Sectorplan vmbo 2013-2017 Betekenis geven vanuit verbinding 3-6-2013 SG Were Di K.G.M. Somers, conrector vmbo.
Sectorplan secss
Pagina 1
Inhoudsopgave. VMBO binnen SG Were Di: betekenis geven vanuit verbinding ............................................................. 3 Inleiding ................................................................................................................................................... 5 Ho of ds tuk 1 . V isie- en schoolontwikkeling vmbo ............................................................................... 6 1.1. Missie en visie SG Were Di .......................................................................................................... 6 1.2. Van lesgever naar onderwijsontwerper (binnen de 5 V’ s uit “Koers 2016”). ............................... 6 1.3. Werken in teams ........................................................................................................................... 6 1.4.
Gezamenlijk onderzoek en ontwerp. ....................................................................................... 7
Hoofdstuk 2 2.1
Algemene gegevens .................................................................................................... 8
Ontwikkeling Leerlingenaantal vmbo ....................................................................................... 8
Hoofdstuk 3
Het onderwijskundig beleid .............................................................................................. 9
3.1
Onderwijskundige structuur van het vmbo .............................................................................. 9
3.2
Didactiek en pedagogiek ....................................................................................................... 10
3.3
Uitgangspunten van het onderwijs ........................................................................................ 11
3.4
Uitgangspunten van het onderwijs in de bovenbouw ............................................................ 12
3.5
Ontwikkeling van een pedagogisch-didactische benadering ................................................ 13
3.6
Leren in een context .............................................................................................................. 13
3.7
Competentiegericht ............................................................................................................... 13
3.8
Theorie en praktijk ................................................................................................................. 13
3.9
Het persoonlijk ontwikkelingsplan.......................................................................................... 14
3.10
Maatwerk en balans .............................................................................................................. 15
3.11
Leerlingbegeleiding / Passend Onderwijs ............................................................................. 15
Hoofdstuk 4
Communicatie ................................................................................................................ 17
Hoofdstuk 5, Ambities vmbo 2013 – 2017 ............................................................................................. 18 5.1 Techniek....................................................................................................................................... 18 5.2 Loopbaanbegeleiding. .................................................................................................................. 18 5.3 Doorstroomrelevante kernvakken ................................................................................................ 18 5.4 Brede vormende opdracht. .......................................................................................................... 19 5.5 Opbrengstgericht werken. ............................................................................................................ 19 5.6 Professionele leraren die kunnen omgaan met verschillen. ........................................................ 20 5.7 HRM in een lerende organisatie. ................................................................................................. 20
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 2
VMBO binnen SG Were Di: betekenis geven vanuit verbinding 'Een stapel stenen houdt op een stapel stenen te zijn, op het moment dat een enkele man er naar kijkt met in zijn hoofd het beeld van een kathedraal.' Antoine de Saint-Exupéry, ('Le petit Prince') VMBO: Dat gaat over verbeelding, over in je hoofd iets voor je zien wat er nog niet is. Vaak wordt gedacht dat alleen kunstenaars dat echt goed kunnen, maar is dat geen onzin? Er zijn heel veel mensen die hun verbeelding gebruiken, vol creativiteit, hoop en doorzettingsvermogen. Daar hoef je geen Gaudi voor te heten met zijn Sagrada Familia in Barcelona. Er zijn genoeg mensen die niet letterlijk die kathedraal bouwen, maar wél heel goed voor ogen hebben wat ze willen bereiken en daar vol voor gaan. Daar start de ontdekkingstocht binnen het vmbo; een wereld in het klein, een wereld waar mensen samen leven, samen leren, samen werken. Jonge mensen aan het begin van hun leven komen hier bij elkaar en met de docenten samen proberen we hier in een betekenisvolle en authentieke leeromgeving ruimte te bieden om vanuit hun eigen specifieke toerusting kennis, vaardigheden en competenties te verwerven en dit toe te passen in de praktijk. Zowel binnen als buiten de school in nauwe samenwerking met vele bedrijven instellingen en organisaties. Door de samenwerking tussen onderwijs, bedrijfsleven en andere instellingen ontstaat een krachtige leeromgeving. Het zorgt ervoor dat het onderwijs beter aansluit bij de praktijk. Dat heeft voor de leerling veel voordelen. Als je al veel praktijkervaring opgedaan hebt in je schooltijd, heb je veel meer kans op een baan. Je bent breder inzetbaar, van veel meer markten thuis. Bovendien is het uitdagend, creatief en inspirerend. Als je meteen ziet wat voor nut het heeft wat je leert, ben je veel gemotiveerder. Of je nu een oude dame helpt met aankleden, meehelpt bij de organisatie van het Bloemencorso, een elektriciteitsnet aanlegt, een bank of kunstwerk metselt of de administratie van de hockeyvereniging bijhoudt.. Soms wordt onderschat, hoe belangrijk jonge mensen het vinden om te zien dat het zin heeft wat ze leren; zich verbinden met de mensen, de opdracht, de opbrengst voor zichzelf en anderen. In het belang van de doorstroom naar het vervolgonderwijs werken we als Were Di intensief samen met het ROC en proberen we elkaar wederzijds te stimuleren om daar waar nodig te vernieuwen en te verbeteren. Niet alleen leerlingen van vmbo en ROC trekken in tal van projecten samen op, ook op lerarenniveau wordt intensief samengewerkt. Onze leerlingen komen straks in een dynamische wereld terecht, volop in verandering en vaak zonder de vaste en herkenbare sociale verbanden die we vroeger kenden. Een boer uit 1800 kwam in heel zijn leven even veel verschillenden mensen tegen als een moderne Nederlander nu in één dag. De traditionele integratiekaders als kerk, gezin en buurt hebben aan invloed ingeboet. We begeven ons tegenwoordig in wat sociologen ‘lichte gemeenschappen’ noemen. Die lichtheid en losheid van verbanden levert een rijke pluriformiteit op: er is veel te kiezen. We zijn allemaal gelijk en toch willen we ons eindeloos onderscheiden en profileren. Hier ligt onze uitdaging. Ontwikkeling van talent betekent oog hebben voor die unieke kern, binnen in elk mens, soms diep weg gezakt, verstopt. Onderwijs maakt de mens tot een unieke persoonlijkheid. Om die samenleving en je eigen plek en betekenis daarin te ontdekken leren we kinderen om die wereld van binnen te leren kennen, mede zorg te dragen voor mensen in hun omgeving, de belangen van die gemeenschap daadwerkelijk mee ondersteunen door allerlei maatschappelijk betrokken activiteiten, zoals de maatschappelijke stages. Versterk hun gevoel van relatie, autonomie en competentie en we kunnen met vertrouwen de nieuwe wereldburgers van morgen in de samenleving laten instromen. Ouders maken deel uit van school. We moeten ons open willen verantwoorden tegenover de omgeving over onze resultaten en doelen die bereikt zijn of juist niet. En ook als de Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 3
werkelijkheid complexer en weerbarstiger blijkt dan verwacht en we ons terecht zorgen maken om lesuitval, afstroom, schoolverlaters, dan betekent dat alleen dat we nog meer moeten investeren. We willen investeren in kwaliteit en vertrouwen op die grote groep jonge mensen waarmee we samen aan onze toekomst mogen werken.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 4
Inleiding Het onderwijs op SG Were Di is er op gericht jongeren te begeleiden en voor te bereiden in hun weg naar een actief en zelfstandig burgerschap, rekening houdend met wat de samenleving van de toekomst van ons verwacht. We hebben dit vastgelegd in onze visie en proberen dit op onze prachtige campus aan de Merendreef als leer- en leefgemeenschap te realiseren. De school is ontworpen voor het onderwijs van nu en de toekomst, waar het mogelijk is de diverse leerstijlen van leerlingen aan te spreken en afwisseling in de loop van de dag aan te brengen. Het vmbo heeft met veel aandacht voor de onderwijskundige onderbouwing, in dit sectorplan aangegeven waarop en vooral ook met wie we de komende vier jaren samen willen werken aan een hooggekwalificeerde opleiding, waar jongeren een kans krijgen om zich vanuit hun mogelijkheden optimaal voor te bereiden. Daarin is persoonlijke groei en verantwoord en kritisch burgerschap vanuit een actieve houding en betrokkenheid van wezenlijk belang. De inbedding in onze regionale samenleving én die daarbuiten is onderdeel van ons dagelijkse doen en denken in de school. Onze leerlingen groeien op met wat kennisdragers en maatschappelijke partners hen bieden. Die uitdagende en betekenisvolle opdracht bindt leerlingen en leraren. We kiezen ervoor de mogelijkheid te bieden aan de diverse teams om meer verantwoordelijkheid te geven voor de verdeling van taken en bevoegdheden binnen hun teams. De inrichting van de onderwijsorganisatie zowel als die van de gebouwen, bieden ruime mogelijkheden voor het werken in teamverband. Vanuit de strategische uitspraken werken zij eraan om de diverse taken in onderling overleg te verdelen. Ook al zijn de fases in de teamontwikkeling niet in de hele school gelijk, toch zullen we de teams toerusten met een hoge mate van zelfstandigheid, taakopdracht en verantwoording.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 5
Hoofdstuk 1. Visie- en schoolontwikkeling vmbo 1.1. Missie en visie SG Were Di Het sectorplan van het vmbo sluit aan bij de missie en visie van de school en bij het schoolplan, alsmede het beleidsplan van Ons Middelbaar Onderwijs: Koers 2016. SG Were Di vervult een regionale functie naar haar achterland, dat gevormd wordt door een groot aantal kleinere gemeenten in de grensstreek met België. Valkenswaard is een sterk vergrijzende gemeente. Tegelijkertijd liggen we in het centrum van de hightech industrie van Nederland, de regionale ‘Brainport’ met bedrijven als VDL, ASML, Philips, etc. en zijn er hoogwaardige vervolgopleidingen in de directe omgeving. Het is onze taak om de leerlingen in samenwerking met deze bedrijven en instellingen naar een hoogwaardig opleidingsniveau te brengen en ze zodoende te behouden voor de doorontwikkeling van de regio.
1.2. Van lesgever naar onderwijsontwerper (binnen de 5 V’ s uit “Koers 2016”). Niet alleen de leerling staat centraal, ook de docent. We beogen een ontwikkeling van hoofdzakelijk docerend naar (veel) meer begeleidend en coachend. De docenten zijn straks degenen die met de leerlingen werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van de persoonlijke ontwikkelingsplannen van leerlingen.
1.3. Werken in teams Were Di is in een nieuw gebouw getrokken met een nieuw onderwijsconcept. Daarbij is ervoor gekozen binnen het vmbo om de beslissingen zo laag mogelijk in de organisatie te leggen. De aanleiding om in teams te gaan werken is zowel van onderwijskundige als organisatorische aard. De toegevoegde waarde van het werken in teams wordt steeds meer erkend in organisaties. Het vmbo ziet goed functionerende teams als een bijdrage aan het leveren van kwaliteit in het onderwijs. In de praktijk blijkt nu dat het werken in teams veel vraagt van de leraren en dat teams niet altijd de potentie van de docenten/instructeurs/onnderwijsassistenten binnen de teams weten te benutten. Binnen SG Were Di wil het vmbo graag, dat leraren hun eigen ontwikkeling sturen en wil dit stimuleren door teams te versterken. Niet alleen om de leraren eigenaarschap te geven omtrent hun eigen professionalisering en vorm te geven aan samenwerken van leraren, maar ook om zodoende leraren te stimuleren om leerlingen medezeggenschap geven en samenwerking bevorderen. Anders gezegd; door het zelf laten doen van leraren fungeren zij als rolmodel voor de leerlingen. Dit wordt als een onmisbare schakel gezien. Ontwikkelen van ‘ander onderwijs’ vergt overleg en samenwerking tussen docenten. Dat leidt ook tot een andere werkomgeving: werken in teams om samen te leren, gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen voor het leren van leerlingen en de routes die zij volgen. Meer dan nu het geval is ontwerpen docenten het onderwijs voor leerlingen, waarbij de methodes niet langer het tempo en inhoud bepalen. Werken in teams maakt het mogelijk om een differentiatie in functie en/of werkzaamheden aan te brengen, waarbij het team gebruik maakt van de verschillende kwaliteiten van de teamleden.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 6
1.4.
Gezamenlijk onderzoek en ontwerp.
We moeten in eerste instantie op eigen kracht vertrouwen en niet te snel aan externen vragen hoe het moet. Participeren in netwerken en vooral het zelf ontwikkelen en ontwerpen krijgt meer aandacht (Were Di Academie). Dat betekent echter niet dat we het altijd geheel op eigen kracht moeten (blijven) doen. In een aantal gevallen is het verstandig een externe erbij te halen, als sparring partner, als projectleider, als iemand die vanuit een ander perspectief opties aandraagt of weet hoe het elders werkt. De ondersteuning zou in maatwerk moeten aansluiten bij de werkwijze op school. Dus niet de “traditionele” cursussen, maar op de school, samen met docenten, liefst ook nog op de werkplek, aan de slag. De structurele input van bedrijven en wetenschap is een sterk gevoelde behoefte van het vmbo. Binnen het vmbo groeit de overtuiging dat het doorontwikkelen van docenten niet afgerond is na het eerste jaar. We willen we dan ook graag een driejarige periode van gefaseerde opleiding realiseren, in samenwerking met de Were Di academie en onze eigen PPO – dienst. Dit leren is ten dele geplaatst binnen de teams, die zich steeds verder doorontwikkelen. Leren en het geleerde delen is een kernonderdeel van onze gedachte over het vmbo als ‘lerende organisatie’. Leren is een continu en wederzijds proces tussen leerlingen, personeel, organisaties en bedrijven, hogescholen en universiteiten; een open ‘learning community’ , die niet stopt bij de landsgrenzen.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 7
Hoofdstuk 2
Algemene gegevens
Het vmbo is ondergebracht in twee afzonderlijke onderwijsgebouwen. Het Onderbouwgebouw huisvest de opleidingen Basis/kader, Gemengd/theoretisch en de Kernteams. Zij zijn in aparte zones ondergebracht voor de herkenbaarheid van de leeromgeving en het behouden van kleinschaligheid. In het bovenbouwgebouw is het principe van de zonering doorgetrokken. Hierin zijn ondergebracht Basis/kader 3 en 4, Gemengd/theoretisch 3 en 4, op een apart plein Were Di Drie en eveneens afgescheiden de afdeling Leerwerktraject en Assistentenopleiding. De praktijkvakken en het vaklokaal technologie liggen in direct verband met elkaar in de onderste verdieping van het gebouw. Ook de leerlingen van de onderbouw volgen hier een deel van hun lesprogramma.
2.1
Ontwikkeling Leerlingenaantal vmbo
Leerlingenaantal per team
2011-2012 (1-okt)
2012-2013 (1-okt)
2013-2014 (10sept)
Basis / kader 1 en 2
183
193
174
GT 1 en 2
217
200
240
Kernteams 1 en 2
113
132
137
WDD 1 en 2
100
135
125
97
84
84
183
180
Basisberoepsgerichte leerweg 3 en 4 Kaderberoepsgerichte leerweg 3 en 4 GT 3 en 4
242
303
264
247
WDD 3 en 4
74
98
104
LWT 3 en 4
22
20
16
1292*
1306*
1337*
Totaal Waarvan: Sector techniek
95
94
121
Sector Zorg & welzijn
158
165
192
Sector Handel & administratie
77
69
61
*Het aantal leerlingen met lwoo ligt stabiel zo rond de 450 leerlingen. Veel van onze leerlingen komen uit het omringende platteland van Valkenswaard. De prognoses voor de komende jaren geven een daling aan van 15 tot 20 % in de regio tot 2020. Dit vraagt veel aandacht en inzet als we terugloop op onze school willen voorkomen.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 8
Hoofdstuk 3 3.1
Het onderwijskundig beleid
Onderwijskundige structuur van het vmbo
Het vmbo kent zeven verschillende instroomroutes in de onderbouw: vmbotheoretisch/gemengd, kader en basis. Bij onvoldoende aanmelding voor een van deze laatste twee richtingen worden klassen gemaakt, waarin leerlingen zitten van twee instroomniveaus (bijv. basis/kader). De school heeft twee dakpanklassen: de vmbo/havo-klas en de kgt-klas. Voor leerlingen met extra ondersteuningsvraag bestaan er naast de reguliere basis-/kaderklassen ook basis/kaderklassen met leerwegondersteuning. Tenslotte bieden we een aparte stroom rondom natuurlijk leren aan; Were Di Drie. Kernteams Leerlingen, die recht hebben op leerwegondersteuning, kunnen in aanmerking komen voor plaatsing in de kernteams. De kleine groep is een basis- of kaderklas, met een aangepaste lessentabel. Leerlingen worden in de kleine groep voorbereid op de basis- of kaderberoepsgerichte leerweg in het derde en vierde leerjaar. In het tweede leerjaar van de kleine groep oriënteert de leerling zich op de verschillende sectoren in het derde en vierde leerjaar. Vmbo/havo-klas In deze klassen zitten - onder bepaalde voorwaarden - leerlingen op advies van de basisschool. Op voorwaarde dat er plaats is, kunnen ouders van kinderen, die dit advies niet hebben, vragen om plaatsing in deze klas. De school neemt dan een besluit over plaatsing met inachtneming van bepaalde voorwaarden. In deze klassen wordt les gegeven en getoetst op het hoogste niveau van het vmbo. Als leerlingen er blijk van geven dat zij dit niveau niet alleen gemakkelijk aankunnen, maar dat zij ook nog wat ‘over’ hebben, wordt een overstap naar het tweede leerjaar van het havo/vwo voorbereid. Die voorbereiding bestaat uit extra begeleiding, onder meer van de remedial teacher. Kgt-klas In deze klassen zitten - onder bepaalde voorwaarden - leerlingen op advies van de basisschool. Op voorwaarde dat er plaats is, kunnen ouders van kinderen, die dit advies niet hebben, vragen om plaatsing in deze klas. De school neemt dan een besluit over plaatsing met inachtneming van bepaalde voorwaarden. In deze klassen wordt les gegeven en getoetst op het niveau van de kaderberoepsgerichte leerweg. Als leerlingen dit niveau gemakkelijk aan kunnen wordt een overstap naar het tweede leerjaar van het vmbo-t voorbereid. De voorbereiding bestaat uit extra begeleiding, onder meer van de remedial teacher. Were Di Drie Het onderwijs binnen Were Di Drie is gebaseerd op het concept van het ‘natuurlijk leren’. Geen traditioneel onderwijs, aangestuurd door de docent, gegeven in vakken, maar leerlinggestuurd onderwijs, waarin de leerling zelf keuzes maakt voor opdrachten die de leerling zelf betekenisvol vindt. Begeleid door hun coaches werken de leerlingen in blokken van 5 weken, samen, aan hun vaardigheden en persoonlijke kwaliteiten door keuzeopdrachten, prestaties genoemd, uit een bepaald thema te maken. In week 6 worden de prestaties gepresenteerd en worden kennistoetsen afgenomen om inzicht te krijgen in de stand van zaken. De vorderingen van de leerling, weergegeven op leer- en ontwikkelingslijnen, worden opgeslagen in een digitaal portfolio. Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 9
Aan het einde van het vierde leerjaar sluiten de leerlingen van Were Di Drie hun schoolloopbaan af met een diploma voor een van de leerwegen: theoretische leerweg, gemengde leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg of basisberoepsgerichte leerweg.
3.2
Didactiek en pedagogiek
3.2.1 Binnenschools en buitenschools leren Binnenschools en buitenschools leren hebben als doel de onderwijsdoelen (met name: vakinhouden) en de begeleidingsdoelen van de school aan te vullen of te versterken, het onderwijs meer betekenisvol te laten zijn voor de leerlingen en bij te dragen aan een actief burgerschap. Binnenschools en buitenschools leren zijn natuurlijk en systematisch aan elkaar gekoppeld. Binnen het vmbo willen we alle leerlingen in de gelegenheid stellen deel te nemen aan een introductieactiviteit aan het begin van elk leerjaar; deel te nemen aan een meerdaagse activiteit in het derde leerjaar van het vmbo; deel te nemen aan ten minste twee buitenles-activiteiten per schooljaar op de eigen locatie ( bijvoorbeeld: toneel, cabaret, songfestival, filmavond, kerstviering, sportactiviteiten). In het kader van de Onderwijstijd streven we ernaar de lesuitval te minimaliseren. 3.2.2 Betekenisvol onderwijs Ons onderwijs wordt gekenmerkt door het bijzonder zinvolle karakter ervan. Voor een steeds groter wordende groep leerlingen is dat echter niet voldoende. We streven ernaar bij leerlingen hun aangeboren nieuwsgierigheid te prikkelen en een onderzoekende houding te laten ontwikkelen. We richten ons onderwijs zo in dat leerlingen er in toenemende mate zelf invloed op hebben. Ook de docenten hebben een groot aandeel in de ontwikkeling van het leerproces. Zij werken niet alleen vanuit de klassieke lesmethodes, maar met door henzelf ontworpen materiaal en/of vanuit de ELO, waarvan we weten dat dit de leerlingen steeds meer ruimte zal bieden om explorerend te werken. De kerndoelen worden alle hierbinnen gerealiseerd. Het zelf ontwikkelen van een programma geeft een enorm commitment bij het personeel. Er wordt gewerkt aan een continue vernieuwing van het onderwijsprogramma voor de theoretische, de gemengde, de kaderberoepsgerichte en de basisberoepsgerichte leerweg, dat leerlingen afsluiten met het centraal schriftelijk examen. Were Di Drie, maar ook OPEDUCA en het werken in de domeinen in o.a. de Kernteams worden meer integraal ingebed in de totale school. In ons onderwijsprogramma gaan we uit van de principes van: Meer leerlinggestuurd: de leerlingen kunnen kiezen binnen domeinen/vakgebieden; Aandacht voor persoonlijke ontwikkeling naast het aanleren van leerstof; Ruimte voor verschillende leerstijlen; Nadrukkelijke aandacht voor samenwerkend leren; Aandacht voor binnenschools én buitenschools leren; Geïntegreerde leerlingbegeleiding.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 10
3.2.3 Aansluiting PO – VO. De aansluiting vanuit het primair onderwijs heeft onze bijzondere aandacht. Het traject van Weer Samen Naar School krijgt grote invloed op de (kwaliteit van de) instroom van nieuwe leerlingen. In het kader van de doorlopende leerlijn en warme overdracht, willen we vroegtijdig met het PO samenwerken en daarin naast de werkrelaties met docenten ook het Zorgteam verbinden met de leerlingen en hun begeleidingskenmerken.
3.3
Uitgangspunten van het onderwijs
Het onderwijs in het vmbo binnen Were Di wil recht doen aan de ontwikkelingsfase van kinderen in de leeftijd van 12 tot 16 jaar door hen te helpen hun wereld te begrijpen en uit te breiden, hen te leren omgaan met verschillen tussen individuen en groepen mensen en door hen in staat te stellen in toenemende mate zelf sturing te geven aan hun leren en zelf verantwoordelijkheid te nemen. Binnen deze algemene opdracht zijn dit voor ons de belangrijkste kenmerken van het onderwijs: - de leerling leert actief en in toenemende mate zelfstandig (ADSL). - de leerling leert samen met anderen (ADSL - pleinonderwijs). - de leerling leert in samenhang (leergebieden / projecten / prestaties / vaardigheden). - de leerling oriënteert zich (LOB / portfolio). - de leerling leert in een uitdagende en veilige leeromgeving. Het team probeert hierin naar de leerlingen maatwerktrajecten te bieden, mede in het licht van Passend Onderwijs.: - de leerling leert in een doorlopende leerlijn. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat de verschillen zo klein mogelijk worden gemaakt. Duidelijke overgangen bieden de leerling ook sterke mogelijkheden voor een bewuste ervaring van groei. Het gaat erom dat onderwijs en begeleiding erop zijn gericht de leerling zo goed mogelijk over de breuklijnen heen te helpen en de groei-ervaring voor elke leerling tot een positieve te maken. Teams kennen een duidelijke afstemming op leerlingenprofielen, maar dienen te zorgen voor goede afstemming m.b.t. Basisonderwijsarrangementen. Vertaling naar de concrete didactische aanpak in de sector. Er worden betere resultaten bereikt als alle betrokkenen (dus ook de leerlingen) zich bij elke onderwijsactiviteit ervan bewust zijn dat wat ze aan het doen zijn in principe een bijdrage moet leveren aan het leren van iets. Concreet: als leraar en leerling in elk moment van de les desgevraagd kunnen zeggen: tot welke concrete leeropbrengst dat, wat ze aan het doen zijn geacht wordt te leiden en waarom dat zo is.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 11
Ondersteunend daarvoor kan o.a. zijn: 1) Werken in kleine groepen. 2) Allerlei vormen van samenwerking tussen leerlingen die leiden tot onderling overleg. 3) Betrokkenheid leerlingen bij het bepalen van doelen. 4) Hoge verwachtingen, eisen stellen (‘uitdaging’) en aanmoediging. 5) Moeilijke doelen (wel net binnen bereik) leveren betere resultaten dan makkelijke. 6) Mind mapping (of concept mapping). 7) Leren ‘tot je het kan’. 8) FEEDBACK !! Tweezijdig wel te verstaan. Docent moet open staan voor en actief op zoek zijn naar informatie over hoe ver de leerling is, of die het begrijpt, hoe het gaat, waar hij mee zit, of er misconcepties zijn, waar ze fouten mee maken. Positieve feedback (over wat goed gaat/is) levert betere resultaten dan negatieve. 9) Gespreide aanbieding levert meer op dan compacte. 10) Studievaardigheden en metacognitieve strategieën laten toepassen. 11) Leerlingen aan elkaar laten lesgeven. 12) ‘Direct instruction’ (niet te verwarren met klassikaal-frontaal ‘vertelonderwijs’, dat negatief scoort) In ‘direct instruction’ is vooral de leerling bezig.
3.4
Uitgangspunten van het onderwijs in de bovenbouw
In de afgelopen decennia is het onderwijs binnen het vmbo steeds theoretischer geworden. De consequentie daarvan is dat leerlingen in toenemende mate worden afgerekend op de mate waarin ze kennis kunnen opnemen en reproduceren. Inmiddels is duidelijk dat we daarmee meer problemen hebben geschapen dan opgelost. Voor veel leerlingen is deze aanpak demotiverend. We zijn een zoektocht begonnen naar een nieuwe definiëring van de beroepsoriënterende vakken binnen het vmbo, uitgaande ook van de nieuwe examenstructuur. Wil een ontwerp werkelijk zoden aan de dijk zetten, dan is bezinning nodig op de vraag hoe vmbo-leerlingen leren en wat voor een leeromgevingen dat met zich brengt, hoe je als docent dat leren begeleidt, hoe je in contextrijke leeromgevingen leerlijnen opbouwt en vorderingen toetst. Bovendien moet je kijken naar de plaats van avo-vakken en je bezinnen op de vraag in hoeverre je die kunt integreren in beroepsgericht onderwijs. Een herontwerp van het vmbo, zoals ook zichtbaar in de nieuwe examenstructuur, heeft tal van consequenties voor de school als organisatie, voor de samenstelling van teams, voor de professionalisering van docenten, voor de inrichting van het gebouw en de opstelling van het rooster.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 12
3.5
Ontwikkeling van een pedagogisch-didactische benadering
Docenten in het vmbo zijn sterk betrokken op de leerlingen en in hun pedagogische relatie is het steeds zoeken hoe men hen nog bereikt. Hoewel het gevaarlijk is om te spreken van een type leerling, valt er wel iets in zijn algemeenheid over deze leerlingen te zeggen. In onderwijssituaties die sterk of eenzijdig gericht zijn op cognitief presteren, komt deze leerling niet echt tot zijn recht. Daarom werken we aan een school die voor deze groep leerlingen aantrekkelijke, uitdagende leersituaties weet te ontwikkelen. Dat zijn situaties die een beroep doen op ‘handigheid’, die een directe relatie leggen tussen wat je leert en wat je ermee kunt doen, die kinderen ook bevestigen in wat ze kunnen. We denken en benaderen de kinderen vanuit de veranderde inzichten over leren. Aan de basis van die andere pedagogisch-didactische benadering, liggen namelijk opvattingen en theorieën over het ‘leren’. Deze opvattingen komen voort uit het gedachtegoed van het constructivisme. Daarom zitten we in een indringend proces van verbinding met bedrijfsleven, onderzoeksinstellingen, wetenschap en organisaties en instellingen uit de samenleving om samen te werken, zowel programmatisch als onderwijskundig. Kinderen worden toegeleid naar een plek in de samenleving met de daarbij horende verantwoordelijkheden en inzichten in je positie en invloedssfeer. We werken aan de verbetering van een doorlopende leerlijn in een overeenkomstige aanpak en werkwijze van vmbo en mbo.
3.6
Leren in een context
De leerling leert in een beroepscontext. Dat kan een werkelijke beroepscontext zijn, maar deze kan ook gesimuleerd worden. De gedachte hierachter is dat leerlingen in zo’n context ‘leren als in het leven’: van het geheel naar de afzonderlijke delen, leren en werken onder een ‘meester’, bezig zijn met werkelijke taken, merken dat theorie en praktijk samenvallen. De praktijk leert dat leerlingen gemotiveerd zijn om te leren als ze toe werken naar een product. Ze weten dan waar hun inspanningen toe dienen, en dat is iets waaraan leerlingen in het vmbo veel behoefte hebben. Kennis om de kennis zegt ze weinig, het nut is voor hen van belang.
3.7
Competentiegericht
Leren als in het leven kan ook gelezen worden als ‘leren in samenhang’, denken en werken vanuit het geheel en dan pas naar afzonderlijke delen. Leerlingen krijgen min of meer complexe opdrachten, waarin elementen uit verschillende vakdisciplines ‘verstopt’ kunnen zitten. Het integrale karakter van dit onderwijs maakt het mogelijk om vaardigheden, kennis en houdingsaspecten in hun samenhang te ontwikkelen, competentiegericht onderwijs dus. Dit biedt de vmbo-leerling de gelegenheid te laten zien waar hij of zij goed in is.
3.8
Theorie en praktijk
Soms lijken de algemene vakken er een beetje bij te gaan bungelen en groeit het inzicht dat de vmbo-leerling geen type is om acht keer per dag een theorieles te volgen. We beseffen dat deze vakken niet anders kunnen dan integreren. Daarom zoeken we naar andere organisatievormen, zoals het flexibiliseren en inrichten van een open leercentrum en het intensief gebruik maken van ICT – middelen (devices), ondersteund door de eenwording van het totale basis- / kaderteam, die binnen hun TOP hier een speerpunt van hebben gemaakt . Vmbo-leerlingen blijken wel degelijk in staat zijn theorie tot zich te nemen. Voorwaarde is dan wel dat deze theorie gekoppeld is aan concrete situaties.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 13
Ons uitgangspunt is dat de leerling al doende leert. Kenmerkend voor de pedagogischdidactische benadering van het beroepsonderwijs is dat theorie en praktijk geïntegreerd zijn of dat een praktische opdracht de leerling prikkelt of verplicht tot theoretische verdieping. De nieuwe examenstructuur (examen zal ingaan in schooljaar 2017 – 2017) biedt ons hierin alle kansen. Hier zal Were Di zich vanaf schooljaar 2013 – 2014 vanaf de brugklas actief op moeten voorsorteren in het LOB – programma en de vakinhouden.
3.9
Het persoonlijk ontwikkelingsplan
De leervraag van de leerling is het vertrekpunt. Het gaat er om dat leerlingen leren door te doen en te ervaren, ook dat leerlingen fouten kunnen en mogen maken. In de praktijk van het onderwijs betekent dit dat er situaties worden gecreëerd die haast als vanzelf leiden tot leervragen: wat moet ik kunnen en kennen om deze opdracht uit te voeren? Voorwaarden daarvoor zijn een meer open programma, een andere verhouding tussen docent en leerling en docenten die de (beroeps-)wereld kennen. Een belangrijk element hierin is de mogelijkheid om zelf sturing te geven aan het leren. Niet alleen aan het ‘wat’, maar ook aan ‘hoe’, ‘wanneer’ en mogelijk met ‘wie’. De mate waarin leerlingen met deze vrijheid en verantwoordelijkheid overweg kunnen, zal van leerling tot leerling verschillen. Een voorwaarde om dit goed te begeleiden is daarom dat een docent de leerling goed kent. Actief en zelfstandig leren is niet alleen weggelegd voor de meer cognitief gerichte en/of zelfstandige leerling, maar ook voor leerlingen die op dit gebied nog het nodige te ontwikkelen hebben, zij het dat dan een meer gestructureerde en gefaseerde aanpak nodig is. Een sterk middel om de leerling mede zijn eigen onderwijs (zowel inhoud als proces) te laten ontwerpen is het portfolio, maar dan wellicht in een wat andere betekenis dan het meestal gebruikt wordt. In veel gevallen wordt het portfolio gezien als een middel om prestaties van leerlingen vast te leggen. Het instrument wint echter aan kracht als het tevens wordt gebruikt als een middel om het leren te sturen, een soort POP - persoonlijk ontwikkelingsplan – voor leerlingen. In gesprekken met hun begeleiders geven leerlingen aan wat zij willen leren. Dat kan voor hun schoolloopbaan gelden (‘wat wil ik worden’), maar uiteraard ook voor deelgebieden (‘wat wil of moet ik kunnen en kennen om deze opdracht goed uit te werken, om een stage in een bepaalde winkel tot een goed einde te brengen’). Maar enige relativering is op zijn plek: zo werkt het niet voor iedereen en niet voor iedereen altijd. De vraag is ook of alle leerlingen wel zitten te wachten op een grotere verantwoordelijkheid voor hun eigen leren. Eens te meer komt hier de docent sterk in beeld: hij is en blijft degene die stimuleert, bewaakt, controleert, die soms een klop op de schouder geeft, maar ook niet aarzelt om leerlingen aan te spreken als zij hun tijd verdoen of het leren van anderen verstoren of belemmeren. Zoals hij ook degene is en blijft die de leerling voor kan houden dat ‘leren’ misschien wel vaak, maar niet altijd ‘leuk’ is. Het grote verschil in vergelijking met de meer traditionele rol van een docent is echter wel dat hij dat nu meer in een-op-een situatie aan de leerling duidelijk kan maken, bijvoorbeeld in een begeleidend gesprek in de vorm van een soort functioneringsgesprek.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 14
3.10 Maatwerk en balans De situatie op veel scholen nu is te typeren als aanbodgestuurd: er zijn (examen-) programma’s waar de leerling zich in en naar dient te voegen. Die programma’s vormen dan vaak ook nog een voor de leerling onsamenhangend geheel van deelprogramma’s (vakken). Vanuit hun verantwoordelijkheid voor de eindresultaten willen docenten dat alle programmaonderdelen aan bod komen. Dat kan haaks staan op wat de leerling wil of waar hij of zij op dat moment aan toe is. De omslag zal moeten zijn om vanuit vraag- of probleemgestuurd onderwijs een relatie te leggen tussen wat de leerling wil en wat de samenleving vraagt. In die zin is het misschien wel beter om te spreken van adaptief onderwijs.
3.11 Leerlingbegeleiding / Passend Onderwijs 3.11.1 Algemeen Met de regeling Passend Onderwijs en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte is er een zorgplicht, waarbij wij de verantwoordelijkheid krijgen om onderwijs aan te bieden dat aansluit bij de (zorg)behoefte van de leerling en zo te komen tot een ‘passend’ diploma, dat aansluit bij zijn/haar capaciteiten, interesse en ambitie. 3.11.2 Doelstelling SG Were Di biedt kwalitatief goed onderwijs op een zodanig uitdagende en betekenisvolle manier dat onze leerlingen - binnen bepaalde kaders - de ruimte krijgen die zij nodig hebben om als mens te groeien. Wij stellen ons ten doel om hen voor te bereiden op hun plek in de maatschappij waar hun kennis, inzicht, talenten en kwaliteiten optimaal tot bloei komen. 3.11.3 Specifieke zorg De specifieke zorg richt zich op de leerlingen waarvoor alleen de algemene zorg/begeleiding niet toereikend is. Voor deze leerlingen is specifieke zorg noodzakelijk. In die gevallen wordt de aard van de begeleiding en de eventueel toegekende faciliteiten, opgenomen in een ‘Zorgpaspoort’. Een ‘Zorgpaspoort’ kan alleen uitgegeven worden door het zorgteam. De mentor dient hiervoor de leerling in overleg met de ouders, met een hulpvraag in te brengen in een ZorgAdviesTeam(ZAT)-overleg dat georganiseerd wordt door het zorgteam van de school. Het zorgpaspoort wordt onderbouwd door een ‘Deskundigenverklaring’, die door een van de psychologen/orthopedagogen van het zorgteam wordt opgesteld. 3.11.4 Grenzen SG Were Di kan voor sommige leerlingen niet het juiste zorgarrangement bieden. Dit geldt zowel voor de fysieke omgeving als voor de orthopedagogische en -didactische eisen die gesteld worden. Wanneer er verder individueel onderzoek gewenst dan wel noodzakelijk is, wordt altijd contact opgenomen met de ouders. De lijn van school is dat problematiek die buiten ons zorgarrangement valt zo spoedig mogelijk, weliswaar na overleg met ouders en met eventuele hulp van externe instanties, wordt doorverwezen naar instanties buiten de school. Indien er sprake is van een problematiek waardoor de veiligheid van de leerling zelf of die van medeleerlingen en/of personeel in het gedrang komt, wordt de leerling niet toegelaten dan wel verwijderd van de school. Dit geldt ook voor gedrag waardoor andere leerlingen binnen de organisatie belemmerd worden in de onderwijsparticipatie.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 15
3.11.5 Profiel Were Di Aan alle teams is gevraagd om in een ‘kijkwijzer’ aan te geven op verschillende ondersteuningsgebieden wat ze nu al doen, waar ambitie ligt en wat ze absoluut niet willen. Deze resultaten worden WD-breed gedeeld en besproken. 3.11.6 Ondersteuning binnen VMBO Vanuit de beschikbare gelden voor invoering Passend Onderwijs willen we in de vorm van projectformatie externe deskundigen inhuren die als opdracht krijgen een kwaliteitsverbetering te realiseren bij het personeel. Deze kwaliteitsverbetering ligt op het gebied van ‘passend’ omgaan met leerlingen. Daarnaast wordt van hen gevraagd om een rode draad qua begeleiding op teamniveau te formuleren en communiceren met de teamleider.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 16
Hoofdstuk 4
Communicatie
Als uitgangspunt voor de ontwikkeling van het VMBO staat de lerende organisatie, waar strategie, implementatie en uitvoering/bijstelling in elkaar overlopende processen zijn en waar het centrale begrip “ontwikkeling” is. Teamleden zijn met elkaar en individueel verantwoordelijk voor de resultaten. Hierbij is een goede interne communicatie van belang. Waar de directie koers, missie en visie uitzet, vertaalt de Afdelingsmanager/teamcoördinator het beleid naar de teamleden en zorgt voor feedback naar de directie. Voor het team is een goede communicatiecultuur belangrijk: Hoe wordt er naar elkaar geluisterd? Hoe wordt eenieders bijdrage gewaardeerd? Is er sprake van collegialiteit? Zijn er voldoende afstemmingsmomenten? Hoe wordt samengewerkt met andere teams? Communicatie met leerlingen. Leerlingen willen gezien en gehoord worden. Leraren moeten aansluiten op wat leerlingen motiveert. Hiervoor is een open communicatie met leerlingen nodig. Hoe wordt er naar hen geluisterd? Welke bijdrage kunnen zij leveren aan hun eigen leerproces? Hoe evalueer je het leerproces? We streven er naar om systematisch te gaan werken met het instrument ‘ Leerlingen evalueren Docenten’. Communicatiemiddelen. We zullen komende jaren aandacht geven aan: aantal momenten (hoe vaak communiceren we; in het team wekelijks, vanuit de sectorleiding minimaal een maal per maand; actueel via de mail en website), relevantie, kwaliteit (hierop zetten we in schooljaar 2013-2014 deskundige ondersteuning in) en het gebruik van communicatiemiddelen.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 17
Hoofdstuk 5, Ambities vmbo 2013 – 2017 5.1 Techniek. -
-
-
-
Rondom het concept ‘Duurzaamheid’ vakoverstijgend samenwerken, te starten met de afdeling techniek in combinatie met Were Di Drie (afdeling natuurlijk leren). Er worden hiervoor speciaal 8 mensen binnen het vmbo opgeleid. De leerlingen GT binnen het vmbo extra binden aan de sector techniek (technomavo) via Technologie. De samenwerking met bedrijven en de leerlingen Basis en Kader van de techniek breed opleiding wordt uitgezet. Projectaanvraag richting Bèta techniek in samenwerking met ROC en andere partnerscholen. Samenwerken met bedrijven via het VIC (Valkenswaards Industrieel Contact) en de gemeente via de afdelingen Onderwijs en Economische zaken. Onder andere ontbijtsessies met bedrijven, Bedrijvendag, Beursvloer, etc. Uitbouw Praktische Sectororiëntatie (PSO) met bedrijven en instellingen. Start techniekdagen met ouders en leerlingen in de onderbouw van het vmbo. Docentenstages om meer zicht en binding te krijgen met innovatieve bedrijven. Vakkenintegratie AVO en praktijkvakken Ontwerp van een Integraal Sectorvak binnen het vmbo, met speciale profilering op maat per leerlingengroep.
5.2 Loopbaanbegeleiding. -
-
-
We werken samen met het SLO aan een doorgaande leerlijn voor LOB, te beginnen met de afdeling GT. We hebben de opstartgesprekken hierover gevoerd en vanaf mei wordt hierin het ontwikkelwerk gedaan. Daarna worden de opbrengsten en aanpak verbreed naar de andere leerwegen. Er komt een uitwisselingsprogramma met andere scholen m.b.t. ontwikkeld materiaal LOB. Juni 2013 komt er een interne conferentie (met bedrijven en instellingen/organisaties over LOB. Bestaande activiteiten worden expliciet in het licht van LOB uitgewerkt en met elkaar verbonden. De neerslag ervan komt in een portfolio, gekoppeld aan het digitaal doorstroomportfolio. Elk onderwijsteam ontwerpt via haar contactpersonen haar eigen programma.
5.3 Doorstroomrelevante kernvakken -
-
-
Rekenen is apart opgenomen in alle leerjaren, in samenhang met wat op dit terrein bij andere vakken al gebeurt. We hebben per team aparte rekencoaches en boven de teams een groep van rekencoördinatoren die de doorgaande leerlijn bewaken, materiaal ontwikkelen of geschikt maken, verantwoordelijk zijn voor het uitzetten en analyseren van de toetsing (ICE) en contact onderhouden met PO en met het ROC. Idem met Taal. De gebieden lezen en woordenschat worden in een ontwikkeltraject binnen de huidige vakken (vaktaalvaardigheid) uitgezet. In de OB én BB van het vmbo vinden ook tal van remediërende activiteiten plaats en specifieke trainingen voor het examen. Vergroten van het aantal ‘native speakers’ in het vmbo van 7 naar 10 mensen. Tweetalig onderwijs (met Engels) als pilot in de GT – afdeling van WDD. Engels als communicatietaal wordt via speciale projecten aangeboden. Taal in zowel formele als informele context wordt ingeoefend via levensechte situaties met mensen van buitenaf. Via theaterproducties wordt de aandacht voor taal verder ontwikkeld.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 18
5.4 Brede vormende opdracht. -
-
-
In alle leerjaren binnen het vmbo werken we (deels via projecten) aan de Maatschappelijke Stage), maar het zwaartepunt ligt in de derde klas. In al die activiteiten proberen we ondersteunend te zijn naar de locale samenleving en de kinderen een blijvend besef mee te geven m.b.t. hun rol in het welzijn/welbevinden van de mensen en het nemen van verantwoordelijkheid hiervoor. In het kader van Burgerschapsvorming werken we samen met het SLO aan de invulling van dit programma. School moet een open portaal bezitten naar de samenleving, het bedrijfsleven, de wereld van kunst en cultuur, etc. De binnen- en buitenwereld moeten we hecht met elkaar verbinden. De opdrachten krijgen meer betekenis als we daarin beter slagen en daarmee krijgt leren ook een bredere betekenis. Sport en cultuur krijgen via extra aanbod ruimte. Via internationale contacten leren we de wereld buiten Nederland kennen en organiseren we gezamenlijke uitwisselingsprogramma’s.
5.5 Opbrengstgericht werken. -
-
-
-
Belangrijk is dat niet alleen de docent, maar met name de leerling zicht heeft/krijgt op zijn eigen functioneren en presteren. Vanuit dit inzicht kan hij zelf eigenaar worden van zijn leerloopbaan en met meer (intrinsieke) motivatie aan het werk gaan. Daarom is de terugkoppeling op zowel het leerproces als de leeropbrengst van belang. Via Magister geven we hier een permanent beeld van en via de door ons ontwikkelde leer- en ontwikkelingslijnen vergroten we de zelfkennis. Via trainingen op metacognitieve vaardigheden en mindmappen rusten we leerlingen hierop toe. Steeds explicieter geven we terug hoe leerlingen in het leerproces kunnen bijsturen. Docenten koppelen terug naar de groep en het individu, laten de ontwikkelingen en de aanzet tot verbetering zien in gedifferentieerde groepen. Daarom werken we met veel gesprekken met leerlingen (Vertraagde week / OOIJT week = oriënteren op je toekomst / functionerings- en popgesprekken / assessments bij leerlingen). Objectieve toetsen helpen bij het benchmarken van de opbrengsten. Hierbij werken we zowel met Cito als ICE en DUO. De analyse van de binnengekomen informatie moeten we binnen school structureler en systematischer doorvertalen naar individuele docenten, vaksecties en teams. Als pilot hebben we dit uitgezet bij het Kernteam OB rondom de DUO – onderzoeken met ondersteuning van het KPC. We werken verder aan het doorontwikkelen van het portfolio. Daarmee beginnen we al in de OB en laten dit doorgaan naar het digitaal doorstroomportfolio, dat leerlingen meenemen naar het MBO. Hierin krijgen ook de EVC’ s een plaats. De examens worden steevast geëvalueerd met informatie vanuit de Inspectie, Vensters voor Verantwoording, de Wolf terugkoppeling en daaraan gekoppeld de eigen verbeterroutes. Dit expliciet opstarten en tussentijds evalueren mag een meer prominente plaats krijgen in de organisatie. We worden in onze opdracht ondersteund door School aan Zet.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 19
5.6 Professionele leraren die kunnen omgaan met verschillen. -
-
-
We ontwikkelen de besprekingen in het ZAT klein naar Specifieke Leerlingbesprekingen, waarbij de deskundigheid van de docent aanmerkelijk vergroot wordt. Ze worden getraind in het GIP model (om vanuit eigen regie in subgroepen te kinnen differentiëren en instructie op maat geven). Dit doen we samen met de leden van het ZT, die vanuit het meeluisteren en kijken meer info teruggeven en verbetertrajecten begeleiden. Aan de docenten wordt een trainingsprogramma aangeboden (train-de-trainer) vanuit het Samenwerkingsverband in school zelf. Het BasisOnderwijsArrangement (BOA) wordt verder uitgebouwd en per team vertaald naar differentiatieroutes en aangepaste didactische modellen hierbij met de opdracht om bestaand leermateriaal in die zin te bewerken. De digitalisering maakt daarin sommige dingen gemakkelijker uitvoerbaar, waaronder oook het uitzetten van leerroutes met de kinderen. Vanaf september huren we twee AB’ ers in, die ‘on the job’ de mensen volgen en adviezen teruggeven rondom Passend Onderwijs. Er komt een speciale training rondom positief sturen van leerlingen (SchoolWide Positive Behaviour). SWPB is ondersteunend voor andere activiteiten. Op maat programma’ s maken en toetsen is een van de kernopdrachten voor komend schooljaar. Dat geldt met name ook naar de beter presterende leerlingen die hiervoor ook alle ruimte krijgen, ondersteund door een groep leerkrachten buiten de lessen om.
5.7 HRM in een lerende organisatie. -
-
-
-
-
Met iedereen worden functionerings- en popgesprekken gevoerd, voortgangsgesprekken en taakrealisatiegesprekken. Vanuit TWAO willen we de doorontwikkeling van docenten stimuleren en monitoren. Op teamniveau worden heldere ambities en scholingswensen aangegeven, die moeten leiden tot vergrote kennis, vaardigheid of toerusting op pedagogisch-didactisch terrein. Ook op het teamproces worden tal van trainingen/scholingen in het vmbo georganiseerd (TKM, ZKM, intervisie, supervisie, gesprekstechnieken, contacten met ouders, ICT – vaardigheden, etc.) De teams / brede vaksecties zetten eigen scholingsdagen uit in het jaar, soms samen met andere scholen uit de regio. Kern van een leer- en leefgemeenschap is ‘leren van elkaar’ . Dat betekent ook fouten mogen maken, elkaar aanspreken op zaken verantwoordelijkheid krijgen en af kunnne leggen, etc. Leren die je ook vanuit de terugkoppeling van de leerlingen en de collega’ s. Hiervoor zoeken we een bestendige en duurzame constructie (LED = leerlingen evalueren docenten en DED). Ouders vormen een rijke bron van informatie. Op verschillende plaatsen werken we met Klankbordgroepen. Dat systeem gaan we komende jaren verbreden en systematiseren.
Sectorplan vmbo 2013-2017
Pagina 20