Snelle nootherkenning op signalen afkomstig van een elektrische gitaar: opname van de datasets Sander Dieleman 28 november 2009
1
Inleiding
Dit document beschrijft de methode die zal gevolgd worden voor het opnemen en annoteren van de datasets voor mijn thesisonderzoek. Dit handelt rond het inzetten van reservoir computing voor snelle pitch-detectie op signalen afkomstig van een elektrische gitaar. Aangezien gewerkt wordt met een machine learning techniek zijn er voldoende voorbeelden nodig om het systeem te trainen. In wat volgt worden eerst kort een aantal zaken aangehaald die deze methode mee vormgegeven hebben. Op het idee achter reservoir computing, en de begrippen die ermee verband houden, wordt niet verder ingegaan. Tevens wordt enige bekendheid met muziektheorie en met het instrument in kwestie verondersteld. Er wordt een aantal keer teruggegrepen naar de schematische weergave van de gitaar in figuur 1. plectrum frets
vinger
brug
topkam
pickup
Figuur 1: schematische weergave van de gitaar
1.1
Transi¨ enten
Opdat de dectectie voldoende snel is, moet de pitch-informatie ge¨extraheerd kunnen worden uit de transi¨enten (het begin van het signaal), daar waar conventionele technieken eerder naar het steady-state-gedeelte van het signaal zullen kijken. Waarom we dit hier niet kunnen doen wordt duidelijk aan de hand van een voorbeeld; beschouw de laagste noot die op een gewone gitaar gespeeld kan worden: E2, met een frequentie van 82,41 Hz. Dit correspondeert met een periode van 12,13 ms. Voor de meeste detectiemethoden moeten reeds 2 perioden (in dit geval 24,26 ms) gepasseerd zijn vooraleer er een schatting gemaakt kan worden. Bovendien moeten de transi¨enten reeds uitgestorven zijn, wat vaak nog eens even lang duurt. Uiteindelijk kan de eerste schatting pas na ongeveer 50 ms gemaakt worden (verwerkingstijd niet meegerekend). Deze vertraging is duidelijk hoorbaar en dus niet wenselijk.
1
De transi¨enten hebben meestal een herkenbare golfvorm, bestaande uit een zestal pulsen. In wat volgt wordt kort geschetst hoe deze vorm ontstaat, aan de hand van figuur 2. Er wordt in een aantal stappen weergegeven welke snaaruitwijkingen het aanslaan van een snaar tot gevolg heeft.
B0
a
B0
c
e
A1
B1
A1
A2 B1
B2
A2
f
g
A0
B0
b
d
A0
B2 A3
Figuur 2: schematische weergave van het ontstaan van de transi¨enten
In stap a wordt weergegeven dat het aanslaan van de snaar twee pulsen (A0 en B0) tot gevolg heeft, die zich in tegengestelde richtingen voortbewegen. In stap b bevinden deze pulsen zich reeds iets verder op de snaar. Puls A0 heeft de pickup bereikt, en zal dus in het signaal tevoorschijn komen. Vervolgens wordt puls A0 in stap c gereflecteerd aan het aanhechtingspunt van de snaar (de brug). 2
Dit heeft een faseverschuiving van 180 graden tot gevolg. Deze gereflecteerde versie noemen we puls A1 (bij elke reflectie zullen we de index verhogen). Aangezien de pickup zich dicht bij de brug bevindt (zie 2.1), wordt puls A1 vrij kort daarna ook gezien. In stap d wordt puls B0 gereflecteerd aan het andere aanhechtingspunt van de snaar (de fret). De resulterende puls heeft eveneens een faseverschuiving van 180◦ ondergaan. We noemen hem puls B1. In stap e wordt puls A1 eveneens aan de fret gereflecteerd, wat aanleiding geeft tot puls A2. Ondertussen heeft puls B1 de pickup nog niet bereikt. Dit gebeurt pas in stap f. Puls B1 wordt gezien door de pickup en vervolgens gereflecteerd aan de brug. Het resultaat noemen we puls B2, en deze wordt kort daarna ook door de pickup gezien. Ten slotte heeft in stap g ook puls A2 de pickup bereikt. Ook deze puls wordt niet lang daarna gereflecteerd (puls A3), en de reflectie passeert de pickup. In totaal zijn dus 6 pulsen de pickup gepasseerd (in volgorde: A0, A1, B1, B2, A2, A3). Dit geeft aanleiding tot een signaal dat eruit ziet zoals in figuur 3. In figuur 4 zijn de pulsen aangeduid op de golfvorm van een echte transi¨ent. Ten slotte valt nog op te merken dat het aanslaan van een snaar in de praktijk vaak meer dan twee pulsen tot gevolg heeft.
A0
B2 A1
A2
B1
A3
Figuur 3: schematische weergave van de transi¨ent zoals gezien door de pickup
Figuur 4: golfvorm van een echte transi¨ent
2 2.1
Opstelling Opname
De opname van de datasets geschiedt aan de hand van een elektrische gitaar waarop een speciale pickup ge¨ınstalleerd is. De pickup in kwestie heeft zes uitgangen, ´e´en voor elke snaar; dit in tegenstelling tot een gewone pickup, die het geluid van alle snaren samen in ´e´en uitgangssignaal combineert. Men noemt dit een polyfone of hexafone pickup. Hexafone pickups zijn tegenwoordig op de markt te vinden, omdat ze het mogelijk maken (a.h.v. pitch-detectie) om gitaren als MIDI-controllers te gebruiken. Hierbij is het wel vaak zo dat de afzonderlijke kabels die de verschillende signalen transporteren, gebundeld worden [2]. Dit is om ervoor te zorgen dat de pickup gemakkelijk aansluitbaar is op een apparaat dat de omzetting naar
3
Figuur 5: een “breakout box” MIDI-commando’s verzorgt. Het is echter vrij eenvoudig om zelf een “breakout box” (zie figuur 5 te construeren die de signalen afzonderlijk beschikbaar stelt. Een gelijkaardige manier van werken wordt beschreven in [4]. Merk op dat het in principe mogelijk is om de bedrading van een gewone pickup zodanig aan te passen dat hij voor elke snaar een afzonderlijke uitgang heeft. Dit is echter onnodig wegens de beschikbaarheid van kant-en-klare oplossingen. Bovendien heeft dit als voordeel dat de gewone pickup zijn werk kan doen, wat naast de signalen van de afzonderlijke snaren ook een gecombineerd signaal oplevert. Aangezien de magnetische eigenschappen (en uiteraard ook de positie) verschillen van die van de hexafone, zal dit signaal andere (extra) informatie over de gespeelde noten bevatten, die eventueel ook kan aangewend worden bij de herkenning. Daarnaast is het ook mogelijk dat de ontwikkelde technieken later veralgemeend worden om ook enkel op het gecombineerd signaal te werken; het is dan mogelijk om deze te testen gebruik makend van dezelfde dataset. Bijzondere aandacht moet besteed worden aan de installatie van de hexafone pickup op de gitaar. Het is immers interessant om ervoor te zorgen dat de pickup zo dicht mogelijk bij de brug geplaatst wordt (zie figuur 1). De voornaamste reden hiervoor is omdat de uitwijking van de snaren vlakbij de brug het kleinst is (dit is logisch, omdat de brug het aanhechtingspunt van de snaren is). Hierdoor is het mogelijk om de pickup zeer “hoog” te plaatsen, d.w.z. dicht bij de snaren. Indien we de pickup verder van de brug weg zouden plaatsen is dit niet mogelijk, omdat de snaren dan mogelijk de pickup zouden raken. Het voordeel hiervan is dat de output luider wordt, wat op zijn beurt de signaal-ruisverhouding verhoogt. Indien er echter toch crosstalk optreedt, hoeft dit niet noodzakelijk een probleem te zijn. Wanneer de trilling van de snaar door meerdere transducers opgepikt wordt, is er immers meer informatie over deze trilling beschikbaar, wat voordelig kan zijn voor de pitch-detectie. Als er toch problemen zouden optreden, zijn er genoeg technieken voorhanden om de signalen van crosstalk te ontdoen. Voorlopig wordt hier niet verder op ingegaan, aangezien het vermoedelijk niet nodig zal zijn. Een eventueel nadeel zou kunnen zijn dat een transi¨entpuls die de pickup passeert, vrijwel onmiddellijk de brug (het aanhechtingspunt) bereikt, en daar gereflecteerd wordt. De reflectie zou dan kunnen interfereren met de oorspronkelijke puls, wat de detectie ervan bemoeilijkt (zie figuur 6). Vermoedelijk zal dit echter geen probleem vormen, aangezien er met een gelijkaardige opstelling reeds goede resultaten bereikt zijn met pitch-detectie aan de hand van transi¨enten (toegepast in de Terratec Axon AX 50 guitar-to-MIDI controller, zie [5]).
4
=
+
Figuur 6: interferentie tussen een puls en zijn reflectie aan een aanhechtingspunt
2.2
Annotaties
De opgenomen data dient geannoteerd te worden met een aantal relevante parameters. Aangezien het opnames van muzieknoten betreft, is het interessant om de annotaties op te slaan in MIDIformaat. Bovendien wordt dit formaat door vrijwel alle DAW (Digital Audio Workstation) software ondersteund. Dit is een belangrijk voordeel, aangezien het gebruik van deze software aangewezen is. De voornaamste reden hiervoor is dat in DAW software heel veel aandacht besteed wordt aan synchronisatie tussen de verschillende tracks, iets wat voor andere geluidsbewerkingsprogramma’s vaak niet het geval is. Voor de opname van muziek is dit immers onontbeerlijk. Hier is het ook belangrijk dat tijdsdata in de annotaties heel nauwkeurig is, en een goede synchronisatie tussen de audiotrack (opgenomen data) en de MIDI-track (annotaties) draagt daar uiteraard toe bij. Een nadeel aan het MIDI-formaat is dat het niet zo gemakkelijk uitbreidbaar is. Dit kan een probleem vormen, omdat het mogelijk is dat bepaalde parameters die we willen annoteren geen MIDI-equivalent kennen. Deze moeten we dan op andere manieren invoegen. Een mogelijkheid is om hiervoor een tekstspoor te gebruiken. Dit wordt normaal aangewend om liedjesteksten in MIDI-bestanden op te nemen, maar in feite kunnen we hier eender wat in kwijt, en deze data is dan automatisch aan een tijdstip gekoppeld. Niet-tijdsgebonden parameters hoeven we niet noodzakelijk in de MIDI-bestanden te annoteren. Deze kunnen we bijhouden door bijvoorbeeld een naamconventie op te leggen aan de bestanden, of door ze in directories te structureren.
3
Parameters
Er zijn een heel groot aantal parameters die we kunnen vari¨eren. Deze vallen uiteen in twee grote categorie¨en: speelparameters, en eigenschappen van het instrument [3]. Deze eerste kunnen we in grote mate zelf be¨ınvloeden tijdens het spelen, terwijl instrumenteigenschappen op die termijn normaal gezien niet veranderen, en het aanpassen ervan soms ingrijpende aanpassingen aan het instrument (of gewoon een ander instrument) vereist. Omdat er zo veel parameters zijn, kunnen we onnoemelijk veel combinaties van parameterwaarden maken, die allen zullen resulteren in een ander signaal. We zullen hieruit dus een keuze moeten maken, want de dataset zal uiteraard een beperkte grootte hebben. In wat volgt bekijken we 5
eerst welke parameters er mogelijk allemaal kunnen vari¨eren. Vervolgens maken we hieruit een verantwoorde keuze (zie 3.4).
3.1
Speelparameters
Onder “speelparameters” verstaan we hier de eigenschappen van ´e´en bepaalde noot. Een gitaar is echter een veelzijdig instrument, en bij sommige speeltechnieken wordt het lastig om te defini¨eren wat een noot precies is. We houden hier voorlopig geen rekening mee omdat we de gitaar op de “normale”, d.w.z. de meest courante manier zullen bespelen (zie 3.3). De belangrijkste eigenschappen van een noot zijn de toonhoogte of pitch, de start- en eindtijd (en daaruit afgeleid de lengte) en het volume. Deze eerste is uiteraard de allerbelangrijkste, aangezien we deze uit het signaal wensen te reconstrueren. Deze eigenschappen zijn in feite onafhankelijk van het instrument in kwestie, en het MIDI-formaat voorziet dus voldoende mogelijkheden om deze te annoteren. Een aantal parameters zijn gerelateerd aan de aanslag van de snaar: de positie waar dit gebeurt (afstand tot de brug), de snelheid, de richting ten opzichte van de snaren (naar boven of naar beneden), de duur en het gebruikte materiaal (verschillende soorten plectrums, vingernagel, vingertop, ...). Ook de manier waarop de snaar ingedrukt wordt om de toonhoogte te veranderen, kan vari¨eren. Hierbij is uiteraard vooral de positie van belang, aangezien ze de toonhoogte bepaalt.
3.2
Instrumenteigenschappen
Een belangrijke eigenschap van het instrument is de mensuur ; dit is de lengte van het opgespannen gedeelte van de snaar (gemeten van aan de brug tot aan de topkam). Deze eigenschap heeft ook een invloed op de spanning van de snaren. De spanning houdt ook verband met de snaardikte en het materiaal waaruit de snaren vervaardigd zijn. De mensuur legt ook de posities van de frets vast. Verder zijn nog van belang: Het aantal frets, het materiaal waaruit ze vervaardigd zijn en hun grootte, de elasticiteit van de brug (zwevend of vast), de windingsmethode van de snaren (flatwound, roundwound, ...), de stijfheid van de snaren en van de topkam en de gebruikte houtsoorten. In principe hebben de aard en de positie van de pickups ook een heel grote invloed op het signaal. Deze liggen hier echter vast, omdat we een hexafone pickup gebruiken die we zo dicht mogelijk bij de brug plaatsen. Ten slotte spelen ook bepaalde omgevingsvariabelen een rol: voornamelijk de luchtdruk en de luchtvochtigheid.
3.3
Speeltechnieken
Tot nog toe hebben we er geen aandacht aan besteed, maar het is uiteraard mogelijk om verschillende speeltechnieken te hanteren bij het bespelen van een gitaar. Deze hebben een zeer grote invloed op de klank van het instrument, en dus op de signalen waarin we ge¨ınteresseerd zijn. Ondanks het feit dat we hier geen rekening mee zullen houden, is het toch interessant om een aantal technieken op te sommen, voor in het geval dat we dit later toch zouden wensen te doen. Een aantal mogelijkheden zijn: palm muting, bending, vibrato, hammer-ons, pull-offs, trills, slides, tapping en natural, artificial en pinched harmonics.
6
3.4
Parameterkeuze
Uit deze lange lijst van mogelijkheden moeten we nu een aantal verantwoorde keuzes maken: welke parameters we zullen vari¨eren, en welke parameters we daarnaast nog extra zullen annoteren. Hierbij houden we in het achterhoofd dat het transi¨entgedeelte (m.a.w. het begin van de noot) het belangrijkst is. We zullen echter ook het steady-state-gedeelte opnemen in de dataset, omdat het hierdoor mogelijk is om auditieve feedback te krijgen (wat het annotatieproces vergemakkelijkt), en omdat deze data gebruikt kan worden om te vergelijken met andere reeds bestaande technieken. Bovendien is herkenning op basis van transi¨enten voornamelijk nuttig om sneller een voorspelling te kunnen doen. Van zodra het steady-state-gedeelte ingezet is, kan beter gebruik gemaakt worden van een (waarschijnlijk betrouwbaardere) traditionele techniek. De toonhoogte is zonder twijfel de belangrijkste parameter om te vari¨eren. Op een gitaar kan eenzelfde toonhoogte echter vaak op verschillende snaren gespeeld worden. We zullen dus telkens al deze verschillende mogelijkheden afgaan. In principe wordt een noot eenduidig bepaald door het opgeven van de snaar en de fret, maar in het MIDI-formaat is het handiger om in plaats daarvan de toonhoogte en de snaar bij te houden. Dit komt op hetzelfde neer, want de fretpositie kan hieruit afgeleid worden. Daarnaast is ook het volume belangrijk. Dit is ook gecorreleerd aan de snelheid van de aanslag, dus deze parameter zullen we niet apart beschouwen. Terwijl het volume voor het steady-state-gedeelte voornamelijk de gemiddelde amplitude van het signaal zal be¨ınvloeden, zijn de effecten ervan op de transi¨enten minder voorspelbaar; vandaar de noodzaak om ook deze parameter te vari¨eren. Volume is eigenlijk een continue parameter. We zullen een aantal kwalitatieve categorie¨en voorop moeten stellen: “stil”, “normaal” en “luid”. Hierbij zal extra aandacht geschonken moeten worden aan het feit dat het volume binnen een gegeven categorie niet te veel mag vari¨eren. Een andere parameter die een heel grote invloed heeft op de transi¨enten is de positie van aanslag (de afstand tot de brug). Bovendien wordt ook de klank veranderd omdat harmonieken met een buik (d.i. maximale amplitude) op de aanslagpositie onderdrukt worden [1]. Net zoals het volume is dit een continue parameter, dus er zullen een aantal categorie¨en moeten gekozen worden. We voorzien opnieuw drie mogelijkheden: bij de brug, bij het fretboard en in het midden. Hierbij moet erop gelet worden dat binnen een bepaalde categorie telkens ongeveer dezelfde positie gebruikt wordt. Te grote variaties leiden vrij snel tot een andere frequentiekarakteristiek. Ook de richting (naar boven of naar beneden) is belangrijk, vooral wanneer meerdere snaren tegelijkertijd bespeeld worden. Ten slotte kunnen ook een aantal verschillende plectrums (met verschillende dikte en stijfheid) gebruikt worden. In eerste instantie zullen we dit niet doen, en steeds met hetzelfde plectrum spelen. Indien er nadien nog tijd genoeg over is, kan het geheel overgedaan worden met een ander plectrum. Een elektrische gitaar wordt gewoonlijk niet met de vingers bespeeld, dus dit kunnen we achterwege laten. Alle parameters die we vari¨eren, zullen we ook op een of andere manier opnemen in de annotaties (of eventueel in de bestandsstructuur). We zullen hier om evidente redenen ook de start- en eindtijd van de noten in opnemen. Het is ook interessant om de eigenschappen van het gebruikte instrument op te meten en te noteren. Het is hierbij belangrijk om te defini¨eren wat deze starttijd juist is; men zou bijvoorbeeld het begin van het periodieke signaalgedeelte als starttijd kunnen nemen, maar dan verliest men (een stuk van) de transi¨enten. Het is dus interessanter om de start van de eerste transi¨entpuls als het begin van een noot te beschouwen. Hierdoor wordt het ook veel eenvoudiger om in de data te knippen, zoals bijvoorbeeld wanneer voor een bepaald experiment enkel de transi¨enten beschouwd moeten worden. Het spreekt voor zich dat de annotaties hiervoor zeer precies moeten zijn.
7
Ten slotte kunnen we ook het opnameformaat vastleggen: de signalen worden opgeslagen als 24 bits WAV-bestanden met een samplerate van 44100 Hz. Dit is een goed compromis tussen de resolutie en de grootte van de dataset.
4
Opname van de datasets
We kunnen nu een aantal verschillende soorten datasets opnemen. Hierbij letten we best op een aantal zaken die een ongewenste invloed zouden kunnen hebben op het resulterende signaal. Om “fret noise” te vermijden is het belangrijk om niet met de vingers over de snaren te glijden, maar ze steeds van bovenaf in te drukken. De snaren moeten ook recht naar beneden ingedrukt worden (en niet te hard), zodat de toonhoogte niet verandert (in feite komt dit neer op pitch bending). We vari¨eren ook de volgorde waarin gelijkaardige opnames gemaakt worden, zodat een eventuele vaste volgorde zeker geen onvoorspelbare invloed kan uitoefenen op het opnameresultaat [4]. Verder moet er ook op gelet worden dat de snaren altijd hetzelfde gestemd zijn. Om eventuele problemen hiermee eenvoudig te kunnen identificeren, zal v´o´or en na elke sessie een aparte opname gemaakt worden van een open aanslag van elk van de snaren. Hiermee kunnen dan eventuele kleine variaties in frequentie opgespoord worden. Het is hiervoor uiteraard ook belangrijk om bij te houden welke data tijdens welke sessie werd opgenomen.
4.1
Afzonderlijke noten
Om te beginnen kunnen we alle noten die speelbaar zijn op een gitaar afzonderlijk opnemen. We doen dit best een tiental keer voor elk van de gekozen parametercombinaties, om ervoor te zorgen dat we genoeg voorbeelden hebben. Bepaalde toonhoogtes zullen vaker voorkomen in de dataset, omdat ze op verschillende snaren gespeeld kunnen worden. Bij experimenten moeten we hiermee rekening houden. We maken daarnaast ook een aparte dataset, waarbij we voor elke snaar telkens verschillende noten na elkaar spelen. Hiermee kunnen we dan proberen we het effect dat na-trillingen van een gegeven noot hebben op de noten die daarna komen, te identificeren. Hiertoe spelen we sequenties in van 5 ` a 8 noten op een bepaalde snaar, waarbij we de lengte van de noten vari¨eren.
4.2
Combinaties van twee noten
Het is vaak relatief gemakkelijk om combinaties van noten op naburige snaren te spelen. Bij een gitaar die op de courante manier gestemd is, is het interval tussen twee naburige snaren steeds een kwart, met uitzondering van de snaren G en B, die een grote terts van elkaar verschillen. Dit maakt het mogelijk om op naburige snaren snel een kleine terts, een grote terts, een kwart, een overmatige kwart en een kwint te spelen. De vingers moeten immers maximaal twee frets van elkaar geplaatst worden. Daarom is het interessant om ook deze combinaties op te nemen in de dataset. We kunnen het aantal exemplaren van elke combinatie beperken tot een vijftal.
4.3
Akkoorden
Op een gitaar worden ook vaak akkoorden gespeeld. Er zijn hierbij heel erg veel verschillende mogelijkheden; het is zelfs mogelijk om bepaalde akkoorden op verschillende manieren te spelen.
8
Indien we akkoorden willen opnemen in de dataset, zullen we dus een beperkte keuze moeten maken. Het is beter om naar akkoordvormen te kijken, in plaats van de akkoorden zelf. Dit zijn bepaalde vingerzettingen op het fretboard, die verschoven kunnen worden: men kan ze ook op andere plaatsen op het fretboard spelen, door de wijsvinger over alle snaren heen te leggen (barr´e-akkoorden). We kunnen hiervoor beroep doen op het “CAGED-systeem”, dat een aantal van deze akkoordvormen beschrijft (zie figuur 7).
Figuur 7: de vijf mogelijke vormen van een majeurakkoord
In het CAGED-systeem worden vijf akkoordvormen voor majeurakkoorden vooropgesteld. Wanneer de vormen bovenaan het fretboard gespeeld worden (“in open positie”), leveren deze de akkoorden C, A, G, E en D op, vandaar de naam van het systeem. Elk van deze vormen kan men vervolgens verschuiven over het fretboard. Een F -akkoord wordt bijvoorbeeld doorgaans gespeeld door de vorm voor het E -akkoord ´e´en fret naar boven te verschuiven, en de vinger over de eerste fret heen te leggen. We merken verder ook op dat de G-vorm zoals hij hier voorkomt, in de praktijk eerder zeldzaam is. Vaker wordt dit akkoord enkel op de hoogste vier snaren gespeeld. We zouden nu elk van deze vormen, en al hun verschoven versies, een vijftal keer kunnen opnemen. Op de allerhoogste frets wordt dit echter onpraktisch, en deze worden ook zelden gebruikt om akkoorden te spelen. We kunnen dus een limiet leggen op het aantal frets dat we een akkoordvorm maximaal verschuiven, om de grootte van de dataset te beperken. Op deze manier hebben we natuurlijk enkel de majeurakkoorden opgenomen. We kunnen de CAGED-akkoordvormen echter aanpassen om zo andere soorten akkoorden te bekomen. Van de akkoordvormen voor E, A en D bestaan ook mineurversies (Em, Am en Dm genoemd). Van C en G bestaan deze niet. Deze akkoorden kunnen dus niet in open positie gespeeld worden, en moeten gerealiseerd worden door ´e´en van de andere vormen te verschuiven (bijvoorbeeld: de Am-vorm 3 frets opschuiven levert het Cm-akkoord). Op een analoge manier kunnen we door aanpassing van de akkoordvormen diminished akkoorden bekomen. Daarnaast bestaan nog een groot aantal andere soorten akkoorden, die eveneens door aanpassingen aan de CAGED-akkoordvormen kunnen gespeeld worden. Deze zijn echter een stuk zeldzamer dan deze die tot nu toe genoemd zijn, en zullen dus in eerste instantie niet opgenomen worden in de dataset.
4.4
Muziekfragmenten
Tot slot hoort de dataset ook nog een paar voorbeelden van realistische data te bevatten: korte muziekfragmenten. Een gitaar dient immers om muziek op te spelen (niet afzonderlijke noten en akkoorden). Hiervoor zullen een aantal partituren verzameld moeten worden, om de melodie¨en te 9
kunnen inspelen. Deze partituren kunnen ook zeer handig zijn bij het toevoegen van de annotaties. Het is belangrijk dat hierbij een aantal verschillende muziekstijlen vertegenwoordigd worden. Dit deel van de dataset zal dus eerder bestaan uit vele korte fragmentjes (een 30 `a 50-tal), in plaats van een klein aantal langere stukken.
Referenties [1] Julius O. Smith III Caroline Traube. Estimating the plucking point on a guitar string. In Estimating the plucking point on a guitar string, 2000. [2] Donnacha Dennehy Enda Bates, Dermot Furlong. Adapting polyphonic pickup technologie for spatial music performance. In Proceedings of the 2008 International Computer Music Conference, 2008. [3] Cory McKay. A survey of physical modelling techniques for synthesizing the classical guitar. 2003. [4] Paul D. O’Grady and Scott T. Rickard. Automatic hexaphonic guitar transcription using non-negative constraints. In Proceedings of the Irish Signal and Systems Conference, 2009. [5] Andreas Szalay. Signal analysis device having at least one stretched string and one pickup, 1998.
10