Sector Bewegingsstelsel
REVALIDATIECENTRUM K7-00
1
REVALIDATIECENTRUM K7-00
Telefoonnummer: 09/332.42.28
1. Inleiding Beste student, Binnenkort zul jij gedurende een paar weken stage lopen in het Centrum voor Locomotorische en Neurologische Revalidatie op de afdeling dwarslaesies en polytrauma’s (K7-0). In deze studentenbrochure vind je twee grote delen : “Deel 1: Revalidatiecentrum K7-00; hier kom je meer te weten hoe een dag op het revalidatiecentrum eruit ziet, wat de taken zijn van verschillende disciplines, welke doelgroep van patiënten er verblijven, de verschillende pathologieën… In “Deel 2: “De student op stage” kom je dan weer meer te weten over de verwachtingen van ons naar de student toe, verschillende afspraken, de eerste dag, …
We hopen u met deze brochure een stuk op weg te helpen om van je stage een aangename en leerrijke periode te maken. Aarzel niet om ons aan te spreken voor bijkomende info of vragen! Tot binnenkort, Het personeel van Revalidatie 0K7
2
2. Deel 1: Revalidatiecentrum K7-00 2.1. Inleiding Het revalidatiecentrum maakt deel uit van het Universitair Ziekenhuis Gent en situeert zich in de sector ‘Bewegingsstelsel’, samen met de diensten Orthopedie, Fysiotherapie, Reumatologie en Pijnkliniek. Door deze organisatorische opdeling wordt het mogelijk gemaakt om vlot gebruik te maken van onderzoeken, advies en therapie van de andere geneeskundige specialisaties binnen de sector. Het revalidatiecentrum dat 2 verdiepen heeft, is voorzien van 62 bedposities, op het gelijkvloers (0K7) liggen patiënten met dwarslaesies en polytrauma’s. Het 1ste verdiep is voorzien voor patiënten met een hersentrauma. 2.2. Voorstelling van de afdeling 2.2.1. De afdeling zelf Patiënten gehospitaliseerd in het Revalidatiecentrum, afdeling dwarslaesies en polytrauma’s, zijn gelegen op het gelijkvloers K7 en twee kamers op K7-1ste verdieping. - Gelijkvloers: K701 – 717 (12 tweepersoonskamers en 5 eenpersoonskamers) - 1ste verdieping: K718 en K719 (eenpersoonskamers voor ADL-zelfstandige patiënten) Er is dus een bezetting mogelijk van in totaal 31 patiënten. De patiënten worden in groepen verdeeld naargelang het te behandelen letsel. Op onze afdeling heb je 3 groepen. • Paraplegie • Tetraplegie • Patiënten met gecompliceerde amputaties, polytrauma, brandwonden, … 2.2.2. Waar kan ik wat vinden? Op de volgende bladzijde bevindt er zich een grondplan, hier kunt u volgende zaken op zien. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Verbandkamer Bureel hoofdverpleegkundige Receptie en keuken voor VPK Verpleegpost Toiletten Berging
8. 9. 10. 11. 12. 13.
7.
Spoelruimte
14.
Badkamer met douches Slaapkamers Ontspanningsruimte Refter voor patiënten Kinezaal Burelen dokters, psycholoog, sociale dienst Zwembad
In de kelderverdieping bevinden zich de ergotherapie ruimtes en de kleedkamers.
3
4
2.3. Wie loopt er allemaal rond op de afdeling? Op het revalidatiecentrum werken we multidisciplinair, met een revalidatieteam waartoe de artsen, de verpleegkundigen, ergotherapeuten, kinesitherapeuten, … behoren. Maar zij zijn niet de enigen die je op de afdeling kunt tegen komen. Hieronder een overzichtje van de meeste disciplines met hun taken. 2.3.1. Medisch team Medisch diensthoofd: Prof. Dr. Guy Vanderstraeten Clusterverantwoordelijken: • Dwarslaesies: Dr. A. Viaene • Polytrauma’s: Dr. S. Vertriest • Hersentrauma’s: Dr. K. Oostra Naast de vaste stafleden zijn er op de revalidatie nog een aantal geneesherenspecialisten in opleiding (G.S.O.) actief. Elke arts volgt in samenwerking met het ganse revalidatieteam een groep patiënten en is verantwoordelijk voor het medische verloop van de revalidatie. Bij hem of haar kan de patiënt terecht met zijn vele vragen of problemen. De arts heeft een coördinerende functie en zal ofwel zelf de nodige hulp bieden, ofwel andere personen hierbij inschakelen.
2.3.2 Verpleegkundig team Hoofdverpleegkundige: Dhr. De Ruyck Eddy Hij is verantwoordelijk voor: • Patiëntenzorg • Personeelsbeleid • Materieel middelenbeheer • Ontwikkeling en vorming • Communicatie en overleg De afdelingsverpleegkundigen Op het revalidatiecentrum werken 22,6Fteq verpleegkundigen; sommigen werken voltijds, anderen deeltijds. Er zijn verpleegkundigen die enkel nachtdiensten doen, anderen hebben geen nachtdiensten in hun roulement. Verpleegkundigen werken in het systeem van patiënttoewijzing nauw samen met artsen en andere leden van het revalidatieteam ( kiné, ergo, sociale dienst,…). Concreet betekent patiëntentoewijzing dat elke verpleegkundige verantwoordelijk is voor de haar toegewezen patiënten en zij dus instaat voor de toe te dienen zorgen bij deze patiënten Uiteraard wil dit niet zeggen dat je geen zorgen mag doen bij andere patiënten. Indien mogelijk helpen de verpleegkundigen elkaar. Alle verpleegkundigen werken mee aan de revalidatie van de patiënt vanuit een visie van stimulerende zelfstandigheid: zij doen daarom beroep op zelfzorg van de patiënten( wassen, aankleden, urinaire verzorging enz.) naargelang de eigen mogelijkheden op zo’n zelfstandig mogelijke wijze.
5
Wanneer de verpleegkundige een paar dagen op rij verantwoordelijk is voor dezelfde kamers, zal zij de patiënt ‘zijn kunnen’ beter kunnen inschatten en merken wanneer hij een slechtere dag heeft. Verder in de brochure zal je meer te weten komen over de voornaamste taken van de verpleegkundige. Zie punt 2.5. dagindeling
Ziekenhuishelpster en logistieke assistente Deze mensen zijn de verlengde arm van de verpleegkundigen met als voornaamste taken: • Voorbereiding maaltijden • Opdienen, afdienen, hulp bij eten geven • Spoelruimte • Afwassen en ontsmetten van bedden en rolstoelen
Administratief personeel De taak van de afdelingssecretaresse omvat o.a.: • Patiëntenadministratie • Regelen van vervoer en maken van afspraken • Beantwoorden en doorsturen telefoon • Alle andere administratie
2.3.3. Sociaal verpleegkundige Is verantwoordelijk voor: • Oplossen van sociale problemen van patiënten • Oplossen van administratieve problemen van patiënten en familie • Het onderzoeken van de financiële tegemoetkomingen waar de patiënt recht op heeft (invaliditeitsvergoeding, terugbetaling vervoerkosten, …) • Begeleiding patiënten en familie ook na ontslag • Organisatie van huisbezoeken en teamgesprekken
2.3.4. Psychologische dienst Ook voor psychologische hulp zijn patiënten in twee groepen verdeeld. Patiënten die paraplegische of tetraplegisch zijn kunnen terecht bij Dhr. W. Brusselmans (klinisch psycholoog) Dan heb je ook nog Mevr. K Vermeulen (bedrijfspsycholoog), zij behartigt de problemen van de patiënten met amputaties, fracturen en orthopedische klachten, (rug)pijnklachten, en van de patiënten die preprofessionele training volgen. Bij deze twee psychologen kun je terecht voor allerlei problemen zoals: - De patiënt heeft moeilijkheden om zijn handicap of zijn verblijf op het RC te verwerken. een gesprek met de psycholoog kan nuttig zijn om dit te verwerken
6
- Door de handicap en het verblijf hier (scheiding met het gezin) kunnen er bijzondere problemen zich voordoen. zowel de patiënt als het familielid kan met raad bijgestaan worden - Wanneer de handicap of ziekte of erge pijn te zwaar doorwegen voor iemand kan psychologisch onderzoek of psychologische hulp vaak nuttig zijn om weer vooruit te komen. - Er kan advies gegeven worden betreffende allerlei diensten voor psycho-sociale hulpverlening, betreffende herscholing, enz…; - Zij kunnen ook neuro- psychologische testen doen; dit kan belangrijk zijn bij mensen die een hersenletsel hebben opgelopen of als er aan beroepsherscholing gedacht wordt of als er nood bestaat aan een meer aangepaste job.
2.3.5. Kinesitherapie De kinesitherapeut wil voor alles aan de motoriek en aan de conditie van de patiënt werken. De moderne kinesitherapeut heeft nog weinig gemeen met de masseur waar het beroep uit ontstaan is. De kinesitherapie in een revalidatieafdeling is voor het merendeel der patiënten een zeer actief proces dat slechts tot goed resultaat kan leiden als de patiënt zich zeer intens inspant en traint. Kinesitherapie in een revalidatiecentrum vraagt vaak evenveel inspanning als de training van een atleet. De overwinning die de patiënten hier boeken zijn overwinningen op zichzelf. Het therapeutisch aanbod van de kinesitherapeuten en welke technieken en toestellen hiervoor allemaal gebruikt worden, is te uitgebreid om hier een volledig overzicht van te geven; bovendien hangt het van de handicap en de letsels van de individuele patiënt af welke kinesitherapie hij of zij precies zal krijgen.
2.3.6. Ergotherapie Ergotherapie bevat ook vele facetten… de ergotherapeuten in dit Revalidatiecentrum staan vooral in voor: -
-
-
Functionele en analytische ergotherapie:dit betekent: zoveel mogelijk nuttige activiteiten uitvoeren die de spierkracht en de beweeglijkheid bevorderen. ADL-training: (ADL = Activiteiten van het Dagelijks Leven) Hier tracht men de patiënt terug zijn dagelijkse activiteiten opnieuw zelfstandig te leren uitvoeren. Zoals: eten, aan- en uitkleden, lichamelijke verzorging, … de verpleegkundigen weten dan op voorhand welke patiënten in ADL-training zijn met de ergotherapeut. Wanneer de ergotherapeut er dan eens niet is, zullen de verpleegkundigen zoveel mogelijk dezelfde technieken gebruiken Rolstoeladvies en –training Advies betreffende woning- en autoaanpassing Prothesetraining bij amputatie van het bovenste lidmaat Keuze van prothese gebeurt in nauw overleg met de patiënt 7
-
-
Beroepstraining: training die de patiënt voorbereidt op de werkhervatting Integratiebevorderende en socialiserende activiteiten Training van neuro-psychologische stoornissen zoals geheugen, concentratie, ruimtelijke oriëntatie, schrijven, … (gegeven aan patiënten die een hersenletsel hebben opgelopen) Vervaardigen van orthesen en training met orthesen waar een prothese een lidmaat vervangt, is een orthese een mechanisch hulpmiddel om de functie van een lidmaat mogelijk te maken of te verbeteren.
2.3.7. Belangrijke samenwerking met urologie Wij hebben een specifieke samenwerking met de dienst Urologie, vooral via Prof. Dr. K. Everaert. Hij komt 1 keer per week op de afdeling om de urologische (en ook seksuele) revalidatie op punt te stellen en bij te sturen.
2.3.8. Logopedie Soms komt er ook een logopediste op de afdeling. Zij komt voornamelijk training geven bij patiënten met slikproblemen of fatische problemen. Hierbij geeft zij ook raad hoe de verpleegkundigen hiermee moeten omgaan.
2.3.9. Onderhoudspersoneel Zij staan in voor het onderhoud van de ganse afdeling. Reinigen de kamers 1 keer per dag.
8
2.4. Informatie over de dienst 2.4.1. Medisch patiënten profiel De patiënten in het revalidatiecentrum zijn verdeeld in clusters, elk specifiek voor hun pathologie. In totaal heb je 7 clusters. Groep 1: Alle patiënten met een paraplegie Een paraplegie is een laesie van het ruggenmerg onder het niveau van de eerste thoracale wervel. Bij een dwarslaesie is de geleidingsfunctie van het ruggenmerg volledig of onvolledig onderbroken. Dit kan door beschadiging van het ruggenmerg zijn of door onderbreking van de zenuwvezels in het wervelkanaal. Gevolgen: uitval van bewuste, gewilde beweeglijkheid en van de gevoeligheid in het gedeelte dat onder de laesie is gelegen, met alle gevolgen van dien. Oorzaken: Traumatisch: verkeersongeval, arbeidsongeval, … Niet traumatisch: MS, spina bifida, tumoren, vaatstoornissen, infecties, … Groep 2: Alle patiënten met een tetraplegie Tetraplegie is een hoge laesie van het ruggenmerg, nl. t.h.v. de cervicale wervels t.e.m. het 1ste thoracale segment Groep 3: hemiplegie-patiënten Groep 4: hersentraumata Groep 5: patiënten met amputaties t.g.v. alle mogelijke oorzaken Groep 6: orthopedische letsels Gecompliceerde arm- en beenfracturen met langdurige revalidatie Groep 7: preprofessionele training bij patiënten met rugklachten, polytrauma, … Deze patiënten worden zelden gehospitaliseerd maar worden bijna altijd behandeld op ambulante basis. De patiënten worden meestal gestuurd door verzekeringsmaatschappijen. Groep 3 en 4 verblijven op het 1ste verdiep van het revalidatiecentrum.
9
2.4.2. Verpleging 2.4.2.1. Verpleegdossier Op onze afdeling wordt er gewerkt met het Elektronisch Patiënten Dossier. Dit betekent dat het enige beschikbaar papieren document het urine- en stoelgangformulier is, dat op de kamer bij de patiënt ligt en waar interventies rond deze items worden genoteerd. Als student mag je enkel in het EPD schrijven mits toestemming van de verpleegkundige waar je samen mee werkt.
2.4.2.2. Basiszorgen en observaties We hebben op het revalidatiecentrum niet zo zeer met zieke mensen te maken, maar eerder met andersvaliden. Het is van belang dat de verpleegkundige zoveel mogelijk in functie van de revalidatie zijn taken verricht. Zo is het de taak om de patiënt zo vlug en zo efficiënt mogelijk te verzorgen opdat hij zo snel mogelijk kan ingeschakeld worden in het oefenprogramma. Iedere patiënt heeft zijn individueel schema.
-
-
-
-
Zorgen die het meest voorkomen: Bedbad Hierbij stimuleert de verpleegkundige de patiënt zo veel mogelijk zelf te doen. Haarverzorging en nagelverzorging Gebeuren op aanvraag of indien nodig. Preventie decubitus Hier moet veel belang aan worden gehecht. Daar men veelal te doen heeft met verlammingen, en de patiënt zelf niets voelt, is het aannemen van wisselhouding zeer belangrijk. Patiënten met wonden worden nooit op de aangetaste kant gelegd. VB. Patiënten met decubitus op stuit: leggen we alleen op linker of rechter zij of op de buik. Aanleggen van ijszakken - bij patiënten met koorts ter afkoeling - indien voorgeschreven Æ bij pijn, NHO (neurogene heterotope ossificatie) Controle van mictie en stoelgang Bepaalde patiënten worden gevolgd. Er hangt dan een mictie/stoelgangfiche op hun kamer. Hier zal de verpleegkundige of de patiënt opschrijven wanneer hij stoelgang heeft gemaakt, of hoeveel hij heeft geürineerd. Van zodra het mogelijk is, zal de sondage worden aangeleerd aan de patiënt. Wondverzorging uit te voeren volgens het voorschrift in het zorgenplan Hulp bij maaltijd De patiënt voor de maaltijd in een goede houding zetten. De meeste patiënten gaan in de refter eten. Hier zullen zij de nodige hulpapparaten krijgen om zelfstandig te eten. Sommige patiënten zal de logistiek assistente eten geven
10
-
Staalafnames Urine midstream voor kweek en sediment Urine gesondeerd voor kweek en sediment Faeceskweek Sputumkweek Wondkweek Controle kweken bij kolonisaties (MRSA – CAZ)
2.4.2.3. Onderzoeken Urologische onderzoeken: ° Cystografie Æ om reflux op te sporen ° Urethrografie Æ om urethrapathologie op te sporen ° Cystoscopie Æ opsporen anatomische anomalieën zoals steenvorming ° Cystometrie Æ om beleid te bepalen van de blaasreëducatie ° E.M.G. Æ om eventuele recuperatie van het medullair letsel na te gaan op motorisch gebied ° S.S.E.P. Æ onderzoek ivm recuperatie op sensiebel gebied Andere onderzoeken: ° RX-Thorax ° RX bij polytrauma’s ° RX-abdomen ° BOTOX-infiltraties Æ behandeling van spasticiteit ° Echografie ° Longfuncties
2.4.2.4. Geneesmiddelen De meest voorkomende medicatie in functie van de pathologieën van de afdeling: - Antibiotica: o.a. Tarivid, Ciproxine, Bactrim, Furandantine, … na cultuur en antibiogram van urinestalen - Antispasmolitica o.a. Lioresal, Sirdalud vnl. bij para- en tetraplegiekers - Medicatie gebruikt bij blaasreëducatie o.a. Ditropan, Detrusitol, Vesicare Deze medicatie werken +/- 8uur. Bijwerkingen: Droge mond, obstipatie, pupil die open staat
-
Opmerking: Medicatie 3X/dag om de 8uur te geven Medicatie 4X/dag om de 6uur te geven Het strikt innemen van de medicatie is van groot belang
11
2.4.2.5. Specifieke aandachtspunten Hieronder zul je meer uitleg krijgen over verschillende items die kunnen voorkomen op onze afdeling.
1. Verzorging van amputatie: Het gebeuren van een amputatie gebeurt in 3fases: 1ste fase Æ chirurgische fase met heelkundige verzorging 2de fase Æ conische vormgeving van stomp d.m.v. omzwachteling of maatkousen en het later aanpassen van voorlopige prothese. 3de fase Æ aanpassen van definitieve prothese. Gedurende deze 3fasen is positionering zeer belangrijk en is het observeren van drukpunten t.g.v. de prothese zeker noodzakelijk. Positionering: Bovenbeenamputatie - Nooit een kussen onder of Bed tussen de dijen plaatsen Æ de stomp heeft de neiging tot flexie en abductie - Aannemen van buiklig (15min) Rolstoel - In principe niet aangewezen Æ zitten bevorderd flexie in de heup - Dit kan wel gecompenseerd worden door hyperextense via buiklig in bed
onderbeenamputatie - Kniegewricht steeds in extensie plaatsen - Exorotatie vermijden Æ zandzak langs de dij plaatsen - Nooit kussen onder de knie leggen - Knie moet gestrek blijven door een verlengde zitting te plaatsen - Heupflexie is minder nadelig daar de heup-extensoren nog aanwezig zijn.
2. Spasticiteit: De graad van spasticiteit verschilt van patiënt tot patiënt. Bij hinderlijke en pijnlijke spasticiteit wordt medicamenteuze behandeling gestart: Lioresal, Sirdalud. Bij spasticiteit is positionering van zeer groot belang om contracturen te voorkomen. Ook is het belangrijk er op toe te zien dat de patiënt zich niet kan kwetsen tijdens het optreden van spasmen.
3.Contracturen Om contracturen te vermijden is het belangrijk een goede positionering te geven aan de patiënt zowel in bed als in de rolstoel. Indien het lidmaat steeds in flexie staat door spasticiteit, dan kan een spalk ervoor zorgen dat het lidmaat toch nog extensie kan krijgen. Bij het gebruik van een spalk moet wel worden gelet op het veroorzaken van decubitus. Ook wordt kiné ingeschakeld om contracturen te voorkomen.
12
4. Autonome dysreflexie: Dit komt enkel voor bij patiënten met een laesie boven T7 Symptomen
Hypertensie Zweten Rode blekken in aangezicht en hals Hoofdpijn Gevaar Bloeding door hypertensie Î RR meten om diagnose te stellen Oorzaak Vasoconstrictie veroorzaakt door eender welke prikkel onder de laesie. Vb. volle blaas, ingegroeide teennagel, schoenen die te hard spannen, … Behandeling Oorzaak elimineren (meestal blaas ledigen) Patiënt hogerop brengen zodat de druk in het hoofd daalt Indien RR niet daalt Æ dokter verwittigen Æ eventueel IV medicatie De kans dat autonome dysreflexie recidiveert is zeer hoog, daarom is het zeer belangrijk dat we de patiënt goed observeren.
5. Decubituspreventie - Iedere patiënt die risico heeft tot het krijgen van een decubituswonde krijgt een preventieve matras - Wisselhouding om de 4uur of naargelang de noodzaak - zorg steeds voor zwevende hielen en probeer schuifkracht te voorkomen - observatie is zeer belangrijk daar de plegie meestal ongevoelig is.
6.N.H.O. = neurogene heterotope ossificatie Met deze term worden alle calcificaties aangeduid welke voorkomen op plaatsen waar ze niet thuishoren. P.A.O. = peri-articulaire ossificatie Dit is verkalking rond een gewricht, voornamelijk heupen. Myositis ossificans = kalkneerslag in de spier, voornamelijk de quadriceps. Gevaar: afname mobiliteit door extra kalkvorming, waardoor een normale zithouding of beweging niet meer mogelijk is. Verpleegkundige taak: observatie der onderste ledematen op zwelling, roodheid en warmte. Dit moet zo vlug mogelijk aan de artsen gemeld worden om de diagnose te kunnen stellen (N.H.O. versus D.V.T.). Behandeling: Indocid – ijs – posturen.
13
7. Blaasreëducatie Het resultaat van de blaasreëducatie heeft een enorme weerslag op het verdere sociale leven van de dwarslaesiepatiënten. Er dient dus enorm veel aandacht besteed te worden om de blaas optimaal te reëduceren. -
-
-
-
-
In de shockfase wordt de blaas geledigd door intermittente sondage om de 4 uur (6x daags). In de beginfase gebeurt dit door het verplegend personeel. Eens de patiënt mobieler is en over voldoende handfunctie beschikt, doet de patiënt aan zelfsondage . Dit wordt hem/haar aangeleerd door het verplegend personeel: patiënt krijgt duidelijke informatie over de problemen en de gevaren bij het sonderen. Tevens noteert de patiënt zelf zijn urinehoeveelheden op een urineblad met vermelding van droog of nat. Na de shockfase (+ 6 weken) controleert de uroloog de werking van de blaas d.m.v. een radiocystomanometrie (RCM): Ö is de blaas slap (vooral bij zeer lage ruggenmergletsels), dan blijft intermittente sondage toegepast. Ö is de blaas spastisch (in de meeste gevallen) dan kan men proberen met tappoteren: kloppen met de zijkant van de hand op de onderbuik en juist boven de pubis. Hierdoor zal men een prikkel opwekken zodat de blaas kan samentrekken met urinelozing tot gevolg. Na tappotage zal er steeds een residu bepaald worden om na te zien hoeveel urine er nog in de blaas achterblijft. Hiervoor wordt de Bladderscan gebruikt. Het resultaat wordt zeer nauwkeurig genoteerd op het urineblad. Indien tappotage weinig resultaat geeft, zal er terug overgegaan worden op intermittente sondage. Ö Ook is het mogelijk dat er een suprapubische sonde wordt geplaatst. Dit is een sonde die door de buikwand naar de blaas gaat. Op deze sonde staat een klem die om de 4u wordt open gezet om de urine te laten afvloeien. ’s Nachts mag de sonde continu open blijven staan. In een latere fase zijn er ook nog chirurgische ingrepen mogelijk om tot een betere situatie te komen (blaasvergroting, stimulator, inplanten, botox, ...). Blaasreëducatie wordt wekelijks geëvalueerd door de uroloog samen met de bespreking van de urine-uitslagen (1x/week wordt er urine afgenomen voor kweek en antibiogram + sediment). Aan de hand van de gegevens of de problemen wordt er begeleidende medicatie gegeven om o.a. Ö de blaasspier te verstevigen Ö de blaaswerking stil te leggen Ö blaassfincter minder spastisch te maken e.d. De patiënt wordt steeds duidelijk ingelicht bij wijziging van de therapie en over het verder verloop van de blaasreëducatie. Op het einde van de revalidatie beslist de uroloog in samenspraak met de patiënt en de verpleegkundigen hoe de definitieve blaasreëducatie zal verlopen (tappotage of intermittente sondage, botox, een blaasvergroting, chirurgische ingrepen, …)
2.4.3. Psychologische begeleiding In het overgrote deel van de gevallen is er sprake van een blijvende zware handicap. 14
De patiënt wordt niet alleen fysisch erg getraumatiseerd, maar ook zijn psyche zal sterk onder druk komen te staan. Het ganse scala van menselijke emoties zal dan ook aan bod komen: onzekerheid, angst voor de toekomst, verdriet, depressie, apathie, woede , agressie, ongeloof. Naast professionele hulp van de psychologen, zal er heel wat inbreng vanwege de verpleegkundigen vereist zijn. Zij zijn immers 24u op 24u aanwezig en hebben meestal de meest intense relatie met de patiënt. Er zal dus veel beroep gedaan worden op hun begrip, geduld, medevoelen, ondersteuning en opmontering. Geen luchtkastelen beloven, maar een realistische kijk en alternatieven aanbrengen zijn enkele stelregels die men als verpleegkundige zeker ook moet hanteren. De psychologische begeleiding is onlosmakelijk van de verzorging en loopt verder gedurende gans het verblijf van de patiënt.
2.5. Hoe verloopt een dagje op het revalidatiecentrum Een duidelijk overzichtje om te tonen hoe het eraan toe gaat op het RC zie je op de volgende pagina’s.
15
Uur
Wat doet verpleging
Wat doet patiënt
6.45u – 7.15u
6.45u vroegdienst (V) komt op Kijken welke zone/patiënten je hebt Overdracht van N naar V Controle van de medicatie (klaargezet door nacht) Kijken welke zorgen er moeten uitgevoerd worden
De meeste patiënten slapen nog. Sommige patiënten beginnen rustig wakker te worden.
Afhankelijk van de zorgen die moeten uitgevoerd worden, zullen de patiënten in een willekeurige volgorde gewekt worden. (ptn die op onderzoek moeten gaan voor, ptn die gesondeerd worden, …)
De patiënten wachten tot ze gewekt worden door de verantwoordelijke verpleegkundige van deze zone. Degene die zich zelfstandig kunnen wassen kunnen hier al aan beginnen.
7.15u – 10.00
Na het wassen is het tijd voor De verpleegkundige voert de zorgen uit mobilisatie door de kinesitherapeuten. die nodig zijn, geeft het medicatiedoosje De kine komt dan langs om de spieren aan de patiënt, waar de medicatie inzit van de patiënt minder stijf te maken. voor de ganse dag. De patiënt is zelf Hij mobiliseert als het ware de patiënt verantwoordelijk voor het innemen van voordat deze zijn dag begint met de medicatie.. verscheidene oefeningen. Wanneer de patiënt gemobiliseerd is, kan hij gaan eten in de eetzaal. Sommige patiënten nemen hun ontbijt op hun kamer. Bij patiënten die op hun kamer eten, kan de volgorde van wassen – mobilisatie – eten een beetje wijzigen per dag.
10u-12u
11.30u12.00u 12.00u
12.30u
De verpleegkundigen dekken na een korte pauze de bedden op, vullen het EPD in, dienen zorgen toe indien nodig of op vraag van de patiënten (oproepen).
Patiënt wordt rond 9u verwacht op de therapie (dit is kiné of ergo) Afhankelijk van patiënt tot patiënt, sommige patiënten moeten pas rond 10u op therapie, anderen gaan al om 8u naar de kiné.)
Middagpauze voor de verpleegkundigen en studenten Patiënten in bed leggen die op kamer Patiënten kunnen in de refter gaan eten. eten Sommige patiënten eten op hun kamer Zorgen toedienen (sonderen, …) Patiënt kan na het eten rusten op zijn/haar kamer, kunnen even buiten zitten of kunnen terecht in de ergozaal of kinezaal. 16
13.30u
14.00u
14.1514.45u
14.45u
16.00u
Hier is er een overdracht met de verpleegkundigen en de artsen om problemen te bespreken, medicatie te bespreken, … Patiënten opzetten die op therapie moeten (van bed terug in rolstoel plaatsen) 14.15u komt de laatdienst (L) op, Overdracht van V naar de L. De late kijkt in de pc naar de zorgen die moeten worden toegediend Op maandag worden de nieuwe opnames ook uitvoerig voorgesteld Materiaal klaarleggen voor mensen die zichzelf sonderen, bedpannen op kamers leggen, … Uitvoeren van bepaalde zorgen (sonderen) Sommige patiënten worden al in bed geïnstalleerd
De patiënt wordt opgezet om naar therapie te gaan of wordt gebracht naar therapie Patiënt is op therapie
Patiënten die worden gesondeerd of zichzelf sonderen, komen naar de kamer. De therapie zit er voor de patiënt op. Vanaf 17u mag de patiënt bezoek ontvangen (in het weekend is dit vanaf 14u) De patiënt is nu vrij om te doen wat hij/zij wilt. Zij kan even naar de winkel gaan met bezoek, zij kunnen op hun kamer zitten, kunnen buiten zitten, sommige patiënten gaan iets gaan drinken De patiënt is zelf ook verantwoordelijk voor de toe te dienen zorgen zoals sonderen.
Vanaf 17u
Pauze voor de verpleegkundigen om te eten De verpleegkundige zal vanaf nu verder instaan voor de toe te dienen zorgen (sonderen, in bed leggen,) op de uren Vanaf 18u die nodig zijn of wanneer patiënt in bed wil liggen Ook kunnen de verpleegkundigen vanaf nu het EPD invullen, 22.00Om 22u komt de nacht op. 22.15u Overdracht van L naar N 17.30u
17
Patiënt kan in bed wanneer hij dit wenst. Hier staat geen vast uur op. Het is wel ongeveer de bedoeling dat patiënten in bed liggen wanneer de nachtdienst opkomt. (dit is niet altijd zo)
22.15u6.45u
De N staat in voor het klaarzetten van de medicatie voor de volgende 24u. Ook gaan zij minimaal 2X per nacht systematisch een ronde doen. Dit houdt dan in dat de verpleegkundige sommige patiënten wekt die zichzelf moeten sonderen, zelf patiënten sonderen, sommige nachtmedicatie toedienen, wisselhoudingen aangeven bij de patiënten, …uiteraard reageert de verpleegkundige ’s nachts ook op eventuele oproepen van de patiënten
!!!! De meeste van de patiënten mogen in het weekend naar huis gaan. Zij kunnen kiezen of ze voor 1dag naar huis gaan of voor meerdere dagen met overnachting. De patiënten moeten ten laatste maandag binnen zijn voor de therapie en de verzorging moet al gebeurd zijn. De meeste patiënten komen op zondagavond binnen. De weekendregeling moet op donderdag doorgegeven worden.
Er zijn enkele items die iedere week ook voorkomen op de afdeling. Hieronder een weekschema:
Maan dag Opname Voormiddag
Dinsdag Woens dag Toer met de uroloog
Donder dag
Vrijdag Zater dag
Zondag
Ontslag
Patiënten komen terug uit weekend.
Staf
Opname Namiddag staf
Patiënten gaan op weekend
Opnamestaf: Dit is een stafvergadering met arts, ergotherapeut, kinesist, verpleegkundige, psycholoog, sociale verpleegkundige. Zij bespreken de patiënt uitvoerig op medisch vlak, verpleegkundige kan nog vragen stellen omtrent medicatie, steunbeleid, … Na deze bespreking gaat de ganse staf naar de kamer van de patiënt om kennis te maken en paar concrete dingen te bespreken. Op dinsdag kan de patiënt dan beginnen aan zijn revalidatie. Staf: Ook de huidige patiënten hebben om de 14 dagen een stafvergadering. Zij komen dan zelf naar het staflokaal waar we de huidige situatie bespreken. De patiënt kan hier zelf ook vragen stellen indien nodig.
18
3. Deel 2: De student op stage 3.1. Richtlijnen 3.1.1. Verschillende soorten shiften Je hebt uiteindelijk drie verschillende soorten shiften bij ons op de afdeling Vroege: 6.45u - 14.45u Late: 14.15u – 22.15u Nacht: 22.00u – 7.00u
3.1.2. Aanvang van de stageperiode Je stageperiode start met het aanmelden en voorstellen bij de hoofdverpleegkundige. Hij zal je dan begeleiden en voorstellen aan de verpleegkundige waarmee je samenwerkt en die je een overzicht zal geven van de werking op de dienst.
3.1.3. Verder verloop van de eerste dag De eerste dag zal je een test moeten doen om met het elektronisch patiëntendossier te werken. Wanneer je geslaagd bent voor deze test krijg je een code waarmee je de rest van je stageperiode in het EPD kunt. Wanneer je niet geslaagd bent zul je de test opnieuw moeten doen. Om te slagen voor deze test moet je op voorhand de E-Learning module hebben doorgenomen die te vinden is op de website van UZ Gent. Neem nooit initiatieven (zeker niet op de eerste dag) zonder gediplomeerden te raadplegen. Indien bepaalde patiënten moeten worden gevolgd in het kader van een studie, moet dit gesignaleerd worden aan de hoofdverpleegkundige. 3.1.4. Algemene richtlijnen - aandacht voor persoonlijke hygiëne (propere schort, verzorgd kapsel, naamplaatje dragen en reglementaire voorzorgen betreffende uniform respecteren) - aandacht voor handhygiëne + ontsmetting na elke verzorging - op een beloproep wordt zo snel mogelijk gereageerd - koffiepauze neem je samen met de verpleegkundige waarmee men werkt - Aan stageverslagen kan worden gewerkt tijdens kalme perioden - Slechts na overleg met de hoofdverpleegkundige kan er UITZONDERLIJK een deel van het dossier worden uitgeprint - Dagelijks raadpleeg je de werkverdeling die in de receptie hangt - Verpleegdossier raadplegen en per patiënt de zorgen noteren. - Om 12u gaan de patiënten zoveel mogelijk naar de refter om te eten: eventueel hulp bieden bij het opdienen of eten geven - Je werkt samen met een gediplomeerde, zeker voor de verpleegtechnieken. Voor derdejaars (en ook tweedejaars na Nieuwjaar) is het werken in patiëntentoewijzing toegestaan na overleg
19
3.2. Verwachtingen 3.2.1. Van student naar de afdeling Het ganse verpleegkundig team staat open voor vragen. De eerste dag van de stage krijgt iedere student een rondleiding en algemene informatie over de afdeling. Tevens zijn er verschillende documenten beschikbaar namelijk: standaardbeleiden op intranet, bibliotheek bij de hoofdverpleegkundige… De student staat zelf in voor het invullen van de feedbackfiche. Het is de bedoeling dat zij eerst hun eigen feedback schrijven en daarna feedback vragen aan de verpleegkundige waarmee ze hebben samengewerkt. 3.2.2. Algemene verwachtingen - tijdig aanwezig zijn - toon voldoende inzet, openheid en eerlijkheid - neem initiatief in overleg met de verpleegkundige - toon interesse, durf vragen stellen - zorg voor de netheid en orde in je handelen maar ook tegenover jezelf - neem op rustige momenten nuttige informatie door in verband met de afdeling of de verpleegkundige zorgen - vraag uit eigen beweging om feedback. Je hebt de kans om je leerproces zelf tijdig bij te sturen - werk aan je algemene en persoonlijke doelstellingen - heb een eigen inbreng in de briefing - respecteer het beroepsgeheim, ook tegenover je medestudenten Studenten mogen NOOIT met de aan hen toevertrouwde patiënten hun ziektebeeld en/of evolutie bepraten. Zij moeten ervoor zorgen nooit nota’s achter te laten op de kamers, en er mag zeker geen informatie door de studenten aan familie en/of aan andere patiënten doorgegeven worden. Bij vragen of problemen moet steeds worden doorverwezen naar de arts of de verantwoordelijke verpleegkundige.
Tip: wanneer een zorgvrager een vraag stelt, zeg dan: “ik zal het eens nakijken” in plaats van “ik zal het eens vragen” Dit komt zelfzekerder over.
20