Paul VAN AKEN SCHOONHEID IN DE DUISTERNIS: KLASSIEKE MUZIEK EN DE KAMPEN In zijn boek Ik, de ander (1997) vertelt de Hongaarse romancier Imre Kertész (Budapest 1929, Nobelprijs Literatuur 2002) dat hij op diverse plaatsen een lezing hield met als titel De holocaust als cultuur. Hoe schokkend een dergelijke formulering ook mag zijn, toch schuilt er veel waarheid in zijn benadering. In tegenstelling tot wat Theodor W. Adorno schreef, met name dat het barbaars is na Auschwitz nog poëzie te schrijven, pleit Kertész, en velen met hem (zoals o.m. blijkt uit het literaire oeuvre van Primo Levi), voor een kunst die weigert de holocaust in de oubliëttes van de geschiedenis te laten verdwijnen. Nagenoeg het hele literaire oeuvre van Kertész handelt immers over zijn ervaringen als jonge gevangene in de Duitse kampen en de trauma’s die er na de bevrijding op volgden. Een van de middelen waarmee hij de collectieve vergetelheid tegen wil gaan, is precies het houden van lezingen waarop hij verschillende aspecten van de kampen en de gevangenschap toelicht. Zijn conférence over ‘de holocaust als cultuur’ past helemaal in deze context: het betreft hier immers een realistische benadering van een onderwerp dat nog steeds voor een deel in de taboesfeer vertoeft en dat hij daaruit wil bevrijden. In deze korte bijdrage zal ik het evenwel niet hebben over de literatuur na de apocalyptische gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar wel over de inspiratiebron die de concentratiekampen en de holocaust zijn geweest voor de klassieke muziek na 1945. Deze tekst is geen analyse van composities en compositietechnieken, maar een kort overzicht van muzikale werken die de tragiek van de kampen als onderwerp hebben. Iedereen kent natuurlijk de cyclus van de Mauthausenliederen van Mikis Theodorakis, maar ook zijn Liturgie Nr. 2 (1982) is aan dit thema gewijd. De ondertitel luidt: Den Kindern, getötet in Kriegen, en centraal in het werk staat een korte ode aan Anne Frank, op tekst van de componist zelf. Het werk is gecomponeerd voor twee gemengde koren (a cappella) en is gebaseerd op teksten van Tasos Livadhitis en Theodorakis zelf. Het is voorts geconcipieerd als een nachtwake zoals die in de Grieks-orthodoxe liturgie voorkomt, en bestaat uit 14 delen die een zekere symmetrie vertonen. Zo is het eerste gedeelte een Abendgebet, waarvan de eerste verzen als volgt luiden: ‘Ich öffne die Pforte am Abend und halte das Licht empor, um euch, die ihr irrt und verzweifelt, zu weisen den Sicheren Port.’ Het laatste deel is dan een Morgengebet, gepresenteerd als een psalm voor de liefde. Daar wordt ook duidelijk dat het volledige werk inderdaad het verloop van de nacht heeft gevolgd, en dat de ondertoon toch de hoop op een betere toekomst is. Ook andere componisten zouden naar die schrijnende en mensonterende gebeurtenissen teruggrijpen, zoals Arnold Schönberg met het koorwerk Ein Ueberlebender aus Warschau (voor spreker, mannenkoor en orkest, op. 46 (1947), of Krzysztof Penderecki met zijn wereldberoemd Pools Requiem (1980-1984). Het werk van Schönberg is een typisch voorbeeld van zogeheten ‘Sprechgesang’, een muzikale vorm die hij reeds in zijn beroemde
Pierrot Lunaire op. 21 had geïntroduceerd. Hij schreef het stuk in heel korte tijd, nadat hij via diverse getuigenissen had gehoord van de opstand in het getto van Warschau en de onderdrukking ervan. Er is dan ook een verteller, die zijn verhaal doet als getuige, als overlevende, waardoor het geheel ook overkomt als een belangrijke boodschap die eigenlijk ook licht in de duisternis wil brengen. In zijn Pools requiem vat Penderecki weliswaar verschillende gebeurtenissen uit de Poolse geschiedenis samen, maar belangrijke delen ervan verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog: de opstand in het getto van Warschau of de dood van de Franciscaanse monnik Kolbe, die in Auschwitz overleed. Overigens werd een al even schitterend requiem aan deze man opgedragen door een andere Poolse componist, Wojciech Kilar (1932). Aan de basis van deze compositie lag de film van Krzysztof Zanussi over de geestelijke die in Auschwitz vrijwillig de plaats van een terdoodveroordeelde innam en er in 1941 stierf. Kolbe was reeds gearresteerd als directeur van een belangrijke uitgeverij, werd later vrijgelaten, maar ging gewoon door met zijn werk. Dat werd hem fataal: nadat hij eerst in een Poolse gevangenis opgesloten was geweest, werd hij naar het vernietigingskamp overgebracht. De geschiedenis van pater Kolbe en het eerbetoon via de muziek is zeker geen alleenstaand geval. De Duitse toondichter Dieter Schnebel (1930) droeg zijn Missa (voor vier solostemmen, twee koren, orgel en orkest, 1984/1987) o.m. op aan Dietrich Bonhoeffer, de protestantse theoloog die in 1945 in het kamp Flossenburg werd terechtgesteld. De mis werd opgevoerd onder de titel Dahlemer Messe, zo genoemd naar de Berlijnse voorstad Dahlem, dat het centrum was van het kerkelijke verzet tegen de Nazi’s. Bonhoeffer was inderdaad opgepakt wegens zijn verzet tegen de dictatuur. Na de oorlog werden zijn geschriften (dagboeken, brieven, preken, gedichten en beschouwingen) gepubliceerd, o.m. in het prachtige Widerstand und Ergebung (Verzet en overgave), waarin een schat aan gedachten is opgenomen. Toch blijft de muziek rond dit thema niet beperkt tot de naoorlogse periode. Reeds geruime tijd voor het uitbreken van de oorlog en de nazistische aanpak van gevangenen in concentratiekampen, waarschuwden componisten in hun werk voor de gevaren. Een voorbeeld hiervan is Hans Eisler (1898-1962). Hij werkte in de jaren dertig aan zijn Deutsche Sinfonie op. 50, die hij eerst omschreef als ‘Konzentrationslagersymphonie’, en later de ondertitel ‘Eine antifaschistische Kantate’ meegaf. Oorspronkelijk heette het werk AntihitlerSymphonie, en zou onder die titel in 1937 in Parijs worden opgevoerd, maar onder druk van de Nazi’s werd het werk van het programma afgevoerd. De creatie van de symfonie zou pas in 1959 plaatsvinden. Niet onbelangrijk is ook dat delen van de symfonie geïnspireerd zijn op gedichten van Bertold Brecht, de schrijver die ook door andere ‘entartete’ componisten zoals Kurt Weill veelvuldig werd getoondicht. Muziek in Terezin Het concentratiekamp dat wellicht het meest met klassieke muziek wordt geassocieerd, is het Tsjechische Terezin (Theresienstadt). Op 24 november 1941 arriveerden de eerste joodse gevangen in dit kamp. Tijdens het tweede transport werden muziekinstrumenten binnen gesmokkeld en al heel snel werden er in het geheim concerten georganiseerd. Toen deze activiteiten door de kampdirectie werden ontdekt, beseften de Nazi’s dat ze daar handig gebruik van konden maken om de buitenwereld een voor hen flatterend beeld van Terezin op
te hangen. De ‘Freizeit-Gestaltung’ (de administratie voor de vrijetijdsactiviteiten) werd door het Nazi-SS-commando ingesteld. Een propagandafilm, Der Führer schenkt den Juden eine Stadt, en een georkestreerd bezoek van het Rode Kruis aan het kamp, moesten Theresienstadt voorstellen als een soort cultureel kuuroord, waar joodse kunstenaars hun oeuvre konden ontwikkelen. Maar vele gevangenen overleefden de oorlog niet: Theresienstadt was immers een doorgangsstation op weg naar Auschwitz. Componisten die in Terezin verbleven en er werkten, waren Gideon Klein (1919-1945 in het concentratiekamp Fürstengrubbe), Viktor Ullmann (1898-1944 in Auschwitz), Hans Kràsa (1899-1944 in Auschwitz), Karel Berman (1919, die de oorlog overleefde) en Pavel Haas (1899-1944 in Auschwitz), deze laatste overigens een leerling van Karel Janacek. Men heeft lang gedacht dat het vroege werk van Klein verloren was gegaan, tot men in 1970 een aantal nummers voor kamermuziek ontdekte, die hij in de periode 1938-1940 had geschreven. Daaronder bevindt zich het mooie tweede strijkkwartet op. 2, dat in augustus 1940 ontstond en aan zijn zuster Eliska was opgedragen. In het kamp maakte hij niet alleen arrangementen voor koren, maar componeerde hij ook twee werken voor strijkers en een pianosonate. Het strijktrio werd zijn laatste opus, dat hij nog in oktober 1944 voltooide. Wellicht de meest aangrijpende compositie over Theresienstadt is een werk van Franz Waxman (1906-1967), Das Lied von Terezin, volledig gewijd aan de kinderen die in het concentratiekamp het leven lieten. Zijn generatiegenoot Eric Zeisl (1905-1959) componeerde op zijn beurt een Requiem Ebraico (Hebreeuws requiem), waaraan een gelijkaardige inspiratie ten grondslag ligt. Kinderen waren ook zowel inspiratiebron als uitvoerders van de kinderopera Brundibar, die oorspronkelijk in 1938 was geschreven door Hans Kràsa op een libretto van Adolf Hoffmeister. De partituur ging verloren, maar Kràsa slaagde er in het kamp in een nieuwe versie te componeren aan de hand van de pianopartituur die was binnengesmokkeld. Uiteraard diende deze versie te worden aangepast aan de instrumenten die voorhanden waren, maar na de première in september 1943 waren er nog meer dan vijftig uitvoeringen. Tragisch detail: nagenoeg alle kinderen die daarbij waren betrokken, werden een jaar later naar Auschwitz getransponeerd, met de bekende gevolgen. Moderne componisten Terezin was niet het enige kamp waar muziek werd geschreven en beoefend. Ook elders, zelfs in Auschwitz en Buchenwald gebeurde dat. Een van de bekendste voorbeelden, dat bovendien nog een symbolische titel droeg, was het schitterende Quatuor pour la fin du temps van de Franse componist Olivier Messiaen. Ook zogeheten ‘moderne’ componisten blijven gefascineerd door de holocaust. De Italiaan Luigi Nono (1924-1990) schreef in 1965 zijn Ricorda cosa ti hanno fatto in Auschwitz. Daarmee verzet hij zich tegen de interpretatie van de holocaust als een ‘abstract’ gegeven. Zoveel miljoen doden is weliswaar moeilijk door het verstand te vatten, maar het betreft hier, aldus de stelling van Nono, zoveel miljoen maal een individu dat het herdenken waard is. Maar de ware bedoeling van de componist ligt veel dieper: met zijn muzikaal werk protesteert hij immers tegen de bourgeoiscultuur die van op afstand toekijkt en die Auschwitz als een fetisj beschouwt, maar tegelijk blind blijft voor de eigentijdse volkerenmoorden zoals in
Viëtnam. Op die manier neemt de herinnering aan Auschwitz concreet gestalte aan, met name die van het humanistische engagement. In 1976 tenslotte ontstond de meest indrukwekkende muziek die aan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog herinnert: de derde symfonie, op. 36, van de Poolse componist Henryk Gorecki (1933), voor sopraan en orkest, die de titel Symfonie van de droevige liederen meekreeg. Zelden werden verdriet en lijden zo mooi uitgedrukt als in dit meesterwerk. Het werk bestaat uit drie delen. Het eerste is geïnspireerd op een 15de-eeuws Pools gebed dat bekend is onder de titel Klacht van het heilige kruis. Deze achtergrond is meteen ook bepalend voor de toon en het tempo van de hele symfonie. Wie oppervlakkig luistert, hoort slechts een schijnbaar eindeloze herhaling van een vrij eenvoudige structuur, maar in wezen gaat het om uiterst subtiele variaties die de tragiek van het onderwerp beklemtonen. Daarbij speelt de sopraan een centrale rol. Gorecki gebruikte voor de tekst o.m. een Pools Ave Maria en aantekeningen van gevangenen in het hoofdkwartier van de Nazi’s in Zakopane. Er zijn natuurlijk nog andere muzikale werken rond dit thema, niet alleen in de concertzaal, maar ook bijvoorbeeld in de film. Maar met de summiere selectie die hier bijeen werd gebracht, kan al een mooie en ingetogen herinnering gestalte worden gegeven. Wanneer men deze en andere muziekstukken beluistert, komt men inderdaad tot de vaststelling dat de titel die Kertész gebruikte, een kern van waarheid bevat: De holocaust als cultuur. Alleen hebben de woorden in deze titel een andere betekenis gekregen. Eén enkele vaststelling blijft: zelfs in de diepste duisternis kan schoonheid ontstaan. TIPS VOOR DE KLAS Leestip : - BOERS, Walter, Eén Volk, Eén Lied, Joodse en Arische muziek in het Derde Rijk, Antwerpen/Baarn, Hadewijch/BRTN/VAR, 1995, 199 p., ISBN 905240-285-X In dit boek wordt er dieper ingegaan op de opstelling van de nazi’s tegenover de muziek van Mendelssohn, Mahler, Schönberg en de andere Duitsers van joodse afkomst. Tegelijk wordt er toegelicht hoe de Duitse muziekwereld (met o.m. Hindemith, Richard Strauss en Karl Orff) zich aanpaste aan het nazi-regime en hoe de nazi’s er in geslaagd zijn om de Duitse muziek onder controle te krijgen. - KARAS, Joza, La musique à Térézin 1941-1945, Paris, Gallimard, 1994, 237 p. Referentiewerk over het muziekleven in Terezin tijdens de bezettingsjaren en de verschillende componisten die er actief waren. Karas is de man die in 1970 de verloren gewaande muziekstukken van Kràsa heeft teruggevonden en is ook de bezieler van het ‘Karas String Quartet’. - VANHOECK, Roger, Verboden Muziek, Waasmunster, Abimo, 2003, 104 p. ISBN 9059320-92-1 Verboden Muziek is een jeugdroman geschreven voor jongeren van 13 tot 16 jaar. Alles draait er om het fictieve levensverhaal van Serge Goldberg: een joodse, door vioolmuziek gepasionneerde jongen. Tijdens de bezettingsjaren wordt hij vanuit Mechelen gedeporteerd naar Auschwitz-Birkenau, maar hij weet er te overleven doordat hij als violist wordt opgenomen in het kamporkest.
Discografie : - EISLER, Hans, Deutsche Sinfonie , op. 50 An Anti-Fascist Cantata, Gewandhausorchester Leipzig, o.l.v. Lothar Zagrosek, CD, London, Decca, 1996, 448 389-2 - GORECKI, Henryk, Symphony n° 3 Opus 36, door David Upshaw and London Sinfonietta, o.l.v. David Zinman, CD, Nonesuch, 1992, B000005J1C - HAAS, Pavel & BERMAN, Karel, Composers from Theresienstadt 1941-1945, CD, Amsterdam, Holland: Englewood, N.J. : Channel Classics, 1991, CCS 3191 - KILAR Wojciech, Requiem Père Kolbe, door Orchestre Philarmonique National de Pologne, o.l.v. Kazimierz Kord, Editions Jade, 1995, CD 74321 39653-2 - KLEIN, Gideon & ULLMAN, Viktor, Chamber Music from Terezin 1941-1945, door Hawthrone String Quartet, CD, Channel Classics, 1991, CCS1691 - KLEIN, Gideon, HAAS, Pavel, e.a., Composers of the Holocaust, Downtown Music Productions, o.l.v. Mimi Stern-Wolfe, Leonarda, LE343 - KRÀSA, Hans, Brundibar: A Children’s Opera in Two Acts. Music from Terezin, o.l.v. Robert de Cormier, CD, New York, Arabesque Recordings # 6680, 1996, ASIN B000000T9E - KRÀSA, Hans, Composers from Theresienstadt 1941-1945, door The La Roque Quartet, CD, Amsterdam, Holland: Englewood, N.J.: Channel Classics, 1992, CCS 3792 - MESSIAEN Olivier, Quatuor pour la fin du temps, door Fernandez/Deplus/Neilz/Petit, o.l.v. Marcel Couraud, Cd, Erato, 1993, B 000005EAH - NONO, Luigi, Ricorda cosa ti hanno fatto in Auschwitz, door Stefania Woytowitz, Sopran; Kinderchor des Piccolo Teatro; (P) 1968/1992; Sony SK 53360 - PENDERECKI, Krystof, A Polish Requiem / The Dream of Jacob, door het Royal Stockholm Philharmonic Chorus, o.l.v. Penderecki, Cd, Chandos Records, 1996, 9511594592 - SCHNEBEL, Dieter, Missa. Dahlemer Messe, door RIAS-Kammerchor, Südfunk-Chor Stuttgart, SWF-Sinfonieorchester Baden-Baden, o.l.v. Zoltan Pesko, Wergo 6218-2 (2 CD); Baden-Baden, 1991. - SCHÖNBERG, Arnold, Ein Ueberlebender aus Warschau, door Wiener Philarmoniker o.l.v. Claudio Abbado, CD, Universal Vertrieb GmbH, 1993. - THEODORAKIS, Mikis, Ballad of Mauthausen, Six Songs, met Maria Farantouri, CD, London, EMI, 1999, ASIN B0000648G2 - THEODORAKIS, Mikis, Liturgie nr. 2, pour les enfants tués dans les guerres, door het Dresdner Kreuzchor, o.l.v. Martin Flämig, CD, Berlin, Berlin Classics, 1982, 0011282BC - ULLMAN, Viktor, The Terezin Music Anthology, Volume I, Westbury, NY: Koch International, 1991, Snell Media CDS 1583 - WAXMANN, Franz, The song of Terezin, & ZEISL, Eric, Requiem Ebraica, door Rundfunk – Sinfonieorchester, - Chor und Kinderchor Berlin, o.l.v. Lawrence Foster, London, Polygramm Records, 1999, CD 460 211. Gepubliceerd in Auschwitz Bulletin 2000, januari-maart 2004, nr. 16