10 JA AR SIK BEK ER • 2 5 SEP T EMBER 2 01 3
SIKBeker bulletin Vaklui in de spotlight Voor u ligt een speciale en eenmalige uitgave van het SIKBeker bulletin. Deze staat geheel in het teken van 10 jaar genomineerden en winnaars van de SIKBeker. De 10e SIKBeker wordt dit jaar tijdens het SIKB jaarcongres uitgereikt aan de beste bodemvakman- of vrouw. In dit bulletin blikken we terug en komen enkele winnaars van de afgelopen jaren aan het woord. Hoe kijken deze vakmensen terug op het winnen van de beker? Heeft het winnen van de beker ze iets opgeleverd? Hoe staat het nu met het project waarmee enkelen
de beker wonnen en hoe kijken zij aan tegen modern vakmanschap? Zonder vakkundige jury geen genomineerden of winnaars van de SIKBeker! Onder de bezielende leiding van juryvoorzitter Ruud Cino
van het ministerie van I&M is er al een aantal jaren sprake van een min of meer vaste bezetting van de SIKBeker jury. SIKB wil deze gelegenheid dan ook graag aangrijpen om Aad Kant (Oranjewoud), Henk Seffelaar (Rasenberg), Jan Fokkens (SBNS), Monique van den Dries (RUL) en Esther Vriens (Vriens Archeo) heel hartelijk bedanken voor hun inzet en betrokkenheid!
Voorzitter van de jury Ruud Cino van het ministerie van I&M
WINNA AR 2004
In 2004 ging de eerste SIKBeker naar Henk Arends, toezichthouder van de provincie Limburg. En hoewel hij de winst van de SIKBeker beschouwt als een momentopname voelde het toch als een hele eer om deze te winnen. Zelfs na tien jaar wordt hij nog af en toe door anderen herinnerd aan deze prijs. Henk merkt meteen op dat de prijs voor hem een erkenning is voor het hele team dat zich destijds bezighield met het toezichthouden op de bodemsaneringen in Limburg. Niet alleen een erkenning voor de toezichthouders, maar ook voor de bodemtoetsers. Uiteindelijk ben je samen verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet- en regelgeving en kun je dus gewoon simpel gezegd niet zonder elkaar.
Verraste winnaar Het was in 2004 best een verrassing om de prijs te winnen. Toch vindt Henk nog steeds dat ze de prijs terecht hebben gewonnen. Destijds was hij en zijn team al bezig met een bredere en vernieuwende invulling van de toezichthoudende taken. De ketenbenadering en een het met een meer maatschappelijke blik de toezichthoudende taken benaderen waren in 2004 al speerpunten. Sindsdien zijn deze aspecten eigenlijk alleen maar
belangrijker geworden. Behalve dat Henk door het winnen van de SIKBeker een bekende in het werkveld werd, werd hij ook nog eens uitgenodigd voor allerlei congressen en bijeenkomsten. Leuk, erg positief, maar ook erg druk. De beker voelde dan ook als een stimulans om elke keer weer het beste beentje voor te zetten.
Ketenbenadering Sinds 2004 is het nodige verandert. Henk is nog steeds toezichthouder, al is zijn taak ook uitgebreid met een coördinatiefunctie. Als coördinator toezicht bodemsanering maakt hij zich hard voor de integratie van de toezichtstaken uit de Wbb met die vanuit het Besluit bodemkwaliteit. Het feit dat de toezichthoudende taken bij elke stap in de keten bij een andere instantie liggen, maakt het niet makkelijker om grondstromen goed te volgen. Om optimaal toezicht te kunnen houden kunnen we bijna niet om integratie van de toezichthoudende taken heen, aldus Henk.
Veldbezoeken Naast de integratie van toezichthoudende taken vanuit verschillende regimes optimali-
seert Henk het toezicht door zich vooral te richten op die gevallen waar de risico’s liggen vanuit de wet- en regelgeving. Hij doet dit door zijn teamgenoten de juiste instrumenten aan te reiken, maar ook door zelf veldbezoeken af te leggen. Uiteindelijk krijg je in het veld pas echt mee waar de risico’s en moeilijkheden liggen. Door aanpassingen in de wet- en regelgeving hebben de saneerders in de loop der tijd steeds meer ruimte gekregen voor eigen invulling. Dit levert behoorlijk wat grijs gebied op, er zijn namelijk wel honderden, al dan niet legitieme, redenen aan te
‘Uiteindelijk krijg je in het veld pas echt mee waar de risico’s en moeilijkheden liggen.’ dragen waarom wordt afgeweken van de afspraken. Als toezichthouder moet je hier elke keer weer op anticiperen en inspelen.
Nog altijd veel plezier in zijn werk Henk heeft nog altijd veel plezier in zijn werk, het meedenken en helpen van mensen met een bodemprobleem geeft een extra dimensie aan zijn werk. Mensen die plots geconfronteerd worden met een bodemprobleem zitten nog wel eens met hun handen in het haar. Ook een toezichthouder kan dan helpen door mee te denken over oplossingen die mogelijk zijn binnen de wettelijke kaders. Daarnaast is ook de diversiteit van het werk een aspect dat
H
2004
en
d
s
Beste toezichthouder overheid
k A r en
Henk nog altijd kan waarderen. Als toezichthouder kom je op veel verschillende locaties, van een schoolplein tot een industrieterrein, bij veel verschillende mensen, van particulieren tot multinationals en heb je te maken met veel verschillende regimes, bijvoorbeeld de Wet bodembescherming, maar ook de afvalstoffen wetgeving. Verder merkt Henk op dat de maatschappelijke acceptatie van bodemkwaliteitsproblemen groter is geworden. Waar men eerder terugschrok van verontreiniging in de bodem, woont men nu rustig op een leeflaag. Bodem is tegenwoordig wat minder een issue dan tien, twintig jaar geleden, al leeft de angst af en toe wel weer op, op het moment dat er weer eens een artikel in de lokale krant verschijnt. Als laatste geeft Henk zijn vakgenoten het advies mee om verder te kijken dan de grenzen van de eigen taak. Door nieuwsgierig en kritisch te zijn kun je nog beter toezichthouden.
10 jaar SIKBeker Vaklui in de spotlight Winnaars:
Genomineerden:
Beste milieukundig begeleider
Wim van Liempd, Oranjewoud
Roman Packbier, Geofox Lexmond Marcel Post, Wareco Rob Swart, Oranjewoud Peter Wijngaard, Grontmij
Beste toezichthouder overheid
Henk Arends, Provincie Limburg
Gerard Bos, gemeente Nijmegen Rene Denis, gemeente Stein Ruud Hakkeling, Milieudienst ZHZ Jacco Lievaart, Provincie Gelderland
Beste saneringsplan
Chris Schuren, Tauw
Gerard ten Have, Oranjewoud Arthur van de Velde, The Three Engineers
Beste plantoetser/vergunningverlener
Bart van Eijk, Gemeente Amsterdam
Aernoud Pasop, Provincie Utrecht Gezinus Schrage, Provincie Zeeland
Beste Programma van Eisen Archeologie
Mieke Hissel en Johan Verspay, Diachron
Erik van der Kuijl, Hamaland Advies (toen Synthegra Archeologie) Arno Verhoeven, UvA (toen ADC)
Beste Veldtechnicus
Wouter van Hemert, Het Veldwerkbureau
Jeroen Bos, Tauw Frido van der Horst, Grontmij
Beste uitvoerder specialistisch onderzoek archeologie
Liesbeth Smits, UvA & Ancient Bones
Eva Kars, EARTH Integrated (toen ADC) Jaap Kottman, RCE (gepensioneerd)
Beste uitvoerder bodemsanering
Ronald Jansen
Henk Versteegh, Ballast Nedam Piet Lavrijsen, Rasenberg Milieutechniek (thans Strukton)
Beste archeologisch beleidsplan
Michel Groothedde, Gemeente Zutphen
Doris Schmutzhart, RCE (toen gemeente Houten) Ivar Schute, RAAP Archeologisch Advies
Beste opdrachtgever milieuhygiëne bodembeheer
Gerard Scheffrahn, AT Osborne/gemeente Amsterdam
Ine Flinkers, gemeente ‘s-Hertogenbosch Hans van Dugteren, Outokumpu LDM Copper BV
Beste opdrachtgever archeologie
Patrick Buck, Prorail
Corien Bakker, gemeente Den Haag Gerard Lomans, gemeente Someren
2004
Thema:
2005
2006
2007
2008
Winnaars:
Genomineerden:
Beste team milieuhygiënisch bodembeheer
Team nazorg Griftpark Utrecht (DHV, Mourik en gemeente Utrecht)
Team aanpak bodemfraude (CSO, Sialtech en Alcontrol) Team spoorgat Hoogeveen (gemeente, provincie, SBNS, Arriva, NSPoort)
Beste team Archeologie
Team grafheuvelonderzoek Apeldoorn (RUL, RCE en gemeente Apeldoorn, contactpersoon Masja Parlevliet)
Team Onderwater archeologie (Periplus-Archeomare, ADC en Subcom) Team PASTA (VU, AAC, Vriens Archeo Flex)
Rene Takens, Tauw
Paul Stok, Tauw Jan Roymans, RAAP Archeologisch Advies Arjan de Visser, Provincie Gelderland
Meest succesvolle grenzenverlegger bodem
Ad van Wensen, Vereniging funderingsproblematiek / platform fundering
Jaap Willem Hutter, Alcontrol Cindy Matthijsen, OGA
Meest succesvolle grenzenverlegger archeologie
Team WO II RAAP (Kok, Schute & Wijnen, contactpersoon Ruurd Kok)
Ria Berkvens, SRE Milieudienst Team Valkenburg (Felder, Orbons en van Wijk)
Projectteam Baggeren Ringvaart Haarlemmermeerpolder (Dineke Mulderij en Tom Meijerink, provincie Noord-Holland)
Projectteam Integrale Structuurvisie Ondergrond, provincie Drenthe (Debbie Wimmers en Arjan van Harten) Claude Roover, Tauw
2009
Thema:
2010
Beste integraal werker
2011
2012
De meest aansprekende gebiedsregisseur van Nederland
Genomineerden 2013: Charles Pijls, Tauw
Beste vakman?
Mark in ‘t Veld, Tauw
Naar wie gaat de SIKBeker 2013?
Nils Kerkhoven, gemeente Utrecht via Vriens Archeo Flex
WINNA AR 2009
Beste team archeologie Het gezamenlijke initiatief van de Universiteit Leiden, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de gemeente Apeldoorn om archeologisch onderzoek te doen naar grafheuvels is in 2009 gewaardeerd met de SIKBeker voor de Beste Archeologische Samenwerking. Masja Parlevliet vertelt over de samenwerking, het grafheuvelonderzoek en de SIKBeker 2009.
Het is niet zo heel vanzelfsprekend dat een universiteit, een gemeente en de rijksdienst samenwerken in een archeologisch onderzoek, toch ligt deze samenwerking aan de basis van het Grafheuvelonderzoek in de gemeente Apeldoorn. Nadat de grafheuvels in de jaren ‘70 van de vorige eeuw de status van beschermd archeologisch erfgoed kregen zijn er geen opgravingen meer gedaan in grafheuvels. Sindsdien zijn echter wel de archeologische technieken en inzichten veranderd. Voor de Universiteit Leiden was dit aanleiding om met een nieuwe blik onderzoek uit te voeren.
water op hete stenen te gooien ontstond namelijk stoom, die kunnen we nu natuurlijk niet meer zien, maar de barsten in de stenen als gevolg van de snelle afkoeling wel. Een ander voorbeeld is een urnenveld, uit de late bronstijd/vroege ijzertijd, dat is aangetroffen tussen twee grafheuvels heen. Sporen die mogelijk verloren gaan wanneer het beschermingsbeleid zich alleen nog richt op de grafheuvels zelf.
Opsporingstechnieken Het onderzoek in de grafheuvels zelf wordt zo veel mogelijk beperkt. Eenmaal uitgegraven zijn de archeologische sporen weg. Geluk-
De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) is in het onderzoek gestapt vanwege de veranderingen in het beschermingsbeleid. Zijn de grafheuvels binnen de huidige kaders wel voldoende beschermd? En voor de gemeente Apeldoorn zijn juist het verhaal achter de grafheuvels en het gemeentelijk archeologisch beschermingsbeleid de drijfveren achter haar aandeel in het onderzoek.
Verrassende resultaten Voorafgaand aan het onderzoek was het verhaal van de grafheuvels in Apeldoorn niet veel groter dan ‘het is een grafheuvel die ergens in een periode van 3.000 jaar is opgeworpen’ vertelt Masja. Maar sinds de eerste resultaten van het onderzoek kunnen we al zo veel meer vertellen. We weten inmiddels veel beter uit welke tijd de grafheuvels komen. En, voor het beschermen misschien nog wel veel belangrijker, wat de ruimtelijke impact van de grafheuvels is. Die houdt namelijk niet op bij de grens van de heuvel, ook om de heuvels heen worden vaak nog resten van een ritueel landschap aangetroffen. Zo is bij een van de grafheuvels een aantal met stenen opgevulde kuilen aangetroffen. Op zich niet zo bijzonder, behalve dan dat de stenen gebarsten zijn. Misschien is hier wel een stoomritueel uitgevoerd? Door koud
kig vragen nieuwe opsporingstechnieken veel minder archeologisch materiaal dan vroeger, hierdoor komen we ook met slechts kleine hoeveelheden archeologische resten veel te weten over de grafheuvels. DNA- en C14onderzoek kan tegenwoordig al worden uitgevoerd op een snippertje hout, terwijl daar 20 jaar geleden nog hele blokken voor nodig waren. En ook het pollenonderzoek heeft een vlucht genomen in de laatste decennia. Hierdoor doen we toch nieuwe kennis op, zonder de grafheuvels onherstelbaar te vernietigen.
42 nieuwe grafheuvels op de kaart Een belangrijke nieuwe impuls in het onderzoek is de ontdekking van 42 potentiële grafheuvels. Een ontdekking die is gebaseerd op een uitgebreide analyse van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Door virtueel de bomen op de Veluwe te kappen en het reliëf aan het maaiveld te overdrijven worden nieuwe heuvels zichtbaar. De nieuwe grafheuvels kwamen aan het licht toen het AHN is bestudeerd voor de actualisatie van de gemeentelijke archeologische kenniskaart. De komende jaren zal aanvullend onderzoek naar de 42 potentiële heuvels worden uitgevoerd, zodat ook het gemeentelijk beschermingsbeleid op deze ontdekking kan worden aangepast.
In november 2012 mochten David Fontijn, Masja Parlevliet, Arjan Louwen en Quentin Bourgeois (van rechts naar links) op bezoek bij H.M. Koningin Beatrix om de resultaten van het grafheuvelonderzoek bij de Echoput te vertellen. Naast haar staat opperhoutvester Jaap Kuper, de hoogste baas van Kroondomein het Loo.
Archeologisch bodembeheer in de toekomst Het grafheuvelonderzoek is in Nederland een beetje een vreemde eend in de bijt als het gaat om archeologisch onderzoek. In principe wordt er alleen archeologisch onderzoek uitgevoerd wanneer ruimtelijke ontwikkelingen een mogelijke bedreiging vormen voor het archeologisch bodemarchief. In dit geval is de bedreiging sluipender, toch kunnen natuurlijke processen, natuurbeheer en vooral nieuwe natuur op dergelijke terreinen ook grote schade aanrichten. Omdat deze bedreiging niet acuut is, kan bij het archeologisch onderzoek van de grafheuvels nieuwe technieken worden uitgeprobeerd en geëvalueerd. Technieken en innovaties die we weer kunnen gebruiken om de programma’s van eisen en protocollen te verbeteren. Want ook dit onderzoek is aan de gebruikelijke regels en protocollen gebonden.
De SIKBeker Het winnen van de SIKBeker was toch wel even een moment van erkenning. Het voelde echt als een schouderklopje voor het werk dat is verricht. Maar, geeft Masja aan, eigenlijk was de aanbieding van de publicatie over de grafheuvels aan H.M. Koningin Beatrix het allergrootste hoogtepunt.
2009
as
M
‘Gelukkig vragen nieuwe opsporingstechnieken veel minder archeologisch materiaal dan vroeger, hierdoor komen we ook met slechts kleine hoeveelheden archeologische resten veel te weten over de grafheuvels’
ie t
Ongebruikelijke maar leuke samenwerking
ja P a r l e v l
Wouter voelt zich ook in 2013 nog steeds het meest in zijn element in het veld. Voor het plaatsen van grondboringen en peilbuizen, het bemonsteren van peilbuizen en het uitvoeren van waterbodemonderzoek draait hij zijn hand niet om. Maar de meerwaarde zit hem toch vooral in het contact met de opdracht-
gever en het kunnen meedenken op het moment dat er iets onverwachts of afwijkends wordt aangetroffen. De certificaten en de erkenning dragen bij aan de kwaliteitsborging van het werk, toch zijn het uiteindelijk de
2006
het schip kunnen tot grotere dieptes pulsboringen worden geplaatst. Ook voor het meten van dwarsprofielen wordt het schip ingezet. Daarnaast vindt hij het ook erg leuk dat hij door het veldwerk op veel verschillende locaties komt. Van Zeeland tot Texel en van weiland tot winkelstraat.
te
u
Wouter is in 2006 uitgeroepen tot winnaar van de SIKBeker omdat hij echt hart voor zijn werk heeft. Genomineerd door een inmiddels oud-collega vanwege de kwaliteit die hij levert op alle aspecten van het veldwerk. De kwaliteit van het veldwerk staat centraal, maar ook de zorg voor het materiaal en de communicatie met opdrachtgevers hebben bijgedragen aan zijn nominatie.
Wo
Voor elk bodemonderzoek geldt ‘meten is weten’, hieruit wordt al direct duidelijk waarom het werk van onze veldtechnici niet mag worden onderschat. In 2006 won Wouter van Hemert de SIKBeker voor de beste veldtechnicus. In het kader van de tiende uitreiking van de SIKBeker hebben we Wouter opgezocht in het veld.
r v a n He
m
Beste veldtechnicus
er t
WINNA AR 2006
Als afsluiting van het interview geeft Wouter aan waar een goede veldwerker volgens hem aan moet voldoen.
‘De certificaten en de erkenning dragen bij aan de kwaliteitsborging van het werk, toch zijn het uiteindelijk de mensen die zorgen voor de kwaliteit’ mensen die zorgen voor de kwaliteit, geeft Wouter aan. Mooie ervaringen van de afgelopen jaren zijn bijvoorbeeld waterbodemonderzoeken die worden uitgevoerd vanaf een schip. Vanaf
Een echte veldtechneut houdt van afwisseling, zelfstandig werken in de buitenlucht en lichamelijke inspanning. Hij of zij heeft de kwaliteiten om optimaal te communiceren met opdrachtgevers en bovenal de aandacht om secuur te werken.
WINNA AR 2009
Beste team milieuhygiënisch bodembeheer In 2009 won het team Nazorg Griftpark de SIKBeker voor beste team milieuhygiënisch bodembeheer. Volgens het team was dit geheel terecht. Dit team dat bestaat uit de opdrachtgever, een groep bevlogen adviseurs en de aannemer haalt namelijk alles uit de kast om de nazorg van het Griftpark zo optimaal en innovatief mogelijk vorm te geven. Gert Leurink is projectleider bij de gemeente Utrecht. Vanaf 1993 is hij betrokken bij de aanpak van de bodemproblematiek onder en om het Griftpark. Eerst als projectleider bij de isolatie en bodemsanering, tegenwoordig als projectleider voor de nazorg van de bodemverontreiniging Griftpark.
Techneuten die met hart en ziel bezig zijn Het team nazorg Griftpark bestaat uit de gemeente Utrecht (opdrachtgever en probleemhouder), adviseurs van Royal HaskoningDHV (in 2009 nog DHV) en uitvoerder Mourik.
2009 t L eurin
k
G
er
Gert vertelt dat juist dit team zo goed kan presteren om het bestaat uit een groep zeer betrokken mensen. Juist die betrokkenheid heeft ervoor gezorgd dat iedereen bereid is zijn energie en beste kennis in het Griftpark te steken. Het team wordt gekenmerkt door een sfeer waarin kennisdelen en elkaar stimuleren om te verbeteren en te innoveren de boventoon voert. Het zijn techneuten die met hart en ziel bezig zijn en bereid zijn kennis en kunde te delen. Dit heeft geleid tot de huidige saneringsinstallatie die perfect draait, perfect zijn werkt doet en waarvan de kenners precies weten aan welke knoppen ze moeten draaien om in te spelen op kleine afwijkingen. De kracht van het team werd voor Gert bevestigd tijdens de presentatie voor de jury van de SIKBeker in 2009. Door de betrokkenheid van het team, door de bevlogenheid van de leden, was het bijna een eitje om de jury te overtuigen van alle kennis en kunde. Gert spreekt van geluk dat hij met dit team mag samenwerken. Als opdrachtgever schep je de voorwaarden, het bestek en de aanbesteding helpen met de keuze van de uitvoerder, maar uiteindelijk zijn het de mensen die het team vormen. Bevlogenheid kun je niet eisen in een bestek. Dat is echt iets dat je treft of niet.
Waarom het Griftpark gesaneerd moest worden Van 1860 tot 1960 heeft op het Griftparkterrein een gasfabriek gestaan. Uit steenkolen werd stadsgas gemaakt. Hierbij ontstonden afvalproducten als cyanide, koolwaterstoffen, teer, die al dan niet bedoeld in de bodem en het grondwater terecht zijn gekomen.
Door de opbouw van de bodem onder Utrecht, waarbij het eerste watervoerende pakket al op 2 meter diepte begint, kon de bodemverontreiniging zich in de grond verspreiden tot wel 35 meter diepte. De grondwaterverontreiniging heeft zich in de goed doorlatende zandlaag horizontaal 500 tot 700 meter verplaatst en verticaal tot een diepte van 50 meter, de onderzijde van het eerste watervoerend pakket. Om te voorkomen dat de verontreiniging zich nog verder zou verspreiden en om de risico’s voor mens en dier weg te nemen, moest er wel een saneringsoplossing worden gevonden.
Uitvoering bodemsanering Van 1993 tot 2002 is een bodemsanering uitgevoerd waarbij rondom het park circa 100.000 m3 zwaar verontreinigde grond is weggegraven en waarbij een systeem is aangelegd om het verontreinigde grondwater te saneren. Omdat verwijdering van de verontreinigde grond in het kerngebied niet mogelijk bleek is 8 hectare verontreinigde bodem onder het voormalige gasfabrieksterrein helemaal ingepakt; de verontreiniging van dat gebied wordt geohydrologisch geïsoleerd (waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van een gemiddeld 50 meter diepe schermwand) en is aan de bovenzijde afgedekt met een dikke
‘De bacterie doet het zo goed dat het water uit de zuivering van het Griftpark bijna van drinkwaterkwaliteit is’ leeflaag. Zo wordt er voor gezorgd dat de bodemverontreiniging nergens meer naar toe kan en dat bezoekers van het park er ook niet bij kunnen komen. Het grondwater dat in en om het geïsoleerde gebied wordt opgepompt wordt gezuiverd in een twee kilometer verderop gelegen zuiveringsinstallatie.
Bacteriën Op basis van de eerste berekeningen werd aangenomen dat voor een eeuwig durende isolatie van het kerngebied een onttrekking van 260 m3 grondwater per uur nodig zou zijn. Door de schermwand en door optimalisatie van de onttrekking kan er nu worden volstaan met een onttrekking van maar 11,8 m3 per uur. Echt één van de verdiensten van het nazorgteam. Bijkomend geluk is volgens Gert toch ook wel het bodemleven onder het Griftpark. Inmiddels zijn er bacteriën aangetroffen die zoals Gert het mooi aangeeft ‘wel pap lusten’ van de verontreiniging in het Griftpark. De bacterie doet het zo goed dat het water uit de zuivering van het Griftpark bijna van drinkwaterkwaliteit is. De volgende verdienste van het team zou kunnen zijn dat het onttrokken water na zuivering gewoon op het oppervlaktewater lozen.
De toekomst Gert verwacht in de toekomst nog wel wat vernieuwingen te kunnen doorvoeren in het nazorgsysteem van het Griftpark. Sinds de start van de nazorg in 2000 is al heel wat aan innovatie doorgevoerd, dit heeft zo zijn afschrijvingstermijn waardoor er nu even een pas op de plaats gemaakt moet worden. Maar voor de toekomst zijn er zeker nieuwe ideeën. Het blijft een uitdaging om die innovaties te vinden waarmee de huidige kwaliteit van de nazorg kan worden verbeterd waarmee het mogelijk is verder op de kosten te besparen. Eeuwig durend is namelijk wel heel lang, zeker als je dit in euro’s uitdrukt. Kwaliteitsborging blijft belangrijk, we moeten een bepaalde veiligheid blijven inbouwen volgens Gert. Maar Gert geeft meteen ook aan dat een protocol nog niet direct kwaliteit betekent, het komt uiteindelijk toch neer op de mensen die het moeten doen, nu en in de toekomst.
WINNA AR 2011:
Meest succesvolle grenzenverlegger op het gebied van Archeologie Het team WOII van RAAP Archeologisch Adviesbureau won in 2011 de SIKBeker voor de meest succesvolle grenzenverlegger op het gebied van Archeologie. De winnaars, Ruurd Kok, Ivar Schute en Jobbe Wijnen, vertellen over hun grensverleggende onderzoek van toen, waar ze nu staan en hun wensen voor de toekomst. De expertise van Laurens Flokstra, het vierde lid van het team, was de dag van het interview benodigd in het veld. Tot circa 2008 werd er door archeologen vrijwel nooit naar resten uit de oorlog gekeken. Als er grondsporen werden aangetroffen werden ze enkel geregistreerd als ‘verstoring’. Vernieuwend was het om te kijken naar de historische waarde van resten uit de oorlog en het verhaal achter de vondsten vast te leggen en te vertellen.
Knellende regels Sinds 2008 voert het team met grote regelmaat archeologische projecten uit met betrekking tot erfgoed van de Tweede Wereldoorlog. Deze vallen over het algemeen onder de Archeologische Monumenten Zorg (AMZ). Ze doen echter ook werkzaamheden buiten de AMZ, waarbij ze wel nog steeds moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Voor WOII archeologie is dit vaak lastig. Het archeologisch onderzoeksproces binnen de AMZ en de KNA zijn gericht op het vaststellen van vindplaatsen en het bepalen van de behoudenswaardigheid daarvan. Daarvoor is een bepaalde waarderingsmethodiek ontwikkeld. Deze blijkt echter niet geschikt voor archeologische vindplaatsen uit de Tweede Wereldoorlog. Tevens heeft deze methode beperkt aandacht voor maatschappelijke waardering; het is een kennisgerichte methodiek. Dit onderkennend heeft het team van RAAP een alternatieve waarderingsmethode opgezet.
2011
Maatschappelijke betrokkenheid bij archeologie Het traditionele archeologische onderzoek gaat meestal over veel oudere perioden. Er zijn vakbroeders en zusters die de grens van wat wel en niet archeologie is, strikt leggen bij bijvoorbeeld 1500 na christus. Dit is dan ook waarom sommige archeologen hun kanttekeningen plaatsen bij archeologie van WOII. Tegelijkertijd neemt de behoefte aan maatschappelijke betrokkenheid bij archeologie in brede zin toe. Archeologie van WOII heeft de aandacht van het publiek. Iedereen kent namelijk nog wel verhalen, bijvoorbeeld van opa’s en oma’s, over de oorlog. Maar de laatste overlevenden zullen ons de komende jaren gaan ontvallen en dan worden de archeologische sporen en vondsten veel belangrijker. Tevens merken ze dat de nieuwe generatie meer open staat voor het verhaal dat tot nu toe werd gekleurd of verzwegen. Zoals het verhaal over het Duitse oorlogserfgoed, bijvoorbeeld de Duitse loopgraven op de Grebbenberg. Archeologie vertelt in dat geval de verzwegen geschiedenis.
Beweging in de archeologie ‘De steun van SIKB helpt ons om op de ingeslagen weg verder te gaan’, vertelt Ruurd Kok. Inmiddels is een overzichtswerk van de archeologie van WOII uitgegeven door de Rijks-
Kamp Westerbork In samenwerking met de Vrije Universiteit te Amsterdam en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork is een onderzoeksprogramma opgezet met als aanleiding de herinrichting van het terrein. Het Herinneringscentrum heeft een publieksfunctie en ziet daarin ook het belang van archeologie. Het kamp heeft een gelaagd verleden; het is zowel voor, tijdens als na de oorlog in gebruik ge-
sche bronnen over de oorlog. Ze kijken naar de gelaagdheid van de vindplaatsen in de tijd. Eén van de archeologen vertelt dat op de Grebbeberg militaire resten uit verschillende perioden aanwezig zijn; dat is geen toeval, maar wijst op bepaalde strategische principes door de eeuwen heen. Vroeger keken archeologen vooral naar objecten, nu kijken ze meer naar structuren en de ontwikkeling daarvan. De winnaars van de SIKBeker wensen dat bij explosievenonderzoek ook wordt gekeken naar de archeologische waarde van de resten uit de oorlog. Op dit moment gebeurt dat nog maar zeer zelden. Verder pleiten ze voor een integrale benadering waarbij het gebruikelijk wordt de boven- en ondergrondse monumentenzorg met elkaar te verbinden, omdat dit bij WOII-erfgoed in de praktijk onvermijdelijk blijkt. De huidige, sterk sectorale benadering zien zij graag als ‘verleden tijd’.
‘De steun van SIKB helpt ons om op de ingeslagen weg verder te gaan’ weest. Archeologie kan al die lagen zichtbaar maken. Dat dit voor nabestaanden ook waardevol is, werd ter plekke aangetoond: overlevenden die het archeologisch werk bezochten waren voorafgaand aan het onderzoek sceptisch, maar bij het zien van de opgegraven voorwerpen werden ze emotioneel door de diepe gevoelde betekenis die deze vondsten voor hen hebben
Archeologie in de toekomst De heren kijken op een vernieuwende manier naar archeologie en blijven zich de vraag stellen wat archeologie toevoegt aan alle histori-
am WOI
I
Te
Je niet te laten tegenhouden door dergelijke hobbels, maar juist te zoeken naar een oplossing voor deze problemen, zien ze zelf als de kracht van het team.
dienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Op allerlei niveaus gaan de RAAP-archeologen dialogen aan. Met metaaldetectorzoekers, met mensen die zeggen ‘dat het nergens voor nodig is’, met gemeenten en provincies. Ook werken ze daarin samen met de academische wereld. In meerdere buitenlandse (vernietigings)kampen doen archeologen van universiteiten onderzoek naar de Holocaust. Door het RAAP-onderzoek in kamp Westerbork, vinden de archeologen vanuit de commerciële wereld nu ook aansluiting bij dit internationale, academische onderzoeksnetwerk.
SIBKEKER BULLETIN IS EEN UITGAVE VAN SIKB STICHTING INFRASTRUCTUUR KWALITEITSBORGING BODEMBEHEER Postbus 420 2800 AK GOUDA T (0182) 54 06 75
[email protected] www.sikb.nl TEKST Dorien Derks, Royal HaskoningDHV FOTOGRAFIE RAAP Archeologisch Advies, Gemeente Apeldoorn, SIKB VORMGEVING Van Lint in vorm, Zierikzee DRUK Quantes, Rijswijk SEPTEMBER 2013