STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
JAARRAPPORT 2009
INHOUD A.
Voorwoord
2
B.
Kerncijfers
4
C.
Karakteristieken van het pensioenfonds
7
D.
Verslag van het verantwoordingsorgaan en reactie bestuur op het verslag
15
E.
Bestuursverslag
22
−
ONTWIKKELINGEN
23
−
ALGEMENE ONTWIKKELINGEN
26
−
PENSIOENBELEID
27
−
VERMOGENSBEHEER
29
−
FINANCIELE POSITIE VAN HET FONDS
36
−
ANALYSE VAN HET RESULTAAT
36
−
RISICOPARAGRAAF
37
−
TOEKOMSTPARAGRAAF
38
F.
Jaarrekening
39
−
BALANS PER 31 DECEMBER 2009
40
−
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2009
41
−
KASSTROOMOVERZICHT
42
−
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING
43
−
TOELICHTING OP DE BALANS
49
−
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN
65
G.
Overige gegevens
70
−
STATUTAIRE RESULTAATBESTEMMING
71
−
ACTUARIELE VERKLARING
72
−
ACCOUNTANTSVERKLARING
74
G.
Bijlagen
76
−
RAPPORTAGE COMPLIANCE OFFICER
77
−
VERLOOPSTAAT AANTAL DEELNEMERS
79
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
1
A. Voorwoord
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
2
Beste lezer, 2009 was weer een bewogen jaar voor de pensioenfondsen in Nederland. Net als 2008 stond 2009 vooral in het teken van de economische crisis. De combinatie van beursverliezen en lage rente zorgde ervoor dat veel pensioenfondsen begin 2009 in een situatie van onderdekking verkeerden. Ook Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen (SPD) kreeg hiermee te maken. Aan het einde van 2008 was de dekkingsgraad gedaald tot 98,3%. In 2009 zette de daling aanvankelijk voort, maar vanaf het tweede kwartaal trad het herstel in. Als bestuur konden we begin januari 2010 tot onze tevredenheid constateren dat de dekkingsgraad weer was gestegen naar een redelijk comfortabel niveau van rond de 108%. Helaas strooiden ontwikkelingen op het gebied van de levensverwachtingen roet in het eten. Het Centraal Bureau voor de Statistiek maakte bekend dat we met z’n allen nog langer leven dan we eerder hadden gedacht, waarop De Nederlandsche Bank pensioenfondsen voorschreef rekening te houden met deze nieuwe kennis. Hierdoor stegen onze verplichtingen op de balans in één klap met 4% en werd het herstel dat we dachten gerealiseerd te hebben gehalveerd. Ondanks deze late tegenvaller sluiten we 2009 toch af met een positieve dekkingsgraad van 103,8%. 2009 was voor SPD ook het jaar van het afscheid. In juni namen we afscheid van onze adviseur en oudvoorzitter Karel Schipper en in het najaar trad Jaap Boersma af als bestuurslid. In oktober kwam er ook een eind aan de jarenlange samenwerking met onze actuaris Hein van Gemert. Op deze plaats wil ik hen hartelijk bedanken voor hun werkzaamheden en inzet voor het fonds. De komende jaren zullen in het teken staan van herstel. Op de eerste plaats natuurlijk herstel van de dekkingsgraad. Herstel van het vertrouwen in de financiële sector wereldwijd is daarvoor onontbeerlijk. En op Europees niveau is het herstel van de EU-economieën van het grootste belang voor het vertrouwen in de euro. Allemaal zaken waar je als pensioenfondsbestuurder mee geconfronteerd wordt, maar waar je eigenlijk geen invloed op hebt. De zaken waar we wel invloed op hebben, worden in 2010 uitgebreid tegen het licht gehouden. Om ons beleggingsbeleid goed te laten aansluiten bij de veranderende omstandigheden voeren we een ALM-studie uit. Verder bekijken we integraal de inhoud en financiële opzet van de pensioenregeling. Sluit de regeling nog aan bij de wensen van de beroepsgroep en hoe houden we de regeling toekomstbestendig? Al met al staan we voor grote uitdagingen. Maar met een deskundig en enthousiast bestuur en goede adviseurs gaan we die uitdagingen niet uit de weg. Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen Ton de Ruijter Voorzitter
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
3
B. Kerncijfers
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
4
Deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden 31-12-2009 31-12-2008
31-12-2007
31-12-2006
31-12-2005
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden met uitstel van ingang pensioen Pensioengerechtigden
3.200 938
60,4 17,7
3.088 935
60,0 18,2
2.983 953
59,3 19,0
2.947 1.070
57,9 21,0
2.935 1.057
59,0 21,3
64 1.100
1,2 20,7
85 1.037
1,6 20,2
118 973
2,3 19,4
152 922
3,0 18,1
133 846
2,7 17,0
Totaal
5.302 100,0
5.145 100,0
5.027 100,0
5.091 100,0
Premiebijdragen deelnemers, pensioenuitkeringen, saldo waardeoverdrachten en pensioenuitvoeringskosten (Bedragen x € 1.000) 2009 2008 2007
4.971 100,0
2006
2005
Premiebijdragen deelnemers
15.881
14.686
14.232
17.895
17.160
Pensioenuitkeringen
17.197
15.411
13.884
12.169
10.963
Saldo waardeoverdrachten
-88
- 1.248
- 309
- 1.215
- 430
Pensioenuitvoeringskosten
1.454
1.512
1.519
1.417
1.075
Technische voorzieningen, stichtingskapitaal en reserves, bezittingen en dekkingsgraad (Bedragen x € 1.000) 31-12-2009 31-12-2008 31-12-2007 31-12-2006
31-12-2005
Technische voorzieningen
721.976
717.420
536.592
559.281
559.627
27.649
- 11.854
109.322
125.028
90.440
783.301 3.717 318
729.443 3.672 342
685.778 3.477 776
684.139 3.933 1.095
628.909 3.890 11.434
-37.711
- 27.891
- 44.117
- 4.858
5.834
Totaal bezittingen
749.625
705.566
645.914
684.309
650.067
Dekkingsgraad APP-methode FTK-methode
103,8%
98,3%
120,4%
122,4% -
116,3% -
Stichtingskapitaal en reserves Bezittingen Beleggingen Herverzekeringen Liquide middelen Saldo overige activa en passiva
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
5
Winstdeling c.q. toeslagen (in procenten) 1 januari 1 juli
2009
2008
2007
2006
2005
n.v.t. nihil
n.v.t. 1,8
3,2 n.v.t.
nihil n.v.t.
nihil n.v.t.
31-12-2006 %
31-12-2005 %
Verdeling beleggingsportefeuille (Bedragen x € 1.000) 31-12-2009 % Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
58.986 188.915 470.744 1.061 32.742
31-12-2008 %
7,8 53.945 25,1 110.483 62,6 436.359 0,1 86.814 4,4 28.891
31-12-2007 %
7,7 51.006 15,8 180.344 62,2 437.593 12,4 -32.143 1,9 11.794
7,9 68.455 27,8 174.451 67,5 436.309 -5,0 640 1,8 4.284
10,0 59.015 25,5 176.659 63,8 393.235 0,1 0,6 -
9,4 28,1 62,5 -
752.448 100,0 716.492 100,0 648.594 100,0 684.139 100,0 628.909 100,0 Opgenomen onder schulden en overlopende passiva Opgenomen onder beleggingen
30.853
12.951
37.184
-
-
783.301
729.443
685.778
684.139
628.909
Beleggingsresultaten (Bedragen x € 1.000)
2009
2008
2007
2006
2005
47.225
63.613
- 38.118
31.478
63.456
2009
2008
2007
2006
2005
Werkelijk (inclusief resultaat valuta- en rentehedge
6,8
10,3
-5,1
7,1
11,3
Werkelijk (exclusief resultaat valuta- en rentehedge
13,3
-8,9
-0,4
7,1
11,3
Benchmark
13,7
- 7,2
0,6
7,0
11,1
Beleggingsresultaten
Beleggingsrendement (in procenten)
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
6
C. Karakteristieken van het pensioenfonds
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
7
Profiel Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen (SPD), statutair gevestigd te Utrecht is opgericht op 1 januari 1975. De laatste statutenwijziging was op 21 augustus 2007. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41178388. SPD is een beroepspensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisatie Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De stichting voert de pensioenregeling uit die op verzoek van de beroepspensioenvereniging “Deelnemersvereniging Pensioenfonds Dierenartsen” door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verplichtgesteld voor iedere dierenarts die de praktijk in Nederland voert en in Nederland woonachtig is. SPD heeft tot doel uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de praktiserende dierenartsen. SPD beperkt zijn activiteiten tot het uitvoeren van (een) pensioenregeling(en) en het verrichten van werkzaamheden die daar rechtstreeks verband mee houden en die het pensioenfonds in staat stellen zijn maatschappelijke functie – het verzorgen van (gewezen) deelnemers voor de financiële gevolgen van pensionering, overlijden of arbeidsongeschiktheid op basis van solidariteit en collectiviteit – zo goed mogelijk uit te voeren. Het pensioenfonds ontwikkelt géén activiteiten die niet behoren tot de kerntaken van een pensioenfonds en oefent geen nevenactiviteiten uit. Organisatie van het pensioenfonds Verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden In het vervolg van dit hoofdstuk beschrijven wij de huidige organisatie van ons fonds aan de hand van onderstaand schema.
Deelnemersvereniging (DPD) Bestuur
Waarmerkend Actuaris
Commissies
Adviserend Actuaris
Compliance Officer
Accountant
Herverzekeraar
Overige adviseurs
Verantwoordingsorgaan
Pensioenbeheer
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
Vermogensbeheer
8
Bestuur Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van het pensioenfonds en het uitvoeren van de pensioenregeling, waaronder het doen van pensioenuitkeringen aan pensioengerechtigden. Onderdeel van deze verantwoordelijkheid is het uitvoeren van interne controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. Het bestuur heeft, krachtens de statuten en reglementen, bevoegdheden tot het verrichten van betalingen en het aangaan van contractuele verplichtingen met derden. Rooster van aftreden Het bestuur van het pensioenfonds bestaat uit ten minste vijf en maximaal zeven leden. Alle bestuursleden worden gekozen uit de deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die lid zijn van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Dierenartsen (DPD) en wel door de algemene vergadering van deze deelnemersvereniging. Een bestuurslid kan niet tevens bestuurslid zijn van de DPD. Twee of drie van de bestuursleden dienen voort te komen uit de beroepsgroep Geneeskunde Landbouw Huisdieren en twee of drie bestuursleden uit de beroepsgroep Geneeskunde Gezelschapsdieren. Eén bestuurslid is voorgedragen door het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde. Dit bestuurslid is aan het pensioenfonds verbonden als (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, maar hoeft – in afwijking van het hiervoor bepaalde – geen lid te zijn van de DPD. De leden van het bestuur treden om de drie jaar af. Een aftredend lid kan tweemaal worden herkozen of benoemd. Een vierde termijn is uitsluitend mogelijk op expliciet verzoek van de DPD. In 2009 waren uit het bestuur van het pensioenfonds aftredend en herkiesbaar: • mevrouw F. Haffmans • de heer T. de Ruijter De Algemene Ledenvergadering DPD van 3 november 2009 is akkoord gegaan met de bekrachtiging van de benoeming van bovenstaande bestuursleden. Per 3 november 2009 is de heer J.M. Boersma op eigen verzoek afgetreden. Aan het eind van het verslagjaar is de samenstelling van het bestuur als volgt: In functie vanaf afkomstig uit de Groep Geneeskunde Gezelschapsdieren De heer T. de Ruijter (voorzitter) 20 september 2006 Mevrouw F. Haffmans 16 september 2003 De heer K.J. Broekhuizen 15 december 2005
31 december 2012 (2e termijn) e 31 december 2012 (3 termijn) e 31 december 2011 (2 termijn)
afkomstig uit de Groep Geneeskunde Landbouw Huisdieren De heer F.C.G.M. van den Nobelen (secretaris) 20 september 2001 Mevrouw M.H. Oomen 19 september 2002
31 december 2010 (3 termijn) 31 december 2011 (3e termijn)
afkomstig uit het bestuur van de KNMvD De heer H.R.C. Gostelie
31 december 2011 (3e termijn)
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
1 oktober 2002
Aftredend per
e
9
Het bestuur van SPD heeft de dagelijkse uitvoering van de werkzaamheden uitbesteed aan een uitvoeringsorganisatie. Deze werkzaamheden betreffen vermogensbeheer, pensioenadministratie en bestuursondersteuning. Uitgangspunt is dat het bestuur, conform de eisen van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb), verantwoordelijk blijft voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Dagelijks beleid De voorzitter en de secretaris zijn samen belast met de uitvoering van de besluiten van het bestuur van SPD. Zij vertegenwoordigen gezamenlijk SPD in en buiten rechte. Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van SPD, in overeenstemming met de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Deelnemersvereniging Om het draagvlak van de verplichtgestelde pensioenregeling te kunnen toetsen is in 2006 de beroepspensioenvereniging opgericht onder de naam “Deelnemersvereniging Pensioenfonds Dierenartsen” (DPD). De DPD bepaalt de opzet van de regeling, benoemt onder meer de bestuursleden en heeft een adviserende rol bij reglementswijzigingen (statutair vastgelegd). Het bestuur van SPD overlegt minimaal eenmaal per jaar met het bestuur van DPD. Het bestuur van de DPD bestaat ultimo 2009 uit: • de heer A.J.G. den Hertog, vertegenwoordiger van de KNMvD • mevrouw C. Karens, secretaris • mevrouw S.M. Nab, voorzitter • de heer H. Vrieselaar, penningmeester • de heer P.J. van de Werf Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af over het gevoerde beleid aan het zogenaamde “verantwoordingsorgaan”. Het verantwoordingsorgaan is een orgaan van het pensioenfonds en is op 31 december 2009 als volgt samengesteld: Vertegenwoordiging van de actieve zelfstandige deelnemers: • de heer A.J.G. den Hertog • mevrouw C. Karens • de heer H. Vrieselaar Vertegenwoordiging van de actieve deelnemers, werkzaam in loondienst: • mevrouw S.M. Nab vertegenwoordiging van de pensioengerechtigden: • de heer P.J. van de Werf Jaarlijks beoordeelt het verantwoordingsorgaan de werkwijze, het beleid en de keuzes van het bestuur van SPD. Het verantwoordingsorgaan geeft een schriftelijk en beargumenteerd oordeel. Vervolgens geeft het bestuur van SPD een schriftelijke en beargumenteerde reactie hierop. Zowel het oordeel van het verantwoordingsorgaan over boekjaar 2008 en het eerste half jaar van 2009, als de reactie van het bestuur, zijn opgenomen in hoofdstuk D van dit jaarverslag. Intern toezicht Acht beroepspensioenfondsen - waaronder SPD - hebben de handen ineen geslagen om gezamenlijk vanuit de Stichting Dienstverlening Beroepspensioenfondsen (SDB) het intern toezicht in het kader van Pension Fund Governance (PFG) te organiseren. SDB oefent het intern toezicht uit in het kader van PFG
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
10
op de besturen van aangesloten beroepspensioenfondsen. De basis voor het intern toezicht is neergelegd in de Code Pension Fund Governance van de Stichting van de Arbeid en wettelijk verankerd in de Wvb. Het toezicht richt zich met name op het beoordelen van de beleids- en bestuursprocedures en -processen, op de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en op de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn voor het pensioenfonds. Voor de inrichting van het intern toezicht heeft het bestuur gekozen voor intern toezicht door een visitatiecommissie. Deze visitatiecommissie, die bestaat uit 3 leden en een secretaris, bezoekt eens in de drie jaar het bestuur van SPD. SPD is voor de eerste maal getoetst in 2008. In 2009 heeft geen toetsing plaatsgevonden. Uitvoeringsorganisatie Het bestuur heeft met inachtneming van de Beleidsregel uitbesteding pensioenfondsen er voor gekozen om de uitvoering van het pensioenbeheer, de beleidsvoorbereiding hiervoor en de ondersteuning van het bestuur uit te besteden. Het pensioenbeheer en de bestuursondersteuning zijn uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer te Tilburg (SA). Ook de fondsmanager wordt van deze organisatie ingehuurd. Het vermogensbeheer en de vermogensadministratie zijn uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer te De Meern (SAVB). Zowel SA als SAVB zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden van het pensioenfonds in het bezit van een SAS70-verklaring. Voor SA geldt dat het gaat om een SAS70-verklaring type II en voor SAVB gaat het om een SAS70-verklaring type II vanaf de tweede helft 2009. De verklaringen zijn rapportages van de accountant van de uitvoeringsorganisatie, dat betreffende organisatie de procedures volgt die het moet volgen. SPD heeft met alle uitvoeringsorganisaties overeenkomsten en Service Level Agreements vastgelegd. De afzonderlijke SLA’s zijn zodanig ingericht dat het bestuur inzicht heeft in de wijze van inrichting en uitvoering van de uitbestede bedrijfsprocessen en de daarin door de uitvoeringsorganisatie verankerde maatregelen van interne controle en risicobeheersing inclusief maatregelen gericht op fraudepreventie. Handhaving van de getroffen maatregelen gericht op een beheerste en integere bedrijfsvoering vindt plaats via interne en/of externe audits bij de uitvoeringsorganisaties. Over de uitkomsten van deze audits wordt het bestuur geïnformeerd. Daarnaast heeft de externe accountant van SPD toegang tot alle gegevens en informatie betreffende de aan de pensioen- en vermogensbeheerders uitbestede werkzaamheden. Commissies Om zijn werkzaamheden optimaal te kunnen uitvoeren heeft het bestuur commissies en werkgroepen ingesteld die onder meer tot taak hebben besluiten die het bestuur moet nemen voor te bereiden en genomen besluiten op verzoek van het bestuur uit te voeren. Zij kunnen ook toezien op de uitvoering van door het bestuur genomen besluiten. Het bestuur kan besluiten dat externe deskundigen en niet-bestuursleden deel uit maken van een commissie. Op basis van actualiteit wordt gewerkt met werkgroepen (tijdelijke aard) en voor langdurige aandachtsgebieden met commissies (permanent). Op dit moment kent het bestuur een tweetal vaste commissies, te weten: - Communicatiecommissie; - Commissie Beleggingen. Beide commissies werken op basis van een reglement met daarin een vastgestelde taakopdracht. Deze commissies bestaan uit bestuursleden van het pensioenfonds en worden ondersteund door adviseurs vanuit de administrateur respectievelijk de vermogensbeheerder.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
11
Commissie Beleggingen Na de overdracht van het vermogensbeheer naar een externe partij heeft het bestuur een beleggingscommissie opgericht met als mandaat het: • monitoren van de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerder; • nader invullen van het strategische beleggingsbeleid; • formuleren van beleidsvoorstellen ter besluitvorming voor het bestuur, in samenspraak met de vermogensbeheerder. De commissie adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over alle zaken die de beleggingen van SPD betreffen. De commissie is samengesteld uit leden van het bestuur (de heren Broekhuizen, Gostelie en De Ruijter), aangevuld met een deskundige van SAVB. In 2009 is de commissie uitgebreid met de heer L. Sibbing als extern lid. Er is een reglement voor de beleggingscommissie opgesteld waarin onder meer de taakopdracht is vermeld. Communicatiecommissie Het bestuur kent een communicatiecommissie die aandacht besteedt aan alle vormen en middelen van communicatie rondom de pensioenregeling en het pensioenfonds. Mede in het kader van de uitvoerige eisen van de Wet verplichtstelling beroepspensioenregeling (Wvb) is het bestuur van mening dat het thema ‘communicatie’ extra aandacht verdient en in de toekomst blijft verdienen. Het bestuur heeft een communicatiebeleid vastgesteld ten behoeve van de (verbetering van) de informatieverstrekking en vergroting van kennis en acceptatie van de pensioenregeling bij de deelnemers. De uitvoering van dit beleid is door het bestuur gedelegeerd aan de communicatiecommissie. Zowel de taak als de samenstelling van de commissie is in een reglement vastgelegd. In de commissie hebben zitting de bestuursleden de heer Van den Nobelen en de dames Oomen en Haffmans. Zij worden in hun werkzaamheden bijgestaan door een externe communicatieadviseur van SA. Werkgroepen De werkgroepen hebben, in tegenstelling tot de hierboven genoemde commissies, een tijdelijk karakter en voeren een door het bestuur geformuleerde opdracht uit. Naast bestuursleden kunnen (externe) adviseurs deel uitmaken van de werkgroepen. De volgende werkgroepen waren in 2009 actief: Werkgroep Werkgroep Contracten, Statuten en Reglementen
Bestuursleden De heer K.J. Broekhuizen De heer J.M. Boersma (*) De heer T. de Ruijter De heer H.R.C. Gostelie
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
Opdracht Het voeren van contractsonderhandelingen; resultaten worden ter definitieve goedkeuring voorgelegd aan het bestuur. Het volgen van ontwikkelingen met betrekking tot wettelijk toezicht en wetgeving en het voorbereiden van wijziging van statuten en (pensioen-) reglement(en) die het gevolg zijn van die ontwikkelingen of van bestuursbeleid.
12
Werkgroep Pension Fund Governance
Mevrouw F. Haffmans De heer H.R.C. Gostelie Mevrouw M.H. Oomen
Werkgroep arbeidsongeschiktheid
De heer J.M. Boersma (*) De heer K.J. Broekhuizen De heer H.R.C. Gostelie
Voorbereiding van de invulling van wetsvoorschriften met betrekking tot zorgvuldig pensioenfondsbestuur. Het vormen van een gefundeerd standpunt omtrent vrijstelling van premiebetaling als onderdeel van de pensioenregeling.
(*) In verband met zijn aftreden als bestuurslid maakt de heer Boersma per 3 november 2009 geen deel meer uit van de werkgroepen contracten, statuten & reglementen en arbeidsongeschiktheid. Commissie voor Geschillen Het bestuur van SPD heeft een heldere klachtenprocedure en geschillenprocedure opgesteld. Deze procedures zijn ook op de website geplaatst zodat het voor alle belanghebbenden eenvoudig te vinden is hoe en waar men een klacht of geschil kan indienen. Een belanghebbende kan bij een geschil met het pensioenfonds vanaf 2008 in beroep gaan bij de Commissie van Geschillen, conform de bepalingen in het pensioenreglement. De Commissie voor Geschillen bestaat uit een jurist, een actuaris en een dierenarts. Zo nodig kan de Commissie, per individueel geschil, een deskundige benoemen. De Commissie voor Geschillen is per 31 december 2009 als volgt samengesteld: • Mr. A.L. Asscher, advocaat te Amsterdam, voorzitter • Mevrouw drs. S. Beelen, dierenarts1 • vacature2 Aan de Commissie is een griffier verbonden, welke geen deel uitmaakt van de Commissie. De leden van de Commissie worden benoemd en ontslagen door het Bestuur van het pensioenfonds. Met inachtneming van de bepalingen in de statuten, de reglementen en de betreffende geschillenprocedure is de Commissie bevoegd tot het doen van uitspraak in geschillen tussen het pensioenfonds en een bezwaarmaker. De geschillencommissie oordeelt in volstrekte onafhankelijkheid. De commissie van Geschillen hoefde in het boekjaar 2009 geen geschillen te behandelen. Compliance officer Met ingang van 1 maart 2008 heeft SPD het Nederlands Compliance Instituut (NCI) aangewezen als externe compliance officer. De compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode, welke jaarlijks door het bestuur wordt ondertekend, en rapporteert hier ook jaarlijks over. De rapportage over 2009 is te vinden in de bijlagen.
1
Mevrouw Beelen is in 2010 afgetreden omdat zij niet meer werkzaam is als dierenarts. Het bestuur is in overleg met een kandidaat om de opengevallen positie in te vullen.
2
Mevrouw Notebaard heeft in 2009 haar positie ter beschikking gesteld. Zij is in de loop van 2010 opgevolgd door mevrouw Slabbers, actuaris bij Shell.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
13
Externe deskundigen Het bestuur laat zich bijstaan door externe adviseurs op actuarieel, juridisch en fiscaal terrein. Het bestuur blijft evenwel te allen tijde eindverantwoordelijk voor alle activiteiten van het pensioenfonds. SPD heeft een overeenkomst met enkele externe deskundigen. Adviserend Actuaris: - tot 31 oktober 2009 de heer H.W.J. van Gemert, Watson Wyatt B.V. te Eindhoven - vanaf 1 november 2009 de heer R. Kruijff van Towers Watson te Apeldoorn Waarmerkend Actuaris: - tot 31 oktober 2009 de heer J. Smolenaers, Watson Wyatt B.V. te Eindhoven - vanaf 1 november 2009 de heer R. de Vries van Towers Watson te Apeldoorn De waarmerkend actuaris rapporteert jaarlijks over de financiële positie van SPD en geeft een actuariële verklaring af. De accountant controleert de jaarrekening en de verslagstaten ten behoeve van De Nederlandsche Bank (DNB) en doet verslag van zijn werkzaamheden in de vorm van een accountantsverklaring en een verslag aan het bestuur. Hierin zijn opmerkingen en aanbevelingen over de administratieve organisatie en interne controle van SPD opgenomen. De adviserend actuaris, verder in dit verslag aangeduid als actuaris geeft het bestuur advies rondom uiteenlopende onderwerpen, gerelateerd aan hun werkgebied. Volgens de wet dient er wettelijk een scheiding te zijn van kantoren tussen de waarmerkend actuaris en de adviserend actuaris. Indien een actuariskantoor beschikt over een gedragscode die door DNB goedgekeurd is, mogen de waarmerkend en adviserend actuaris van hetzelfde kantoor komen. Er moet echter altijd sprake zijn van twee verschillende personen. De actuaris van SPD is Towers Watson. Dit geldt voor zowel de waarmerkend actuaris als voor de adviserend actuaris. De werkzaamheden worden goed gescheiden en het fondsbestuur is in het bezit is van een heldere taakverdeling. Het werken met één kantoor is voor SPD kostenbesparend. Accountant: De accountant van SPD is de heer S.A. van Kempen, PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te Rotterdam. De administrateur maakt het jaarverslag en de accountant controleert dit. De accountant geeft op verzoek advies aan het bestuur, hoewel niet in dezelfde mate als de actuaris. Herverzekering Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn sinds 2004 volledig herverzekerd bij Aegon Levensverzekering N.V.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
14
D. Verslag van het verantwoordingsorgaan en reactie van het bestuur op het verslag
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
15
Inleiding In 2007 heeft het SPD bestuur de bestuursstructuur van het fonds in overeenstemming gebracht met de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. De nieuwe bestuursstructuur is sinds begin 2008 van kracht en omvat drie organen: het Bestuur, het Verantwoordingsorgaan en het Intern Toezicht. Het SPD Bestuur leidt de Stichting en geeft daarvan rekenschap aan het Verantwoordingsorgaan (VO). Het VO bestaat uit de vijf bestuursleden van de Deelnemersvereniging Pensioenfonds Dierenartsen. Taken VO Het VO heeft tot taak te oordelen over het handelen van het bestuur,over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over de beleidskeuzes van het bestuur voor de toekomst. In het VO hebben vijf vertegenwoordigers zitting: drie namens de deelnemers, een namens de pensioengerechtigden en een namens de gewezen deelnemers en beroepsgroep. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het VO zijn vastgelegd in een afzonderlijk reglement. Het VO baseert het oordeel op: - het jaarrapport 2008; - de bevindingen van het intern toezicht; - overige verstrekte informatie. Voor de vervulling van haar taak heeft het VO recht op overleg met het bestuur en het recht om de externe accountant of de externe actuaris te raadplegen. Het VO kan, na een uitspraak van het intern toezicht over het niet naar behoren functioneren van het bestuur, een nader onderzoek laten bevelen door de ondernemingskamer. Bijeenkomsten in 2008 en 2009 Op 22 januari 2008 is het VO voor een kennismaking met elkaar en een delegatie van het SPD bestuur bijeengekomen. In deze bijeenkomst is uitgebreid gesproken over de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het VO. Op 27 mei 2008 is het VO bijeen geweest om de klachtenprocedure en communicatie te bespreken. Op 1 september 2009 is men bijeen geweest om het jaarrapport 2008 te beoordelen. Op 22 september 2009 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen het bestuur en het VO. In dit overleg is met name het jaarrapport 2008 en actuele zaken besproken. Tijdens dit overleg zijn door het bestuur ook vragen van het VO beantwoord. Het VO heeft kennis genomen van het jaarrapport 2008, het actuariële rapport van Watson Wyatt over het jaar 2008, de klachtenregistratie, communicatie-uitingen tot heden en de notulen van de bestuursvergaderingen gehouden in 2008 en 2009. Op basis van de gesprekken en de documenten is het VO gekomen tot de navolgende bevindingen en aanbevelingen.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
16
Algemene indruk Het VO heeft over het algemeen een positieve indruk over het handelen van het bestuur en het uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar. Ook ten aanzien van de wijze van aansturen door het bestuur bestaat een positieve indruk. Hieronder geeft het VO op specifieke onderdelen zijn bevindingen weer. Bevindingen Boekjaar 2008 Het VO heeft haar oordeel gebaseerd op de notulen van de bestuurvergaderingen, het jaarrapport, het accountantsverslag en het actuarieel rapport. Dankzij het afdekken van het renterisico is er een fraai rendement behaald. Het VO heeft het bestuur wel geadviseerd kritisch te kijken naar de premie. Sinds 2007 zijn de premieinkomsten fors gedaald, waardoor de bijdragen van de deelnemers in de kosten gedaald zijn. Ook blijft het VO aandacht vragen voor de beleggingen en de overeenkomsten die het fonds heeft afgesloten met uitvoerders en adviseurs. Bestuur Het VO heeft kennisgenomen van het voorstel om op termijn het bestuur te verkleinen van 7 naar 5 bestuursleden. Dit om ook aan bestuurderszijde de kosten te drukken. Het VO oordeelt dat veranderingen van bestuurssamenstelling op een juiste wijze worden opgepakt, maar vraagt het bestuur wel te bewaken dat bestuursleden niet overbelast gaan worden. Communicatie Het VO ziet dat het bestuur nog steeds werkt aan een verbetering van de communicatie. Wel adviseert ze het bestuur om ook bij bijvoorbeeld het jaarrapport rekening te houden met de lezers en daar het taalgebruik op af te stemmen. Het VO zou daarbij graag zien dat er onder andere minder gebruik van afkortingen wordt gemaakt, betere uitleg wordt gegeven van bepaalde stukken tekst en bij afwijkende getallen een verklaring wordt toegevoegd. Toeslag Hoewel de regeling in principe geen toeslagen verleent, adviseert het VO het fonds om de gevolgen hiervan duidelijk met haar deelnemers te communiceren. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is in 2008 sterk gedaald. Deze daling in 2008 is voornamelijk veroorzaakt door de verslechterende omstandigheden op de financiële markten. Eind 2008 is er een reserve- en dekkingstekort. Het VO waardeert de extra berichtgeving die het pensioenfonds hierover begin 2009 uit heeft laten gaan. Het pensioenfonds heeft tijdig een herstelplan ingediend. Het VO is in het overleg van 22 september 2009 geïnformeerd over de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2009. Compliance Het VO is van mening dat het SPD-bestuur voldoet aan zijn verantwoordelijkheid jegens de deelnemers om juist te handelen (compliant te zijn).
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
17
Klachten Het VO blijft de klachten nauwlettend volgen. Het VO verwacht dat er altijd wel klachten blijven komen. Met het nieuwe incassobeleid is een betere oplossing voor de klachten gekomen, welke haar vruchten lijkt af te werpen. Het VO heeft geconstateerd dat er veel meer klachten zijn over de deelnemersadministratie dan er door Interpolis worden geregistreerd. Pensioenpremie Sinds de invoering van de nieuwe regeling zijn de premie-inkomsten fors gedaald. Er zijn meer jonge dan oude deelnemers, waardoor de gemiddeld betaalde premie sterk gedaald is. Dat heeft gevolgen voor de bijdragen van deelnemers in de kosten. Daarnaast zijn de opslag voor administratiekosten en vooral ook de solvabilteitsopslag in 2009 flink gestegen. Hierdoor blijft er minder premie voor de deelnemer over om pensioen in te kopen en is de toekomstige opbouw wederom verlaagd. Dit baart het VO zorgen. Zorgwekkend is dat het aantal openstaande bedragen een stijgende lijn vertoont. Aanbevelingen vorig verslagjaar Het VO heeft gezien dat het bestuur met verschillende aanbevelingen aan de slag is gegaan. Nog niet alles is geheel opgelost en/of afgewerkt, maar eerste stappen zijn duidelijk gezet. Het VO vindt het positief dat het bestuur sinds 2009 een voorlichting aan studenten geeft, om zo potentiële deelnemers tijdig op de hoogte te brengen van de pensioenregeling. Ook het taalgebruik is verbeterd en de nieuwe website lijkt een verbetering te worden. Verder heeft het VO gezien dat het bestuur aan de slag is gegaan met het evalueren van al haar overeenkomsten. Zowel de overeenkomst met de uitvoerder, de vermogensbeheerder als met haar adviseurs worden stuk voor stuk geëvalueerd en besproken. Vanaf 2009 komt er een kostenoverzicht per kwartaal, zodat op tijd bijgestuurd kan worden. Positief is dat een deel van het vermogensbeheer extern gaat plaatsvinden. Hierdoor wordt het fonds minder afhankelijk van de stijl van 1 manager. Het baart het VO zorgen dat het resultaat op uitkeringen ook dit jaar negatief is ( er is meer uitgekeerd dan verwacht). In 2008 vallen de premiebijdragen wederom tegen, waardoor de bijdragen in de kosten lager uitvallen. Aanbevelingen Op basis van de bevindingen beveelt het VO ten behoeve van het bestuurlijk functioneren aan: Het deskundigheidsplan voor de bestuursleden verder te actualiseren; De teksten van alle communicatie-uitingen, zoals de nieuwsbrieven op het niveau van de lezer te schrijven (vermijden van te lange artikelen en technische begrippen); De regeling in heldere taal uit te leggen aan de deelnemers; De kosten die uit de premie betaald worden duidelijk en volledig te vermelden; Afkortingen te vermijden ten gunste van de leesbaarheid; Periodiek de contracten met de uitvoeringsorganisaties te analyseren met het oog op de kosteneffectiviteit. Jaarlijks aan te geven wat het rendement van de inleg voor de deelnemer is (marktrente + toeslag). Duidelijk te communiceren welk bedrag er aan rente en incassokosten moet worden voldaan bij te late betaling van de premie. De klachtenregistratie door Interpolis te verbeteren. Het aantal openstaande bedragen te evalueren. Bij het betalen van extra premie worden dezelfde opslagen verwerkt als bij de normale premie. Het VO zou graag zien dat dit helder wordt gecommuniceerd aan de leden.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
18
Voortgang Het VO heeft hierbij op 3 november 2009 zijn oordeel gegeven. Dit oordeel zal worden gepubliceerd op de website www.pensioenfondsdierenartsen.nl. Het oordeel zal met een reactie van het bestuur worden opgenomen in het jaarrapport 2009.
Houten, 3 november 2009
Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen Het verantwoordingsorgaan
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
19
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft kennis genomen van de bevindingen en aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan (VO) ten aanzien van het gevoerde beleid in 2008. Over het algemeen onderschrijft het bestuur de bevindingen en kan het zich vinden in de aanbevelingen. Daar waar nodig of wenselijk wordt hieronder een reactie op enkele specifieke onderwerpen gegeven. Reactie op bevindingen klachten Net als het VO verwacht het bestuur dat er altijd klachten zullen blijven, hoe zeer iedereen ook zijn best blijft doen dit te voorkomen. Het is wel van belang om alle klachten goed in beeld te hebben en op een nette manier af te handelen. Het bestuur heeft daarom een aparte klachtenfunctionaris aangesteld die het klachtenproces bewaakt. Het is natuurlijk mogelijk dat niet alle klachten het bestuur bereiken. Daarom is ook aan de deelnemersvereniging gevraagd om klachten die zij ontvangen en die betrekking hebben op de inhoud dan wel de uitvoering van de pensioenregeling aan de klachtenfunctionaris te melden. pensioenpremie Het VO spreekt zijn zorgen uit over de gedaalde premie-inkomsten waardoor de kosten procentueel zijn gestegen. Het bestuur deelt die zorgen. De daling van het premievolume is een gevolg van de nieuwe regeling. In 2010 wordt daarom de inhoud en opzet van de pensioenregeling geëvalueerd. Hierbij wordt uitdrukkelijk ook gekeken naar de samenstelling van de premie en de vaststelling van de inkoopfactoren, die bepalend zijn voor de hoogte van de aanspraken die voor de premie kunnen worden aangekocht. Reactie op aanbevelingen communicatie Het VO doet in totaal 11 aanbevelingen. Daarvan hebben er 7 in meer of mindere mate betrekking op de communicatie naar deelnemers. Het gaat daarbij niet alleen over de inhoud van de communicatie (welke kosten, welk rendement), maar ook over de wijze waarop gecommuniceerd wordt (heldere taal, leesbaarheid). Uiteraard onderkent het bestuur het belang van een duidelijke en volledige communicatie. Om dit goed te organiseren is daarom een aparte communicatiecommissie opgericht. Deze heeft ervoor gezorgd dat de website is vernieuwd en dat ook de nieuwsbrieven een opfrisbeurt hebben gekregen. Maar naast de uiterlijke veranderingen, richt de commissie zich met name op de inhoud. Over kosten en opslagen is open gecommuniceerd naar de deelnemers. Getracht wordt dit om in zo helder mogelijke bewoordingen te doen. Daarbij loopt de commissie echter ook regelmatig tegen de voorschriften van de toezichthouder aan. Voorwaardelijkheidsverklaringen en toeslagenlabels maken het, hoe goed bedoeld ook, niet altijd begrijpelijker. Communicatie blijft daarom een van de speerpunten van het beleid en het bestuur neemt de aanbevelingen van het VO dan ook zeker ter harte. overige aanbevelingen In 2009 is het deskundigheidsplan aangepast. Een nadere invulling volgt in 2010. Verder zijn, zoals het VO al constateert, in 2009 de uitvoeringsovereenkomsten met zowel de vermogensbeheerder als de uitvoerder besproken en aangescherpt. Daarnaast is er naar aanleiding van de evaluatie van de dienstverlening een overeenkomst gesloten met een nieuwe adviserende en certificerende actuaris.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
20
Periode van oordeelsvorming Het blijft in de ogen van het bestuur vreemd om het oordeel van het VO over 2008 op te nemen in het jaarverslag van 2009. Daarom is in september 2009 aan het VO voorgesteld om in het jaarverslag 2009 ook het oordeel over het desbetreffende jaar op te nemen. Dit betekent dat het VO vooraf niet over het definitieve jaarrapport en de rapporten van de actuaris en de accountant kan beschikken. Gelet op de taak van het VO, een oordeel geven over het gevoerde beleid, hoeft dit volgens het bestuur geen probleem te zijn. Het bestuur accepteert de tegenwerpingen van het VO die met name van praktische aard zijn en gaat akkoord met de publicatie van het oordeel van enig jaar in het daaropvolgende jaarverslag. Tot slot Het bestuur spreekt zijn dank en waardering uit voor de werkzaamheden van het VO. Het pensioenfonds is gebaat bij een constructieve samenwerking tussen alle betrokken partijen en de aanbevelingen van het VO dragen zeker bij tot een optimalisatie van de wijze waarop het pensioenfonds in deze roerige tijden kan blijven functioneren. Houten, 9 juni 2010 Het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
21
E. Bestuursverslag
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
22
Ontwikkelingen Financiële crisis en gevolgen voor SPD Het jaar 2009 stond in het teken van de economische crisis als gevolg van de kredietcrisis. Aan het begin van 2009 waren er forse verliezen op de beurzen. Daarnaast was sprake van een lage rente. Als gevolg hiervan verkeerden enkele honderden pensioenfondsen begin 2009 in onderdekking. De Pensioenwet stelt regels voor het geval de dekkingsgraad van een pensioenfonds onvoldoende is. Pensioenfondsen zijn verplicht een “dekkingstekort” of “reservetekort” direct te melden bij de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Het pensioenfonds heeft een dekkingstekort als de dekkingsgraad lager is dan ongeveer 105% en een reservetekort als de dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad, welke per pensioenfonds kan verschillen. Vanwege de onderdekking moesten bijna alle pensioenfondsen een kortetermijnherstelplan bij de toezichthouder DNB indienen. De deadline daarvoor was 1 april 2009. Volgens de Pensioenwet moet een pensioenfonds binnen drie jaar weer een dekkingsgraad van meer dan 105% hebben. Begin 2009 zag het er naar uit dat veel pensioenfondsen pensioenaanspraken en pensioenrechten zouden moeten korten om te voldoen aan de eis dat binnen drie jaar de dekkingsgraad weer 105% zou zijn. Dat vond minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een onevenredig zwaar gevolg van het hanteren van een termijn van drie jaar. Daarom werd de hersteltermijn tijdelijk verlengd naar vijf jaar. Pensioenfondsen moesten voor 1 april 2009 een plan voor realistisch herstel in vijf jaar indienen bij DNB. Daarin staan ook de maatregelen die het fonds neemt als het niet lukt om binnen vijf (drie) jaar een dekkingsgraad van 105% te bereiken. DNB toetst jaarlijks of het voldoende lukt om te herstellen. Minister Donner heeft besloten dat eventuele korting op pensioenen en aanspraken kan worden uitgesteld tot 1 april 2012. Daardoor wordt een eventuele korting niet overhaast en overbodig doorgevoerd. Bij het opstellen van het herstelplan moet het bestuur zich laten leiden door een evenwichtige belangenafweging. Dat betekent dat de belangen van degenen die nu pensioen opbouwen en de gepensioneerden evenwichtig in het herstelplan verwerkt moeten zijn. DNB beoordeelde de herstelplannen ook daarop. Herstelplan SPD De dekkingsgraad van SPD per 31 december 2008 bedroeg 98,3%. Er was dus sprake van een dekkingsen reservetekort. In verband hiermee heeft het bestuur in maart 2009 een herstelplan ingediend bij DNB. Uit de continuïteitsanalyse die onderdeel uitmaakt van het herstelplan blijkt dat zonder aanpassing van het beleid en zonder aanvullende maatregelen het dekkingstekort naar verwachting binnen vijf jaar is weggewerkt. Naar verwachting binnen acht jaar is ook het reservetekort weggewerkt. Op 29 juni 2009 heeft DNB het herstelplan goedgekeurd. Begin 2010 heeft het bestuur het herstelplan geëvalueerd. De gerealiseerde ontwikkeling van de dekkingsgraad heeft in 2009 steeds voor gelegen op de in het herstelplan verwachte stijging. In het derde kwartaal steeg de dekkingsgraad boven de 105%, zodat het dekkingstekort (virtueel) was weggewerkt. Eind 2009 bedroeg de voorlopige dekkingsgraad 108,4%. Hierbij was echter nog geen rekening gehouden met de ontwikkelingen met betrekking tot de gestegen levensverwachtingen. Stijgende levensverwachtingen Om de hoogte van de voorziening te bepalen hanteert het pensioenfonds bepaalde grondslagen voor verwachte sterfte. Tot en met 2009 werd hiervoor de Actuarieel Genootschap prognosetafel 2005-2050 gehanteerd. In het eerste kwartaal van 2010 werden pensioenfondsen echter geconfronteerd met voorschriften van De Nederlandsche Bank om rekening te houden met de nieuwe door het CBS gepubliceerde sterftetafels. Omdat er nog geen nieuwe prognosetafels van het Actuarieel Genootschap
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
23
beschikbaar zijn, heeft het bestuur op advies van de adviserend actuaris en met instemming van de certificerend actuaris en de accountant besloten om de voorziening te verhogen met 4%. Dit is in lijn met de richtlijnen die Nivra hiervoor heeft afgegeven. Als de nieuwe AG-prognosetafels bekend zijn zal het bestuur de grondslagen opnieuw vaststellen. Waardeoverdrachten De financiële crisis had ook zijn invloed op de waardeoverdrachten. Is de dekkingsgraad van een pensioenfonds lager dan 100%, dan mag het pensioenfonds waardeoverdrachten niet uitvoeren. Het moet deze volgens de Pensioenwet opschorten. Veel fondsen, waaronder ook SPD, hebben in 2009 een aantal maanden een dekkingsgraad van minder dan 100% gehad; sommige fondsen hebben daar nog steeds mee te maken. Hierdoor lagen de waardeoverdrachten in 2009 voor een groot gedeelte nagenoeg stil. Communicatie In het boekjaar is weer veel aandacht besteed aan communicatie. Hiervoor is een communicatieplan opgesteld. Dit plan kent de volgende uitgangspunten: • communicatie zo veel mogelijk gericht op de ontvanger (segmenteren; doelgroepgericht); • communicatiemomenten faseren; • communicatie via verschillende kanalen (multi-channeling); • communicatie op een verrassende wijze brengen (uit de financiële context gehaald). Speerpunt voor de communicatie voor de komende jaren is om de communicatie beter aan te laten sluiten bij de beleving van de deelnemers. Hierbij zal meer gebruik gemaakt gaan worden van elektronische communicatiemiddelen zoals e-mail. De communicatiecommissie bewaakt de uitvoering van het communicatieplan. Zij zijn het eerste aanspreekpunt voor communicatieonderwerpen. De commissie beoordeelt of en wanneer informatie over het pensioenfonds naar interne en/of externe betrokkenen moet worden gestuurd. In 2009 zijn er twee edities van de nieuwsbrief verschenen. Verder heeft de communicatiecommissie veel aandacht gehad voor de website. Deze heeft een opfrisbeurt gehad en is ondergebracht bij een andere provider. In het najaar van 2009 is er naar aanleiding van een discussie die is ontstaan in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde een uitgebreid artikel in datzelfde tijdschrift gepubliceerd dat een uitleg over de opzet van de pensioenregeling geeft. Een presentatie van gelijke strekking is verzorgd bij de Algemene Ledenvergadering van de deelnemersvereniging. Toeslagenlabel Voor een begrijpelijke communicatie over het toeslagbeleid van het pensioenfonds voerde de Wet verplichte beroepspensioenregeling een toeslagenlabel in. Dit label staat op bijna alle communicatiemiddelen. Hiermee maken pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk of de pensioenen de komende jaren kunnen stijgen met de prijsstijgingen, met andere woorden of de koopkracht op peil blijft. Naast het toeslagenlabel moet het fonds een voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken. Daarin wordt het toeslagbeleid verder uitgelegd. Het toeslagenlabel valt onder het toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Vanwege de bijzondere economische situatie in 2009 besloot minister Donner dat het toeslagenlabel in 2009 niet gebruikt hoefde te worden. In plaats daarvan ontwikkelde de pensioensector, in overleg met de toezichthouder AFM, een modelbrief. In 2010 is het toeslagenlabel wel verplicht. SPD heeft het toeslagenlabel echter al in het tweede kwartaal van 2009 ingevoerd. UPO’s AFM constateerde in 2008 dat pensioenfondsen een eigen invulling geven aan de open norm 'tijdig' bij het
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
24
versturen van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO). De verzending is in de praktijk afhankelijk van de doorlooptijden van administratieve processen. Om een einde te maken aan de discussie over de vraag wanneer sprake is van tijdige verstrekking van UPO’s, kwam de AFM met een beleidsregel. Hierin staat dat een pensioenuitvoerder voldoet aan de eis van 'tijdigheid' als de deelnemer zijn UPO uiterlijk op 30 september ontvangt. Deze nieuwe norm geldt voor het eerst voor de UPO’s over het jaar 2009. SPD heeft in 2009 aan deze norm voldaan. Zorgvuldig bestuur Het pensioenfondsbestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheden. Daarnaast weet het bestuur hoe het deze verantwoordelijkheden moet dragen en aan wie het verantwoording aflegt. Onder de verantwoordelijkheden van het bestuur valt het naleven van de statuten, de reglementen, de relevante wet- en regelgeving en het beheersen van de risico’s. Daarbij stelt het bestuur zich onafhankelijk op ten opzichte van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het fonds heeft een klachten- en geschillenprocedure. De eindverantwoordelijkheid voor de administratieve organisatie en de externe uitvoerders ligt tot slot ook bij het bestuur. Deskundigheidsbevordering Elk bestuurslid zorgt voor het verwerven en onderhouden van voldoende kennis op pensioengebied om zijn verantwoordelijkheid als bestuurslid te kunnen dragen. Waar nodig zal een bestuurslid zijn kennis uitbreiden door het volgen van gecertificeerde opleidingen en cursussen, zoals de opleidingen van de Unie voor Beroepspensioenfondsen (UvB), en het bezoeken van seminars en bijeenkomsten waar actuele pensioenonderwerpen aan de orde komen. Daarnaast worden aan bestuursleden vakbladen aangeboden. In de uitvoering van zijn taken laat het bestuur zich bijstaan door adviseurs op diverse gebieden (accountancy, actuariële zaken, juridische zaken, communicatie). In het afgelopen jaar is veel aandacht besteed aan de deskundigheid van het bestuur. Het bestuur is aan de slag gegaan met het aanpassen en actualiseren van het deskundigheidsplan. Om de aanwezige deskundigheid op objectieve wijze in kaart te brengen, hebben alle bestuursleden begin 2010 de UVBtoets gemaakt. Bestuursondersteuning en advies Om de deskundigheid binnen het pensioenfonds op niveau te houden, maakt het bestuur gebruik van verschillende adviseurs. In 2009 heeft een aantal wijzigingen plaatsgevonden. Per 1 juli heeft het bestuur afscheid genomen van de heer Schipper (oud voorzitter van het pensioenfonds) als extern adviseur. In juli 2009 is de heer Sibbing, directeur van het pensioenfonds van Unilever, toegetreden tot de beleggingscommissie. In de tweede helft van 2009 is het bestuur op zoek gegaan naar een nieuwe adviserende en certificerende actuaris. Na een uitgebreid traject heeft het bestuur gekozen voor Towers Perrin, dat later fuseerde met Watson Wyatt tot Towers Watson. Beoordeling van functioneren van bestuurders Het bestuur bespreekt jaarlijks zijn eigen functioneren en het functioneren van de door het bestuur ingestelde commissies. Elk jaar vindt verder een aparte bestuursevaluatie plaats binnen het bestuur als geheel. Hierin wordt ook de rapportage van de externe compliance officer over de naleving van de gedragscode betrokken. Tevens worden functioneringsgesprekken met alle individuele bestuursleden gepland. Voor een correcte gang van zaken is er een helder protocol opgesteld. In juli 2009 heeft het bestuur de sessie gehouden waarbij het functioneren van het bestuur als geheel is besproken. Gedragscode Ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de bij SPD aanwezige informatie heeft SPD een gedragscode opgesteld. Deze gedragscode geldt voor de bestuursleden en de
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
25
door het bestuur aangewezen personen en instanties. In 2008 is een nieuwe gedragscode ingevoerd waarin onder andere een regeling koersgevoelige informatie is opgenomen. Naleving wet- en regelgeving Voor zover bekend bij het bestuur zijn geen overtredingen van wet- en regelgeving die het pensioenfonds betreffen voorgekomen. DNB heeft geen aanwijzingen, dwangsommen of boetes opgelegd.
Algemene ontwikkelingen AOW naar 67 In 2009 was sprake van een economische recessie en een toenemende werkloosheid. Aan de andere kant ontstaat de komende jaren door vergrijzing en ontgroening juist een verminderd arbeidsaanbod en een verwacht tekort aan beschikbare arbeid. Daarnaast is sprake van een stijgende levensverwachting van mannen en vrouwen. Redenen voor het kabinet om de AOW-leeftijd te willen verhogen naar 67 jaar. Werkgevers en werknemers vertegenwoordigd in de Sociaal Economische Raad (SER) kregen tot eind september 2009 de gelegenheid te komen met een (betaalbaar) alternatief plan voor de verhoging van de AOW-leeftijd. Dat is niet gelukt. Sociale partners zijn het niet eens geworden over de AOW-leeftijd en de gevolgen voor aanvullende pensioenen. Het kabinet wil de AOW-leeftijd in twee stappen verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Ook wil het kabinet dat in 2020 het fiscaal gefaciliëerde maximale opbouwpercentage per dienstjaar wordt aangepast voor de aanvullende pensioenen (2e pijler). Daarnaast wordt de premieruimte in de vrijwillige aanvullende pensioenen (3e pijler) aangepast. Op 2 december 2009 dienden minister Donner en staatssecretaris Klijnsma van SZW het wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer. De Raad van State adviseerde de AOW-plannen te herzien omdat volgens haar de AOW-leeftijd sneller omhoog kan. Ook vindt de Raad van State dat de financiële onderbouwing van het wetsvoorstel tekort schiet. Verder adviseert zij de vervroeging van de AOW niet te koppelen aan het arbeidsverleden. De verhoging in twee stappen met een overgangsperiode van 10 jaar geeft betrokken partijen volgens de minister en de staatssecretaris de tijd om maatregelen te treffen. Het advies van de Raad van State, en de reactie van het kabinet hierop, zijn meegestuurd naar de Tweede Kamer. Het kabinet heeft aangegeven dat zij op een later tijdstip een tweede wetsvoorstel indient. In dat voorstel staan de begeleidende maatregelen voor het verhogen van de AOW-leeftijd. Het gaat bijvoorbeeld om zware beroepen en om de mogelijkheid om met 65 jaar te stoppen na 42 jaar werk. Overigens wel tegen een lagere AOW. Na de val van het kabinet in het eerste kwartaal van 2010, werd de verhoging van de AOW-leeftijd controversieel verklaard. Daarmee is verdere behandeling van het wetsvoorstel voorlopig van de baan. Inmiddels is er een akkoord tussen werkgevers en vakbonden om de AOW leeftijd te verhogen naar 66 jaar. Flexibilisering van de AOW-leeftijd In de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om vanaf 2010 de ingangsdatum van het AOW-pensioen uit te stellen. Het AOW-pensioen kan maximaal vijf jaar - geheel of gedeeltelijk – worden uitgesteld ten opzichte van de huidige AOW-leeftijd van 65 jaar. Het kabinet verwacht dat 5% van de nieuwe AOW-gerechtigden kiest voor uitstel. Gaat de AOW-uitkering later in, dan wordt de uitkering ook hoger. Het kabinet wil hiermee een flexibeler systeem van pensionering introduceren. Daarnaast hoopt het kabinet op een cultuuromslag, waarbij mensen 65 jaar niet meer als definitief eindpunt zien van hun
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
26
werkzame leven. Tot slot hoopt minister Donner het mensen gemakkelijker te maken om door te werken na hun 65ste als ze dat zelf willen. Minister Donner en staatsecretaris Klijnsma van SZW vroegen op 11 november 2009 per brief aan de Tweede Kamer om dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk te behandelen. Echter door de val van het kabinet is ook behandeling van dit wetsvoorstel vooralsnog niet aan de orde. Pensioenregister van start In de Pensioenwet is bepaald dat de pensioenuitvoerders een pensioenregister inrichten. Het register gaat alle Nederlandse pensioenregelingen via internet toegankelijk maken. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer en een DigiD kan straks inloggen en een overzicht opvragen van zijn eigen pensioenregelingen en AOW-rechten. Zo kan iedere Nederlander straks duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening is, bij welke pensioenuitvoerder het pensioen is opgebouwd en waar hij terecht kan voor meer informatie. Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en Sociale Verzekeringsbank. De stichting begeleidt de ontwikkeling van het pensioenregister. De pensioensector draagt de kosten zelf. Het is de bedoeling dat het register per 1 januari 2011 van start gaat. In 2009 is bij de uitvoerder, Syntrus Achmea, een project gestart voor de tijdige invoering van het pensioenregister. FVP regeling: geen nieuwe instroom per 1 januari 2011 De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) helpt werklozen van 40 jaar en ouder pensioen op te bouwen. FVP heeft in december 2008 bekendgemaakt dat de FVP-regeling een jaar langer blijft bestaan. De regeling loopt nu door tot 1 januari 2011. Werknemers die vóór 2011 in de WW terecht komen, kunnen nog een FVP-bijdrage aanvragen. Werknemers die daarna WW-gerechtigd worden niet meer. Werknemers die in 2010 werkloos worden, kunnen geconfronteerd worden met een korting op hun FVP-bijdrage. Het FVP-bestuur beslist daar later over. Pensioenbeleid Pensioenregeling SPD is een beroepspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub j van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). De pensioenregeling is van kracht sinds 1 januari 1975 en is vastgelegd in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2009. Deelnemerschap Deelnemer is iedere dierenarts die praktijk in Nederland voert en in Nederland woonachtig is. Ook wanneer een dierenarts werkt als invaller, waarnemer of uitzendkracht voldoet hij aan de voorwaarden van deelname. Pensioenpremie De door SPD uitgevoerde pensioenregeling wordt gekarakteriseerd als een premieregeling in de zin van de Wvb. Dat betekent dat de hoogte van de pensioenpremie het uitgangspunt is voor de berekening van de pensioenopbouw van de individuele deelnemer. De door de actieve deelnemer betaalde premie wordt in eerste instantie aangewend voor de inkoop van ouderdomspensioen, ingaande bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, partnerpensioen (70% van het ouderdomspensioen) en wezenpensioen (20% van het partnerpensioen, tot 21 jaar). Een uitgebreide beschrijving van de pensioenregeling 2009 vindt u terug in de bijlagen. Premiebeleid Jaarlijks vooraf worden door het bestuur van het fonds nieuwe pensioeninkoopfactoren vastgesteld op grond van een advies van de actuaris van het fonds. Deze pensioeninkoopfactoren gelden ongewijzigd
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
27
vanaf 1 januari van een boekjaar voor dat gehele jaar. De pensioeninkoopfactoren worden door de actuaris berekend. De uitgangspunten en/of berekeningsgrondslagen staan opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het fonds. Kostendekkende en feitelijke premie De kostendekkende en feitelijke premies zijn als volgt : (x € 1.000) Kostendekkende premie Conform abtn vastgestelde minimale vereiste premie Feitelijke premie
2009 17.568
2008 16.949
17.568 15.881
13.741 14.686
Toeslagbeleid De opgebouwde pensioenaanspraken van actieven en ook de pensioenrechten van deelnmers met een ingegaan pensioen of met premievrije aanspraken, kunnen jaarlijks worden verhoogd. Er is geen sprake van een doelgericht toeslagbeleid om bijvoorbeeld de inflatie te compenseren. Als zodanig sorteert het fonds derhalve in termen van de zogenaamde toeslagenmatrix in toeslagencategorie B. De premie bevat geen opslag voor de toeslagen en ook is er geen voorziening voor gevormd. Een eventuele toeslagverlening moet komen uit meeropbrengsten over de beleggingen en/of uit een gunstige financiële positie van het fonds. De toeslagverlening is hierdoor voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag verleend zal worden. In lijn met de toeslagenmatrix categorie B is het (voorwaardelijke) toeslagbeleid vastgelegd in het pensioenreglement. Met betrekking tot de communicatie aan de deelnemers zal het pensioenfonds in alle communicatie-uitingen ten aanzien van de rechten van deelnemers de formuleringen hanteren, zoals die ter zake toeslag categorie B in de toeslagenmatrix zijn voorgeschreven. Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn bindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Indien conform een herstelplan wordt gewerkt, is toeslagverlening uitsluitend mogelijk in een zodanige mate, dat de dekkingsgraad ten minste gelijk is aan de voor dat jaar gestelde dekkingsgraad conform het herstelplan. Zolang er echter sprake is van een dekkingstekort is het niet toegestaan een toeslag te verlenen. Het bestuur beschikt over de bevoegdheid om te beslissen of en hoeveel toeslag er in een jaar wordt toegekend. Onder meer zal het bestuur zich in deze beslissingen baseren op de financiële positie van het fonds, de behaalde rendementen en de vooruitzichten daaromtrent. Feitelijke toekenning van toeslagen zal altijd eerst plaatsvinden na een daartoe door het bestuur genomen besluit.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
28
Overzicht van de winstdelingen c.q. toeslagen vanaf 1999: Winstdeling cq toeslag met ingang van:
Winstdeling cq toeslag:
1 januari 1999 1 januari 2000 1 januari 2001 1 januari 2002 1 januari 2003 1 januari 2004 1 januari 2005 1 januari 2006 1 januari 2007 1 juli 2008 1 juli 2009 *
2,3% 2,2% 2,0% 0,9% nihil nihil nihil nihil 3,2% 1,8%* nihil
In juni 2007 heeft het bestuur besloten om met ingang van boekjaar 2008 de rechten voortaan te verhogen op basis van het jaarrapport, zonder terugwerkende kracht. Hierdoor hebben de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in 2008 een verhoging toegekend gekregen waarbij een half jaar uitstel is gecompenseerd.
Vermogensbeheer Terugblik economie en financiële markten 2009: Het jaar van herstel Nadat de financiële wereld in 2008 op haar grondvesten schudde, werd 2009 het jaar van herstel. In eerste instantie werd de trend uit 2008 doorgezet. Aanhoudende problemen in de financiële sector en de vrije val waarin de wereldwijde economische groei was geraakt, bleven het beeld op de financiële markten bepalen. Zakelijke waarden zoals aandelen, beursgenoteerd onroerend goed en grondstoffen, leverden in de eerste maanden van 2009 wederom vele procenten aan waarde in. Het herstel dat inzette na het 1e kwartaal werd voornamelijk gedreven door het ruime monetaire beleid, noodkredieten aan banken en ondersteunende maatregelen die overheden namen. Ook onconventionele maatregelen zoals het opkopen van effecten om het financiële systeem aan de gang te houden werden niet geschuwd. Uiteindelijk bleken de maatregelen voldoende om herstel in de markten te bewerkstelligen en nam het risico op een systeemcrisis af. Het herstel was vooral zichtbaar op de aandelenmarkten en de kredietmarkten. In eerste instantie werd gevreesd dat de verbeteringen tijdelijk zouden zijn, echter, het economisch herstel zette zich gedurende de rest van 2009 door. Als gevolg van de overheidsstimulansen, garantstellingen voor banken, nationalisaties en economische terugval, zijn de overheidstekorten fors gestegen. In de eerste maanden van het jaar leidde de vlucht naar veilige staatsobligaties nog tot een forse daling van de kapitaalmarktrente. Maar als gevolg van de behoorlijke verslechtering van de overheidsfinanciën, kan de kredietwaardigheid van het betreffende land in het geding komen. Dit bleek toen eind 2009 het emiraat Dubai in de problemen kwam en gered moest worden door Abu Dhabi. In Europa werd de kredietwaardigheid van Griekenland verlaagd door kredietbeoordelinginstanties. Als gevolg van deze ontwikkelingen steeg de kapitaalmarktrente eind 2009. Gevoerd beleid Na de waardedaling in 2008 is de beleggingsportefeuille gedurende 2009 stapsgewijs aangepast richting de bestaande normverdeling. Reden was dat daardoor het herstelvermogen niet onnodig zou worden beperkt. Over geheel 2009 liet de beleggingsportefeuille (exclusief de resultaten op de valuta- en
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
29
rentehedge) een sterke waardestijging zien van 13,3%. Het resultaat inclusief de valuta- en rentehedge kwam uit op 6,8%. Het verschil werd met name veroorzaakt door de daling van de rentehedge, veroorzaakt door de in 2009 per saldo gestegen rente. Portefeuillewaarde De waarde van de portefeuille en de verdeling van het vermogen over de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van het jaar ten opzichte van de situatie aan het begin van het jaar wordt weergegeven in onderstaande tabel: Bedragen x € 1.000.000
2009 Percentage 27% 62%
Normportefeuille 24% 63%
24 43 5 5 739 5
3% 6% 1% 1% 100%
4% 6% 2% 1% 100%
24 41 3 13 625 89
4% 6% 1% 2% 100%
744
-
-
714
-
Bedrag Aandelen Vastrentende waarden Alternatieve beleggingen Direct vastgoed Indirect vastgoed Liquide middelen Totaal Valuta- en rentehedge Totaal inclusief valutaen rentehedge
198 464
Bedrag
2008 Percentage 109 17% 435 70%
Rendementen Onderstaande tabel geeft de performance weer uitgesplitst naar de verschillende categorieën waarin voor het pensioenfonds wordt belegd.
Aandelen Vastrentende waarden Alternatieve beleggingen Direct vastgoed Indirect vastgoed Liquide middelen Totaal
2009 Portefeuille 30,7% 9,3% 2,0% -6,5% 34,2% 22,8% 13,3%
Inclusief valuta- en rentehedge
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
2009 Benchmark 31,2% 8,7% 4,6% -0,2% 36,2% 0,7% 13,7%
6,8%
30
Aansluiting met de jaarrekening In bovenstaande tabel wordt een voor vermogensbeheer gebruikelijke rubricering gehanteerd die echter afwijkt van die in de jaarrekening. De aansluiting met de cijfers uit de jaarrekening wordt in onderstaande brugstaat aangegeven:
Vastrentende Vastgoed
Aandelen
Aandelen
waarden
Overige Derivaten
beleggingen
186
Vastrentende waarden
Portefeuille-
471
waarde
11
197
-7*
464
11
24
Alternatieve beleggingen
11
Direct vastgoed
43
Indirect vastgoed
5
2
43 1
6
Liquide middelen Valuta- en rentehedge
5
5
1
4
5
1
24
744
7
7
1
1
32
752
Totaal portefeuillewaarde
59
189
471
Herbelegd collateral uit hoofde van het uitlenen van effecten Beleggingsdebiteuren/ beleggingscrediteuren Totaal
59
189
471
1
Opgenomen onder schulden en overlopende passiva
31
31
Opgenomen onder beleggingen
59
189
471
32
32
783
* Dit betreft een negatieve kaspositie
-
-
de post Alternatieve beleggingen bestaat uit de beleggingen in infrastructuur, private equity en overige alternatieve beleggingen. In de jaarrekening worden deze gerubriceerd onder Overige beleggingen, Aandelen en Vastgoedbeleggingen, de post Liquide middelen bestaat uit banksaldi en beleggingen in een geldmarktfonds, deze laatste is in de jaarrekening terug te vinden onder Overige beleggingen, en de post Valuta- en rentehedge bestaat, naast de waarde van de valuatahedge, uit het totaal van renteproducten zoals swaps en swaptions die ten behoeve van de rentehedge worden aangehouden. In de jaarrekening worden deze gerubriceerd onder derivaten en overige schulden.
Tactische Asset Allocatie De beleggingsportefeuille omvatte aan het begin van het jaar een beperkte overweging op aandelen ten koste van vastrentende waarden. Echter, door de aanhoudende problemen in de financiële sector en de aanhoudende ‘deleveraging’ druk (o.a. gedwongen verkopen), werd besloten de overweging in aandelen
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
31
terug te draaien en een neutrale positie in te nemen medio januari. Nadat de aandelenmarkten waren gestabiliseerd, werd besloten om wederom aandelen te overwegen ten opzichte van vastrentende waarden. Deze overweging in aandelen is gedurende het derde en vierde kwartaal opgebouwd en tot het einde van het jaar gehandhaafd. Gedurende het jaar zijn diverse landenposities aangegaan en gesloten. De meeste posities werden gemiddeld 3-6 maanden aangehouden. De posities lieten een duidelijke overweging in Europa zien. Zo zijn gedurende het jaar het VK, Spanje, Italië en Zweden overwogen geweest. Deze landen scoorden met name hoog op de factor waardering. Daartegenover stond een onderwogen positie van Japan, Taiwan en Australië. Deze landen scoorden vooral laag op de factor waardering. De onderweging op Japan, welke als enige positie het hele jaar opengestaan heeft, had een sterk positieve bijdrage. Echter per saldo heeft het TAA- en landenbeleid een negatieve bijdrage geleverd aan het totaalresultaat. Vastrentende waarden De markt voor vastrentende waarden kenmerkte zich in 2009 door een ongekende bewegelijkheid. Tot het einde van het eerste kwartaal werden risicovolle beleggingen verkocht. Beleggers vluchtten massaal in staatsobligaties met een voorkeur voor Duitse staatsobligaties. Door betere economische vooruitzichten vanaf maart draaide dit en werden beleggingen in staatsobligaties verruild voor bedrijfsleningen. Deze verschuiving heeft ook in de portefeuille plaatsgevonden, waardoor vanaf het eerste kwartaal de beleggingsportefeuille heeft geprofiteerd van het ongekende resultaat van deze bedrijfsleningen. De portefeuille sloot het jaar af met een positief rendement, dat hoger was dan het benchmarkrendement. De beleggingen in obligaties met een lage kredietwaardigheid (onder BBB), de zogenaamde High Yield obligaties, lieten over het jaar een zeer sterk positief rendement zien. Het rendement van de portefeuille bleef ten opzichte van de benchmark echter wel sterk achter. Redenen voor het achterblijven bij deze benchmark waren onderwogen posities in de financiële sector en onderwogen posities in obligaties met de laagste kwaliteit (CCC en D). In 2008 was het effect van deze posities nog positief, maar tijdens het herstel was het tegenovergestelde effect te zien. Ook de portefeuille van inflatie-gerelateerde obligaties bleef achter bij de benchmark, dit werd veroorzaakt door de onderwogen positie van Italië in de portefeuille. De markt van deze obligaties kwam in het begin van het jaar vrijwel tot stilstand en werd gedurende het hele jaar gekenmerkt door een lage liquiditeit. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat maar een beperkt aantal landen inflatie-gerelateerde obligaties uitgeven. Gedurende het jaar fluctueerden de inflatieverwachtingen aanzienlijk en daardoor ook de waarde van deze obligaties. Per saldo namen de inflatieverwachtingen licht toe wat een positief effect had op de waardering van deze obligaties. Aandelen De aandelenmarkten zette in het eerste kwartaal de negatieve trend van 2008 door en leverden nog eens 20% in. Begin 2009 bestond nog het beeld dat de wereldeconomie zich in een recessie bevond. Zowel consumenten als ondernemingen waren terughoudend in hun bestedingen en dit resulteerde in een sterke daling van vooral industriële orders. Hierdoor daalden ook de winstverwachtingen van ondernemingen. Daarnaast hielden de problemen in de financiële sector aan. Na het eerste kwartaal trokken de aandelenmarkten echter aan waardoor geheel 2009 werd afgesloten met een stevige winst. Kwalitatief sterke bedrijven met goede balansen en hoge marges wisten de beste rendementen te halen in 2009. Doordat de beleggingsportefeuille vooral op deze bedrijven was gericht lieten zowel de Europese als de Amerikaanse aandelenportefeuille een sterke performance zien van 33% en 25%. Door de beleidskeuzes en de aandelenselectie heeft de vermogensbeheerder een negatieve bijdrage geleverd aan het behaalde resultaat.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
32
Alternatieve categorieën In 2008 hadden de investeringen in infrastructuur en private equity minder te leiden onder de kredietcrisis. Zoals te verwachten heeft de categorie alternatieve beleggingen in 2009 ook weer minder geprofiteerd van het snelle herstel in 2009. Deze beleggingen zijn voor een lange termijn aangegaan en kunnen op korte termijn grote fluctuaties laten zien ten opzichte van de benchmark. Ook in 2009 was dat het geval waardoor het resultaat van de beleggingsportefeuille dit jaar een klein positief rendement haalde dat echter wel lager uitkwam ten opzichte van de benchmark. Infrastructuur De infrastructuurportefeuille kende wederom een jaar met een laag investeringstempo. Dit werd veroorzaakt door slechte beschikbaarheid van financiering. Infrastructuur beleggingen hebben over het algemeen een defensief karakter. Infrastructuur kent echter ook sectoren waarvan de opbrengsten sterk gerelateerd zijn aan vraag van gebruikers, zoals havens en luchthavens. Vooral deze investeringen daalden gedurende 2009 in waarde. Investeringen in bijvoorbeeld nutsbedrijven keerden juist de eerste opbrengsten uit. Private Equity In 2009 werd relatief weinig activiteit gezien op de Private Equity markt, zowel het tempo van investeringen als uitkeringen nam sterk af. De redenen hiervoor waren de afwezigheid van aantrekkelijk geprijsd vreemd vermogen en grote onzekerheid over winstverwachtingen en prijsvorming. De rendementen op Private Equity investeringen lopen achter op de beursgenoteerde aandelenmarkt en de benchmark. Zo vonden er tijdens de eerste twee tot drie kwartalen van 2009 nog afwaarderingen op de fondsen in portefeuille plaats. Pas in 2010 zal zichtbaar worden of de Private Equity markt een vergelijkbare stijging als de beurs heeft doorgemaakt. Direct vastgoed Niet-beursgenoteerd Vastgoed heeft een moeilijk jaar achter de rug. Een daling in de prijzen van vastgoed en forse dalingen in transacties resulteerden in negatieve absolute rendementen voor de vastgoed beleggingen. Het rendement van winkels was bijna neutraal, gevolgd door kantoren en als slechtst presterend de woningen. De gerealiseerde rendementen in 2009 zijn beter dan de geprognosticeerde rendementen voor 2009. De verwachting is dat er per saldo over 2010 geen verdere afwaarderingen in deze beleggingscategorie plaatsvinden. Indirect vastgoed Het jaar 2009 stond voor beursgenoteerd indirect onroerend goed ook in het teken van herstel. In het begin van 2009 daalden de koersen, waardoor tal van onroerend goed ondernemingen genoodzaakt waren om de balans te versterken en gaven nieuwe aandelen uit. Dit was het begin van het herstel. Uiteindelijk liet de indirect onroerend goed markt een sterk positief rendement zien, de portefeuille presteerde licht beter dan de benchmark. Rentehedge Het fonds heeft gedurende 2009 het beleid voortgezet om het renterisico te beperken. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn namelijk niet in dezelfde mate gevoelig voor rentebewegingen. Daardoor kan de dekkingsgraad sterk meebewegen met rentebewegingen en loopt het fonds een groter risico om in een dekkingstekort te komen. Dit renterisico kan worden verkleind door de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in overeenstemming te brengen met de looptijd van de verplichtingen. Dit kan op verschillende manieren worden doorgevoerd. Het fonds heeft gekozen voor een dynamische afdekkingsstrategie met gebruik van rentederivaten (renteswaps en –swaptions). Hierdoor blijft een zekere mate van rentegevoeligheid bestaan maar is het fonds beschermd tegen forse dalingen. Net als in 2008 is
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
33
het in 2009 noodzakelijk gebleven de strategie aan te passen aan de beschikbaarheid van de swaptions. In het jaar 2009 is de kapitaalmarktrente licht gestegen. De waarde van de verplichtingen is daardoor afgenomen met een positief effect op de dekkingsgraad. Ook de rentehedge is in waarde afgenomen wat een negatief effect op de dekkingsgraad had. In totaal heeft de rentebeweging dankzij het gevoerde beleid een positief effect op de dekkingsgraad gehad. Valutahedge Het fonds belegt in meerdere valutagebieden. Het effect van wisselkoersfluctuaties is beperkt voor de belangrijkste 4 valutagebieden, te weten de Amerikaanse dollar, Britse pond, Japanse yen en Zwitserse frank. Dit beleid is gedurende 2009 gehandhaafd en heeft per saldo licht negatief bijgedragen aan het resultaat. Corporate governance
Stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Het pensioenfonds is een wereldwijde aandelenbelegger en heeft ervoor gekozen het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen over te dragen aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer. Zo is het fonds in staat wereldwijd te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen van bedrijven waarin wordt belegd. Syntrus Achmea maakt bij het uitoefenen van het stemrecht gebruik van de stemanalyses en stemadviezen van het bureau Riskmetrics Institutional Shareholders Services (ISS). ISS houdt rekening met internationaal geaccepteerde corporate governance-codes zoals die van de OECD en het ICGN (International Corporate Governance Netwerk). Daarnaast houdt ISS in iedere afzonderlijke markt rekening met de lokale wet- en regelgeving, waaronder regels voor corporate governance. Verantwoording stemactiviteiten Het pensioenfonds stemde in 2009 op 607 aandeelhoudersvergaderingen, waarbij 7021 agendapunten de revue passeerden. In 2009 werd in ongeveer 13% van alle agendapunten tegen het management gestemd. Het ging hier vooral om de benoeming van bestuurders van ondernemingen (niet onafhankelijk waar dit wel geëist of gewenst is) en beloningstructuren (excessief, onvoldoende toegelicht of niet transparant genoeg). Het pensioenfonds publiceert op haar website hoe zij heeft gestemd per aandeelhoudersvergadering. Tevens plaatst het pensioenfonds elk kwartaal een verslag op de website met vermelding van stemactiviteiten en actuele ontwikkelingen op het gebied van corporate governance. Verantwoord beleggen Het fonds is zich bewust van haar maatschappelijke functie en verantwoordelijkheden. Het pensioenfonds belegt daarom niet willens en wetens in bedrijven die strafbare feiten plegen of moreel verwerpelijk gedrag vertonen. De ondertekening van de “Principles of Responsible Investments” door de vermogensbeheerder geeft voor het fonds, vooralsnog, voldoende garanties dat er verantwoord wordt belegd. Jaarlijks wordt dit besluit door het bestuur geëvalueerd. Vooruitzichten De verwachting voor de wereldwijde economische groei in 2010 is positief. Er wordt ongeveer 4% wereldwijde economische groei verwacht vooral gedreven door voorraadherstel. De hoogste groeicijfers zullen, net als in 2009, in de opkomende markten te vinden zijn. Vooral de verwachtingen voor China en India zijn positief. China laat weer hoge groeicijfers noteren mede door de grote overheidsstimulansen. De 4% wereldwijde economische groei is lager dan voor de crisis vooral door de achterblijvende groei in Westerse landen. In de opkomende markten lijkt daarnaast ook een herverdeling van groei plaats te vinden. Deze verschuift langzaam van een exportgedreven naar een meer binnenlandse vraag gedreven
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
34
groei. Tevens wordt het belang van deze economieën op het wereldtoneel wordt steeds groter. Zo worden bijvoorbeeld nu in China meer auto’s op jaarbasis verkocht dan in de Verenigde Staten. In de Westerse wereld wordt een beperkt economisch herstel verwacht. Gemiddeld genomen is het herstel na een financiële crisis gematigd ondanks dat de eerste opleving vrij krachtig is. Historisch gezien is dit een normaal beeld. Daarnaast zal het herstelproces volatiel en instabiel zijn. Per saldo hebben de huishoudens in vooral de Angelsaksische landen nog hoge schulden welke een solide herstel van de bestedingen belemmert de komende jaren. Huishoudens willen niet meer schuld aangaan. Daarnaast zijn banken nog zeer terughoudend met het uitlenen van geld aangezien er nog afschrijvingen aan zitten te komen. Dit is vooral bepalend voor Europa waar bedrijven sterker leunen op de financiële sector voor financiering in plaats van de bedrijfsobligatiemarkt. Naar verwachting zal de invloed van banken afnemen en zullen bedrijven een groter beroep op de kapitaalmarkt gaan doen. De inflatie zal naar verwachting laag blijven. Er is momenteel sprake van een enorme overcapaciteit en door de hoge werkloosheid is looninflatie geen bedreiging. Desondanks verwacht een aantal analisten een fors hogere inflatie op de middellange termijn. Voor de middellange termijn zal veel afhangen van het beleid van centrale banken en overheden. Hier lijkt de weg van de minste weerstand overstimulering te zijn met mogelijk inflatoire effecten tot gevolg. Dit risico lijkt wel groter in de Verenigde Staten dan in Europa. De Federal Reserve (Fed) zal er alles aandoen om een schuld/deflatie spiraal te voorkomen terwijl de Europese Centrale Bank (ECB) veel meer gericht is op het bestrijden van inflatie. De maatregelen welke centrale banken hebben genomen zijn ongekend. Zo is de liquiditeitscreatie door centrale banken enorm geweest. Uiteindelijk zorgden de maatregelen voor stabilisatie op de financiële markten. Op enig moment dient hier echter een eind aan gemaakt te worden om de inflatieverwachtingen in toom te houden. Dit is het cruciale thema in 2010. Zo zijn er diverse programma’s, zoals het opkopen van effecten en het verstrekken van noodleningen. Deze maatregelen worden al langzaam maar zeker teruggedraaid of stilgezet. Zo lopen een aantal liquiditeitsverschaffende programma’s aan banken af en deze worden deze niet verlengd. Daarnaast hebben centrale banken aangekondigd voor een bepaald bedrag aan effecten op te kopen. Deze zijn voor een groot gedeelte voltooid. Uiteindelijk is de verwachting dat centrale banken eerder te voorzichtig zijn dan te agressief met verkrappen. Diverse overheden zullen fors moeten bezuinigen en de vraag is of dit politiek haalbaar is. Uiteindelijk zullen de financiële markten de overheden dwingen orde op zaken te stellen. Er zal een hogere vergoeding geëist worden op de staatsobligaties en/of het vertrouwen in de betreffende valuta gaat verloren. Eind 2009 werd de kredietwaardigheid van Griekenland verlaagd. Hierdoor liep de effectieve rente op Griekse staatsobligaties fors op. Vervolgens heeft de Griekse overheid een plan aangekondigd om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. De vraag is hoe de Europese Unie met dergelijke probleemlanden om zal gaan. Officieel mogen de andere lidstaten een probleemland niet te hulp schieten. In de praktijk zal er echter alles aangedaan worden om een werkbare oplossing te vinden. Per saldo is de oplopende overheidsschuld onhoudbaar in sommige landen. Pensioenfondsen beleggen doorgaans veel in staatsobligaties. Een belangrijk deel van de beschikbare middelen zal de komende jaren nog steeds richting de kernlanden (Nederland, Duitsland, Frankrijk) stromen. De huidige ontwikkeling op het gebied van staatsobligaties doet vooral denken aan de jaren tachtig en negentig, vóór de introductie van de Euro. Beleggers zijn zich bewust geworden van de onderlinge economische verschillen en de structurele problemen van een aantal landen. Vooralsnog zitten de grootste risico’s in Oost Europa, de zuidelijke Europese landen, Ierland en het Verenigd Koninkrijk. Ook
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
35
in de Verenigde Staten en Japan begint de situatie nijpender te worden. Beleggers willen deze risico’s vertaald zien in de renteopslag. Financiële positie van het fonds Bij de beoordeling van de financiële positie door de certificerend actuaris is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds kan voldoen aan de verplichtingen aangegaan tot balansdatum. Daarbij wordt in aanmerking genomen het streven inzake voorwaardelijke toeslagen, zoals aan de actieven en niet-actieven gecommuniceerd en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. De actuaris heeft verklaard dat de vermogenspositie van het pensioenfonds naar zijn mening slecht is, vanwege het dekkingstekort. Resultaat boekjaar Analyse van het resultaat De samenstelling van het resultaat over 2009 en 2008 en de wijzigingen daarin blijken uit het volgende overzicht (in duizenden euro’s): 2009 2008 wijziging Rendement en wijziging rentetermijnstructuur Financiering Toeslagverlening Sterfte Kosten Arbeidsongeschiktheid Overige verzekeringstechnische grondslagen Herverzekering Waardeoverdrachten Uitkeringen en diversen Wijziging grondslagen Andere baten/lasten
Resultaat boekjaar
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
-
-
68.495 728 229 277 148 1.360 170 304
-
-
68 56 29.140 4
-
82 10 3
39.503
-
121.176
-
-
111.279 496 10.133 33 581 21 3 447
-
179.774 1.224 9.904 244 729 1.381 167 751
-
150 66 29.140 1
-
160.679
36
Risicoparagraaf Risico en beheersing/beleid Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de ABTN. Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheertaken is risicomijdend operationeel management. Onderstaand treft u de risico´s die het bestuur met prioriteit heeft aangepakt: • Beleggingsrisico’s • Actuariële risico’s • Renterisico Beleggingsrisico’s Het Financieel Toetsingskader (“FTK”) voor pensioenfondsen is een onderdeel van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). De regelgeving van het FTK werkt de economische risico´s voor pensioenfondsen verbonden aan onder meer aandelen, valuta’s en rente uit. Het vertaalt deze naar vereiste reserveposities en dekkingsgraden. Hiermee worden pensioenfondsen gedwongen te overwegen welk totaal risiconiveau ze kunnen of willen accepteren. Het pensioenfonds zet, binnen de kaders van het geformuleerde risicobeleid, in op maximalisatie van het rendement op het vermogen. Bij de analyses en afwegingen wordt het pensioenfonds geadviseerd door SAVB. Actuariële risico’s Het fonds hanteert voor de waardering van de pensioenverplichtingen de prognosetafels AG 2005-2050. In deze tafels is de sterftetrend verdisconteerd. Door toepassing van deze prognosetafels is het langlevenrisico voor het fonds sterk gereduceerd. Daarnaast is in 2009, vooruitlopend op het beschikbaar komen van nieuwe AG-prognosetafels, de voorziening Aanpassing Overlevingstafels opgenomen. Overige relevante actuariële risico’s zijn het overlijdens- en het arbeidsongeschiktheidsrisico; deze risico’s zijn volledig herverzekerd. Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. In 2008 heeft het pensioenfonds zijn dynamische afdekkingsstrategie - gericht op het beperken van het renterisico over de pensioenverplichtingen voortgezet. Deze strategie bestaat uit combinaties van rentederivaten. De verhouding hiertussen wordt bepaald door de marktrente op basis van een vooraf overeengekomen methodiek vastgesteld door het bestuur in overleg met SAVB. Door de kredietcrisis is het wel noodzakelijk gebleken de strategie aan te passen aan de beschikbaarheid van de verschillende rentederivaten. Het verkleinen van het renterisico leidt tot een lagere vereiste dekkingsgraad voor het fonds, dan het geval zou zijn geweest zonder beperking van het renterisico.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
37
Toekomstparagraaf Uiteraard zullen de komende jaren in het teken blijven staan van het herstel van de financiële positie. De voortgang van het herstelplan zal een blijvend onderwerp zijn op de bestuursagenda. Daarnaast zal het bestuur in de komende periode extra aandacht hebben voor de opzet van de pensioenregeling. Elementen als arbeidsongeschiktheid en de kostenopslagen in de premie worden daarbij tegen het licht gehouden. Indien de bevindingen hiertoe aanleiding geven, zullen deze met de Deelnemersvereniging worden besproken, om te bezien of een aanpassing van de pensioenregeling gewenst is.
Houten, 9 juni 2010 Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen Het bestuur De heer T. de Ruijter Voorzitter
De heer F.C.G.M. van den Nobelen Secretaris
De heer K.J. Broekhuizen
Mevrouw F. Haffmans
De heer H.R.C. Gostelie
Mevrouw M.H. Oomen
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
38
F. Jaarrekening
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
39
BALANS PER 31 DECEMBER 2009 na bestemming saldo van baten en lasten (in duizenden euro’s)
Activa 2009
2008
783.301
729.443
3.717
3.672
1.
Beleggingen voor risico pensioenfonds
2.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
3.
Vorderingen en overlopende activa
772
1.548
4.
Liquide middelen
318
342
788.108
735.005
2009
2008
27.649
- 11.854
721.976
717.420
38.483
29.439
788.108
735.005
Passiva
5.
Reserves
6.
Technische voorzieningen
7.
Schulden en overlopende passiva
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
40
STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2009 (in duizenden euro’s) 2009
2008
8.
Premiebijdragen van deelnemers
15.881
14.686
9.
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
47.225
63.613
10. 10.1
Mutatie technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Pensioenuitkeringen Saldo overdrachten van rechten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariële uitgangspunten Overige wijzigingen
10.2
Overige technische voorzieningen
-
-
-
15.178 229 18.354 17.141 156 39.624 702 754 23.212 27.768
-
12.104 10.133 25.425 15.353 1.166 149.467 218 180.828 -
-4.556
11.
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
45
195
12.
Herverzekeringen
-
349
-
667
13.
Pensioenuitkeringen
-
17.197
-
15.411
14.
Saldo waardeoverdrachten
-
88
-
1.248
15.
Pensioenuitvoeringskosten
-
1.454
-
1.512
16.
Overige baten en lasten
-
4
-
4
Saldo baten en lasten
39.503
-
121.176
Bestemming saldo Mutatie algemene reserve
39.503
-
121.176
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
41
KASSTROOMOVERZICHT (in duizenden euro’s) 2009
2008
- 1.019.356 1.013.556 24.114 1.284 5.761
- 1.057.709 1.031.550 29.915 1.242 17.434
11.269
19.948
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Aankopen en verstrekkingen beleggingen Verkopen en aflossingen beleggingen Directe beleggingsopbrengsten Kosten vermogensbeheer Overige mutaties
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Premiebijdragen van deelnemers Pensioenuitkeringen Saldo waardeoverdrachten Herverzekeringen Pensioenuitvoeringskosten Overige baten en lasten Mutatie vorderingen Mutatie overige schulden
Mutatie liquide middelen
-
15.881 17.197 88 349 1.454 4 776 8.858
-
14.686 15.411 1.248 667 1.512 4 1.156 15.070
-
11.293
-
20.382
-
24
-
434
-
Saldo liquide middelen 1 januari
342
776
Saldo liquide middelen 31 december
318
342
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
42
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE JAARREKENING Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Dierenartsen, statutair gevestigd te Utrecht is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving en dan in het bijzonder RJ 610 pensioenfondsen. Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen Alle bedragen zijn vermeld in duizenden euro’s. Beleggingen en pensioenverplichtingen zijn gewaardeerd op reële waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd op reële waarde, tenzij anders is vermeld. Voor zover noodzakelijk, wordt op activa een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Schattingswijziging Op basis van nieuwe waarnemingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2006 en 2007 heeft het CBS in december 2008 een nieuwe prognose afgegeven voor de levensverwachting voor 2050. De ontwikkeling van de toekomstige levensverwachting blijkt aanzienlijk beter dan eerder voorzien en is daarmede ongunstiger voor pensioenfondsen. Het Actuarieel Genootschap heeft een gedeelte van de statistieken van het CBS verwerkt tot een nieuwe AG-prognosetafel 2003-2008. De resultaten hiervan wijzen uit dat de eerder afgegeven prognoses zijn onderschat. In het kader van de richtlijnen van het Actuarieel Genootschap dient met deze reële ontwikkelingen rekening te worden gehouden. De herziene AG-prognosetafels zijn nog niet beschikbaar; deze worden in de loop van 2010 verwacht. Vooruitlopend op het beschikbaar komen, het beoordelen en toepassen van die nieuwe AGprognosetafels wordt ultimo 2009 een Voorziening Aanpassing Overlevingstafels opgenomen ter grootte van 4% van de technische voorzieningen, zijnde € 27.768.317. Dit bedrag is als last verantwoord in de staat van baten en lasten 2009. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
43
alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Verwerking van activa en passiva Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat alle of nagenoeg alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Saldering Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om deze wijze af te wikkelen. De met gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
in de balans actief en de de posten op verplichtingen
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar de rapporteringsvaluta euro tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
44
De belangrijkste valutakoersen ultimo boekjaar zijn (uitgedrukt in euro):
US dollar Engelse pond Zwitserse frank Japanse yen
31-12-2009 1,43 0,89 1,48 133,57
31-12-2008 1,39 0,97 1,48 126,01
Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Wet verplichte beroepspensioenregeling worden beleggingen gewaardeerd op marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Om aan te sluiten op het toenemende gebruik (ook internationaal) van het begrip reële waarde (fair value) wordt dit begrip gehanteerd. Participaties in beleggingsinstellingen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en worden gewaardeerd tegen reële waarde. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Indien vastrentende waarden niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houden met het risicoprofiel en de looptijd. Derivaten Derivaten worden in de jaarrekening opgenomen tegen marktwaarde. De verwerking van waardeveranderingen van de marktwaarde is afhankelijk van het feit of het afgeleide instrument al dan niet als een afdekkingsinstrument wordt aangemerkt. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Vorderingen en overlopende activa Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht. Liquide middelen Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. Liquide
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
45
middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder beleggingen. Algemene reserve In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt gesproken van het vereist eigen vermogen en een vrij vermogen. Het vereist eigen vermogen is gelijk aan de voorziening pensioenverplichtingen, tegenwoordig technische voorzieningen genoemd, vermeerderd met de benodigde buffer om te voldoen aan de wettelijke zekerheidsmaat van 97,5%. Deze buffer wordt aangeduid als vereist eigen vermogen. Tot en met boekjaar 2008 diende het pensioenfonds, op basis van artikel 390 Titel 9 Boek 2 BW, een herwaarderingsreserve te vormen voor de ongerealiseerde koersresultaten op beleggingen waarvoor geen frequente marktnoteringen bestaan. Deze verplichting is, op basis van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet, medio 2009 komen te vervallen. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd op de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd op de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting. De technische voorziening voor risico van het pensioenfonds (TV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke toezeggingen van toeslagverlening. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de berekening van de TV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of een toeslag wordt verleend op de opgebouwde pensioenaanspraken. Alle per balansdatum bestaande besluiten van toeslagverlening (ook voor besluiten van toeslagverlening na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities) zijn in de berekening begrepen. Bij de berekening van de voorziening voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt rekening gehouden met premievrije toekomstige pensioenopbouw in verband met arbeidsongeschiktheid op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
46
De technische voorzieningen zijn vastgesteld met de volgende actuariële berekeningsgrondslagen: Disconteringsvoet Sterfte Uitkeringen Leeftijden
Gehuwdheid
Wezenopslag
Excassokosten
Conform de rentetermijnstructuur ultimo boekjaar, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB. Volgens de Prognosetafel 2005-2050 (zoals gepubliceerd door het AG), starttafel 2007-2012. De uitkeringen zijn continu betaalbaar verondersteld. De leeftijd wordt in maanden nauwkeurig bepaald. De vrouwelijke partner/deelnemer wordt verondersteld drie jaar jonger te zijn dan haar mannelijke deelnemer/partner. Tot de pensioenleeftijd (65 jaar) wordt voor alle deelnemers uitgegaan van 100% gehuwdheid, ongeacht de burgerlijke staat. Na ingang van het pensioen wordt het bepaalde-man/vrouw-systeem toegepast op basis van de werkelijke situatie. Voor niet ingegaan latent wezenpensioen wordt een voorziening getroffen ad 3% op de netto technische voorzieningen voor opgebouwd nabestaandenpensioen van niet-ingeganen. Voor het dekken van toekomstige kosten die samenhangen met het uitkeren van pensioen wordt de technische voorzieningen (inclusief de opslagen voor sterftetrend en wezenpensioen) verhoogd met een opslag van 1,2%.
Voorziening voor aanpassing overlevingstafels Ultimo 2009 is een voorziening aanpassing overlevingstafels opgenomen ter grootte van 4% van de technische voorzieningen risico pensioenfonds. Herverzekering Bij Aegon N.V. zijn met ingang van 2004 de overlijdens- en koopsomvrijstellingsrisico’s herverzekerd. De overlijdensrisico’s zijn herverzekerd in de vorm van éénjarige risicokapitalen, die berekend zijn op basis van de contante waarde van de aanspraken op overlevingspensioen verminderd met de bij het fonds aanwezige technische voorziening. De herverzekering van de koopsomvrijstellingsrisico’s betreft de dekking van het risico van gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de jaarlijkse koopsombetaling in geval van blijvende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Daarnaast ontvangt het fonds uitkeringen van de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. voortvloeiende uit premievrije contracten. Het aandeel van de herverzekeraar in de voorziening pensioenverplichtingen heeft betrekking op de wegens arbeidsongeschiktheid van deelnemers van de herverzekeraar te ontvangen uitkeringen. Het bedrag wordt berekend op 80% van de netto contante waarde van de in de toekomst te ontvangen uitkeringen van de herverzekeraar. De contante waarde wordt berekend tegen dezelfde grondslagen als van toepassing op de voorziening pensioenverplichtingen.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
47
Resultaatbepalingsgrondslagen Algemeen Voor zover niet anders vermeld worden baten en lasten verwerkt in het resultaat van het jaar, waarop zij betrekking hebben. Beleggingen Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt verstaan alle aan het boekjaar toe te rekenen inkomsten uit beleggingen, zijnde dividend van aandelen en de aan het boekjaar toe te rekenen rentebedragen van obligaties, leningen op schuldbekentenis en liquide middelen. Onder indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de verandering in de waarde van beleggingen. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en valutaverschillen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is conform de indirecte methode opgesteld. Er is onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit beleggingsactiviteiten en pensioenuitvoeringsactiviteiten.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
48
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2009 (in duizenden euro’s) 1.
Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoed
Stand 31 december 2007 Aankopen/verstrekkingen
Aandelen
51.006
Vastrentende waarden
180.344
Derivaten
437.593
Overige beleggingen
5.041
11.794
Totaal
685.778
52.802
67.539
320.411
614.629
2.328
1.057.709
Verkopen/aflossingen
- 46.393
- 49.478
- 319.488
- 616.191
-
- 1.031.550
Herwaardering
- 4.013
- 78.356
-
1.800
543
- 9.566
-
357
53.945
110.483
-
Stand 31 december 2008 Aankopen/verstrekkingen
120.365
20
24.079
14.749
436.359
99.765
28.891
729.443
-
-
-12.951
-
-12.951
53.945
110.483
436.359
86.814
28.891
716.492
13.195
129.099
221.161
598.532
57.369
1.019.356
Verkopen/aflossingen
-6.722
-88.975
-209.485
-647.776
-60.598
-1.013.556
Herwaardering
-1.530
38.405
22.860
- 37.918
2.578
24.395
98
-97
151
1.409
4.502
5.761
Stand 31 december 2009
58.986
188.915
470.744
1.061
32.742
752.448
Opgenomen onder schulden en overlopende passiva
-
-
-
30.853
-
30.853
58.986
188.915
470.744
31.914
32.742
783.301
Overige mutaties Opgenomen onder beleggingen Opgenomen onder schulden en overlopende passiva
Overige mutaties
Opgenomen onder beleggingen
-
-
36.216 -
18.710
Reële waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen reële waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de reële waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de reële waarde benadert als gevolg van het korte termijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de reële waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals leningen op schuldbekentenis en derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken,
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
49
inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de marktwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
Per 31 december 2009 Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Per 31 december 2008 Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Marktnoteringen
Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
4.957 186.923 468.675 -
54.029 1.992 2.069 1.061 32.742
58.986 188.915 470.744 1.061 32.742
660.555
91.983
752.448
53.945 108.815 434.189 2.120
1.668 2.170 99.765 11.371
53.945 110.483 436.359 99.765 13.491
599.069
114.974
714.043
Schattingen van de reële waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Schatting van reële waarde De belangrijkste gehanteerde methoden en veronderstellingen voor het schatten van de reële waarde van financiële instrumenten zijn voor de vastrentende waarden de rentevoet per 31 december. Gehanteerde rentevoeten voor de bepaling van de reële waarde Op balansdatum zijn de volgende rentevoeten gehanteerd: Vastrentende waarden
31-12-2009 3,555%
31-12-2008 3,469%
31-12-2009
31-12-2008
58.986
53.945
Vastgoed
Indirect vastgoed ( participaties in beleggingsfondsen)
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
50
Specificatie vastgoedaandelen naar regio
31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
Nederland
45.791
77,6
48.404
89,8
Buitenland binnen EU
13.040
22,1
5.359
9,9
Buitenland buiten EU
155
0,3
182
0,3
58.986
100,0
53.945
100,0
31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
83.705
44,3
86.515
78,3
103.217
54,6
22.299
20,2
1.993
1,1
1.669
1,5
188.915
100,0
110.483
100,0
31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
Nijverheid en industrie
21.177
11,2
23.918
21,6
Handel (waaronder groot-en detailhandel)
16.831
8,9
17.279
15,6
Financiële instellingen
15.735
8,3
15.371
13,9
Overige dienstverlening
25.789
13,7
24.636
22,4
Beleggingsinstellingen
105.210
55,7
23.967
21,7
4.173
2,2
5.312
4,8
188.915
100,0
110.483
100,0
31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
5.463
2,9
6.178
5,6
Buitenland binnen EU
119.816
63,4
56.615
51,2
Buitenland buiten EU
63.636
33,7
47.690
43,2
188.915
100,0
110.483
100,0
Aandelen De aandelen kunnen als volgt worden gesplitst:
Zelfstandig beursgenoteerde aandelen Aandelenbeleggingsfondsen Private equity
Specificatie aandelenportefeuille naar bedrijfstak
Diversen
Totaal Specificatie aandelenportefeuille naar regio Nederland
Per balansdatum is een bedrag van € 8.250.099 (2008: € 15.065.256) aan effecten uitgeleend (bruikleen/security lending). Voor het risico van niet-teruglevering zijn zekerheden ontvangen tot een bedrag van € 6.938.864 (2008: € 15.440.247).
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
51
Vastrentende waarden De vastrentende waarden kunnen als volgt worden gesplitst: 31-12-2009
31-12-2008
Obligaties Credit funds Hypotheken Inflation linked bonds Obligatiebeleggingsfondsen
281.393 120.539 636 40.662 25.296
259.848 122.218 36.626 15.394
Leningen op schuldbekentenis
468.526 2.218
434.086 2.273
470.744
436.359
Specificatie vastrentende waarden naar bedrijfstak De Nederlandse Staat Andere staten Financiële instellingen Andere instellingen
Specificatie vastrentende waarden naar regio Mature markets Emerging markets
31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
28.929 289.639 48.473 103.702
6,1 61,6 10,3 22,0
39.253 257.444 73.734 65.928
9,0 59,0 16,9 15,1
470.744
100,0
436.359
100,0
31-12-2009
In %
31-12-2008
In %
465.411 5.333
98,9 1,1
470.744
100,0
436.359 -
436.359
100,0 -
100,0
Leningen op schuldbekentenis Deze post betreft een tweetal leningen. Eén lening is verstrekt aan een verzekeraar tegen een rente van 6,58% met een looptijd tot 2012 voor een bedrag van € 2.069.000 en één lening is verstrekt aan een gemeente tegen een rente van 8,80% met een looptijd tot 2011 voor een bedrag van € 149.000.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
52
Derivaten 31-12-2009
31-12-2008
Rentederivaten Valutaderivaten Overige derivaten
31.350 564 -
94.804 4.909 52
Opgenomen onder beleggingen
31.914
99.765
31-12-2009
31-12-2008
Rentederivaten Valutaderivaten Overige derivaten
-
28.664 2.189 -
-
12.251 653 47
Opgenomen onder schulden en overlopende passiva
-
30.853
-
12.951
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2009: Type contract
Contractomvang
Reële waarde activa
Reële waarde passiva
Totaal waarde
85.339
564
- 2.189
-1.625
Interest rate swaps
957.000
20.935
-28.655
-7.720
Swaptions
171.000
10.388
-
10.388
2.750
27
9
18
-30.853
1.061
Forward
Overige derivaten
Totaal
31.914
-
De reële waarde is de waarde als het contract ultimo jaar zou worden verkocht of teruggedraaid. Margin calls op derivaten worden dagelijks dan wel wekelijks door middel van kasgelden of kasgeldequivalenten afgerekend. In verband met uitstaande derivatencontracten is collateral ontvangen ad € 12,2 miljoen (2008: € 84,4 miljoen).
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
53
Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2008: Type contract
Contractomvang
Reële waarde activa
59.448
4.909
Interest rate swaps
423.000
Swaptions
Forward
Overige derivaten
Totaal
Reële waarde passiva 653
4.256
87.424
-12.251
75.173
140.000
7.380
-
7.380
5.200
52
47
5
-12.951
86.814
99.765
-
Totaal waarde
-
Overige beleggingen
Infrastructuur Cash collateral Liquide middelen Beleggingsdebiteuren Beleggingscrediteuren
Specificatie beleggingsdebiteuren Dividend Te vorderen bron-/ dividendbelasting Overige
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
31-12-2009
31-12-2008
11.463 6.900 12.769 1.622 -13
11.371 15.400 1.304 2.101 - 1.285
32.741
28.891
31-12-2009
31-12-2008
1.277 345 -
426 320 1.355
1.622
2.101
54
2.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
De mutaties kunnen als volgt worden weergegeven: 2009
2008
Stand per 1 januari Benodigde interest Wijziging marktrente Vrijval uitkeringen herverzekering Overige
3.672 84 81 -623 503
3.477 147 205 - 648 491
Stand 31 december
3.717
3.672
31-12-2009
31-12-2008
364 408
310 1.238
772
1.548
3.
Vorderingen en overlopende activa
Premies Verzekeringsmaatschappijen
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 4.
Liquide middelen
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen, die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn en niet het karakter van beleggingen hebben. 5.
Reserves
Stand 31 december 2007 Uit bestemming saldo van baten en lasten
Stand 31 december 2008 Uit bestemming saldo van baten en lasten
Stand 31 december 2009
Algemene reserve 109.322 - 121.176
-
11.854 39.503
27.649
Tot en met boekjaar 2008 diende het pensioenfonds, op basis van artikel 390 Titel 9 Boek 2 BW, een herwaarderingsreserve te vormen voor de ongerealiseerde koersresultaten op beleggingen waarvoor geen frequente marktnoteringen bestaan. Deze verplichting is, op basis van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet, medio 2009 komen te vervallen.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
55
Solvabiliteit
Aanwezig vermogen Vereist eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen 4,13% (2008: 5%) technische voorziening)
31-12-2009
31-12-2008
749.625 811.501
705.566 771.531
29.838
35.871
Conform artikel 126 en 127 van de Wvb stelt het pensioenfonds het minimaal vereist eigen vermogen en vereist eigen vermogen vast. Het pensioenfonds stelt het vereist eigen vermogen zodanig vast dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de technische voorzieningen. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan ultimo 2009 worden gekarakteriseerd als slecht3, vanwege het dekkingstekort en daarmee tevens het reservetekort. In verband met de onderdekking ultimo 2008 is door het pensioenfonds op 31 maart 2009 een herstelplan ingediend bij DNB. Onder het herstelplan bedraagt de herstelperiode om weer boven het minimaal vereiste niveau van 105% te komen ongeveer 5 jaar. De reserve moet immers weer zodanig worden aangevuld dat ook in de toekomst klappen opgevangen kunnen worden, mochten die zich voordoen De verwachte resterende herstelperiode om te voldoen aan de vereiste dekkingsgraad bedraagt ongeveer 8 jaar. Het bestuur verwacht het herstel van de financiële positie van het pensioenfonds te kunnen bewerkstelligen zonder aanpassing van het beleggings-, premie- en toeslagenbeleid zoals vastgelegd in de ABTN. 6.
Technische voorzieningen Voorziening voor pensioenverplichtingen
Stand 31 december 2007 Mutatie boekjaar
536.592 180.828
Voorziening voor aanpassing overlevingstafels -
Stand 31 december 2008 Mutatie boekjaar
717.420 -23.212
27.768
717.420 4.556
Stand 31 december 2009
694.208
27.768
721.976
3
Totaal technische voorzieningen 536.592 180.828
De kwalificatie van de financiële positie is in 2009 gewijzigd door voorschriften van het Actuarieel Genootschap. In
2008 was er de keuze tussen 'voldoende' of 'onvoldoende' en de grens hiervoor lag bij een reservetekort. In 2009 is daar de kwalificatie 'slecht' bijgekomen als er sprake is van een dekkingstekort. In 2009 kwalificeren we financiële positie vanwege een dekkingstekort als 'slecht'. Was het kwalificatiesysteem 2009 ook geldig voor 2008, dan was in 2008 de kwalificatie ook 'slecht' geweest.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
56
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorie van deelnemers als volgt samengesteld: 31-12-2009 31-12-2008 Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
360.111 88.618 245.479
393.668 95.977 227.775
694.208
717.420
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financieringsachterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. 7.
Schulden en overlopende passiva
Derivaten Verplichtingen uit hoofde van ontvangen collateral Te betalen kosten Inhoudingen uitkeringen Overdrachten
31-12-2009
31-12-2008
30.853 6.900 368 360 2
12.951 15.400 723 360 5
38.483
29.439
Alle schulden hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
57
Risicobeheer en derivaten Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 98,3%
Dekkingsgraad per 31 december 2008
0,1%
Nieuwe aanspraken
-
Uitkeringen Wijziging van rentetermijnstructuur
5,7%
Overig beleggingsresultaat inclusief toevoeging interest aan VPV
4,1% -
Toeslagverlening Voorziening voor aanpassing overlevingstafels
-4,2%
Overige oorzaken
-0,2% 103,8%
Dekkingsgraad per 31 december 2009 Het tekort op FTK-grondslagen is als volgt: 31-12-2009
31-12-2008
Technische voorzieningen (FTK-waardering)
721.976
717.420
Buffers: S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect
25.634 70.514 3.410 2.649 24.138 -36.820
4.815 44.906 3.595 8.025 24.387 -31.617
89.525
54.111
Vereist vermogen (art. 127 Wvb) Aanwezig vermogen
811.501 749.625
771.531 705.566
Tekort
-61.876
-65.965
Totaal S (vereiste buffers)
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
58
Het pensioenfonds heeft ter afdekking van risico’s bepaalde derivatencontracten afgesloten. Hiermee is bij het bepalen van de vereiste buffers op de volgende wijze rekening gehouden: Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie. Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: § beleggingsbeleid § premiebeleid § herverzekeringsbeleid § toeslagbeleid. De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten. Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door de beleggingstransacties uit te voeren in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico wordt door het pensioenfonds gemitigeerd door diversificatie Valutarisico Valutarisico is het risico dat wisselkoersschommelingen de waarde van een belegging beïnvloeden. Dit risico is voor het fonds beperkt, aangezien het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille bestaat uit in euro’s genoteerde waarden. Het resterende risico naar de Amerikaanse Dollar, Britse Pond, Japanse Yen en Zwitserse Frank wordt voor 78% afgedekt.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
59
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven:
Positie voor afdekking
2009 Valutaderivaten
EUR
675.899
-53.962
729.861
681.284
AUD
- 378
-
-378
-
CAD
- 11
-
- 11
-
CHF
4.555
3.886
669
163
DKK
413
-
413
1.063
GBP
15.871
13.480
2.391
2.759
HKD
347
-
347
-
JPY
6.016
4.728
1.288
523
322
-
322
1.252
NOK
2008 Nettopositie na afdekking
Nettopositie na afdekking
SEK
974
-
974
2.462
USD
43.141
33.493
9.648
1.628
-
-
-
6.267
747.149
1.625
Overige
745.524
697.401
Renterisico Renterisico is het risico dat een rentebeweging de financiële situatie van het pensioenfonds negatief beïnvloedt. Dit risico bestaat doordat beleggingen en verplichtingen niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor rentebewegingen. Het renterisico neemt af naarmate de looptijd van de beleggingen meer overeenkomt met de looptijd van de verplichtingen. In 2009 heeft het pensioenfonds zijn afdekkingsstrategie - gericht op het beperken van het renterisico over de pensioenverplichtingen voortgezet. Het verkleinen van het renterisico leidt tot een lagere vereiste dekkingsgraad voor het fonds, dan het geval zou zijn geweest zonder beperking van het renterisico. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Duration van de vastrentende waarden (voor derivaten) Duration van de totale beleggingen (na derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
Balanswaarde
31-12-2009
31-12-2008
470.744 752.448 721.976
5,2 16,6 17,7
5,4 17,7 18,8
Op balansdatum is de duration van de beleggingen (voor derivaten) aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur) daalt, de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het beleid van het fonds is gericht op het verkleinen van de “duration-mismatch”. Dit gebeurt binnen het fonds door middel van een combinatie van renteswaps of swaptions. Bij een renteswap wordt een vaste
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
60
lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). Hierdoor wordt de “duration-mismatch” verkleind, maar het fonds wordt wel afhankelijk van de ontwikkeling van de korte rente die het pensioenfonds aan de tegenpartij betaald. Met een swaption kan het pensioenfonds tijdelijk het risico van een verdere rentedaling afdekken. Hiervoor betaalt het fonds een premie. Bij het afsluiten van een swap of een swaption kunnen dus mismatchrisico’s worden afgedekt en worden nieuwe risico’s geïntroduceerd die gepaard gaan met dit soort instrumenten (zoals liquiditeit-, tegenpartij- en juridisch risico). De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd 1-5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
31 december 2009 % 37.951 8 200.328 43 232.465 49
31 december 2008 % 6.499 1 201.552 46 228.308 53
470.744
436.359
100
100
Aandelen- en onroerend goed risico Dit is voornamelijk het koersrisico van beleggingen in de verschillende onroerend goed- en aandelenmarkten. Door dit risico te lopen wordt op de lange termijn naar verwachting een extra rendement gehaald dat het fonds gebruikt om aan haar doelstellingen te voldoen. Dit risico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio’s en sectoren. Met het risico dat uiteindelijk overblijft wordt rekening gehouden in de ALM-studie. Liquiditeitsrisico Het risico dat een belegging niet tijdig tegen een redelijke prijs kan worden geliquideerd. Ook dit risico wordt beheerst doordat de vermogensbeheerder de beleggingsportefeuille op zo een manier opzet dat het naar verwachting aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan voldoen. Daarom is bijvoorbeeld een groot deel van de portefeuille belegd in effecten die worden verhandeld op openbare, gereguleerde, markten. Ook zijn eisen gesteld aan de minimale marktkapitalisatie van effecten. Kredietrisico Het risico dat de tegenpartij niet (meer) aan zijn verplichtingen kan voldoen, bijvoorbeeld door liquiditeitsof solvabiliteitsproblemen. Om dit risico te beheersen worden de tegenpartijen nauwgezet geselecteerd. Daarnaast worden transacties over meerdere aanbieders gespreid en wordt in sommige gevallen onderpand geëist.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
61
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: 31 december 2009 % AAA AA A BBB BB 4 Not rated
31 december 2008 %
246.110 42.095 129.832 16.642 865 35.200
52 9 28 4 7
250.496 107.111 46.282 5.577 26.893
57 25 11 1 6
470.744
100
436.359
100
Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de technische voorzieningen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het fonds heeft het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd bij een externe, onder toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. De herverzekeringsovereenkomsten expireren in 2013. Met de herverzekeraar is een resultatendeling overeengekomen. De resultatendeling is afhankelijk van de betaalde premies, uitbetaalde risicokapitalen en de schadereserves. Een negatief resultaat komt ten laste van der herverzekeraar. Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. 4
Hierin is inbegrepen de participatie van het pensioenfonds in het Global High Yield Fund en enkele obligaties met een
goede kredietwaardigheid waar de classificatie van de kredietwaardigheid niet aangegeven is.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
62
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. De vastrentende portefeuille kan als volgt worden gesplitst met betrekking tot het concentratierisico: 31 december 2009
31 december 2008
67.831 78.607 67.923 26.742 15.148 11.702
84.099 59.980 76.107 36.677 15.237 -
267.953
272.100
Duitsland Frankrijk Italië Nederland Griekenland België
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur door middel van de SLA- en SAS70-rapportages. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
63
Het fonds gebruikt derivaten voor de volgende doeleinden: • voor de efficiënte sturing van de vastrentende portefeuilles worden (opties op) futures en Credit Default Swaps gebruikt; • voor de efficiënte sturing van de aandelenportefeuilles worden futures en Exhange Trades Funds (ETF’s) gebruikt; • voor de afdekking van het valutarisico worden valutatermijncontracten en swaps gebruikt; • voor de afdekking van het renterisico worden renteswaps en swaptions gebruikt; • voor Tactische Asset Allocatie worden futures, Exhange Trades Funds (ETF’s) en swaps gebruikt. Verbonden partijen Transacties met bestuurders Er zijn geen leningen verstrekt aan noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
64
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in duizenden euro’s) 8.
Premiebijdragen van deelnemers
Premiebijdragen van deelnemers Koopsom FVP
2009
2008
15.875 6
14.679 7
15.881
14.686
De kostendekkende en feitelijke premie volgens artikel 125 van de Wvb zijn als volgt: 2009 Kostendekkende premie Feitelijke premie
2008
17.568 15.881
16.949 14.686
In 2009 is, evenals in 2008, de feitelijke premie lager dan de kostendekkende premie. De gehanteerde premiesystematiek van het pensioenfonds brengt met zich mee dat er jaarlijks zowel positieve als negatieve resultaten ontstaan tussen kostendekkende en feitelijke premie. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: 2009 2008 Actuarieel benodigde koopsom Opslag voor uitvoeringskosten Solvabiliteitsopslag
9.
15.171 1.138 1.259
13.875 1.358 1.806
17.568
16.949
Beleggingsresultaten pensioenfonds
Vastgoed Aandelen
Directe beleggingsopbrengsten 2009
Indirecte beleggingsopbrengsten 2009
Kosten van vermogensbeheer 2009
Totaal
Totaal
2009
2008
2.069
- 1.530
-
539
19
42.180
- 73.619
-
40.976
15.223
696
3.794
38.405
18.116
22.860
Derivaten
193
-37.918
59
-37.666
118.324
Overige beleggingen
-43
2.327
4.432
Overige opbrengsten
-15
2.578 -
-208 -1.116
-1.131
24.114
24.395
-1.284
47.225
Vastrentende waarden
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
-
-
-
51 63.613
65
10.
Mutatie technische voorzieningen
De mutatie in de technische voorzieningen is vermeld in de staat van baten en lasten en kan als volgt worden toegelicht: 10.1
Voorziening voor pensioenverplichtingen
Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de technische voorzieningen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele ontwikkeling van het beroepsinkomen. Indexering en overige toeslagen De opgebouwde pensioenaanspraken van actieven en ook de pensioenrechten van verzekerden met een ingegaan pensioen of met premievrije aanspraken, zijn per 1 juli 2009 niet verhoogd. Er is geen sprake van een doelgericht toeslagbeleid om bijvoorbeeld de inflatie te compenseren. Als zodanig sorteert het fonds derhalve in termen van de zogenaamde toeslagenmatrix in toeslagencategorie B. De premie bevat geen opslag voor de toeslagen en ook is er geen voorziening voor gevormd. Een eventuele toeslagverlening moet komen uit meeropbrengsten over de beleggingen en/of uit een gunstige financiële positie van het fonds. Het bestuur beschikt over de bevoegdheid om te beslissen of en hoeveel toeslag er in een jaar wordt toegekend. Onder meer zal het bestuur zich in deze beslissingen baseren op de financiële positie van het fonds, de behaalde rendementen en de vooruitzichten daaromtrent. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 2,544% (2008: 4,696%), zijnde de éénjaarsrente van de rentetermijnstructuur per 1 januari 2009. Pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen (inclusief excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de technische voorzieningen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. De onder dit hoofd opgenomen waarde van de voorziening pensioenverplichtingen betreft de benodigde voorziening voor de overgang van de rentetermijnstructuur ultimo 2008 naar die van ultimo 2009. Wijziging overige actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds.
Bij de vaststelling van de toereikendheid wordt gebruik gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
66
10.2 Overige technische voorziening Vooruitlopend op het beschikbaar komen, het beoordelen en toepassen van die nieuwe AGprognosetafels is ultimo 2009 een Voorziening Aanpassing Overlevingstafels opgenomen ter grootte van 4% van de technische voorzieningen 11.
Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Mutatie waarde herverzekeringspolissen 12.
2008
45
195
Herverzekeringen
Premies Risicokapitalen Arbeidsongeschiktheidsrisico
Uitkeringen Risicokapitalen Arbeidsongeschiktheidsrisico
Totaal herverzekeringen 13.
2009
2009
2008
- 958 - 596
- 537 - 1.144
-1.554
- 1.681
271 934
1 1.013
1.205
1.014
-349
-
667
Pensioenuitkeringen
Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Afkopen
2009
2008
14.049 3.034 65 49
12.474 2.812 60 65
17.197
15.411
De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan € 417,74 per jaar overeenkomstig de Wvb (artikel 77-80). De toeslag van de uitkeringen per 1 juli 2009 zoals vastgesteld door het bestuur is nihil (1 juli 2008 1,8%).
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
67
14.
Saldo waardeoverdrachten
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
2009
2008
23 -111
29 - 1.277
- 88
- 1.248
Dit betreft de ontvangst van of betaling aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra dienstjaren. De toevoeging aan de technische voorziening uit hoofde van de overgenomen pensioenverplichtingen bedraagt 45. Het resultaat op de overgenomen pensioenverplichtingen bedraagt in 2009: -22 (2008: -1). De afname van de technische voorziening uit hoofde van de overgedragen pensioenverplichtingen bedraagt 201. Het resultaat op de overgedragen pensioenverplichtingen bedraagt in 2009: 90 (2008: 81). 15.
Pensioenuitvoeringskosten
Administratiekosten Controle- en advieskosten m.u.v. accountantskosten Accountantskosten inzake controle Accountantskosten inzake advies Bestuurskosten Portikosten en drukwerkkosten Bijdragen toezichthouders Overige kosten
2009
2008
941 187 32 157 44 12 81
985 142 67 4 172 24 21 97
1.454
1.512
Ingevolge artikel 382a Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek wordt gemeld dat de accountantskosten inzake controle als hiervoor opgenomen geheel betrekking hebben op onderzoek van de jaarrekening. Overeenkomstig artikel 104 van de Wvb wordt vermeld dat het pensioenfonds in het afgelopen jaar geen dwangsommen en boetes zijn opgelegd.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
68
Personeelsleden en onkostenvergoeding bestuur Bij het fonds zijn geen werknemers in dienst. In 2009 is voor een totaalbedrag van € 170.693 (2008: € 172.708) aan presentiegelden en onkostenvergoedingen aan de bestuurders uitgekeerd. Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Utrecht, 9 juni 2010 Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen Het bestuur De heer T. de Ruijter Voorzitter
De heer F.C.G.M. van den Nobelen Secretaris
De heer K.J. Broekhuizen
Mevrouw F. Haffmans
De heer H.R.C. Gostelie
Mevrouw M.H. Oomen
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
69
G. Overige gegevens
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
70
Statutaire resultaatbestemming Conform artikel 16 van de statuten van het pensioenfonds zal, indien de middelen waarover het fonds beschikt groter zijn dan benodigd is voor de dekking van de aangegane pensioenverplichtingen, dit overschot bij voorkeur worden bestemd voor een verhoging van die verplichtingen. Eventuele aanwezige reserves boven het vereiste vermogen worden aangehouden in de vrije reserve.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
71
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen te Utrecht is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling over het boekjaar 2009.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 121 tot en met 135 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig, dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
n
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
n
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
72
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 121 tot en met 135 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling met uitzondering van de artikelen 126 en 127 vanwege een dekkingstekort. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Apeldoorn, 9 juni 2010 René de Vries AAG Verbonden aan Towers Watson
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
73
Accountantsverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport op pagina 38 tot en met 68 opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen te Gouda bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en de reserves en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van het stichtingskapitaal en de reserves en het saldo van baten en lasten, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van het stichtingskapitaal en de reserves en het saldo van baten en lasten relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
74
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en de reserves van Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen per 31 december 2009 en van het saldo van baten en lasten over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 van de Pensioenwet. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Rotterdam, 9 juni 2010 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Origineel getekend door S.A. van Kempen RA
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
75
H. Bijlagen
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
76
STRIKT PERSOONLIJK EN VERTROUWELIJK Stichting Pensioenfonds Dierenartsen T.a.v. het bestuur Postbus 90170 5000 LM TILBURG Waddinxveen, 28 mei 2010 Betreft: Rapportage naleving Gedragscode Stichting Pensioenfonds Dierenartsen over 2009 Geacht bestuur, Bij deze doen wij u onze rapportage toekomen inzake de controle op de naleving van de Gedragscode van de Stichting Pensioenfonds Dierenartsen (kortweg de Gedragscode) over 2009. De huidige Gedragscode is in 2008 opgesteld. Wij hebben onze rapportage als volgt onderverdeeld: 1. Inleiding 2. Controle algemene bepalingen 3. Overige zaken Inleiding In de Gedragscode is een aantal algemene bepalingen opgenomen met betrekking tot gedragsregels voor bestuursleden en andere verbonden personen van het pensioenfonds en een aantal specifieke bepalingen met betrekking tot privé-transacties. De Stichting Pensioenfonds Dierenartsen (hierna te noemen SPD) voldoet hiermee aan de verplichting een gedragscode op te stellen. SPD valt onder het gedragstoezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Hierdoor dient SPD te voldoen aan de effectentypische gedragsregels die zijn opgenomen in de Wft en het Besluit Marktmisbruik Wft. Voorts heeft SPD een compliance program opgesteld, waarin de administratieve organisatie met betrekking tot de naleving van de Gedragscode en de invulling van de functie van compliance officer worden behandeld. Op grond van de Gedragscode en het compliance program fungeert het Nederlandse Compliance Instituut (NCI) als externe compliance officer. Vanuit die functie is het NCI verantwoordelijk voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van de Gedragscode. Wij hebben het toezicht afgerond op de periode 1 januari tot en met 31 december 2009. Onderstaand zijn onze bevindingen opgenomen.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
77
Controle algemene bepalingen De verbonden personen is verzocht de vereiste Verklaringen inzake de Gedragscode 2009 te ondertekenen. Alle verbonden personen hebben de Verklaringen ondertekend, behoudens twee reeds vertrokken verbonden personen. De voorzitter heeft ons bericht dat hij geen meldingen uit hoofde van de Gedragscode diende te verrichten. Er zijn geen pogingen van zakelijke relaties of aspirant relaties tot oneigenlijke beïnvloeding gemeld. Er zijn geen meldingen ontvangen van relatiegeschenken boven € 50,-. Er zijn geen meldingen ontvangen van goederen en diensten van zakelijke relaties. Geen van de verbonden personen heeft een uitnodiging van derden in de zin van artikel 5 lid 2 van de Gedragscode gemeld. De nevenfuncties van de bestuursleden zijn gemeld en beoordeeld. Geen van de verbonden personen heeft op grond van de Gedragscode een (potentieel) belangenconflict gemeld, waaronder financiële belangen in zakelijke relaties, het gebruik van zakelijke dienstverleners waarmee het fonds ook zakelijke contacten onderhoudt of privé-gebruik van fondseigendommen. Er zijn geen overtredingen van de Gedragscode geconstateerd. Overige zaken Tijdens de behandeling van deze rapportage in de bestuursvergadering zullen wij de actuele ontwikkelingen ten aanzien van compliance graag met u bespreken. Wij hopen u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Nederlands Compliance Instituut,
B.M. Peters
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
78
Verloopstaat aantal deelnemers Actieve deelnemers Stand 1 januari Nieuwe toetredingen Uitdiensttredingen Ingang pensioen Overlijden Andere oorzaken
-
2009
2008
3.088
2.983
212 158 3 4 65
-
146 199 1 1 160
112
105
Stand 31 december
3.200
3.088
Gewezen deelnemers Stand 1 januari
1.020
1.071
Uitdiensttredingen Waardeoverdrachten Ingang pensioen Overlijden Andere oorzaken
-
158 2 61 1 112
-
199 25 77 148
18
-
51
Stand 31 december
1.002
1.020
Pensioengerechtigden Stand 1 januari
1.037
973
Ingang pensioen Overlijden Afloop Andere oorzaken
Stand 31 december
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
-
89 27 1 2
-
80 21 5 10
63
64
1.100
1.037
79
Pensioenregeling De SPD is een beroepspensioenfonds als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub j van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Wvb). De pensioenregeling is van kracht sinds 1 januari 1975 en is vastgelegd in het pensioenreglement. Het pensioenreglement is voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2007. Gedurende 2007 heeft er een verfijning van het reglement plaatsgevonden en hebben er enige laatste aanpassingen plaatsgevonden in het kader van de Wvb. De door SPD uitgevoerde pensioenregeling wordt gekarakteriseerd als een premieregeling in de zin van de Wvb. Deelnemerschap Deelnemer is iedere dierenarts die praktijk in Nederland voert en in Nederland woonachtig is. Ook wanneer een dierenarts werkt als invaller, waarnemer of uitzendkracht voldoet hij aan de voorwaarden van deelname. Pensioenpremie De SPD-pensioenregeling is een zogenoemde ‘beschikbare premieregeling’. Dat betekent dat de hoogte van de pensioenpremie het uitgangspunt is voor de berekening van de pensioenopbouw van de individuele deelnemer. De hoogte van de jaarpremie wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de pensioengrondslag van de deelnemer. Voor de berekening van de pensioengrondslag geldt een maximum beroepsinkomen (2009: € 52.025) en een franchise (2009: € 13.006). Deze bedragen worden in principe jaarlijks op 1 januari verhoogd. De basis voor de verhoging van het maximum beroepsinkomen en de franchise is de stijging van het prijspeil. Hiervoor wordt aangesloten bij de stijging van het consumentenprijsindexcijfer ‘Alle huishoudens, afgeleid’ tussen oktober van het voorlaatste en oktober van het laatste jaar voorafgaand aan het moment van verhoging van het maximum beroepsinkomen. De deelnemer draagt een percentage van zijn/haar pensioengrondslag in dat jaar af aan het pensioenfonds. Genoemd percentage hangt af van de leeftijd van de deelnemer per 1 januari van het betreffende jaar. Met de leeftijd loopt dit percentage via 5-jaars cohorten op van minimaal 8,1% tot maximaal 33,6%. De door de actieve deelnemer betaalde premie wordt in eerste instantie aangewend voor de inkoop van ouderdomspensioen, ingaande bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, partnerpensioen (70% van het ouderdomspensioen) en wezenpensioen (20% van het partnerpensioen, tot 21 jaar). De pensioenpremie is opgebouwd uit de volgende onderdelen: • Premie voor de (nominale) pensioenopbouw. De opbouw kan verder worden onderverdeeld in aanspraken voor ouderdomspensioen en aanspraken voor partner- en wezenpensioen. • Premie voor de dekking van het sterfterisico. De premie dient voor de verzekering van een aanvullend nabestaandenpensioen. • Opslag in de premie voor de dekking van het risico van premieovername bij arbeidsongeschiktheid. De opslag bedraagt 5,7% van de premie. Bij arbeidsongeschiktheid kan de premiebetaling geheel of gedeeltelijk worden overgenomen door het pensioenfonds volgens daarvoor gestelde regels. • Opslag in de premie voor dekking van de kosten. Er geldt in 2009 een kostenopslag van 4% van de premie. De deelnemer heeft in het boekjaar de mogelijkheid om naast de premie voor het normpensioen vrijwillig pensioenpremie te storten binnen de daarvoor gestelde fiscale grenzen.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
80
Pensioenopbouw De pensioenregeling kent een ouderdomspensioen, een partnerpensioen en een wezenpensioen. Daarnaast is er sprake van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en zijn er diverse keuzemogelijkheden voor de deelnemers op de pensioendatum. Hierna worden deze pensioenen en de keuzemogelijkheden kort toegelicht. De jaarlijks in te kopen pensioenen en de op risicobasis te verzekeren pensioenen worden op basis van bereikte leeftijd bepaald aan de hand van de bij het pensioenreglement gevoegde tabellen. Deze tabellen zijn opgesteld op basis van actuariële grondslagen. Ouderdomspensioen Door jaarlijks pensioenpremie te betalen, bouwt een deelnemer elk jaar verder op aan het ouderdomspensioen. Een deelnemer kan op de pensioendatum het pensioen aanpassen aan de eigen situatie en wensen van dat moment. Partnerpensioen De jaarlijkse opbouw van het partnerpensioen is gelijk aan 70% van de jaarlijkse opbouw van ouderdomspensioen. Wanneer een actieve deelnemer onverhoopt komt te overlijden, is er voor de partner een extra partnerpensioen beschikbaar ten bedrage van 1,225% van de laatst voor overlijden vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het aantal jaren gelegen tussen de datum van overlijden en de pensioendatum. Het “extra” partnerpensioen wordt door SPD op risicobasis in herverzekering gegeven. Onder partner wordt verstaan de echtgeno(o)t(e), de geregistreerde partner of degene die met de deelnemer ongehuwd samenwoont. Ongehuwd samenwonenden moeten de partner wel zelf aanmelden bij het pensioenfonds en een notariële samenlevingsovereenkomst overleggen. Bijzonder partnerpensioen Wanneer het huwelijk van de deelnemer vóór de pensioendatum is ontbonden of een samenlevingsovereenkomst met partnerpensioen is beëindigd, krijgt de gewezen partner een recht op bijzonder partnerpensioen. De hoogte van dit bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen waarop recht zou bestaan als de deelname zou zijn geëindigd op het tijdstip van scheiding5. Als de deelname al is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het partnerpensioen waarop recht is ontstaan bij het beëindigen van de deelname, inclusief de daarop inmiddels verleende toeslagen. Wezenpensioen Bij overlijden van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde deelnemer hebben de kinderen (tot 21 jaar) recht op een wezenpensioen. Het wezenpensioen bedraagt 20% van het partnerpensioen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid Voor de deelnemer die op grond van wettelijke criteria (hierbij geldt een wachttijd van 2 jaar) geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt door SPD gehele respectievelijk gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling verleend terwijl de pensioenopbouw voor de betreffende deelnemer voortgang vindt. De vrijgestelde premie betreft de premie op het niveau per de datum van intreding van arbeidsongeschiktheid, waarbij deze premie jaarlijks met 3% stijgt. De oplopende premiepercentages, met de leeftijd als van toepassing voor actieven, worden voor arbeidsongeschikten niet langer gevolgd. 5
eventueel verminderd met de aanspraken van vorige partners.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
81
Keuze mogelijkheden bij pensioeningang De jaarlijks in te kopen pensioenen en de te verzekeren pensioenen worden bepaald aan de hand van de tabellen in het pensioenreglement. De pensioenleeftijd is ‘standaard’ 65 jaar. Een deelnemer heeft de mogelijkheid om op zijn pensioendatum zijn pensioen aan te passen aan zijn situatie en zijn wensen van dat moment. Bij pensioeningang informeert het pensioenfonds de deelnemer over de uitkomsten van de diverse mogelijkheden, dit aan de hand van individuele berekeningen. Vervroegen of uitstellen van de pensioeningang Het ouderdomspensioen gaat standaard in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gewezen deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. Het ouderdomspensioen eindigt op de laatste dag van de maand van zijn overlijden. De deelnemer kan ervoor kiezen de pensioenleeftijd maximaal vijf jaar te vervroegen. De pensioenaanspraken (het ouderdomspensioen) worden dan lager. Uitstel van de ingangsdatum is mogelijk tot de 70-jarige leeftijd. Uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan alleen worden verleend als de deelnemer gedurende de periode van uitstel werkzaam blijft. Het ouderdomspensioen wordt in dat geval hoger. Ruilen ouderdomspensioen in partnerpensioen Kort voor de pensioendatum krijgt de deelnemer de gelegenheid schriftelijk aan te geven of de deelnemer een stukje van zijn ouderdomspensioen wenst in te ruilen voor een hoger partnerpensioen. Ruilen partnerpensioen in ouderdomspensioen Ook heeft de deelnemer op de pensioendatum de mogelijkheid het opgebouwde partnerpensioen (gedeeltelijk) in te ruilen voor een hoger ouderdomspensioen. Als de deelnemer daarvoor kiest, betekent dit dat zijn partner geen of een lager partnerpensioen krijgt als de deelnemer komt te overlijden. Inruil kan alleen als de partner van de deelnemer daar schriftelijk toestemming voor geeft. Wanneer op de pensioendatum geen partnergegevens bij de administrateur bekend zijn dan wordt de aanspraak op het partnerpensioen automatisch omgezet in een hoger ouderdomspensioen. Het partnerpensioen dat de deelnemer tijdens zijn huwelijk, geregistreerd partnerschap of notariële samenlevingsverband voor zijn eventuele ex-partner heeft opgebouwd komt niet voor uitruil in aanmerking. Hoog/laag-constructie Een deelnemer kan ook kiezen voor een hoog/laag-constructie. Dit betekent dat de deelnemer de eerste 5 of 10 jaar een verhoogd ouderdomspensioen krijgt en vervolgens een verlaagd ouderdomspensioen. De verhouding tussen het hoge en het lage ouderdomspensioen moet 133,3 :100 zijn. Toepassing van deze keuze heeft geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen. Alle omzettingen van de pensioengelden vinden plaats op basis van sekseneutrale factoren. Deeltijdpensioen Sinds 2007 biedt SPD ook de mogelijkheid van deeltijdpensioen aan. Voor het deel dat een deelnemer zijn werkzaamheden neerlegt, kan hij zijn pensioen tot uitkering laten komen. Van deze mogelijkheid kan op z’n vroegst op zestigjarige leeftijd gebruik worden gemaakt.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
82
Begripsomschrijvingen en afkortingen AG Actuarieel Genootschap ALM (asset en liability management)
Het managen van activa en verplichtingen met het doel de marktrisico’s qua niveau en beweegelijkheid te begrenzen en tegelijkertijd een zo hoog mogelijk rendement te behalen binnen deze grenzen. AOW Uitkering die iedere Nederlandse ingezetene vanaf zijn 65e maandelijks vanuit de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt. Basispensioenregeling Het deel van de pensioenregeling waaraan iedere deelnemer gehouden is om deel te nemen. Beschikbare-premieregeling Een beschikbare premieregeling (defined contribution of DC-regeling) is een regeling waarbij een overeengekomen premie beschikbaar wordt gesteld om pensioenrechten voor te verzekeren. Er worden hierbij geen toezeggingen gedaan over de hoogte van de te verzekeren pensioenuitkeringen. Bestuur Het bestuur van de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen. Collectieve actuariële gelijkwaardigheid Voor de bepaling van de hoogte van het pensioen na uitruil of vervroeging wordt voor mannen en vrouwen uitgegaan van dezelfde factoren. Er wordt dus geen verschil gemaakt tussen de levenskansen van een mannelijke en een vrouwelijke deelnemer. Deelnemer Iedere dierenarts die in Nederland als zodanig – hetzij zelfstandig, hetzij in dienstverband - praktijk uitoefent, op 31 december 2006 nog geen 60 jaar was, in Nederland woont en de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. Deelnemersvereniging De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid genaamd Deelnemersvereniging Pensioenfonds Dierenartsen, gevestigd te Utrecht. De deelnemersvereniging is een beroepspensioenvereniging als bedoeld in de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Derivaten Een financieel instrument waarvan de waarde is afgeleid van één of meer onderliggende waarde. DNB De Nederlandsche Bank DPD Deelnemersvereniging Pensioenfonds Dierenartsen
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
83
Duration De duration is de gewogen gemiddelde looptijd van kasstromen waarbij het gewicht van elke kasstroom wordt bepaald door het relatieve belang van die kasstroom. Feitelijke premie In het financieel toetsingskader gehanteerde term. Dit betreft de ontvangen werknemersbijdragen. Franchise Na de 65-jarige leeftijd bestaat het inkomen in principe uit een ouderdomspensioen en een AOW-uitkering. Bij de opbouw van het pensioen wordt al rekening gehouden met deze AOW-uitkering door het gebruik van een franchise. De franchise is het deel van het inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd in verband met de vanaf 65-jarige leeftijd te ontvangen AOW-uitkering. Gepensioneerde De persoon die op grond van het pensioenreglement een ouderdomspensioen van het pensioenfonds ontvangt. Gewezen deelnemer De persoon van wie het deelnemerschap in de pensioenregeling is geëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het pensioenfonds heeft gekregen en behouden. Kind Een kind dat in familierechtelijke betrekking staat tot de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, alsmede stief- en pleegkinderen die door de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Het premiebeleid is een van de belangrijke sturingsmiddelen van een pensioenfonds. Door een adequate prijsstelling wordt voorkomen dat het fonds op voorhand te maken krijgt met tekorten. Langlevenrisico Het risico waarbij een afname van de sterftekans lager is dan de sterftekans volgens het tarief en een verslechtering van het resultaat laat zien Ouderdomspensioen Maandelijkse uitkering die de deelnemer vanaf de pensioendatum of pensioeningangsdatum tot zijn overlijden ontvangt. Partnerpensioen Periodieke uitkering aan de partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde die wordt uitgekeerd na het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
84
Partner a. De persoon met wie de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde gehuwd is; of b. De persoon met wie de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan; of c. De persoon met wie de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde samenwoont, mits: - de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde; en - de partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is van de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde; en - de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde en de partner gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar een gezamenlijke huishouding voeren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend. Pensioenfonds De Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen. Pensioengerechtigde De persoon die op grond van de pensioenregeling een pensioen van het Pensioenfonds ontvangt. Pensioengrondslag De basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen: het beroepsinkomen minus de franchise. Pensioenoverzicht Jaarlijks overzicht van alle pensioenrechten en -bedragen die de deelnemer tot dan toe heeft opgebouwd en nog gaat opbouwen binnen de pensioenregeling. PFG Pension Fund Governance Premie Het bedrag dat een deelnemer jaarlijks moet betalen op basis van de pensioenregeling. PW Pensioenwet SAVB Syntrus Achmea Vermogensbeheer SPD Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen Statuten De statuten van de Stichting Pensioenfonds voor Dierenartsen. SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid VO Verantwoordingsorgaan
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
85
Wezenpensioen Uitkering die de kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde ontvangen na het overlijden van deze deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Wvb Wet verplichte beroepspensioenregeling WIA Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
STICHTING PENSIOENFONDS VOOR DIERENARTSEN
86