Schriftelijke reacties op consultatie
Inhoudsopgave -
Reactie GGZ Nederland Reactie Nederlandse Associatie Physician Assistants Reactie Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen Reactie Orde van Medisch Specialisten Reactie Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland Reactie Zorgverzekeraars Nederland Verslag consultatiebijeenkomst taakherschikking Consultatiedocument Taakherschikking
Reactie GGZN
Beste Jeroen, Hierbij ontvang je de reactie van GGZ Nederland op het consultatiedocument aangaande taakherschikking. Onze reactie richt zich op het curatieve deel van de ggz. GGZ Nederland deelt de conclusie van de NZa dat er geen financiële belemmeringen bestaan voor taakherschikking in de ggz. De huidige DBC-systematiek kent reeds nu al de mogelijkheid dat alle CONO-beroepen (en dus ook de verpleegkundig specialist en physician assistant) mogen registreren. De verlengde arm constructie kent ook nu al mogelijkheden om ook die taak bij deze doelgroep neer te leggen. De DBC-GGZ systematiek kent echter geen, of slechts beperkt, een relatie met inhoudelijke en kwalitatieve taakbevoegdheden. Denk hierbij aan het registreren van farmacotherapie; de DBC-systematiek kent geen andere beperking dan dat dit alleen geschreven mag worden door een CONO-beroep. De wet BIG en de kwaliteitswet vullen deze bevoegdheden verder aan. In de consultatiebijeenkomst van woensdag 16 november jl. is ook gesproken over deze kwalitatieve inbedding in de structuur. GGZ Nederland is er op dit moment voorstander van om besluiten hierover volledig aan de aanbieders van zorg over te laten. Minister Schippers noemt het genereren van een kwaliteitsimpuls als een van de voordelen van taakherschikking. Hierover geeft de Nza in haar consultatiedocument aan dat ze geen uitspraak kan doen over de gevolgen van taakherschikking voor de kwaliteit van de zorg. Vanuit de rol van de NZa is dit begrijpelijk; echter, GGZ Nederland wil het Ministerie van VWS en de NZa graag meegeven dat de kwaliteit een belangrijk deel is van het geheel en dat dit goed in het oog gehouden moet worden. Vriendelijke groeten, Mede namens Irene Stöver, Ilja Geudens Junior Beleidsadviseur afdeling Financiering en Arbeidszaken
Nederlandse Zorgautoriteit Dhr. Langejan Postbus 3017 3502 GA Utrecht
Betreft:
beantwoording vragen Consultatiedocument Taakherschikking
Datum:
20 november 2011
Geachte heer Langejan, Hierbij ontvangt u de schriftelijke reactie op het Consultatiedocument Taakherschikking, zoals ontvangen op 10-11-2011 en besproken op 16-11-2011. Graag ziet het bestuur van de NAPA haar antwoorden integraal opgenomen in het advies aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Algemene opmerking Graag ziet de NAPA de titel van Physician Assistant correct gespeld. In het document staat zes maal Physician Assistent en de NAPA verzoekt derhalve correctie hiervan.
Met betrekking tot het juridisch kader: Artikelen 2.2.3.1 en 2.2.3.2: Gelet op de AMvB’s betreffende Besluit tijdelijke zelfstandigheid van Physician Assistant (PA) en Verpleegkundig Specialist (VS) ( TK 32.261 nr. 21) zijn naar mening van de NAPA artikelen 2.2.3.1 en 2.2.3.2 juist en volledig geformuleerd. Met name de weergave van het verschil tussen de competenties van de PA en de VS is van belang teneinde gestelde consultatievragen inhoudelijk te kunnen beantwoorden en mogelijke macroeconomische effecten van taakherschikking in een later stadium juist te kunnen berekenen. Met betrekking tot gestelde consultatievragen: Consultatievraag 1: Deelt u de conclusie van de NZa dat er één mogelijke financiële belemmering in de bekostiging is en twee mogelijke financiële belemmeringen in de regelgeving? Antwoord NAPA: De NAPA onderschrijft de beschreven analyse en ziet vooral het face-to-face criterium als belangrijke belemmering voor taakherschikking door PA’s.
Consultatievraag 2: taakherschikking?
Deelt u de visie van de NZa over de huidige mogelijkheden voor
Antwoord NAPA: De NAPA onderschrijft de beschreven mogelijkheden met uitzondering van de beschreven herverdeling inzake het kostendeel en honorariumdeel. De NAPA onthoud zich op dit punt van inhoudelijke beoordeling en neemt derhalve de beantwoording ter kennisneming aan.
Consultatievraag 3: Deelt u de conclusie van de NZa over de wijze waarop belemmeringen weggenomen kunnen worden voor zowel de quick wins als de lange termijn? Antwoord NAPA: De NAPA deelt de conclusie van de NZa inzake zowel de quick-win als de lange-termijn oplossing. In tegenstelling tot de AMvB-VS vermeld de AMvB-PA wel de bevoegdheid tot het zelfstandig stellen van een medische diagnose en het opstellen van een medisch behandelplan. Derhalve denkt de NAPA dat de beschreven aanbevelingen noodzakelijk zijn om succesvol taakherschikking door PA’s te realiseren. Consultatievraag 4:
Heeft u aanvullingen op de gevolgen voor de publieke belangen?
Antwoord NAPA: De NAPA heeft geen kwantitatieve gegevens inzake de genoemde operante variabelen maar is van mening dat het beantwoorden van een eventuele latente zorgvraag vanuit hulpverleners-perspectief juist wel wenselijk is. Anderzijds vraagt de NAPA zich af of dit per definitie een stijging van de totale zorguitgaven tot gevolg heeft. Afgezien van de huidige kwaliteitseisen waarbij blijkbaar toch een latente zorgvraag mogelijk zou kunnen zijn is er voldoende evidence voor daling van de totale zorguitgaven bij toename van primaire preventie in de ESZ en optimalisatie van secundaire preventie in de TSZ.
Consultatievraag 5: Deelt u de conclusie van de NZa dat er geen financiële belemmeringen bestaan voor de taakherschikking in de GGZ? Antwoord NAPA: De NAPA deelt op dit punt de mening van de NZa niet. Nu is er op basis van het beschreven kader in het Consultatiedocument geen enkele taakherschikking door de PA in de GGZ mogelijk. De NAPA is van mening dat er een eenvoudige oplossing is door de PA aan de CONO / VWS Beroepenschema voor eerste en tweede lijn GGZ in het Cluster Medische beroepen toe te voegen. Indien gedragen door de NZa zal de NAPA hiertoe een voorstel indienen bij VWS.
Hopende u hiermee voldoende van dienst te zijn geweest verblijven wij, hoogachtend,
W.H. van Unen MPA Bestuurslid NAPA
NAPA
Opleiding en Registratie
F. de Roo MPA Voorzitter NAPA
Postbus 20054, 3502 LB Utrecht
Mercatorlaan 1200 Postbus 20057 3502 LB Utrecht Telefoon (030) 28 23 650 Telefax (030) 28 23 651 E-mail
[email protected]
Mr.drs. dhr. T.W. Langejan NZa Postbus 3017 3502 GA Utrecht
Onze referentie
Uw referentie
Datum
JdJ/HT/jw/20111201
---
20 november 2011
Onderwerp
Eerste reactie OMS op consultatiedocument taakherschikking
Geachte heer Langejan, Via deze brief wil de OMS haar eerste reactie geven op het consultatiedocument taakherschikking (tweedelijns somatische zorg en curatieve GGZ). Gezien de gegeven termijn van consultatie (7 werkdagen) is de OMS niet in de gelegenheid geweest om het consultatiedocument met de wetenschappelijke verenigingen te bespreken. De OMS hecht eraan dit belangwekkende onderwerp grondig te bespreken met de achterban. Vandaar dat u nu een eerste reactie ontvangt en een uitgebreidere reactie volgt na afstemming met de wetenschappelijke verenigingen. De OMS ziet taakherschikking als een van de oplossingen om de toenemende zorgvraag in de komende jaren op te vangen. Momenteel vindt er al volop taakherschikking plaats. Lokaal krijgt dit al zijn invulling. Over de inzet en kosten van de genoemde beroepsgroepen in de brief van het Ministerie van VWS worden afspraken gemaakt tussen raad van bestuur en medisch specialisten (al dan niet verenigt in het collectief) Deze taakherschikking vindt in het kader van de kwaliteit wel plaats in het kader van de verlengde arm constructie. Dat is ook een prima zaak. De medisch specialist is de spil in kwalitatief goede tweedelijnszorg. Het uitgangspunt van de huidige wetgeving rond taakherschikking is dat er onderscheid is tussen complexe en niet complexe handelingen. Wat dit concreet omhelsd is nog niet gedefinieerd. Zolang nog niet door de beroepsgroepen is vastgesteld wat complexe en niet complexe handelingen zijn is het in het belang van de kwaliteit en veiligheid van de patiënt essentieel dat het hoofdbehandelaarschap bij de medisch specialist blijft liggen. Momenteel is het zelfstandig openen en sluiten van een DBC voorbehouden aan een medisch specialist. In het consultatiedocument wordt gesproken om dit principe los te laten. De OMS verbaast dit aangezien de genoemde beroepsgroepen niet het gehele product leveren, maar net als de ondersteunende medisch specialisten een deelproduct leveren binnen de
bladzijde 2 JdJ/HT/jw/20112810
DBC/zorgproduct. Als de deelproducten uit de DBC zorgproducten apart decelarabel worden dient dit ook plaats te vinden voor de ondersteunende specialismen. Het is de vraag of deze versnippering wenselijk is. Daarnaast verwijst de huisarts een patiënt niet door naar de genoemde beroepen, maar naar de medisch specialist in de tweede lijn. Zowel patiënt als huisarts gaan er dus van uit dat bij het eerste bezoek aan het ziekenhuis de medisch specialist wordt gezien. De OMS hecht dan ook aan het contact tussen patiënt en medisch specialist . De medisch specialist kan een deel van de taken onder verantwoordelijkheid delegeren maar blijft ten allen tijden de supervisie en medische/kwalitatieve eindverantwoordelijkheid houden over het diagnose- en behandeltraject van de patiënt. Dit kan en mag niet “zomaar” herschikt worden naar andere beroepen. In dit kader is de OMS dan ook voorstander van de koppeling tussen eindverantwoordelijkheid van een medisch specialist en het openen/sluiten van een DBC, omdat op deze wijze de keten van zorg gewaarborgd is. De OMS heeft met de overheid een afspraak gemaakt over de transitiefase tot 2015. Tot 2015 gelden de afspraken over het beschikbare macrokader medisch specialisten. Door de inzet van hulppersoneel kan meer productie met de zorgverzekeraars worden afgesproken. Hierbij kan geen sprake zijn van budgetoverdracht. Binnen het beschikbare budget worden immers meer patiënten gezien. De discussie over taakherschikking is in dezen een zaak van het lokale overleg. Dit proces zal worden vergemakkelijkt vanaf 2015 als het integraal tarief wordt ingevoerd. De medisch specialisten zullen onderhandelen met de raad van bestuur over de activiteiten die door de medisch specialisten worden geleverd alsmede de hoogte van het tarief dat hiermee gemoeid is. Ook dan zullen afspraken worden gemaakt welke andere behandelaren betrokken zijn bij de productie en onder wiens verantwoordelijkheid. De OMS wil de NZa erop wijzen dat binnen de huidige regelgeving er geen enkele belemmering is om gekwalificeerd personeel voor deeltrajecten binnen de DBC’s/zorgproducten in te zetten. Hierover worden lokaal al afspraken over gemaakt. Er is geen enkele belemmering dit vorm te geven. De Nza stelt dat binnen de GGZ er geen probleem zijn ten aanzien van taakherschikking. Technisch inhoudelijk klopt dit maar de OMS wil u erop wijzen dat de afgelopen jaren in de praktijk veel psychiaters op velerlei vlakken (van zorgcontractering tot bepaling van tariefhoogte) last hebben gehad van de versnippering van het tarief van diverse behandelaren. Het is zeer de vraag of de GGZ een leidend voorbeeld moet zijn voor de somatiek. De OMS denkt van niet. Tenslotte merkt de OMS op dat de NZa ten aanzien van de publieke belangen kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid de pijler kwaliteit negeert. Volgens de OMS kunnen er geen stappen worden gezet zolang deze pijler niet wordt meegewogen in de besluitvorming. Mocht u nog aanvullende vragen hebben of in overleg willen treden dan vernemen wij dat graag,
bladzijde 3 JdJ/HT/jw/20112810
Met vriendelijke groet,
Janko de Jonge Voorzitter Kamer Vrij Beroep Orde van Medisch Specialisten
bladzijde 4 JdJ/HT/jw/20112810
Nederlandse Zorgautoriteit Postbus 3017 3502 GA Utrecht
Utrecht, 22 november 2011
Betreft: Reactie V&VN op consultatiedocument ‘taakherschikking’ NZA
Geachte heer Weijers,
De beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) heeft met belangstelling het consultatiedocument ‘Taakherschikking’ van de NZa gelezen. Na de installatie in 2009 van de eerste verpleegkundig specialisten in het specialistenregister ervaart deze beroepsgroep veel belemmeringen in de uitvoering van haar vak. Hoewel er hard gewerkt wordt om de laatste stappen in het formaliseren van de (tijdelijke) wettelijke bevoegdheden te zetten, is het traject nog niet afgerond. Het in kaart brengen van de financiële belemmeringen die deze groep ervaart zien wij als een belangrijkste stap om een krachtige impuls te geven aan taakherschikking. Dit geldt eveneens voor de drie groepen van gespecialiseerd verpleegkundigen: oncologie-, diabetes-, en longverpleegkundigen. In onze reactie willen wij eerst in gaan op de algemene (inleidende) passages van het consultatiedocument en geven daarna een reactie op de vijf consultatievragen uit het consultatiedocument. Taakherschikking in de wet BIG In de uitleg over de wet BIG (pagina 9) staat een passage over de ‘verlengde arm’ aangegeven, waarbij activiteiten uitgevoerd worden door bijvoorbeeld verpleegkundigen in opdracht van de arts. Hierbij staat ook aangegeven dat de verantwoordelijkheid bij de medisch specialist blijft liggen. Dit is niet juist. De term ‘verlengde arm’ is verouderd en stamt uit de periode voor de Wet BIG. Met de komst van de wet BIG hebben verpleegkundigen en andere BIG-geregistreerde beroepen een eigen verantwoordelijkheid in de zorgverlening. Een verpleegkundige moet dus verantwoording kunnen afleggen over haar eigen beroepsmatig handelen, en kan deze verantwoordelijkheid niet bij de medisch specialist leggen. Opleidingsprofielen en beroepscompetenties bepalen de reikwijdte van het deskundigheidsgebied van deze zorgverlener. In paragraaf 2.2.1 staat aangegeven welke beroepen een aantal voorbehouden handelingen mogen uitvoeren. In de tekst staat niet expliciet aangegeven dat het hierbij gaat om het zelfstandig indiceren en uitvoeren van de voorbehouden handeling. Dit sluit niet uit dat anderen ook deze voorbehouden handelingen mogen uitvoeren, maar dan wel onder direct toezicht van een zelfstandige bevoegde. Dit wordt nu niet duidelijk aangegeven. Op pagina 10 staat kort aangegeven welke bevoegdheden de verpleegkundig specialist heeft in relatie tot de physician assistant. De laatste alinea van paragraaf 2.2.3.2. is niet juist. De verpleegkundig specialist krijgt niet alleen de (tijdelijke) bevoegdheid tot het uitvoeren van bepaalde voorbehouden handelingen maar ook tot het indiceren van voorbehouden handelingen. Eén van deze voorbehouden handelingen is het voorschrijven van UR-geneesmiddelen. In tegenstelling tot wat het consultatiedocument aangeeft mag de verpleegkundige specialist multidisciplinaire zorg en behandeling indiceren, uitvoeren, regisseren, het behandelplan maken, verwijzen naar collega zorgverleners, en geconsulteerd worden. Verder kan de verpleegkundig specialist voorbehouden handelingen zelf uitvoeren of een opdracht daartoe verlenen aan een ander (mits deze bekwaam is de handeling uit te voeren). Bovenstaande informatie is na te lezen in de (concept) Algemene Maatregel
1
van Bestuur , en het vastgestelde competentieprofiel van de verpleegkundig specialist. De verpleegkundig specialist heeft wel degelijk een behandelverantwoordelijkheid. Bekostiging tweedelijns somatische zorg In paragraaf 3.2.2 staat een passage over de poortspecialist in relatie tot hoofdbehandelaar genoemd. In deze alinea staat aangegeven dat een poort-specialist een medisch specialist is naar welke een patiënt verwezen wordt voor medisch specialistische zorg. Ook wordt gesteld dat de poortspecialist ook wel hoofdbehandelaar wordt genoemd. Hieruit zou afgeleid kunnen worden dat alleen de medisch specialist hoofdbehandelaar kan zijn, en dat is niet juist. Ook de verpleegkundig specialist kan hoofdbehandelaar zijn, de huidige praktijk laat dit nu al zien. De handreiking 2 ‘Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg (2010) wordt niet gesproken over hoofdbehandelaar maar over inhoudelijk eindverantwoordelijk voor de behandeling. De handreiking geeft aan dat in een situatie waarin verschillende zorgverleners gelijktijdig betrokken zijn bij de behandeling van de cliënt, het duidelijk moet zijn wie van hen verantwoordelijkheid is voor de inhoud van de onderdelen van de behandeling en of er sprake is van een inhoudelijk eindverantwoordelijke. De deskundigheidsgebieden en competenties van de betrokken zorgverleners dienen daarbij leidend te zijn. Dit hoeft dus niet uitsluitend een medisch specialist te zijn, maar kan ook een verpleegkundig specialist zijn. In paragraaf 3.2.1. staat aangegeven hoe het tarief voor de DBC is opgebouwd. Bij de uitwerking van het kostendeel van de DBC staat dat medewerkers die werkzaam zijn in een instelling hieruit worden betaald. Men spreekt over een groep niet-medisch specialisten. De NZa gaat hierbij voorbij aan het feit dat er ook specialisten werkzaam kunnen zijn in de andere art. 3 beroepen, bijvoorbeeld de ziekenhuisapotheker, de klinisch psycholoog en de verpleegkundig specialist. Consultatievragen Consultatievraag 1 & 2: V&VN deelt de mening van de NZa dat er bij de tweedelijn somatische zorg sprake is van één financiële belemmering in de bekostiging, en twee mogelijke financiële belemmeringen in de regelgeving. De huidige definiëring van poortspecialisme, hoofdbehandelaar, en de taakstelling van de verpleegkundig specialist is in dit consultatiedocument niet juist. Voor het wegnemen van financiële belemmeringen bij taakherschikking vindt V&VN het wenselijk om de restrictie, alleen face-to-face contact, helemaal weg te halen en alle Biggeregistreerde beroepen de mogelijkheid te geven tot het declareren van klinische DBC’s. Vergelijkbaar met de situatie in de GGZ waarbij iedere Biggeregistreerde zorgverlener die tevens vermeld staat in de CONO-beroepenstructuur een DBC mag openen als hij/zij een patiënt kan typeren. Hierdoor worden ook de financiële belemmeringen voor de gespecialiseerd verpleegkundige die de bevoegdheid krijgt tot het voorschrijven van URgeneesmiddelen weggenomen. Consultatievraag 3: V&VN ziet twee mogelijkheden voor een quick-win situatie: definiëring van de poortspecialist verruimen, óf de mogelijkheid tot het declareren van DBC’s te ontkoppelen van de poortwachterfunctie. V&VN heeft de voorkeur voor het ontkoppelen van de poortwachterfunctie. Hiermee wordt de mogelijkheid gecreëerd dat meer beroepen de mogelijkheid krijgen om DBC’s te declareren. V&VN geeft de voorkeur aan een brede toegang voor alle Biggeregistreerde beroepen. Consultatievraag 4: V&VN heeft geen verdere aanvullingen op de gevolgen voor het publieke belang die al aangegeven zijn in het consultatiedocument. Consultatievraag 5: In de GGZ ziet V&VN geen financiële belemmeringen vanuit de optiek van de NZa of het ministerie van VWS. De huidige financiële belemmeringen die verpleegkundigen en verpleegkundig specialisten ervaren in de GGZ zijn van organisatorische of culturele aard. In de GGZ 1
De Algemene Maatregel van Bestuur voor de verpleegkundig specialist (en voor de PA) moet nog door de voorhangprocedure en definitief worden vastgesteld door de Eerste en Tweede Kamer. 2 handreiking ‘Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerken in de zorg’, KNMG, V&VN, KNOV, KNGF, KNMP, NIP, NVZ, NFU, GGZ Nederland, NPCF, januari 2010.
is de hoofdbehandelaar niet per definitie de medisch specialist (psychiater of geriater). Helaas constateert V&VN dat zorgverzekeraars de beleidsregels dusdanig interpreteren dat het lijkt dat alleen (klinisch) psychologen en psychiaters (beiden artikel 14 specialisten) de DBC mogen openen. De verpleegkundig specialist in de GGZ is echter ook een artikel 14 specialist en opgeleid in het stellen van diagnoses en initiëren en indiceren van behandeling in GGZ. De beroepsvereniging vindt het van groot belang dat alle belemmeringen rondom taakherschikking worden weggenomen. De financiële belemmeringen zijn een groot obstakel in het voortvarend doorzetten van de beweging van taakherschikking, V&VN is dan ook zeer verheugd dat de NZa dit vraagstuk oppakt. Indien u vragen heeft naar aanleiding van deze schriftelijke reactie op het consultatiedocument dan is mevr. F. Bolle (06-10905197 of
[email protected]) u graag van dienst.
Met vriendelijke groet
Atie Schipaanboord Directeur V&VN
Reactie ZN
Geachte heer Weijers, in aanvulling op onze inbreng tijdens de consultatiebijeenkomst op 16 november ’11 bij deze onze belangrijkste opmerkingen bij het consultatiedocument taakherschikking. ZN is van mening dat de discussie over belemmeringen voor taakherschikking niet los gevoerd kan worden van datgene wat ermee beoogd wordt. VWS stelt in de adviesaanvraag dat van taakherschikking een kwaliteitsimpuls uitgaat, naar onze mening is dat zeker niet zonder meer het geval en is het van groot belang om zorgvuldig situaties te definiëren waarin taakherschikking zonder kwaliteitsverlies mogelijk is. Dat er doelmatigheidswinst mogelijk is door lager gekwalificeerde zorgverleners in te zetten waar tot nu toe poortspecialisten het alleenvertoningsrecht hadden, ligt voor de hand en maakt het interessant om de mogelijkheden ten volle te benutten. Ook de verwachte toenemende capaciteitsproblemen en tekort aan gekwalificeerde krachten in de zorg maken dat het nodig is om de beroepen uit het experimenteerartikel van de BIG naar vermogen in te zetten. Inzake de tweedelijns somatische zorg onderschrijft ZN de conclusie van de NZa dat er een mogelijke financiële belemmering in de bekostiging en twee mogelijke financiële belemmeringen in de regelgeving zijn, maar wij maken daarbij twee kanttekeningen. Ten eerste gaat het niet om absolute belemmeringen. Ook als deze niet uit de weg zouden worden geruimd, zijn er mogelijkheden voor taakherschikking. Voor een deel geeft u die zelf ook al aan, ze liggen echter vooral in het segment met vrije prijzen. De tweede kanttekening heeft betrekking op de belemmering dat een poortspecialist nodig is om een niet-klinische DBC te openen. Overwogen wordt als quick win deze belemmering weg te nemen. Naar onze mening moet duidelijker worden gesteld waar het om gaat: niet om het openen van een niet-klinische DBC, maar om het openen van een initieel subtraject (het starten van een behandeling). Vervolg-DBC’s hoeven in DOT niet te worden geopend, die worden automatisch geopend nadat het initiële subtraject op het standaardmoment wordt gesloten. Voor het openen van een initieel subtraject (het stellen van een diagnose en opstellen van een behandelplan) is naar onze mening medische expertise nodig. Dat zou dus eventueel wel kunnen worden overgelaten aan een physician assistant, maar niet aan een verpleegkundig specialist in onze ogen. Het vervolgtraject van maximaal 365 dagen moet ook tot een declareerbaar DBC-product leiden als er alleen contacten met de verpleegkundig specialist in voorkomen. Mede met het oog op de risico’s die in paragraaf 3.6.2 van het consultatiedocument worden beschreven, vinden wij dat de omschrijving van de quick win in het consultatiedocument nuancering behoeft. Wij steunen wel het functioneler omschrijven van een polikliniekbezoek, hetgeen ook om andere redenen dan taakherschikking gewenst is. Inzake de GGZ concludeerde u dat taakherschikking reeds mogelijk is. Op zich is dit correct, echter, hier geldt het zelfde argument als in de somatische zorg. Taakherschikking kan ook in de GGZ niet losgezien worden van een kwaliteitskader. Ook hier geldt namelijk de vraag in hoeverre het mogelijk is om activiteiten bij lager gekwalificeerd personeel te beleggen tegen lagere kosten zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit (of misschien zelfs een verbetering oplevert). Om deze reden hebben zorgverzekeraars bijvoorbeeld via een drietal circulaires bepaald wie er als hoofdbehandelaar kan optreden in de GGZ (en daarmee om kwaliteitsgronden juist de groep behandelaren die een DBC kan openen sterk ingeperkt).
Met vriendelijke groet, Martin Potjens, beleidsadviseur Gerrit Salemink, medisch adviseur
Consultatiebijeenkomst Advies taakherschikking Datum: 16 november 2011 Tijd: 15:30 uur Locatie: NZa Aanwezig
Mevr. Leistra (VWS), dhr. Oppenheim (VWS), dhr. Lamers (ZKN), mevr. Geudens (GGZ-NL), mevr. Stöver (GGZ-NL), mvr. Toornstra (OMS), dhr. Oerlemans (NVZ), dhr Van Unen (NAPA), dhr. De Roo (NAPA), dhr. Salemink (ZN), dhr. Potjens (ZN), mw Van de Hoeven (NFU), dhr. De Bos (NFU), dhr. Scholten (NVZ), mevr. Bolle (V&VN), mevr. Van de Velde (NVZ), dhr. Vrijhoeven (Voorzitter, NZa), dhr. Weijers (NZa), mevr. Polman (NZa), mevr. Lops (NZa) Afwezig
Notulist
Mevr. Lops
Vooraf Alle aanwezigen worden welkom geheten en de vergaderorde wordt besproken. Afgesproken wordt om eerst de GGZ (consultatievraag 5) te bespreken en dan de somatiek (vraag 1 t/m 4). Er wordt mede gedeeld dat er een beknopt verslag van deze bijeenkomst wordt gemaakt. Tot dinsdag 22 november hebben aanwezigen de mogelijkheid hebben om schriftelijk te reageren op het conceptadvies. GGZ Consultatievraag 5: Deelt u de conclusie van de NZa dat er geen financiële belemmeringen bestaan voor taakherschikking in de GGZ? ZN vindt het advies te beperkt, omdat het onderdeel kwaliteit niet aan de orde komt. Zij wil duidelijkheid over het te hanteren kwaliteitskader voor taakherschikking. Dit moet leidend zijn bij de inkoop van zorg. Met veel vrijgevestigden is kwaliteit moeilijk te controleren. De V&VN reageert richting ZN dat er wetenschappelijke onderbouwde bewijzen zijn dat taakherschikking resulteert in een kwaliteitsverbetering van de geleverde zorg. In die zin is de discussie of taakherschikking leidt tot een betere kwaliteit van zorg een gepasseerd station aldus V&VN. GGZ-NL deelt de conclusie van de NZa, als geredeneerd wordt vanuit de techniek. OMS geeft aan dat het technische zin klopt. Echter, NZa gaat voorbij aan de discussie wie welke zorg mag leveren binnen een DBC. Hierover zijn bij de totstandkoming van de DBC-systematiek veel inhoudelijke discussies gevoerd. De OMS begrijpt de afbakening van de NZa ten aanzien van kwaliteit, maar de OMS is van mening dat de pijler kwaliteit essentieel is bij de weging van de besluitvorming. V&VN constateert dat de NZa slechts een klein deel van het spectrum beschrijft, namelijk de bekostiging en de mogelijkheid daarin voor taakherschikking. Er zijn geen financiële belemmeringen, maar V&VN signaleert organisatorische belemmeringen. V&VN wil graag dat de NZa standpunten verduidelijkt naar het veld. Het gaat om de volgende vragen: Wat is wel en wat is niet mogelijk op het gebied van taakherschikking binnen de bestaande regelgeving? Dit gaat meer om een verduidelijking van de regelgeving waar nodig (interpretatie) en verruiming waar mogelijk? Verder benadrukt de V&VN dat taakherschikking noodzakelijk is om de toenemende zorgvraag op te vangen zonder dat de kosten van de zorg
Kenmerk
Pagina
1 van 5 Kenmerk
exorbitant stijgen. Taakherschikking kan veel geld besparen mits het ook voldoende wenselijk tot stand komt.
Kenmerk
Pagina
Somatiek Consultatievraag 1: Deelt u de conclusie van de NZa dat er één mogelijke financiële belemmering in de bekostiging is en twee mogelijke financiële belemmeringen in de regelgeving? NVZ ziet geen andere problemen en geeft aan dat de analyse van de NZa correct is. Daarnaast geeft zij aan voorstander te zijn van taakherschikking binnen de ziekenhuizen. ZN onderschrijft de belemmeringen die de NZa signaleert. Daarbij benadrukt ZN dat deze belemmeringen relatief zijn. Zij vraagt zich af of de onmogelijkheid om een DBC te openen daadwerkelijk een belemmering voor taakherschikking is? Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen de verpleegkundig specialist (hierna: VS) en de physician assistant (hierna: PA). Het ligt meer voor de hand om de mogelijkheden voor het openen van DBC’s te verruimen voor PA’s, omdat zij ook zelfstandig een diagnose mogen stellen. VWS verduidelijkt dat met de wetswijziging een VS zelfstandig voorbehouden handelingen mag indiceren. Dit ligt sterk aan tegen het stellen van een diagnose. OMS mist in het stuk de gevolgen van het Budgettair Kader Zorg (BKZ) voor medisch specialisten (macrokosten plaatje). Om taakherschikking mogelijk te maken zouden het BKZ van de medisch specialisten en het BKZ van het ziekenhuis met elkaar moeten communiceren1. Het maken van afspraken over taakherschikking zal nu vooral in lokaal overleg moeten plaatsvinden. Bij de invoering van integrale tarieven in 2015 wordt het maken van afspraken over taakherschikking vergemakkelijkt. ZN geeft aan dat als taakherschikking leidt tot substitutie met de eerste lijn, er ook overheveling moet plaatsvinden van het BKZ van de tweede naar de eerste lijn. ZN geeft aan dat als taakherschikking leidt tot substitutie met de eerste lijn, er ook overheveling moet plaatsvinden van het BKZ van de tweede naar de eerste lijn. NVZ geeft aan dat in 2015 integrale tarieven komen. Daarmee is het punt ten aanzien van het BKZ opgelost. Taakherschikking is niet van de ene op de andere dag gerealiseerd. NFU ziet geen belemmering in het maximumtarief en deelt de analyse van de NZa op hoofdlijnen. V&VN constateert dat de NZa een aantal onjuiste uitgangspunten en definities hanteert over de bevoegdheden PA en VS hanteert in hoofdstuk 2. Dit werkt door in het gehele stuk. V&VN zal dit meegeven aan de NZa in haar schriftelijke reactie. Consultatievraag 2: Deelt u de visie van de NZa over de huidige mogelijkheden voor taakherschikking? 1
In de schriftelijke reactie op het consultatiedocument heeft de OMS het volgende aangegeven: “De OMS heeft met de overheid tot 2015 een afspraak gemaakt over het macrokader medisch specialisten. Door de inzet van hulppersoneel kan meer productie met de zorgverzekeraars worden afgesproken. Hier kan geen sprake zijn van budgetoverdracht. Binnen het beschikbare budget worden immers meer patiënten gezien.”
2 van 5
& Consultatievraag 3: Deelt u de conclusie van de NZa over de wijze waarop belemmeringen weggenomen kunnen worden voor zowel de quick wins als de lange termijn? Heeft u aanvullingen hierop? NFU geeft aan dat binnen DOT de zorgproducten worden afgeleid middels de grouper. Door dit afleidingsmechanisme is het onderscheid tussen gecompliceerde en niet-gecompliceerde behandelingen minder goed te bewerkstelligen. Hierdoor is het complexer om taakherschikking bij minder complexe behandelingen mee te nemen in de prijssetting richting de zorg verzekeraar. Daarnaast kan er maar 1 tarief worden afgesproken per zorgproduct. NZa zegt dat de regelgeving niet verbiedt dat er verschillende tarieven per declaratiecode worden gehanteerd. NVZ en ZN delen dit punt van de NFU niet. Dit is inherent aan een systeem dat werkt met gemiddelden, de afleiding van producten hierbij speelt geen rol. NVZ noemt het punt dat de taakherschikking tussen de gynaecoloog en de verloskundige als goed voorbeeld in de praktijk waar taakherschikking werkt. De NVZ is van mening taakherschikking een financiële kwestie is. Veldpartijen komen hier onderling niet uit omdat de gevestigde orde geen belang erbij heeft om taakherschikking te laten slagen. Door deze verschillende belangen dient de overheid een meer leidende rol op zich te nemen om taakherschikking af te dwingen in plaats van enkel en alleen de mogelijkheden voor taakherschikking te vergroten. NVZ geeft aan onvoldoende in te kunnen schatten welke impact het omzetplafond van de medische specialisten heeft op taakherschikking. De NVZ zou graag dit aspect verder uitgewerkt zien in paragraaf 3.5.1. NFU vindt de voorwaarde face-to-face contact een belemmering voor taakherschikking. De medisch specialist is eindverantwoordelijk. Bij vervolgtrajecten kan de VS of de PA het alleen af, de medisch specialist moet dan monitoren wat de VS of PA doet. OMS hecht waarde aan het contact tussen medisch specialist en patiënt, dit hoeft niet altijd face-to-face te zijn. Een medisch specialist moet altijd een eerste intake doen om een goede diagnose te stellen. Ook hier komt het kwaliteitspunt om de hoek kijken. Wie bepaalt wie welke zorg mag leveren binnen een zorgproduct. OMS vindt het belangrijk dat de medisch specialist de eindverantwoordelijkheid houdt over de diagnose en het behandeltraject van de patiënt. V&VN geeft aan dat het nu al gebeurt dat VS-en poli’s doen en de medisch specialist op de achtergrond is. De VS heeft ook een eigen professionele verantwoordelijkheid. NVZ geeft aan dat de VS en PA moeten weten wanneer zij een medisch specialist moeten inschakelen. Dit is geen rol voor de regels van de NZa, die moeten daar niet op sturen. GGZ-NL constateert dat een parallel tussen de GGZ en somatiek gemaakt kan worden. In GGZ kunnen alle BIG-geregistreerde beroepen een DBC openen. Dit kan ook in de somatiek ingevoerd worden. NVZ en V&VN kunnen zich in dat voorstel vinden. Consultatievraag 4: Heeft u aanvullingen op de gevolgen voor de op publieke belangen?
Kenmerk
Pagina
3 van 5
NVZ vindt dat alinea 3.6.2. nu te negatief is weergegeven. Het feit dat Kenmerk door taakherschikking extra werk gedaan kan worden, levert ook wat op. Daarnaast leidt marktwerking ook tot betaalbaarheid, doordat het Pagina aanbod van de zorg zal stijgen kunnen mogelijk de prijzen ook omlaag 4 van 5 gaan hetgeen de betaalbaarheid ten goede komt. Dat is onvoldoende verwerkt in het stuk. NFU mist aanvullend ook de opmerking dat taakherschikking belangrijk is voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en daarmee op de toegankelijkheid op lange termijn. V&VN beaamt dit. Daarbij vult V&VN aan dat door taakherschikking de aantrekkelijkheid van het beroep verpleegkundige kan worden vergroot. NFU vindt dat het face-to-face criterium losgelaten moet worden, in plaats van verruimen naar ear-to-ear en bit-to-bit. NVZ is het daar mee eens, regels lopen altijd achter op de ontwikkelingen in het veld. OMS geeft aan dat het face-to-face criterium tevens een belemmering is voor e-health. Activiteiten moeten wel kenmerkend gemaakt worden, anders leiden de geregistreerde activiteiten af tot een lager mandje. Zoals nu het geval is bij telefonisch consult, dat niet zichtbaar te registreren is. NZa nuanceert de dit punt door aan te geven dat er een onderscheid gemaakt moet worden. Ten eerste is er de vraag of een poortspecialist een face-to-face contact moet hebben of dat dit ook iemand anders zou kunnen zijn. Dit is het punt voor taakherschikking. Ten tweede hoort de NZa de wens van het veld om ear-to-ear en bit-tobit contacten declarabel te maken. Dit is een verzoek om het toevoegen van een activiteit in DOT (en hoort niet bij taakherschikking). OMS zegt dat het advies zich specifiek op de PA en VS richt, terwijl er ook allerlei problemen spelen bij optometristen en orthoptisten. De NZa geeft aan dat dit te maken heeft met de reikwijdte van de Wmg. In het besluit uitbreiding en beperking Wmg (bub-Wmg) staat dat optometrie en orthoptie wel onder tarief- en prestatieregulering vallen indien dit geleverd wordt door of vanwege een instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen óf deel uitmaakt van een prestatie of geheel van prestaties waarvoor een tarief in rekening wordt gebracht. GGZ-NL zegt dat ditzelfde probleem speelt bij orthopedagogen in de GGZ.