt wat dat voorwerp met het boek te maken heeft. Je kunt een boekbespreking ook langzaam opbouwen. De eerste dag wordt het boek getoond en de illustraties samen bekeken. De leerlingen vertellen waar zij denken dat het boek over zal gaan. De leerkracht schrijft dit op het bord. De tweede dag leest de leerkracht de achterflap voor en neemt een belangrijk voorwerp mee dat bij het boek hoort. Weer bespreken de leerlingen waarover het boek zal gaan. De leerkracht schrijft ook deze ideeën weer op het bord. De derde dag leest de leerkracht een spannend stukje uit het boek voor en vertelt wat van de schrijver. De leerlingen krijgen nu een laatste kans om hun verwachtingen te vertellen. Er wordt een intekenlijst klaargelegd voor leerlingen die het boek graag zouden willen lezen. Wanneer een aantal leerlingen het boek gelezen hebben, mogen zij vertellen of de verwachtingen van de klas kloppen met het werkelijke verhaal. Ook leerlingen kunnen boeiend vertellen over de boeken die ze gelezen hebben en andere kinderen uit de groep nieuwsgierig maken en motiveren om het boek ook te lezen. Eén van de mogelijkheden is de leerlingen één of twee keer per jaar een zogenaamde boekenspreekbeurt te laten houden. Natuurlijk wordt deze spreekbeurt goed voorbereid en zorgt de leerkracht dat daarvoor voldoende tijd wordt ingepland. Een andere mogelijkheid is meerdere keren per week enkele leerlingen kort over een leuk of spannend boek te laten vertellen. 3. Inrichten van een aantrekkelijke leeshoek in de klas. Richt in de klas een aantrekkelijke leeshoek in. Daar kunnen verhalende boeken in staan, maar ook informatieve boeken en tijdschriften. Ook stripboeken mogen niet ontbreken. Voor iedere leerling moet er wat wils zijn. De boekenhoek of leeshoek kan op een aantrekkelijke manier aangekleed worden door posters over boeken of door een vitrinekast met (nieuwe) boeken met daarbij horende platen of voorwerpen. De leerlingen kunnen ook zelf posters maken, door een kleurenkopie te maken van de kaft van een boek en deze op te plakken op een groot gekleurd vel papier. Daarbij kunnen de hoofdfiguren uit het boek getekend worden of stukken uit de tekst worden opgeschreven. Hierdoor worden andere leerlingen weer nieuwsgierig naar de inhoud van het boek. In de boekenhoek kan ook een schrift gelegd worden waarin de leerlingen op kunnen schrijven over welk boek zij wel eens met een andere leerling zouden willen praten. Andere leerlingen schrijven hun naam daaronder. Zij tekenen als het ware daarop in en zo ontstaat er een gespreksgroepje. Op één dag in de week geeft de leerkracht gelegenheid om samen over boeken te praten. Er kan ook een tipschrift gemaakt worden, waarin leerlingen op mogen schrijven waarom zij een boek leuk of spannend vinden. Zij schrijven erbij welke klasgenootjes dat boek waarschijnlijk ook heel mooi zullen vinden. De andere leerlingen kunnen daarin zoeken naar boeken die zij kunnen kiezen om te lezen. Als zij het boek hebben gelezen, kunnen zij hun mening op de bladzijde erbij schrijven. 4. Dagelijks de gelegenheid geven tot vrij lezen in de leukste kinderboeken. Zoals eerder beschreven is niets zo motiverend voor het leesplezier als het lezen in mooie, spannende en boeiende boeken. Het is dan niet voldoende om leerlingen te stimuleren om te gaan lezen wanneer ze klaar zijn met hun werk, zoals nog veelal in de praktijk gebeurt. Op die manier zijn het vaak dezelfde leerlingen die toekomen aan het vrij lezen, terwijl er een groep leerlingen bijna nooit aan toekomt. Dit zijn de trage of niet zo sterke leerlingen. Het zijn vaak juist deze leerlingen, die de leerkracht wil motiveren voor het lezen in mooie boeken. Regelmatig staat één keer in de week een half uur of drie kwartier vrij lezen op het rooster. Maar voor de zwakke lezers is dit vaak te lang om geboeid te blijven lezen. Iedere dag op een vast tijdstip een kwartiertje lezen is al voldoende om leerlingen kennis te laten maken met heel veel kinderboeken. Zorg dan wel voor absolute leesrust, zodat de leerlingen ook werkelijk kunnen wegdromen in het verhaal.
22
5. Praten over boeken in de klas. Geef regelmatig de gelegenheid om met elkaar te praten over boeken die de leerlingen hebben gelezen. Dat kan door bijvoorbeeld een thema centraal te stellen of een schrijver. De ene keer gaat het gesprek over spannende boeken. De volgende keer over boeken die over problemen gaan, die de leerlingen tegen kunnen komen, zoals pesten of ziek zijn of iemand in de familie die is overleden. Maar het kan ook gaan over gewone onderwerpen zoals boeken over dieren(paarden), hobby's (ballet/ voetbal), vakantie en avonturen in verre landen. Er kunnen ook verschillende genres aan de orde komen zoals prentenboeken, boeken met gedichten, boeken die in het verleden of boeken die in de toekomst spelen, griezelboeken en detectives, oorlogsboeken en zelfs verhalen over verliefd zijn. Tenslotte kunnen serieboeken worden besproken. Leerlingen lezen die graag. Ze hoeven niet telkens kennis te maken met nieuwe hoofdfiguren en zijn vaak nieuwsgierig wat hun held nu weer zal beleven. Bijvoorbeeld van Guus Kuijer de Madelief serie of de Polleke serie. Van Jacques Vriens de Meester Jaap serie, de avonturen van Tommie en Lotje. Van Nanda Roep de Tanja serie. Van Francine Oomen de Hoe overleef ik serie, et cetera. Het grote voordeel van het samen praten over boeken is dat leerlingen veel ideeën krijgen over boeken die zij graag zouden willen lezen. Maar ook krijgen zij de gelegenheid om te verwoorden wat hen aanspreekt in een boek. Ze praten over gevoelens, voorkeuren en meningen. Voor het spreken en luisteren kun je bijna geen betere activiteit bedenken. 6. Meedoen aan landelijke activiteiten rond boekpromotie. Op de site van Stichting Lezen staat een Calendarium met daarop alle activiteiten die georganiseerd worden om het lezen te promoten. Enkele voorbeelden: Eetlezen met de schrijver van uw dromen; Annie M.G. Schmidt Dag (20 mei) Boekenpret, een leesbevorderingsproject met materialen en activiteiten om het voorlezen aan jonge kinderen te bevorderen. Instellingen en scholen kunnen via de gemeente deelnemen aan het project. De gemeente kan van Stichting Lezen subsidie krijgen. De kinderboekenweek met jaarlijks een ander thema (in 2005 is dat Magie). De Nationale voorleeswedstrijd (in mei is na diverse voorrondes in Muziekcentrum Vredenburg de finale) Fantasia, een leesbevorderingsproject, waarbij bibliotheek, ouders, boekhandel en mogelijk de onderwijsbegeleidingsdienst samenwerken om de leesmotivatie van leerlingen te vergroten.De gemeente kan van Stichting Lezen subsidie krijgen. Een duik in de tijd: leerlingen krijgen voor ieder gelezen boek een sticker. Wie de eindstreep bereikt krijgt een beloning. Ieder jaar staat een ander thema centraal. Het Nationale Voorleesontbijt als start van de nationale voorleesdagen. De gouden @penstaart. Kinderen van 9 tot 13 jaar kiezen de beste kinderwebsite en kindercd- Rom van het jaar 7. Gebruik maken van boekpromotie sites op internet. Alle kinderboekenschrijvers hebben tegenwoordig een eigen site. Dit is erg handig voor de leerkracht die aan de leerlingen meer informatie wil geven over de schrijver van een boek waarover hij of zij iets wil vertellen. Maar voor de leerlingen is het ook leuk om iets meer te weten te komen over de schrijver van het boek dat hij heeft gelezen of wil gaan lezen. Een goede site is: www.leesfeest.nl onder bio staan de biografieën. Onder recensies kunnen de leerlingen beoordeling van kinderboeken lezen. Zie verder de sites bij voorlezen.
23
8. Gebruik maken van een methodische aanpak van Leesbevordering. De school maakt bij voorkeur beleid op het gebied van de leesbevordering. Dit kan door het opstellen van een schoolleesplan Leesbevordering. Een schoolleesplan zorgt er voor dat de vrijblijvendheid van leesbeleving en leesplezier wordt omgezet in een strategische en gestructureerde benadering van het lezen. De school kan bij het opstellen van een schoolleesplan gebruik maken van de kennis en de ervaring van de Onderwijsbegeleidingsdienst, de bibliotheek medewerkers, Probiblio en van de steun van Stichting Lezen. Stichting Lezen is een landelijke Stichting, die zich bezighoudt met het ondersteunen en het geven van inhoudelijke informatie over leesbevorderingsprojecten. Bekende voorbeelden zijn het Fantasiaproject en Boekenpret. Een school kan ook een methode kiezen voor leesbevordering, zoals bijvoorbeeld Waarderend lezen van Malmberg, of de leerlijn Leesbevordering van Ondersteboven van lezen. In het boek "Tussendoelen gevorderde geletterdheid, leerlijnen voor groep 4 tot en met 8" van Cor Aarnoutse en Ludo Verhoeven (red.) staan de volgende tussendoelen voor leesbevordering op de binnenflap van de kaft: Tussendoel 1: Lees- en schrijfmotivatie Groep 5: 1.1 Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor lezen en schrijven. 1.2 Ze beschouwen lezen en schrijven als dagelijkse routines. 1.3 Ze zien geschreven taal als communicatiemiddel. 1.4 Ze hanteren geschreven taal als middel voor informatieverwerving. 1.5 Ze ervaren geschreven taal als expressiemiddel. Groep 6 t/m 8: 1.6 Kinderen waarderen bestaande werken op het terrein van fictie. 1.7 Ze waarderen werken op het terrein van non-fictie. 1.8 Ze waarderen bestaande werken op het terrein van poëzie. 1.9 Ze hebben een positief zelfbeeld tegenover het gebruik van geschreven taal. 1.10 Ze onderkennen het persoonlijk en maatschappelijk belang van geletterdheid.
24
8 Methoden voortgezet technisch lezen De geïntegreerde methode Ondersteboven van lezen staat beschreven in hoofdstuk 9: Methoden begrijpend en studerend lezen.
8.1 Goed Gelezen! Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2005 Malmberg groep 4 t/m 6
Naast deze module VTL is de module verschenen voor begrijpend/studerend lezen. Kenmerken: • Eenvoudig 3-stappenmodel. • Handleiding zeer overzichtelijk en compact ( 1 pagina per les). • Lessen worden afgewisseld met leerkrachtgebonden en leerkrachtvrije lessen. • Didactiek sluit aan op iedere aanvankelijk leesmethode. • Voor ieder blok apart werkboek. • Onderwerpen sluiten aan bij Goed Gelezen ! BL (versie 2005). • Flexibel inzetbaar. • Directe instructie. • Leestechniek op woord-, zins- en tekstniveau. Leerstofinhoud: Belangrijk is het Stappenmodel: • Voor het lezen • Lezen • Na het lezen Lesopbouw: Elk jaar een programma van 30 weken met daarin 6 blokken van 5 weken met elke week een instructie- en verwerkingsles. Men gaat uit van 2 lessen van 30 minuten per week met om en om een instructieles (boekles) en een verwerkingsles (werkboekjes). In de boekjes (=leerkrachtgebonden) wordt aan de hand van bovengenoemde 3 stappen de les doorgenomen. In de verwerkingsles maken leerlingen de opdrachten zelfstandig. De werkboekjes zijn alleen bedoeld voor die kinderen die voor dat blok extra hulp nodig hebben. Elk blok wordt afgesloten met een stap in je rol-les en een les vrij lezen. Allerlei: De lesstof is alleen bedoeld voor de leerlingen die in het aangeboden blok problemen hebben met het aangeboden leesdoel. Voor de betere leerling wordt verwezen naar de kopieermap van Goed Gelezen! begrijpend/studerend lezen 2005.
25
In de handleiding (in ringband) komt in het algemene deel aan de orde: • De structuur van de methode. • De doelen en leesaanpakken in de desbetreffende groep. • Soorten leesteksten en moeilijkheidsgraad. • Het stappenplan. • Toelichting bij de leskaarten en de kopieerbladen. • Toetsing. • Leesobservatie. In het lesspecifieke deel staat per les aangegeven: lesdoel, kernpunten (welke leesregel, zinnen, steunwoorden) en lesaanwijzingen bij de stappen.
Materiaal: Per groep: Handleiding Leerlingenboek Werkboekje
26
8.2 Estafette Nieuw Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2009 (groep 7/8 gereed in 2010) Zwijsen 4 t/m 8
Uitgangspunten: • Volledig afgestemd op nieuwe AVI niveaus • Doorgaande lijn tot en met groep 8 • Goede aansluiting op Veilig Leren Lezen • Zowel verhalende als informatieve teksten • Eerst goed, dan vlot en vloeiend Leerstofinhoud: De methode gaat uit van drie aanpakken: Aanpak 1: Risicolezers Aanpak 2: Methodevolgers Aanpak 3: Betere lezers Door deze aanpakken krijgen kinderen leesonderwijs op maat. Omdat er uit wordt gegaan van convergente differentiatie kunnen de risicolezers zich optrekken aan de betere lezers.
Opbouw Estafette Nieuw gaat uit van 32 lesweken waarin de kinderen in groep 4/5 per week 3 basislessen en 1 toepassingsles krijgen en in groep 6/7/8 per week 2 basislessen en 1 toepassingsles krijgen. De risicolezers krijgen nog 1 uur extra leestijd per week aangeboden. Na elke periode van 8 weken is er ruimte om aandacht te geven aan vrij lezen en leesbevordering. Estafette Nieuw kent 4 lesfasen: introductie, instructie, verwerking en afronding. De introductie en afronding is een fase die door de hele groep samen wordt gedaan. Elke les begint in het werkboek waarbij leesmoeilijkheden eerst worden geoefend met de bedoeling een pre-teaching effect te creëren. Tijdens de instructiefase gaan de kinderen van aanpak 3 na een korte werkinstructie zelfstandig aan de slag met een eigen werkboek: de Estafetteloper. De kinderen van aanpak 1 en 2 krijgen instructie. Bij de verwerkingsfase gaan de kinderen van aanpak 2 ook zelfstandig aan het werk en krijgen de aanpak 1 kinderen begeleiding bij de opdrachten.
Allerlei: De Estafetteloper voor aanpak 3 kinderen bevat een programma dat zelfstandig kan worden gemaakt. De kinderen volgen hierin de normale doorgaande lijn. Doordat aanpak 3 kinderen de les in een korter tijdsbestek maken, hebben zij tijd over voor vrij lezen. De Estafetteloper bevat opdrachten die bij het vrij lezen aansluiten. Estafette Nieuw heeft ook een Toetssite. Op de toetssite is het mogelijk om met behulp van de Cito-toets technisch lezen te bepalen welke aanpak geschikt is. De kinderen die uitvallen worden doorgetoetst en op basis van de toetsgegevens kan er een juiste aanpak worden vastgesteld. De toetssite geeft een overzicht van de
27
leesontwikkeling van de groep en per individu. Op basis van de gegevens wordt er ook een advies gegeven, zowel voor de groep als per individuele leerling. Estafette Nieuw sluit aan op het eindniveau van Veilig Leren Lezen 2e maanversie. Er is ter overbrugging ook een pakket E3 beschikbaar. Voor elk AVI niveau is er een Vloeiend en Vlot boekje voor het automatiseren van leesmoeilijkheden. Deze boekjes worden gebruikt door kinderen uit aanpak 1 en 2.
Materiaal: Per AVI niveau: • Werkboek of Estafetteloper • Leesboek • Omnibus • Vloeiend en vlot boekje • Handleiding • Antwoordenboek Per groep: • Zandlopers Per locatie: • Kopieermap • Gebruikswijzer • Toetsite • Leerkrachtassistent
28
8.3 Leeshuis Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2005 Noordhoff 4 t/m 7
Kenmerken: • Hoge streefdoelen • Intensief in plaats van extensief oefenen • Thematisch • Frequente toetsing • Werken op eigen niveau • Convergente differentiatie • Geschikt voor combinatiegroepen • Compacte handleiding
Leerstofinhoud: In groep 4 zijn 6 thema’s; in groep 5 t/m 7 12 thema’s per jaar. Deze zijn identiek aan de module Begrijpend en Studerend lezen. Groep 4 heeft lesstof voor 32 weken, groep 5 voor 36 weken, groep 6 voor 30 en groep 7 24 weken. In groep 4 zijn er 3 lessen per week, in groep 5 en 6 2 lessen en in groep 7 is er 1 les per week. De lessen zijn klassikaal, maar er kan gekozen worden om minder aandacht te besteden aan VTL. Hiervoor zijn de zogenoemde basislessen opgenomen. Door de afwisseling van leerkrachtgebonden lessen en leerkrachtvrije lessen is het goed mogelijk deze methode voor combinatiegroepen in te zetten. Een integraal onderdeel van de methode is leesbevordering.
Lesopbouw: De lessen bestaan uit een leerkrachtgebonden en een leerkrachtvrije les (Les ZW). Leerkrachtgebonden les: Voor de zwakkere lezers is er een stapje vooraf. Klassikaal: oriëntatie Klass. of zelfst: instructie en oefenen Klass. of zelfst: lezen Zelfst: vrij lezen Klass.: aflsuiting
Les ZW:
Oriëntatie (indien er tijd is) Zelfst. oefenen Zelfst. lezen Vrij lezen Afsluiting (indien er tijd is)
29
Allerlei: • De handleidingen zijn goed overzichtelijk. Alle benodigde informatie staat op 2 pagina’s. Ook voor de lessen ZW staat de benodigde informatie op 2 pagina’s. Inclusief de “steuntjes in de rug”. • Voor de toetsen staat in de handleiding alles praktisch bij elkaar: doelen, observatiepunten en een schema voor analyse en normen. Met behulp van registratiebladen worden de vorderingen en aandachtspunten genoteerd. De oefenstof kan hier vervolgens op aangesloten worden. • Er is een softwarepakket voor groep 4. De software volgt de leerlijn van de methode, per eenheid van 2 weken. • Zwakke lezers kunnen oneindig oefenen indien gewenst. Met maximaal 2x 15 minuten oefenen per week is het effect het grootst. • ZW oefeningen in werkboek. • Differentiatie op lesniveau en themaniveau: Op lesniveau stapje vooraf en een steuntje in de rug tijdens instructie en oefenen. Op themaniveau volgt na elke toets herhaling en verrijking. Herhaling op kopieerbladen, verrijking op leeskaarten.
Materiaal: Leesboek Werkboek Kopieerbladen Handleiding Leeskaarten Leeskaarten antwoordenboek Software (groep 4) Methodeboek
30
8.4 Leesparade Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2001 Delubas groep 4 t/m 8
Kenmerken: • Houdt rekening met niveauverschillen • Eenvoudige organisatie • Afwisseling instructie-ZW
Leerstofinhoud: • Groep 4-5: Er is voor 32 weken lesstof aanwezig. Deze worden in 8 blokken van 4 weken aangeboden. Elke week zijn er 3 lessen van 30 minuten en een keuzeles. • • • •
Les 1: leespromotie/techniek en vrij lezen Les 2: instructie zwakke lezers/vrij lezen Les 3: vrij lezen (= keuzeles). Les 4: instructie zwakke lezers/vrij lezen
De oneven lessen zijn voor de hele groep. In de even lessen wordt gewerkt met een instructiegroep van zwakke lezers. • Groep 6-7-8: Ook 32 weken lesstof, 4 lessen per week, maar 2 ervan zijn keuzelessen. • • • •
Les 1: leespromotie/techniek en vrij lezen Les 2: voordrachtslezen en vrij lezen Les 3: vrij lezen en extra instructie zwakke lezers (keuzeles) Les 4: boekpresentatie (keuzeles)
Lesopbouw: Les met instructiegroep: Een woordtype wordt behandeld en geoefend. In een volgende les herhaald en toegepast. In deze lessen is er ook aandachtvoor leesbegrip. De verwerkingsopdrachten worden in een werkboek/ en of logboek gemaakt. Allerlei: • Aan het eind van iedere instructie- en herhalingsles staan verwijzingen en tips voor extra zorg. In de kopieermap staat extra oefenstof. Bij de methode is een leesserie van leesprentenboekjes ontwikkeld om zwakke lezers te stimuleren. • De kopieermap bevat tips voor ouders om thuis het lezen van hun kind te stimuleren. • Voor de hulp aan leerlingen met dyslexie is een speciale map Leesbalans voor Dyslexie.
31
•
Bij de keuze van woorden en zinnen is rekening gehouden met NT2-leerlingen zodat de methode voor deze groep geen extra problemen oplevert. • Elk lesblok sluit af met een toets. Er zijn twee toetsen: A) een toets voor de instructiegroep B) een toets voor de rest van de groep De handleiding bevat een normering van de toetsen, de resultaten worden op een administratieformulier in de kopieermap opgenomen. In de toetsen komen onderdelen voor leestechniek en leesbegrip voor en deze kunnen zowel klassikaal als individueel worden afgenomen.
Materiaal: Handleiding Kopieermap Logboek Leesboek Werkboek Antwoordenboek
32
8.5 Leeslijn Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2005 ThiemeMeulenhoff groep 4 t/m 6
Kenmerken: • Een complete leesmethode met een doorgaande lijn. • Kindgericht, adaptief leesonderwijs door 2 leerwegen: Leesweg voor de kinderen die instructieafhankelijk zijn, Leespad voor de instructieonafhankelijke leerlingen. • Echte leesboeken voor elke stap in de leesontwikkeling. • Instructie dmv Leesweg leerboeken en Leespad leerkaarten. • Fictie leesboeken én factie leesboeken (boeken die verhalende en zakelijke (non fictie) teksten combineren. • Aandacht voor lees- en boekpromotie. • Leerkrachtvriendelijke en duidelijke handleidingen. • Volgt de tussendoelen voor gevorderde geletterdheid. Leerstofinhoud: De doorgaande lijn zonder breukvlakken tussen de jaargroepen maakt dat kinderen met Leeslijn voortgezet technisch lezen verder gaan met lezen op het punt waar ze gebleven zijn. Wanneer voor aanvankelijk lezen met Leeslijn is gewerkt, dan gaat deze overgang als vanzelf en volgen de kinderen hun eigen leerlijn in hun eigen tempo. Wanneer er met een andere aanvankelijk leesmethode is gewerkt, dan starten de kinderen (afhankelijk van het leestechnisch niveau) met Leesweg niveau 1 of 2 en met Leespad op niveau 4 of verder. De leesontwikkeling in Leeslijn is verdeeld in 8 leesfasen. Het voorgezet technisch lezen bestaat de leesfasen 6 tot en met 8. Leesfase 6 Leesfase 7 Leesfase 8
Steeds moeilijker zinnen lezen (leesniveau 5,6, en 7) Leren voorlezen en expressief lezen (leesniveau 8 en 9) Functioneel lezen (leesniveau 10)
Lesopbouw: Eind groep 4 ronden de Leeswegkinderen het aanvankelijk lezen af en gaan daarna verder met het voortgezet technisch lezen. De leespadkinderen starten na het eerste kwartaal groep 4met het voortgezet technisch lezen. Het voortgezet lezen bevat leesniveau 5 tot en met 10. Leesweg (aanbevolen lessenschema) Groep 4: 36 weken 4 lessen per week Groep 5: 36 weken 3 lessen per week Groep 6: 36 weken 2 lessen per week Leespad De leespadkinderen werken in alle groepen zelfstandig met Leespad leesboeken en Leespad leerkaarten. De kaarten bevatten leesstrategieën, vragen en verwerkingsopdrachten die aansluiten bij het boek dat de kinderen hebben gelezen. De leerkaarten zijn opgebouwd
33
volgens het model van directe instructie, zodat de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen. Allerlei: • Uniek zijn de factieleesboeken, leesboeken over kinderen in een bijzondere leefsituatie. De verhalen worden ondersteund door zakelijke non-fictie teksten en een verklarende woordenlijst voor woordenbegrip. • De Leespad leerkaarten maken echt zelfstandig leren lezen in eigen tempo mogelijk. • Bijzondere aandacht voor het leren voorlezen. Dit wordt ondersteund door audiofragmenten. • Taalbeleid. • Bij alle teksten en opdrachten is er aandacht voor woordenschat. • Observatie en toetsing. • Aandachtspunten en richtlijnen voor observatie staan in de handleidingen en groepsmappen. De observatiegegevens worden in een voortgangsoverzicht vastgelegd. • Het ILO-toetsenpakket maakt het mogelijk instructie en oefening af te stemmen op de behoefte van de leerlingen. De ILO-toetsen zijn genormeerd door het ISOR (Universiteit Utrecht). • Speciale leerhulp. • Tijdens de automatiseringslessen is er tijd beschikbaar voor speciale leerhulp aan kleinere groepjes leerlingen. In de groepsmap staan hiervoor aanzingen. Materiaal: Per groep: Leerkrachtmateriaal • Handleiding met daarin de dagelijkse lesbeschrijvingen • Groepsmap met achtergrondinformatie, toetsen, kopieerbladen Leerlingenmateriaal • Leesweg leesboeken • Leesweg leerboeken • Leespad leesboeken • Leespad leerkaarten (inclusief audio-cd) Er is géén verbruiksmateriaal.
34
8.6 Lekker Lezen Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2007 Malmberg 4 t/m 8
Uitgangspunten: • Sluit aan bij oude en nieuwe AVI • Kinderen lezen op eigen niveau • Eenvoudige indeling in 3 leesgroepen • Eén leesgroep per les krijgt instructie
Leerstofinhoud: De klas wordt ingedeeld in drie leesgroepen: • Laagste AVI(leesgroep 1) • Eén na laagste AVI (leesgroep 2) • Hogere AVI-niveau’s (leesgroep 3) Leesgroep 1 en 2 krijgen instructie op een niveau hoger dan de kinderen beheersen. Na de basisles volgt een herhalingsles, waarbij de nadruk ligt op vlot en correct lezen van de tekst. De kinderen in leesgroep 3 werken zelfstandig op eigen niveau. Een gemiddelde leerling heeft 12 weken nodig om naar een hoger niveau te komen. Indien er meer oefening nodig is dan kan er 6 weken extra over worden gedaan. Kinderen die vooruit schieten kunnen na 6 weken naar een hoger niveau. Opdrachten in het computerprogramma kunnen hierbij de beslissing ondersteunen. Er zijn voor wat betreft de organisatie meerdere modellen mogelijk afhankelijk van het niveau van de groep. Er kan gekozen worden uit 3 of 4 lessen van 30 minuten per week. Dit is afhankelijk van het niveau van de school. Bij het model met 3 lessen krijgt leesgroep 1 twee keer per week (les 1 en 3) en leesgroep 2 één keer per week instructie (les 2). Leesgroep 3 krijgt geen instructie. Voor scholen met een leesniveau onder het landelijk gemiddelde wordt het model met 4 lessen per week geadviseerd. Bij dit model krijgt zowel leesgroep 1 als leesgroep 2 twee instructielessen per week.
Opbouw: Lekker Lezen heeft 6 thema’s. Elk thema duurt 6 weken. In totaal is er dus materiaal voor 36 lesweken. Elk thema bestaat uit 15 verschillende teksten, waarvan 3 keuzeteksten. De teksten zijn zowel informatief als verhalend. Gemiddeld gaan kinderen na 2 thema’s naar een hoger niveau. Kinderen die zich sneller ontwikkelen kunnen reeds na 6 weken (1 thema) naar een hoger niveau en worden dus niet langer dan strikt noodzakelijk is in een niveau gehouden. Voor kinderen die zich langzamer dan gemiddeld ontwikkelen zijn er extra thema’s beschikbaar.
35
Allerlei: Voor vertraagde lezers en voor het onderhoud in de bovenbouw is er een uitbreidingspakket beschikbaar met AVI 6 t/m 9+ (AVI M5 t/m E7) materiaal. Deze pakketten sluiten aan bij de belevingswereld van de bovenbouwkinderen. Het computerprogramma vervangt deels de instructie bij de basislessen die de kinderen uit leesgroep 2 zelfstandig doen. Het programma biedt een digitaal lesboek en uitleg. Er is ook extra oefenstof voor alle leerlingen. Op grond van de gemaakte oefeningen wordt een advies gegeven over het niveau dat de kinderen beheersen. Dit is terug te vinden in het leerkrachtgedeelte van de software. Iedere basisles staat beschreven op 2 pagina’s in de handleiding. De handleiding oftewel Leswijzer heeft een katern per thema. Bovenaan de pagina staat de benodigde informatie: lesdoel, materialen, moeilijke woorden etc. Verder staan er gele tekstballonnen met daarin de instructie bij de opdrachten. Door deze praktische handleiding heeft een les weinig voorbereidingstijd nodig. Alle teksten uit de leesboeken staan op luister-cd’s. Het voorlezen van de tekst kan dus door de leerkracht, de computer of mbv de luister-cd gedaan worden Bij elk thema horen 6 leeskaarten die betrekking hebben op de reeds gelezen teksten uit het thema. Deze zijn voor de kinderen in leesgroep 3 en bevatten gevarieerde opdrachten. De kinderen werken aan de kaarten aan het eind van een thema.
Materiaal: • Omkeerboeken • Werkboeken • Luistercd’s • Leeskaarten • 2 Handleidingen (1 voor AVI 2 t/5 en 1 voor AVI 6 t/m 9 • Antwoordenboeken • Computerprogramma • Uitbreidingspakket voor kinderen die met laag AVI niveau groep 4 binnen komen • Bovenbouwpakket • Methodewijzer
36
9 Methoden begrijpend en studerend lezen 9.1 Goed Gelezen! Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2005 Malmberg groep 4 t/m 8
Kenmerken: • Aanleren van leesstrategieën: eenvoudig 3-stappenmodel. • Afwisseling boek- en baklessen. • Toepassing op andere teksten en vakken. • Digitaal toetsen of toetsboekjes. • Directe instructie en zelfontdekkend leren: de leerkracht geeft instructie, geeft het voorbeeld en dan gaan de leerlingen zelf aan de slag. • Geschikt voor combinatiegroepen. Leerstofinhoud: Het stappenmodel heeft een zeer wezenlijke functie binnen de methode: • Stap 1 (oranje) : Voor het lezen Wat zie je al ? Wat weet je al? Wat ga je doen? • Stap 2 (blauw): Lezen- Leesvraag • Stap 3 (groen): Na het lezen Dit kan ik al Lesopbouw: • De 30 lesweken zijn als volgt verdeeld: • 6 blokken van 5 weken met daarin steeds 1 boekles (instructieles) en 1 bakles (verwerkingsles) • Elke 5e week is een toetsweek. • Elke les duurt 45 minuten. Er zijn dus leerkrachtgebonden instructielessen m.b.v. leerlingenboek en zelfstandig te verwerken lessen via de kaartenbak. Alle leerlingen volgen dezelfde instructie. De verwerking wordt op 3 niveaus uitgevoerd. De bakkaarten zijn namelijk verdeeld in 3 niveaus: blokje, rondje en sterretje. De leerkracht deelt n.a.v. toetsing de leerlingen per niveau in. Kinderen kiezen kaarten binnen hun niveau. Ook zijn er interactieve bakkaarten. Dit zijn opdrachten die via het computerprogramma gedaan moeten worden.
37
Allerlei: • Wijzigingen ten opzichte van de vorige versie: - Het uitgebreide stappenplan is ingekort van 8 naar 3 stappen. - Handleiding is veel overzichtelijker en compacter. - Aansluiting groep 3 is verbeterd. Het instapniveau is nu AVI 2. - Toetsen zijn verbeterd en bereiden veel beter voor op CITO-LVS. - Er is een computerprogramma voor alle leerlingen - Er is een koppeling met de module VTL mogelijk. • Differentiatie voor zwakkere lezers: Via voorinstructie. Eenvoudiger opdrachten. Bakkaarten geschreven op lager AVI-niveau (avi2). Speciale letterlijk begripsvragen. Invulbladen, uit te printen van cd-rom. Coach bij het computerprogramma. • Differentiatie voor de betere lezers: Bakkaarten waar een sterretje op staat. Stap uit je boek-les, koppeling naar andere teksten. Sommige lessen zijn boekpromotielessen. Kopieermap met daarin diverse soorten vragen uitgaande van principes van meervoudige intelligentie.
Materiaal: • Handleiding • Leerlingenboek • Kaartenbak met leskaarten en antwoordenboekje • Kopieermap • Toetsboek (is het enige verbruiksmateriaal) of • Toetsing via computerprogramma • Oefenprogramma op computer (anders dan toetsprogramma)
38
9.2 Tekst Verwerken 2e editie Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2006 Noordhoff 4 t/m 8
Uitgangspunten: • Overzichtelijke en compacte methode, 2 bladzijden lesboek en werkboek per week en 1 les per week. • Heldere didactiek, 1 leesstrategie per les • Veel afwisseling in tekstsoorten • Toetsboekje dat aansluit bij CITO Leerstofinhoud: Het eerste blok in groep 4 bestaat uit lessen begrijpend luisteren. De lessen vormen een effectieve overgang van het begrijpend luisteren in groep 3 naar het begrijpend lezen in groep 4 (dat zes weken later begint). In de luisterlessen doet de leerkracht aan de leerlingen de strategieën voor waarmee ze de voorgelezen tekst kunnen begrijpen. Vanaf blok 2 passen de kinderen deze stappen zelf toe bij het lezen. In groep 5 en 6 ligt de focus op begrijpend lezen. Vanaf groep 7 maken de kinderen de overgang van begrijpend naar studerend lezen. Groep 8 staat helemaal in het teken van het studerend lezen en de voorbereiding op het voortgezet onderwijs. Opbouw De methode gaat uit van één les per week van 45 minuten in alle groepen en volgt het principe van convergente differentiatie. Methode is er op ingericht dat de leerkracht ‘alle kinderen bij de les’ kan houden. Lessen per groep Groepen Aantal lesweken Lessen per week 4 30 1 5 30 1 6 30 1 7 30 1 8 22 1 Groep 4 ,5 en 6 hebben elk 5 blokken van 6 lessen, groep 7 heeft 6 blokken van 5 lessen en groep 8 heeft 4 blokken van 5 lessen. In alle groepen is de laatste les van elk blok een toetsles. De methode kent de onderstaande lesfasen: Voor de les 0 Leestekstvoorbereiding voor risicolezers: Dit is een computerles van ongeveer 10 minuten waarin zij kennis maken met de te lezen tekst en de vraagvormen. Tijdens de les 1 Oriëntatie op het leren: - wat deden we in de vorige les en wat gaan we doen? 2 Voor het lezen: 39
- onderwerp bepalen en voorkennis activeren - de kinderen maken een à twee vragen in het werkboek - instructie over het centrale leerdoel 3 Tijdens het lezen: - lezen en/of voorlezen - aandacht voor moeilijke woorden 4 Na het lezen: - zelfstandig de vragen in het werkboek maken - de leerkracht helpt ondertussen de zwakkere lezers 5 Nabespreking: - klassikaal terugkomen op de leskern
Allerlei: Teksten en opdrachten starten in groep 4 op AVI 2. De meeste kinderen moeten de vragen werkelijk zelfstandig kunnen maken. De leerzame vragen maken dat mogelijk. (vragen die kinderen helpen het antwoord te vinden). Tijdens het zelfstandig werken — de fase ‘Na het lezen’ — helpt de leerkracht de risicolezers. Goede lezers kunnen een spiegelles op de computer maken. Deze is moeilijker dan de klassikale les, maar wel gericht op dezelfde leerdoelen. In groep 4 t/m 6 wordt elke toetsles voorafgegaan door een integratieles. Deze vat alle strategieën van het lessenblok samen en lijkt op de toets. Op de kopieerbladen achter in de handleiding worden de resultaten per groep bijgehouden en kan men de bloktoetsen vinden. De vorderingen van de risicolezers worden bijgehouden op speciale formulieren, zodat ze uitgebreider geobserveerd kunnen worden. De vernieuwde extra toetsboekjes sluiten aan bij CITO. Deze toetsboekjes bevatten 3 toetsen per jaar. Deze worden afgenomen na 12/24/36 lesweken. De handleiding geeft duidelijke informatie aan de leerkracht. Dit staat in blauwe kaders weergegeven. Per leesfase staat duidelijk wat er gedaan moet worden. Op 2 bladzijden staat de hele les beschreven. Materiaal: • Leesboek (groep 4/5/6) • Werkboek (groep 4/5/6) • Leeswerkboek (groep 7/8) • Antwoordenboeken (groep 6/7/8) • Handleiding • Extra toetsboekje (aansluitend bij CITO) • Software • Digibordsoftware • Methodeboek
40
9.3 Leeshuis Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2005 Noordhoff groep 4 t/m 8
Kenmerken: • Thematisch. • Diverse tekstsoorten. • Veel aandacht voor informatieve teksten. • Toepasbaar op zaakvakken. • Tekstbegrip als doel, strategie als middel. • Beperkt aantal strategieën. • Woordenschat in dienst van begrijpend lezen. • Afwisseling instructie en zelfstandig werken. • Compacte en pasklare didactische aanwijzigen. • Leesbevordering is een integraal onderdeel van de methode.
Leerstofinhoud: Groep 4 heeft 4 thema’s. Aan het eind van elk thema is er een toets en 2 lessen herhaling/verrijking. De eerste 6 weken zijn er alleen maar leerkrachtgebonden lessen. Groep 5 t/m 8 heeft 12 thema’s. Na 2 thema’s volgt een toets en 2 herhaling/verrijkingslessen. Per week 2 lessen; een leerkrachtgebonden, een zelfstandig werk. Vanaf groep 7 biedt de methode aparte lessen studerend lezen. In groep 8 werken kinderen alleen nog maar net studerend leeslessen. Kinderen leren begrijpend en studerend lezen door middel van leesstrategieën: Voor het lezen: • Leesdoel bepalen • Leeswijze bepalen • Voorkennis activeren • Inhoud voorspellen Lezen: • Begripsvorming controleren • Hoofdgedachte vinden • Voorspelling controleren Na het lezen: • Reflectie op de eerste 7 strategieën
41
Lesopbouw: Voor elke les kan een stapje vooraf gedaan worden, dit is dus voordat de daadwerkelijke les begint. Deze pre-teaching voor zwakke lezers duurt 10 minuten. Een leerkrachtgebonden les bestaat uit de volgende fasen: • Oriëntatie en motivatie • Lezen en oefenen (instructie: voor tijdens en na het lezen) • Vrij lezen • Afsluiting
Een zelfstandige werkles bestaat uit de volgende fasen:: • Oriëntatie en motivatie (indien er tijd voor is) • Zelfstandig oefenen • Vrij lezen • Afsluiting (indien er tijd voor is)
Allerlei: • Leesteksten groep 4 AVI 2 in kopieermap. • Vroegtijdige signalering door diagnosticerend onderwijs. • Pre-teaching en remediëring bij elke les. • Regelmatige toetsing, daarna herhaling en verrijking. • Werken op eigen niveau. • De handleidingen zier er degelijk en overzichtelijk uit.
Materiaal: Leesboek Werkboek Kopieerbladen Kopieerbladen extra (groep 4) Handleiding Leeskaarten Leeskaarten antwoordenboek Methodeboek
42
9.4. Tussen de regels Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
vanaf 2005 Zwijsen groep 4 t/m 8
Kenmerken: • Hoofddoel is geen leesbegrip te controleren, maar leesbegrip te kweken. • De methode vertaalt leesvaardigheden in leesvragen, die vervolgens dienen als gereedschap om teksten aan te pakken. • Een lesposter met een leesrouteschema ondersteunt het begrijpend leesproces visueel (voor, tijdens, na). • In ‘met andere ogen’leren de kinderen teksten vanuit een andere invalshoek te bekijken. • Veel instructie is interactief, ook samenwerken is belangrijk om gedachten uit te wisselen. • Interactieve instructielessen wisselen zelfstandig werken lessen af. • Leerlingen wordt ook geleerd teksten buiten de methode aan te pakken. • De methode biedt handvatten voor adaptief onderwijs. Er is veel aandacht voor ontwikkeling woordenschat. Leerstofinhoud: De methode onderscheidt verschillende vaardigheden. De leerstof van iedere vaardigheid is verdeeld in kleine stapjes. Leesvaardigheden worden gecombineerd tot een leesstrategie. Bij iedere vaardigheid hoort een leerlijn. Bijvoorbeeld: Zeven tekstvaardigheden die erop gericht zijn de informatie die de schrijver in een tekst stopt eruit te halen. Voor het lezen: • Tekst verkennen • Tekstsoort bepalen Tijdens het lezen: • Betekenis van moeilijke woorden bepalen • Betekenis van verwijswoorden bepalen • Functie van verbindingswoorden bepalen Na het lezen: • Hoofdgedachte bepalen • Opbouw verhaal bepalen De instructie en verwerking van de tekstvaardigheden komen in de eerste week van een blok aan bod. Er is tevens sprake van: • Zeven denkvaardigheden om een actieve leeshouding te ontwikkelen. Deze vaardigheden komen van groep 4 t/m 6 aan bod. Herhaling in groep 7 en 8. Instructie van de denkvaardigheden meestal in de tweede week van een blok. • Drie opzoekvaardigheden om snel de weg te kunnen vinden in uiteenlopende informatie. Deze leerlijnen komen in alle groepen aan bod.
43
•
Vier studievaardigheden moeten er voor zorgen dat de leerling de belangrijkste informatie uit een informatieve tekst op verschillende manieren kan vastleggen. Deze leerlijn komt in groep 7 en 8 aan bod.
Een leesposter geeft visueel het verband aan tussen de verschillende leesstrategieën. Lesopbouw: • 32 Lesweken per jaar. • Groep 4 één les per week, de andere groepen 2 lessen per week. • Per jaar 10 blokken van 3 weken. • Elk jaar staat hetzelfde overkoepelende thema centraal. De 10 thema’s zijn per jaargroep uitgewerkt in jaargroepthema’s. • De methode is concentrisch. • Na blok 5 en 10 wordt er een week aan gedichten gewerkt (totaal 34 weken dus). • Week 17 en 34 een methodegebonden toets bestaande uit 3 onderdelen. In de eerste les van iedere week ligt het accent op instructie, de tweede les op zelfstandig werken. In de eerste twee weken gaat het om leesvaardigheden gericht op bepaalde aspecten van een tekst, in de derde week om de verwerking van hele teksten. Allerlei: De verwerkingsopdrachten staan in de werkboeken en zijn duidelijk ingedeeld in ‘voor het lezen’ en ‘na het lezen’. De opdrachten zijn duidelijk en afwisselend. • Leerlingen met een beperkte woordenschat krijgen voorinstructie. • Leerlingen die structureel moeite hebben met technisch lezen, kunnen de teksten die ze lezen beluisteren op een cd. • Leerlingen die moeite hebben met begrijpend lezen, krijgen tijdens de zelfstandig werken lessen instructie en begeleiding. • Kinderen wordt geleerd verschillende verwerkingsvormen toe te passen en eigen leesroute te bepalen. • Er wordt individueel, in tweetallen en in groepjes gewerkt. • Kinderen wordt geleerd keuze te maken uit verschillende teksten zodat ze een leuke Materiaal: • Leesboek • 2 Werkboeken per jaar • 2 Antwoordenboeken • Toetsboek • Leesposter • Themakalender • Intro-cd met hoorspellen • Twee lees cd’s voor zwakkere leerlingen met teksten die kinderen zelfstandig verwerken • Handleiding • Eén gebruikswijzer voor de gehele methode met uitgangspunten, achtergronden, beschrijving leerlijnen
44
9.5. Ondersteboven van lezen (OVL) (Voortgezet lezen: geïntegreerd lezen) Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
2001 Zwijsen groep 4 t/m 8
Kenmerken: • OVL is een geïntegreerde methode voor voortgezet lezen. De methode heeft ten doel de totale leesontwikkeling van kinderen te bevorderen. • Alle aspecten van lezen komen aan bod: leesbevordering, technisch lezen, begrijpend lezen en informatie verwerven door lezen. • Men houdt rekening met de taalachtergrond van zowel autochtone als allochtone leerlingen door de keuze van hoofdpersonen en de extra aandacht voor woordenschat. • Strategisch leren door aandacht te besteden aan de ontwikkeling van leesstrategieën. • Vele vormen van differentiatie. • Belangrijkste uitgangspunt is interactie. • Veel aandacht voor samenwerkend leren. • Betekenisvol leren doordat: - Lessen en teksten betrekking hebben op een thema. - Elk Leesboek een doorlopend verhaal heeft en de personages naar een volgend jaar meegaan. - Gewerkt wordt met verschillende soorten teksten en teksten uit de wereldoriënterende vakken. Leerstofinhoud: Voor elk aspect van lezen en voor alle jaargroepen zijn in OVL leerlijnen met tussendoelen Ontwikkeld. De aspecten zijn: A. Technisch lezen: In groep 4 beginnen de leerlingen met teksten op AVI-niveau 2. Zowel in groep 4 als 5 is er ruime aandacht voor technisch lezen. In groep 6 zijn er nog extra lessen helemaal gewijd aan technisch lezen en worden de opgedane vaardigheden vooral geoefend binnen de andere leerlijnen. Men onderscheidt bij deze leerlijn vier activiteiten: a. woordidentificatie: De les begint meestal met het voorlezen van een korte tekst, vervolgens worden moeilijk te coderen woorden kort behandeld en daarna lezen de leerlingen klassikaal en in kleine groepen een aantal rijen van soortgelijke woorden. b. hardop lezen: De les begint met het voorlezen van een tekst waarin de techniek van lezen zowel goed als fout wordt voorgedaan om het verschil aan te geven. De leerlingen oefenen daarna onder begeleiding in groepjes en dan zelfstandig. E.e.a. stimuleert leerlingen met begrip lezen, helpt bij het opsporen van leesmoeilijkheden, helpt met juist verklanken, gebruiken van leestekens en met juist dynamisch en melodisch accent te lezen en het juiste tempo. c. zelf lezen
45
d. voordrachtslezen Deze lessen verlopen hetzelfde als de lessen ‘hardop lezen’. B. Begrijpend lezen: Hier wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van kennis en strategieën. Voor tekstbegrip is zowel kennis van de taal als kennis van de wereld essentieel en daarom komen ze beide aan bod. Sommige strategieën zijn talig van aard, andere doen meer een beroep op cognitieve activiteiten. Ook wordt aandacht besteed aan het toepassen van het geleerde in andere vakken of lessen. Er wordt bij dit onderdeel gebruik gemaakt van 3 methodieken: - hardop denken De leerkracht ( of leerling) doet het voor waarbij het gaat om het proces. - uitleg geven Uitleg over de stappen die gezet kunnen worden om de boodschap te achterhalen. - met elkaar overleggen en discussiëren In groepjes overleggen over de gevolgde procedure en de gevonden oplossing (= samenwerkend leren). C. Informatie verwerven door lezen: Hier leren kinderen de schriftelijke informatie uit allerlei bronnen te selecteren, te verzamelen en te verwerken. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende vaardigheden en van studerend lezen. Vaardigheden: snel en efficiënt opzoeken van informatie maar ook het selecteren van Informatie. Studerend lezen: is het verwerven van nieuwe info om die later te kunnen gebruiken m.b.v. 5 technieken: • Belangrijkste woorden en zinnen vinden. • Schema van de inhoud maken. • Uittreksel maken. • Samenvatten. • Verslag schrijven. D. Leesbevordering: Dit onderdeel is er op gericht kinderen een positieve houding te laten ontwikkelen ten opzichte Van lezen en boeken door middel van verschillende soorten lessen: Lesopbouw: Per leerjaar zijn er 10 leseenheden met een eigen hoofdonderwerp dat elk leerjaar terugkomt meestal in een steeds meer verfijnde vorm. Een eenheid duurt 3 weken. De andere 6 weken zijn naar eigen inzicht in te vullen. Per week zijn er 3 basislessen en is er een mogelijkheid voor een extra les voor zwakkere Kinderen. Een les duurt 40 minuten. • D.m.v. afwisseling in didactische werkvormen (introductie en instructie is klassikaal en inoefening en verwerking gaat zelfstandig of in groepjes. • Door samenwerkend leren. • Door individueel of in kleine groepjes te werken in het Routeboek. • Door te werken met twee leesniveaus in de leerlijn begrijpend lezen. • Doordat per eenheid van 9 basislessen nog 3 extra lessen aan te bieden voor de zwakkere leerling.
46
Allerlei: • De uitgangspunten sluiten aan bij de kerndoelen, bij de doelen en uitgangspunten van het Expertisecentrum en bij de tussendoelen voor gevorderde geletterdheid • De methode begint op het eindniveau van kern 10 van VLL en op AVI-niveau 2 • Er kan bij toetsen gebruik gemaakt worden van kopieerbladen en van toetsboekjes • In de werkboeken voor groep 4 is een schrijfhulplijn opgenomen. • De handleiding verwijst regelmatig naar (remediërende) computerprogramma’s als Doelezen, Leesladder, Zoeklicht interactief en materialen voor zelfstandig werken als Speurneus. Allerlei: • Handleiding • Kopieerboek met kopieerbladen met Routeboekpagina’s voor extra lessen, kopieerbladen met niveauteksten voor begrijpend lezen en kopieerbladen met de beschrijvingen van de Boekenpakketten. • Toetspakket met handleiding voor de toetsen, kopieerbladen en toetsboekjes. • Boekenpakketten, per eenheid 9 boeken die nauw aansluiten bij het thema, ingedeeld in niveau A, B en C (drie boeken per niveau). Een pakket bevat 30 titels van een bepaald niveau en dus 90 (!) titels per leerjaar. • Leeskalender waarop kinderen kunnen zien wat ze leren en geleerd hebben. • 2 Leesboeken • 2 Routeboeken
47
9.6 Overal Tekst! Algemeen Jaar van uitgave: Uitgever: Doelgroep:
4/5/6 in 2009, groep 7/8 gereed in 2010 ThiemeMeulenhoff 4 t/m 8
Uitgangspunten: • Begrijpend lezen toepassen in de realiteit dmv bruglessen • 1 Leesstrategie staat centraal per week • Apart werkschrift voor leeszwakke leerling (maatschrift) • Geschikt voor combinatiegroepen • Groep 4 start in januari
Leerstofinhoud: Overal tekst! is een methode voor begrijpend en studerend lezen waarbij de geleerde stof op verschillende teksten toegepast wordt, zodat leerlingen alle teksten leren begrijpen onafhankelijk van waar de leerling de tekst tegenkomt. Overal tekst! biedt vanaf groep 5 twee lessen begrijpend en studerend lezen per week aan. De eerste les van de week is een basisles. De basisles is een les waarin de nieuwe leesmanier wordt uitgelegd en geoefend. Aan het begin van de basisles is er een korte instructie over de leesmanier van de week. Tevens staat er in de kantlijn van het basisboek kort beschreven wat het leerdoel van de week is. Na elke basisles volgt een brugles, waarin de leerlingen de geleerde stof van de basisles oefenen in de praktijk. Dit oefenen kan in het brugboek, op de startpagina van Overal tekst!, of met een willekeurige andere tekst. Elke week wordt er één nieuwe leesmanier aangeboden. Van groep 5 tot en met groep 8 worden er 25 verschillende leesmanieren aangeboden. Overal tekst! maakt een start met de methode vanaf groep 4. Na de kerstvakantie wordt er één les per week besteed aan begrijpend en studerend lezen. Vanaf groep 5 wordt de methode volledig ingezet. Opbouw: Overal tekst! biedt 5 blokken leerstof per jaar aan. Elk blok bestaat uit 7 weken, van 2 lessen per week. Een les duurt 40 minuten. In de eerste vijf lesweken wordt er één leesmanier per week aangeboden. In de zesde week volgt er een integratie van de verschillende aangeboden leesmanieren. In de zevende week volgt een toetsing van het blok en een remediëring van de aangeleerde stof. Elk leerjaar heeft ook 1 totaaltoets, waarin alle leesmanieren die aangeleerd zijn worden getoetst. De toetsen sluiten qua vraagtypen en opdrachtformuleringen aan op de toetsen van Cito. Allerlei: De aangeboden leerstof wordt geoefend in het werkschrift of in het maatschrift. De leerlingen maken één pagina uit het werkschrift. De leerlingen die in het maatschrift werken, maken anderhalve pagina uit het maatschrift. In het maatschrift nemen de opdrachten meer plaats en 48
ruimte in om het geheel overzichtelijk te houden en staan meer gesloten vragen. Tevens wordt de leerling geholpen door kleinere denkstapjes. In de brugles werken deze kinderen normaliter in het brugboek omdat dit de meest voorgestructureerde oefenvorm is. Leerlingen die uitvallen krijgen remediërende stof aangeboden. Er is voor elke leesmanier een remedieerblad en er zijn interactieve leerspellen. Bij deze spellen spelen bij voorkeur zwakke en sterke kinderen samen. De audio-cd bevat de voorgelezen teksten uit het brugboek. (groep 4 basisboek) Tempodifferentiatie is er in de vorm van steropdrachten. Deze steropdrachten staan zowel in het werkschrift als het maatschrift. Elk leerjaar heeft zijn eigen internet startpagina waarop teksten staan die in de brugles gebruikt kunnen worden. De methode is door de afwisseling van leerkrachtgebonden lessen en zelfstandig werklessen geschikt voor een combinatiegroep.
Materiaal: Groep 4: • Basisboek • Leesspellen (1 per jaar) • Groepsmap met handleiding, audio cd’s en toetsen • Website
Groep 5 t/m 8: • Basisboek • Brugboek • Werkschrift • Maatschrift • Leesspellen (2 per jaar) • Groepsmap met handleiding, audio cd’s en toetsen • Antwoordenboekjes • Website
49
Additionele materialen Deze rubriek wordt actueel gehouden op de site: www.koksgesto.com Rubriek: Downloads en informatie Omschrijving
Art.nr.
Prijs incl. btw
5522206 7315194
175,45 189,65
5600003 5600005 5600007
189,70 189,70 189,70
5709918 5709913 5709914 5709915 5700916 5709912
565,45 214,70 214,70 214,70 214,70 57,40
5709945 5709948 5709951 5709924
159,85 159,85 159,85 21,55
Boekenpakket avi 3 Boekenpakket avi 4 Boekenpakket avi 5 CD-rom avi 3 CD-rom avi 4 CD-rom avi 5
5709925 5709933 5709941 5709926 5709934 5709942
48,15 48,15 48,15 108,60 108,60 108,60
Clusteren Nieuw Expertsysteem lezen Nieuw Raad een woord Luister maar…
7315166 7315142 7315149 7315177
175,00 175,00 110,00 110,00
7320200 7320201 7320202
35,88 35,88 35,88
Voortgezet technisch lezen Software
Het geheim van het pretpark Flits Nieuw Extra Leeshulp
Module 1 (basisvaardigheid) Module 2 (woordvaardigheid) Module 3 (zinsvaardigheid) Leesladder
Totaalpakket CD-rom 1 CD-rom 2 CD-rom 3 CD-rom 4 Algemene handleiding Zoeklicht interactief
Standaardpakket avi3 Standaardpakket avi 4 Standaardpakket avi 5 Handleiding Losse pakketten zoeklicht
Ilse en Martijn
De bankroof De uitvinding De ijzervreter
50
Omschrijving
Art.nr.
Prijs incl. btw
Voortgezet technisch lezen Algemeen
Leesvensters set van 5 Leesstroken blanco, 30 stuks
3900001 3900346
15,40 4,00
5043000 5043003
85,00 17,50
5043019 5043022
110,00 28,01
5043050 5043053
110,00 28,01
5043081 5043084
95,00 11,00
5043112 5043115
110,00 16,00
Speciale leesbegeleiding
5404545
226,00
Het ABC Woordspel
5701193
169,55
5820427 5820434 5820441 5820448
28,10 28,10 28,10 28,10
Leesbalans – dyslexieprogramma
Module 1 groep 2 Opbergband 1 materialen leerkracht Leerlingenset 1 compleet in enkelvoud Module 2 groep 3 Opbergmand 1 materialen leerkracht Leerlingenset 1 compleet in enkelvoud Module 3 groep 3 Opbergband 1 materialen leerkracht Leerlingenset 1 compleet in enkelvoud Module 4 groep 3 Opbergband 1 materialen leerkracht Leerlingenset 1 compleet in enkelvoud Module 5 groep 4 t/m 8 Opbergband 1 materialen leerkracht Leerlingenset 1 compleet in enkelvoud`
Leesbloks Stenvert
Niveau A Niveau B Niveau C Niveau D
51
Omschrijving
Art.nr.
Prijs incl. btw
5085479 5085480 5085481 5085482 5085485 5085486 5085487 5085488
17,28 17,28 17,28 45,80 17,28 17,28 17,28 45,80
5040141 5040148 5040183 5040190
15,00 15,00 5,50 5,50
5711125 5711128
98,40 54,45
Voortgezet technisch lezen Woordmeester
Oefenboekje met cd uitvoering Deel A avi 1 Deel B avi 2 Deel C avi 3 Pakket A, B en C compleet Deel 1 avi 4 Deel 2 avi 5 Deel 3 avi 6 Pakket 1, 2 en 3 compleet Plustaak taal/lezen
Werkboek groep 3/4 Werkboek groep 4/5 Antwoordenboek groep 3/4 Antwoordenboek groep 4/5 Vreemde zaken
Basispakket (reuzenprentenboek, 6 leesboeken en toelichting) Aanvulpakket (6 leesboeken)
52
Omschrijving
Art.nr.
Prijs incl. btw
Opbergdoos met leeskaarten Toelichting Oefenboek 1, set van 5 Oefenboek 2, set van 5 Oefenboek 3, set van 5 Oefenboek 4, set van 5 Antwoordenkaarten
5701340 5701358 5701343 5701346 5701349 5701352 5701355
229,21 6,55 8,79 8,79 8,79 8,79 48,65
Feestneus
5700870
225,10
5706357 5706315 5706364 5706322 5706371 5706329 5706378 5706336 5706385 5706343 5706392 5706350 5706301 5706308
9,40 8,29 9,40 8,29 9,40 8,29 9,40 8,29 9,40 8,29 9,40 8,29 56,30 7,10
5040085 5040092 5040099 5040106 5040113 5040120 5040127 5040134
15,00 15,00 15,00 15,00 5,50 5,50 5,50 5,50
5020454 5020455 5020462 5020463 5026229 5020432 5020458 5020459
29,10 6,15 29,10 6,15 29,10 6,15 29,10 6,15
Begrijpend lezen Algemeen Speurneus
Humpie Dumpie
Leesboekjes: een kus van een mus Oefenboekje: een kus van een mus, set van 5 Leesboekje: een spin in bad Oefenboekje: een spin in bad, set van 5 Leesboekje: net doen of je dood Oefenboekje: net doen of je dood bent, set van 5 Leesboekje: alles is nat Oefenboekje: alles is nat, set van 5 Leesboekje: soepfeest Oefenboekje: soepfeest, set van 5 Leesboekje: beschuit met meisjes Oefenboekje: beschuit met meisjes, set van 5 Pakket met 6 leesboekjes Toelichting
Plustaak begrijpend lezen
Werkboek 5/6, set van 5 Werkboek 6/7, set van 5 Werkboek 7/8, set van 5 Werkboek 8, set van 5 Antwoordenboek 5/6 Antwoordenboek 6/7 Antwoordenboek 7/8 Antwoordenboek 8 Goed begrepen
Groep 5: leerboek, set van 5 Groep 5: antwoordenboek Groep 6: leerboek, set van 5 Groep 6: antwoordenboek Groep 7: leerboek, set van 5 Groep 7: antwoordenboek Groep 8: leerboek, set van 5 Groep 8: antwoordenboek
53
Oefening in tekstbegrip groep 4-5 Oefening in tekstbegrip groep 6-8
5026317 5026310
66,00 89,45
5820498 5820505
14,55 14,55
5820511 5820513 5820515 5820517
14,55 14,55 14,55 14,55
5820531 5820533 5820535 5820537 5821800 5821803
14,55 14,55 14,55 14,55 27,50 16,10
Varia Uilenreeks
Groep 4 en 5 Deel A Deel B Groep 5 en 6 Deel 1 Deel 2 Deel 3 Deel 4 Groep 7 en 8 Deel 1 Deel 2 Deel 3 Deel 4 Controledoos Figurenboek
54