KWARTAALUITGAVE VAN HET PARAMEDISCH KENNISCENTRUM
1 2009
Start tweede professional Master Opleiding Sportfysiotherapie (MOS)
KIJK OOK OP WWW.PARAMEDISCH.ORG
3
4
8/9
10
12
Aansluiting paramedische sector bij EPD stap dichterbij
Groepsoefenprogramma migranten
Leerlijn 'lage-rug' Leerlijn 'hoofd/nek'
Vernieuwde opleiding ‘Psychosomatische Fysiotherapie’
Therapeutic Touch: alternatief of aanvullend?
Fysio4deel is een netwerk speciaal voor fysiotherapeuten.
de vier voordelen
Het netwerk heeft interessante inkoopvoordelen kunnen afspreken voor alle aangesloten fysiotherapeuten; voordelen op het gebied van scholing, verzekeringen, kantoorartikelen, trainingsapparatuur en vele andere praktijkbenodigdheden. Wanneer u zich aansluit bij Fysio4deel, kunt u gebruik maken van al deze voordelen.
• • • •
W W W. F YS I O 4 D E E L . N L
Financieel voordeel Betrouwbaarheid Exclusiviteit Gemak
Het lidmaatschap van Fysio4deel is mogelijk voor alle fysiotherapiepraktijken en fysiotherapie-afdelingen in instellingen. Wanneer de praktijk of fysiotherapieafdeling lid is van Fysio4deel kunnen zowel de praktijkeigenaren als alle fysiotherapeuten in loondienstverband óók gebruik maken van de vele voordelen van het fysiotherapeuten netwerk. Fysio4deel biedt naast financieel voordeel ook betrouwbaarheid, exclusiviteit en gemak. En dat scheelt tijd en geld. Kijk voor meer informatie en aanmelding op www.fysio4deel.nl
AANSLUITING PARAMEDISCHE SECTOR BIJ EPD STAP DICHTERBIJ
YVONNE HEERKENS projectleider NPi
In november 2008 is gestart met de uitvoering van het programma e-Paramedici. Het doel is ervoor te zorgen dat ook de paramedische beroepsgroepen kunnen aansluiten op de landelijke ontwikkelingen om te komen tot een Elektronisch Patiënt Dossier en de daarvoor benodigde infrastructuur. Het initiatief kwam van het KNGF. De uitvoering staat onder leiding van Nictiz. Het NPi leidt een belangrijk deelproject.
JACOMIJN HARMSEN projectleider Nictiz
Opdrachtgever en subsidieverstrekker is VWS. In de paramedische sector was de afgelopen periode sprake van enkele goede bottum-up ICT-initiatieven en zijn ook ICTsystemen ontwikkeld. Toch was de paramedische sector tot nu toe slechts beperkt betrokken bij de landelijke ICTontwikkelingen in de gezondheidszorg. In eerste instantie is de aandacht daarbij namelijk uitgegaan naar huisartsen, apothekers en ziekenhuizen. Gezien de werkterreinen en positie van de paramedici in de zorg is recent een traject gestart om initiatieven op paramedisch terrein in kaart te brengen en de paramedische sector ondersteuning te bieden in de richting van landelijke ICT-ontwikkelingen. Geïntegreerde zorg betekent ook aansluiting bij EPD-ontwikkelingen De toekomst is gericht op het leveren van geïntegreerde zorg in verband met complexe problematiek. Paramedische beroepsgroepen maken een belangrijk onderdeel uit van zorgketens, zowel preventief als curatief gezien. De beroepsgroepen in de paramedische sector leveren een wezenlijke bijdrage aan (keten)zorg in de eerste en tweede lijn. Aansluiting van de paramedische sector bij landelijke ICT-ontwikkelingen leek dus zeer voor de hand liggend. Samen met KNGF, NVLF en NPi heeft Nictiz, het Nationaal ICT Instituut in de Zorg, in 2007 ICTontwikkelingen in de paramedische sector globaal geïnventariseerd en is het projectvoorstel e-Paramedici geschreven.
Het doel is het ontwerpen van een specifiek programma voor de paramedische beroepsgroepen, zodat deze in de toekomst kunnen aansluiten op landelijke ontwikkelingen inzake het EPD en de daarvoor benodigde infrastructuur. Dit voorstel is eind 2007 / begin 2008 door zowel het Platform als ook door de Stuurgroep ICT & Innovatie - ingesteld door het Ministerie van VWS - enthousiast ontvangen en goedgekeurd. Het programma e-Paramedici moet er toe leiden dat paramedici kunnen beschikken over actuele, complete en relevante informatie voor de optimale behandeling van patiënten / cliënten. Deze informatie moet eraan bijdragen dat zowel verwijzers, als paramedici, andere behandelaars én patiënten een zo goed mogelijk beeld hebben van de patiënt / cliënt voor, tijdens en na de behandeling, om de best mogelijke behandeling voor de patiënt / cliënt te waarborgen. Interviews met paramedische beroepsverenigingen Het programma begint met het uitvoeren van een inventarisatie van (geautomatiseerde) informatie-uitwisseling en uitwisselingsbehoeften, zowel in beleid als in de praktijk. Relevante vragen in dit kader zijn: Wat is de stand van zaken betreffende onder andere deze onderwerpen? Wat zijn de ambities ten aanzien van ICT voor de toekomst? Welke stappen moeten genomen worden en wat is daarvoor nodig? Voor deze
inventarisatie interviewen Nictiz en NPi alle paramedische beroepsverenigingen en per beroepsgroep houden zij een of meerdere diepte-interviews met paramedici die al ver zijn met elektronische verslaglegging en communicatie (best practices). In een latere fase zullen zij ook leveranciers van software voor paramedici benaderen. Het Nederlands Huisartsen Genootschap zet samen met KNGF en Nictiz een project op voor de beschrijving van de werkprocessen en de bijbehorende gegevensuitwisseling tussen huisartsen en fysiotherapeuten. Mogelijk is een dergelijk project ook nuttig voor de onderlinge communicatie tussen twee paramedische beroepsgroepen. Hierover is nog overleg gaande met de NVLF. De bevindingen uit de inventarisatie en de projecten van KNGF, NHG en mogelijk NVLF vormen de eerste bouwstenen van het specifieke programma voor de paramedische beroepsgroepen, dat gaat waarborgen dat zij in de toekomst kunnen aansluiten op landelijke ontwikkelingen die het EPD ondersteunen.
ISSUE 1 - 2009 3
GROEPSOEFENPROGRAMMA OOK IN UTRECHT SUCCESVOL Marokkaanse en Turkse vrouwen met chronische pijnklachten
DR. C. DORINE VAN RAVENSBERG Programmaleider Kwaliteit & Doelmatigheid NPi Bij Turkse en Marokkaanse vrouwen in Utrecht die deelnamen aan het groepsoefenprogramma 'Integrale benadering voor vrouwelijke migranten met chronische pijnklachten’ zijn in belangrijke mate verbeteringen aangetoond wat betreft huisartsenbezoek, gezondheid en conditie, dagelijkse activiteiten en sport. Op de middellange termijn blijken de vrouwen in staat om de vermindering in pijnklachten en de vooruitgang in conditie, gezond gedrag en kwaliteit van leven te handhaven of deels nog verder uit te breiden. Het huisartsbezoek blijft verder afnemen na afloop van het programma, en de conditie en het uitoefenen van sportieve activiteiten nemen nog verder toe. Dat zijn de voorlopige resultaten van een vervolg op een eerder in Amsterdam uitgevoerd project dat primair als doel had het onderzoeken van de effecten van het groepsoefenprogramma op de gezondheidstoestand van Marokkaanse en Turkse vrouwen met chronische pijnklachten. In Utrecht was de primaire vraag of de in Amsterdam ontwikkelde methodiek ook te implementeren is in een andere stad onder andere omstandigheden en uiteraard wat de resultaten van het groepsoefenprogramma zouden zijn. Enkele van deze resultaten kunnen we alvast geven. Voorgeschiedenis: Project Amsterdam Van 2002 – 2005 is in Amsterdam het groepsoefenprogramma ‘Integrale benadering voor vrouwelijke migranten met chronische pijnklachten’ ontwikkeld en geëvalueerd. Het programma is gericht op het aanzetten tot een gezondere leefstijl en wordt uitgevoerd door fysiotherapeuten en oefentherapeuten Cesar en Mensendieck in overleg en samenwerking met huisartsen, plaatselijke GGD, diëtisten en lokale sporten beweegfaciliteiten. Empowerment is een belangrijk onderdeel van de toeleiding naar ‘gezond leven’ met als doel méér bewegen. De goede resultaten die werden behaald met dit programma leidde tot steeds meer belangstelling van therapeuten, in andere
4 ISSUE 1 - 2009
regio’s in Nederland, die veel te maken hebben met deze doelgroep om ook met dit groepsoefenprogramma aan de slag te gaan. Om invoering elders in het land te vergemakkelijken en te ondersteunen is een implementatiemethodiek ontwikkeld. Project Utrecht In vervolg op de evaluatie in Amsterdam zijn we in Utrecht gestart met een nieuw onderzoek om na te gaan of daar de implementatiemethodiek en ondersteuning door de therapeuten zelf mogelijk is en welke knelpunten zich daarbij (eventueel) voordoen. Als proeflocatie werd de stad Utrecht gekozen omdat de doelgroep van vrouwelijke migranten er voldoende is vertegenwoordigd, er al een infrastructuur is van ondersteunende organisaties en omdat het groepsoefenprogramma er al bekend was bij een aantal fysiotherapie- en oefentherapiepraktijken. In de periode van januari 2007 tot en met juli 2008 zijn gegevens verzameld van 160 deelneemsters die in Utrecht de ‘Integrale benadering’ hebben gevolgd. De vrouwen die in Utrecht instromen in het groepsoefenprogramma zijn voornamelijk eerste generatie migranten van Marokkaanse en Turkse afkomst. Deze vrouwen zijn gemiddeld 21,5 jaar in Nederland, het merendeel heeft geen of een lage opleiding genoten en beheerst de Nederlandse taal redelijk. De meeste vrouwen hebben geen werk buitenshuis. Een groot deel van de vrouwen heeft een of meer chronische aandoeningen en bezoekt de huisarts frequent in verband met chronische aspecifieke pijnklachten. Utrecht vergeleken met Amsterdam In vergelijking met de vrouwen die meededen in Amsterdam zijn de vrouwen die in Utrecht het groepsoefenprogramma volgen ouder en lager opgeleid. Het zijn naar verhouding meer Marokkaanse dan Turkse vrouwen. De jongere Utrechtse vrouwen werken vaker buitenshuis dan de Amsterdamse vrouwen, maar de groep als geheel ontvangt minder vaak bezoek en gaat
minder vaak op visite. Ook ervaren de vrouwen in Utrecht minder steun van hun familie, vrienden en buren dan de vrouwen in Amsterdam. Het aandeel vrouwen dat chronische ziekten of aandoeningen heeft en de zorgconsumptie verschilt niet tussen Utrecht en Amsterdam. Net als bij de vrouwen in Amsterdam valt verreweg het grootste deel van de vrouwen in Utrecht die het groepsoefenprogramma doorlopen op grond van hun BMI en buikomvang in de (hoog) risicogroep voor hart- en vaatziekten. Hun fysieke conditie is erg laag en komt niet overeen met wat verwacht mag worden bij een gezonde populatie van hun leeftijd. Pijn- en stemmingsklachten worden veelal als zeer groot probleem ervaren door de vrouwen. De ervaren kwaliteit van leven en ervaren gezondheid bevinden zich op een (zeer) laag niveau. Resultaten De vrouwen die in Utrecht aan het groepsoefenprogramma hebben deelgenomen geven na afloop van het programma minder regio’s met ‘zeer ernstige’ klachten aan en er zijn meer vrouwen die melden dat zij weer alle activiteiten uitvoeren die zij normaal gesproken verrichten. Ook zijn de vrouwen er in geslaagd hun fysieke activiteitenpatroon te verhogen en hun bezoeken aan de huisarts met 50% te reduceren. Hun lichaamsgewicht en buikomvang zijn significant afgenomen. De conditie is verbeterd: 69% van de vrouwen loopt bij de nameting méér shuttles dan bij de nulmeting. Het percentage vrouwen dat géén problemen ervaart op de dimensies van de EuroQol neemt toe, evenals de kwaliteitvan-leven score en de ervaren gezondheidstoestand. Deze verschillen zijn echter niet statistisch significant. Conclusies Wij concluderen dat bij de vrouwen in Utrecht in belangrijke mate verbeteringen zijn aangetoond wat betreft huisartsenbezoek, gezondheid en conditie, dagelijkse activiteiten en sport.
ZonMw De projecten 'Integrale benadering van vrouwelijke migranten met chronische pijnklachten' in Amsterdam en in Utrecht (de proefimplementatie) zijn gesubsidieerd door ZonMw. Een derde project is in uitvoering. Dit betreft 'Participatie van allochtonen in het ontwikkelen van een integraal Gezond Levenprogramma, borging, en het ontwikkelen van een methodiek voor het realiseren van doelgroepparticipatie van allochtone mannen in gezondheidsbevordering (Migrantenprotocol mannen)'.
Op de middellange termijn blijken de vrouwen in staat om de vermindering in pijnklachten en de vooruitgang in conditie, gezond gedrag en kwaliteit van leven te handhaven of deels nog verder uit te breiden. Het huisartsbezoek blijft verder afnemen na afloop van het programma en de conditie en het uitoefenen van sportieve activiteiten neemt nog verder toe. Bruikbaarheid methodiek Een verslag over de bruikbaarheid van de implementatiemethodiek voor het landelijk kunnen uitrollen van het programma is nog in de maak. Wordt vervolgd in volgende Issues.
TE BESTELLEN • Eindverslag project 'Integrale benadering van vrouwelijke migranten met chronische pijnklachten' • Het eindverslag is te bestellen in de NPi-Shop op www.paramedisch.org onder 'Kwaliteit doelmatigheid'. • Migrantenprotocol vrouwen Het "Protocol Groepsoefentherapie vrouwelijke migranten" en de bijbehorende meetinstrumenten zijn in verband met de copyrights en de scholingseisen niet beschikbaar via de NPi-Shop. U kunt hier informatie over krijgen bij het Kwaliteitsnetwerk Migrantenprotocol, mevrouw Paula van Manen, e-mail:
[email protected].
Cursus 1 (basiscursus): 'Coachen naar gezond leven in multicultureel perspectief'
NPiCURSUSSE N
Cursus 2 (vervolgcursus): 'Coach gezond leven - migrantenprotocol'
WERKEN AAN VERBETERING HULPMIDDELENZORG Zestien partijen in de zorg verkaarden zich onlangs bereid zich te zullen inzetten voor een adequatere hulpmiddelenverstrekking in Nederland. In Nederland doen jaarlijks enkele miljoenen mensen met problemen in hun functioneren een beroep op hulpmiddelen. De verstrekte hulpmiddelen blijken echter lang niet altijd adequaat te zijn als oplossing voor het probleem. Ook worden hulpmiddelen lang niet altijd goed gebruikt. De Cliq classificatie voor hulpmiddelen geeft op een gestandaardiseerde wijze aan welke functionaliteiten de cliënt van een hulpmiddel mag en kan verwachten. Dit maakt een beter en completer beeld mogelijk van verschillende oplossingen. Op 4 december 2008 hebben in Utrecht zestien partijen in de zorg de Intentieverklaring Cliq ondertekend. Hierin verklaren de partijen zich te zullen inzetten voor een zorgbrede invoering van Cliq. Onder hen waren vertegenwoordigers van diverse patiëntenorganisaties, brancheverenigingen, koepelorganisaties van behandelaars, Zorgverzekeraars Nederland, het ministerie van VWS en van Nictiz. Vanuit de paramedische hoek is de intentieverklaring ondertekend door Ergotherapie Nederland en het Nederlands Paramedisch Instituut. "De huidige aanspraak op hulpmiddelen is productgebonden op basis van een limitatieve lijst", zei Hugo Hurts, directeur Geneesmiddelen en Medische Technologie van het ministerie van VWS, ter gelegenheid van deze ondertekening. "Dat heeft nadelen, het is bijvoorbeeld niet flexibel, want aanbodgestuurd, en het biedt weinig mogelijkheden voor innovatie. De nieuwe manier van werken is probleemgebonden, op basis van de problemen in het functioneren van de cliënt. In de Tweede Kamer is onlangs algemeen overleg geweest met de minister, waarin een brede politieke steun zichtbaar lijkt te worden voor deze aanpak." Cliq past binnen deze 'functiegerichte' aanspraak en zal worden gebruikt bij het opstellen van protocollen.
Meer informatie www.cliq.nl, Esther van Herk van Nictiz (
[email protected], 070 3173450) Yvonne Heerkens van het NPi (
[email protected]). Ria Wams, directeur NPi
Zie de cursuskalender op www.paramedisch.org onder 'Cursussen en congressen'
ISSUE 1 - 2009 5
ROLAND VAN ERP Sportfysiotherapeut NVFS®, MPTS
KRACHTTRAINING IN DE WIELERSPORT volgens de methodiek van de Rehaboom® Presteren wielrenners beter op de ‘Wingate-test’ door krachttraining in vergelijking met fietsen zonder krachttraining, dat was het onderzoeksonderwerp in het kader van mijn masterstage van de opleiding Master of Physical Therapy in Sports (MPTS) van Avans+. Door de eerder gevolgde opleidingen bij de Hogeschool Utrecht en het NPi, heb ik onderzoek voor mijn afstudeerproject gedaan naar het effect van krachttraining volgens de protocollen van de Rehaboom® geïntegreerd in een wielertrainingsprogramma. In dit artikel doe ik verslag van dit project.
De grondmotorische eigenschap ‘kracht’ in het wielrennen De basis van dit trainingsprogramma was een sportanalyse van de vijf grondmotorische eigenschappen voor het wielrennen. Hieruit kwam naar voren dat de grondmotorische eigenschap ‘kracht’ voor wielrennen naast uithoudingsvermogen een zeer belangrijk element vormt. Het trainingsprogramma moest dienen om de (trap)kracht te vergroten. Kracht moet echter omgezet worden in vermogen en in verband met het wielrennen nog specifieker in acceleratievermogen. Mijn onderzoek spitste zich namelijk toe op de wielerdiscipline ‘criterium rijden’. Deze wedstrijden kenmerken zich door een opeenvolging van acceleraties en deceleraties. Om het acceleratievermogen te verhogen moet maximaalkracht omgezet kunnen worden in snelkracht. Trainingsprogramma: kracht en uithoudingsvermogen Het krachttrainingsprogramma duurde 24 weken en bestond uit twee trainingssessies van twee uur per week. De oefenstof omvatte hoofdoefeningen, zoals squat, deadlift en goodmorning, en bijoefeningen, zoals russian twist, military press en fly’s. De laatste waren bedoeld om de ‘core-stability’ te 6 ISSUE 1 - 2009
verbeteren en daarmee voorwaarden te scheppen voor de verdere opbouw van de krachtprotocollen. Het sportspecifieke karakter van het programma kwam naar voren door de keuze van de oefenstof met vrij materiaal, specifieke gewrichtshoeken, wijze van uitvoering (concentrisch / excentrisch). Parallel aan het trainingsprogramma voor de verbetering van de grondmotorische eigenschap kracht (output) heb ik een trainingsprogramma opgesteld voor de verbetering van de eigenschap uithoudingsvermogen. Onderzoeksgroep en metingen De onderzoeksgroep bestond uit 30 wielrenners die in drie subgroepen werden ingedeeld: één groep volgde het bovenbeschreven trainingsprogramma (groep 1), de tweede groep volgde een krachttraining op de fiets waarbij met zwaardere versnellingen gereden werd (groep 2) en de derde groep kreeg geen specifieke toegevoegde training (groep 3). Voorafgaande aan het onderzoek en na 24 weken werden de wielrenners door een sportarts getest op een Lode-fietsergometer met de ‘Wingate-test’. Deze test meet het anaerobe vermogen. De specificiteit, validiteit en betrouwbaarheid van deze test zijn beschreven in diverse onderzoeksartikelen.
Analyse en conclusie Gemiddeld nam het 1 Repetition Maximum (1 RM) van de wielrenner 25-35% toe. De test- en hertestwaarden – gemeten op de Wingate-test - van de drie groepen zijn vervolgens geanalyseerd. Er is verbetering te zien van zowel het piek-, gemiddelde en minimale vermogen alsmede van de anaerobe capaciteit en het anaerobe vermogen van de krachttrainingsgroep in vergelijking met de twee controlegroepen. De verschillen waren echter niet significant. Debet hieraan is waarschijnlijk de geringe 'power' door de te kleine onderzoekspopulatie. Logisch vervolg zou een uitgebreider onderzoek zijn met een grotere onderzoeksgroep. Een uitdaging voor een andere wielerminded Master-in-spé? De meetgegevens in tabelvorm en de literatuurlijst zijn te vinden op de NPi-site onder Issue Online. Met dank aan prof. dr. Bouwien Engelsman, Toine van de Goolberg en Hans Bult. Roland van Erp heeft na het volgen van de opleiding allround Sportfysiotherapie bij de Hogeschool Utrecht de vijf modulen ‘Specialisatie Rehaboom’ bij het NPi gevolgd. In 2006 startte hij met de MPTS-opleiding bij Avans+ in Breda. Roland is op 21 dec. jl. als Master of Physical Therapy in Sports afgestudeerd met de nominatie 'ambassadeur voor de sportfysiotherapie van Avans+'. Roland is bij het hier beschreven afstudeerproject begeleid door Maarten Barendrecht (MPTS), onder eindverantwoording van prof. dr. Bouwien Smits-Engelsman. Het trainingsprogramma is samengesteld met feedback van Toine van de Goolberg.
DE IJZERSTERKE PLUSPUNTEN VAN DE UNIEKE PARAMEDISCHE DATABANK DOCONLINE even voorstellen...
FRANS LANTING Hallo, mijn naam is Frans Lanting, ik ben 43 jaar en woonachtig in het mooie Steenwijk in Overijssel. Ik ben inmiddels 20 jaar werkzaam als (staf)fysiotherapeut bij de Koninklijke Landmacht. Dit is een eerstelijns setting in een gezondheidscentrum op een kazerne, en ik behandel dus uitsluitend militairen. Het grootste deel van de werkzaamheden vindt plaats in het orthopedisch spectrum waarbij hersteltraining en sportrevalidatie centraal staan. Verder was ik al vijf jaar als externe cursuscoördinator werkzaam bij het NPi. Naast het feit dat deze werkzaamheden leuk waren zijn ze ook leerzaam. Je zit ‘dicht bij het vuur’ op het gebied van allerlei cursusonderwerpen, zodat je makkelijk op de hoogte blijft van de state of the art. Sinds december 2008 ben ik parttime werkzaam als vaste cursuscoördinator. Naast diverse orthopediegerelateerde cursussen coördineer ik bij het NPi ook de COPD-cursus en de cursus ‘Reumatische aandoeningen’. Kortom, kansen genoeg om u te ontmoeten.
EN DE WINNAARS ZIJN: De winnaars van de NPi-ballenactie tijdens het KNGFcongres in november 2008 zijn Ferdie Geurds en Miranda Voogt. Inmiddels hebben zij een NPi-cursus gekozen die ze gratis kunnen gaan volgen.
• DocOnline is de enige paramedisch brede databank in Nederland. • DocOnline bevat de grootste collectie Nederlandse en Vlaamse paramedische referenties in vergelijking met welke andere databank dan ook. • DocOnline werkt met Nederlandse paramedische trefwoorden: snel en handig! • DocOnline heeft drie themadatabanken: Literatuur, Protocollen/Richtlijnen en Meetinstrumenten. • DocOnline geeft bovendien overzicht van andere voor paramedici rele-vante databanken, waaronder ook onderzoeks- en productdatabanken. • De referentiedatabank Literatuur bevat meer dan 120.000 referenties van voor paramedici relevante artikelen uit Nederlandse én internationale tijdschriften. Voor wetenschappelijke informatie over oefentherapie is DocOnline de enige bron. • De databank Protocollen/Richtlijnen bevat zo'n 2.500 beschrijvingen van inhoudelijke, procesmatige, mono- en multidisciplinaire protocollen en richtlijnen op paramedisch gebied. • De databank Meetinstrumenten bevat informatie over ± 450 meetinstrumenten voor paramedische zorg: vragenlijsten, observatielijsten en antropometrische instrumenten. NEEM EEN ABONNEMENT OP DE NPi-SERVICEKAART EN U HEEFT TOEGANG TOT DOCONLINE.
NPi-SERVICEKAART De NPi-Servicekaart biedt een aantrekkelijk servicepakket voor paramedici. Door een abonnement op de Servicekaart ondersteunt u tegelijkertijd de baanbrekende activiteiten van het NPi op het terrein van Onderzoek & Ontwikkeling, Documentaire informatievoorziening en Deskundigheidsbevordering. isch.org www.paramed
HET NPi ZOEKT EEN
SENIOR WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEKER die het wetenschappelijk paramedisch onderzoek stevig op de kaart gaat zetten. Info: www.paramedisch.org
RT SERVICEKAA medicus naam: P.A. Ra 5 nummer: 1234 09 december 20 geldig tot: 31
Wat krijgt u voor een abonnement? U krijgt als abonnee kortingen op diensten en producten van het NPi, te weten: • 10% korting op cursussen van het NPi die staan genoemd in het Scholingsprogramma • 30% korting op symposia en congressen van het NPi • 10% korting op publicaties van het NPi • vrije toegang tot de DocOnline-databanken van het NPi. Een abonnement is persoonsgebonden en kost met ingang van 2009 € 50,- per kalenderjaar. ISSUE 1 - 2009 7
MICHAEL SCHERMER
LEERLIJN 'LAGE-RUG' In het scholingsaanbod van het NPi zijn meerdere ‘leerlijnen’ te onderscheiden. In de komende nummers van Issue en op de website van het NPi (www.paramedisch.org) zal een aantal van deze leerlijnen worden beschreven. De eerste twee leerlijnen betreffen cursussen over de lage-rug respectievelijk de hoofd/nekregio.
LEERLIJN ‘LAGE-RUG’-CURSUSSEN Basisdag ‘MDBB-model’
Lage-rugpijn: a state of the art
Patroonherkenning: lage-rug
Lumbosacrale pijnsyndromen
Coördinator Deskundigheidsbevordering
CURSUS ‘LUMBOSACRALE PIJNSYNDROMEN’ Eerstvolgende cursus: 26 en 27 juni 2009 in Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem. In deze tweedaagse cursus worden vanuit cliëntprofielen klinische redeneringen toegepast uit zowel de screeningsfase, als uit de diagnostische en therapeutische fase. Alle elementen van de biopsychosociale benaderingswijze komen aan bod, zowel de biomedisch-procedurele als de persoonlijk-narratieve. Per dagdeel staat er één casus centraal. Voor vier casussen wordt dus het gehele diagnostische proces (inclusief de screening) en therapeutische proces onder de loep genomen. Na de cursus is de deelnemer in staat om de diverse lumbale en lumbosacrale pijnsyndromen te herkennen en fysiotherapeutische uitgangspunten te formuleren voor de begeleiding en behandeling.
Praktijk vaardigheidstraining Lage-rug / Heup / Knie
Figuur 1: Leerlijn ‘lage-rug’-cursussen
Hieronder volgt een korte beschrijving van de inhoud van de verschillende cursussen die in het bovenstaande stroomschema staan.
CURSUS ‘LAGE-RUGPIJNKLACHTEN: A STATE OF THE ART’ Eerstvolgende cursus: 14 maart (basisdag ‘MDBB-model’), 27 en 28 maart 2009 in Conferentiecentrum Kaap Doorn te Doorn. In deze (basis)cursus wordt kennis aangeboden uit de volgende fundamentele kennisdomeinen: beschrijvende en functionele anatomie, kinesiologie, pathofysiologie en pathomorfologie. Dit is voorwaardelijke kennis om deze cliëntencategorie te kunnen begrijpen. De basisdag ‘Meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel: Over de kunst van hulpverlenen’ vormt de eerste dag van deze cursus. De basisdag heeft als doel kennismaking met het ‘MDBB-model’ als conceptueel model voor fysiotherapie en met het beroepsspecifieke fysiotherapeutisch methodisch handelen. Tijdens de basisdag leert de deelnemer dit model op cognitief niveau te hanteren bij de analyse van relatief eenvoudige gezondheidsproblemen. Na de cursus ‘Lage-rugpijnklachten: a state of the art’ kent de deelnemer de voor de fysiotherapie relevante klachtenbeelden waarin het disfunctioneren van de lage-rug een rol speelt. Bovendien beschikt de deelnemer over kennis uit de bovenstaande kennisdomeinen die voorwaardelijk is voor het fysiotherapeutisch klinisch redeneren.
CURSUS ‘PATROONHERKENNING: LAGE-RUG’ Eerstvolgende cursus: 9 januari 2010 in Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem. Deze eendaagse cursus richt zich volledig op patroonherkenning ten behoeve van het screeningsproces. In deze cursus leert de deelnemer om diverse ‘pluis’- en ‘niet pluis’-patronen (met en zonder rode vlaggen) betreffende de lage-rug te herkennen en vast te stellen door een gericht vraaggesprek en eventuele aanvullende lichamelijke tests.
8 ISSUE 1 - 2009
CURSUS ‘PRAKTIJK VAARDIGHEIDSTRAINING LAGE-RUG / HEUP / KNIE’
NIEUW !
Deze cursus wordt voor het eerst georganiseerd in het najaar van 2009. Deze driedaagse training is gericht op het verbeteren van sensomotorische vaardigheden die van toepassing zijn in de diagnostiek en de therapie van mensen met klachten over de lage-rug, de heup en de knie. Tijdens deze sensomotorische vaardigheidstraining wordt met elkaar geoefend in tweetallen, zonder casuïstiek of rollenspellen. Naast de hierboven beschreven leerlijn is er een tweede leerlijn betreffende de ‘lage-rug’ te onderscheiden in het NPischolingsaanbod, namelijk een viertal cursussen die in samenwerking met het Spine & Joint revalidatiecentrum worden georganiseerd: • Cursus ‘Principes van een integraal behandelmodel zoals gebruikt in het Spine & Joint revalidatiecentrum’ (3 dagen) • Cursus ‘Rugklachten en bekkenklachten’ (5 dagen) • Masterclass ‘Effectieve diagnostiek en behandeling van lagerugklachten. Een evidence-based praktische masterclass’ Deel 1 (2 dagen) en Deel 2 (2 dagen).
Bekken
Hart en longen Sport en bewegen Neurologie Orthopedie / traumatologie / reumatologie Pijn Psychosomatiek Lymfologie Ouderen Kinderen
LEERLIJN 'HOOFD/NEK' CURSUS ‘HOOFDPIJN’
LEERLIJN ‘HOOFD/NEK’-CURSUSSEN Basisdag ‘MDBB-model’
Hoofd-, hals- en nekklachten: a state of the art
Patroonherkenning: nek
Cervicobrachiale pijnsyndromen
Hoofdpijn
Eerstvolgende cursus: in het voorjaar van 2010. In deze tweedaagse cursus staat de klacht ‘hoofdpijn’ centraal. Na de cursus is de deelnemer in staat om de verschillende vormen van hoofdpijn (cervicogene hoofdpijn, spanningshoofdpijn, clusterhoofdpijn, migraine en mengvormen) te herkennen en uitgangspunten te formuleren voor de begeleiding en behandeling van mensen met de fysiotherapeutisch beïnvloedbare vormen van hoofdpijn.
Praktijk vaardigheidstraining Nek / Thorax/ Schouder
CURSUS ‘CERVICOBRACHIALE PIJNSYNDROMEN’ Figuur 2: Leerlijn ‘hoofd/nek’-cursussen
Hieronder volgt een korte beschrijving van de inhoud van de verschillende cursussen die in het bovenstaande stroomschema staan.
CURSUS ‘HOOFD-, HALS- EN NEKKLACHTEN: THE STATE OF THE ART’ Eerstvolgende cursus: in het voorjaar van 2010. In deze (basis) cursus van drie dagen wordt kennis aangeboden uit de volgende fundamentele kennisdomeinen: beschrijvende en functionele anatomie, kinesiologie, pathofysiologie en pathomorfologie. Dit is voorwaardelijke kennis om deze cliëntencategorie te kunnen begrijpen. De basisdag ‘MDBB-model’ vormt de eerste dag van deze cursus. Na de cursus ‘Hoofd-, hals- en nekklachten: a state of the art’ kent de deelnemer de voor de fysiotherapie relevante klachtenbeelden waarin het disfunctioneren van de halswervelkolom een rol speelt. Bovendien beschikt de deelnemer over kennis uit de bovenstaande kennisdomeinen die voorwaardelijk is voor het fysiotherapeutisch klinisch redeneren.
CURSUS ‘PATROONHERKENNING: NEK’ Eerstvolgende cursus: 5 december 2009 in Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem. Deze cursus is gericht op patroonherkenning ten behoeve van het screeningsproces. Na de cursus is de deelnemer in staat om diverse ‘pluis’- en ‘niet pluis’patronen (met en zonder rode vlaggen) betreffende de nekregio te herkennen en vast te stellen door een gericht vraaggesprek en eventuele aanvullende lichamelijke tests.
CURSUS ‘PRAKTIJK VAARDIGHEIDSTRAINING NEK / THORAX / SCHOUDER’
NIEUW !
Deze cursus wordt voor het eerst georganiseerd in het najaar van 2009. Deze meerdaagse training is gericht op het verbeteren van sensomotorische vaardigheden die van toepassing zijn in de diagnostiek en de therapie van mensen met klachten over de nek, de thorax en de schouder. Het betreft een uiterst praktische, sensomotorische vaardigheidstraining. Op basis van eigen inzicht en individuele leerbehoefte bepaalt u zelf waar u insteekt in de hierboven beschreven leerlijnen. Voor nadere informatie over en inschrijving voor de genoemde cursussen zie de cursuskalender op www.paramedisch.org (onder ‘Cursussen en congressen’).
Eerstvolgende cursus: in het najaar van 2009 in Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem. In deze tweedaagse cursus worden vanuit cliëntprofielen klinische redeneringen toegepast uit zowel de screeningsfase, als uit de diagnostische en therapeutische fase. Alle elementen van de biopsychosociale benaderingswijze komen aan bod, zowel de biomedischprocedurele als de persoonlijk-narratieve. Per dagdeel staat er één casus centraal. Na de cursus is de deelnemer in staat om de diverse cervicale en cervicobrachiale pijnsyndromen te herkennen en fysiotherapeutische uitgangspunten te formuleren voor de begeleiding en behandeling.
CURSUSSEN ‘PATROONHERKENNING’ ook opengesteld voor oefentherapeuten De drie eendaagse NPi-cursussen ‘Patroonherkenning’ over respectievelijk ‘Nek’, ‘Schouder’ en ‘Lage-rug’ zijn vanaf 2009 ook opengesteld voor oefentherapeuten. Sinds 1 juli 2008 is evenals de fysiotherapie ook de oefentherapie direct toegankelijk. De Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck (VvOCM) heeft daarom laten beoordelen of deze cursussen ook interessant en geschikt zijn voor oefentherapeuten. Immers, nek-, schouder- en rugpijnklachten zijn de meest voorkomende klachten waarmee oefentherapeuten in hun praktijkuitoefening te maken hebben en in de situatie van directe toegankelijkheid is het van cruciaal belang dat ook zij beschikken over goede screeningsvaardigheden.
OOK OPENGESTELD VOOR OEFENTHERAPEUTEN Twee oefentherapeuten volgden in november 2008 namens de VvOCM de NPi-cursus ‘Patroonherkenning: nek’. Zij oordeelden dat deze cursus hen zeer zeker geschikt leek voor oefentherapeuten Cesar en Mensendieck. Het gevolg daarvan is dat het NPi de drie cursussen over patroonherkenning ook heeft opengesteld voor oefentherapeuten. De eerstvolgende cursussen ‘Patroonherkenning’ vinden plaats op de volgende data, in Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem: • zaterdag 5 dec. 2009: cursus ‘Patroonherkenning: nek’ • vrijdag 18 dec. 2009: cursus ‘Patroonherkenning: schouder’ • zaterdag 9 jan. 2010: cursus ‘Patroonherkenning: lage-rug’. Voor nadere informatie over deze cursussen zie de cursuskalender op www.paramedisch.org (onder ‘Cursussen en congressen’).
ISSUE 1 - 2009 9
NPi en Hogeschool Utrecht werken samen in kader van
Master Psychosomatische Fysiotherapie: cursus ‘Basic Body Awareness Therapy’ De derdejaars studenten van de Masteropleiding Psychosomatische Fysiotherapie van de Hogeschool Utrecht namen in november 2008 als onderdeel van hun Masteropleiding deel aan de driedaagse NPi-cursus ‘Basic Body Awareness Therapy’. Dat was de eerste concrete uiting van het samenwerkingsverband van het NPi en de Master Psychosomatische Fysiotherapie van de Hogeschool Utrecht. De inhoud van deze cursus werd verzorgd door mw. dr. Liv Helvik Skjærven, associate professor aan het Bergen University College. Ook van de partij was de heer Rutger Ijntema, teamleider van de driejarige Master Psychosomatische Fysiotherapie, die voor Issue graag een toelichting geeft.
Ijntema: “Het NPi biedt steeds meer cursussen op het gebied van psychosomatiek aan. Wij vinden dit als Hogeschool Utrecht een goede ontwikkeling, die past bij de ontwikkeling van de huidige fysiotherapie. De Basic Body Awareness Therapy is een van origine Scandinavische benaderingswijze waarbij goed gekeken is naar de kennis van de kunst van het bewegen zoals dit ook in de danswereld wordt gedaan. De insteek die gekozen is vanuit de Basic Body Awareness Therapy bevindt zich op het snijvlak van kwaliteit van bewegen en psychosomatiek – “Psychische gesteldheid, emotie en bewegen zijn bij de mens sterk met elkaar verbonden”.
De betreffende benaderingswijze is een zeer gestructureerde aanpak met specifieke verbale en non-verbale interventies die de cliënt doet ervaren waar in het lichaam beweging wordt vastgezet en hoe men vrijer en ‘economischer’ kan bewegen. Aan de Basic Body Awareness Therapy zijn tevens meetinstrumenten gekoppeld. Een voorbeeld hiervan is de Body Awareness Scale (BAS). Dit geeft het voordeel van het meetbaar maken van de effecten van deze interventiestrategie. De cursus ‘Basic Body Awareness Therapy’ was een interessante en leerzame cursus voor onze derdejaars studenten.”
Volgende cursus ‘Basic Body Awareness Therapy’ De eerstvolgende cursus ‘Basic Body Awareness Therapy’ vindt plaats op maandag 30 november, dinsdag 1 en woensdag 2 december 2009 in Conferentiecentrum Kaap Doorn te Doorn. Voor nadere informatie en inschrijving: zie de cursuskalender op www.paramedisch.org (onder ‘Cursussen en congressen’).
NPi en IPT slaan de handen in elkaar
Vernieuwde opleiding ‘Psychosomatische Fysiotherapie’ Het NPi en het Instituut Psychosomatische Therapie (IPT) werken vanaf het najaar van 2008 samen met als doel te komen tot een geheel vernieuwde opleiding ‘Psychosomatische fysiotherapie’. De bedoeling is dat deze nieuwe opleiding vanaf het najaar van 2009 onder de vlag van het NPi van start zal gaan.
10 ISSUE 1 - 2009
schrijven van case-reports, etc. Of en zo ja op welke wijze een volledige Professional Masteropleiding wordt opgezet, zal in de loop van de komende jaren worden bekeken en afhankelijk zijn van de ontwikkelingen in het veld. Fysiotherapeuten en oefentherapeuten De vernieuwde opleiding ‘Psychosomadie geïnteresseerd zijn in de vernieuwde tische fysiotherapie’ krijgt een modulaire opleiding ‘Psychosomatische fysiotherapie’ opzet en zal qua omvang vergelijkbaar zijn kunnen zich als belangstellende met het ‘specialistische deel’ van een Proaanmelden via de website van het NPi fessional Masteropleiding en minimaal 840 studiebelastingsuren (omgerekend 30 EC’s) (www.paramedisch.org onder ‘Cursussen en congressen’ – Vernieuwde opleiding gaan bedragen, verdeeld over drie jaar. Dit ‘Psychosomatische fysiotherapie’). Daar komt neer op een studiebelasting van zo'n kan men tevens de meest actuele infor6 à 7 uur per week. Onder studiebelasting wordt verstaan: contactonderwijs, zelfstudie, matie vinden over de inhoud en opzet van de opleiding. praktijkopdrachten en -toetsen, het De driejarige opleiding ‘Psychosomatische fysiotherapie’, die vanaf 1983 door het IPT is georganiseerd, wordt daartoe het komende halfjaar uitgebreid bekeken en waar wenselijk geactualiseerd en aangevuld.
JOHAN LAMBECK
NIEUWE SERIE
Fysiotherapeut/aquatic therapy specialist
MODULES HYDROTHERAPIE In 2009 start een nieuwe serie modules Hydrotherapie. Module 1: Ingangsmodule, gericht op de basiswetenschappen en een introductie in een aantal methoden, zoals Halliwick, BRRM en Ai Chi. Daarna kan worden gekozen voor: Module 2: Halliwick met als zwaartepunt neurologie en/of Module 3 (in 2010): groepsoefentherapie in water met als zwaartepunten reumatologie en orthopedie. Iedereen die de modules 1 en 2 heeft gevolgd ontvangt tevens het Halliwickcertificaat van het International Halliwick Therapy Network (IHTN). Tevens bestaat de mogelijkheid om inhouse-/inservice-trainingen te organiseren, waarin een hydrotherapiecursus op maat kan worden gemaakt voor een praktijk of afdeling en desgewenst patiëntendemonstraties kunnen worden gegeven. Partnerschap met het post-HBO study-centre van het revalidatiecentrum Valens Het NPi is ten aanzien van de hydrotherapie een partnerschap aangegaan met het post-HBO study-centre van het revalidatiecentrum Valens in Zwitserland (www.study-valens.ch). Dit betekent dat NPi-Servicekaartabonnees een reductie krijgen op de cursusprijs voor de modulaire cursus hydrotherapie (http://www.klinik-valens.ch/ de/study_centre/kurse.php?cat=13# ) en dat het Halliwick-certificaat door het study-centre wordt erkend. Daardoor kan de klinische dag (problem solving in aquatic therapy) worden gevolgd zonder de voor-
Start tweede professional Master Opleiding Sportfysiotherapie (MOS) Gezien de grote belangstelling start de cursus MOS in het najaar van 2009. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de deelnemers voor zowel periode 2005-2010 als voor de periode 20102015 vrijgesteld zijn van het halen van accreditatiepunten voor het register Algemeen fysiotherapeut. Meer informatie over de MOS is te vinden op de NPisite (www.paramedisch.org) en de website van Avans+ (www.avansplus.nl).
afgaande Halliwick- module. Een ander voordeel van het partnerschap is dat de in Valens gebruikte / ontwikkelde cursusinhoud en didactische lesvormen ook in de modules Hydrotherapie van het NPi kunnen worden gebruikt. Het gaat dan vooral om diverse werkvormen van clinical reasoning in de hydrotherapie. Voordelen partnerschap Het study-centre in Valens heeft als partner de Aquatic Group van de Australian Physiotherapy Association. Collega Jenny Geytenbeek heeft een 106 pagina’s dikke “Aquatic Physiotherapy Evidence-Based Practice Guide” geschreven (december 2008) en beschikbaar gesteld aan de leden van de Aquatic Group. Deze gids zal ook beschikbaar komen voor deelnemers aan de NPi-modules. Een andere partner van het study-centre Valens is het Erasmusproject Aquaevidence, georganiseerd door de faculteit Kinesiologie en Revalidatiewetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven (www.aquaevidence.eu). Eén van de projecten is de cursus Aquaevidence waarin sinds 2007 studenten powerpointpresentaties vervaardigen over een systematic review betreffende een hydrotherapie-onderwerp. Deze informatie wordt eveneens in de NPimodules gebruikt. De database hydrotherapie met ongeveer 1200 pdf-artikelen die binnen Aquaevidence in ontwikkeling is, is eveneens beschikbaar als vraagbaak voor de NPi-cursisten. Nadere informatie over de modules Hydrotherapie is te vinden in de cursuskalender van het NPi op www.paramedisch.org (tik als trefwoord in: hydrotherapie)
Marktwerking heeft ook in de gezondheidszorg zijn intrede gedaan en vraagt veel. Het biedt de fysiotherapeut kansen maar er blijven beperkingen. Zo is het haast onmogelijk om zelf de prijs voor een zitting te bepalen, die wordt nog steeds bepaald door de zorgverzekeraars!
Marktwerking de Baas! Eerste congres van
Waar voor de ondernemende fysiotherapeut wel ruimte ligt, is aan de kant van de kosten. Een gemiddelde praktijk voor fysiotherapie en/of afdeling fysiotherapie geeft per jaar een vermogen uit aan verzekeringen, scholing, tape, behandeltafels, praktijkinrichting et cetera. De inhoud van het congres zal verzorgd worden door drs. Roland de Bruijn van consultancy bureau KOOTSJ uit Haarlem. Voor dit congres zijn, voor het register van Algemeen fysiotherapeut, accreditatiepunten aangevraagd bij het KNGF. Fysiotherapeuten die zijn aangesloten bij Fysio4deel betalen slechts € 25,-* voor deelname, voor niet-leden bedragen de kosten voor deelname € 150,-*. Bent u niet bij Fysio4deel aangesloten, maar besluit u direct na afloop van het congres lid te worden, dan ontvangt u € 125,*- retour op uw congreskosten. * De kosten zijn excl. BTW
Congres op 5 maart Op 5 maart 2009 organiseert Fysio4deel zijn eerste congres, met als thema "Marktwerking de Baas!" Tijdens dit congres komen de volgende onderwerpen aan bod: • Persoonlijke positiebepaling bij de stelling: 'marktwerking heeft veel goeds gebracht'. • Aanleiding en uitwerking van marktwerking in de zorg. • Effecten van marktwerking voor fysiotherapeuten; een rekensom op basis van de trend. • De toekomst: reageren of ondernemen? • Plaatsbepaling van de eigen praktijk in dit krachtenspel (SWOT-analyse). • Kiezen en doen: prioriteiten stellen en uitvoeren. • Competentieprofiel van een ondernemer. Het congres wordt gehouden in het Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem en duurt van 15.00 tot 20.00 uur. De organisatie en inschrijving van het congres is in handen van het NPi. Meer informatie Zie www.fysio4deel.nl en www.paramedisch.org
ISSUE 1 - 2009 11
Therapeutic Touch: S.P. VAN DEN HEUVEL Informatiespecialist
alternatief of aanvullend? Wat is de evidentie?
Uit de aard van hun beroep raken veel zorgverleners hun patiënten / cliënten aan. Deze aanraking is in principe functioneel en instrumenteel, vaak onderdeel en soms zelfs fundament van de behandeling. Therapeutic Touch (TT) is een subtielere vorm van aanraken, die vooral een ontspannend effect heeft en daarom aanvullend aan een behandeling kan zijn. TT lijkt vooral geschikt voor hulpverleners die veel cliënten met pijnklachten zien, zich richten op de behandeling van stress- en psychosomatische klachten of werken in de psychogeriatrische zorg. In Nederland zijn ongeveer 3000 mensen geschoold in Therapeutic Touch (TT). Velen van hen werken in zorginstellingen zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen, thuiszorgorganisaties, instellingen voor gehandicapten en hospices. Therapeutic Touch, Healing Touch, Reiki, Touch for Health en Quantum Touch hebben met elkaar gemeen dat het interventies zijn gebaseerd op touch, tasten of aanraken. De technieken en achterliggende werkingsmechanismen zijn verschillend. Zo werkt Touch for Health met spiertesten, Quantum Touch met ademhalingstechnieken en Reiki met inwijdingen. Healing Touch en TT werken met energievelden. In dit artikel gaan we op zoek naar de evidentie van TT. Wat is Therapeutic Touch? Het Van Praag Instituut in Nederland omschrijft Therapeutic Touch als volgt: “Therapeutic Touch (TT) is een vorm van complementaire zorg waarbij de zorgverlener het energieveld van de patiënt meer in evenwicht wil brengen. Hij doet dit door met z'n handen volgens een vaste methode het energieveld te harmoniseren. Bij TT wordt er dus vanuit gegaan dat de mens ook uit energie bestaat en dat de balans in die energie verstoord kan zijn als men klachten heeft, ziek is of vermoeid en verzwakt is. Bij TT wordt niet de klacht of het symptoom behandeld, maar de verstoring in de energiestroom hersteld, voor zover mogelijk. Daarom kan TT heel goed aanvullend aan een meer klachtgerichte, reguliere behandeling aangeboden worden”. TT is ontwikkeld in de Verenigde Staten in de jaren ’70 door Dolores Krieger, hoogleraar verpleegkunde aan de Universiteit van New York. Zij baseerde zich op de ideeën van de paranormaal begaafde Dora Kunz, voorzitster van de Amerikaanse Theosofische Vereniging (Nanninga 1996). TT is als verpleegkundige interventie
12 ISSUE 1 - 2009
opgenomen in de Nursing Interventions Classification (NIC). De methode Therapeutic Touch De methode TT omvat vijf stappen (bron: site Van Praag Instituut): 1 Centeren: de zorgverlener zorgt ervoor dat hij zich van binnen rustig voelt en met zijn aandacht hier en nu is. Deze stap is de voorbereiding en betreft dus vooral de zorgverlener zelf. 2 Aftasten van het energieveld: met de handen wordt waargenomen waar de energiestroom gestagneerd lijkt. Deze stap is bedoeld om informatie over het energieveld te verzamelen. 3 Harmoniseren van het energieveld: de zorgverlener brengt de energie meer in evenwicht door rustige, gerichte (strijk-) bewegingen in het energieveld te maken. Deze stap vormt, al dan niet in combinatie met stap 4, de feitelijke interventie. 4 Activeren van het energieveld: de zorgverlener geeft de patiënt extra energie. 5 Afronden: de interventie wordt zorgvuldig afgesloten. De energetische interactie wordt beëindigd.
Indicaties Uit de praktijk en uit onderzoek blijkt dat Therapeutic Touch vooral zorgt voor ontspanning. Naar schatting 70% van alle ziekten is stressgerelateerd. Daarom zou TT in veel verschillende situaties kunnen worden toegepast. Veelgenoemde indicaties zijn: stress en onrust, pijn, angst, slaapproblemen, obstipatie, jeuk, traumata (wonden, botbreuken), terminale zorg. Wat is de evidentie? The Cochrane Library Literatuuronderzoek in de Cochrane Library geeft op de term ”therapeutic touch” 109 referenties: 6 complete Cochrane reviews, 6 other reviews, 95 clinical trials, 1 methods study, en 1 health technology onderzoek. Dit artikel is beperkt tot de resultaten van de systematische reviews. Van die zes Cochrane reviews zijn er vijf relevant (één onderzoek noemt TT alleen in de inleiding, maar het is geen onderwerp van onderzoek). In het meest recente van de Cochrane reviews over TT (2008) is de effectiviteit op de pijn bij volwassenen onderzocht van zowel TT als Healing Touch als Reiki (So, 2008). De 16 in het review besproken effectonderzoeken over TT betreffen 686 deelnemers. Er is sprake van een grote statistische heterogeniteit onder deze 16 onderzoeken (I-kwadraat = 70% met een P-waarde van< 0.00001.) De gepoolde schattingen suggereren een statistisch significant resultaat van 0.81 punten (95% BI = -1.19 tot -0.43) minder pijn (VAS) in de TT-groep vergeleken met de controlegroep. Maar minder dan 1 punt op een schaal van 0 tot 10 is klinisch niet relevant. Dan het review van O’Mathuna uit 2003 dat in 2008 is geactualiseerd, over de effecten van TT op genezing van acute wonden (O’Mathuna, 2003). Er werden geen nieuwe
onderzoeken gevonden; de vier in het review besproken onderzoeken geven tegenstrijdige effecten. Bij twee onderzoeken (n = 44 en n = 24) is een verbeterde wondgenezing gevonden, bij één onderzoek een verslechterde wondgenezing en één onderzoek gaf geen significant verschil. De conclusie van 2003 blijft dus gehandhaafd: er is geen evidentie voor een gunstig effect van TT op wondgenezing. In het Cochrane review van Robinson (2007) is gezocht naar de effectiviteit van TT op angst; er zijn geen relevante RCT's gevonden. Het Cochrane review van Bronfort (2004) onderzocht de effectiviteit van nietinvasieve behandelmethoden van hoofdpijn. In het onderzoek over TT bij spanningshoofdpijn van Keller uit 1986 zijn eenmalige TT-behandeling met rust en diepe ademhalingen vergeleken met eenmalige placebo-TT en rust en diepe ademhalingen. TT gaf na vijf minuten én na vier uur een significant pijnstillend effect vergeleken met placebo-TT. Het review van Underdown (2006) onderzocht de effectiviteit van massagetherapie waaronder TT bij kinderen jonger dan zes maanden, maar er wordt niet apart melding gemaakt van de effecten van TT. Pubmed Een zoektocht in Pubmed geeft op de term “therapeutic touch” 652 referenties. Met de clinical query “Find Systematic Reviews” levert dat 44 referenties op. Met de clinical query “therapy, narrow, specific search” levert dat 56 referenties (RCT's) op, waaronder twee onderzoeken uit 2008: een pilot naar de effecten van TT op stressreductie bij prematuren (uitkomstmaat: hartslagvariabiliteit) en een onderzoek naar de effecten van TT op geagiteerd gedrag bij Alzheimer. Beide onderzoeken geven positieve resultaten.
bron: Van Praag Instituut
Niveaus van bewijs voor Therapeutic Touch Veel van de evidentie (tot en met medio 2007) van Therapeutic Touch is samengevat in het boek “Hoe evidence based is Therapeutic Touch?” (Busch, 2008). Hierin wordt ingegaan op de effecten van TT bij pijn, angst, onrust en stress, fysiologische effecten en de beleving van TT. In het laatste hoofdstuk wordt de evidentie voor Therapeutic Touch besproken en worden de niveaus van bewijsvoering gegeven: Op Niveau A1 (systematische reviews/metaanalyses, n = 5) luidt de conclusie dat de bewijskracht onvoldoende is. Op Niveau A2 (effectonderzoek, RCT's, n =17) is op 25 variabelen voor 13 variabelen een positief resultaat gevonden en bij 10 daarvan een significant beter effect bij TT dan bij pseudo-TT of een controle-interventie. Bij 12 variabelen is geen effect gevonden. Er zijn geen negatieve effecten gevonden. De conclusie van Busch e.a. luidt dat er Niveau 2 bewijsvoering is voor Therapeutic Touch voor de variabelen: angst, pijn en onrust/stress. Paramedici en Therapeutic Touch Het eerste onderdeel bij het toepassen van de methode van TT, het centeren, kan voor alle paramedici een belangrijke eerste stap zijn in de communicatie met een patiënt en goede voorwaarden scheppen om met de behandeling te starten. Het zelf ontspannen en vanuit de eigen basis het contact met de patiënt aangaan geeft rust bij de therapeut, waardoor de volle aandacht op de patiënt gericht kan zijn. Voor degenen die in TT geschoold zijn kan dit een automatisme worden. Daarom is één van de veertien tips
in het boek van Busch over evidence based Therapeutic Touch om bij toekomstig onderzoek de placebobehandeling niet door een in TT geschoold persoon te laten uitvoeren. Andere tips van Busch e.a. voor onderzoek zijn: zorg voor grotere onderzoeksgroepen; voer onderzoek uit bij mensen met klachten en niet bij gezonde proefpersonen; gebruik een langere followup periode; “blindeer”, dus laat niet de onderzoeker zelf de behandeling uitvoeren. NPi-activiteiten • Cursus: ‘De kracht van subtiele aanraking: Therapeutic Touch’ (vrijdagen 13 maart, 3 en 17 april 2009). • CursistenService Psychosomatiek: gratis EBP-attendering met met nieuws, aankondigingen, een referaat en conclusies van wetenschappelijke literatuur over (ont)spanning en psychosomatiek, biofeedback, ontspanningstechnieken, ademtechnieken, stressmanagement, lichaamsgerichte therapie, cognitieve gedragstherapie, burnout, hyperventilatie, mindfulness, etc. Instellingen Van Praag Instituut: www.vanpraaginstituut.nl met TT-Wijzer, Nieuwsbrief van het Nederlands/Belgische TT-Netwerk. InnerNed: www.innerned.org/tt.html, Virtueel tijdschrift over spiritualiteit, geneeswijzen en psychologische onderwerpen. Literatuur De literatuurlijst is op te vragen bij Sylvia van den Heuvel: vandenHeuvel@ paramedisch.org
ISSUE 1 - 2009 13
Foto 1. Een voorbeeld van een activiteit tijdens de CIMTtherapie
RINSKE NIJLAND Junior onderzoeker EXPLICIT
Herstelmechanismen na een beroerte
Foto 2a. Het EMG-NMS-apparaat, Er zijn twee types sensoren te onderscheiden. De eerste voor het oppikken van EMGactiviteit, de tweede om deze EMG activiteit te gebruiken voor de neuromusculaire stimulatie van de extensoren van de pols en de vingers. Foto 2b. De bevestiging op de arm van de patiënt.
Vanaf september 2008 is er onder de naam EXPLICIT-stroke, wat staat voor Explaining Plasticity after stroke, een landelijk translationeel onderzoek gestart naar de effecten van een gerichte behandeling in de acute fase na een beroerte op herstel. In dit onderzoeksprogramma wordt onder meer onderzocht welke rol neuroplasticiteit speelt bij het herstel van arm- en handvaardigheid. Het is gebleken dat neuronale netwerken in de hersenen zich voortdurend aanpassen en in staat zijn om met hersenschade om te gaan. De vraag is echter op welke wijze dit gebeurt na een beroerte en hoe groot de bijdrage van neuroplasticiteit op herstel is. Onderzoekers zullen daarom met functionele MRI (fMRI) en TransCraniële Magnetische Stimulatie (TMS) hersenactiviteit tijdens het revalidatietraject meten. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre herwonnen vaardigheden het gevolg zijn van herstel van functies dan wel van compensatiestrategieën. Dit zal worden onderzocht met bewegingsanalyses. Het EXPLICIT-onderzoek richt zich dus op de mechanismen welke mogelijk ten grondslag liggen aan herstel en onderzoekt daarbij of dit herstel wordt beïnvloed door een gericht en intensief revalidatieprogramma. Het onderzoek wordt uitgevoerd door onderzoekers van de revalidatie-afdelingen van vier universitaire medisch centra (LUMC, VUmc, UMCN, UMCU), daarnaast zijn diverse gelieerde revalidatiecentra en verpleeghuizen betrokken. De betrokkenheid en scholing van de therapeuten in deze centra is mogelijk gemaakt door steun van het NPi. De samenwerking tussen ingenieurs, biofysici en bewegingswetenschappers enerzijds en (para)medici anderzijds zorgt voor een sterk
COLOFON ISSUE is de gratis kwartaaluitgave van het Nederlands Paramedisch Instituut en verschijnt in februari, mei, augustus en november in een oplage van ruim 21.000 exemplaren. Issue is ook volledig op internet te vinden onder Issue Online op www.paramedisch.org
14 ISSUE 1 - 2009
Redactie H.E. Askes H.W.A. Wams E. Wieberdink Vormgeving Idem Dito, Kampen
translationeel karakter van het Zon-Nw onderzoeksprogramma. Het gerichte revalidatieprogramma Er zijn twee verschillende behandelprotocollen opgesteld voor de intensieve training die reeds start in de eerste week na een CVA. Eén protocol betreft een gemodificeerde vorm van “Constraint Induced Movement Therapy” (CIMT). Hierbij zaI de paretische arm van patiënten dagelijks intensief worden getraind door de niet-paretische arm te immobiliseren. (zie Foto 1). Daarnaast is er een protocol ontwikkeld voor elektromyografisch-gestuurde neuromusculaire stimulatie (EMG-NMS) Bij deze therapie kan EMG-activiteit op verschillende manieren worden gebruikt om de paretische arm te stimuleren (zie Foto 2a+2b). Onder auspiciën van het NPi zijn in de afgelopen maanden 60 cursisten (ergo- en fysiotherapeuten) uit 15 verschillende behandelcentra getraind om beide oefenprogramma’s te geven. Loting Patiënten die deel willen nemen aan het onderzoek zullen worden ingeloot voor een bepaald programma. Patiënten met nog enige functie worden ingeloot voor de CIMT of voor reguliere therapie. Patiënten zonder functie in de eerste week worden ingeloot voor de EMG-NMSbehandeling of reguliere behandeling. Op deze manier wordt onderzocht of de gerichte therapie een gunstiger effect heeft op herstel van de arm-/handfunctie dan reguliere therapie. Voor meer informatie verwijzen we naar onze website: www.explicit-stroke.nl
Advertenties H.E. Askes E
[email protected] ISSN 1383-5947 © Nederlands Paramedisch Instituut
Contact Postbus 1161 3800 BD Amersfoort T 033 421 61 00 F 033 421 61 90 I www.paramedisch.org E
[email protected]
advertentie 15