S&D 10/11 25-10-2004 11:08 Pagina 76
Sociaal-democratie en selectie aan de poort ‘Dat de rechtgeaarde onderwijzer wat meer aandacht besteedt aan achterblijvers dan aan kinderen die zichzelf wel kunnen redden, spoort met de innige geestverwantschap tussen onderwijs en sociaal-democratie’. Aldus Wim Hofstee in zijn commentaar op de wending die de PvdA op hoger onderwijsgebied heeft gemaakt ten aanzien van selectie aan de poort.
wim hofstee
76
Bij de behandeling van het Hoger Onderwijs en Onderzoek Plan 2004 heeft woordvoerder Jacques Tichelaar namens de PvdA een motie ingediend, mede ondertekend door vvd en lpf, waarin wordt gepleit voor een ‘modern, flexibel open bestel’ en waarin het profijtbeginsel een prominente rol speelt. De motie fungeert onder andere als opmaat voor een sociaal leenstelsel als vervanger van de huidige studiefinanciering. Min of meer in het voorbijgaan komt ook het woord ‘selectie’ in de motie voor. Het feit dat de PvdA-fractie de instellingen ruimte wil geven voor selectie aan de poort (sadp; verwarring met sdap is geheel voor rekening van de lezer), heeft vervolgens tot felle reacties geleid, waaronder een vertoog van oud-PvdA-woordvoerder hoger onderwijs Kees Kolthoff1 en een pamflet met als eerste ondertekenaar Jacques Wallage, oudPvdA-staatssecretaris O&W. Vermeldenswaard is verder een stuk van de psycholoog Pieter Drenth2, voorzitter van de Commissie Toelating Numerus Fixusopleidingen 1996-1997, die beOver de auteur Willem K.B. Hofstee is emeritus hoogleraar psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen Noten Zie pagina 80 s & d 10/11 | 2004
toogt dat het studierendement niet gebaat is bij sadp. In het verlengde van deze discussie probeer ik een onderwijskundige- en politieke analyse te geven van de vraag wat de sociaal-democratie bij sadp te zoeken heeft. De inzet van overheidsmaatregelen in de sfeer van sectorbeleid is kwaliteit, dus de inhoudelijke vraag zou moeten zijn: leidt sadp tot meer kwaliteit in het hoger onderwijs in Nederland. Niet dat die vraag sluitend te beantwoorden valt. Numeriek rendement bijvoorbeeld is maar een gedeeltelijke indicator van kwaliteit. In een beleidscontext is rendement zelfs een averechtse indicator: sturing op rendement, dus beloning van onderwijsgevenden op basis van aantallen diploma’s, houdt een prikkel tot niveauverlaging in die moeizaam moet worden geneutraliseerd door andere maatregelen, wil de kwaliteit er niet onder lijden. kwaliteit Vooreerst op individueel niveau valt kwaliteit wel nader te omschrijven: heeft de student wat opgestoken van het onderwijs. Dus de vraag wordt dan: leidt sadp er toe dat die student er meer van opsteekt. Ook die vraag is niet vatbaar
S&D 10/11 25-10-2004 11:08 Pagina 77
Wim Hofstee Sociaal-democratie en selectie aan de poort voor harde bewijsvoering, maar ze levert een handvat voor argumentatie. In de eerste plaats is de vraag of selectie maakt dat de student meer leert, een andere dan de vraag of tests en eindexamencijfers voorspellende waarde hebben. Een instrument kan voorspellende waarde hebben zonder dat het onderwijspeil verbetert als het wordt toegepast. Een voorbeeld wordt geleverd door de analyse die Cohen-Schotanus3 heeft gemaakt van het rendement van de Groningse medicijnenopleiding voor de cohorten vanaf 1968. Die rendementen bleven perfect stabiel4, ondanks het feit dat vanaf 1972 gedeeltelijke selectie op eindexamencijfers plaatsvond, en eindexamencijfers een zekere voorspellende waarde hebben voor het verloop van de medicijnenstudie. Het verschil tussen predictie en selectie moet worden gezocht in aanpassingsmechanismen zoals die werkzaam zijn in complexe systemen. De bekendste is dat slimmere studenten minder hoeven te werken voor hetzelfde resultaat, en dat ook inderdaad plegen te doen: een mens heeft op die leeftijd zoveel andere interessante(re) dingen aan het hoofd. Speculatiever is de veronderstelling dat docenten achterover zouden gaan leunen en in versterkte mate de oorzaak van slechte resultaten bij de student zouden zoeken in plaats van hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Hoe dan ook is voorspellende waarde van examens of tests geen garantie voor betere prestaties van de geselecteerde groep. Het is dan ook voor tegenstanders van sadp niet nodig die voorspellende waarde ¬ die met name bij eindexamencijfers niet-triviaal pleegt te zijn ¬ te bagatelliseren. Omgekeerd kan selectie zonder voorspellende waarde (bijvoorbeeld interviews om motivatie e.d. te peilen) wel degelijk een bepaald effect hebben. Zo’n procedure kan de eerste stap zijn in de vorming van een elitair bewustzijn van de uitverkorenen. Aldus is er wel degelijk sprake van selectie op motivatie, of althans selectie tot motivatie: de selectie bewerkstelligt de motivatie, al is dat niet zozeer studiemotivatie. Verdere stappen zijn de inrichting van de opleiding als ‘total institution’ ter versterking van de onders & d 10/11 | 2004
linge band, het actief adverteren van de superioriteit van de opleiding5 met het oog op haar marktwaarde, en maatschappelijke coöptatie van afgestudeerden en kastevorming in aanvulling daarop. Hier fungeert sadp bij wijze van self-fulfilling prophecy: de opleiding boekt maatschappelijk succes. Het is goed denkbaar dat uitgesproken voorstanders, zoals de staatssecretaris die sprak over ‘het wegtrekken van de verstikkende deken van de gelijkheidsideologie’, dit scenario voor ogen hebben. Het is ook niet nodig daar preuts over te doen. Wel moet in redelijkheid worden vastgesteld dat het effect ervan berust op gezamenlijk gekoesterde schijn. Dat de studenten in kwestie in onderwijskundige zin meer zouden opsteken, is waarschijnlijk niet eens de bedoeling (‘meneer, waarom moeten we die moeilijke dingen leren, daar hebben we toch later onze mensen voor?’). Eveneens zonder preutsheid opper ik dat de sociaal-democratie bij elitevorming niets te zoeken heeft.6 winners en losers Een volgende overweging is dat in geval van selectie ‘de’ student uiteenvalt in twee groepen, namelijk de winnaars en de verliezers. Die laatsten plegen nogal eens uit het oog te worden verloren. Vanuit een bedrijfseconomisch gezichtspunt (‘een modern, flexibel open bestel’, zie boven) vormen de losers inderdaad niet zozeer een probleem: bij personeelsselectie bijvoorbeeld komen afvallers niet of nauwelijks in de winst- en verliesrekening voor. Op maatschappelijke schaal ligt dat anders: daar telt het bereikte niveau van ieder individu. Vanuit de overheid gezien is hier dan ook sprake van een variant van selectie, namelijk ‘plaatsing’, als technische term voor: verdeling van gegadigden over opleidingen, elk met een vaststaande opnamecapaciteit. In theorie kan plaatsing rendabel zijn. Een elementair model werkt als volgt: begin met de moeilijkste opleiding, vul die met de meestbelovende gegadigden, doe met de afvallers vervolgens hetzelfde voor de op een na moeilijkste op-
77
S&D 10/11 25-10-2004 11:08 Pagina 78
Wim Hofstee Sociaal-democratie en selectie aan de poort
78
leiding, enzovoort. De redenering is dat talent meer rendeert naarmate de opleiding moeilijker is; dus als Jantje een iq van 130 heeft en Joop 115, dan is de som van hun verwachte studieresultaten hoger als Jantje wis- en natuurwetenschappen gaat doen en Joop x-kunde, dan wanneer de rollen omgekeerd zouden zijn. Het voorbeeld heeft een zekere plausibiliteit, maar de complicaties zijn legio. In de eerste plaats komen de kosten die met de selectie gepaard gaan ten laste van het onderwijsbudget; die derving moet ook nog een keer op samengestelde rente worden gezet omdat de investering (kosten) zich pas over een jaar of vijf eventueel begint uit te betalen. In de tweede plaats is hierboven al geïllustreerd dat het effect van selectie in de praktijk kan verdampen. In de derde plaats is het voorbeeld overtrokken: aankomende studenten kiezen al overwegend een studie op hun eigen niveau, dus bemoeienis lijkt een beetje op het dirigeren van een muziekstuk dat al op cd staat. Men kan daar satisfactie aan onlenen en zelfs van in vervoering raken, maar echt productief is het niet. Per saldo rijst het vermoeden dat een grondige taxatie van het effect van sadp op de kwaliteit van het hoger onderwijs, met verdiscontering van selectiekosten en van averechtse neveneffecten voortvloeiend uit strategisch gedrag van studenten en docenten, tot de conclusie zou komen dat het effect evengoed negatief als positief kan zijn. Nu is zo’n conclusie uit praktisch-politiek oogpunt niet doorslaggevend, aangezien de onderliggende bedoeling wellicht meer stemmen trekt dan het feitelijk effect. Maar het lijkt er dus op dat de discussie eerder in symboolpolitieke of ideologische termen moet worden geanalyseerd. Dat gebeurt hier niet met de pretentie van serene afstandelijkheid, maar vanuit een gevoel van betrokkenheid bij het debat tussen de oudere en nieuwere PvdA-ers. onderhandelingsposities Wat studenten van het hoger onderwijs hebben opgestoken, laat zich ruwweg beschrijven in een frekwentieverdeling van individuen, op een as s & d 10/11 | 2004
van minder naar meer kennis. Die verdeling heeft een gemiddelde en een spreiding. Vooral die spreiding is in partijpolitiek opzicht relevant. Voorzover een maatregel, zoals toestaan van sadp, het gemiddelde kennispeil zou beïnvloeden, zou hij politiek gesproken nauwelijks controversieel zijn. Bij de spreiding ligt dat anders. Stel dat sadp de onderlinge verschillen in bereikt niveau zou vergroten, bij gelijkblijvend gemiddelde. Dan zou ‘rechts’ dat positief moeten waarderen, onder verwijzing naar de extra positieve uitschieters in de verdeling, en ‘links’ nega-
Zonder preutsheid opper ik dat de sociaal-democratie bij elitevorming niets te zoeken heeft tief, met accent op de extra negatieve uitschieters. Men zou bij verdelingsvraagstukken de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ bevredigend kunnen definiëren aan de hand van aandacht voor de linker- dan wel rechterstaart van de verdeling.7 Nu is het niet plausibel dat sadp de onderlinge verschillen in bereikt niveau daadwerkelijk zal vergroten, om dezelfde reden waarom het effect op het gemiddelde twijfelachtig is: effecten plegen in de praktijk te worden geabsorbeerd in de complexiteit van het systeem met zijn honderdduizenden individuele actoren. Maar dat neemt niet weg dat voorstanders van sadp geen andere bedoeling kunnen hebben dan vergroten van de spreiding, of althans die implicatie opgewekt accepteren. Selectie zit rechts. De discussie speelt zich af op een moment waarop de sociaal-democratie weinig politiek verweer heeft tegen de verlokkingen van kapitalisatie op ‘toptalent’, hoe fictief ook. Vanaf de jaren ’70 heeft ze in onderwijspolitiek opzicht een soort ideologische roofbouw gepleegd op het gelijkheidsbeginsel. De kern daarvan bestond uit de programmatische ontkenning van aanlegverschillen bij leerlingen, en de daaruit voorvloeiende eis van resultaatgelijkheid in het onderwijs. De neerslag van dit gedachtegoed was de
S&D 10/11 25-10-2004 11:08 Pagina 79
Wim Hofstee Sociaal-democratie en selectie aan de poort middenschool (weliswaar verwaterd tot basisvorming) en het onderwijsvoorrangsbeleid. Met de voltrekking van het faillissement van beide is intussen een begin gemaakt zonder dat iemand er nog een poot voor lijkt uit te steken. De sociaal-democratie vertoont momenteel in onderwijsideologisch opzicht wat clinici een ‘burned child’ reactie noemen: het kind dat zijn vingers heeft gebrand, houdt verder angstvallig de handen thuis. Inderdaad heeft de radicale gelijkheidsideologie uit het Beginselprogram van 1977 geen empirische poot om op te staan. Ongeveer vanaf de jaren ’80 vormde zich een wetenschappelijke ‘mainstream consensus’ dat met name intelligentie, maar ook andere relevante eigenschappen forse erfelijkheidscoëfficiënten laten zien, althans binnen moderne samenlevingen. De voor de hand liggende conclusie is dat de ‘reproductie van ongelijkheid’ zich daar in hoofdzaak langs biologische in plaats van sociale weg voltrekt. De enige effectieve manier om resultaatgelijkheid in het onderwijs te bewerkstelligen zou zijn: in iedere generatie opnieuw de ontwikkeling van de slimmere kinderen met geweld de kop in te drukken. Vanaf de jaren ’90 is de volksmond (‘het zal wel in de genen zitten’) begonnen de inzichten van de gedragsgenetica te adopteren. Dus de situatie is nu als volgt: de karakteristieke politieke aandacht van de sociaal-democratie voor de linkerstaart van de verdeling (zo men wil de onderkant van de samenleving), op zichzelf onverminderd verdedigbaar, wordt geruïneerd doordat het ideologisch fundament in de onderwijscontext een zak lucht is gebleken. Iets willen om de verkeerde reden is contraproductief: het geeft anderen een wapen in handen om zo’n politiek verdacht te maken, en het holt het draagvlak in eigen kring uit. Wouter Bos8 heeft dan ook groot gelijk als hij, met verwijzing naar Kees Schuyt, zijn ernstige twijfels uitspreekt over het punt ‘herverdeling van kennis’ uit het beginselprogram van 1977. Het drama van de sociaal-democratische onderwijspolitiek ¬ laten we het in eigentijdse termen een mislukking noemen, dat klinkt mins & d 10/11 | 2004
der erg ¬ speelde zich vooral af op het vlak van het basis- en voortgezet onderwijs; daar lagen de prioriteiten. Wat betreft het hoger onderwijs heeft de PvdA zich in mijn herinnering alleen geprofileerd als het ging om de toegang daartoe via het beurzenstelsel. Intussen is het inzicht doorgebroken dat dit stelsel weliswaar uitdrukking was van streven naar gelijkheid binnen de groep van studenten maar, o ironie, in breder maatschappelijk verband neerkwam op overheveling van afdrachten naar beterbetaalde groepen. De gevoeligheid van sociaal-democraten voor de
De sociaal-democratie vertoont, onderwijsideologisch gezien, een ‘burned child’-reactie: het kind dat zijn vingers heeft gebrand, houdt verder angstvallig de handen thuis sleetse pavlovreactie van studentenbonden, dat een leenstelsel kinderen uit achterstandsmilieus afschrikt, is nu aanzienlijk afgenomen. Dat imponeert als politieke winst, al zal het misschien een zeteltje kosten. Maar het blijft lastig sadp te zien als iets anders dan een concessie aan de liberaaldemocratische mede-ondertekenaars van de motie-Tichelaar (ook al ziet de indiener zelf dat anders). Op de achtergrond van de sociaal-democratische onderwijspolitiek heeft zich in de afgelopen tijd een interessante disciplinaire verschuiving voltrokken. Vanaf de jaren ’70 was het ideologisch initiatief stevig in handen van sociologen, voor wie de het onderwijs instrument tot maatschappijverandering is. Nadat in de jaren ’80 de overproductie van economen en bedrijfskundigen op gang was gekomen, verschoof ook in sociaal-democratische kring het initiatief en ontstond de neiging van de nood van de calculerende burger een ideologische deugd te maken; het onderwijs kwam in dienst van het bnp. De aloude onderwijzer, voornaamste steunbeer van de sociaal-democratie tot hij werd weggespoeld
79
S&D 10/11 25-10-2004 11:08 Pagina 80
Wim Hofstee Sociaal-democratie en selectie aan de poort door de sociale academie, stond erbij en keek ernaar. Terwijl die onderwijzer, temidden van de kooplieden en de dominees, bij uitstek was geroepen tot de onderwijspolitiek, werd het onderwijs van doel in zichzelf tot instrument voor achtereenvolgens maatschappijverandering en nutsmaximalisatie, in de handen van universitair-disciplinair denkende voorlieden. Ik pleit voor eerherstel van de onderwijzer, en voor restauratie van de onderwijspolitiek. Dat houdt in dat de Verlichting weer doel in zichzelf wordt. Het feit dat de rechtgeaarde onderwijzer ¬ zelf geen hoogvlieger, en al evenmin een Noten 1
‘PvdA steunt foute selectie’, De Volkskrant, 15 april 2004. 2 ‘Selectie aan de poort werkt niet’, nrc Handelsblad, 8 april 2004. 3 Janke Cohen-Schotanus, ‘Effecten van curriculumveranderingen’. Dissertatie, Rijksuniversiteit Groningen, 1994; pp. 91110. 4 Het verhaal is natuurlijk ingewikkelder: vanaf het cohort 1972 haalden de studenten gemiddeld sneller hun propedeuse, maar langzamer hun doctoraal- en artsexamens. Daar
80
s & d 10/11 | 2004
scherp calculerende manager ¬ wat meer aandacht zal besteden aan achterblijvers dan aan kinderen die zichzelf wel kunnen redden, spoort met de innige geestverwantschap tussen onderwijs en sociaal-democratie. Dat de PvdA op de hoger-onderwijsportefeuille niet veel in te brengen heeft, moet maar op de koop worden toe genomen; het maken van goede sier met andermans intellect kan met een breed gebaar aan rechts worden gegund. Selectie trekt mensen uit elkaar, onderwijs dient de sociale cohesie. De boel een beetje bij elkaar helpen houden is meer dan goed genoeg voor de sociaal-democratie.
spelen weer andere factoren doorheen. Het uiteindelijk rendement (90% voor de propedeuse, 80% voor het doctoraal, en 75% voor het artsexamen) echter bleek volstrekt beleidsresistent. 5 Zo werd tot 2003 de selectiecommissie voor de Talentenbeurzen van nuffic overstroomd met aanvragen vanuit het University College Utrecht, vergezeld van uitstekende aanbevelingsbrieven, en gestoeld op een Angelsaksisch cijferstelsel dat in Nederlandse ‘vertaling’ tot onwaarschijnlijk hoge kwalificaties leidde.
6 De stelling is niet zo voor de hand liggend als hij misschien lijkt. Hij houdt onder andere in dat sociaaldemocraten niet op hun beurt zelf aan elitevorming doen. Nou, dat zit nog. 7 Een verdeling heeft meer kenmerken, en die zijn politiek onverminderd interessant. Een maatregel zou bijvoorbeeld invloed kunnen hebben op de scheefheid van de verdeling, bij gelijkblijvende spreiding en gemiddelde. Een positief scheve verdeling zou met ‘paars’ kunnen worden geassocieerd. 8 In: Socialisme & Democratie, 2004, 5/6, p.84.