Salafisten? Nee, bedankt! / De Bijbel in het Inuktitut / Is wierook een gruwel voor God?
Middernachtsroep
Het internationale tijdschrift over Bijbelse profetie
Nr. 12–2012
www.middernachtsroep.nl
De kleine
stad in Juda
en het komende
Koninkrijk
Bijzonderheden rond de
geboorte van Jezus > Pagina 11
M ARANATHADAG D OORN
Dato Steenhuis
Alles
Henk Schouten
staat op z’n kop Spreekt God nog wel eens?
Norbert Lieth
zaterdag 9 maart 2013 g fel n a a t z n n e k 10:00 me a s · Boe n e iek ma z u m a M r · og r p r e · Kind
Revius Lyceum · Driebergsestraatweg 6c · Doorn middernachtsroep.nl
Bijbelse boodschap
4
Een kleine stad in Juda en het komende Vrederijk
In perspectief
10 11 15 16 17 18 19
Kersttijd Bijzonderheden rond de geboorte van Jezus De Vriendelijke Salafisten? Nee, bedankt! Salafisten en het probleem met de «christelijke» tomaten De Bijbel in het Inuktitut Tenslotte
Vragen - Antwoorden
21 21
Is wierook een gruwel voor God? Het boek des levens
3 17 20 22 22
Groetwoord Eye-opener Eruit gelicht Alléén Jezus kan u helpen Colofon
Denk er aan, Ons kantoor is in de week van Kerstmis en Nieuwjaar gesloten. We wensen u gezegende Adventsen Kerstdagen! Uw Middernachtsroep Gedach Gedachtig Geda chtitigg aan aan het het feit, feitit,, dat fe da alle menselijke men ense selijke kennis slechts ten dele is (1 Cor. 13:9), geven de auteurs onder eigen verantwoording hun persoonlijke visie weer.
Luister dagelijks naar de Bijbel. Met Live-boodschappen, radiobijbelschool, boeklezingen, voordrachten en muziek. Actueel, evangelisch en geloofsopbouwend
Via Internet en satelliet www.rnh.de De nieuwe frequentie luidt: Astra: 19,2o oost, 12603 MHz Horizontale polarisatie FEC 5/6, symbolrate
3
GROETWOORD Geliefde vrienden Hebben de onderzoekers het Godsdeeltje nu wel of niet gevonden? In het oktobernummer van de Middernachtsroep hebben we bericht dat dit deeltje gevonden zou zijn. Het ligt weliswaar voor de hand dat het nu waargenomen deeltje exact dat deeltje is waar de onderzoekers al 40 jaar naar op zoek zijn, maar 100 procent zeker is dit niet. Het zogenaamde Higgs deeltje is – als het al bestaat – piepklein. En toch zou dit onooglijk kleine deeltje het grootste gat sluiten dat er nog in het standaardmodel van de deeltjesfysica gaapt, zo menen de onderzoekers. Met het bewijs van dit deeltje zou men vanuit hun oogpunt kunnen verklaren waarom melkwegstelsels en sterren samenballen, waarom er planeten en uiteindelijk ook mensen bestaan. Bij het zoeken naar een elementair deeltje schiet men in de 27 kilometer lange ringvormige tunnel van de deeltjesversneller LHC protonen met een immense kracht tegen elkaar. Daarbij ontstaan talrijke verschillende nieuwe deeltjes en daaronder hebben wetenschappers nu mogelijk het Higgs-Boson waargenomen. De theorie van de oerknal zegt dat het hele universum zogezegd uit het niets is ontstaan. En dit Godsdeeltje moet nu het bewijs daarvan leveren. De wetenschap wil de naam «Godsdeeltje» niet horen. Maar dit feit richt de aandacht wel op de werkelijke Schepper van alle dingen: God. Ook voor ons christenen is het voor wat betreft het ontstaan van het heelal heel acceptabel om te zeggen dat alles uit het niets is ontstaan. Dat blijkt onder andere uit Johannes 1:3, waar staat: «Alle dingen zijn door het Woord (van God, vs. 1) gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is.» En Hebreeën 11:3 zegt: «Door het geloof zien wij in dat de wereld tot stand gebracht is door het Woord van God, en wel zo dat de dingen die men ziet, niet ontstaan zijn uit wat zichtbaar is.» Alles wat je ziet is uit het niets ontstaan! Maar daarna respectievelijk daarvoor moet er iets anders zijn geweest. Voor ons is het de Here God, de Schepper van alle dingen, voor de onderzoekers is het dat «Godsdeeltje». Daar zoeken ze naar. En ze denken het gevonden te hebben. Door de eeuwen heen zijn er talrijke onderzoekers geweest, hoogbegaafde mensen, die hebben geprobeerd onbekende verbanden van ons bestaan te doorgronden en te verklaren. Steeds opnieuw kwamen ze op een punt waar er nog maar één ding overbleef: er moet een hogere macht achter zitten die alles geschapen heeft. De natuurkundige en onderzoeker Allan Sandage geraakte met zijn vragen aan de grens van de natuurkundige kennis: «Als jonge man was ik een praktiserend atheïst», zei de Amerikaanse kosmoloog. Sandage hield zich een halve eeuw met de leeftijd van de sterren bezig en werd een grote naam op zijn vakgebied. Op 72-jarige leeftijd legde hij een verrassende bekentenis af: «Het onderzoek van het universum heeft mij laten zien dat het bestaan van materie een wonder is dat zich slechts bovennatuurlijk laat verklaren.» Tegenwoordig zoeken wetenschappers naar een «Godsdeeltje». Ze hebben zich nog niet gerealiseerd dat ze in werkelijkheid naar God zoeken. Het is niet het deeltje dat voor de oerknal heeft gezorgd, God Zelf heeft alles geschapen. We staan kort voor de wederkomst van Jezus. Als Hij in kracht en heerlijkheid verschijnt, zal dit alles in één klap duidelijk worden! Tweeduizend jaar geleden waren er onderzoekers die iets heel vreemds opviel. Ze ontdekten een tot dan toe onbekend object aan het firmament, een ster die hun nog nooit eerder was opgevallen. Dat teken wilden ze eens nader onderzoeken. Uiteindelijk kwamen ze er achter dat er achter dit verschijnsel de geboorte van een heel bijzonder mens moest zitten. En dus gingen ze op zoek en vonden God, die in Jezus Christus naar deze aarde was gekomen door mens te worden (Mat. 2). Dat was Kerstmis, de eerste komst van Jezus! Straks vieren we weer kerstfeest. En we doen er goed aan om dit ook in het bijzonder met het oog op Zijn wederkomst te vieren, want Hij komt spoedig. Laten we op de tekenen van de tijd letten, laten we Hem steeds opnieuw zoeken. God Zelf heeft ons door de profeet Jeremia toegezegd: «U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart. Ik zal door u gevonden worden» (Jer. 29:13-14). In hartelijke verbondenheid
Middernachtsroep
December 2012
4
BIJBELSE BOODSCHAP
Een kleine stad in Juda
en het komende Vrederijk MARCEL MALGO (Voorganger en oudste van de gemeente Mitternachtsruf in Bern)
M
icha 4 en 5 spreken over Israëls heerlijke toekomst en de vestiging van het Koninkrijk. In lijn met Openbaring 20:4 noemen we dit het duizendjarig rijk. De tijdspanne tussen Micha 4:1 en 5:14 is enorm: deze omvat de geboorte van Jezus in Bethlehem, de tijd van koning Zedekia (de laatste koning van Juda), de Babylonische geMiddernachtsroep
December 2012
vangenschap en de gebeurtenissen in het duizendjarig rijk. Micha 4 schildert de eigenschappen van het Koninkrijk (vs. 1-5) en de vestiging ervan (vs. 6-13). In Micha 5 hebben we een hoogtepunt dat zijn weerga niet kent. Hier wordt ons namelijk kort en bondig het hele Kerstverhaal verteld, de geboorte van de Koning (vs. 1). De verzen 2-14 laten zien wat Christus, de koning van Israël, tijdens het duizendjarig rijk voor Zijn volk zal doen. Laten we de beide hoofdstukken maar eens in het kort doornemen. 4:1 – De «berg» is de berg Sion; het «huis des HEREN» is de tempel van het
duizendjarig rijk (meer over deze tempel kan men in Ezechiël 40 tot 42 lezen). De «volken» die als een rivier naar de berg Sion stromen, zijn de volken van deze aarde. 4:2 – Micha verklaart dat Jeruzalem tijdens het duizendjarig rijk het ethischmorele en religieuze centrum van de aarde zal zijn. 4:3-4 – Het Koninkrijk zal een rijk van gerechtigheid, vrede en veiligheid zijn. 4:5 – In het duizendjarig rijk zal Israël geen afgoden, maar uitsluitend hun God, de God van Israël, dienen. 4:6-8 – Israël zal vanuit de diaspora
5
het Koninkrijk worden binnengeleid (vgl. Jes. 11:11-16). 4:9-10 – De terugkeer begint na de Babylonische ballingschap. 4:11-13 – Hier wordt beschreven hoe het Koninkrijk in de eindtijd na de overval op Jeruzalem door de volken wordt gevestigd. – Deze overval eindigt met de slag van Harmagedon (vgl. Op. 16:16). 4:14 – Waarschijnlijk gaat het hier over koning Zedekia, die bij de Babylonische invasie door de vijanden blind werd gemaakt (de ogen uitgestoken). 5:1 – Bethlehem wordt de geboorteplaats van de grote Koning genoemd.
5:2 – De Messias zal Gods volk bevrijden. Maar voordat het zover is, bereidt Zijn volk er door oordelen op voor. Het wordt aan hun vijanden prijsgegeven, tot de geboorte van de Messias. Dan zal de rest respectievelijk het overblijfsel van hun broeders tot de zonen van Israël terugkeren. 5:3-4a – De heerschappij van de Messias zal een heerschappij van vrede en geborgenheid zijn: Hij zal Zijn volk weiden in de kracht des Heren; het zal veilig wonen en Hij zal hun vrede zijn. 5:4b-5: De Messias zal op de bres staan voor het welzijn van Zijn volk als het door vijanden wordt aangevallen. Deze vijanden worden hier door de Assyriërs vertegenwoordigd. Er worden zeven herders en acht vorsten tegen de vijanden opgesteld. Het getal zeven staat voor een volkomen werk van God en dat is op zich al voldoende. Er wordt echter nog een getal aan toegevoegd, namelijk acht, om duidelijk te maken dat er meer dan voldoende kracht aanwezig zal zijn om tegen de vijanden van het volk van God op te treden. 5:6-8: Hier wordt de triomf van de overgebleven Joden beschreven die hen door toedoen van hun Messias ten deel zal vallen: ze zullen zijn als een dauw van de Here, als regen op het gras. Ze zullen te midden van vele volken als een leeuw onder de dieren van het bos zijn. Hun hand zal over alle tegenstanders zegevieren. 5:9-10: Het zal echter duidelijk worden dat deze overwinning niet aan militaire kracht of superioriteit te danken is. Want de Here Zelf zal hun paarden uitroeien, hun wagens vernietigen en steden en vestingen afbreken. 5:11-13: Dit alles zal echter pas gebeuren wanneer de Here de tovenaars, de wolkenduiders, de afgodsbeelden, de gewijde stenen en de gewijde palen uit hun midden heeft uitgeroeid. 5:14: In die laatste dagen van oordeel zal de toorn
van God met een grote en vernietigende kracht over de wereld worden uitgestort. De kleine stad in Juda. Tot zover het overzicht van de beide hoofdstukken. We gaan nu naar het meest markante vers kijken, namelijk het Kerstverhaal dat in Micha 5:1 staat: «En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af» (Mi. 5:1). Dit vers behoort waarschijnlijk tot de kortste maar meest opmerkelijke profetieën over de komst van de Heer Jezus naar deze aarde. Het spreekt in één adem over twee heel verschillende woonplaatsen van de Messias: over de eeuwigheid als Zijn hemelse en over Bethlehem-Efratha als Zijn aardse woonplaats. De naam Bethlehem betekent «broodhuis» of «huis van brood» (Beth-Lechem). De plaats dankt zijn naam aan de vruchtbaarheid van de omgeving ervan, die in schril contrast stond met de nabijgelegen woestijn van Judea. In hoofdstuk 2 van het boek Ruth kunnen we lezen hoe vruchtbaar die streek destijds was. Er is echter nog een verklaring voor de uitdrukking «huis van brood» en die heeft heel direct met de Heer Jezus te maken. Want op het moment dat onze Heer in Beth-Lechem, in het «broodhuis», ter wereld kwam, werd Hij de letterlijke vervulling van deze naam, zeker omdat Hij later van Zichzelf zei: «Ik ben het Brood
Middernachtsroep
December 2012
6
BIJBELSE BOODSCHAP Als je nu naar Bethlehem kijkt, kan er nog steeds geen sprake van zijn dat het een nogal belangrijke plaats is. Integendeel, het is een stadje met een politiek gespannen sfeer, sterker nog, het heeft de laatste tientallen jaren soms behoorlijk onder druk gestaan. des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben… Ik ben het levende brood, dat uit de hemel neergedaald is; als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. En het brood dat Ik geven zal, is Mijn vlees, dat Ik geven zal voor het leven van de wereld» (Joh. 6:35,51). Door Jezus Christus, het «brood des levens», krijgt het «broodhuis» zijn diepste en heerlijkste betekenis. En met de geboorte van Jezus werd Bethlehem in die tijd het middelpunt, het centrum van het hele wereldgebeuren. Maar opmerkelijk genoeg nam bijna niemand notitie van de geweldige verandering die er met deze kleine stad in Juda had plaatsgevonden. Integendeel, Bethlehem was en bleef het kleine, onooglijke plaatsje. En dat hoewel men de profetie van Micha kende. Want toen Herodes van de wijzen en de Schriftgeleerden wilde weten waar de nieuwe koning was geboren, verwezen zij naar deze profetie. Maar in de nacht van de geboorte van Jezus was het slechts een handjevol herders die begrepen wat er zich in het stadje Bethlehem afspeelde (Luk. 2:15). De rest sliep gewoon door deze geweldige gebeurtenis heen. Als je nu naar Bethlehem kijkt, kan er nog steeds geen sprake van zijn dat het een nogal belangrijke plaats is. Integendeel, het is een stadje met een politiek gespannen sfeer, sterker nog, het heeft de laatste tientallen jaren soms behoorlijk onder druk gestaan. Wat je er tegenwoordig aantreft heeft niet veel meer te maken met de woorden van de profeet Micha (Mi. 5:1). Desalniettemin is Bethlehem voor ons christenen tot op de dag van vandaag de plaats die de wereld drastisch veranderde. En dat enkel en alleen omdat God Zelf in Zijn Woord had aangekondigd dat Zijn Zoon in Bethlehem geboren zou worden. Dat is voor ons een heel bijzondere kerstboodschap: God doet wat Hij zegt, ook al is er Middernachtsroep
December 2012
op het eerste gezicht nauwelijks iets van te zien. We hebben geen spectaculaire dingen en ervaringen nodig om zeker te worden of te zijn van ons heil in Christus, maar gewoon het kinderlijke geloof in het geschreven Woord van God. Zoals Hebreeën 11:1 het zegt: «Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet.» Paulus bevestigt: «Want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwing» (2 Kor. 5:7). Bethlehem, de eerste aardse woonplaats van de Heiland, was «klein onder de duizenden van Juda». De Hermann Menge Bijbel vertaalt hier: «Jij echter, Bethlehem-Ephratha, bent weliswaar te klein om tot de hoofdplaatsen van Juda te behoren, maar uit jou zal Mij voortkomen die in Israël Heerser zal zijn en wiens afkomst (of: oorsprong) tot het verleden, de dagen van de oertijd, behoort.» Bethlehem was dus inderdaad te onooglijk klein om zich met de grote steden van Israël te kunnen meten. Een andere vertaling zegt: «Je bent te klein om onder de duizenden van Juda te zijn.» De betekent dat Bethlehem een stadje was waar nog niet eens 1000 gezinnen woonden. In het Oude Testament wordt Bethlehem meerdere keren genoemd: Jakob begroef er zijn geliefde vrouw Rachel (Gen. 35:19). Het boek Ruth vertelt ons dat een man genaamd Elimelech en zijn vrouw Naomi uit Bethlehem wegtrokken om zich in Moab te vestigen (Ruth 1). En verder: Bethlehem is de stad waar David is opgegroeid (1 Sam. 16; 20:6; Luk. 2:4). Koning Rehabeam, de zoon van Salomo, versterkte Bethlehem (2 Kron. 11:5-6). Na de Babylonische gevangenschap hebben 123 inwoners van het oude Bethlehem zich weer in de stad gevestigd (Ezra 2:21). Bethlehem was een onooglijk stadje. En uitgerekend deze plaats had God als
geboorteplaats voor Zijn Zoon gekozen! Waarom juist dit kleine stadje? We kunnen een antwoord vinden als we naar het principe in 1 Korinthe 1:27-29 kijken. Daar schrijft Paulus: «Maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen. En het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is teniet te doen, opdat geen vlees voor Hem zou roemen.» Of denken we aan wat Jakobus in zijn brief schrijft: «Luister, mijn geliefde broeders, heeft God de armen van deze wereld niet uitverkoren om rijk te zijn in het geloof, en erfgenamen te zijn van het Koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die hem liefhebben?» (Jak. 2:5). Misschien bent u in geestelijke zin ook wel zo’n onooglijk klein «Bethlehemmetje». Er gebeurt niet veel spectaculairs in uw leven. De mensen zien u nauwelijks. U voelt zich vaak zwak, hulpeloos, niet lekker in uw vel. Denk dan eens aan Bethlehem, waarvan Micha moest zeggen: «En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein onder de duizenden van Juda…» De stam Juda was een van de grootste in Israël en in het gebied daarvan lag het zo kleine Bethlehem. Maar tegen dit kleine Bethlehem zei de Here God: «…uit u zal Mij voortkomen die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af.» De Heer kent uw problemen, zwakheden en noden, en ook uw faalangst. Hij Zelf zegt het duidelijk: «In de wereld zult u verdrukking hebben, maar heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen» (Joh. 16:33). U bent dan misschien klein, net als Bethlehem, maar bedenk wel dat u nog iets met Bethlehem gemeen hebt: u mag de woonplaats van Jezus Christus, de Overwinnaar van deze wereld, zijn.
7
Juist tegen hen die zich klein, hulpeloos, eenzaam en aangevallen voelen, zegt de Heer: «Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in eeuwigheid woont en wiens naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest om levend te maken de geest van de nederigen, en om leven te maken het hart van de verbrijzelden» (Jes. 57:15; vgl. Ps. 113:5-7). Het kleine stadje in Juda werd het heilshistorische middelpunt van de wereld, omdat niemand minder dan Jezus Christus Zelf deze plaats had uitgekozen om er woning te maken. Als het Licht van de wereld (Joh. 1:3-4) in u woning heeft gemaakt, neemt ook u in deze boze wereld een geheel nieuwe positie in. Want zo zegt de Heer: «U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn» (Mat. 5:14). Hebreeën 1:3 zegt over onze Heer Jezus dat Hij «de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn (de Vader) zelfstandigheid». Hij is de hemelen doorgegaan (Heb. 4:14) en Hij wil in u woning maken en u met Zijn heerlijkheid vervullen voor zover dat nog niet gebeurd is. Paulus zegt dat Christus in ons «de hoop van de heerlijkheid» is (Kol. 1:27). En in Galaten 2:20 staan de beroemde woorden: «Christus leeft in mij!» (vgl. Joh. 17:23). Van uzelf mag u dan een klein Bethlehemmetje zijn, maar als Hij in u woont wiens oorsprong vanouds is en van de dagen der eeuwigheid, dan verandert er een heleboel! Overigens mogen we niet vergeten dat Bethlehem, alhoewel de Zoon van God Zelf er woning maakte, uiterlijk gezien een klein, onbetekenend stadje bleef. Natuurlijk, dit stadje is voor duizenden christenen een pelgrimsoord geworden, maar het is er niet heerlijker, groter of imposanter door geworden. De grootheid van deze plaats bestaat uit zijn uitverkiezing. Puur van buiten is er tot vandaag de dag niet veel beter geworden, integendeel, in de loop van de tijd is er in Bethlehem het nodige ten kwade veranderd. Bethlehem behoort tegenwoordig niet bepaald tot de meest uitnodigende plaatsen van Israël. Als Jezus Christus uw leven helemaal mag vervullen, betekent dat eveneens niet
perse dat daarmee al uw persoonlijke noden en moeilijkheden in een oogwenk zijn opgelost. Vervuld worden met Jezus Christus betekent niet dat u volledig loskomt van alle ongerijmdheden en alle ongemakken, maar veeleer dat uw absolute toewijding aan God uitstralingskracht bezit. Als de Heer Jezus zegt: «Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn» (Mat. 5:14), dan heeft Hij het over een verlichte stad, niet over een volmaakte stad. Want ondanks veel lampen kunnen er in een stad ook donkere plekken zijn. En zo is het ook in het leven van een gelovig christen: Jezus Christus woont weliswaar met Zijn gehele heerlijkheid in hem, zodat hij een heel krachtig licht kan worden, maar tegelijkertijd blijven er nog vragen, problemen en noden. Het is dan belangrijk om niet naar het «waarom» te vragen, maar om in het geloof het «daarom» uit te spreken! Paulus is hierin een groot voorbeeld voor ons. Toen hij met boeien geketend was, zei hij: «Om de hoop van Israël heb ik deze boeien om» (Hand. 28:20). Hij reageerde niet verontwaardigd in zijn boeien, maar voegde zich naar de situatie door het «waarom» van zijn boeien tot een «daarom» van God te maken: «om de hoop van Israël.» Het kleine, onooglijke Bethlehem werd ruim 2000 jaar geleden het middelpunt van de aarde omdat de Zoon van God er geboren werd en er woning maakte. En zo kan ieder van ons, hoe zwak, klein en onooglijk hij of zij van zichzelf ook mag zijn, een plaats zijn waar vreugde en zegen van uitgaan. Het komende Kon i n k r ijk . De koning die destijds in het kleine Bethlehem ter wereld kwam (Mi. 5:1), zal wederkomen en op deze aarde regeren, precies zoals het in Micha 4 en 5 wordt beloofd. In hoofdstuk 4:1-4 verklaart de profeet: «Het zal echter in het laatste der dagen geschieden dat de berg van het huis van de HERE vast zal staan als de hoogste van de bergen, en dat hij verheven zal worden boven de heuvels, en dat de volken ernaartoe zullen stromen. Vele heidenvolken zullen op weg gaan en zeggen: ‹Kom, laten wij opgaan
naar de berg van de HERE, naar het huis van de God van Jakob; dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen, en zullen wij Zijn paden bewandelen!› Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de HERE uit Jeruzalem. Hij zal oordelen tussen vele volken en machtige heidenvolken vonnissen, tot ver weg. Zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen. Oorlog voeren zullen zij niet meer leren. Maar zij zullen zitten, ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, niemand zal ze schrik aanjagen, want de mond van de HERE van de legermachten heeft het gesproken!» Micha 4:1-3 is vrijwel identiek met Jesaja 2:2-4. Dat betekent dat beide profeten door goddelijke inspiratie dezelfde boodschap hebben ontvangen. Er mogen een paar verschillen in de woordkeus zitten, maar het gaat wel om hetzelfde: om het komende Koninkrijk! Bijbellezers voor wie het Woord van God dagelijks voedsel is, verheugen zich over twee zo identieke profetische teksten. Voor hen is dat namelijk niets anders dan een onomstotelijk bewijs van de goddelijke inspiratie van de heilige Schrift. Maar niet voor de Bijbelcritici. Die zeggen: «Hier heeft de een de ander gekopieerd. Tenslotte waren Micha en Jesaja tijdgenoten van elkaar. Ze moeten iets met elkaar hebben afgesproken en elkaars teksten hebben overgeschreven.» Zo’n vermoeden biedt geen ruimte voor het wonder van de inspiratie. De heilige Schrift openbaart ons: Als de Heer iets twee keer of zelfs drie keer zegt, dan betekent dit dat deze boodschap niet alleen belangrijk is, maar bijzonder belangrijk en dat de zaak in kwestie bij God vast besloten is. Dat zien we ook in het levensverhaal van Jozef. Toen hij in de gevangenis zat, droomde de Egyptische heerser over zeven jaren van overvloed en zeven jaren van armoede. Interessant genoeg kreeg farao deze droom twee keer: de ene keer zag hij hoe zeven magere koeien zeven vette koeien verslonden en de andere keer zag hij zeven dunne aren die zeven volle aren verslonden. De boodschap van de Middernachtsroep
December 2012
8
BIJBELSE BOODSCHAP « Bid om vrede voor Jeruzalem, laat het goed gaan met hen die u liefhebben!»
beide dromen was dezelfde. Dat kon Jozef, die men uit de gevangenis had gehaald om de dromen uit te leggen, aan farao mededelen. Daarnaast verklaarde Jozef: «Dat de farao deze droom twee keer gekregen heeft, is omdat de zaak bij God vaststaat en God Zich haast om die uit te voeren» (Gen. 41:32). God zond farao de boodschap dus twee keer omdat het zo enorm belangrijk en onveranderlijk was. En zo is het ook met de profetie over het komende Koninkrijk. Deze is zo geweldig, onomstotelijk en zo vast besloten dat God hem niet slechts door één, maar – in vrijwel identieke bewoordingen – door twee profeten liet verkondigen. Van Sion zal de wet uitgaan. Een van de bijzonderheden van het duizendjarig rijk zal zijn dat Jeruzalem het ethisch-morele en religieuze centrum van de aarde zal zijn (Mi. 4:2). In het duizendjarig rijk zal er geen antisemitisme meer zijn. Integendeel, de volken zullen zich geheel en al op Jeruzalem richten. Vandaag de dag kunnen we ons dat nauwelijks voorstellen omdat Israël nog altijd in het nauw wordt gebracht en de ene beschuldiging na de andere in zijn zak moet steken. Maar ooit zal alles anders zijn! Als het Koninkrijk van de Messias is opgericht, zal Jeruzalem een majesteitelijke stad van eer en triomf zijn. De volken en naties zullen erheen stromen. Tegenwoordig ziet het er precies andersom uit: Jeruzalem wordt door haat, vijandschap en benauwdheden omgeven. De volken wenden zich meer en meer af van Jeruzalem, het centrum van Israël; de stad is thans meer dan ooit de zondenbok van de wereld. Wat vraagt dit nu van ons, wedergeboren christenen van het nieuwe verbond? Wat kunnen we in onze dagen voor Jeruzalem doen, waar toch nog helemaal niets te zien is van wat er in het duizendjarig rijk zal zijn? Het antwoord luidt: voorbede. De Here God wil dat we voor Israël bidden, zoals er bijvoorbeeld in Ezechiël 22:30 staat: «Ik zocht naar iemand onder hen die een muur kon Middernachtsroep
December 2012
optrekken en voor Mijn aangezicht in de bres kon staan voor het land…» En in Je– saja 59:16 zien we zelfs dat de Here Zich verwonderde dat Hij geen mensen vond die voorbede deden: «Omdat Hij zag dat er niemand was, ontzette Hij Zich, want er was geen voorbidder. Daarom bracht Zijn arm Hem heil, en Zijn gerechtigheid, die ondersteunde Hem.» We dienen in het gebed voor Israël op te komen, vooral voor Jeruzalem, de stad van de grote Koning, zoals Jezus Christus haar noemt (Mat. 5:35). Maar wat moeten we dan bidden? In Romeinen 10:1 lezen we wat de apostel Paulus voor Israël bidt. Bijna hartstochtelijk zegt hij: «Broeders, de oprechte wens van mijn hart en mijn gebed tot God voor Israël is gericht op hun zaligheid!» Het innige gebed om de redding van veel Joodse mensen is het belangrijkste gebed voor Israël. Als er vandaag in Israël mensen zich tot Jezus Christus bekeren, dan is er al iets van de adem van het duizendjarig rijk te bespeuren. Dit rijk kenmerkt zich onder andere door vrede en veiligheid. Als er vandaag de dag een Jood in Israël Jezus vindt, heeft hij vrede en is hij in veiligheid! Ook in Psalm 122:6 vinden we een richtinggevend gebed: «Bid om vrede voor Jeruzalem, laat het goed gaan met hen die u liefhebben!» Sommige mensen vinden dat we om een politieke vrede voor Jeruzalem moeten bidden. Dat is op zich wel een goede gedachte. Maar toch weten we dat uiteindelijk alles volgens Gods raadsbesluiten moet verlopen, zoals het profetische woord het profeteert. Als we om vrede voor het volk Israël bidden, behoren we heel in het bijzonder te denken aan de innerlijke vrede, de vrede die alleen Jezus kan schenken. Want hoe meer Joodse mensen in onze tijd deze ware vrede verkrijgen, des te meer hemellucht – of anders gezegd, adem van het duizendjarig rijk – er nu al door Israël stroomt.
Wandelen in de naam van de Heer. Ook al zullen in het duizendjarig rijk mensen uit de volken op pelgrimsreis naar Sion gaan met de bedoeling: «Wij willen wandelen in de naam van de God van Israël!», schijnt het zo te zijn dat niet iedereen dit ook werkelijk in praktijk zal brengen. Want in Micha 4:5 getuigt het volk Israël, dat dan bekeerd zal zijn: «Want alle volken gaan op weg, elk in de naam van zijn god, maar wij zullen op weg gaan in de naam van de HERE, onze God, voor eeuwig en altijd!» Als in het duizendjarig rijk werkelijk alle volken in de naam van de God van Israël zouden wandelen, zou hier iets anders moeten staan. Maar Israël stelt vast: Ook al wandelen de andere volken in de naam van hun eigen god, wij willen in de naam van de Here, onze God, wandelen. Hoe moeilijk we het ons misschien ook kunnen voorstellen, het lijkt er inderdaad op dat in het duizendjarig rijk veel mensen weliswaar zullen zeggen: «Komt, laten we in de wegen van de God van Jakob wandelen», maar dat toch niet iedereen dit zal doen. De bijbelleraar Merrill F. Unger denkt hierover: «Dit vers zegt ondubbelzinnig dat Israël in het duizendjarig rijk vrij van afgodenverering zal zijn. Maar we hebben geen aanwijzingen dat de volken er ook vrij van zullen zijn.» Zo hebben ook in onze tijd veel mensen Christus overgave en trouw gezworen, maar bij sommigen verloopt het dagelijks leven helaas heel anders. Micha 4:5 geeft ons vandaag aanleiding om een zeer ernstige vraag te stellen: Wandel ik eigenlijk wel met God? Of wandel ik naar mijn eigen goeddunken, zoals het ik het leuk vind? Met God wandelen betekent dat we de oude wandel steeds weer consequent afwijzen. Paulus schrijft aan de gelovige christenen in Efeze: «…dat u, wat betreft de vroegere levenswandel, de oude mens
9
INFOBOX
Het duizendjarig rijk
aflegt, die te gronde gaat door de misleidende begeerten» (Ef. 4:22). Als we niet met heel ons hart met het oude leven gebroken hebben, kunnen we niet met God wandelen! Wat een wandel met God onder andere inhoudt beschrijft Jakobus: «Wie is wijs en verstandig onder u? Laat hij uit zijn goede levenswandel zijn werken laten zien, in zachtmoedige wijsheid» (Jak. 3:13). De goede wandel met God wordt door die beide belangrijke eigenschappen gedragen: zachtmoedigheid en wijsheid. Omdat we ons in deze wereld op vijandelijk gebied bevinden, zegt de Heer Jezus tegen ons: «Ik zend u als schapen te midden van de wolven; wees dus bedachtzaam als de slangen en oprecht als de duiven» (Mat. 10:16). Jezus leert ons zachtmoedigheid (Mat. 11:29) en, zoals Jakobus zegt, we mogen de Heer ook om wijsheid bidden (Jak. 1:5). Het zijn deze twee eigenschappen die machtig veel kracht verlenen aan onze wandel met God in deze wereld. Het genadige bijeenbrengen door de Here. Micha 4:6-8 betuigt: «Op die dag, spreekt de HERE, zal Ik verzamelen wie mank gaat, bijeenbrengen wie verdreven is en wie Ik kwaad aangedaan heb. Ik zal wie mank gaat, stellen tot een overblijfsel en wie verdreven was tot een machtig volk, en de HERE zal over hen Koning zijn op de berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid. En u, Schaapstoren, Ofel van de dochter van Sion, naar u zal gaan, ja, naar u zal komen de heerschappij van vroeger, het koningschap van de dochter van Jeruzalem!» Deze verzen spreken over het terugbrengen van Israël uit de diaspora naar het Messiaanse Koninkrijk. Dit zal een gebeuren worden dat zijn weerga niet kent! Jeremia 30:7 profeteert weliswaar nog een komende tijd van angst voor Jakob, maar dat zal zeer zeker niet het laatste zijn. Nee, want juist dan komt de dag waarop God Zich op een wonderbare manier om Zijn volk Israël zal bekommeren: «Wee! Want die dag is groot, er is geen als hij. Het is een tijd van benauwdheid voor Jakob, toch zal hij daaruit verlost worden!»
Voor de hemelvaart wilden de discipelen van Jezus weten wanneer Hij het koningschap voor Israël zou herstellen (Hand. 1:6). De Heer antwoordde hen: «Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te weten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft» (vs. 7). Toen Hij naar de hemel opvoer, zei een engel: «Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze terugkomen als u Hem naar de hemel hebt zien gaan!» (vs. 11). En zo zal de Zoon des mensen «op de wolken van de hemel met grote kracht en heerlijkheid» (Mat. 24:30) terugkomen «en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van Zijn heerlijkheid» (Mat. 25:31). Jezus zal voor Israël de in het Oude Testament beloofde koninklijke heerschappij op Zich nemen en Zijn troon der heerlijkheid in Jeruzalem vestigen (Mi. 5; Jes. 6; Zach. 12; 14). Van daaruit zal de Heer de volken van de aarde «met een ijzeren staf hoeden» (Op. 19:15). De apostelen zullen «op twaalf tronen zitten en de twaalf stammen van Israël oordelen» (Mat. 19:28). De duivel wordt «voor 1000 jaar» gebonden (Op. 20:3) en de opgestane verlosten «zullen priesters van God en van Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen regeren, duizend jaar lang» (Op. 20:6; vgl. 2:26-27; 5:9-10). R.M. ■
Wij kinderen van God die vandaag leven, staan ook telkens opnieuw bloot aan angsten en aanvechtingen. Dat komt omdat we steeds dichter bij ons doel komen: voor altijd bij Jezus zijn. De duivel weet dat zijn tijd nog maar kort bemeten is en is daarom geweldig boos (vgl. Op. 12:12), en dat uit zich steeds weer in hevige aanvallen op de kinderen van God. Maar we hoeven de moed niet te laten zakken, want onze Heer heeft de wereld overwonnen (Joh. 16:33) en belooft: «In het huis van Mijn Vader zijn vele woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken» (Joh. 14:2). Zoals Israël eens door zijn Messias het Messiaanse rijk zal worden binnengeleid, zullen wij die door het bloed van Jezus zijn gekocht en verlost, een binnenleiding beleven die alles te boven gaat. We gaan naar de plaats waar de Heer Zelf voor ieder van ons afzonderlijk een woning heeft toebereid. Wie zich door het bloed van Jezus heeft laten kopen, bezit de pas naar de hemel. Daar is ons vaderland: «Ons burgerschap is echter in de hemelen» (Fil. 3:20). Onze namen staan in het boek des levens (vgl. Fil. 4:3) en de Heer belooft ons: «Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden
voor Mijn Vader en voor Zijn engelen» (Op. 3:5). We zijn nu al hemelburgers, hoewel we ons nog op vijandelijk gebied bewegen. Het beste komt nog! En daarom kunnen wen et als Paulus zeggen: «Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden» (Rom. 8:18; vgl. 2 Kor. 4:17-18; 1 Pet. 1:6). En net als David mogen we jubelen: «Ik zal in het huis van de HERE blijven tot in lengte van dagen!» (Ps. 23:6). Zoals de dag komt dat de Heer in Israël de lammen zal verzamelen en de verdrevenen zal bijeenbrengen, zo zal ook de dag komen dat onze Heiland de met Zijn bloed gekochten van alle uiteinden van de aarde zal verzamelen en thuis zal brengen. Richt uw oog maar op die gebeurtenis! Zo’n 2000 jaar geleden kwam de Koning der heerlijkheid in een kleine stad in Juda ter wereld om ons te verlossen. En diezelfde Koning zal wederkomen om ons thuis te halen, Israël te verlossen en Zijn Koninkrijk hier op aarde te vestigen. Zo roept de Heer ons juist ook in deze Kersttijd toe: «Wees dus waakzaam! Want u weet niet wanneer de heer des huizes komt, ’s avonds laat of te middernacht of met het hanengekraai of ’s morgens vroeg, opdat hij u niet, als hij plotseling komt, slapend aantreft. En wat Ik tegen u zeg, zeg Ik tegen allen: Wees waakzaam!» (Mar. 13:35-37). ■ Middernachtsroep
December 2012
10
IN PERSPECTIEF
De tijd onttrekt zich aan al onze pogingen om hem te beheersen.
Kersttijd «Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit…» (Gal. 4:4). WIM MALGO (1922-1992) (Evangelist, auteur en stichter van het Zendingswerk en de gemeente Mitternachtsruf)
M
et Kerstmis gebeurde het onbegrijpelijke: de eeuwigheid trad als het ware de tijd binnen toen de eeuwige God in Jezus Christus mens werd en in Bethlehem ons door de tijd begrensde bestaan binnenkwam. Het in Bethlehem geboren Kind groeide op en heeft als Zoon van God aan het kruis voor ons de onverbiddelijk op ons afkomende eeuwige dood overwonnen, zoals het Middernachtsroep
December 2012
in Hebreeën 2:14-15 geschreven staat: «Omdat nu die kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deel gehad om door de dood hem die de macht over de dood had – dat is de duivel – teniet te doen, en allen te verlossen die door angst voor de dood gedurende heel hun leven aan slavernij onderworpen waren.» Gerd von Hassler schrijft over de tijd: «Het is een ergerlijk fenomeen waar je elke seconde, elke minuut, elk uur mee worstelt. Hij staat niet stil, hij loopt: sneller dan wij willen en langzamer dan ons lief is, in een vaste gelijkmatigheid die we niet kunnen beïnvloeden. De tijd onttrekt zich aan al onze pogingen om hem te beheersen. We kunnen landen veroveren
en in het heelal doordringen, tot in het binnenste van de aarde luisteren en de ons omgevende natuur verkrachten, maar wat kunnen we nu met de tijd? Niets, behalve dan af en toe vaststellen wat het laatste uur ons gebracht heeft! (…) We kunnen er in een poging om stipt te zijn met jachtige adem achteraan hijgen, we kunnen proberen hem door ‹te besparen› te bedriegen, maar zijn dan zelf de bedrogenen (een mens heeft nog nooit door ‹bespaarde tijd› de tijd voor zich gewonnen …). (…) Met de tijd die ons als levensspanne is bescheiden, gaan we niet liefdevol maar rationeel om. We ‹benutten› hem: om carrière te maken, om zoveel mogelijk ‹geluk› te stouwen in de uren die voor de gelukkige, zo lijkt het wel eens, niet slaan, om er zoveel mogelijk materiële winst – tijd is geld – uit te halen. (…) Erich Kästner zegt het in een van zijn gedichten heel treffend: ‹De tijd vergaat, wat moet hij anders?›»1 Maar toen het kerstmis werd en Jezus was geboren, onderbrak God zelfs de dodelijke tijdbegrenzing en de eeuwigheid, het oneindige, tijdloze eeuwige leven werd ons in het Kind, in Jezus Christus, aangeboden, geschonken, zoals het in 2. Timotheüs 1:9-10 staat: «Hij heeft ons zalig gemaakt en geroepen met een heilige roeping, niet overeenkomstig onze werken, maar overeenkomstig Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen, maar nu is geopenbaard door de verschijning van onze Zaligmaker, Jezus Christus, die de dood tenietgedaan heeft, en het leven en de onvergankelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie.» Wat er die nacht in de grot in Bethlehem gebeurde valt niet in onze ontoereikende woorden te vatten. Ja, wat zeg ik eigenlijk? Als Christus niet was geboren, denk ik dat de wereld niet meer zou bestaan. Dan had de wrekende ijver van de Almachtige haar al lang en breed in haar zonden verteerd (vgl. Ps. 18:,9). Maar Gode zij lof, Jezus is geboren! Ere zij God in den hoge, de Heiland is geboren! In onze streken passen de betekenis van dit feest en de tijd waarin het wordt gevierd heel goed bij elkaar. We hebben
momenteel lange nachten en korte dagen, veel duisternis en weinig licht. Zo zag het er uit toen Christus op aarde verscheen en zo ziet het er nog steeds overal en in elk hart uit dat nog niets heeft gehoord van de vleeswording van God en deze nog niet heeft ervaren. Duisternis bedekt het aardrijk en donkerte de volken en de harten, zolang de zon der gerechtigheid nog niet in de harten is opgegaan. Er heerst winter, dan wel koude. Maar de zon des levens heeft zich tot het arme mensengeslacht gewend. Zoals de zon spoedig de aarde weer begint te naderen, ik het een keer zo mag zeggen, en de kortste dag voorbij is, zo heeft in Christus de zon der gerechtigheid zich de wereld toegekeerd en is haar genaderd. Hij is de al het leven gevende, alles verlichtende en verwarmende zon, zonder welke de mensen in hun zonden dood zijn en blijven. De laatste profeet van het oude verbond heeft de komst van Jezus gezien toen de almachtige God deze door hem liet verkondigen: «Maar voor u die Mijn naam vreest zal de Zon der gerechtigheid opgaan» (Mal. 4:2), en Jesaja zegt in hoofdstuk 9:1: «Het volk dat in duisternis
Toen het kerstmis werd en Jezus was geboren, onderbrak God zelfs de dodelijke tijdbegrenzing en de eeuwigheid, het oneindige, tijdloze eeuwige leven werd ons in het Kind, in Jezus Christus, aangeboden.
wandelt, zal een groot licht zien. Zij die wonen in het land van de schaduw van de dood, over hem zal een licht schijnen.» Wat een weldaad is ons wedervaren toen de Zoon van God mens werd! Want het is waar wat de dichter schrijft: «Was dit Kindje ons niet geboren, we waren allemaal verloren.» Hoeveel tijd zullen we nodig hebben om de grootheid van deze weldaad, deze eeuwige, onuitsprekelijke, zich naar ons toe neigende barmhartigheid van God in voldoende mate te overwegen en te begrijpen?! Waar zullen de geesten van de volmaakt gemaakte gerechtvaardigden de woorden vandaan halen om God voor zijn in Christus openbaar geworden eeuwige erbarmen te prijzen? Ook wij zijn tot dit loven en danken geroepen. En daar hebben we alle reden toe, net als degenen die nu al Zijn aangezicht zien:
Bijzonderheden rond de geboorte van Jezus NORBERT LIETH (Prediker, Bijbelleraar en bestuurslid van Zendingswerk Middernachtsroep)
De stamboom van Jezus
Mattheüs richt zich in zijn Evangelie tot de Joden. Hij begint het verslag over het leven van Jezus met een genealogie (een stamboom), om aan te tonen dat Jezus een nakomeling van David en Abraham is. Met deze uiteenzetting bewijst Mattheüs dat Jezus een Jood is en de Messias van Israël, zoals de profeten het hadden geprofeteerd.
In het geslachtsregister van Jezus worden 46 personen genoemd, die over een periode van ongeveer 2000 jaar hebben geleefd. Dat betekent een gemiddelde van ruim 43 jaar per persoon. Het zijn heel verschillende karakters die Mattheüs opsomt: geloofshelden zoals Abraham, vrouwen met een twijfelachtig verleden, heel gewone mensen over wie niet veel bekend is, en uiterst boosaardige mensen zoals Manasse en Abia. God heeft Zijn heilsweg naar Christus toe niet door menselijk falen laten inperken, want de Verlosser moest immers voor zondaars komen. In deze genealogie wordt Jozef niet de vader van Jezus genoemd, maar slechts de man van Maria (Mat. 1:16; vgl. Luk. 3:23). Dit is een duidelijke aanwijzing
«Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft» (Joh. 3:16). Het grote ogenblik van de Opname komt steeds dichterbij en is niet tegen te houden; dan zullen we Jezus zien zoals Hij is – misschien wel in het voor ons liggende nieuwe jaar. Dat wordt dan pure heerlijkheid, dan zullen we Hem gelijk zijn, «want wij zullen Hem zien zoals Hij is» (1 Joh. 3:,2). Laten we echter overeenkomstig Zijn opdracht handelen totdat Hij komt! (vgl. Luk. 19:12-13). ■
1
Gerd von Hassler, Welt ohne Notausgang (Gütersloh, Bertelsmann, 1985), pag. 15; 17
dat Jezus uit een maagd als Zoon van God is geboren. Door Jezus‘ geboorte uit een maagd (Mat. 1:18,23; Luk. 1:27) was de Heer enerzijds volledig mens, maar anderzijds – omdat Hij niet door een aards man was verwekt – vrij van de daardoor erfelijke zondige natuur. Omdat hij niet in zonde is ontvangen en geboren en nooit gezondigd heeft, kon Hij de wereld verlossen door aan het kruis de zonde van de wereld op Zich te nemen. Mattheüs noteert het geboorteregister van Jezus vanaf Abraham, maar Lukas daarentegen volgt de stamboom helemaal terug tot Adam. De reden daarvoor is dat Mattheus zich tot Joden richt om hen aan te tonen dat Jezus de beloofde Messias is. Lukas richt zich tot niet-Joden en benadrukt daarmee dat Jezus de Verlosser van alle mensen is. Mattheüs was een zuivere Jood, maar Lukas had een Griekse naam. Volgens sommige kerkvaders was Lukas afkomstig uit Antiochië in Syrië en was hij geen Jood. Als dat zo is, heeft God een Jood en een heiden gebruikt om de komst van de Verlosser voor Joden en heidenen te beschrijven. Middernachtsroep
December 2012
11
12
IN PERSPECTIEF Zowel Jozef als Maria waren directe afstammelingen van de Joodse koning David (Mat. 1:16,20; Luk. 1:27; 3:31). En dus was de Heer zowel juridisch (via Jozef) alsook fysiek (via Maria) een echte afstammeling van David en daarmee een erfgenaam van de troon. Hierdoor konden de goddelijke beloften die God aan David had gegeven voor diens nakomelingen, in vervulling gaan (2 Sam. 7:16; 1 Kron. 17:11-14).
Jozef en Maria
Een Joods huwelijk werd in drie stappen voltrokken. Allereerst kwam het tot overeenstemming van de beide families. Daarna maakte men de verloving openlijk bekend. In die periode woonde het paar nog niet samen en was geslachtsverkeer verboden. Omdat de verloving echter reeds als bindend gold, kon verbreking ervan slechts geschieden door een rechtmatige scheiding. Pas als derde stap trouwde het paar en trokken ze bij elkaar in. Jozef wilde vanwege de zwangerschap van Maria de verloving verbreken, maar het ter bescherming van Maria wel zo doen dat niet iedereen te weten kwam waarom (Mat. 1:18-19). Op grond van een openbaring van God, waarbij hem werd meegedeeld dat de zwangerschap van Maria op bovennatuurlijke wijze (d.w.z. door een wonder van God) tot stand was gekomen, trouwde Jozef toch met Maria, maar zag af van een seksuele relatie met haar zolang Jezus niet was geboren (Mat. 1:20-25). Ze moesten het Kind de naam Jezus geven. Jezus, in het Hebreeuws Jeshua (Jozua), betekent «Jahwe is redding»: «En zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden» (Mat. 1:21).
Keizer Augustus
Keizer Augustus was de achterneef van Caesar en regeerde van 30 v.Chr. tot 14 na Chr. Augustus is ook onder de naam Gaius Octavius bekend, maar de Senaat Middernachtsroep
December 2012
verleende hem de naam Augustus als eretitel. Het betekent «de verhevene». Dus was de Heer Jezus Gods antwoord op de verhevene van de mensen, want voortaan zou Jezus Christus de Heer der heren en de Koning der koningen zijn; Hij is de Verhevene van God.
Herodes
Herodes was een Idumeeër (uit Edom afkomstig) en waarschijnlijk geen echte Jood, waardoor hij door de Joden nauwe-
lijks geaccepteerd werd. Vooral de vrome Joden beriepen zich op Deuteronomium 17:15, waar staat: «…dan moet u voorzeker hem tot koning over u aanstellen die de HERE, uw God, verkiezen zal. Uit het midden van uw broeders moet u een koning over u aanstellen; u mag geen buitenlander over u zetten, die uw broeder niet is.» Herodes werd door Rome als vazalkoning in Judea benoemd en kreeg de titel «koning der Joden». Hij regeerde van 37 tot 4 v.Chr. Veel Joden beschouwden Herodes als een gewelddadig heerser die de heerschappij onrechtmatig aan zich had getrokken. Herodes werd in het bijzonder bekend door zijn immense bouwactiviteiten, vooral door de volledige renovatie respectievelijk nieuwbouw van de tempel in Jeruzalem. Verder kreeg hij door de kindermoord in Bethlehem een bekendheid als wreedaard.
De wijzen uit het oosten en de ster van Bethlehem
De wijzen uit het oosten (het Babylonische gebied) worden ook wel sterrenwichelaars of astrologen genoemd, maar geen koningen. Hoeveel het er geweest zijn is niet bekend. Men ontleent het aantal van drie aan de drie geschenken die zij Jezus overhandigden. Maar ook vijftig mensen zouden deze drie kostbare geschenken gegeven kunnen hebben. De ster wordt ook wel als «Zijn ster» beschreven. De wijzen zeiden: «Wij hebben Zijn ster … gezien» (Mat. 2:2). Speculaties over een bijzondere constel-
latie van sterren of planeten zijn hier niet van toepassing. Bij deze ster gaat het veeleer om een buitengewone verschijning, om een speciaal wonder dat de geboorte van de Heer aankondigde. Zou God, die de hemel heeft geschapen, niet ook een speciaal hemellichaam kunnen scheppen om de geboorte van Zijn Zoon aan te kondigen? De vraag dringt zich op hoe de wijzen wisten dat er een bijzondere Joodse koning geboren zou worden. Wat bracht hen er toe om een reis van duizenden kilometers te maken? Andere Joodse koningen waren immers niet bezocht. Natuurlijk was het de ster, maar er moet toch voorkennis aan ten grondslag gelegen hebben. Aan de ene kant hadden de Babyloniërs dankzij de Joden die in de Babylonische gevangenschap terecht waren gekomen en die daar leefden, een bepaalde kennis van de Hebreeuwse geschriften. Een van deze Joden was de wijze Daniël geweest (Dan. 1:19-20; 5:11-12). Het boek Daniël was in Babylon geschreven. Daniël had daarin profetisch het precieze tijdstip van de komst van de Messias aangegeven en wel aan de hand van de 70 jaarweken in Daniël 9:24-27. Het is heel wel denkbaar dat Daniël als hoofd van alle wijzen in Babel (Dan. 2:48) veel contacten en gesprekken met de andere wijzen heeft gehad en hen van de komst van een toekomstige Joodse Messias heeft kunnen overtuigen. Aan de andere kant had de tovenaar Bileam al in de tijd van Mozes de komst van de Messias aangekondigd en deze met een ster in verband gebracht: «Ik zal hem zien, maar niet nu; ik zal hem aanschouwen, maar niet van nabij. Er zal een ster uit Jakob voortkomen, er zal een scepter uit Israël opkomen» (Num. 24:17). De scepter was altijd een symbool van koninklijke heerschappij. Daniël kende de geschriften van het Oude Testament die er in zijn tijd waren en hij bestudeerde ze (Dan. 9:2). En hij zal zijn kennis zeker hebben doorgegeven. Het is interessant dat Bileam uit de plaats Pethor kwam (Num. 22:5), een stadje aan de oever van de Eufraat in Babylonië. Deze kennis is waarschijnlijk van generatie op generatie doorgegeven. De Babylonische sterrenwichelaars verwierven hun kennis dus niet door occulte waarzeggerijen en interpretaties van sterren, maar door een openbaring van God. De drie geschenken die de wijzen
13 het kind Jezus kwamen brengen, waren goud, wierook en mirre. Deze hebben een diepe Oudtestamentische symboliek: goud wijst op het koningschap, wierook is en symbool van aanbidding en goddelijkheid. In de tabernakel en later in de tempel werd veel goud verwerkt en men gebruikte wierook voor de aanbidding. Mirre daarentegen gebruikte men om doden te balsemen. De betekenis van de geschenken is dat Jezus de Koning van Israël is (goud). Zijn leven was een goddelijk leven, dat God de Vader aanbad en verheerlijkte (wierook). En tenslotte ging Hij als Lam van God in de dood om weer op te staan (mirre). Dankzij de ontvangen geschenken hadden Maria en Jozef de middelen om later de kostbare vlucht naar Egypte en hun verblijf daar te kunnen fi nancieren. – Het is wonderlijk hoe de God van de hemel voorziet om de Zijnen ergens doorheen te dragen. Toen de wijzen uit het oosten het huis in Bethlehem betraden, viel hun blik eerst op Jezus en pas daarna op de moeder Maria, en zij aanbaden het Kind, niet de moeder: «En toen zij in het huis kwamen, vonden zij het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neer en aanbaden het» (Mat. 2:11). Dit in tegenstelling tot veel afbeeldingen van kunstenaars, bij wie Maria op de voorgrond staat.
alle baby’s in Bethlehem en de omgeving ervan te laten doden (Mat. 2:16). Egypte als doel van de vlucht van Jozef en Maria was op zich niets ongewoons. Menig Jood is naar Egypte geëmigreerd omdat er daar in die tijd al grote Joodse koloniën waren, die nog uit de tijd van de vlucht van de Joden voor de Babyloniërs stamden (Jer. 43-44).
De kindermoord in Bethlehem en de vlucht naar Egypte
Toen de nog maar net zwangere Maria haar familielid Elizabeth, die al zes maanden van Johannes de Doper zwanger was (Luk. 1:36), in het bergland van Judea opzocht, sprong het kind in Elizabeths buik
De meeste Israëlieten verwachtten dat hun Messias een geweldig legeraanvoerder zou zijn, misschien wel zo iemand
De engel Gabriël
Gabriël is een engel «die voor God staat» (Luk. 1:19) en die bij buitengewone gelegenheden speciale boodschappen van God doorgeeft. Hij wordt trouwens nergens aartsengel genoemd; die titel draagt in de Bijbel alleen Michaël (Jud. 9). Gabriël bracht 500 jaar vóór de geboorte van Jezus de profeet Daniël twee keer een bijzondere openbaring van God over (Dan. 8:15-17; 9:21). Na de eeuwen van Gods zwijgen verscheen hij aan priester Zacharia om de geboorte van Johannes de Doper aan te kondigen (Luk. 1:19), en later kondigde hij Maria de geboorte van Jezus aan (Luk. 1:31). Het is mogelijk dat hij ook de engel was die Jozef in een droom gezien heeft, maar dat wordt niet gezegd (Mat. 1:20). En de Bijbel verklaart evenmin wie de engel was die de herders op de velden van Bethlehem de blijde boodschap bracht (Luk. 2:9).
Maria en Elizabeth
taling wel het «Magnificat» genoemd en doet sterk aan het lied van Hanna na de geboorte van Samuël denken (1 Sam. 2:1-10). Maria‘s lied zit vol verwijzingen naar het Oude Testament en toont ons hoeveel zij zich met het Woord van God bezighield. En dat zij God in haar lofzang haar Redder noemt, laat zien hoezeer zij zich er van bewust was dat zij een redder nodig had.
De volkstelling
De volkstelling waartoe keizer Augustus in verband met de belastingheffing opdracht gaf «toen Cyrenius over Syrië stadhouder was» (Luk. 2:1-2), wordt bevestigd door een oud Latijns opschrift met de titel «Titulus Venetus». Dit toont aan dat er in Syrië en Judea zo’n volkstelling heeft plaatsgevonden. Volkstellingen waren typisch voor de regeringsjaren van keizer Augustus. Verder is het een historisch feit dat volkstellingen een gangbaar middel in het romeinse keizerrijk waren. Deze «regeringsdwang» leidde er toe dat Jozef met Maria van Nazareth naar Bethlehem moesten reizen, waardoor de profetie in vervulling ging (Mi. 5:1). Toen zij na een moeizame reis van ongeveer 100 kilometer eindelijk in Bethlehem aankwamen en Maria’s zwangerschap ten einde liep, konden zij geen onderdak vinden. Gehoorzaamheid veronderstelt niet automatisch een gerieflijk leven als Gods wil iets anders voorziet. Jezus moest als Redder van de wereld en als Koning van de Joden in de armste omstandigheden geboren worden. Daarom kent Hij de diepste afgronden van de mensheid en kan Hij derhalve iedereen een helpende hand toesteken. Zoals Jean Koechlin verklaart: «Overal waar de zonde ons gebracht heeft, heeft de liefde en de gehoorzaamheid de Heer Jezus heengeleid om ons te verlossen.»
De herders
als Alexander de Grote, die hen van de heerschappij van de Romeinse vreemdelingen en van Herodes zou bevrijden. Zij verwachtten dat hun Redder spoedig zou verschijnen (Luk. 2:25,38; 3:15). En nu kwamen de wijzen van ver aangereden om de nieuwgeboren koning te huldigen. Daardoor beschouwde Herodes zijn macht in gevaar. En deze altijd al meedogenloze heerser deinsde er niet voor terug om
van vreugde op. Kennelijk wist Elizabeth van de situatie van Maria en geloofde zij dat haar kind de Messias zou zijn. Daarom begroette zij, vervuld met de heilige Geest, Maria met de woorden: «moeder van mijn Here» (Luk. 1:43). In plaats van afgunstig te zijn en jaloers te reageren verheugde zij zich met Maria en loofde God. Maria‘s daarop volgende lofzang in Lukas 1:46-55 wordt in de Latijnse ver-
De herders waren de eersten die de boodschap over de geboren Koning te horen kregen. Jezus werd schijnbaar dicht bij hen in de buurt in een stal of in een grot geboren. De herders stonden op de onderste trede van de maatschappelijke ladder van die tijd en hoedden de lammeren die voor de offers in de tempel bestemd waren. Dat zal de reden zijn geweest waarom de herders de eersten moesten zijn die van de geboorte van het Lam van God hoorden en Hem zouden gaan begroeten. Middernachtsroep
December 2012
14
IN PERSPECTIEF
Het teken voor de herders zou zijn dat ze de Koning van de Joden in een kribbe zouden zien liggen. En dat was natuurlijk iets buitengewoons. In een kribbe waaruit de lammeren hun voedsel konden halen, zou het Lam van God liggen om voor de wereld het voedsel des levens te worden. In het Oude Testament werd al aangekondigd dat God Zelf een teken zou geven doordat een maagd de Heer Jezus ter wereld zou brengen: «Daarom zal de HERE Zelf een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuël geven» (Jes. 7:14).
De voorstelling van Jezus in de tempel
Aan de hand van Lukas 2:21-24 kan men vaststellen hoe oud de Heer Jezus
was toen Hij in de tempel werd voorgesteld. Na de geboorte van een jongen gold de moeder 7 dagen als onrein. Op de achtste dag moest de jongen dan besneden worden. De achtste dag geldt als de veiligste voor wat betreft de stolling van het bloed. Daarna moest een vrouw na de geboorte van een jongen dan nog eens 33 dagen thuis blijven. Na die periode moesten moeder en kind de priester bij de ingang van de tabernakel (later de tempel) al naar gelang hun financiële situatie een eenjarig lam en een jonge duif, of een jonge tortelduif brengen om te Middernachtsroep
December 2012
offeren (Lev. 12:1-8). Toen zij Jezus naar de tempel brachten, was Hij dus 41 dagen oud (8 + 33 dagen). Dat Jozef en Maria duiven offerden laat zien dat zij het arm hadden. Het bezoek van de wijzen had op dat tijdstip nog niet plaatsgevonden. Toen de oude Simeon de baby op zijn arm hield, sprak hij twee profetieën uit: 1. Jezus zal een licht zijn om de volken te verlichten en Israël te verheerlijken (Luk. 2:32). 2. Jezus is bestemd tot val en opstanding van velen in Israël (vs. 34). Deze beide profetieën spreken ieder zowel van de eerste komst van Jezus alsook van Zijn nog toekomstige wederkomst: 1. Omdat Israël Hem verwierp, werd Jezus eerst het Licht van de volken (Gemeente). Bij Zijn wederkomst in heerlijkheid zal Hij Israël redden en verheerlijken. 2. Door de verwerping van Jezus kwam bij de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 en de verstrooiing van de Joden het grootste deel van het volk ten val. Bij Zijn wederkomst zal Hij Israël, dat door de Grote Verdrukking heen moet, weer oprichten.
Tegenspraak?
Lukas 2:39 bericht dat Jozef met Maria en het kind Jezus na de voorstelling in de tempel naar Nazareth terugkeerde. Hierbij dringt de vraag zich op waar we de tijd in Egypte moeten plaatsen. Woonde het gezin in Nazareth, gingen zij vandaar naar Jeruzalem en aansluitend weer terug naar Nazareth? Lukas noemt noch de wijzen uit het oosten, noch de vlucht naar Egypte. Het weglaten van deze gebeurtenissen hoeft niet te betekenen dat ze niet hebben plaatsgevonden. Het valt te verklaren met de overweging dat de Evangelist Lukas een gebeurtenis die voor de
Joden belangrijk was, in zijn verslag voor de heidenen niet vermeldenswaard vond. Waarschijnlijk is het als volgt gegaan: – Jezus werd in een stal in Bethlehem geboren. – De herders bezochten de nieuwgeborene. – Jezus werd besneden en kreeg Zijn naam. – De ouders gingen met Jezus naar Jeruzalem om de Heiland in de tempel voor te stellen. – Ze keerden naar Bethlehem terug en bewoonden daar een huis. – De wijzen uit Babylon verschenen. – Daarna kwam het tot de vlucht naar Egypte. – Na de terugkeer uit Egypte trok het gezin naar Nazareth, de woonplaats van Jozef en Maria. Mattheüs noemt als enige het volgende: – De droom van Jozef, – Het bezoek van de sterrenwichelaars, – De kindermoord in Bethlehem door Herodes, – De vlucht naar Egypte, – De terugkeer uit Egypte. Lukas noemt als enige het volgende: – De aankondiging van de geboorte van Jezus, – Het bezoek van Maria aan Elizabeth, – De lofzang van Maria, – De herders van Bethlehem, – De besnijding van Jezus, – De voorstelling van Jezus in de tempel.
Vervulde profetieën
Rond de tijd van de geboorte van Jezus gaan er minstens vijf Oudtestamentische profetieën over de komst van de Messias letterlijk in vervulling: – De geboorte uit een maagd (Mat. 1:23) vervulde Jesaja 7:14. – De geboorte in Bethlehem (Mat. 2:6) vervulde Micha 5:1. – De vlucht naar Egypte en de terugkeer (Mat. 2:15) vervulden Hosea 11:1 en Numeri 24:8. – De jammerklacht over de moord op de kleine kinderen in Bethlehem (Mat. 2:17) vervulde Jeremia 31:15. – De Heer wordt «Nazarener» genoemd (Mat. 2:23), wat Jesaja 11:1 vervulde. De zuigelingenleeftijd van Jezus eindigt met de zin: «En het kind groeide op en het werd gesterkt in de geest en vervuld met wijsheid, en de genade van God was op Hem» (Luk. 2:40). ■
15
De Vriendelijke NORBERT LIETH
W
e zijn allemaal vast well eens eeen ns aangenaam verrast. Soms h heb he eb jee van een bepaalde persoon die nd iee jjee niet nader kent bepaalde voorstellingen, iin nge gen, maar als je hem dan beter leert kennen enneen n ben je verrast dat hij heel anders is, veel s, ve eel ee sympathieker, toegankelijker en makkema kemakk lijker in de omgang dan je gedachtt h had. ad.. Wat zouden mensen antwoorden deen en op p de vraag waar ze bij het noemen van va n de de naam van God als eerste aan denken? nken? Misschien «de Heilige», «de Rechter», ch hter» err», «de Almachtige» «straf», «hel», «een «eeen oude man met wit lang haar en een baard n ba aard d op een troon en met een scepter in zijn n zi ijn n hand», «de ontoegankelijke», «de strenge trengee en toornige» of «de wreker». Waarschijnsch hiijn nlijk zouden maar weinig mensen o op p het he idee komen om Hem «de Vriendelijke» eli lijk jk ke» te noemen. Maar dat is wel precies es wie es wiiee God is: de Vriendelijke! De meeste mensen hebben een en n vvererrkeerde voorstelling van God. Wellicht lich ht is deze sterk beïnvloed door een verkeerde kee e rde religiositeit, door een leer die Zijn ijjn gege ge nade verdonkeremaant, door andere nderee nd verkeerde invloeden of vooroordelen. deleen. de Veel mensen vinden God onsympathiek, ath thieek, ze vinden Hem eerder afstotend d dan dan n aantrekkelijk en willen niets mett Hem Hem He te maken hebben. Anderen doen n heel heel veel moeite om Hem te behagen omdat omdat ze bang voor Hem zijn. – Maar G God od d iss anders dan men denkt. God heeft Zijn vriendelijkheid beid b e-wezen toen Jezus in de wereld kwam kwam. kw wam m. Er staat daarover geschreven: «Want «Waa nt de zaligmakende genade van G God od iss verschenen aan alle mensen» (Tit. 2:11). 2:11).. In plaats van ons af te wijzen, o ons ns tee veroordelen of ons aan ons lot ov over ver tee laten heeft God Zich vriendelijk tot ot ons ons gewend om ons het heil te brengen. Het n. H et et
Kerstverhaal is daarom zo’n ontroerend oereen oe nd d en graag gehoord verhaal omdat d att de de gehele vriendelijkheid van God d eerin rin tot uitdrukking komt. Wie wordt r dt in in de Kersttijd niet op de een of andere an ndere manier geraakt? Bij wie wekt deze ze tijd tiijd d niet ook een bepaald verlangen? Wa Waarom aaro om om versiert men alles in de Adventstijd tiij zo tijd o uitgebreid? Het raakt onze ogen, o oren, reen, ren n, ja alle zintuigen en ook het hart aan. aa n. n In In de stal van Bethlehem is de vriendelijke del e ijkee genade van God in Jezus Christus us vverer-schenen, en wel heilbrengend. Daarom aaro om wordt Jezus ook de Heiland genoemd. em md. De Bijbel zegt van mensen diee zi zich ich ch vol vertrouwen tot God hebben en n ggeewend: «Want ook wij waren voorheen orrhe heeen onverstandig, ongehoorzaam, dwalend, waa len end nd d,, verslaafd aan allerlei begeerten e n en en hartstochten, levend in slechtheid eid en en afgunst, hatelijk en elkaar hatend.. M Maar aa r toen de goedertierenheid van God, onze d, o nze zee Zaligmaker, en Zijn liefde tot de me mensen ensen n verschenen is, maakte Hij ons zalig, niet g, n iieet op grond van de werken van rechtvaarhtt vaaaarrdigheid die wij gedaan zouden hebben, eb bbeen, maar vanwege Zijn barmhartigheid, g heid,, door het bad van de wedergeboorte rte en en de vernieuwing door de Heilige Geest. Gee eesst. Die heeft Hij in rijke mate over err oons nss uitgegoten door Jezus Christus, onze on o n zee Zaligmaker, opdat wij, gerechtvaardigd ardiigd ar d door Zijn genade, erfgenamen zouden ouden oud worden, overeenkomstig de hoop op p vvan an n het eeuwige leven» (Tit. 3:3-7). Het antwoord van de Almachtige op ige o p onze slechte daden, driften en instellinsttell lliin-gen was de verschijning van Christus. risstu us.. In plaats van ons te verdoemen een n beb e-werkstelligde Hij een mogelijkheid eiid id om om verlost te worden. Waarom? Omdat at God Go od d vriendelijk is en de mensen liefheeft. fh heeft he ef t. Ieder die zich tot Jezus omkeert w wordt orrd dtt onvoorwaardelijk gerechtvaardigd; dee gd gd; d d duisternis van de ziel wordt mett h hoop oop oo op
vervuld en hij krijgt de verzekering dat hij eeuwig leven heeft. Het volgende verhaal onderstreept de waarheid over de zin van de verschijning en vriendelijkheid van God in Jezus Christus: Een kind is bij opa op bezoek. Deze is juist bezig met het snijden van nog een figuur voor het Kerststalletje. Het stalletje is al klaar, veel figuren staan al op hun plaats. Het kind heeft het verhaal over de geboorte van Jezus al vaak gehoord. Vol bewondering staat het voor de figuren en bekijkt elk detail. «Stel je voor dat jij er toen bij was geweest...» hoort het opa op de achtergrond zeggen. Het kind volgt zijn raad op. Opeens beginnen alle figuren te leven. Het kind loopt de stal binnen en hoort een stemmetje dat uit de kribbe komt: «Ik wil graag drie dingen van je hebben...» Het kind denkt aan de cadeaus die het vlak daarvoor heeft gekregen. «Ik wil je graag mijn nieuwe jas geven, mijn nieuwe speelgoed en mijn nieuwe boek...» «Nee, dat hoef Ik niet. Ik wil iets anders van je hebben. Geef Me je laatste dictee maar!», zegt Jezus zachtjes. Het kind schrikt. «Maar daar heb ik toch een onvoldoende voor gehaald!» «Daarom wil Ik het graag hebben. – Je mag me altijd alles brengen waar je een onvoldoende voor haalt!›» «O, en wat is het tweede?» «Ik wil graag je ontbijtbord hebben.» «Maar dat heb ik kapot laten vallen!» – «Je mag Me altijd alles geven wat er in je leven kapot is gegaan.» Nadenkend aarzelend wacht het kind op de derde wens. «Geef Me ook maar het antwoord dat je aan je moeder gaf toen ze jou naar je ontbijtbord vroeg.» Dan begint het kind te huilen en snikt: «Ik heb gelogen dat ik het heb laten vallen. Ik was boos en heb het expres op de grond gegooid.» – «Je moet Me al je leugens, je trots, al het slechte wat je gedaan hebt brengen, dan kan ik je helpen, je vergeven, je helen en veranderen!» Nu begrijpt het kind de ware reden waarom Jezus Christus, de Zoon van God, mens is geworden: Jezus is als Heiland voor mij geboren om alles wat onvoldoende is, wat kapot is en slechts is te genezen en te veranderen. Geef Hem maar vol vertrouwen uw leven in de hand – Hij is de Vriendelijke! ■ Middernachtsroep Mid Midd ddernacht der htsroeep
December D ecem cember beer 2 2012 012 12
16
IN PERSPECTIEF
Salafisten delen korans uit in de voetgangerszone.
Salafisten? Nee, bedankt! Ze vallen de politie aan, prediken haat, steunen terroristen en verdelen in Duitse voetgangersgebieden miljoenen korans. Maak u geen illusies: salafisten misbruiken onze vrijheid om die af te schaffen. WOLFRAM WEIMER ( Journalist
en auteur, oprichter van het politieke blad «Cicero» en vroegere hoofdredacteur van «Focus»)
T
enslotte waren er 29 politieagenten gewond geraakt, van wie er twee met zware steekwonden op het randje van de dood lagen, en waren hele straten in Bonn verwoest. Salafisten hadden hun gevoelens weer eens de vrije loop gelaten omdat ze zich in hun «trots» gekrenkt voelden. Dat doen ze vaak en steeds vaker. In Solingen, in Hamburg, in Berlijn – steeds vaker hoor je dat religieuze fanatici voor relletjes zorgen. De minister van Binnenlandse Zaken maant en waarschuwt en vraagt de burgermaatschappij om civiele weerstand tegen de extremisten. Maar die blijft goeddeels uit. De meerderheid kijkt liever een andere kant op. Dat zal niet meer zo lang goed gaan. Want de salafisten hebben Duitsland doelgericht als slachtveld uitgekozen. Met Middernachtsroep
December 2012
hun verdeelactie van korans – uitgerekend met Pasen begonnen, om christelijke gevoelens te kwetsen – beginnen ze hier in het land een openlijke cultuurstrijd. Veel salafisten gaat het echter niet om een goed geloof, om het zoeken naar God of een helpende hand biedende zending, het gaat om een demonstratie van politieke macht. Ze willen de publieke ruimte definiëren, en wel volgens hun eigen spelregels. Daarom vallen ze behalve de politie ook journalisten aan die kritisch doorvragen. Ze maken grijnzend gebruik van de vrijheid van meningsuiting en de godsdienstvrijheid om de vrijheid te bestrijden. De binnenlandse veiligheidsdienst waarschuwt dat «bijna zonder uitzondering alle personen» die de gewelddadige jihad promoten, door het salafisme beïnvloed zijn. Hier ligt een voedingsbodem voor islamitisch terrorisme. Radicale salafisten beheersen de zaak met angst en intimidatie en gewelddadige straatbenden, en hun methode heeft suc-
ces. Sinds het moorddreigement tegen Salman Rushdie en de moord op Theo van Gogh waagt bijna geen enkele schrijver het meer om openlijk iets tegen de islam te zeggen. Karikaturisten en cabaretiers zijn gestopt met satirische kritiek sinds Deense tekeningen een storm van islamistisch geweld hebben veroorzaakt. Inmiddels berichten zelfs leraren en professoren over systematische bedreigingen door islamitische verenigingen als er op het een of andere vakgebied vermeende geloofsvragen worden behandeld. We zitten met een oneerlijke «dialoog van culturen», waarbij wij in toenemende mate zwijgen, terugnemen en dulden, waar haat predikende salafisten eisen en uitdelen. Het verdelen van korans dulden we. Maar omgekeerd mag je noch in Riyad, noch in Islamabad, noch in Teheran Bijbels uitdelen. Dan word je meteen gearresteerd. Duizenden christenen zitten vanwege hun geloof in islamitische kerkers en worden gemarteld en vermoord. De Saoedische groot-moefti (een van de hoogste islamitische rechtsgeleerden) sjeik Abdulasis Bin Abdullah, heeft half maart zelfs geëist dat alle christelijke kerken in de regio met de grond gelijk gemaakt moesten worden: op het Arabisch schiereiland mag alleen de islam bestaan. Het zijn vooral radicale salafisten die vanuit deze houding de geloofsoorlog tegen het Westen willen voeren. En het Westen heeft er nog geen antwoord op. Tot nu toe beoefenen we in de grote cultuurstrijd vooral het met kleine stapjes terugwijken. Real Madrid haalt het kruis uit het wapen van de club. In Athene wordt uitgerekend met Europees reddingsgeld een omstreden moskee gebouwd. Maar christelijke kerken in Arabië zijn verboden. Daarentegen haalt men in heel Europa crucifixen uit de openbare ruimte weg. Sinterklaas, Kerstfeest en het Paasfeest verbant men al van kleuterscholen. Alles wat de religieuze gevoelens van moslims zou kunnen kwetsen wordt achterwege gelaten, totdat op een dag een Kerstlied in een warenhuis als kwaadaardige provocatie van de profeet kan worden geïnterpreteerd. Via haatpreken en gedwongen huwelijken en eermoorden sluipt het totalitaire onze maatschappij binnen. We moeten weerstand bieden. Niet met geweld en intolerantie. Wel met een zelfbewust en openlijk opkomen voor onze waarden en ons geloof. ■
Uit: Christliches Medienmagazin pro 3/2012 | www.pro-medienmagazin.de
ERUIT GELICHT
Salafisten en het probleem met de «christelijke» tomaten
«Moge de Here God ons weer gevoelig maken voor Zijn geschiedenis, die niet van deze wereld is. (…) Moge de Here God ons Jezus Christus aan onze ronde tafels zetten, opdat we Hem bij onze gedachtegangen ontmoeten en zonder vrees de wereldgeschiedenis kunnen overleven.» Hans Dieter
Hüsch, cabaretier (1925-2005), geciteerd in factum 5/2012, pag. 45
«Het is verboden tomaten te eten, omdat ze christelijk zijn.» De salafistengroepering motiveerde hun verbod door te stellen dat er een kruisvorm ontstaat als je een tomaat middendoor snijdt.
NORBERT LIETH
D
e Turkse Hürriyet Daily News heeft op zijn Engelstalige internetpagina een opmerkelijk bericht geplaatst: «Een salafistische groepering met de naam ‹Popular Egyptian Islamic Association› heeft moslims gewaarschuwd om geen tomaten te eten omdat de vrucht ‹christelijk eten› is, zo berichtte NowLebanon.com. De groepering motiveerde deze bewering door te stellen dat er een kruisvorm ontstaat als je een tomaat middendoor snijdt. (…) ‹Het is verboden tomaten te eten, omdat ze christelijk zijn. (De tomaat) prijst het kruis in plaats van Allah en zegt dat Allah drie is (verwijzing naar de heilige Drie-eenheid).›»1 De salafistenvereniging publiceerde een foto van een doorgesneden tomaat op haar Facebook pagina en riep op de foto te verbreiden, «want er is een zuster uit Palestina die in een visioen de profeet van Allah heeft gezien, die huilde en zijn volk ervoor waarschuwde (tomaten) te eten. Als je dit (bericht) niet verbreidt, weet dan dat het de duivel is die je tegengehouden heeft.»2
Dit bericht schijnt tot een storm van protest onder gebruikers van Facebook te hebben geleid, zodat de salafistsiche groepering zich genoodzaakt zag hun verklaring «op te helderen»: «We zeggen: snijd hem niet zo dat de vorm van het kruis duidelijk wordt.»3 Moet je hierover nu glimlachend je hoofd schudden of ontzet een paar regels schrijven? Niet alleen worden moslims hiermee een klinkklare leugen en een dictaat opgedrongen, nee, het tekent ook de naïviteit van de extremisten en het laat zien hoe gevaarlijk ze zijn. Wat zou het betekenen als zulke mensen het voor het zeggen kregen? Dan is het uit met alle vrijheid. De te royale en vooral teugelloze vrijheid van het Westen is behoorlijk vernietigend voor de moraal gebleken, maar is een regentschap van de sjaria of een aanval op de tomaat beter voor de maatschappij? Achter deze uitspraken zit veel meer om er slechts glimlachend over met je hoofd te schudden. ■ 1
2 3
hurriyetdailynews.com, «‹Tomatoes are Christians›, Egyptian Salafi group warns», 29 augustus 2012 (Citaat vertaald uit het Engels) Ibid. Ibid.
«Als bijvoorbeeld de verhouding tussen massa en energie op het moment van de oerknal ook maar een triljoenste deel groter was geweest, zou het heelal na korte tijd weer ineen zijn gestort. Als deze daarentegen slechts een triljoenste deel kleiner was geweest, zou het heelal zo snel uit elkaar zijn geraasd dat de materie geen tijd had gehad om zon, sterren en planeten te vormen. Iets vergelijkbaars geldt voor de grootte van de sterke kernkracht, en zo valt er nog een hele lijst voorbeelden te bedenken. Er moet hier dus iemand haarscherp aan het rekenen zijn geweest, zodat wij er nu kunnen zijn.» Dr. Karsten Huhn,
natuurkundige in Reflexionen 5/2012, pag. 19
«Ik was op zoek naar een God die in mij geïnteresseerd was. Maar binnen de islam heb je geen god die een liefdevolle relatie met de mensen wil. Toen ik hoorde dat Jezus Zichzelf voor mij had opgeofferd, opdat ik eeuwig leven en een relatie met God kon hebben, heeft me dat heel diep geraakt. Ik voelde dat dit de juiste weg moest zijn, dat Jezus niet alleen maar een profeet was.» Oguzhan Icli uit Turkije, Idealisten.net, 2/201
«Leven kan slechts van leven komen.» Louis Pasteur (1822-1895) Met getroost hart en blijde blik hoeven ze niets anders te weten dan: Hij is op aarde gekomen en een mens geworden om hen zalig te maken.» Nikolaus Ludwig Graf von Zinzendorf over de benodigde capaciteiten van zijn zendelingen.
Middernachtsroep
December 2012
17
18
IN PERSPECTIEF
De Bijbel in het Inuktitut De Bijbel is het meest vertaalde boek ter wereld. Na 34 jaar vertaalwerk hebben we de heilige Schrift in nog een taal beschikbaar: in de taal die onder de Canadese Inuit het meest verbreid is. ZWI LIDAR (Correspondent van «Nieuws uit Israël» in Jeruzalem)
D
e volledige Bijbel (het Oude en Nieuwe Testament samen) is in 469 talen vertaald. Verder bestaat het Nieuwe Testament in nog eens 1.231 talen en zin er in 827 talen fragmenten van de Bijbel vertaald. Nu is er aan deze 2.527 vertalingen waarin de heilige Schrift geheel of gedeeltelijk beschikbaar is nog een taal toegevoegd, namelijk het Inuktitut, de taal van de Eskimo’s. Het werk aan deze vertaling, die het Canadese Bijbelgenootschap samen met de Anglicaanse kerk heeft gefinancierd, heeft 34 jaar geduurd. Overigens hebben de vertalers er ook niet fulltime aan gewerkt. Om de taalkundige uitdagingen te kunnen overwinnen waren alle vertalers Inuit. Velen van hen, vooral leidende figuren uit de kerk, werkten maar enkele weken of maanden per jaar aan de vertaling, maar wel met een ijzeren discipline, al die jaren door. Laat in het voorjaar van 2012 werd
De Inuit behoren tot de meest fervente kerkgangers van Canada. Foto: Inuit kerk Middernachtsroep
December 2012
de eerste uitgave in de hoofdstad Nunavut van de gelijknamige Canadese provincie aan het publiek gepresenteerd. De vertalers stonden bij hun werk voor moeilijke kwesties. Je kunt je bijvoorbeeld indenken dat allereerst de namen van dieren en planten al voor grote problemen zorgden. In de Bijbel worden talloze planten- en boomsoorten vermeld, maar in het Poolgebied komt er niet één van voor. En hoe vertaal je het woord «herder» voor mensen van een cultuur waar men alleen maar jacht maakt op dieren? Nog
moeilijker was het als het om gelijkenissen ging, bijvoorbeeld bij de uitdrukking «de goede herder». In het Inuktitut is de goede herder dus een «babysitter voor sledehonden» geworden. Maar niet alleen flora en fauna en belangrijke gelijkenissen waren een uitdaging. Het in de bijbel zo vaak voorkomende woord shalom (vrede) komt in de taal van de Inuit niet eens voor. Ingewikkelde uitdrukkingen als «verlossing» zijn voor de Inuit net zo onbekend als zandduinen. Dikwijls loste men zulke problemen met algemene begrippen op. Zo wordt er in de Bijbel in het Inuktitut alleen in het algemeen over bomen gesproken; de soorten en ondersoorten, zoals palmen, olijfbomen en dergelijke, worden slechts in voetnoten beschreven. In andere gevallen moesten de vertalers capituleren. Zo hebben ze het Engelse woord voor kameel maar zo gelaten. Alle betrokkenen vonden het namelijk belangrijk om tot een begrijpelijke tekst te komen die de ongeveer 30.000 Inuit, die tot de meest fervente kerkgangers van Canada behoren, goed in de oren klinkt. ■
COMMENTAAR
E
en Bijbel voor 30.000 Eskimo‘s, 34 jaar werk. Wat een werk en tijd, en wat een liefde zit daarachter! Ik moest aan de volgende zinnen denken die ik laatst ergens las: «We voelen zelf dat wat we doen slechts een druppel in de oceaan is. Maar als deze druppel niet in de oceaan zat, zou de oceaan kleiner zijn omdat deze druppel mankeerde.» We mogen veilig aannemen dat deze mensen zich door de Heilige Geest hebben laten aansporen om dit geweldige werk op zich te nemen. Er daarin zit hem precies het verschil. Welk bedrijf zou voor een project dat «slechts» aan 30.000 mensen ten goede zou komen, 34 jaar lang onderzoek doen, erin investeren en er medewerkers voor inzetten? Men zou niet eens aan het werk beginnen omdat de markt te klein was! Dat de vertalers zich er niet met een Jantje van Leiden van af hebben gemaakt, blijkt wel uit de lange vertaalfase. Er zijn altijd christenen geweest die kosten nog moeite hebben gespaard om actief te zijn voor het Koninkrijk van God en mensen met het Evangelie te bereiken. Het grote succes van het christendom is te danken aan de velen onder hen die in het kleinste trouw waren en zich niet door getallen onder de indruk lieten brengen, maar zich hielden aan een opdracht van
God en zich daar volledig aan wijdden. Maar het allergrootste voorbeeld is toch God Zelf. Had Hij in Zijn almacht na de zondeval niet simpelweg alles kunnen vernietigen en opnieuw kunnen beginnen? Natuurlijk had Hij dat gekund, maar Hij heeft het niet gedaan; Zijn liefde liet het niet toe. In plaats daarvan offerde Hij Zich in Christus Zelf en werd mens om ons mensen op deze «kleinste» van de planeten te redden. Gods liefde is te groot om het kleinste over het hoofd te kunnen zien. Niemand is Hem onverschillig, ook de «allerlaatste» niet. Maar wat doen wij eigenlijk voor onze medemensen, ook al gaat het slechts om een enkeling? Hoe zetten wij ons in, hoe ziet ons gebedsleven er op dat punt uit, op welke ideeën komen wij om een mens met de liefde van God te confronteren? Hoe is het met ons geduld en onze lankmoedigheid? «Wie trouw is in het minste, is ook in het grote trouw. En wie onrechtvaardig is in het minste, is ook in het grote onrechtvaardig» (Luk. 16:10). «En hij zei tegen hem: Goed gedaan, goede slaaf! Wees, omdat u in het minste trouw bent geweest, machthebber over tien steden!» (Luk. 19:17). Ook u bent een druppel in de oceaan. N.L. ■
1 TIMOTHEÜS 6:20-21
Tenslotte In de eerste Brief aan Timotheüs laat de apostel Paulus zien «hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de Gemeente van de levende God, een pijler en fundament van de waarheid». Hieronder volgt het laatste deel. NORBERT LIETH
D
e eerste Brief aan Timotheüs eindigt met de woorden: «O Timotheüs, bewaar het u toevertrouwede pand, wend u af van onheilige, inhoudsloze praat en tegenstellingen van de ten onrechte zo genoemde ‹kennis›! Sommigen, die deze kennis verkondigden, zijn van het geloof afgeweken. De genade zij met u! Amen» (1 Tim. 6:20-21). «O Timotheüs» lijkt wel op een zucht en toont ons hoezeer Paulus er met zijn hart bij was, hoezeer hij innerlijk bewogen was, hoe serieus hij was en hoe diep hij het gevoelde. Het gaat om een afsluitende oproep uit liefde. Vermaningen zijn nodig, maar dienen wel met het hart gegeven te worden. We zien de tegenstelling tussen «bewaar» en «wend u af». Het gaat er om de gezonde en goede leer te bewaren en de valse leer te mijden. Er zijn onheilige, nietswaardige, verkeerde dingen, tegenstellingen en een zogenaamde kennis die een valse kennis is omdat het tegen de «rode draad» van het Woord van God indruist. Deze dingen staan tegenover de gezonde, ware en goede leer van de heilige Schrift (1 Tim. 1:10; 2:7; 4:6). Alles wat tegen de zuivere bijbelse leer ingaat, zo vroom als het mag klinken, is niets anders dan onheilig gepraat. Het maakt mensen onzeker en weerspreekt de totale leer van het Woord van God. De ware leer is nooit in tegenspraak met de andere verzen van de Bijbel. Daarentegen haalt de valse leer dikwijls Bijbelgedeelten uit hun samenhang; er wordt een verkeerde nadruk gelegd, er is geen oog voor bijbels onderscheid of voor Nieuwtestamentische openbaringen, de waarheid wordt verwaterd of men voegt er wettische elementen aan toe. Zo kunnen dwaalleringen de gemeente binnenkomen.
Wat betreft het bewaren van het toevertrouwde pand wil ik het volgende citaat aanhalen: «Een van de belangrijkste criteria voor een Schriftuurlijke uitleg is de heilige Schrift in zijn algehele verband te lezen en te bestuderen. Deze eerste en belangrijkste sleutel is in 2 Petrus 1:20-21 te vinden: ‹Dit moet u allereerst weten, dat geen enkele profetie van de Schrift een eigenmachtige uitleg toelaat; want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.› Geen enkele profetie is op zichzelf al voldoende om de volledige en juiste betekenis ervan te begrijpen. Zij legt zichzelf niet uit, maar dient als een deel van een groot geheel gezien te worden…»1 We dienen op onze hoede te zijn voor de valse zogenaamde kennis, deze heel bewust te mijden en daarentegen het toevertrouwde pand van het Woord van God te bewaren. Aan het einde van de Brief aan Timotheüs wijst Paulus terug naar het begin ervan, dat er maar één ware leer (enkelvoud) is, maar vele valse leringen (meervoud) (1 Tim. 1:3,10; 4:1,6; 6:1,3). We willen niet uit het oog verliezen dat ons leven een geloofsdoel heeft. «Sommigen, die deze kennis verkondigden, zijn van het geloof afgeweken» (1 Tim. 6:21). Het is mogelijk om openlijk en koppig een valse leer aan te blijven hangen, waardoor men het geloofsdoel mist, en het is ook mogelijk om de ware bijbelse leer aan te hangen, waardoor men het geloofsdoel bereikt. De nadruk van de pastorale brieven ligt dus op de juiste omgang met Gods Woord. Wie daar niet goed mee omgaat, kan het geloofsdoel missen. Paulus noemt hier mensen die op grond van valse, de Bijbel tegensprekende leringen het
eigenlijke geloofsdoel hebben gemist. Dat werd ook al aan het begin van de brief genoemd: «Het einddoel nu van het gebod is liefde uit een rein hart, een goed geweten en een ongeveinsd geloof. Sommigen zijn daarvan afgeweken en hebben zich gewend tot zinloos gepraat» (1 Tim. 1:5-6). Alleen door de zuivere leer bereiken we het doel en daartoe behoort ook het
20
BIJBELSE BOODSCHAP
EYE-OPENER geloof (het geloofsdoel). En het is niet de theorie alleen die ons verder brengt op de weg naar het geloofsdoel, maar de gelovige verwezenlijking van het geschreven Woord. De Wuppertaler Studiebijbel maakt hier de opmerking: «Geloof is het op een na laatste woord van de brief en onderstreept de centrale en onafgezwakte betekenis die het voor alle uitspraken heeft: niet werken, niet kennis, maar geloof is de beslissende gave en taak die het Evangelie brengt.» Als we het geloof in het Woord verliezen en ons onder de invloed van andere leringen begeven, kunnen we het doel missen. Dat is wat de apostel ons in zijn laatste brief aan Timotheüs duidelijk voor ogen stelt: «Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden. Verder is voor mij weggelegd de krans van de rechtvaardigheid die de Here, de rechtvaardige Rechter, mij op die dag geven zal…» (2 Tim. 4:7-8). De brief eindigt met de genade: «De genade zij met u! Amen.» Het woord genade betekent «vriendelijke gift». Veel andere Bijbelvertalingen en oudere handschriften zeggen: «De genade zij met jullie!», zoals in 2 Timotheüs 4:22: «De Heer Jezus Christus zij met uw geest! De genade zij met u allen! Amen.» Dat onderstreept ook nog eens dat de brief over Timotheüs heen ook voor de gehele Gemeente geldig is. Het is het geloof in het zuivere Woord van God dat ons in de genade bewaart – en als we erin leven, zullen we de genade ook ervaren. Bovendien is het een hele opluchting dat de genade uiteindelijk toch boven alle vragen en eisen staat die Paulus in de eerste Brief aan Timotheüs stelt. Alleen de genade stelt ons in staat om in Christus en in Zijn Woord te blijven. Alleen in de kracht van deze genade kunnen Timotheüs en de Gemeente de dwaalleringen weerstaan, hun invloed mijden en in de ware godsvrucht leven. Ook wij hebben bij alles wat we willen Gods genade nodig, en deze laatste zin laat ons zien dat de Heer die ook geeft. De genade is er, zodat wij het Woord in ons leven in geloofsgehoorzaamheid in praktijk kunnen brengen. We mogen uit de kracht van de genade leven! ■
1
Der vergessene Reichtum, Dirk Schürmann / Stephan Isenberg, Daniel Verlag, pag.106/107
Middernachtsroep
December 2012
De start-up natie Als je tegenwoordig naar het Midden-Oosten kijkt, kun je nauwelijks bevatten waar daar allemaal gebeurt. Ik wil niet echt weten hoeveel burgers er daar om het leven zijn gekomen. Beelden van massabegrafenissen! Moeilijk te verstouwen. Wie heeft hier nog het overzicht? Feit is dat deze gruweldaden van tegenwoordig niet binnen de joodschristelijke wereld gebeuren. Ter vergelijking kijk ik naar een piepkleine democratie daar middenin, die momenteel een veel en veel stabielere en vreedzamere indruk wekt dan de aangrenzende landen eromheen. Ongeveer half zo groot als Nederland, omsingeld door alleen maar vijanden, bloeit en gedijt deze jonge natie en ontwikkelt een innovatieve geest die zijn weerga niet kent. Klein wonderlandje – hightech supermacht! De wereld zou verbluft zijn als overal waar de technologie uit dit landje voorkomt, het er ook op zou staan: «Made in Israel». Ja, bezitters van een mobiele telefoon hebben, wellicht zonder het te weten, een stukje Israël in handen. Als de mensen die Israël boycotten consequent genoeg waren, konden ze nauwelijks nog communiceren of zich medisch laten behandelen. In Deuteronomium staat als profetische bevestiging: «Gezegend zult u zijn boven al de volken.» Aangezien God Zich trouw en betrouwbaar aan Zijn beloften houdt, is Zijn gunst voor Israël voor Bijbellezers die de Bijbel goed kennen geen verrassing. God geeft Zijn uitverkoren volk talloze beloften (en daarnaast ook Zijn christelijke kinderen in de hele wereld). Hij heeft Zijn volk gezegend met intelligentie en wetenschappelijke speurzin. Daarvan getuigen de vele Israëlische dan wel Joodse Nobelprijswinnaars. Volgens de heilige Schrift is Israël zelfs het mooiste land van de wereld, een sieraad voor alle andere volken (Ez. 20:6). Wie zou dit vanuit de hoogste regionen aangegeven prachtige land niet willen leren kennen? Maar wat heeft Israël de wereld primair vóór al het andere gegeven?
1. Het Woord van God. Behalve de evangelist Lukas zijn alle door God geinspireerde schrijver van de Bijbelboeken Joodse mannen. Ook het «Onze Vader» komt uit Israël. 2. De Verlosser Jezus Christus. Het christendom is in Israël geboren. In het Nieuwe Testament (Joh. 4:22) zegt Jezus Christus: «Het heil is uit de Joden.» 3. Het geopenbaarde plan van God. Aan de hand van de heilige Schrift wordt ons de zin van ons bestaan, de loop van deze wereld en geschiedenis van de mensheid verklaard. De christen die zijn Heer Jezus Christus liefheeft, heeft normaal gesproken ook Zijn volk en Zijn land met de eeuwige hoofdstad Jeruzalem lief. Ik vraag me in het bijzonder over westerse politici af waarom ze dit toch al zo kleine land nog kleiner willen maken en daarmee de ware religieuze wortels van het Avondland negeren en de islam in de kaart spelen. Israël heeft tot nu toe met de «Westbank» al afgezien van een belangrijk, bijbels-historisch kerngebied (Judea en Samaria). Als Jeruzalem in een Israëlische en een Palestijnse hoofdstad wordt verdeeld, gaat dat op den duur nooit goed. Kijk maar naar Berlijn! De wereld snijdt zichzelf in het vlees als men zich inzet voor nog meer opdelingen van het land Israël en zijn hoofdstad Jeruzalem. God Zelf zegt in Zijn heilige Woord: «Wie Israël aantast, die tast Mijn oogappel aan!» En verder: «Wie Israël zegent, die is gezegend. Wie Israël vervloekt…» H. REICHETZEDER ■ Uit: Wohntraum & Lifestyle, nummer 140, juni-juli 2012
21
VRAGEN – ANTWOORDEN
Is wierook een gruwel voor God? In Jesaja 66:3 vind ik een opsomming van dingen die voor God een gruwel zijn. Hoe moet ik dat met die wierook begrijpen? In denk onder andere aan de wierook in de katholieke kerken of, wat voor mij belangrijker is omdat ik geen katholiek ben, hoe zit het als je met Kerst of in de Adventstijd wierookkaarsen aansteekt, wat in het Ertsgebergte zo gebruikelijk is? Wat denken jullie, hoe je dat gebruik van wierook hier in Jesaja moet opvatten? In het NT vinden we het gebruik van wierook immers ook (Mat. 2:11: «En toen zij in het huis kwamen, vonden zij het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neer en aanbaden het. Zij openden hun schatkisten en brachten Hem geschenken: goud en wierook en mirre»).
H
et door u genoemde gedeelte uit Jesaja 66 beschrijft het toenmalige «antigoddelijke» gedrag van Israël. Ze hadden weliswaar een tempel waarin zij bezig waren, ze offerden, hielden hun ceremoniën, baden er en hielden er hun diensten, maar hun hart was ver van God verwijderd. De zonden die ze deden en waaraan ze vasthielden, waren zo verschrikkelijk dat hun ceremoniën voor God een gruwel waren en het tegendeel bewerkstelligden. «Wie een rund slacht, slaat een man neer… wie wierook brandt als gedenkoffer, looft een afgod…» (Jes. 66:3). Wierook werd in het Oude Testament oorspronkelijk als offergave voorgeschreven (Ex. 30:34; Lev. 2:1-2). De roomskatholieke kerk heeft dit, zoals zoveel andere zaken ook, uit het verbond van God met Israël gehaald en op de eigen kerk gelegd, omdat zij zich beschouwde als ingezet «in plaats van Israël». Het offeren van wierook symboliseerde een welriekende reuk voor God, een aangenaam offer. Natuurlijk klopt deze religieuze ontlening aan het oude verbond niet, maar dat betekent nog niet dat we op zich geen wierookkaarsen mogen gebruiken. Omdat de Gemeente van het nieuwe verbond niet onder de wet staat (Rom. 6:14), hoeft zij geen reukoffers met wierook en zelfs helemaal geen offers meer te brengen. Jezus Christus is in Zijn Persoon in elk opzicht het volmaakte offer. Zijn leven was een welriekende reuk, een welgevallen voor God (Mat. 3:17). En in Hem zijn ook wij een welriekende reuk
voor God: «Want wij zijn voor God een aangename geur van Christus, onder hen die zalig worden en onder hen die verloren gaan» (2 Kor. 2:15). Daarom is het ook geen afgodische offerhandeling wanneer we op bepaalde feestdagen wierookkaarsen aansteken. We doen het dan immers niet om te offeren of om ons toegang tot God te verschaffen. We hebben alles in Christus en daar valt niets meer aan toe te voegen. N.L ■
.
Het boek des levens Ik heb altijd gedacht dat je als wedergeboren christen volgens Johannes 5:24; 1 Johannes 5:13; Romeinen 10:9 enz. in het boek des levens was ingeschreven en daar niet meer uitgehaald kon worden. Is dat niet in tegenspraak met wat er in de brief aan de gemeente te Sardes, in Openbaring 3:5 geschreven staat: «…en Ik zal zijn naam beslist niet uitwissen uit het boek des levens…»? Betekent dit niet dat de Heer desondanks namen uit het boek des levens kan en zal uitwissen?
V
oor zover wij weten staan alle mensen in het boek des levens ingeschreven. Laten we bedenken dat God «niet wil dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen» (2 Pet. 3:9). Maar de mens moet wel beslissen of hij dit eeuwige leven ook wil hebben! En daarom spreekt God tot elk mens minimaal «een of twee keer» (vgl. Job 33:14-24), zodat deze «zich bekeert van zijn weg en leeft!» (vgl. Ez. 33:11).
Als een mens zich nu tijdens zijn leven verhardt en «Nee» zegt tegen de stem van God en de werking van de Heilige Geest aan zijn hart en geweten van zich afduwt, dan komt tenslotte het moment dat God tegen deze mens ook «Nee» moet zeggen. En dan wordt hij uit het boek des levens uitgewist, zijn naam wordt er uitgehaald! Let hierbij op wat Mozes erover zegt: «Nu dan, of U toch hun zonden wilde vergeven! Maar indien niet, schrap mij alstublieft uit Uw boek, dat U geschreven hebt! Toen zei de HERE tegen Mozes: Wie tegen Mij zondigt, zal Ik uit mijn boek schrappen!» (Ex. 32:3233). In verband hiermee een kleine, tijdens de vakantie in Engeland beleefde episode: we bezochten kasteel Windsor, onder andere ook de grote ridderzaal. Aan het plafond hangen alle schilden van de Engelse ridders, honderden prachtig mooie schilden. Maar ertussenin vielen ook enkele schilden op die helemaal wit waren geschilderd. Men wees ons er op dat de wit geschilderde schilden van ridders waren die dingen hadden gedaan die hun ridderstatus onwaardig waren en die daardoor hun recht op de titel en het ambt waren kwijtgeraakt. Zij hadden het recht verloren om ridders te zijn! Deze episode deed me aan het boek des levens denken. Zijn we niet allemaal geroepen? «Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven!» (Mat. 11:28). Maar helaas komen er zo weinig mensen. Ja, slechts weinig mensen laten zich met God verzoenen en zeggen Ja tegen Gods aanbod van heil! God wil wel, maar wil ik ook? En zo zal er ooit voor de grote witte troon gezegd worden: «En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood. En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen» (Op. 20:12-15). Deze mensen wilden niet en daarom werden ze uit het boek des levens geschrapt. Wat een tragiek! S.R. ■ Middernachtsroep
December 2012
22
VOORUITBLIK
ALLÉÉN JEZUS KAN U HELPEN Het volgende nummer verschijnt op 15. 01. 2013, met o.a. het thema*:
«Met God het nieuwe jaar in» *Wijzigingen voorbehouden
COLOFON Zendingswerk en uitgeverij Middernachtsroep www.middernachtsroep.nl STICHTER: Wim Malgo (1922-1992) BESTUUR: Nederland: Conno Malgo, Norbert Lieth, Jonathan Malgo, Henk Blok NEDERLAND: Middernachtsroep, Postbus 193, 3940 AD Doorn, tel.: 0343 477288, fax: 0343 477447, E-mail:
[email protected] k.v.k. nr. 41166018 BTW nr. NL 0028 18 668 B01 ZWITSERLAND: Mitternachtsruf, Ringwiesenstrasse 12a, CH-8600 Dübendorf, tel.: 0041 44 952 14 14, www.mitternachtsruf.ch ORGAAN: De «Middernachtsroep» verschijnt maandelijks en wordt bovendien in het Duits, Engels, Frans, Hongaars Italiaans, Portugees, Roemeens, Spaans en Tsjechisch uitgegeven. REDACTIE: (Adres Zwitserland) E-mail:
[email protected] LAYOUT: (Adres Zwitserland) E-mail:
[email protected] ZIELZORGERLIJKE VRAGEN: (Adres Nederland) HOTEL BETH-SHALOM: P.O.Box 6208, Haifa-Carmel 31061, Israel, tel: (00972) 04 8373 480 fax: (00972) 04 8372 443, e-mail:
[email protected], Leiding: Fredi en Beate Winkler BETALINGEN: giro 409200 t.n.v. Middernachtsroep Doorn, voor België: ING-bank 363-0507942-90 (in Brussel) t.n.v. Middernachtsroep Doorn DRUK: De Groot Drukkerij, Goudriaan ABONNEMENTSPRIJS JAARLIJKS: Nederland en België: Vanaf 2012 geen abonnementsprijs meer maar een vrije gift, Europa en Middellandse Zeelanden EUR 26,40 Buiten Europa en Suriname EUR 32,40. ADRESSEN VOOR DIVERSE TAKKEN: www.mitternachtsruf.ch/weltweit TESTAMENTAIRE BESCHIKKINGEN: (via een notaris) «Ik legateer vrij van rechten en kosten aan de Stichting: Zendingswerk Middernachtsroep statutair gevestigd te LEIDEN en geregistreerd onder nummer .41166018. bij de Kamer van Koophandel Rijnland, een bedrag van EUR …»
INITIALEN VAN DE AUTEURS IN DIT NUMMER M.M. = Marcel Malgo; R.M. = René Malgo; W.M. = Wim Malgo (1922-1992); S.R. = Samuel Rindlisbacher
Middernachtsroep
December 2012
Als d de eu ure re iiss ggekomen ekomen Wat betekent voor ons Advent, als het eerste kaarsje brandt? Wordt het net als ieder jaar, dat er toch niets bijzonders was? Het is nu eenmaal traditie dat je wacht op de Zoon die God ons schonk tot ons heil goed om daar eens aan te denken! Er is zoveel leed in onze wereld, dus heb ik me eens voorgesteld, Als de Heer der heerlijkheid nu zou komen in onze tijd, en ieder oog zou Hem zien, wie kan dan nog voor Hem bestaan? Wie soms dacht dat hij machtig was, verliest die macht plotsklaps. Wie trots is of zeer rijk, Zijn Rijk maakt ons allen gelijk. Wie dacht dat hij erg wijs was, stelt dan zijn zelfbedrog vast. Wie goddeloos is en vol spot, moet zich dan buigen voor God. Wie de genadetijd verkwanseld heeft, schaamt zich zonder een wit kleed. Bergen zullen dan mensen bedekken die vol zijn van angst en schrik. Voor berouw is het dan te laat, omdat het oordeel van de Rechter vaststaat. Als Jezus straks de scepter zwaait, hebben alle mensen genoeg te eten. Tranen en rouw zullen ophouden, en alle nood zal Hij lenigen. Leed en ziekte zijn voorbij, alles maakt Hij dan weer nieuw. Ook de dood heeft dan geen ruimte meer, dat is toch de droom van de mensheid. Oorlog en terreur zijn dan verdwenen, mensen zijn in liefde met elkaar verbonden. Vrede heerst op elke plek, Omdat men acht geeft op Gods Woord. Deze hoop schenkt ons Advent, als in de krans een kaarsje brandt. Daarom kan ik vol vertrouwen moedig naar de toekomst kijken. Want de Heer komt spoedig terug, Wachtend hef ik mijn oog omhoog. Als de ure is gekomen, stilt Hij al onze verlangens. Adventsgedicht, Brunhilde Rusch, 2008
Europa...
toren van Babel
0
egin 20:0
:30 b erp inloop 19afel over dit onderw + boekent smogelijkheid + gesprek
spreker Dato Steenhuis leiding Teun van Ommen
Boornbergum woensdag 6 maart Gereformeerde Kerk Easterbuorren 52
Hilversum maandag 11 maart Vrije Evangelische Gemeente Taludweg 35a
Genderen woensdag 3 april Gereformeerde Kerk Hoofdstraat 78
De Israëlkalender 2013, de 13 foto’s tonen de prachtige natuur van Israël. De kalender vermeldt christelijke en Joodse feestdagen en heeft voor elke maand een passend bijbelvers. Het is een ware blikvanger met afmetingen van 54 bij 42,5 cm.
afmetingen
54 bij 42,5 cm
prijs
€ 10,00
exclusief verzendkosten
middernachtsroep.nl +31 343 477 288 ·
[email protected]
bestelnummer
348130