Samenwerkende ZZP’ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom?
Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP’ers in de zorg die willen gaan samenwerken met andere ZZP’ers en wat zijn hierbij de voor- en nadelen voor de ZZP’ers en wat zijn de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de zorg?
E.M. Bruins| 279683
Stichting ZorgpleinNoord | Dr. E.H. Offers Hanzehogeschool Groningen | Marc Dankbaar
Haren, 11 juni 2015
Haren, 16 juni 2014
Samenwerkende ZZP’ers in de zorg- en welzijnssector: Hoe en waarom? Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP’ers in de zorg die willen gaan samenwerken met andere ZZP’ers en wat zijn hierbij de voor- en nadelen voor de ZZP’ers en wat zijn de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de zorg?
Liza Marie Bruins 279683
Haren, 11 juni 2015
Afstudeeronderzoek Sociaal Juridische Dienstverlening Hanzehogeschool Groningen
Opdrachtgever:
Stichting ZorgpleinNoord
Praktijkbegeleider:
Dr. E.H. Offers
Afstudeerdocent:
Marc Dankbaar
ZorgpleinNoord-reeks Beschikbaar op www.zorgpleinnoord.nl 14
Schade bij een ingeleende werknemer, wiens zorg? Een onderzoek naar werkgeversaansprakelijkheid voor schade bij de werknemer bij het in- en uitlenen van personeel tussen zorg- en welzijnsorganisaties Eline Poelman, juni 2014
13
Nulurencontracten in de zorg. Waarom en kan het ook anders? Waarom en kan het ook anders? Lotte Bouwmeester, juni 2014
12.
Cao's in transitie Een onderzoek naar de juridische aspecten van samenlopende cao's in de sector zorg & welzijn Berlinde Woelderink, september 2013
11.
Btw, een hele zorg Een onderzoek naar de fiscale aspecten van arbeidsmobiliteit in de sector zorg & welzijn Miranda Bouma, juni 2013
10.
Zuidoost-Drentse arbeidsmarkt van zorg en welzijn Een regionaal arbeidsmarktonderzoek voor de zorg- en welzijnssector in Zuidoost-Drenthe Dominika P. Duplicka, maart 2013
9.
Kennisdeling in lerende netwerken Een onderzoek naar de condities die kennisdeling in lerende netwerken tot stand brengen Vivienne C. Greveling, augustus 2012
8.
Bevlogen leiden in de zorg Naar aanleiding van de masterthesis ‘Engaging leadership in health care organizations: the mediating role of work engagement’ Koos van der Kleij, februari 2012
7.
Een onderzoek naar de loopbanen van verpleegkundigen Waarom (g)een loopbaanstap? Karin Meijboom, september 2011
6.
Zorgen voor morgen Hoe voorkomen we een tekort aan hoger opgeleid personeel in de zorg in Noordoost-Groningen? Femke Nijdam, juli 2011
5.
BBL in zorg en welzijn Onderzoek naar BBL-plaatsen in zorg en welzijn Petra Molenaars, mei 2011
4.
Van reageren naar anticiperen Strategische personeelsplanning voor de Zorg Lotte Speelman, november 2010
3.
Uitstroom van personeel onder de loep Arbeidsmarkt voor zorg en welzijn in Noord-Nederland Ellen Offers, oktober 2009
2.
Zorgen voor toekomstig personeel Onderzoek naar de uitstroom van personeel in de zorg- en welzijnssector in Noord-Nederland Valerie Rings, juli 2009
1.
De arbeidsmarkt voor Zorg en Welzijn in Groningen en Drenthe Kwantitatieve Analyse Ellen Offers, juni 2009 © 2015 ZorgpleinNoord Publicatie van cijfers en/of tekst uit dit werk is toegestaan, mits de bron wordt vermeld
Samenvatting Dit onderzoek is verricht in opdracht van Stichting ZorgpleinNoord te Haren. In dit onderzoek staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Welke juridische samenwerkingsvormen zijn er voor ZZP’ers in de zorg die willen gaan samenwerken met andere ZZP’ers en wat zijn hierbij de voor- en nadelen voor de ZZP’ers en wat zijn de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de zorg? Om tot een volledig antwoord op deze centrale vraag te komen zijn er een aantal deelvragen geformuleerd. Deze deelvragen worden beantwoord aan de hand van de gegevens uit de literatuur en de praktijk. Vervolgens worden deze gegevens met elkaar vergeleken en met elkaar in verband gebracht in het analyse hoofdstuk. Op basis van de bestudeerde literatuur wordt allereerst antwoord gegeven op de vraag wanneer er sprake is van een ZZP’er in de zorg- en welzijnssector. Voor de beantwoording van deze vraag is gebruik gemaakt van literatuur, wet- en regelgeving en jurisprudentie. Gezien het feit dat de ZZP’ers in de zorg momenteel erg in de actualiteit zijn, is er ook veelvuldig gebruik gemaakt van kamerstukken en kamerbrieven. In het kader van dit onderzoek is sprake van een ZZP’er indien er geen sprake is van een werknemer in de zin van het burgerlijk recht, het sociaalzekerheidsrecht en het fiscale recht. Tevens moet een ZZP’er als ondernemer worden aangemerkt in het kader van de inkomstenbelasting en dient hij, gezien de kwaliteitswetgeving rond de zorgverlening, zelf verantwoordelijk en aansprakelijk te zijn voor de zorgverlening. De conclusie van deze eerste deelvraag vormt het startpunt voor de tweede deelvraag. De volgende deelvraag betreft de vraag welke samenwerkingsvormen geschikt zijn voor ZZP’ers in de zorg. Voor de beantwoording van deze deelvraag worden verschillende samenwerkingsvormen uit het Burgerlijk Wetboek geanalyseerd. Er worden alleen samenwerkingsvormen geanalyseerd die, gezien de voorwaarden waaraan een ZZP’er moet voldoen, het mogelijk maken om zelfstandig te blijven binnen de samenwerkingsvorm. Naar verwachting zijn dit de coöperatie, de stichting, de V.O.F. en de maatschap. Om antwoord te kunnen geven op de deelvragen die betrekking hebben op de praktijk, zijn interviews afgenomen met opdrachtgevers uit de thuiszorg en met samenwerkende ZZP’ers. Tevens is een interview gehouden met de regiomanager van ZorgpleinNoord om te achterhalen wat ZorgpleinNoord signaleert in de regio ten aanzien van de samenwerkende ZZP’ers. De interviews met de samenwerkende ZZP’ers hebben vooral informatie opgeleverd over de motieven om te gaan samenwerken, de voor- en nadelen die zij ervaren en hoe zij de samenwerkingsvorm hebben ingericht. Hieruit kwam naar voren dat ZZP’ers vooral gaan samenwerken omdat zij dan in aanmerking komen voor meer en grotere opdrachten. Daarnaast kunnen ZZP’ers door samen te werken bepaalde activiteiten, bijvoorbeeld de administratie, bij de samenwerkingsvorm neerleggen waardoor de ZZP’ers zich meer kunnen richten op de zorgverlening. Ook het delen van bepaalde kosten wordt als motief genoemd om te gaan samenwerken. Voordelen aan de samenwerking met andere ZZP’ers zijn onder meer dat de ZZP’ers 24-uurszorg kunnen leveren. Als individu is dit niet op te brengen. Door samen te werken kan er een team van een aantal ZZP’ers worden opgesteld die samen 24-uurszorg gaan leveren bij de cliënt. Weinig ZZP’ers ondervinden nadelen aan de samenwerking. Een enkeling gaf aan dat het regelmatig vergaderen als een nadeel wordt ervaren. De geïnterviewde ZZP’ers zijn allen werkzaam in een coöperatie. Opvallend is dat er binnen de regio (provincie Groningen en Drenthe) voornamelijk coöperaties van samenwerkende ZZP’ers in de zorg bestaan. De ZZP’ers gaven aan dat de coöperatie voor hen de meest geschikte
samenwerkingsvorm is, omdat de coöperatie de mogelijkheid biedt om de aansprakelijkheid voor financiële tekorten uit te sluiten. Hierdoor kunnen de ZZP’ers niet aansprakelijk gesteld worden voor tekorten die veroorzaakt zijn door een ander binnen de samenwerkingsvorm. Dit wordt door de ZZP’ers als erg belangrijk ervaren. Tevens gelden er, wanneer wordt samengewerkt in een coöperatie, weinig verplichtingen voor de ZZP’ers onderling. Op die manier kunnen de ZZP’ers hun eigen onderneming blijven voortzetten, zonder veel verplichtingen bij komen. Dit wordt door alle ZZP’ers als reden benoemd waarom zij hebben gekozen voor een coöperatie. De geïnterviewde opdrachtgevers gaven aan dat het voordeel aan het werken met samenwerkende ZZP’ers is dat zij 24-uurszorg kunnen leveren. Op de ZZP’ers is, in tegenstelling tot de reguliere werknemers, geen cao van toepassing. Hierdoor zijn de opdrachtgevers niet gebonden aan maximum werktijden. Voordeel hiervan is dat er voor de levering van 24-uurszorg kleinere teams gemaakt kunnen worden die de cliënt voorzien van 24-uurszorg. Ook voor de cliënt is dit prettig omdat hij hierdoor minder verschillende gezichten ziet. Andere aspecten die door de opdrachtgevers worden benoemd zijn dat de samenwerkende ZZP’ers continuïteit van zorg kunnen leveren. De ZZP’ers kunnen in geval van ziekte of vakantie een ander binnen de samenwerkingsvorm vragen om de werkzaamheden over te nemen, waardoor de cliënt van de nodige zorg voorzien kan blijven. De overige voordelen die door de opdrachtgevers worden benoemd hebben niet specifiek betrekking op samenwerkende ZZP’ers, maar hebben ook betrekking op een ZZP’ers als individu. Deze voordelen zijn onder meer dat ZZP’ers kwalitatief goede zorgverleners zijn. Zij kiezen bewust voor het ondernemerschap in de zorg en wanneer zij geen goede zorgverleners waren, konden zij niet voor zichzelf beginnen Daarnaast brengt het werken met een ZZP’er, in principe, geen onverwachte extra kosten met zich mee. Wanneer vaststaat dat een ZZP’er daadwerkelijk wordt aangemerkt als ondernemer, hoeft de opdrachtgever geen loonheffingen af te dragen. Ook is er geen betalingsverplichting voor de opdrachtgever in geval van ziekte of vakantie. Dit duidelijke kostenplaatje wordt door de opdrachtgevers als prettig ervaren. Wel blijkt uit dit onderzoek dat de vraag of iemand daadwerkelijk een ZZP’er is, niet altijd eenvoudig is vast te stellen en afhankelijk is van meerdere factoren. Twee van de opdrachtgevers hebben een eigen coöperatie van ZZP’ers opgestart waarmee gewerkt wordt. De motieven van de opdrachtgevers om te kiezen voor een coöperatie komen overeen met de motieven van de ZZP’ers om te kiezen voor een coöperatie. Op basis hiervan zou gesteld kunnen worden dat de coöperatie ook voor de opdrachtgevers in de zorg een geschikte samenwerkingsvorm is. De belangrijkste conclusies die op basis van dit onderzoek naar voren komen zijn dat er door ZZP’ers in de zorg binnen de regio voornamelijk gewerkt wordt in coöperaties. Het grote voordeel van een coöperatie, dat door de ZZP’ers wordt benoemd, is de mogelijkheid om de aansprakelijkheid voor financiële tekorten uit te sluiten. Een ZZP’er wil wanneer hij gaat samenwerken zoveel mogelijk zijn eigen onderneming voortzetten, hierbij wil hij niet aansprakelijk gesteld worden voor financiële tekorten veroorzaakt door een ander binnen de coöperatie. Een ander gegeven dat op basis van dit onderzoek naar voren is gekomen, is dat er momenteel voornamelijk door thuiszorginstellingen wordt gewerkt met samenwerkende ZZP’ers. De reden hiervan is dat samenwerkende ZZP’ers erg geschikt zijn voor de verlening van 24-uurszorg omdat er op hen geen cao van toepassing is. Omdat er momenteel weinig door zorg- en welzijnsinstellingen gewerkt wordt met samenwerkende ZZP’ers, kan ZorgpleinNoord naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek de bij hen aangesloten organisaties informeren over de voordelen die de samenwerkende ZZP’ers kunnen bieden. Samenwerkende ZZP’ers zijn onder meer geschikt om de flexibiliteit van de organisatie te behouden. Deze conclusie vormt een belangrijke aanbeveling naar aanleiding van dit onderzoek.
Voorwoord Naar aanleiding van een sollicitatieprocedure bij het Kenniscentrum Arbeid heb ik de opdracht gekregen om dit onderzoek te verrichten in opdracht van Stichting Zorgpleinnoord te Haren. De ondersteuning die ik tijdens de afstudeerperiode heb ontvangen van het Kenniscentrum Arbeid heb ik als erg prettig ervaren. Ongeveer maandelijks was er een bijeenkomst waarbij we inhoudelijk veel over de onderzoeksopdrachten hebben gesproken. Er was ruimte voor tips en feedback. Hier heb ik veel aan gehad. Ik wil het Kenniscentrum Arbeid dan ook bedanken voor hun kennis en ervaring waarmee zij mij erg hebben geholpen bij dit onderzoek. Gedurende de afstudeerperiode ben ik vaak bij ZorgpleinNoord geweest om te werken aan mijn onderzoek. Dit was gezellig, maar ook leerzaam. Met Ellen Offers (mijn praktijkbegeleidster) heb ik één keer in de twee weken afgesproken om te praten over de voortgang van het onderzoek. Zij heeft mij hierbij erg geholpen. Daarnaast waren alle medewerkers van ZorgpleinNoord erg behulpzaam, bijvoorbeeld met het werven van kandidaten voor de interviews. Het was fijn dat iedereen zo betrokken was en ik wil iedereen hier dan ook voor bedanken. Tot slot wil ik ook Marc Dankbaar, mijn begeleider vanuit de Hanzehogeschool Groningen, bedanken voor zijn kennis en tijd. Hij heeft mij erg geholpen bij het structureren van mijn informatie en daarnaast heeft hij mij weer de goede kant op gewezen wanneer ik het even niet meer zag zitten. Liza Marie Bruins Groningen, 11 Juni 2015.
Verkorte Inhoudsopgave Samenvatting Hoofdstuk 1:
Inleiding
9
Hoofdstuk 2:
Methodologische verantwoording
13
Hoofdstuk 3:
Zelfstandig ondernemerschap in de zorg
17
Hoofdstuk 4:
ZZP’ers in de zorg in een collectief
29
Hoofdstuk 5:
Onderzoekspunten op basis van de literatuur
41
Hoofdstuk 6:
Bevindingen in de praktijk
42
Hoofdstuk 7:
Analyse: geschikte samenwerkingsvormen voor ZZP’ers op basis van de literatuur en de praktijk
49
Hoofdstuk 8:
Conclusies en aanbevelingen
53
Lijst van veel voorkomende afkortingen
57
Bronnenlijst
58
Bijlagen
61
Inhoudsopgave Samenvatting 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.5.1 1.5.2 1.5.3 1.6 1.6.1 1.6.2 1.7
Inleiding Opdrachtgever Probleembeschrijving Onderzoeksfase Eerdere onderzoeken Het onderzoek Doelstelling van het onderzoek Centrale onderzoeksvraag Deelvragen Onderzoeksmethoden Literatuuronderzoek Interviews Leeswijzer
9 9 9 10 10 11 11 11 11 11 11 11 12
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Methodologische verantwoording Inleiding Voorbereidingsfase Literatuuronderzoek Praktijkonderzoek Analyse Kwaliteiten en beperkingen van het onderzoek
13 13 13 13 14 16 16
3. 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.5
Zelfstandig ondernemerschap in de zorg Inleiding (On)zelfstandigheid Inleiding Werknemer of opdrachtnemer? Sociaal zekerheidsrecht Fiscale aspecten Onderscheid tussen de werknemer en de opdrachtnemer Ondernemer voor de inkomstenbelasting Inleiding De onderneming en de ondernemer Een ZZP’er en de inkomstenbelasting Kwaliteit van zorgverlening door zelfstandig ondernemers in de zorg Inleiding Kwaliteitswet zorginstellingen Wet kwaliteit klachten en geschillen in de zorg Een ZZP’er en de kwaliteitswetgeving rondom de zorgverlening Conclusie: Wanneer is sprake van een ZZP’er in de zorg- en welzijnssector?
17 17 17 17 18 20 21 23 24 24 24 25 25 25 25 26 28 28
4. 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2. 4.2.3
ZZP’ers in de zorg in een collectief Inleiding Overeenkomst tussen het collectief en de opdrachtgever Inleiding Directe contractering Indirecte contractering
29 29 30 30 30 31
4.3
Overeenkomst tussen een ZZP’er binnen het collectief en de opdrachtgever Inleiding Directe contractering Indirecte contractering Geschikte samenwerkingsvormen voor ZZP’ers Inleiding Voorwaarden voor de verschillende samenwerkingsvormen en de interne verhoudingen Minder geschikte samenwerkingsvormen voor samenwerkende ZZP’ers Conclusie: Wat zijn de mogelijke juridische samenwerkingsvormen voor ZZP’ers in de zorg?
32
5. 5.1 5.2
Onderzoekspunten op basis van de bestudeerde literatuur Inleiding Onderzoekspunten
41 41 41
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Bevindingen in de praktijk Inleiding Waarom gaan ZZP’ers in de zorg samenwerken? Voor welke rechtsvorm kiezen de samenwerkende ZZP’ers en waarom? Inrichting samenwerkingsvorm Voor- en nadelen aan de samenwerking voor de samenwerkende ZZP’ers Motivatie van opdrachtgevers om te werken met samenwerkende ZZP’ers Voor- en nadelen voor de opdrachtgever ten aanzien van de samenwerking samenwerkende ZZP’ers Conclusie
42 42 42 43 43 44 45 46
Analyse: Geschikte samenwerkingsvormen voor ZZP’ers op basis van de literatuur en de praktijk Inleiding Waarom gaan ZZP’ers in de zorg samenwerken? Voor welke rechtsvorm kiezen samenwerkende ZZP’ers en waarom? Inrichting van de samenwerkingsvorm Conclusie: De samenwerkingsvorm(en) die aansluit(en) op de belangen van de opdrachtgevers en de ZZP’ers
49
Conclusies en aanbevelingen Inleiding Wat is belangrijk voor ZZP’ers in de zorg die gaan samenwerken? Mogelijke juridische samenwerkingsvormen en de ervaringen uit de praktijk De samenwerkingsvormen Voor- en nadelen voor de samenwerkende ZZP’ers Voor en nadelen voor de opdrachtgevers Aanbevelingen
53 53 53 54 54 54 54 55
4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.5 4.6
6.8 7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
8. 8.1 8.2 8.3 8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.4
32 32 33 33 33 33 39 39
47
49 49 49 50 52
Lijst van veel voorkomende afkortingen
57
Bronnenlijst
58
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
61 62 63
1. Inleiding 1.1 Opdrachtgever De opdrachtgever voor dit onderzoek is stichting ZorgpleinNoord, hierna ZPN. ZPN is een onafhankelijke stichting waarbij ruim 170 zorg- en welzijnsorganisaties zijn aangesloten. ZPN adviseert deze organisaties ten aanzien van arbeidsmarktvraagstukken, mobiliteit en imago. Tevens is ZPN er voor werknemers. Op de site vind je een groot aanbod van vacatures in de zorg- en welzijnssector. Ook worden loopbaantrajecten, workshops en trainingen aangeboden aan werknemers in deze sector. ZPN streeft ernaar om arbeidsvraag- en aanbod in de zorg- en welzijnssector met elkaar in balans te brengen.1 ZPN heeft het Kenniscentrum Arbeid gevraagd om dit onderzoek te doen. Vervolgens heeft het Kenniscentrum Arbeid een student geworven die in nauwe samenwerking met hen dit onderzoek zal uitvoeren. 1.2 Probleembeschrijving In de zorg- en welzijnssector zie je steeds meer dat men zich als zelfstandige zonder personeel, hierna: ZZP’er, aanbiedt. Een definitie van een ZZP’er is niet opgenomen in de wet. Wel staat vast dat een ZZP’er een zelfstandig ondernemer is en geen personeel in dienst heeft. Aan welke regelgeving een ondernemer moet voldoen om als ZZP’er aangemerkt te kunnen worden zal in dit onderzoek worden behandeld. In de meeste gevallen zijn ZZP’ers in de zorg ervaren ex-werknemers die niet meer in vast dienstverband bij een zorginstelling willen werken.2 Om meer naamsbekendheid te krijgen, meer opdrachten binnen te halen maar ook om kennis met elkaar te delen kiezen veel ZZP’ers ervoor om te gaan samenwerken met andere ZZP’ers. Een andere belangrijke reden dat ZZP’ers ervoor kiezen om te gaan samenwerken is dat zij, net als andere zorgaanbieders, continuïteit in de zorg willen bieden naar hun cliënten toe.3 ZZP’ers die zich in een bepaalde samenwerkingsvorm4 hebben verenigd kom je steeds meer tegen in de zorg- en welzijnssector. Voor verschillende partijen is een onderzoek naar dit verschijnsel van belang: Voor opdrachtgevers in de zorg in de regio5 is het van belang om te weten wat nu juist het voordeel is om te werken met samenwerkende ZZP’ers. Waar moeten opdrachtgevers rekening mee houden wanneer zij werken met samenwerkende ZZP’ers en welke voordelen kunnen deze samenwerkende ZZP’ers bieden? ZPN heeft een adviserende rol ten aanzien van opdrachtgevers in de zorg in de regio. Een opdrachtgever in het kader van dit onderzoek kan een zorginstelling, zorgkantoor, zorgverzekeraar of een cliënt zijn. Dit is afhankelijk van de zorg die verleend wordt en van de contractspartner van de ZZP’er(s). Daarnaast kan een opdrachtgever in het kader van dit onderzoek een thuiszorginstelling zijn. Een thuiszorginstelling wordt in het kader van dit onderzoek niet aangemerkt als zorginstelling, vanwege het feit dat een thuiszorginstelling geen instelling is waarbinnen ook daadwerkelijk zorg wordt verleend aan inwonende cliënten. Onder een zorginstelling in het kader van dit onderzoek wordt dus verstaan de instelling waarbinnen zorgvragende cliënten wonen. Omdat samenwerkende ZZP’ers zich steeds meer aanbieden in de zorg- & welzijnssector wil ZPN dat door middel van dit onderzoek de juridische samenwerkingsvormen voor ZZP’ers in kaart worden 1
‘Wie zijn wij?’ ZorgpleinNoord, www.zorgpleinnoord.nl geraadpleegd op: 1 december 2014 ‘Stichting ZZP Nederland: De belangenbehartiger voor zelfstandigen’ ZZP-Nederland, www.zzp-nederland.nl geraadpleegd op: 29 november 2014 3 ‘Verzekeraar contracteert meerdere coöperaties van zzp’ers’ Lextabak, www.lextabak.nl geraadpleegd op: 29 november 2014 4 Met de termen samenwerkingsvorm, rechtsvorm, samenwerkingsverband en collectief wordt in het kader van dit onderzoek hetzelfde bedoeld. Ze worden dan ook door elkaar gebruikt in dit onderzoek. 5 Provincie Groningen en Drenthe 2
9
gebracht. ZPN vindt het belangrijk dat hierbij zowel de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de zorg als de voor- en nadelen voor de samenwerkende ZZP’ers worden meegenomen. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek wil ZPN opdrachtgevers in de zorg adviseren ten aanzien van het werken met samenwerkende ZZP’ers. Daarnaast is een inventarisatie van alle mogelijkheden om te gaan samenwerken voor individuele ZZP’ers belangrijk. Hierbij moet rekening gehouden worden met de eisen die door de wet- en regelgeving worden gesteld aan het ondernemerschap, maar ook met de regels die worden gesteld door de Belastingdienst, het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Op basis van deze informatie kunnen zowel voor de opdrachtgevers in de zorg als voor de individuele ZZP’ers samenwerkingsvormen worden gevonden die geschikt zijn voor beide partijen. Voor opdrachtgevers in de zorg is het belangrijk om te weten wat voor hen de voor- en nadelen zijn aan het werken met samenwerkende ZZP’ers. De opdrachtgevers hebben bepaalde belangen die ze moeten waarborgen ten aanzien van hun cliënten. Het is belangrijk dat ook de samenwerkende ZZP’ers dit aan de cliënten kunnen bieden. Daarnaast is het voor ZZP’ers die willen gaan samenwerken belangrijk om te weten wat de voorkeuren zijn van de opdrachtgevers in de zorg, zodat zij weten hoe zij zich het beste kunnen presenteren. 1.3 Onderzoeksfase De interventiecyclus geeft inzicht in verschillende fasen waarin organisatieproblemen kunnen worden aangepakt. Dit onderzoek richt zich op de probleemsignalering. Er is geconstateerd dat samenwerkende ZZP’ers zich steeds meer aanbieden in de zorg- en welzijnssector, maar er zijn nog veel vragen over dit onderwerp. De mogelijke juridische samenwerkingsvormen voor individuele ZZP’ers moeten in kaart gebracht worden op basis van de literatuur, de jurisprudentie en de wet- en regelgeving. Het onderzoek levert inzicht op in de juridische samenwerkingsvormen waarin ZZP’ers zich kunnen verenigen. Deze samenwerkingsvormen worden getoetst aan zowel de belangen van de opdrachtgevers als de belangen van de ZZP’ers die samenwerken. Daarnaast worden de samenwerkingsvormen getoetst aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Vanuit ZPN wordt verwacht dat de coöperatie een samenwerkingsvorm is die veel voordelen biedt voor de ZZP’ers. Naast de coöperatie zijn er nog meer mogelijkheden voor individuele ZZP’ers om te gaan samenwerken. Deze samenwerkingsvormen worden in kaart gebracht door middel van dit onderzoek. 1.4 Eerdere onderzoeken Door Panteia is in 2014 een rapport geschreven over de mogelijkheden voor ZZP’ers om thuiszorg in natura te leveren. In dit onderzoek is allereerst uiteengezet welke voorwaarden van belang zijn om als zelfstandig ondernemer aangemerkt te kunnen worden. Aan de hand van deze voorwaarden zijn diverse bedrijfsmodellen geanalyseerd waarbinnen ZZP’ers werkzaam kunnen zijn. In dit onderzoek, naar de mogelijke samenwerkingsvormen voor ZZP’ers in de zorg, is de structuur van het rapport van Panteia gebruikt. In dit onderzoek zal ook eerst uiteengezet worden welke voorwaarden van belang zijn om als zelfstandig ondernemer in de zorg werkzaam te kunnen zijn. Vervolgens wordt gekeken welke bedrijfsmodellen geschikt zijn voor de ZZP’ers en in welke rechtsvorm ZZP’ers in de zorg zich kunnen verenigen. Het begrip ‘zelfstandig zijn’ in het kader van dit onderzoek sluit aan bij het begrip ‘zelfstandig zijn’ zoals dat in het rapport van Panteia uiteen is gezet.
10
1.5 Het onderzoek 1.5.1 Doelstelling van het onderzoek: Het doel van dit onderzoek is het doen van aanbevelingen aan ZPN over de voor- en nadelen ten aanzien van het werken met samenwerkende ZZP’ers door opdrachtgevers in de zorg zodat ZPN deze opdrachtgevers hierover kan adviseren. Door het bieden van inzicht in de mogelijke juridische samenwerkingsvormen voor ZZP’ers. 1.5.2 Centrale onderzoeksvraag; Welke juridische samenwerkingsvormen zijn er voor ZZP’ers in de zorg die willen gaan samenwerken met andere ZZP’ers en wat zijn hierbij de voor- en nadelen voor de ZZP’ers en wat zijn de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de zorg? 1.5.3 Deelvragen: De deelvragen zijn onderverdeeld in drie categorieën. Gericht op de theorie - Wanneer is sprake van een ZZP’er in de zorg- en welzijnssector op basis van de weten regelgeving, de literatuur en de jurisprudentie? - Wat zijn de mogelijke juridische samenwerkingsvormen voor ZZP’ers in de zorg op basis van de literatuur, de wet- en regelgeving en de jurisprudentie en wat zijn de voorwaarden voor deze verschillende samenwerkingsvormen? Gericht op de praktijk - Om welke redenen zetten opdrachtgevers in de thuiszorg ZZP’ers in? - Wat signaleert ZPN tot nu toe in de praktijk ten aanzien van samenwerkingen tussen opdrachtgevers in de thuiszorg en samenwerkende ZZP’ers? - Welke voor- en nadelen zien opdrachtgevers in de thuiszorg bij het werken met samenwerkende ZZP’ers? - Welke voor- en nadelen zien ZZP’ers bij het samenwerken met andere ZZP’ers? Gericht op de analyse - Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP’ers in de zorg- en welzijnssector op basis van de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de thuiszorg en de voor- en nadelen voor de ZZP’ers? 1.6 Onderzoeksmethoden 1.6.1 Literatuuronderzoek: Voor een antwoord op de vraag wanneer sprake is van een ZZP’er wordt gebruik gemaakt van literatuur, wet- en regelgeving en jurisprudentie. Ook met betrekking tot de mogelijke samenwerkingsvormen voor individuele ZZP’ers wordt gekeken in de literatuur en de wet- en regelgeving. Voor de voorwaarden die gesteld worden aan de juridische samenwerkingsvormen worden het Burgerlijk Wetboek (hierna BW) en het Wetboek van Koophandel geraadpleegd. Voor de beantwoording van beide deelvragen worden handboeken geraadpleegd, zoals: Arbeidsrechtelijke Themata en Bakels. Daarnaast zal informatie worden gehaald uit relevante vakbladen(bijvoorbeeld Tab) en zal jurisprudentie ten aanzien van dit onderwerp worden bestudeerd. Ook de inzichten die voortvloeien uit het rapport van Panteia zullen in het kader het literatuuronderzoek worden gebruikt. 11
1.6.2 Interviews: Om de belangen van de opdrachtgevers in kaart te brengen worden drie interviews gehouden met opdrachtgevers in de thuiszorg. In overleg met ZPN kunnen opdrachtgevers worden aangedragen die opvallend zijn binnen de regio en die bevraagd moeten worden in het kader van dit onderzoek door middel van een interview. In dit interview zal gevraagd worden naar de motivatie van de opdrachtgevers om te werken met samenwerkende ZZP’ers en welke voor- en nadelen zij ervaren ten aanzien van de samenwerking. Daarnaast zal een interview worden afgenomen met de regiomanager van ZPN. Door middel van dit interview wordt geprobeerd om informatie te verkrijgen over wat ZPN constateert ten aanzien van samenwerkende ZZP’ers in de regio. Om de belangen van de individuele ZZP’ers die samenwerken in kaart te brengen worden zes interviews afgenomen met samenwerkende ZZP’ers. Op basis van deze interviews wordt informatie verkregen over de voor- en nadelen die ZZP’ers ervaren bij het samenwerken met andere ZZP’ers. Ook wordt gevraagd wat de motivatie is van de ZZP’ers om te gaan samenwerken en waarom zij de keuze hebben gemaakt voor een bepaalde rechtsvorm. Tevens is in het kader van dit onderzoek van belang om te weten hoe de ZZP’ers de samenwerkingsvorm hebben ingericht. Er worden zes ZZP’ers geïnterviewd omdat de beweegredenen van ZZP’ers om te gaan samenwerken van belang zijn in het kader van dit onderzoek. Verwacht wordt dat de resultaten van deze zes interviews voldoende betrouwbare informatie opleveren om de voor- en nadelen die de ZZP’ers ervaren in kaart te kunnen brengen. Tevens worden nog drie opdrachtgevers geïnterviewd om te inventariseren welke ervaringen zij hebben met het werken met samenwerkende ZZP’ers. Vanwege het tijdsaspect en het feit dat er op dit moment relatief weinig door opdrachtgevers gewerkt wordt met samenwerkende ZZP’ers, worden enkel drie opdrachtgevers geïnterviewd. De interviews zijn half gestructureerd waarbij de volgende onderwerpen aan bod komen: waarom gaan ZZP’ers samenwerken, de motivatie van de ZZP’ers voor een bepaalde samenwerkingsvorm, hoe de samenwerkingsvorm van de ZZP’ers zijn ingericht, de beweegredenen van opdrachtgevers in de zorg om te werken met samenwerkende ZZP’ers, de voor- en nadelen van samenwerkende ZZP’ers voor opdrachtgevers in de zorg en de voor- en nadelen voor ZZP’ers ten aanzien van het samenwerken met andere ZZP’ers. Door het afnemen van een half gestructureerd interview is het voor de geïnterviewde mogelijk om nieuwe gezichtspunten in te brengen. Deze nieuwe gezichtspunten zijn in het kader van dit onderzoek van belang omdat de ontwikkeling rondom de samenwerkende ZZP’ers vrij actueel en nieuw is, hierdoor zijn er mogelijk aspecten die voor buitenstaanders onbekend zijn, maar die door de ZZP’ers of opdrachtgevers als erg relevant worden ervaren. 1.7 Leeswijzer Hieronder volgt een overzicht van de opbouw van dit rapport: -
-
Hoofdstuk twee vormt de methodologische verantwoording. Hierin wordt verantwoord welke keuzes gedurende het onderzoeksproces zijn gemaakt. De hoofdstukken drie en vier geven de resultaten weer die op basis van het literatuuronderzoek zijn verkregen. Hoofdstuk vijf geeft de onderzoekspunten op basis van de literatuur weer. Hoofdstuk zes geeft de resultaten uit het praktijkonderzoek weer. Hoofdstuk zeven betreft een analyse. Hierin worden de gegevens die op basis van het literatuuronderzoek zijn verkregen, vergeleken met de gegevens die het praktijkonderzoek heeft opgeleverd. Hoofdstuk acht geeft ten slotte de conclusie van dit onderzoek weer. In dit hoofdstuk worden ook nog enkele aanbevelingen aan de opdrachtgever, ZPN, gedaan.
12
2. Methodologische verantwoording 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt per fase uiteengezet hoe het onderzoek is verlopen en op welke wijze de informatie is geraadpleegd. Tevens wordt de keuze voor de geraadpleegde bronnen toegelicht. De fasen in dit onderzoek zijn onder verdeeld in het onderzoeksvoorstel, het literatuuronderzoek, het praktijkonderzoek en de analyse. Aan het einde van dit hoofdstuk wordt uiteengezet wat eventuele beperkingen van het onderzoek kunnen zijn. 2.2 Het onderzoeksvoorstel Vanaf het moment dat de toestemming werd verleend om dit onderzoek te verrichten, is de procedure rond het formuleren van het onderzoeksvoorstel gestart. In deze fase is met behulp van Heleen de Vey Mestdagh – Kolk (docent Toetsingscommissie) en het Kenniscentrum Arbeid een probleembeschrijving opgesteld en is vervolgens een centrale onderzoeksvraag met de daarbij behorende deelvragen geformuleerd. Daarnaast is in deze fase beschreven welke onderzoeksmethoden voor dit onderzoek gebruikt zullen worden. Het onderzoeksvoorstel is in overleg met Ellen Offers, het Kenniscentrum Arbeid en Heleen de Vey Mestdagh – Kolk tot stand gekomen. Eind januari 2015 is het onderzoeksvoorstel goedgekeurd door de Toetsingscommissie. 2.3 Literatuuronderzoek Na goedkeuring van het onderzoeksvoorstel is het literatuuronderzoek gestart. Zoals in de inleiding naar voren kwam, is door Panteia eind 2014 een rapport geschreven over de mogelijkheden voor ZZP’ers om thuiszorg in natura te leveren. Dit rapport heeft veel houvast kunnen bieden voor de structuur van dit onderzoek. In het rapport van Panteia werd allereerst aandacht besteedt aan de voorwaarden die gesteld worden aan een zelfstandig ondernemer. Vervolgens werd aan de hand van die voorwaarden per bedrijfsmodel bekeken in hoeverre een ZZP’ers als zelfstandig ondernemer werkzaam kan zijn binnen dat model. In het kader van dit onderzoek was ook van belang om eerst uiteen te zetten wanneer sprake is van een ZZP’er in de zorg- en welzijnssector. Vervolgens is aan de hand van die voorwaarden geanalyseerd in hoeverre een ZZP’er zelfstandig kan blijven wanneer hij zich gaat verenigen in een collectief. Tevens is bekeken welk bedrijfsmodel het meest geschikt is voor ZZP’ers. Gezien de overeenkomsten tussen dit onderzoek en het rapport van Panteia is besloten om de structuur van het rapport van Panteia als basis te gebruiken voor de structuur van dit onderzoek. De eerste deelvraag van het literatuuronderzoek betreft de vraag wanneer er sprake is van een ZZP’er op basis van de literatuur, de wet- en regelgeving en de jurisprudentie. Hierbij is zowel gekeken naar de ZZP’er als individu als naar de ZZP’er in een collectief. Voor beide gevallen geldt dat het behoud van zelfstandigheid erg belangrijk is. Voor de beantwoording van deze deelvraag is gebruik gemaakt van het BW ( artikel 7:610 BW en artikel 7:400 BW) en van diverse wetsvoorstellen. Het onderscheid tussen deze twee wetsartikelen is erg van belang. De zelfstandig ondernemers die werken op basis van artikel 7:400 BW (de ZZP’ers) willen voorkomen dat hun arbeidsverhouding wordt aangemerkt als een dienstbetrekking zoals genoemd in artikel 7:610 BW. Tevens is gebruik gemaakt van sociale zekerheidsrechtelijke- en fiscale literatuur om te onderzoeken wanneer er in het kader van die wetgeving sprake is van een werknemer. De werknemer in het kader van het sociaalzekerheidsrecht en het fiscale recht sluit aan bij de werknemer in het kader van het burgerlijk recht, vandaar dat ook de status van werknemer in het kader van die wetgeving moet worden uitgesloten. 13
De diverse wetsvoorstellen zijn van belang omdat het onderwerp van dit onderzoek erg actueel is en er de nodige veranderingen op dit gebied zullen komen. Tot op heden is er nog veel onduidelijkheid over de wijze waarop een ZZP’er werkzaam kan zijn in de zorg zonder dat sprake is van een dienstbetrekking. Uit de wetsvoorstellen kan worden afgeleid hoe er door de verschillende ministers wordt aangekeken tegen de problematiek rondom de ZZP’ers in de zorg en op welke aspecten de nieuwe wetsvoorstellen iets meer duidelijkheid proberen te scheppen. Daarnaast is voor de eerste deelvraag gebruik gemaakt van jurisprudentie. Door het gebruik van jurisprudentie wordt duidelijk hoe de rechter tegen feitelijke situaties aankijkt en welke elementen van belang zijn voor ZZP’ers die werkzaam zijn in de zorg. Deze feitelijke situaties zijn voor dit onderzoek van belang omdat de beoordeling van de vraag of sprake is van een ZZP’er telkens aan de hand van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld. Met het raadplegen van de diverse literatuur voor de beantwoording van de eerste deelvraag is rekening gehouden met de actualiteit van de bron, omdat het zelfstandig ondernemerschap volop in ontwikkeling is. Tevens is bewust gebruik gemaakt van handboeken zodat het onderzoek de nodige diepgang bevat. De tweede theoretische deelvraag betreft de mogelijke juridische samenwerkingsvormen voor ZZP’ers in de zorg. De conclusie van deelvraag 1 (wanneer is sprake van een ZZP’er) vormt het startpunt voor deelvraag 2. Wanneer een ZZP’er niet zelfstandig kan blijven wanneer hij zich verenigd in een bepaalde samenwerkingsvorm, is de samenwerkingsvorm niet geschikt voor ZZP’ers. Aan de hand van de verschillende elementen die van belang zijn voor de vraag of sprake is van een zelfstandig ondernemer, is per samenwerkingsvorm gekeken in hoeverre het mogelijk is om als ZZP’er aan de samenwerkingsvorm deel te nemen. De samenwerkingsvormen zijn afgeleid uit boek 2 van het BW en uit het Wetboek van Koophandel. Het lastige aan deze deelvraag is dat het verenigen van ZZP’ers in de zorg in een collectief relatief nieuw is. Er is weinig tot geen juridische literatuur beschikbaar over de mogelijkheden voor ZZP’ers in de zorg om zich te verenigen in een bepaalde rechtsvorm. Wel zijn er op het internet adviessites die geraadpleegd kunnen worden maar deze bieden weinig juridische diepgang. Daarom is voor de beantwoording van deze deelvraag literatuur gebruikt over de rechtspersonen en de personenvennootschappen in het algemeen. Door deze literatuur te toetsen aan de belangen van een ZZP’er en de voorwaarden die gesteld worden aan een ZZP’er, kan geconcludeerd worden welke samenwerkingsvormen wellicht geschikt zouden kunnen zijn voor samenwerkende ZZP’ers en welke minder geschikt. Tevens is bekeken welke verplichtingen de samenwerkingsvormen met zich mee brengen en op welke punten deze verplichtingen de zelfstandigheid van de ZZP’ers in de zorg zouden kunnen aantasten. Belangrijk voor het behoud van zelfstandigheid van de ZZP’ers is het bedrijfsmodel op basis waarvan gewerkt wordt. In het kader hiervan is onderscheid gemaakt tussen directe contractering en indirecte contractering van de ZZP’er(s) met opdrachtgevers in de zorg. Het literatuuronderzoek is op 9 juni 2015 afgerond. 2.4 Praktijkonderzoek Op basis van de literatuur is informatie verkregen over onder meer: de voorwaarden die gesteld worden aan een ZZP’er, de bedrijfsmodellen die van belang zijn voor het behoud van zelfstandigheid van de ZZP’er en de mogelijke samenwerkingsvormen die geschikt lijken voor ZZP’ers. Omdat het samenwerken door ZZP’ers in de zorg momenteel erg actueel is, is van belang om te weten waarom de ZZP’ers in de zorg gaan samenwerken. Ook is het van belang wat de motivatie is van de ZZP’ers om te kiezen voor een bepaalde rechtsvorm. Op basis van de literatuur zijn namelijk verschillende rechtsvormen geanalyseerd die geschikt lijken voor samenwerkende ZZP’ers. Tevens is van belang hoe de samenwerkende ZZP’ers de samenwerkingsvorm hebben ingericht. Uit deelvraag 1 is gebleken dat er verschillende voorwaarden van belang zijn om te kunnen spreken van een ZZP’er. 14
In hoeverre wordt door de samenwerkende ZZP’ers rekening gehouden met deze voorwaarden en voldoen zij ook aan deze voorwaarden? Bovenstaande aanknopingspunten die op basis van de literatuur zijn geformuleerd, vormen het uitgangspunt voor de interviews met de ZZP’ers en de opdrachtgevers in de zorg. Aan de hand van de interviews met de samenwerkende ZZP’ers is geprobeerd een beeld te schetsen van hoe zij de samenwerkingsvormen hebben ingericht. Het praktijkonderzoek betreft een kwalitatief onderzoek. Onderwerpen die hierbij naar voren kwamen zijn onder meer: gelijkwaardigheid binnen de samenwerkingsvorm, de rechtsvorm, de aansprakelijkheid van de ZZP’ers, de verantwoordelijkheid voor de zorgverlening en hoe de ZZP’ers aan hun opdrachten komen. Tevens is aandacht besteedt aan de voor- en nadelen die de samenwerkende ZZP’ers ervaren ten aanzien van de samenwerking.6 De opdrachtgevers in de zorg zijn gevraagd naar hun motivatie om te werken met samenwerkende ZZP’ers en wat hun ervaringen hiermee zijn. Ook de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers zijn geanalyseerd. Deze informatie van de opdrachtgevers in de zorg is van belang omdat op basis hiervan gekeken kan worden of de samenwerkende ZZP’ers datgene kunnen bieden waar de opdrachtgevers in de zorg behoefte aan hebben. Allereerst was het startpunt van dit onderzoek om samenwerkende ZZP’ers te interviewen en zorgen welzijnsinstellingen ten aanzien van hun ervaringen met samenwerkende ZZP’ers. Naarmate het onderzoek vorderde bleek echter dat er in de regio geen zorg- en welzijnsinstellingen zijn die ervaring hebben met het werken met samenwerkende ZZP’ers. Deze bevinding is gebaseerd of het feit dat de ZZP’ers aangaven niet voor zorg- en welzijnsinstellingen te werken. Een reden hiervoor kan zijn dat de ZZP’ers, wanneer zij in opdracht van een grote zorginstelling werken, bepaalde handelingen conform het beleid en de werkwijze van de zorginstelling dienen te verrichten. Dit kan gevolgen hebben voor de zelfstandigheid van de ZZP’er, omdat er in dat geval sprake kan zijn van een gezagsverhouding. Daarnaast heeft de regiomanager van ZorgpleinNoord binnen de organisaties in de regio navraag gedaan over het feit of zij ervaring hebben met het werken met samenwerkende ZZP’ers. Dit bleek niet het geval. Op het internet zijn ook geen zorginstellingen in de regio gevonden die werken met samenwerkende ZZP’ers. Opdrachtgevers in de thuiszorg bleken wel ervaring te hebben met samenwerkende ZZP’ers. Gezien dit gegeven, is na overleg met mijn praktijkbegeleidster en twee docenten de keuze gemaakt om in plaats van zorginstellingen, drie opdrachtgevers in de thuiszorg7 te vragen naar hun ervaringen met het werken met samenwerkende ZZP’ers. Gezien het tijdsaspect en het feit dat er binnen de regio niet veel opdrachtgevers in de thuiszorg zijn die werken met samenwerkende ZZP’ers, is de keuze gemaakt om drie opdrachtgevers te interviewen. Daarnaast zijn er zes samenwerkende ZZP’ers geïnterviewd die samenwerken in een coöperatie. Er zijn alleen ZZP’ers die werken in een coöperatie geïnterviewd omdat de opdrachtgevers die ondervraagd zijn alleen ervaring hebben met ZZP’ers die zich hebben verenigd in een coöperatie. Twee van de drie opdrachtgevers hebben zelfs een eigen coöperatie van ZZP’ers opgericht waarmee gewerkt wordt. Ook blijkt uit de praktijk dat er door samenwerkende ZZP’ers voornamelijk gewerkt wordt in coöperaties. De zes samenwerkende ZZP’ers die in het kader van dit onderzoek zijn geïnterviewd hebben veelal dezelfde informatie gegeven. Alleen de werkwijze rond het sluiten van de contracten en de ervaringen van de ZZP’ers met betrekking tot de vergaderingen waren niet voor alle ZZP’ers gelijk. Dit komt waarschijnlijk omdat een tweetal ZZP’ers werkzaam zijn in een landelijke coöperatie waardoor deze coöperaties anders zijn ingericht dan de coöperaties die enkel in een bepaalde regio opereren. Door deze zes ZZP’ers te interviewen is voldoende informatie over de coöperatie verkregen omdat de meeste informatie die is verkregen overeenstemde met elkaar en er weinig tot geen nieuwe 6
Voor een overzicht van de interviewvragen wordt verwezen naar bijlage 2. Zie voor het onderscheid tussen een zorginstelling en een thuiszorginstelling in het kader van dit onderzoek paragraaf 1.2. 7
15
informatie uit de laatste twee interviews naar voren kwam. Echter was het interessant geweest om meer interviews af te nemen met opdrachtgevers uit andere branches in de zorg om te bekijken wat hun ervaringen zijn ten aanzien van het werken met samenwerkende ZZP’ers en of dit overeenstemt met de ervaringen van de opdrachtgevers in de thuiszorg. Gezien het tijdsaspect en het feit dat opdrachtgevers in de zorg (in de regio) die ervaring hebben met samenwerkende ZZP’ers schaars zijn, was dit niet mogelijk. De ZZP’ers zijn via het internet gevonden en vervolgens telefonisch benaderd. Via een oproep in een groep op LinkedIn (samenwerken in een coöperatie) hebben veel ZZP’ers zich aangemeld. Daarnaast zijn via verschillende kanalen van ZorgpleinNoord (LinkedIn, Twitter, website en e-mail) oproepen geplaatst om in contact te komen met samenwerkende ZZP’ers. Dit heeft weinig reacties opgeleverd. Het benaderen van de opdrachtgevers in de zorg heeft op ongeveer dezelfde wijze plaatsgevonden. Opdrachtgevers zijn via het internet benaderd, maar ook via de ZZP’ers zijn namen van opdrachtgevers doorgegeven. Tevens heeft de regiomanager van ZorgpleinNoord enkele tips kunnen geven over organisaties die benaderd konden worden. De interviews hebben in de maand april plaats gevonden. Er is gekozen voor het afnemen van half gestructureerde interviews. Hierdoor ontstaat er voor de geïnterviewde ruimte om zelf punten in te brengen die anders mogelijk niet naar voren zouden komen. 2.5 Analyse De deelvraag met betrekking tot de analyse luidt: Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP’ers in de zorg- en welzijnssector op basis van de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de thuiszorg en de voor- en nadelen voor de ZZP’ers? Voor de beantwoording van deze vraag zijn de gegevens uit de literatuur naast de gegevens uit de praktijk gelegd. Op basis van de geformuleerde onderzoekspunten is weergegeven hoe de bevindingen uit de literatuur zich verhouden tot de bevindingen uit de praktijk. Uit de literatuur is gebleken welke samenwerkingsvormen geschikt kunnen zijn voor samenwerkende ZZP’ers. Door middel van de interviews is meer specifieke informatie verkregen over de inrichting van de samenwerkingsvorm en de voor- en nadelen voor wel zowel de opdrachtgevers als de ZZP’ers. Ondanks dat er op basis van de literatuur meerdere samenwerkingsvormen geschikt lijken voor samenwerkende ZZP’ers, is in de interviews geprobeerd te achterhalen of er een voorkeur voor een bepaalde samenwerkingsvorm bestaat. 2.6 Kwaliteiten en beperkingen van het onderzoek -
-
-
-
Op basis van de interviews is veel informatie verkregen over de inrichting van de samenwerkingsvormen. Hierdoor kan specifieke informatie uit de praktijk worden gegeven over de op basis van de theorie geformuleerde onderzoekspunten. De Wkkgz is op dit moment nog niet in werking getreden. In hoofdstuk drie wordt weergeven dat verwacht wordt dat er op basis van deze wet meer mogelijkheden zijn voor ZZP’ers om te werken in opdracht van een zorginstelling. Omdat de wet nog niet in werking is getreden, kan nog niet gegarandeerd worden of dit ook daadwerkelijk zo is. Ook de modelovereenkomsten waarover in hoofdstuk drie wordt gesproken worden op dit moment nog niet gebruikt. Hierdoor kan nog niet met zekerheid gesteld worden wat het effect van deze modelovereenkomsten is op de zelfstandigheid van de ZZP’ers. Twee van de geïnterviewde opdrachtgevers werken met een eigen opgestelde coöperatie van ZZP’ers. Zij zijn in die zin geen onafhankelijke opdrachtgever van de ZZP’ers. Wellicht dat hierdoor de ervaringen van deze opdrachtgevers positiever zijn, omdat zij de coöperatie zelf hebben opgezet en invloed kunnen hebben op de inrichting van de coöperatie.
16
3. Zelfstandig ondernemerschap in de zorg 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat de volgende vraag centraal: Wanneer is sprake van een ZZP’er in de zorg- en welzijnssector op basis van de wet- en regelgeving, de literatuur en de jurisprudentie? In de regel spreekt men van een ZZP’er indien iemand zelfstandig ondernemer is en geen personeel in dienst heeft. Voor het beantwoorden van de deelvraag wordt dan ook als uitgangspunt genomen dat er alleen sprake is van een ZZP’er indien deze als zelfstandig ondernemer aangemerkt kan worden. Vanuit dat perspectief zijn er diverse voorwaarden waaraan een ZZP’er in de zorg- en welzijnssector moet voldoen wil hij als zelfstandig ondernemer kunnen worden aangemerkt. De voorwaarden voor het zelfstandig ondernemerschap vloeien voort uit het arbeidsrecht, het socialezekerheidsrecht en het fiscale recht, maar ook regelgeving rond (de kwaliteit van) de zorg wordt voor de beantwoording van deze deelvraag meegenomen. Allereerst worden in dit hoofdstuk de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:610 BW) en de overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW) uitgewerkt: een ZZP’er werkt als regel op basis een opdrachtovereenkomst, maar het risico bestaat dat de werkrelatie kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, in dat geval is de ZZP’er niet langer als zelfstandige aan te merken. Het belangrijkste verschil tussen beide werkrelaties staat centraal met als doel te kunnen bepalen wanneer in het licht van dit spanningsveld de ZZP’er als een zelfstandig ondernemer kan worden aangemerkt. In dat kader komen ook de daarmee samenhangende aspecten in verband met de loonbelasting en de sociale zekerheid aan de orde. Het tweede onderdeel van dit hoofdstuk heeft betrekking op de vraag wanneer een ZZP’er als zelfstandige kan worden aangemerkt in het licht van de inkomstenbelasting. De beoordeling van de inkomsten als winst uit onderneming op grond van de inkomstenbelasting is van belang voor de kwalificatie als ZZP’er in het kader van dit onderzoek. Het laatste aspect dat behandeld wordt in dit hoofdstuk is de wijze waarop de individuele of georganiseerde ZZP’er in de zorg- en welzijnssector, met betrekking tot de aansprakelijkheid voor de kwaliteit van de zorgverlening, als zelfstandig ondernemer kan worden aangemerkt. De ZZP’er, zoals die in dit onderzoek centraal staat, is werkzaam op basis van een overeenkomst van opdracht en is in feite een opdrachtnemer. Echter, een eenduidige definitie van het begrip ZZP’er ligt niet vast in de wet. Dit is een bewuste keuze geweest van de wetgever. Doordat er geen sprake is van een definitie in de wet kan de inhoud van het begrip ZZP’er meebewegen met de inhoud die daar in het maatschappelijk verkeer aan wordt gegeven.8 Ondanks het feit dat er geen wettelijke of juridische definitie van het begrip ZZP’er bestaat, is er genoeg wet- en regelgeving die van toepassing is op de ZZP’er. 3.2 (On)zelfstandigheid 3.2.1 Inleiding Om te beoordelen of sprake is van een zelfstandige opdrachtnemer/ZZP’er, dient onderscheid te worden gemaakt tussen het werken op basis van een arbeidsovereenkomst, op grond van artikel 7:610 BW (in het geval van een werknemer), en het werken op basis van een opdrachtovereenkomst, op grond van artikel 7:400 BW (in het geval van een zelfstandige opdrachtnemer/ZZP’er). Dit onderscheid is van belang voor zowel de zelfstandige opdrachtnemers/ZZP’ers als de opdrachtgevers in de zorg. Zij willen immers, indien zij gaan samenwerken, de zelfstandigheid van de ZZP’er vasthouden en dus voorkomen dat de arbeidsverhouding tussen hen wordt gekwalificeerd als een 8
Kamerbrief ‘eenduidige definitie van ZZP’ers’, 17 september 2012, kenmerk: DB:2012/253 17
arbeidsovereenkomst. Zowel voor de ZZP’er werkzaam als individu als voor de ZZP’er die zich heeft verenigd in een collectief, is van belang dat niet gewerkt wordt op basis van een arbeidsovereenkomst. Of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of niet, heeft betekenis voor – als eerste – rechten en verplichtingen op basis van het arbeidsrecht, maar ook voor het socialezekerheidsrecht en het fiscale recht. In deze paragraaf komen daarom achtereenvolgens deze drie aspecten aan de orde tegen de achtergrond van de vraag: wanneer moet een arbeidsovereenkomst worden aangenomen, en kan er dus geen sprake zijn van zelfstandig ondernemerschap. 3.2.2 Werknemer of opdrachtnemer? - De arbeidsovereenkomst Er is sprake van een arbeidsovereenkomst indien aan de voorwaarden van artikel 7:610 BW is voldaan: -
Er wordt gedurende zekere tijd arbeid verricht; Er wordt loon ontvangen; Er is sprake van een ‘dienstverband’, dat wil zeggen een gezagsverhouding.
Deze elementen dienen gezamenlijk en in onderling verband te worden beoordeeld. Onder het verrichten van arbeid vallen vele typen werkzaamheden. Ook het verrichten van een slaapdienst in bijvoorbeeld een zorginstelling valt daaronder. De arbeid dient persoonlijk te worden verricht. Dit brengt mee dat de werknemer zich niet zonder toestemming van de werkgever door een derde mag laten vervangen. Ook van belang is dat de arbeid een verplicht karakter heeft, kan het werk worden geweigerd dan is er geen sprake van arbeid in de zin van artikel 7:610 BW.9 Loon is de door de werkgever verschuldigde vergoeding aan de werknemer, voor de bedongen arbeid, meestal geld. Echter, op grond van artikel 7:617 lid 1 BW mag deze vergoeding ook bijvoorbeeld huisraad, kleding, opleiding of voedsel zijn.10 Er is sprake van een gezagsverhouding tussen partijen indien de werkgever op grond van de arbeidsovereenkomst de bevoegdheid heeft om aanwijzingen of instructies te geven met betrekking tot het verrichten van de arbeid. 11 Uit de rechtspraak volgt dat voor het aannemen van een gezagsverhouding de instructies niet feitelijk hoeven te worden gegeven. Voldoende is dat de mogelijkheid tot het geven van instructies bestaat.12 De aard van de werkorganisatie kan aanleiding geven om tot het oordeel te komen dat er juist wel of geen sprake is van een instructiebevoegdheid en dus al dan niet van een gezagsverhouding.13 Binnen een werkorganisatie waarin streng wordt gecontroleerd op naleving van geldende regels en afspraken zal eerder een instructiebevoegdheid worden aangenomen dan binnen een werkorganisatie waarin daar minder nadruk op ligt.
9
Loonstra & Zondag 2010, p. 92. Artikel 7:617 lid 1 BW 11 Loonstra & Zondag 2010, p. 97. 12 Loonstra & Zondag 2010, p. 97. 13 Aerts 2007, p. 184. 10
18
- De overeenkomst van opdracht Lid 1 van artikel 7:400 BW luidt: ‘’De overeenkomst van opdracht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst om werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.” Er bestaat wat betreft de opdrachtovereenkomst, in vergelijking met de arbeidsovereenkomst zoals hiervoor besproken, veel vrijheid voor de inrichting van de rechtsverhouding tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer.14 Op grond van artikel 7:402 BW dient de opdrachtnemer de opdracht conform de wensen van de opdrachtgever uit te voeren. Dit vereiste moet worden onderscheiden van de gezagsverhouding die geldt bij de arbeidsovereenkomst. De afbakening tussen de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht is niet altijd duidelijk Bij een arbeidsovereenkomst is sprake van een gezagsverhouding, maar bij de overeenkomst van opdracht bestaat ook een bevoegdheid om aanwijzingen te geven.15 In het arrest Groen/Schoevers is een aantal handvatten geformuleerd voor de beoordeling van de vraag wat voor soort overeenkomst partijen hebben gesloten. In dit arrest ging het om een docent (Groen) die op basis van een mondelinge overeenkomst les gaf bij Schoevers.16 Groen dreef een belastingadviespraktijk, in de vorm van een C.V. (commanditaire vennootschap). De C.V. stuurde de facturen van de gewerkte uren van Groen aan Schoevers op initiatief van Groen. Schoevers hield geen loonbelasting en premies voor sociale verzekeringen in op het loon van Groen. Toen Schoevers de overeenkomst wenste te beëindigen stelde Groen dat sprake was van een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad oordeelde van niet. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst is van belang wat de bedoeling was van de partijen bij het sluiten van de overeenkomst en of zij het sluiten van een arbeidsovereenkomst hebben beoogd. Alle rechtsgevolgen die partijen aan hun overeenkomst hebben gegeven dienen in hun onderling verband te worden beoordeeld. Niet één enkel kenmerk is doorslaggevend. Gekeken wordt naar hoe partijen feitelijk uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst. Deze feitelijke uitvoering moet overeenkomen met de bedoeling die partijen hadden bij het sluiten van de overeenkomst.17 Ook wordt bekeken of sprake is van een gezagsverhouding. Hierbij moet vastgesteld worden dat in geval van een overeenkomst van opdracht ook een bevoegdheid bestaat om aanwijzingen te geven. Dat er nooit rechtstreeks loon in privé werd betaald aan Groen, maar dat werd uitbetaald aan de C.V. op verzoek van Groen, werd door de Hoge Raad meegenomen in zijn oordeel, nu deze wijze van uitbetaling erg afwijkt van het betalen van loon in geval van een arbeidsovereenkomst. Tevens werd de op de werknemers van Schoevers toepasselijke arbeidsvoorwaardenregeling niet ten behoeve van Groen toegepast en heeft hij nooit betaling voor ziekte of vakantiebijslag ontvangen. De overeenkomst tussen Schoevers en Groen is op voorstel van Groen op deze wijze ingevuld. Gezien de maatschappelijke positie van Groen (hij was werkzaam als belastingadviseur), had hij moeten weten dat deze wijze van uitvoering van de overeenkomst niet overeen kwam met de wijze van uitvoering van een arbeidsovereenkomst. Nooit heeft hij er op aangedrongen om een schriftelijke arbeidsovereenkomst te sluiten waardoor ook loonbelasting en sociale premies zouden worden afgedragen over zijn loon en waardoor de arbeidsvoorwaardenregeling ook op hem van toepassing zou zijn.18 14
Loonstra & Zondag 2010, p. 99. Artikel 7:402 BW 16 HR 14 november 1997, NJ 1998/149, (Groen/Schoevers) 17 Loonstra & Zondag 2010, p. 102. 18 Loonstra & Zondag 2010, p. 101. 15
19
Indien na beoordeling van bovengenoemde kenmerken wordt geoordeeld dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, kan toch nog sprake zijn van een arbeidsovereenkomst, indien: ‟de aard van de gezagsverhouding zodanig is dat niettemin van een arbeidsovereenkomst moet worden gesproken.” De aard van de gezagsverhouding kan hier de doorslag geven dat toch sprake is van een arbeidsovereenkomst ondanks dat alle overige kenmerken duidden op een overeenkomst van opdracht.19 3.2.3 Sociaal Zekerheidsrecht - De werknemer voor de werknemersverzekeringen De personen die in het kader van de werknemersverzekeringen als werknemer worden aangemerkt, zijn verzekerd voor de werknemersverzekeringen.20 Onder de werknemersverzekeringen vallen de Ziektewet (hierna ZW), Werkloosheidswet (hierna WW), Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna WAO) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (hierna WIA).21 Uit artikel 3 ZW, WW en WAO blijkt dat men onder een werknemer verstaat: ‘’de natuurlijke persoon, jonger dan 65 jaar, die in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat’’.22 Artikel 8 van de WIA geeft aan dat de WIA voor het werknemersbegrip aansluit bij het werknemersbegrip van de ZW. In privaatrechtelijke dienstbetrekking staat degene die een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:610 BW heeft gesloten. Het begrip werknemer voor de werknemersverzekeringen is ruimer dan het begrip werknemer dat gehanteerd wordt in het BW. De wetgever acht het niet wenselijk dat door het aangaan van een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst, de verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen kan worden omzeild. Zo vallen degenen met een arbeidsverhouding die maatschappelijk gezien gelijk kan worden gesteld aan een arbeidsovereenkomst onder de werknemersverzekeringen, de zogenaamde ‘gelijkgestelden’. Aan de hand van de Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking beoordelen het UWV en de Belastingdienst of er als gevolg van de arbeidsverhouding inhoudingsplichten zijn voor de heffing van onder meer de werknemersverzekeringen. Of sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking in het licht van de sociale zekerheid wordt aan de hand van dezelfde criteria beoordeeld als die worden gehanteerd voor de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Het begrip ‛privaatrechtelijke dienstbetrekking′ wordt in het arbeidsrecht en binnen de werknemersverzekeringen eenvormig uitgelegd, zo volgt uit het Gouden Kooi arrest.23 In dit arrest heeft de Hoge Raad bevestigd dat voor de beoordeling of sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking in het kader van de werknemersverzekeringen moet worden aangesloten bij de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Voor de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, zie paragraaf 3.2.2.1. Wanneer een werkende als werknemer wordt aangemerkt, heeft dit tot gevolg dat de werkgever verplicht is om premies af te dragen voor de sociale verzekeringen. Daarnaast kan een werkende, indien nodig, aanspraak maken op een uitkering.
19
Loonstra & Zondag 2010, p. 104. Bakels 2013, p. 350. 21 Bijlage III, artikel 3 Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking 2012. 22 Artikel 3 WW jo. Artikel 3 WAO jo. Artikel 3 ZW. 23 HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:BP3887, RSV 2011, 166 (Gouden Kooi-arrest) 20
20
3.2.4 Fiscale aspecten - Belastingplichtig op basis van de wet op de Loonbelasting Indien sprake is van een arbeidsovereenkomst, is de werkgever verplicht om loonbelastingen in te houden en te betalen. 24 Artikel 2 lid 1 van de Wet op de Loonbelasting (LB) geeft aan dat sprake is van een werknemer indien de natuurlijke persoon tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat. Of sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking in het licht van de LB wordt aan de hand van dezelfde criteria beoordeeld als de criteria die worden gehanteerd voor de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW. Het begrip wordt in beide wetten eenvormig uitgelegd, zo volgt uit een arrest over werknemers van een illegale coffeeshop.25 In dit arrest oordeelde de Hoge Raad dat voor de beantwoording van de vraag of iemand werknemer is voor de LB, moet worden aangesloten bij de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Zie voor de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht paragraaf 3.2.2.1. In de loonheffingen kunnen, net als in de werknemersverzekeringen, bepaalde groepen van werkende personen tot ‘gelijkgestelden’ bestempeld worden. Vaak ontbreekt het element gezagsverhouding in de arbeidsverhouding van deze werkende personen. Voor de ‘gelijkgestelden’ moet ook loonbelasting worden afgedragen. 26
- Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) Een ZZP’er (zowel werkzaam als individu als in een collectief) kan bij de Belastingdienst voor de werkzaamheden die hij verricht een VAR-verklaring aanvragen. De VAR-verklaring geeft aan hoe de Belastingdienst de inkomsten van de ZZP’er zal beoordelen. Beschikt een ZZP’er over een VAR-winst uit onderneming (VAR-wuo), dan kan de ZZP’er de opdrachtgever zekerheid verschaffen over het feit dat er geen loonbelasting en sociale zekerheidspremies hoeven worden afgedragen. Belangrijk is dat de ZZP’er werkzaam is voor meerdere opdrachtgevers en dat de werkzaamheden die de ZZP’er verricht overeenkomen met de werkzaamheden die op de VAR-wuo zijn opgenomen.27 Beschikt een ZZP’er over een VAR-wuo, dan garandeert dit niet dat hij als zelfstandig ondernemer wordt aangemerkt door de Belastingdienst. Een mogelijkheid is, dat indien de feitelijke werkzaamheden niet overeenkomen met de werkzaamheden zoals vermeld op de VAR, dat de Belastingdienst oordeelt dat geen sprake is van zelfstandig ondernemerschap, maar dat sprake is van een ‘gelijkgestelde’. In dat geval zal naheffing plaatsvinden van de loonheffingen (loonbelasting en sociale zekerheidspremies) en er kan eventueel een boete worden opgelegd.28 - Problemen met betrekking tot de VAR-wuo in de zorgsector Sinds oktober 2013 wordt aan een ZZP’er in de zorg geen VAR-wuo meer afgegeven door de Belastingdienst. 29 De Belastingdienst oordeelde dat de als ZZP’er werkzame zorgverleners, in dienstbetrekking werkzaam zijn.30 Dit had te maken met het feit dat een ZZP’er meer dan drie opdrachtgevers per jaar moet hebben om aan de VAR-wuo-voorwaarden te kunnen voldoen en te kunnen worden aangemerkt als ZZP’er. Omdat veel ZZP’ers werken via één bemiddelingsbureau, die hun opdrachtgever is, voldoen zij daar niet aan.31
24 25
Van Schie e.a. 2013, p. 94. HR 6 december 2002, nr. 36905, LJN AE4473, BNB 2003/67
26
Van der Wiel-Rammeloo 2010 p. 71. Artikel 6a Wet op de Loonbelasting. 28 Bijlage I artikel 3 Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking 2012. 29 Van Breda-Hoekstra & Marrink 2013 (online publiek). 27
30
Met uitzondering van PGB, directe contractering in de zorg met zorgkantoren via een pilotfase van AWBZ en particuliere financiering 31
Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 8. 21
Deze problematiek rond de VAR is nadelig voor de zorgvragers. Zij kunnen niet de zorg krijgen die zij nodig hebben. Daarnaast kunnen ook de ZZP’ers niet als ZZP’er werkzaamheden verrichten, omdat zij niet over de VAR-wuo beschikken. - Biedt de Zorgpilot een oplossing voor de VAR problematiek? Uit een discussie tussen de Tweede Kamer en de minister van VWS kwam naar voren dat thuiszorgorganisaties die werken met ZZP’ers, niet altijd flexibel genoeg kunnen inspelen op de zorgvraag van de cliënt. Om te bekijken of hier een oplossing voor kon worden gevonden is in 2011 een pilot gestart.32 In het kader van de zorgpilot konden ZZP’ers direct een contract sluiten met een zorgkantoor voor de levering van AWBZ (Algemene wet bijzondere ziektekosten) thuiszorg in natura. Door als ZZP’er een contract te sluiten met een zorgkantoor is de ZZP’er zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de zorgverlening, omdat er geen sprake is van tussenkomst van een ander (bijvoorbeeld een zorginstelling). Indien de ZZP’er daarnaast voldoet aan de overige criteria die door de Belastingdienst gesteld worden aan het ondernemerschap, komt hij in aanmerking voor een VAR-wuo (zie ook paragraaf 3.3 en 3.4). 33 Voor deelname aan de pilot wordt van de ZZP’er verwacht dat hij een BIG-registratie34 heeft of een geldig keurmerk voor de thuiszorg (Kiwa). Ook moet de ZZP’er zelf de werving van de cliënten op zich nemen en dient hij zelf aanspreekbaar te zijn voor de kwaliteit van de geleverde zorg. Tevens moet de ZZP’er continuïteit van de zorg garanderen.35 In 2015 wordt de pilot afgebouwd wegens de overheveling van de verpleging en de verzorging van de AWBZ naar de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet (hierna Zvw). Een overgangsregeling zorgt ervoor dat cliënten die zorg ontvingen op 1 januari 2015 deze zorg blijven ontvangen van dezelfde aanbieder na 1 januari 2015. 36 Het jaar 2015 wordt door het kabinet gezien als een overgangsjaar. Na dit jaar moeten er meer mogelijkheden worden geboden aan ZZP’ers voor directe contractering met een zorgverzekeraar of zorgkantoor. Kortom, de zorgpilot heeft tot op heden nog geen structurele oplossing geboden voor de problemen die spelen rondom het zelfstandig ondernemerschap in de zorg en de daarbij behorende VAR-problematiek. 37 - Modelovereenkomsten Omdat de beoordeling door de Belastingdienst of sprake is van een zelfstandig ondernemer afhankelijk is van de feiten en omstandigheden zorgt het voor veel onzekerheid bij zowel de ZZP’ers als de opdrachtgevers in de zorg. Deze onzekerheid is voor opdrachtgevers een belemmering om contracten aan te gaan met ZZP’ers in de zorg. Om meer duidelijkheid te scheppen over de vraag of een ZZP’er voldoet aan de eisen van het zelfstandig ondernemerschap, streeft het kabinet ernaar om
32
Kamerbrief ‘openstellen landelijke pilot ZZP’ers’, 9 mei 2014, kenmerk: 368961-120638-LZ Kamerbrief ‘openstellen landelijke pilot ZZP’ers’, 9 mei 2014, kenmerk: 368961-120638-LZ 34 Een BIG-registratie geeft de bevoegdheden van een zorgverlener weer. ‘Wat is het BIG-register?’ BIGregister, www.big-register.nl geraadpleegd op: 8 juni 2014 35 Kamerbrief ‘openstellen landelijke pilot ZZP’ers’, 9 mei 2014, kenmerk: 368961-120638-LZ 36 Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 5. 37 De staatssecretaris van Financiën had een wetsvoorstel ingediend om de VAR in de loop van 2015 te vervangen door de ‘Beschikking geen Loonheffingen’. Het desbetreffende wetsvoorstel wordt echter naar aanleiding van veel kritiek vanuit de Tweede Kamer aangepast. In plaats van de ‘Beschikking geen Loonheffingen’ is het plan om in verschillende sectoren met modelovereenkomsten te gaan werken voor ZZP’ers en hun opdrachtgevers. Kamerbrief ‘alternatief voor de beschikking geen loonheffingen’, 20 april 2015, kenmerk DB2015/136 M. 33
22
modellen te ontwikkelen voor situaties waarin sprake is van zelfstandig ondernemerschap.38 De ontwikkeling van deze modellen is een samenwerking tussen aan de ene kant de ministeries van Volksgezondheid Welzijn & Sport (hierna VWS), het ministerie van Financiën en aan de andere kant de vertegenwoordigers van de zorgverzekeraars, de zorginstellingen en de ZZP’ers. Op dit moment (maart 2015), worden de puntjes op de i gezet wat betreft de modelovereenkomsten. Onlangs is een akkoord bereikt over een aantal modelovereenkomsten voor ZZP’ers in de zorg.39 Deze modelovereenkomsten hebben betrekking op de situatie dat een ZZP’er in opdracht van een zorginstelling thuiszorg verleent aan cliënten.40 Het kabinet streeft om ook modelovereenkomsten te ontwikkelen voor de volgende situaties: -
Een contract tussen de zorgverzekeraar en de ZZP’er in het geval van directe contractering; Een contract tussen de zorginstelling en de ZZP’er in het geval van contractering via een zorginstelling; Een organisatie gericht op ondersteuning voor de niet zorg gebonden aspecten van ZZP’ers die gebruik maken van directe contractering.41
Door het gebruik van bovengenoemde modelovereenkomsten wordt de privaatrechtelijke dienstbetrekking en de daarmee ‘gelijkgestelden’ uitgesloten, mits zowel de opdrachtgever als de ZZP’er zich houden aan de modelovereenkomsten.42 De modelovereenkomsten kunnen zowel door de ZZP’er werkzaam als individu worden gebruikt als door de ZZP’er die werkzaam is in een collectief. Met betrekking tot de modelovereenkomsten geldt (net als bij de VAR-verklaringen) dat de ZZP’er ook moet voldoen aan de overige eisen die gesteld worden aan het ondernemerschap om als zelfstandig ondernemer door de Belastingdienst aangemerkt te kunnen worden. Bij de aangifte inkomstenbelasting van de ZZP’er wordt namelijk niet alleen gekeken naar de modelovereenkomsten, maar naar alle feiten en omstandigheden waaronder de ZZP’er zijn werkzaamheden verricht. Enkel het gebruik van de modelovereenkomsten garandeert niet dat een ZZP’er door de Belastingdienst als ondernemer wordt aangemerkt. 43 De plannen rondom de modelovereenkomsten zijn nog volop in ontwikkeling. Onduidelijk is nog vanaf welk moment met de modelovereenkomsten gewerkt zal worden en of deze overeenkomsten in de praktijk ook daadwerkelijk een oplossing bieden voor de zelfstandige ondernemers in de zorg.44 3.2.5 Onderscheid tussen de werknemer en de opdrachtnemer In paragraaf 3.2 is uiteengezet wanneer sprake is van een werknemer (artikel 7:610 BW) en wanneer sprake is van een zelfstandige opdrachtnemer/ZZP’er (artikel 7:400). Het onderscheidende element tussen deze twee overeenkomsten is de gezagsverhouding. Vervolgens is bekeken wanneer sprake is van een werknemer met betrekking tot het socialezekerheidsrecht. Met betrekking tot het fiscale recht is aangegeven wanneer sprake is van een werknemer in het kader van de LB. Zowel het werknemersbegrip in het kader van het socialezekerheidsrecht als in het kader van de LB sluiten aan 38
Kamerbrief ‘reactie op kamerbrief ZZP’ers in de zorg’, 24 maart 2014, kenmerk: 706073-131674-MEVA (bijlage 1) 39 ‘Barrière opgeheven voor ZZP’ers in de zorg’, Zorgvisie, www.zorgvisie.nl geraadpleegd op: 25 maart 2015 40 Kamerbrief ‘de modelovereenkomsten van BTN FNV Zelfstandigen’, 11 februari 2015, Kenmerk: 71789513259 1-M EVA 41 Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 5. 42 Kamerbrief ‘reactie op kamerbrief ZZP’ers in de zorg’, 24 maart 2014, kenmerk: 706073-131674-MEVA (bijlage 1) 43 Kamerbrief ‘reactie op kamerbrief ZZP’ers in de zorg’, 24 maart 2014, kenmerk: 706073-131674-MEVA (bijlage 1) 44 Kamerbrief ‘alternatief voor de beschikking geen loonheffingen’, 20 april 2015, kenmerk: DB2015/136 M 23
bij het arbeidsrechtelijke begrip arbeidsovereenkomst van artikel 7:610 BW. Deze conclusie zorgt voor duidelijkheid met betrekking tot de vraag of een werkende is verzekerd voor de werknemersverzekeringen of dat er voor een werkende loonbelasting moeten worden afgedragen. Met betrekking tot het werken op basis van een arbeidsovereenkomst en het werken op basis van een opdrachtovereenkomst, is in het kader van dit onderzoek sprake van een ZZP’er indien er geen sprake is van een werknemer in de zin van zowel het burgerlijk recht, het sociaalzekerheidsrecht als het fiscale recht. 3.3 De ondernemer voor de inkomstenbelasting 3.3.1 Inleiding Om als ZZP’er aangemerkt te worden dient de ZZP’er als zelfstandig ondernemer op grond van de inkomstenbelasting te worden aangemerkt. In het kader van de VAR-wuo en de modelovereenkomsten is de beoordeling van de inkomsten als winst uit onderneming essentieel. Enkel de VAR-wuo of de modelovereenkomst garandeert immers niet dat de Belastingdienst oordeelt dat sprake is van zelfstandig ondernemerschap. Het belang van het genieten van winst uit onderneming is voor zowel de ZZP’er die werkzaam is als individu als de ZZP’er die werkzaam is in een collectief van belang. 3.3.2 De onderneming en de ondernemer Allereerst moet worden vastgesteld of sprake is van een onderneming. In de wet staat niet opgenomen wanneer sprake is van een onderneming. Uit jurisprudentie blijkt dat sprake is van een onderneming in het geval van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die erop gericht is om winst te behalen door deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Er moet door de onderneming feitelijk naar winst worden gestreefd.45 Aanleidingen voor de conclusie dat sprake is van een onderneming zijn: de hoeveelheid opdrachtgevers, de mate van bekendheid voor de buitenwereld, de omvang van de ondernemersrisico’s, de grootte van de omzet, de winstverwachting, de investeringen die worden gedaan voor de onderneming en de hoeveelheid arbeid die wordt verricht binnen de onderneming.46 Indien sprake is van een onderneming voor de inkomstenbelasting, rijst de vraag wie het zelfstandige beroep uitoefent. De inkomstenbelasting wordt namelijk geheven over natuurlijke personen. Ondernemer voor de inkomstenbelasting is op grond van artikel 3.4 Wet IB 2001: ‘de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.’ Een ZZP’er wordt dus aangemerkt als zelfstandig ondernemer indien hij zelf is verbonden voor de verbintenissen betreffende zijn onderneming en indien hij zelf aansprakelijk is voor die verbintenissen.47 Jurisprudentie laat ook zien dat voor de inkomstenbelasting sprake is van een ondernemer indien de werkzaamheden door de ondernemer zelf worden verricht en dat dit voor eigen rekening en risico gebeurt, waarbij ook ondernemersrisico wordt gelopen.48 In een uitspraak over een verpleegkundige werkzaam in de thuiszorg oordeelde het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden dat sprake was van een ondernemer voor de inkomstenbelasting. De verpleegkundige stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en werkte voor meer dan drie opdrachtgevers. Tevens had zij een eigen beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten waardoor ze aansprakelijk kon worden gesteld voor de eventuele door haar gemaakte fouten. 45
Van Schie e.a. 2013, p. 43. Van Schie e.a. 2013, p. 46. 47 Van Schie e.a. 2013, p. 46. 48 HR 16 september 1992, BNB 1992/370 en HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0499 46
24
Dat de verpleegkundige haar werkzaamheden verrichte binnen de door de instelling bepaalde kaders stond niet aan het zelfstandig ondernemerschap in de weg. Het Hof oordeelde dat de verpleegkundige beschikte over voldoende zelfstandigheid met betrekking tot haar werkzaamheden, omdat zij niet verplicht was de opdrachten te aanvaarden, zij in geval van ziekte of verlof zelf vervanging diende te regelen, zij niet verplicht was een bepaald aantal uren te werken, zij zelf het zorgplan opstelde en haar werkzaamheden bij de zorgvrager zonder toezicht en naar eigen inzicht uitvoerde en dat zij voor vijf zorginstellingen werkzaamheden verrichte. Het Hof oordeelde daarnaast dat er voor de verpleegkundige risico’s waren met betrekking tot het behalen van omzet, omdat zij voortdurend het risico liep om geen of lagere omzet te realiseren. Het kan immers zo zijn dat de instellingen geen opdrachten voor haar hebben of dat er opdrachten ‘wegvallen’ door bijvoorbeeld het overlijden van de zorgvrager. Ook is het zo dat de verpleegkundige in geval van ziekte of vakantie geen inkomen had. Het feit dat de verpleegkundige haar urenstaten bij de instellingen moest inleveren en dat de instellingen het tarief bepaalden stond niet aan het ondernemerschap in de weg.49 3.3.3 Een ZZP’er en de inkomstenbelasting Een ZZP’er dient, om als ondernemer aangemerkt te kunnen worden, allereerst ondernemersrisico’s te lopen met zijn werkzaamheden. Tevens dient hij rechtstreeks verbonden te zijn voor de verbintenissen die hij aangaat en hij dient zelf aansprakelijk te zijn voor die verbintenissen. Het zelf verbonden en aansprakelijk zijn voor de verbintenissen blijkt uit het feit dat de ZZP’er particuliere verzekeringen heeft afgesloten tegen bijvoorbeeld aansprakelijkheid en dat hij staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. 3.4 Kwaliteit van de zorgverlening door zelfstandig ondernemers in de zorg 3.4.1 Inleiding In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe een ZZP’er als zelfstandige kan functioneren gezien de kwaliteitseisen die gelden met betrekking tot de zorgverlening. Eerst worden de mogelijkheden om als zelfstandig ondernemer werkzaam te zijn behandeld gezien de huidige wetgeving, de Kwaliteitswet zorginstellingen (Kwz). Vervolgens worden de mogelijkheden om als zelfstandig ondernemer werkzaam te zijn behandeld gezien de wetgeving die waarschijnlijk in de loop van 2015 in werking zal treden, de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg. 3.4.2 Kwaliteitswet zorginstellingen De Kwz is erop gericht om de kwaliteit van de zorg in Nederland te waarborgen. Uitgangspunt is dat de zorginstelling verantwoordelijk is voor het leveren van kwalitatief goede zorg. De Kwz spreekt van een zorginstelling in het geval van: ‘een organisatorisch verband dat strekt tot de verlening van zorg.’50 - Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de zorgverlening Op grond van de Kwz zijn er belemmeringen om als individuele ZZP’er te kunnen werken in de zorg.51 De Kwz verplicht zorginstellingen om een beleid te voeren ten aanzien van de kwaliteit van de zorg, het is echter niet mogelijk om de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde zorg over te dragen. De verantwoordelijkheid kan daardoor niet neergelegd worden bij onderaannemers, bijvoorbeeld ZZP’ers. Het gevolg hiervan is dat zorginstellingen ook verantwoordelijk en aansprakelijk 49
Hof Arnhem Leeuwarden 23 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7283 Artikel 1 lid 1 onder b Kwz. 51 Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 5, p. 6. 50
25
blijven voor de kwaliteit van de geleverde zorg door de ZZP’er die zij inzetten. Hierdoor is de ZZP’er niet aansprakelijk voor zijn eigen zorgverlening binnen een instelling. Dit staat voor de ZZP’er in de weg aan het als zelfstandige werkzaam zijn.52 Dat er geen sprake is van zelfstandig ondernemerschap indien de ZZP’er niet zelf verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de geleverde zorg blijkt uit de volgende uitspraak. 53 In deze zaak draaide het om een zorgverleenster die werkzaam was bij een thuiszorginstelling. De thuiszorginstelling stelde het zorgplan op waar de zorgverleenster zich aan moest houden. Daarnaast was de thuiszorginstelling verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorgverlening van de zorgverleenster. Op basis hiervan werd geoordeeld dat sprake was van een gezagsverhouding tussen de thuiszorginstelling en de zorgverleenster en dat zij niet als zelfstandig ondernemer aangemerkt kon worden volgens de Belastingdienst. Wanneer een ZZP’er niet werkt voor een instelling, maar zelf een contract sluit met een zorgkantoor, is hij wel zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de zorgverlening. Door zelf de contracten te sluiten is de ZZP’er zelf verantwoordelijk voor het opstellen van een zorgplan voor de cliënt en voor het vaststellen van zijn tarieven. Deze twee aspecten zijn belangrijke aanwijzingen voor het feit dat de ZZP’er voldoende zelfstandigheid bezit.54 Daarnaast zal het zorgkantoor afspraken maken met de ZZP’er over bijvoorbeeld de kwaliteit van de zorgverlening. In een dergelijk geval is geen sprake van tussenkomst van bijvoorbeeld een zorginstelling, waarmee anders die afspraken zouden worden gemaakt. Op deze manier kan de ZZP’er in de zorg wel als zelfstandige werkzaam zijn. In tegenstelling tot de individuele ZZP’ers, vallen de samenwerkende ZZP’ers in de zorg, die beschikken over een WTZI-toelating55 en die zorg verlenen in het kader van de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, wel onder de Kwz. 56 ZZP’ers kunnen in dat geval wel zelf verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de zorgverlening, wanneer zij zelf de contracten zullen sluiten met de opdrachtgever. Ook in dit geval is er geen sprake meer van tussenkomst van een ander, bijvoorbeeld een zorginstelling. Dit heeft een positieve invloed op het behoud van zelfstandigheid van de ZZP’ers. 3.4.3 Wet kwaliteit klachten en geschillen in de zorg Voor de problematiek rondom de zorgverlening door individuele ZZP’ers binnen een zorginstelling, wordt een oplossing aangedragen door middel van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna Wkkgz). De Wkkgz ligt momenteel, januari 2015, ter behandeling bij de Eerste Kamer en moet de Kwz gaan vervangen.57 De Wkkgz is gericht op bevordering van de kwaliteit van de zorg en tevens is het doel om de positie van cliënten te versterken door regels te stellen over de kwaliteit van de zorg en de behandeling van klachten en geschillen in de zorg.58 De Wkkgz is van toepassing op alle zorgverleners die staan ingeschreven in een register zoals in artikel 3 lid 1 van de BIG.59 52
Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 5, p. 6. Rb. Noord-Nederland 29 april 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:2168. 54 Panteia 2014, p. 7-22. 55 Zorginstellingen dienen te beschikken over een WTZI-toelating indien zij zorg willen leveren in het kader van de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet. De WTZI-toelating stelt tevens regels over het voeren van goed bestuur en het doen van winstuitkeringen. ‘Wat doet toelating zorginstellingen?’, WTZI, www.wtzi.nl geraadpleegd op: 5 mei 2015 56 Artikel 1 lid 1 sub b jo. artikel 1 lid 1 sub c onder 2 Kwaliteitswet Zorginstellingen. 57 Artikel 32 lid 1 wetsvoorstel Wkkgz. 58 P. Bex e.a. 2014 p. 4. 59 Artikel 1.1 Uitvoeringsbesluit Wkkgz (concept). 53
26
- Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de zorg op basis van de Wkkgz De Wkkgz regelt onder meer dat de eisen met betrekking tot de kwaliteit, de klachten en de geschillen en het toezicht daarop ook van toepassing zijn op solistisch werkende zorgverleners, zoals ZZP’ers, zodat zij zelf verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de kwaliteit van de verleende zorg, ook als zij binnen een instelling werkzaam zijn. Op grond van de Wkkgz is sprake van een solistisch werkende zorgverlener indien gewerkt wordt voor meerdere opdrachtgevers. Anders dan onder de Kwz kunnen ZZP’ers zelfstandig hun beroep uitoefenen, zo stellen de verantwoordelijke ministers. 60 ‟De Wkkgz introduceert een eigenstandige wettelijke basis, op basis waarvan de ZZP’er verantwoordelijk is voor zijn of haar zorgverlening. Volgens de wet zijn de solistisch werkende zorgverleners zelf ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de verleende zorg. Dat blijft ook gelden als de solistische werkende zorgverlener in opdracht van een zorginstelling werkt. De zorginstelling blijft eindverantwoordelijk voor de dienst die geleverd wordt. Dit is regulier contractenrecht dat net als voor iedere andere sector, ook geldt voor de zorg.” 61 Omdat ZZP’ers op basis van de Wkkgz hun werkzaamheden voor eigen risico en voor eigen rekening kunnen verrichten, is de kans kleiner dat wordt geconcludeerd dat sprake is van een privaatrechtelijke dienstbetrekking of ‘gelijkgestelde’ in de zin van de werknemersverzekeringen en de LB. Werkt een ZZP’er rechtstreeks voor de cliënt, dus niet via een zorginstelling, dan is de ZZP’er (eind)verantwoordelijk voor de zorgverlening. De financieringswijze is voor de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg niet van belang.62 Naast het werken als individu kunnen ZZP’ers zich ook verenigen in een collectief. Het is mogelijk dat zij in een dergelijk geval een zorginstelling in het kader van de Wkkgz vormen. Onder zorginstelling in het kader van de Wkkgz wordt verstaan: 63 -
De rechtspersoon die bedrijfsmatig zorg verleent, of De natuurlijke persoon die beroepsmatig zorg verleent als individuele zorgverlener, of Het samenwerkingsverband van personen die (beroeps- of bedrijfsmatig) zorg verlenen.64
Een collectief van samenwerkende ZZP’ers wordt dus gezien als zorginstelling in het kader van de Wkkgz. Voor ZZP’ers in de zorg betekent dit dat, wanneer de Wkkgz in werking treedt, zij moeten voldoen aan de eisen die door de Wkkgz gesteld worden aan de zorgverlening en de zorgverleners.65 Wanneer door de ZZP’ers wordt samengewerkt in een samenwerkingsverband geldt, dat naast de individuele verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg, er ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de zorg is. Ook het UWV en de Belastingdienst gaan uit van een gedeelde verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de geleverde zorg.66 Wanneer opgemerkt wordt dat er binnen het samenwerkingsverband gebrek aan kwaliteit van de zorg is, dienen de leden van het samenwerkingsverband hier wat aan te doen, bijvoorbeeld door degene bij wie de kwaliteit gebrekkig is, hierop aan te spreken. ZZP’ers die willen samenwerken, dienen duidelijke afspraken te maken over de kwaliteit van de zorg en de handhaving hiervan.
60
Kamerstukken I 2014/15, 32402, nr. K, p. 5. Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 5. 62 Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 8, p. 8. 63 Artikel 1 wetsvoorstel Wkkgz. 64 Kamerstukken I 2013/14, 32402 nr. I, p. 57. 65 (Concept) uitvoeringsbesluit Wkkgz, p. 16. 66 Panteia 2014, p. 46. 61
27
In ieder geval is het belangrijk dat de ZZP’ers zelf de overeenkomsten sluit met de opdrachtgever, dat hij zelf het zorgplan opstelt en zelf de tarieven bepaalt. Dit zijn aanknopingspunten voor het zelf verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de zorgverlening en komt ten goede aan de zelfstandigheid van de ZZP’er. 67 3.4.4 De ZZP’er en de kwaliteitswetgeving rondom de zorgverlening De Kwz maakt de zorgverlening van een ZZP’er in opdracht van een zorginstelling (haast) onmogelijk omdat de verantwoordelijkheid voor de zorgverlening bij de zorginstelling blijft. Voor ZZP’ers die samenwerken in een collectief zorgt de Kwz niet voor belemmeringen omdat zij aangemerkt kunnen worden als een instelling, waardoor de wet wel op hen van toepassing is. De Wkkgz zal waarschijnlijk in de loop van dit jaar de Kwz vervangen en brengt mee dat de ZZP’ers op basis van deze wetgeving ook verantwoordelijk kunnen zijn voor de eigen zorgverlening, bijvoorbeeld in opdracht van een instelling. Er is sprake van voldoende zelfstandigheid met betrekking tot de zorgverlening indien de contracten door de ZZP’er zelf worden gesloten met de opdrachtgevers. Op basis hiervan kan de ZZP’er zelf het zorgplan voor de cliënt opstellen en zelf de tarieven bepalen. Dit leidt ertoe dat de ZZP’er zelf verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de eigen zorgverlening en is van belang voor de beoordeling of sprake is van een ZZP’er. 3.5.Conclusie: Wanneer is sprake van een ZZP’er in de zorg? Centraal in dit hoofdstuk stond de vraag: wanneer is sprake van een ZZP’er in de zorg- en welzijnssector? Ik beschouw, in navolging van het rapport van Panteia68, als een ZZP’er, de werkende die allereerst niet als werknemer wordt aangemerkt in het kader van het burgerlijk recht, het socialezekerheidsrecht en het fiscale recht. Een werknemer voor zowel het socialezekerheidsrecht als het fiscale recht is werkzaam op basis van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Tevens is werknemer voor deze wetgeving degene van wie de arbeidsverhouding gelijkgesteld kan worden aan een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Ten tweede moet een ZZP’er, in het kader van dit onderzoek, als ondernemer worden aangemerkt op grond van de inkomstenbelasting. Het lopen van ondernemersrisico’s is hiervoor een belangrijke voorwaarde Voor het lopen van ondernemersrisico wordt verwezen naar paragraaf 3.3. Tot slot is het van belang om te kunnen spreken van een ZZP’er dat hij zelf verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de zorgverlening. Om dit te bewerkstelligen dient de ZZP’er zelf de contracten te sluiten met zijn opdrachtgevers, moet hij zelf het zorgplan opstellen en zijn eigen tarieven bepalen. Wanneer de kwalificatie van werknemer zowel in de zin van het burgerlijk recht, het sociaalzekerheidsrecht als het fiscale recht is uitgesloten, de werkende aangemerkt wordt als ondernemer voor de inkomstenbelasting en de werkende zelf verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de zorgverlening, is sprake van een ZZP’er in het kader van dit onderzoek.
67
Panteia 2014, p. 7-22. In het rapport van Panteia wordt aan de hand van de voorwaarden die gesteld worden aan een ZZP’er gekeken in hoeverre er binnen bepaalde bedrijfsmodellen mogelijkheden zijn om als ZZP’er werkzaam te zijn.Panteia 2014, p. 49-70. 68
28
4. ZZP’ers in de zorg in een collectief 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk staat de volgende vraag centraal: Wat zijn de mogelijke juridische samenwerkingsvormen voor ZZP’ers in de zorg op basis van de literatuur, de wet- en regelgeving en de jurisprudentie en wat zijn de voorwaarden voor deze verschillende samenwerkingsvormen? Voor ZZP’ers is samenwerken een bekend gegeven.69 In 2010 gaf een vijfde van de ZZP’ers aan structureel met andere ZZP’ers samen te werken.70 Motieven om te gaan samenwerken met andere ZZP’ers zijn onder meer dat ZZP’ers op die manier continuïteit kunnen bieden, bijvoorbeeld in het geval van ziekte. Tevens zijn het delen van kennis met elkaar en het binnenhalen van grotere opdrachten belangrijke redenen om te gaan samenwerken. Immers, als individu kan je maar een beperkte hoeveelheid werk verzetten.71 Voor de beantwoording van deze vraag is essentieel om na te gaan wat een samenwerkingsvorm een geschikte samenwerkingsvorm maakt voor ZZP’ers in de zorg. Voor ZZP’ers is het belangrijk dat zij, indien zij gaan samenwerken, voldoende zelfstandigheid behouden binnen de samenwerkingsvorm. In het kader van dit onderzoek is sprake van een ZZP’er, indien de ZZP’er niet aangemerkt wordt als werknemer in de zin van het burgerlijk recht, het sociaalzekerheidsrecht en het fiscale recht. Daarnaast dient de ZZP’er op grond van de inkomstenbelasting als ondernemer aangemerkt te worden en dient hij met betrekking tot de kwaliteitswetgeving zelf verantwoordelijk en aansprakelijk te zijn voor de eigen zorgverlening. In dit hoofdstuk wordt besproken via welk bedrijfsmodel ZZP’ers werkzaam kunnen zijn, dit kan via directe contractering en via indirecte contractering. Bij deze bespreking staat de relatie van het collectief met de opdrachtgever centraal. Daarna worden de mogelijkheden besproken om als individu binnen een collectief een contract te sluiten met een opdrachtgever. Dit is van belang omdat de wijze van contractering onder meer invloed heeft op de zelfstandigheid in de ogen van de Belastingdienst en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de ZZP’ers ten aanzien van de zorgverlening. Vervolgens worden de verschillende juridische samenwerkingsvormen besproken waarbij, gezien de eerder genoemde voorwaarden, verwacht wordt dat de mogelijkheid bestaat om als individuele ZZP’er zelfstandig te blijven.72 Hierbij worden de voorwaarden voor de verschillende samenwerkingsvormen en de interne verhoudingen binnen de samenwerkingsvorm besproken. Bij de keuze voor een samenwerkingsvorm kan gekozen worden voor een rechtspersoon73 of een personenvennootschap.74 Wat betreft de rechtspersonen lijken de coöperatie en de stichting geschikte samenwerkingsvormen. Wat betreft de personenvennootschappen zijn de maatschap en de V.O.F. wellicht geschikte samenwerkingsvormen. Kort wordt stil gestaan bij de samenwerkingsvormen die minder geschikt lijken voor ZZP’ers in de zorg en waarom dat zo is.
69
Wuisman 2014 p. 423-431. Camps 2014, p. 9. 71 Wuisman 2014 p. 423-431. 72 In een rapport van Panteia is uiteengezet welke mogelijkheden er zijn voor ZZP’ers om thuiszorg in natura te leveren. Dat rapport heeft verschillende bedrijfsmodellen geanalyseerd waarbinnen ZZP’ers werkzaam kunnen zijn. Deze modellen zijn getoetst aan de criteria die gelden voor het zelfstandig ondernemerschap. De opzet van het rapport van Panteia is gebruikt als houvast voor de opzet van dit hoofdstuk. Panteia 2014, p. 49-68. 73 Een rechtspersoon is, net als een natuurlijk persoon, drager van recht en plichten en kan ook rechtshandelingen aangaan. Art 2:3 jo. 2:5 BW. 74 Een personenvennootschap bezit geen rechtspersoonlijkheid en is daardoor geen drager van rechten en plichten en kan ook geen rechtshandelingen aangaan. Art 2:3 jo. 2:5 BW. 70
29
4.2. Bedrijfsmodellen voor het collectief 4.2.1 Inleiding Onderstaande bedrijfsmodellen geven weer op welke wijze een ZZP’er werkzaam kan zijn in de zorg.75 Hierbij kan zowel het collectief als de individuele ZZP’er de contractspartner zijn van de opdrachtgever. In een onderzoek van Panteia worden in dit verband verschillende bedrijfsmodellen onderscheiden, in het kader waarvan (individuele) ZZP’ers hun werkzaamheden zelfstandig kunnen verrichten. In dit hoofdstuk wordt in aansluiting op het rapport van Panteia een inschatting gemaakt van de mogelijkheid om zelfstandig te blijven via de volgende bedrijfsmodellen: -
Directe contractering met een opdrachtgever (zorgkantoor of zorgverzekeraar); Indirecte contractering met een opdrachtgever (bijvoorbeeld een zorginstelling of bemiddelingsbureau).76
In dit hoofdstuk wordt alleen aandacht besteed aan de ZZP’ers die zich verenigd hebben in een collectief. In deze paragraaf wordt besproken wat van belang is om te voorkomen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de ZZP’ers en de contractspartner (bijvoorbeeld zorginstelling of zorgkantoor). Deze aspecten gelden ongeacht welke samenwerkingsvorm wordt gekozen en zullen daarom (gezien de vele overlap) niet apart per samenwerkingsvorm worden besproken. 4.2.2 Directe contractering tussen het collectief en de opdrachtgever Wanneer gewerkt wordt op basis van het bedrijfsmodel directe contractering sluit het collectief van ZZP’ers rechtstreeks een contract met een zorgkantoor of een zorgverzekeraar. Wellicht dat er ook mogelijkheden zijn voor directe contractering van het collectief met een gemeente, maar gezien de veranderingen in de zorg die op dit moment spelen is het lastig om hier op dit moment wat over te zeggen.77 Ter verduidelijking van de tekst wordt in deze paragraaf als voorbeeld genomen dat het collectief een contract heeft gesloten met een zorgkantoor. Het collectief van ZZP’ers kan, zoals in hoofdstuk 3 ook is weergegeven, beschikken over een WTZI-toelating indien de ZZP’ers zorg leveren die in het kader van de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet voor vergoeding in aanmerking komt. Wanneer het collectief beschikt over een WTZI-toelating, kan het collectief een contract sluiten met een zorgkantoor, omdat een zorgkantoor veelal alleen overeenkomsten sluit met WTZI toegelaten instellingen.78 Het collectief is in een dergelijk geval de contractspartner en zet de opdracht uit binnen de samenwerkingsvorm. Om de zelfstandigheid van de ZZP’ers in de ogen van de Belastingdienst en rond de kwaliteitswetgeving te waarborgen is van belang dat het collectief alleen de randvoorwaarden vastlegt in de overeenkomst met het zorgkantoor. De ZZP’ers binnen het collectief dienen ruimte te hebben om met de opdrachtgever waar uiteindelijk voor gewerkt wordt, nadere voorwaarden overeen te komen, zoals het zorgplan en het uurtarief. Het zelf afsluiten van de contracten door de ZZP’er met de opdrachtgever, het opstellen van een zorgplan en het vaststellen van de eigen tarieven zijn van belang voor de ZZP’er omdat hij dan zelf verantwoordelijk en aansprakelijk is voor de zorgverlening. Deze aspecten laten zien dat de ZZP’er zelfstandig is en dat hij tevens zelf verantwoordelijk is voor de zorgverlening. Stelt het collectief, dan wel het zorgkantoor het zorgplan op, dan is de ZZP’er niet zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de zorgverlening en kan er door de Belastingdienst worden geoordeeld dat sprake is van een dienstbetrekking tussen de
75
Panteia 2014, p. 53-67. Panteia 2014, p. 53-67. 77 Panteia 2014, p. 69. 78 Panteia 2014, p. 54. 76
30
samenwerkende ZZP’ers en de opdrachtgever of tussen de samenwerkingsvorm en een ZZP’er (zie paragraaf 3.4). Wanneer via directe contractering een contract wordt gesloten met een zorgkantoor, is van belang dat de samenwerkende ZZP’ers niet afhankelijk zijn van het zorgkantoor voor het verkrijgen van opdrachten.79 De ZZP’ers dienen, in verband met het oordeel van de Belastingdienst of sprake is van een zelfstandig ondernemer, voor het verkrijgen van opdrachten ook eigen inspanningen te verrichten. Wanneer de ZZP’ers werken voor meerdere opdrachtgevers is de kans groter dat geen sprake is van een dienstbetrekking tussen de samenwerkende ZZP’ers en de opdrachtgever, maar dat de ZZP’ers worden aangemerkt als zelfstandig ondernemer voor de inkomstenbelasting. Met betrekking tot het zijn van zelfstandig ondernemer in de ogen van de Belastingdienst zijn nog een aantal andere omstandigheden van belang, namelijk: het zelf afsluiten van verzekeringen tegen bijvoorbeeld aansprakelijkheid en ziekte, het behalen van winst, het naar buiten toe presenteren als ZZP’er en het doen van relevante investeringen voor de werkzaamheden (zie hiervoor paragraaf 3.3). In een contract met een opdrachtgever moet niet de persoonlijke inzet van één van de ZZP’ers binnen het collectief worden beoogd. Het persoonlijke aspect van het verrichten van arbeid is immers kenmerkend voor de arbeidsovereenkomst (zoals gezien in hoofdstuk 3). Kortom, wanneer het collectief via het bedrijfsmodel directe contractering een contract sluit met een zorgkantoor, is dit een geschikte mogelijkheid om als ZZP’er zorg te verlenen. Wel is van belang dat de ZZP’ers binnen het collectief voldoen aan de eisen die gesteld worden aan het ondernemerschap in het kader van de inkomstenbelasting en dat zij voldoen aan de regelgeving rondom de kwaliteit van zorg om als ZZP’er zorg te kunnen verlenen. Wanneer hieraan wordt voldaan is de kans kleiner dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen het zorgkantoor en de samenwerkende ZZP’ers. 4.2.3 Indirecte contractering tussen het collectief en de opdrachtgever Naast het bedrijfsmodel directe contractering, kan het collectief ook op basis van het bedrijfsmodel indirecte contractering een contract sluiten met een opdrachtgever. Een opdrachtgever kan in een dergelijk geval bijvoorbeeld een zorginstelling of een bemiddelingsbureau zijn. Ter verduidelijking van de tekst wordt in deze paragraaf als voorbeeld genomen dat het collectief een contract heeft gesloten met een zorginstelling. In het geval van indirecte contractering heeft de zorginstelling een contract met bijvoorbeeld een zorgkantoor of een zorgverzekeraar. Het collectief heeft een contract met de zorginstelling. Wanneer op basis van dit bedrijfsmodel wordt gewerkt, is het collectief dus niet de directe contractspartner van het zorgkantoor of de zorgverzekeraar, maar verkrijgt het collectief de opdrachten via de zorginstelling. Indien de samenwerkende ZZP’ers op basis van dit bedrijfsmodel werken, bestaat het risico dat geoordeeld wordt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de samenwerkende ZZP’ers en de zorginstelling.80 In ieder geval moet in het contract met de zorginstelling niet de persoonlijke inzet van één van de ZZP’ers binnen het collectief worden beoogd. Het persoonlijke aspect van het verrichten van arbeid is namelijk kenmerkend voor de arbeidsovereenkomst. Alle opdrachtgevers waar via de zorginstelling voor wordt gewerkt, worden aangemerkt als één opdrachtgever. ZZP’ers dienen om als zelfstandig ondernemer te worden aangemerkt in het kader van de inkomstenbelasting (paragraaf 3.3), werkzaam te zijn voor meerdere opdrachtgevers. Naast de cliënten waarvoor de ZZP’ers via de zorginstelling werken, zullen de ZZP’ers ook nog moeten werken voor andere opdrachtgevers. Het werken voor meerdere opdrachtgevers doet vermoeden dat de samenwerkende ZZP’er(s) niet afhankelijk zijn van de zorginstelling voor het verkrijgen van opdrachten. Een ander element dat in het kader van de inkomstenbelasting doet 79 80
Panteia 2014, p. 64. Panteia 2014, p. 53-61. 31
vermoeden dat de ZZP’ers niet afhankelijk zijn van de zorginstelling, is dat zij zelf relevante investeringen hebben gedaan voor de werkzaamheden. Tevens is van belang om als ondernemer voor de inkomstenbelasting te kunnen worden aangemerkt, dat de ZZP’er zich naar buiten toe presenteert als ZZP’er. Een ZZP’er zal zelf ook inspanningen moeten verrichten om aan opdrachtgevers te komen. Dat een ZZP’er zelf verzekeringen heeft afgesloten tegen aansprakelijkheid en ziekte doet vermoeden dat sprake is van een zelfstandig ondernemer in het kader van de inkomstenbelasting (zie paragraaf 3.3). Wanneer de ZZP’er ziek is, is het belangrijk dat hij zelf vervanging regelt en dat het collectief dit niet doet. De ZZP’er kan een andere ZZP’er binnen de samenwerkingsvorm vragen om zijn werkzaamheden over te nemen. ZZP’ers die gaan samen werken dienen er zelf zorg voor te dragen dat zij aan deze elementen voldoen. Wat betreft de verantwoordelijkheid voor de zorgverlening, kan op basis van de bestudeerde literatuur niet gesteld worden bij wie die verantwoordelijkheid ligt wanneer het collectief via indirecte contractering een contract sluit met een zorginstelling.81 Omdat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of de ZZP’ers binnen het collectief zelf verantwoordelijk en aansprakelijk kunnen zijn voor de zorgverlening wanneer het collectief via indirecte contractering een contract sluit met een zorginstelling, kan op basis van de literatuur niet gesteld worden of het bedrijfsmodel indirecte contractering een geschikte mogelijkheid is voor samenwerkende ZZP’ers in de zorg. 4.3 Bedrijfsmodellen voor een ZZP’er binnen het collectief 4.3.1 Inleiding In hoofdstuk 3 is duidelijk geworden dat ZZP’ers werkzaam moeten zijn voor meerdere opdrachtgevers om als ondernemer voor de inkomstenbelasting te kunnen worden aangemerkt en om een VAR-wuo te verkrijgen. Wanneer het collectief een contract heeft gesloten met een opdrachtgever (paragraaf 4.2), worden alle opdrachten waar een ZZP’er via die opdrachtgever voor werkt, aangemerkt als één opdracht.82 Van belang is dus dat de ZZP’er ook nog ‘eigen’ opdrachten verwerft, waarbij de ZZP’er zelf de contractspartner is, (bijvoorbeeld via PGB), zodat hij voldoet aan de eis van minimaal drie opdrachtgevers. Ook hier geldt dat de ZZP’er zowel op basis van het bedrijfsmodel directe contractering als op basis van het bedrijfsmodel indirecte contractering contracten kan sluiten met opdrachtgevers. 4.3.2 Directe contractering tussen de ZZP’er en een opdrachtgever Indien een ZZP’er zelf op basis van het bedrijfsmodel directe contractering een contract sluit met een zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een PGB cliënt (Persoons Gebonden Budget), is de ZZP’er zelf verantwoordelijk en aansprakelijk voor de zorgverlening. Dit komt omdat de ZZP’er in een dergelijk geval zelf de contractspartner is en er hierdoor ruimte is voor de ZZP’er om zelf het zorgplan op te stellen en zijn eigen tarieven te bepalen. Dit is gezien de kwaliteitswetgeving rond de zorgverlening van belang voor de zelfstandigheid van de ZZP’er (zie ook paragraaf 3.4). Echter, het sluiten van contracten door een ZZP’er met een zorgkantoor of zorgverzekeraar gebeurt (ondanks dat er geen wettelijke belemmeringen voor zijn) op dit moment nog niet veel. Wel streeft het kabinet ernaar om de praktische belemmeringen weg te nemen en de directe contractering tussen een ZZP’er en een zorgkantoor of zorgverzekeraar te stimuleren.83 De belemmeringen die de zorgkantoren en zorgverzekeraars ervaren hebben te maken met de hogere
81
Panteia 2014, p. 53-58. Panteia 2014, p. 64. 83 Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 5, p. 6. 82
32
administratieve lasten en de het gebrek aan continuïteit van de zorgverlening door de ZZP’er als individu.84 Een ZZP’er kan op dit moment wel via directe contractering een contract sluiten met een PGB-cliënt. Een PGB-cliënt is in dat geval een extra opdrachtgever voor de ZZP’er. Ook kan het zijn dat een ZZP’er nog cliënten heeft uit de Zorgpilot waarvoor gewerkt wordt (indien de ZZP’er aan de Zorgpilot heeft deelgenomen). Door als ZZP’er zelf ook via het bedrijfsmodel directe contractering contracten te sluiten met opdrachtgevers, voldoet de ZZP’er aan de eis van minimaal drie opdrachtgevers in het kader van het ondernemerschap voor de inkomstenbelasting. 4.3.3 Indirecte contractering tussen de ZZP’er en een opdrachtgever Een ZZP’er kan als individu ook op basis van het bedrijfsmodel indirecte contractering een contract sluiten met een opdrachtgever. In een dergelijk geval sluit de ZZP’er een contract met bijvoorbeeld een zorginstelling. De zorginstelling heeft een contract met een zorgkantoor of een zorgverzekeraar. In hoofdstuk 3 is reeds weergegeven dat deze constructie het erg lastig maakt om als ZZP’er werkzaam te kunnen zijn in de zorgverlening, omdat de Belastingdienst vaak oordeelt dat in een dergelijk geval sprake is van een dienstbetrekking tussen de ZZP’er en de zorginstelling (alleen al omdat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorgverlening niet kan worden overgedragen, zie paragraaf 3.4). Omdat op basis van de bestudeerde literatuur blijkt dat dit geen veilige constructie is om als ZZP’er werkzaam te zijn, wordt aan het werken door een ZZP’er op basis van dit bedrijfsmodel verder geen aandacht besteedt. 4.4 Geschikte juridische samenwerkingsvormen voor ZZP’ers 4.4.1 Inleiding In deze paragraaf worden de samenwerkingsvormen behandeld waarbinnen ZZP’ers zich kunnen verenigen. Allereerst worden de voorwaarden voor deze verschillende samenwerkingsvormen besproken. Vervolgens wordt aandacht besteedt de interne verhoudingen binnen de samenwerkingsvorm. 4.4.2 Voorwaarden voor de verschillende samenwerkingsvormen en de interne verhoudingen - De coöperatie De coöperatie is een bijzondere vorm van een vereniging en is geregeld in de artikelen 2:53 tot en met 2:63j BW. De coöperatie is eenvoudig op te richten en dit kan al bij een samenwerkingsverband van twee leden (de ZZP’ers worden lid van de coöperatie). De coöperatie wordt opgericht door middel van een notariële akte en er is geen startkapitaal vereist. Een voordeel van de coöperatie is dat de leden van de coöperatie gemakkelijk kunnen toeen uittreden. Hiervoor is enkel afmelding of aanmelding bij het bestuur van de coöperatie een vereiste. Voor het kunnen toetreden als lid dient overeenstemming te bestaan tussen het lid dat wil toetreden en de coöperatie. Het bestuur van de coöperatie zal bijvoorbeeld zekerheid willen hebben over de kwaliteiten en het opleidingsniveau van het nieuwe lid alvorens het akkoord gaat met de toetreding.85 ZZP’ers die een coöperatie wensen op te richten kunnen kiezen welk aansprakelijkheidsregime gehanteerd zal worden voor eventuele financiële tekorten van de coöperatie. Hierbij kan gekozen worden voor de wettelijke aansprakelijkheid, de beperkte aansprakelijkheid en de uitgesloten aansprakelijkheid. Van belang is dat de gekozen aansprakelijkheid ook wordt vermeld in de naam van de coöperatie. Op de mogelijkheid van het 84 85
Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 5, p. 6. Huizink 2011, p. 103 33
uitsluiten van de aansprakelijkheid bestaan enkele uitzonderingen, namelijk: indien er door het bestuur onbevoegd wordt gehandeld of wanneer er door de leden onrechtmatig een besluit is genomen. In die gevallen kan het bestuur of kunnen de leden wel aansprakelijk worden gesteld.86 De coöperatie moet op grond van de wet, in haar statuten ten doel stellen dat de coöperatie zal voorzien in stoffelijke behoeften van haar leden door overeenkomsten te sluiten met haar leden in het bedrijf dat zij ten behoeve van hen uitoefent.87 De coöperatie oefent veelal activiteiten uit die de leden anders zelfstandig zouden verrichten, bijvoorbeeld: het doen van de administratie voor de ZZP’ers. Doordat ZZP’ers die zich verenigen in een coöperatie zich niet met dergelijke zaken bezig hoeven te houden, kunnen zij zich puur richten op de zorgverlening. - Interne verhoudingen binnen de coöperatie De coöperatie heeft een bestuur en een algemene ledenvergadering. De verplichtingen die een bestuurder heeft zijn gebaseerd op de wet (artikel 2:44 lid 1 BW) en op hetgeen in de statuten is overeengekomen.88 In de statuten kunnen ook de verplichtingen van de leden onderling worden opgenomen. Op basis van de wet wordt aan een lid van de coöperatie alleen de verplichting gesteld om zich redelijk en billijk te gedragen.89 ZZP’ers dienen de samenwerking zo in te richten dat zij gezamenlijk beslissingen nemen betreffende de inrichting van de coöperatie, zodat eenieder binnen de coöperatie gelijkwaardig is. In principe is het zo geregeld dat elk lid één stem heeft wat betreft de zeggenschap binnen een coöperatie. Deze verdeling suggereert dat sprake is van gelijkwaardigheid binnen de coöperatie en dat er geen sprake is van een gezagsverhouding tussen de ZZP’ers onderling.90 Tevens is het belangrijk dat de ZZP’ers zelf verantwoordelijk zijn voor de inrichting en de uitvoering van hun werkzaamheden. Wanneer de coöperatie zich hier in gaat mengen, kan het ook zijn dat sprake is van een gezagsverhouding tussen de coöperatie en de ZZP’er en dat de ZZP’er wordt aangemerkt als werknemer van de coöperatie. De aanwezigheid van een gezagsverhouding doet immers, zoals in hoofdstuk 3 naar voren is gekomen, vermoeden dat geen sprake is van zelfstandig ondernemerschap, maar dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Voor ZZP’ers in de zorg is het belangrijk dat indien zij gaan samenwerken, zij zelf verantwoordelijk blijven voor de inrichting en de uitvoering van hun werkzaamheden. - De stichting De regeling van de stichting is opgenomen in artikel 2:285 e.v. BW. Een stichting is een rechtspersoon en wordt opgericht met een notariële akte. Een stichting mag zich niet als doel stellen het doen van uitkeringen aan de oprichters van de stichting of aan anderen die deel uitmaken van de stichting. Dat een stichting geen winst mag maken of dat de stichting in haar statuten ten doel stelt om winst te behalen wordt echter niet uitgesloten in artikel 2:285 lid 3 BW. Een stichting kent geen leden, maar kan wel aangeslotenen of deelnemers hebben (de ZZP’ers).91 Deze aangeslotenen of deelnemers kunnen in de statuten van de stichting bepaalde rechten en verplichtingen toegekend krijgen. Daarnaast kunnen ZZP’ers in de statuten van de stichting allerlei afspraken opnemen rondom het aanwijzen van het bestuur en de bevoegdheden van het bestuur (artikel 2:291 lid 1 BW). Lidmaatschap van het bestuur komt in principe tot stand door benoeming en aanvaarding van het lidmaatschap. Het bestuur van de stichting is, omdat de stichting een rechtspersoon is, in principe niet aansprakelijk voor eventuele financiële tekorten van de stichting. Wel zijn hier uitzonderingen voor indien sprake is van onbehoorlijk bestuur.92 86
Artikel 2:56 lid 1 BW. Artikel 2:53 lid 1 BW. 88 Huizink 2011, p. 162. 89 Artikel 2:8 BW. 90 Huizink 2011, p. 101. 91 Artikel 2:286 lid 4 onder c BW. 92 Artikel 2:9 BW. 87
34
Wat betreft de toe- en uittreding van de aangeslotenen of deelnemers van de stichting geldt dat zij de overeenkomst met de stichting kunnen opzeggen. In de statuten van de stichting kunnen hier specifieke regels over worden opgenomen.93 Voor ZZP’ers in de zorg die gaan samenwerken in een stichting is het mogelijk om de toe- en uittreding vrij eenvoudig in te richten. Hierdoor kunnen er gemakkelijk ZZP’ers tot de stichting toetreden dan wel uittreden. Tevens is het van belang om een aantal voorwaarden op te stellen waaraan de ZZP’ers moeten voldoen indien zij zich willen aansluiten bij de stichting (bijvoorbeeld een bepaald kwaliteitskeurmerk of een bepaalde opleiding). Hierdoor vergroot de stichting de kans dat de aangesloten ZZP’er een bepaalde kwaliteit leveren. Net als bij de coöperatie, kan de stichting worden belast met het doen van de administratie van de ZZP’ers, zodat de ZZP’ers binnen de stichting zich meer op de zorgverlening kunnen richten.94 - Interne verhoudingen binnen de stichting Een stichting is voor wat betreft de inrichting vrij flexibel. De ZZP’ers dienen de stichting op basis van de wet en de statuten zo in te richten dat gewerkt wordt op basis van gelijkwaardigheid en dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de samenwerkingsvorm en de ZZP’ers of tussen de ZZP’ers onderling. 95 Wanneer aan eenieder binnen de stichting dezelfde bevoegdheden worden toegekend wordt gewerkt op basis van gelijkwaardigheid. Daarnaast is het belangrijk dat iedere ZZP’er verantwoordelijk is voor de inrichting en de uitvoering van zijn eigen werkzaamheden. Het bestuur van de stichting moet zich hier niet in kunnen mengen, anders kan sprake zijn van een gezagsverhouding tussen de stichting en de ZZP’er en kan worden geoordeeld dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Gezien het belang van de ZZP’ers om zelfstandig te blijven binnen de samenwerkingsvorm moeten zij de gezagsverhouding en dus de arbeidsovereenkomst(zoveel mogelijk) uitsluiten. - De V.O.F. Een V.O.F. is een personenvennootschap96 en wordt gebruikt voor bedrijfsuitoefening onder een gemeenschappelijke naam.97 Dit betekent dat de ZZP’ers die gaan samenwerken in een V.O.F. hun werkzaamheden verrichten onder de gemeenschappelijke naam van de V.O.F.98 Een V.O.F. wordt opgericht door minimaal twee ondernemers, zij worden vennoten van de V.O.F. Voor de oprichting is inschrijving bij de Kamer van Koophandel een vereiste, hierbij wordt vaak een vennootschapsovereenkomst opgesteld. In deze overeenkomst kunnen allerlei afspraken worden opgenomen, bijvoorbeeld: wat de inbreng van de vennoten is in de V.O.F. (de inbreng kan zijn gelegen in geld, goederen, genot van goederen of arbeid99), de naam van de V.O.F., de doelstelling, maar ook wat de bevoegdheden en de taken zijn van alle vennoten binnen de V.O.F.100 ZZP’ers in de zorg zullen veelal arbeid in de V.O.F. inbrengen. Door het aangaan van een V.O.F. zijn de ZZP’ers gehouden om de arbeid te verrichten in overeenstemming met de doelstelling van de V.O.F.101 De V.O.F. kan als samenwerkingsverband reclame maken voor de ZZP’ers, bijvoorbeeld door de ZZP’ers goed vindbaar te maken op een online platform. Doordat dergelijke activiteiten bij het samenwerkingsverband neergelegd kunnen worden, kunnen ZZP’ers zich meer richten op de zorgverlening. 93
Dijk & van der Ploeg 2013, p. 126. Panteia 2014, p. 64. 95 Artikel 2:286 – 2:299 BW. 96 Artikel 7:800 BW: ‟Overeenkomst tot samenwerking voor gemeenschappelijke rekening van twee of meer personen, welke samenwerking is gericht op het behalen van vermogensrechtelijk voordeel ten behoeve van alle vennoten door middel van inbreng door ieder van de vennoten”. 97 Artikel 16 Wetboek van Koophandel. 98 Huizink 2014, p. 7. 99 Artikel 7:805 lid 1 BW. 100 Artikel 16 Wetboek van Koophandel. 101 Mohr 2009, p. 47. 94
35
De V.O.F. kent een hoofdelijke aansprakelijkheid. Dit kan als een nadeel worden ervaren door de ZZP’ers omdat zij dan voor een tekort van de V.O.F. aangesproken kunnen worden, ook al zijn zij niet verantwoordelijk voor het veroorzaken van dit tekort.102 Dat de V.O.F. enkel voor bedrijfsuitoefening kan worden gebruikt past niet echt meer in de huidige maatschappij. Het onderscheid tussen bedrijfsuitoefening en beroepsuitoefening is niet meer zo duidelijk als vroeger. Vroeger stond een beroepsbeoefenaar bekend om het feit dat hij zijn kwaliteiten ter beschikking stelde aan de maatschappij en op die manier probeerde om de kwaliteit van de samenleving te vergroten. Tegenwoordig oefenen veel beroepsbeoefenaren hun beroep uit op een bedrijfsmatige manier en hebben zij vaak een winstoogmerk.103 Als gevolg hiervan zou gesteld kunnen worden dat het onderscheid tussen de V.O.F. en de maatschap, namelijk het bedrijfsmatig dan wel beroepsmatig werkzaam zijn, aan het vervagen is. Toch staan deze samenwerkingsvormen tot op heden nog apart genoemd in de wet en daarom zullen de V.O.F. en de maatschap ook in dit hoofdstuk apart van elkaar behandeld worden. Voor de oprichting van een V.O.F. is geen minimum kapitaal vereist. - Interne verhoudingen binnen de V.O.F. Omdat de V.O.F. persoonsgebonden is, is het zo dat wanneer een vennoot de V.O.F. verlaat, dit het einde van de V.O.F. betekent. Vennoten kunnen hun aandeel in de V.O.F. dan ook niet zonder toestemming van de andere vennoten aan een ander kunnen overdragen.104 Echter, er kunnen wat betreft het einde van de V.O.F door de vennoten in het vennootschapscontract andere regels worden opgenomen, bijvoorbeeld: dat de V.O.F. in stand blijft wanneer er een vennoot uittreedt dan wel toetreedt.105 ZZP’ers in de zorg kunnen een vergelijkbare bepaling opnemen in het vennootschapscontract, waardoor de V.O.F. flexibel kan blijven wat betreft toe- en uittreding van de vennoten. De nieuwe vennoot zal ook weer aan zijn inbrengverplichting moeten voldoen. Met betrekking tot de bevoegdheid om rechtshandelingen aan te gaan wordt onderscheid gemaakt tussen beheersdaden en beschikkingshandelingen. 106 Beheersdaden kunnen tot de normale gang van zaken binnen de V.O.F. worden gerekend en kunnen dan ook door alle vennoten worden aangegaan (in het geval van samenwerkende ZZP’ers in de zorg is de zorgverlening een beheersdaad). Handelingen die buiten de normale gang van zaken binnen de V.O.F. vallen zijn zogenoemde beschikkingshandelingen (denk bijvoorbeeld aan de aanschaf van nieuwe apparatuur voor de zorgverlening die door alle vennoten kan worden gebruikt of aan het aannemen van een grote opdracht door de ZZP’ers gezamenlijk). Deze handelingen kunnen door alle vennoten gezamenlijk worden verricht of door één vennoot indien hij volmacht van de andere vennoten heeft gekregen.107 Belangrijk voor ZZP’ers in de zorg is dat de bevoegdheden en taken gelijkwaardig zijn voor alle ZZP’ers binnen de V.O.F. om te voorkomen dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Uitgangpunt van de personenvennootschap is namelijk: ‟affectio societas, dat wil zeggen: de wil van partijen om als compagnon of vennoot samen te werken”.108 Dit betekent dat er geen sprake is van ondergeschiktheid onderling en dat er dus geen sprake is van een gezagsverhouding. Wanneer er binnen de V.O.F. tussen de vennoten sprake is van een gezagsverhouding, kan de samenwerking niet als vennootschap worden aangemerkt. In principe is iedere vennoot bevoegd om overeenkomsten te sluiten met opdrachtgevers. De vennoot hoeft hierbij niet nadrukkelijk de naam van de V.O.F. te noemen, voldoende is dat de opdrachtgever uit de gedragingen kan afleiden dat de vennoot handelt namens de V.O.F.109 Het feit 102
Artikel 18 Wetboek van Koophandel. Hamers & van Vliet 2012, p. 59. 104 Hamers & van Vliet 2012, p. 36. 105 Artikel 7A:1683 onder 3 BW. 106 Dorrestijn & van het Kaar 2014, p. 51. 107 Dorrestijn & van het Kaar 2014, p. 51. 108 Huizink 2011, p. 47. 109 Wery 2003, p. 86. 103
36
dat iedere ZZP’er binnen de V.O.F. bevoegd is om rechtshandelingen aan te gaan komt ten goede aan het behoud van de zelfstandigheid van de ZZP’ers. Wel kan de bevoegdheid om rechtshandelingen aan te gaan in de vennootschapsovereenkomst worden beperkt vanwege de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten. Gezien de hoofdelijke aansprakelijkheid kunnen de vennoten van tevoren af spreken tot welk bedrag een vennoot een overeenkomst mag aangaan met een opdrachtgever.110 Belangrijk is dat wanneer een contract door de samenwerkingsvorm met de opdrachtgever wordt gesloten, niet de persoonlijke zorgverlening van één van de ZZP’ers binnen het samenwerkingsverband wordt beoogd. Het persoonlijke karakter van arbeid is immers kenmerkend voor de arbeidsovereenkomst. Een personenvennootschap kent geen bestuur. Uit artikel 7:809 BW vloeit voort dat binnen de V.O.F. sprake is van juridische gelijkheid omdat iedere vennoot besturend vennoot is en daardoor evenveel zeggenschap heeft in de V.O.F. Deze regelgeving is regelend recht en betekent dat er van afgeweken kan worden. Gezien het belang van de ZZP’ers om binnen de V.O.F. werkzaam te zijn op basis van gelijkwaardigheid, zal hier niet van worden afgeweken.111 - De maatschap De maatschap is wettelijk geregeld in de artikelen 7A:1655 tot en met 7A:1688 BW. In artikel 7A: 1655 BW staat de maatschap omschreven als een overeenkomst waarbij minimaal twee vennoten zich met elkaar verbinden om gemeenschappelijk iets in te brengen (bijvoorbeeld arbeid, geld of goederen) met het doel om het daaruit ontstane voordeel met elkaar te delen.112 De ZZP’ers in de zorg die gaan samenwerken in een maatschap zullen veelal arbeid inbrengen. Hieruit vloeit de verplichting voort dat zij de arbeid verrichten in overeenstemming met het doel van de maatschap.113 Bij het aangaan van een maatschap wordt vaak een maatschapsovereenkomst opgesteld, hierin kan worden opgenomen wat het doel is van de maatschap en wat de verplichtingen van de vennoten onderling zijn. De maatschap kan bijvoorbeeld worden belast met het verwerven van bekendheid voor de ZZP’ers, dit kan bijvoorbeeld door de ZZP’ers snel vindbaar te maken op een online platform. Door dergelijke activiteiten bij het samenwerkingsverband neer te leggen kunnen de ZZP’er zich meer richten op de zorgverlening. Ook kan in de maatschapsovereenkomst worden opgenomen hoe de winsten en verliezen onderling worden verdeeld. Doordat van tevoren wordt nagedacht over de verdeling van zowel de winsten als de verliezen lijkt de maatschap als rechtsvorm voornamelijk geschikt te zijn indien de samenwerkende vennoten elkaar vertrouwen of indien de opbrengsten van tevoren goed te bepalen zijn. Voor de samenwerkende ZZP’ers is het van belang dat zij in de maatschapsovereenkomst een bepaling opnemen dat de maatschap niet wordt ontbonden bij uittreding van een vennoot. Hierdoor ontstaat meer flexibiliteit ten opzichte van toe- en uittreding van de leden.114 De maatschap is persoonsgebonden, dat wil zeggen dat de vennoten binnen de maatschap hun aandeel in de maatschap niet zonder toestemming van de andere vennoten aan een ander kunnen overdragen.115 - Interne verhoudingen binnen de maatschap De maatschap heeft (net als de V.O.F.) als uitgangspunt: ‟affectio societas: de wil van partijen om als compagnon of vennoot samen te werken.” Wanneer niet wordt gewerkt op basis van
110
Artikel 18 Wetboek van Koophandel. Huizink 2011, p. 160. 112 Kok & Swaters 2007, p. 35-42. 113 Mohr 2009, p. 47. 114 Artikel 7A:1683 onder 3 BW. 115 Hamers & van Vliet 2012, p. 36. 111
37
gelijkwaardigheid, kan de maatschap niet als personenvennootschap worden aangemerkt. 116 Uit artikel 7:809 BW vloeit voort dat iedere vennoot binnen de maatschap een besturend vennoot is. Hierdoor heeft elke vennoot evenveel zeggenschap binnen de maatschap. Artikel 7:809 BW is regelend recht, er kunnen dus andere regels overeen worden gekomen. Gezien het belang van de ZZP’ers om werkzaam te zijn op basis van gelijkwaardigheid, zal hier niet van worden afgeweken.117 Binnen de maatschap kan wat betreft de rechtshandelingen onderscheid worden gemaakt tussen beheersdaden en beschikkingshandelingen. Beheersdaden kunnen tot de normale gang van zaken worden gerekend en kunnen door alle vennoten worden aangegaan. In het geval van samenwerkende ZZP’ers in de zorg is de zorgverlening bijvoorbeeld een beheersdaad. Handelingen die buiten de normale gang van zaken binnen de maatschap vallen zijn beschikkingshandelingen (bijvoorbeeld aan de aanschaf van nieuwe apparatuur voor de zorgverlening die door alle vennoten kan worden gebruikt of het door alle vennoten gezamenlijk aannemen van een grote opdracht). Deze handelingen kunnen door de vennoten gezamenlijk worden verricht, of door één vennoot indien hij volmacht van de andere vennoten heeft gekregen.118 Vennoten binnen de maatschap kunnen overeenkomsten aangaan met opdrachtgevers onder hun eigen naam en onder de naam van de maatschap. Er is sprake van vertegenwoordiging van de maatschap indien in naam van de maatschap wordt gehandeld. Voor vertegenwoordiging van de maatschap is een volmacht van de andere vennoten nodig. In de praktijk blijkt niet altijd duidelijk of gehandeld is in eigen naam of in naam de van de maatschap. In dat geval moet worden gekeken naar wat de wederpartij uit de verklaringen en gedragingen van de vennoot heeft afgeleid en hij in de gegeven omstandigheid heeft mogen afleiden, de zogenoemde ‘Haviltex leer’.119 De maatschap kan gevonden raken wanneer in naam van de maatschap wordt gehandeld. Als vaststaat dat alle vennoten binnen de maatschap zijn verbonden, is de vraag hoe de interne verbondenheid is geregeld. Op grond van de wet is eenieder binnen de maatschap voor gelijke delen verbonden. Hierop bestaat een uitzondering in het geval er onbevoegd is gehandeld door een vennoot.120 Vennoten hebben wat betreft rechtshandelingen met derden die door één van hen zijn aangegaan geen externe aansprakelijkheid maar wel interne draagplicht.121 De interne draagplicht voor gelijke delen kan als een nadeel worden ervaren door de ZZP’ers. ZZP’ers kunnen hierdoor namelijk voor een schuld waarvoor ze in principe niet verantwoordelijk zijn, wel aangesproken worden voor hun deel. Voor de vennoten die samenwerken in een maatschap geldt dat zij ten opzichte van elkaar de verplichting hebben om zich als goed vennoot te gedragen. Hieruit vloeit voort dat een vennoot aan de andere vennoten binnen de maatschap rekening en verantwoording moet afleggen over wat hij wel of niet voor de maatschap heeft gedaan en wat de financiële gevolgen daarvan zijn.122 - De Zelfstandige Service Organisatie Samenwerken door ZZP’ers in de zorg is op dit moment erg actueel. Dit blijkt onder meer uit het feit dat er op het internet diverse ontwikkelingen zijn op dit gebied. Zo wordt er door ZZP Nederland in samenwerking met een aantal andere partijen, gewerkt aan de Zelfstandige Service Organisatie (hierna: ZSO).123 De ZSO is een (niet wettelijk geregeld) collectief waarbij ZZP’er zich kunnen aansluiten en waarbij de ZZP’ers zelf voor het zeggen hebben hoe ze de ZSO inrichten. De ZSO kan worden belast met het doen van administratie of het maken van reclame voor de ZZP’ers. Gesteld wordt dat de ZSO zowel gevormd kan worden in een coöperatie als in een maatschap. Door middel 116
Huizink 2011, p. 47. Huizink 2011, p. 160. 118 Dorrestijn & van het Kaar 2014, p. 51. 119 Wery 2003, p. 59. 120 Artikel 7A:1679 jo. 7A:1680 BW. 121 Wery 2003, p. 58. 122 Mohr 2009, p. 31. 123 ‘De Zelfstandige Service Organisatie’, ZZP Nederland, www.zzp-nederland.nl geraadpleegd op: 5 februari 2015 117
38
van de ZSO wordt het zelfstandig ondernemerschap in de zorg mogelijk gemaakt, aldus ZZP Nederland. Of dit ook daadwerkelijk zo is, is lastig te beoordelen gezien het gebrek aan informatie over de ZSO. Wel is het een interessante ontwikkeling om in de gaten te houden. 4.5 Minder geschikte samenwerkingsvormen voor samenwerkende ZZP’ers - BV Een BV is voor samenwerkende ZZP’ers een minder geschikte samenwerkingsvorm, omdat de BV er, voornamelijk op is gericht dat men bij de BV in dienst treedt, gezien de fiscale voordelen die het in dienst treden van de BV met zich mee brengt. Voor ZZP’ers is het juist van belang dat zij niet als werknemer in de zin van het burgerlijk recht, het sociaalzekerheidsrecht en het fiscaal recht worden aangemerkt. Om deze reden de BV als samenwerkingsvorm niet meegenomen in dit onderzoek.124 - De vereniging Samenwerkende ZZP’ers zouden in principe ook voor een vereniging kunnen kiezen. Een vereniging lijkt op een coöperatie en wordt ook opgericht middels een notariële akte. Daarnaast hebben alle leden binnen een vereniging één stem en kan dus gewerkt worden op basis van gelijkwaardigheid. Een vereniging mag zich echter niet ten doel stellen om te voorzien in de stoffelijke behoeften van haar leden.125 In dit hoofdstuk is gezien dat de coöperatie ter verwezenlijking van dit doel wordt opgericht. Daarnaast mag een vereniging geen winst uitkeren aan haar leden. Dit is wel een mogelijkheid voor de coöperatie. De coöperatie is op basis van bovengenoemde feiten dan ook een geschiktere samenwerkingsvorm voor de ZZP’ers dan de vereniging. De vereniging is om deze redenen dan ook niet meegenomen in dit onderzoek. 4.6 Conclusie: Mogelijke juridische samenwerkingsvormen voor ZZP’ers in de zorg In dit hoofdstuk is gezien dat voornamelijk de bedrijfsmodellen van invloed zijn op het behoud van zelfstandigheid van de ZZP’ers. Het bedrijfsmodel directe contractering lijkt de meest geschikte manier voor samenwerkende ZZP’ers om zelfstandig te blijven. Zowel voor een individu binnen het collectief als voor het collectief gezamenlijk biedt dit bedrijfsmodel mogelijkheden. Zo is er, mits dit inhoudelijk binnen de samenwerkingsvorm goed wordt georganiseerd, ruimte voor de ZZP’er om zelf het zorgplan op te stellen en zelf de tarieven te bepalen. Dit zijn aanwijzingen voor het zelf verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de zorgverlening en is een belangrijk aspect voor een ZZP’er om zelfstandig te blijven binnen een samenwerkingsvorm. Wanneer op basis van het bedrijfsmodel indirecte contractering gewerkt wordt door het collectief, kan niet gezegd worden of de ZZP’ers in een dergelijk geval zelf verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de zorgverlening en of zij dus wel als ZZP’er aangemerkt kunnen blijven. Wat betreft de opdrachten die de ZZP’ers verkrijgen op basis van het contract tussen het collectief en de opdrachtgever, geldt dat deze opdrachten worden aangemerkt als één opdracht (ook al wordt er feitelijk gezien gewerkt voor meerdere cliënten op basis van dat contract). Dit betekent dat een ZZP’er, naast de opdrachten die hij verkrijgt via de samenwerkingsvorm, ook nog eigen opdrachten moet hebben om te voldoen aan de eis van minimaal drie opdrachtgevers in het kader van de inkomstenbelasting. Deze overige opdrachtgevers kunnen bijvoorbeeld PGB cliënten zijn. Om de arbeidsovereenkomst zoveel mogelijk uit te sluiten tussen de (samenwerkende) ZZP’er(s) en de opdrachtgever is tevens van belang dat de ZZP’er voldoet aan de vereisten die gesteld worden aan het ondernemerschap op grond van de inkomstenbelasting. Naast de bedrijfsmodellen spelen ook de juridische samenwerkingsvormen een rol voor de samenwerkende ZZP’ers. Binnen de samenwerkingsvorm moet de arbeidsovereenkomst tussen de 124 125
Panteia 2014, p. 10. Artikel 2:26 lid 1 jo. lid 3 BW 39
samenwerkingsvorm en de ZZP’er(s) uitgesloten worden. Van belang is dat gewerkt wordt op basis van gelijkwaardigheid binnen de samenwerkingsvorm. Dit houdt in dat eenieder dezelfde bevoegdheden heeft en dat iedere ZZP’er verantwoordelijk is voor de inrichting en de uitvoering van zijn werkzaamheden. Uit de bestudeerde literatuur blijkt dat zowel de coöperatie, de stichting, de maatschap als de V.O.F. geschikte samenwerkingsvormen kunnen zijn voor ZZP’ers, omdat deze samenwerkingsvormen vrij flexibel zijn in te richten. Hierdoor kunnen de ZZP’ers deze samenwerkingsvormen zo inrichten dat gewerkt wordt op basis van gelijkwaardigheid. Een coöperatie kan de voorkeur hebben voor samenwerkende ZZP’ers gezien de mogelijkheid om de aansprakelijkheid van de leden voor eventuele financiële tekorten uit te sluiten. Dit houdt in dat de ZZP’er enkel aansprakelijk is voor zijn eigen doen en laten. De maatschap kent een gedeelde aansprakelijkheid en de V.O.F. een hoofdelijke aansprakelijkheid. Dit leidt tot een verdergaande aansprakelijkheid voor tekorten dan alleen de eigen aansprakelijkheid. Dit kan door de ZZP’ers in de zorg als nadelig worden ervaren.
40
5. Onderzoekspunten op basis van de bestudeerde literatuur 5.1 Inleiding Op basis van de literatuur zijn een aantal aanknopingspunten gevonden die van belang zijn voor de interviews die afgenomen worden met de opdrachtgevers en de samenwerkende ZZP’ers. Op basis van de literatuur is gezien dat ZZP’ers steeds vaker gaan samenwerken. Om specifiek te weten te komen wat de redenen zijn voor deze samenwerking en hoe de samenwerkingsvormen zijn ingericht, wordt in de interviews geprobeerd om informatie te vergaren over de onderstaande punten. 5.2 Onderzoekspunten -
Waarom gaan ZZP’ers in de zorg samenwerken? In welke rechtsvorm wordt in de praktijk gewerkt door samenwerkende ZZP’ers? Waarom hebben de samenwerkende ZZP’ers voor deze rechtsvorm gekozen? Hoe is de samenwerkingsvorm waarin gewerkt wordt ingericht? Hoe wordt gezorgd dat gewerkt wordt op basis van gelijkwaardigheid? Wie sluit de contracten af met de opdrachtgever? Hoe komen de ZZP’ers aan hun opdrachten? Wie is er aansprakelijk voor de zorgverlening? Wat voor verzekeringen sluiten de ZZP’ers af?
41
6. Bevindingen in de praktijk 6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke informatie op basis van de interviews is verkregen. Er zijn in het kader van dit onderzoek zes interviews gehouden met ZZP’ers die werkzaam zijn in een coöperatie. Daarnaast zijn drie opdrachtgevers in de thuiszorg geïnterviewd die werken met samenwerkende ZZP’ers.126 Er is gekozen voor het interviewen van thuiszorginstellingen omdat er daar op dit moment daadwerkelijk gewerkt wordt met samenwerkende ZZP’ers. Ook is een interview gehouden met de regiomanager van ZPN om te achterhalen wat ZPN in de regio signaleert ten aanzien van de samenwerkende ZZP’ers. De deelvragen die in dit hoofdstuk centraal staan zijn: -
Welke voor- en nadelen zien ZZP’ers bij het samenwerken met andere ZZP’ers? Wat signaleert ZPN in de regio ten aanzien van de samenwerking tussen opdrachtgevers in de zorg en de samenwerkende ZZP’ers? Waarom werken opdrachtgevers in de thuiszorg met samenwerkende ZZP’ers? Welke voor- en nadelen ervaren de opdrachtgevers in de thuiszorg ten aanzien van het werken met samenwerkende ZZP’ers?
Allereerst wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de bevindingen in de praktijk ten aanzien van de geformuleerde onderzoekspunten (paragraaf 6.2 tot en met 6.4). Vervolgens worden de voor- en nadelen die samenwerkende ZZP’er ervaren ten aanzien van de samenwerking weergegeven in paragraaf 6.5. Tot slot wordt in paragraaf 6.6 en 6.7 uiteengezet wat de motivatie is van de opdrachtgevers in de thuiszorg om te werken met samenwerkende ZZP’ers en welke voor- en nadelen zij ervaren ten aanzien van de samenwerking. 6.2 Waarom gaan ZZP’ers samenwerken? - Ervaringen ZZP’ers De geïnterviewde ZZP’ers gaven aan dat de keuze om te gaan samenwerken is gemaakt vanwege meerdere redenen. Alle ZZP’ers gaven aan dat zij door samen te werken voor meer opdrachten in aanmerking komen. Vooral voor de ZZP’ers die 24-uurszorg in de thuiszorg leveren, geldt dat zij deze zorg in principe niet als individu kunnen leveren: samenwerking met andere ZZP’ers is noodzakelijk. Ook het samen profiteren van bepaalde voordelen wordt als motief genoemd om te gaan samenwerken, zoals het gezamenlijk volgen van scholing en het collectief afsluiten van bepaalde verzekeringen. Wanneer wordt samengewerkt is het tevens mogelijk om bepaalde activiteiten bij de samenwerkingsvorm neer te leggen. Zo kan de samenwerkingsvorm worden belast met het maken van reclame voor de ZZP’ers en kan de samenwerkingsvorm een gezamenlijk scholingstraject voor de ZZP’ers opzetten. Door dergelijke activiteiten bij de samenwerkingsvorm neer te leggen kunnen de ZZP’ers zich meer richten op wat zij het leukste vinden, namelijk zorg verlenen. Uit de interviews blijkt dat veel samenwerkingsvormen ook daadwerkelijk belast zijn met dergelijke activiteiten en dat dit door de ZZP’ers als voordeel wordt ervaren. - Visie ZPN De regiomanager van ZPN gaf aan dat het samenwerken door ZZP’ers belangrijk is, omdat ZZP’ers hierdoor hun kwaliteiten beter kunnen waarborgen, bijvoorbeeld met betrekking tot scholing. Een scholingstraject kan door de ZZP’ers gezamenlijk worden opgezet. Hierdoor hoeft niet iedere ZZP’er apart voor een scholingstraject te zorgen. Ook kunnen samenwerkende ZZP’ers een gezamenlijke 126
Voor een motivatie betreffende het aantal interviews dat is afgenomen wordt verwezen naar hoofdstuk 2. 42
administratie voeren en bijvoorbeeld gezamenlijk inkopen regelen. Doordat deze zaken gezamenlijk worden aangepakt, is er meer tijd over voor de zorgverlening door de ZZP’ers. 6.3 Voor welke rechtsvorm kiezen de samenwerkende ZZP’ers en waarom? - Ervaringen ZZP’ers Alle geïnterviewde ZZP’ers werken samen in een coöperatie. De ZZP’ers gaven aan zelf niet betrokken te zijn geweest bij de oprichting van de coöperatie. De coöperatie bestond al op het moment dat zij toetraden tot de coöperatie. Wel hebben de meeste ZZP’ers zich verdiept in de mogelijkheden om zich te verenigen in een andere rechtsvorm. De coöperatie leek hen het meest geschikt vanwege de mogelijkheid om de aansprakelijkheid voor financiële tekorten uit te sluiten. Daarnaast brengt een coöperatie weinig verplichtingen mee waardoor de ZZP’ers veelal zo ongestoord mogelijk hun eigen onderneming voort kunnen zetten. Andere belangrijke elementen bij de keuze voor een samenwerkingsvorm zijn dat alle ZZP’ers binnen de samenwerkingsvorm dezelfde motivatie hebben. Dat zij allen min of meer hetzelfde investeren in de samenwerkingsvorm om deze zo succesvol mogelijk te maken en dat zij ook allemaal ‘echte’ ondernemers zijn. Met ‘echte’ ondernemers wordt bedoeld dat de ZZP’ers zelf de keuze hebben gemaakt om zelfstandig te worden en dat zij voldoen aan de eisen die gesteld worden aan het ondernemerschap. Het volledig kunnen richten op de zorgverlening is ook een aspect dat de ZZP’ers belangrijk vinden. Enkele ZZP’ers gaven aan zich niet teveel bezig te willen houden met vergaderingen en dergelijke binnen de samenwerkingsvorm. - Visie ZPN ZPN merkt op dat samenwerkende ZZP’ers zich vaak verenigen in een coöperatie. Deze samenwerkende ZZP’ers zijn veelal in de thuiszorg werkzaam, omdat de thuiszorg vraagt om steeds meer flexibiliteit. 6.4 Inrichting samenwerkingsvorm - Werken op basis van gelijkwaardigheid ZZP’ers werken binnen de coöperatie op basis van gelijkwaardigheid. Dit wordt gerealiseerd doordat een ieder binnen de coöperatie dezelfde bevoegdheden heeft. Bijvoorbeeld met betrekking tot de ledenvergadering heeft eenieder één stem. Daarnaast gaven de ZZP’ers aan dat aan alle (nieuwe) leden van de coöperatie dezelfde eisen worden gesteld. - Verkrijgen van opdrachten en het sluiten van contracten De ZZP’ers binnen de samenwerkingsvorm verkrijgen hun opdrachten zowel via de coöperatie als via hun eigen persoonlijke netwerk. Een persoonlijk netwerk wordt door de ZZP’ers als belangrijk ervaren voor het verkrijgen van opdrachten. Een viertal ZZP’ers leveren thuiszorg in natura. Hiervoor is een contract met een zorgkantoor of zorgverzekeraar vereist. De coöperatie waar deze ZZP’ers lid van zijn heeft een dergelijk contract met een zorgverzekeraar of zorgkantoor. Vervolgens worden de opdrachten die binnenkomen uitgezet onder de ZZP’ers, bijvoorbeeld via een mail of een online platform. Het is dan aan de ZZP’ers om hierop te reageren. In de overeenkomsten die de coöperatie sluit met de opdrachtgever staan de randvoorwaarden opgenomen waaronder een opdrachtgever toegang krijgt tot de coöperatie. De ZZP’ers zijn zelf verantwoordelijk voor het opstellen van een zorgplan voor de cliënt en voor het vaststellen van de tarieven. Met de opdrachtgevers die niet via de coöperatie binnenkomen, maar via het persoonlijke netwerk van de ZZP’er, sluiten de ZZP’ers zelf de contracten. De ZZP’ers gaven aan dat het sluiten van de contracten bij iedere opdrachtgever anders gaat: bij de één wordt een contract gesloten met de cliënt bij wie de zorg daadwerkelijk wordt verleend en bij de ander wordt een contract gesloten met de organisatie. 43
De overige twee ZZP’ers, die zijn aangesloten bij een landelijke coöperatie, gaven aan dat zij altijd de contracten sluiten met de opdrachtgevers, omdat zij via de coöperatie geen opdrachten vergaren. Deze ZZP’ers maken enkel gebruik van hun persoonlijke netwerk voor het vergaren van opdrachten. - Aansprakelijk voor de zorgverlening De ZZP’ers gaven aan dat voor de kwaliteit van de zorgverlening zowel de ZZP’ers als de coöperatie verantwoordelijk en aansprakelijk zijn. Om de kwaliteit zoveel mogelijk te garanderen worden er door de coöperatie diverse eisen gesteld aan de leden. Hieronder volgen een tweetal citaten: ‟Voor de kwaliteit ben je zelf verantwoordelijk. Je bent verplicht scholing te volgen voor de voorbehouden handelingen. De organisaties of coöperaties bewaken de kwaliteit door het stellen van regels. Je moet over de juiste papieren en beroepshouding beschikken wil jij voor hen werken. Je bent zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit. Dit wordt door de verschillende organisaties wel in de gaten gehouden, maar je blijft ZZP’er en verantwoordelijk voor jouw eigen eenmanszaak. Net als de schilder, de bakker, automonteur en ieder ander die een product of dienst verleent.” ‟De coöperatie is verantwoordelijk en aansprakelijk voor eenieder die in naam van de coöperatie handelt en heeft dit geregeld in overleg met het zorgkantoor en verzekeraar. De coöperatie is ook in het bezit van het HKZ kwaliteitskeurmerk (dit keurmerk geeft aan dat de coöperatie voldoet aan de kwaliteitsnormen die gesteld worden aan de zorgverlening). Daarnaast heb ik ook een eigen verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden die ik verricht in naam van de coöperatie.” - Verzekeringen Alle geïnterviewde ZZP’ers hebben een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Dit wordt verplicht gesteld door de coöperatie waarbij de ZZP’ers zijn aangesloten. 6.5 Voor- en nadelen aan de samenwerking voor de samenwerkende ZZP’ers - Voordelen Voor ZZP’ers heeft het samenwerken als voordeel dat zij op die manier voor meer opdrachten in aanmerking komen. Als individu kan je immers maar een beperkte hoeveelheid werk verzetten. Dit voordeel geldt met name voor de 24-uurszorg die de ZZP’ers wel kunnen leveren wanneer zij samenwerken, maar niet wanneer zij als individu werkzaam zijn. Een ander voordeel dat wordt benoemd is dat je door samen te werken weer ‘collega’s’ krijgt. Met deze ‘collega’s’ wordt samengewerkt en er is een mogelijkheid om even met elkaar te sparren over bepaalde zaken. Doordat de kosten voor bijvoorbeeld het pand waarin gewerkt wordt, voor het volgen van scholing en voor het plaatsen van advertenties gedeeld kunnen worden, zijn er meer mogelijkheden om bepaalde zaken groter aan te pakken omdat er meer geld voor beschikbaar is. Ook dit is een voordeel voor de samenwerkende ZZP’ers ten opzichte van het werken als individu. De samenwerkingsvorm zou voor een drietal ZZP’ers nog beter kunnen verlopen, omdat de coöperatie waar zij lid van zijn nog startende is. Hierdoor zijn de randvoorwaarden waaronder gewerkt wordt nog niet helemaal duidelijk voor de ZZP’ers. Ook met betrekking tot het afsluiten van de overeenkomsten met de opdrachtgevers verkeren deze samenwerkingsvormen in onzekerheid. Wanneer de regeling met betrekking tot de modelovereenkomsten in werking zal treden, willen deze ZZP’ers hier gebruik van maken. - Nadelen Twee ZZP’ers ervaren als nadeel aan het werken in een samenwerkingsverband dat het veel tijd kost. Zo moet er zo nu en dan vergaderd worden en dat kost veel tijd. ZZP’ers zijn juist voor zichzelf begonnen omdat ze van die vergadertijd af wilden. Een ander nadeel is dat niet alle ZZP’ers dezelfde motivatie hebben. Sommige ZZP’ers investeren minder in de samenwerkingsvorm dan andere 44
ZZP’ers. Dit leidt soms tot frustraties. De overige vier ZZP’ers gaven aan geen nadelen te ondervinden aan het werken in een samenwerkingsverband. 6.6 Motivatie van opdrachtgevers om te werken met samenwerkende ZZP’ers - Ervaringen opdrachtgevers De geïnterviewde thuiszorginstellingen gaven aan dat zij werken met samenwerkende ZZP’ers omdat er op hen geen cao van toepassing is. Vooral met betrekking tot de levering van 24-uurszorg wordt dit door de opdrachtgevers in de thuiszorg als voordeel benoemd. Doordat er geen cao op de (samenwerkende) ZZP’ers van toepassing is, kan de opdrachtgever een relatief klein team samenstellen van ZZP’ers die 24-uurszorg gaan leveren bij de cliënt. Wanneer door thuiszorgorganisaties gewerkt wordt met werknemers in dienstverband, is er wel een cao van toepassing. Deze cao zorgt ervoor dat de werknemers gedurende een maximum aantal uren achter elkaar werkzaam mogen zijn. Het gevolg hiervan is dat er met betrekking tot de 24-uurs zorg grotere teams moeten worden gemaakt om deze 24-uurs zorg te kunnen leveren. In het geval van samenwerkende ZZP’ers hebben de opdrachtgevers niet te maken met een maximum aantal uren. Hierdoor zijn er in principe geen grenzen aan het inzetten van een ZZP’er met betrekking tot het maximum aantal uren. Voor de cliënt heeft dit als voordeel dat hij minder verschillende gezichten ziet. Zeker wanneer de 24-uurszorg wordt gegeven in de eindfase van iemands leven, wordt dit door de cliënt als erg prettig ervaren. Voor de opdrachtgevers in de thuiszorg staat het belang van de cliënt voorop. Een andere reden dat opdrachtgevers in de thuiszorg samenwerkende ZZP’ers inzetten is dat de ZZP’ers flexibel zijn. Door de verdwijning van de 0-uren contracten en de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid moet de flexibiliteit op een andere manier worden ingevuld. ZZP’ers kunnen deze flexibiliteit bieden. Wanneer er minder zorgvragende cliënten zijn en dus niet alle ZZP’ers aan het werk kunnen voor de opdrachtgever in de thuiszorg, hoeven deze ZZP’ers ook niet doorbetaald te worden. De samenwerkende ZZP’ers fungeren daarom goed als flexibele schil van de opdrachtgever. In het geval van ziekte of vakantie is het voordeel van samenwerkende ZZP’ers dat zij een ander binnen de coöperatie kunnen vervangen. Dit draagt bij aan de continuïteit van de zorgverlening. Het duidelijke kostenplaatje van de ZZP’ers (ten opzichte van het kostenplaatje van een werknemer) wordt door de opdrachtgevers eveneens als motivatie genoemd. Er zijn geen bijkomende werkgeverskosten voor bijvoorbeeld de premies voor de sociale zekerheid en de loonbelasting. Daarnaast zijn er met betrekking tot het betalen van vakantiegeld en het doorbetalen in geval van ziekte, geen extra kosten. De samenwerkende ZZP’ers dienen hier, zoals in hoofdstuk 3 is weergegeven, zelf maatregelen voor te treffen. Opdrachtgevers vinden het dan ook belangrijk dat de samenwerkende ZZP’ers zelf verzekeringen hebben afgesloten tegen bijvoorbeeld beroepsaansprakelijkheid en ziekte. Voor de opdrachtgevers in de thuiszorg is het duidelijke kostenplaatje van de ZZP’ers prettig, omdat wanneer vaststaat dat gewerkt wordt met zelfstandig ondernemers, zij niet te maken krijgen met onverwachte extra kosten. De geïnterviewde opdrachtgevers benoemen tevens dat de kwaliteit van de zorgverlening door de ZZP’ers erg hoog is. ZZP’ers hebben in principe zelf de keuze gemaakt om als zelfstandig ondernemer aan de slag te gaan. Dit doen zij veelal omdat zij zich vol willen storten op de zorgverlening en niet op alle bijkomende activiteiten die het werken in loondienst met zich meebrengt (bijvoorbeeld vergaderingen en dergelijke). ZZP’ers zouden niet aan opdrachten kunnen komen wanneer zij kwalitatief gezien geen goede zorgverleners zijn. - Visie ZPN ZPN merkt dat er in de regio, op enkele thuiszorginstellingen na, nog weinig door zorginstellingen gewerkt wordt met samenwerkende ZZP’ers. Onduidelijk is wat hier precies de oorzaak van is. Wel is het voor ZPN duidelijk dat veel opdrachtgevers in de zorg het belangrijk vinden dat de zorgverleners waarmee zij werken de doelstelling en de visie van de organisatie nastreven. Daarnaast vinden zij het belangrijk dat de professionaliteit van de organisatie gewaarborgd blijft. Van ZZP’ers is bekend dat zij 45
minder gebonden zijn aan één organisatie, omdat zij onder andere werkzaam zijn voor meerdere opdrachtgevers. ZPN verwacht dat opdrachtgevers dit als een nadeel kunnen ervaren. Daarnaast is ZPN van mening dat opdrachtgevers kunnen gaan werken met samenwerkende ZZP’ers omdat samenwerkende ZZP’ers erg geschikt zijn voor de verlening van 24uurs zorg, omdat er op hen geen cao van toepassing is. Ook zijn ZZP’ers geschikt om wat meer flexibiliteit te creëren. Door de inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid, de veranderende zorgmarkt en de verdwijning van de 0-uren contracten zal de flexibiliteit op een andere manier moeten worden georganiseerd. Samenwerkende ZZP’ers bieden veel flexibiliteit. 6.7 Voor- en nadelen voor de opdrachtgevers ten aanzien van de samenwerking met samenwerkende ZZP’ers - Voordelen De voordelen die de opdrachtgevers in de thuiszorg ervaren ten aanzien van de samenwerking met samenwerkende ZZP’ers sluiten aan bij de redenen waarom de opdrachtgevers werken met samenwerkende ZZP’ers. De ervaring van opdrachtgevers in de thuiszorg is dat de samenwerkende ZZP’ers kwalitatief goede zorg leveren. De ZZP’ers hebben bewust de keuze gemaakt om te werken als zelfstandig ondernemer en beschikken over de nodige ervaring. De kwaliteit van de zorgverlening is iets wat de opdrachtgevers belangrijk vinden. Zij willen dat de ZZP’ers die in opdracht van hen werken, kwaliteit leveren. Om deze kwaliteit te garanderen worden met de samenwerkende ZZP’ers overeenkomsten gesloten. Hierin staat onder andere opgenomen dat zij moeten beschikken over een geldig keurmerk en dat zij de nodige bijscholing moeten volgen. Een ander voordeel dat wordt ervaren door de opdrachtgevers in de thuiszorg is dat de kosten voor een ZZP’er helder zijn. Wanneer vaststaat dat een ZZP’er wordt aangemerkt als een zelfstandig ondernemer (dit is niet zonder meer eenvoudig vast te stellen, zo blijkt uit hoofdstuk 3), is er zekerheid over het feit dat er niet achteraf nog loonheffingen dienen te worden afgedragen door de opdrachtgever. Ook zijn er voor de opdrachtgever geen verplichtingen met betrekking tot doorbetaling in geval van ziekte of het betalen van vakantiegeld. Samenwerkende ZZP’ers kunnen door de samenwerking met andere ZZP’ers continuïteit van zorg bieden. In geval van ziekte of vakantie kan een andere ZZP’er binnen het samenwerkingsverband de werkzaamheden overnemen. Hierdoor kan de cliënt van de nodige zorg voorzien blijven. Dit zien opdrachtgevers als een voordeel. Een ander groot voordeel van het werken met samenwerkende ZZP’ers is dat de samenwerkende ZZP’ers geschikt zijn voor de verlening van 24-uurs zorg. Er is geen cao op hen van toepassing waardoor met kleine teams van ZZP’ers de 24-uurszorg bij een cliënt gerealiseerd kan worden. Wanneer gewerkt wordt met werknemers in loondienst is er wel een cao van toepassing die van invloed is op de werktijden van de werknemers. Hierdoor moeten er grotere teams worden opgesteld om de 24-uurs zorg te kunnen leveren. Hierin biedt het werken met samenwerkende ZZP’ers voordelen ten opzichte van het werken met werknemers in loondienst. - Nadelen Als nadeel aan het werken met (samenwerkende) ZZP’ers ervaren de opdrachtgevers in de thuiszorg dat er niet altijd voldoende zekerheid bestaat over het feit dat er daadwerkelijk gewerkt wordt met een ZZP’er. Opdrachtgevers willen niet achteraf geconfronteerd worden met het feit dat een ZZP’er toch niet als zelfstandig ondernemer wordt aangemerkt en dat de opdrachtgever alsnog diverse loonheffingen moet afdragen. Ook met betrekking tot de afgifte van de VAR-verklaringen ondervinden de opdrachtgevers in de thuiszorg nadelen. Wanneer een ZZP’er niet de beschikking heeft over de juiste VAR-verklaring durven de opdrachtgevers deze ZZP’ers niet in te zetten, omdat zij hierdoor het risico lopen dat zij loonheffingen moeten afdragen aan de Belastingdienst. Deze onverwachte kosten en de kwalificatie van werken in loondienst willen de opdrachtgevers zoveel mogelijk voorkomen. 46
Ook de bureaucratie rondom de (samenwerkende) ZZP’ers in de zorg wordt als vervelend ervaren. De modelovereenkomsten waaraan nu hard wordt gewerkt (hoofdstuk 3), kunnen hopelijk een oplossing bieden met betrekking tot de onduidelijkheid over het wel of niet aangemerkt worden als zelfstandig ondernemer. Alle opdrachtgevers hebben aangegeven de modelovereenkomsten te zullen implementeren binnen de organisatie wanneer deze daadwerkelijk gebruikt kunnen worden. ZZP’ers moeten om als zelfstandig ondernemer aangemerkt te kunnen worden werkzaam zijn voor meerdere opdrachtgevers (zie hiervoor hoofdstuk 3). Door te werken voor meerdere opdrachtgevers hebben ZZP’ers minder binding met één organisatie dan werknemers die in vast dienstverband zijn bij één organisatie. Eén opdrachtgever in de thuiszorg geeft aan dat begrijpelijk is dat dit als een nadeel kan worden ervaren aan het werken met samenwerkende ZZP’ers, maar dat dit door de opdrachtgever zelf niet als nadeel wordt ervaren. 6.8 Conclusie - Ervaringen ZZP’ers In dit hoofdstuk is uiteengezet wat de interviews in de praktijk aan informatie hebben opgeleverd. Uit de interviews bleek dat ZZP’ers de keuze maken om te gaan samenwerken omdat zij hierdoor in aanmerking komen voor meer opdrachten. Tevens kan de samenwerking bepaalde kostenvoordelen met zich mee brengen, waardoor meer geld beschikbaar is voor andere doeleinden. Ook kan een samenwerkingsvorm worden belast met het voeren van een gemeenschappelijke administratie of het maken van reclame voor de ZZP’ers. Hierdoor kunnen ZZP’ers zich meer richten op de zorgverlening. De samenwerkingsvorm die het meest voorkomt in de regio is de coöperatie. De ZZP’ers gaven aan dat zij de coöperatie de meest geschikte samenwerkingsvorm vinden omdat zij hierbij de mogelijkheid hebben om de aansprakelijkheid uit te sluiten. Hierdoor hebben de ZZP’ers geen verdergaande aansprakelijkheid dan de eigen aansprakelijkheid. Tevens maakt een coöperatie het mogelijk om allen gelijkwaardig te blijven binnen de samenwerkingsvorm. Hierdoor kan iedere ZZP’er zijn eigen onderneming blijven voortzetten zonder dat er allerlei bijkomende verplichtingen ontstaan. De contracten met de opdrachtgevers worden zowel door de coöperatie als door de ZZP’er zelf gesloten. De ZZP’ers gaven aan dat het bij iedere opdracht anders gaat. Bij de ene opdrachtgever moet het contract met de cliënt worden gesloten, terwijl bij een andere opdrachtgever het contract met de instelling wordt gesloten. Voor de opdrachten die via de coöperatie binnen komen sluit de coöperatie het contract. Voor de opdrachten die de ZZP’ers zelf verkrijgen sluiten zij zelf de contracten. Alle ZZP’ers hebben een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Zowel de coöperatie als de ZZP’er heeft een verantwoordelijkheid voor de zorgverlening. Het afsluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering wordt door alle coöperaties verplicht gesteld. Wat betreft de ervaringen van de ZZP’ers ten aanzien van de samenwerking, worden er meer voordelen benoemd dan nadelen. Een belangrijk voordeel voor de ZZP’ers ten aanzien van de samenwerking is dat zij in aanmerking komen voor grotere opdrachten. In de 24-uurszorg is de samenwerking met andere ZZP’ers noodzakelijk, deze zorg kan niet door een individu geleverd worden. Tevens komen de ZZP’ers door samen te werken in aanmerking voor een contract met bijvoorbeeld de gemeente. Als individuele ZZP’er is de kans veel kleiner om voor een contract met de gemeente in aanmerking te komen. Het delen van bepaalde kosten en het sparren met ‘collega’s’ worden eveneens als voordelen benoemd door de ZZP’ers. Enkele ZZP’ers ervaren het vergaderen als nadeel aan de samenwerking. De keuze voor het zelfstandig ondernemerschap wordt onder andere gemaakt om als zelfstandig ondernemer meer tijd te kunnen besteden aan de zorgverlening, zonder teveel tijd te steken in vergaderingen en dergelijke. Wel wordt door de ZZP’ers erkend dat wanneer wordt samengewerkt het vergaderen af en toe noodzakelijk is. Een ander nadeel dat wordt benoemd is dat niet alle ZZP’ers evenveel investeren in het samenwerkingsverband. Bovengenoemde nadelen
47
worden door een tweetal ZZP’ers benoemd. De overige ZZP’ers gaven aan geen nadelen te ondervinden aan de samenwerking met andere ZZP’ers. - Ervaringen opdrachtgevers Opdrachtgevers kiezen bewust voor samenwerkende ZZP’ers voor de verlening van 24-uurszorg. Samenwerkende ZZP’ers zijn hier, doordat er op hen geen cao van toepassing is, uitermate geschikt voor. Een tweede aspect dat de samenwerkende ZZP’ers interessant maakt voor opdrachtgevers is dat de samenwerkende ZZP’ers continuïteit van zorg kunnen bieden. Samenwerkende ZZP’ers kunnen een ander binnen de samenwerkingsvorm vragen in het geval van ziekte of vakantie. Deze mogelijkheid bestaat niet wanneer een ZZP’er als individu werkzaam is. Nadelen voor opdrachtgevers aan de samenwerking met samenwerkende ZZP’ers zijn de onzekerheid die heerst over de kwalificatie van het wel of niet aangemerkt worden als zelfstandig ondernemer. Opdrachtgevers willen niet achteraf een rekening gepresenteerd krijgen van allerlei loonheffingen omdat de ZZP’er niet aangemerkt wordt als zelfstandig ondernemer. De modelovereenkomsten kunnen hier wellicht een oplossing voor bieden. Ook de vele herziende Varverklaringen worden door de opdrachtgevers als een nadeel ervaren. Doordat de ZZP’ers niet de beschikking hebben over een VAR-wuo, durven de opdrachtgevers deze ZZP’ers niet in te zetten. De opdrachtgevers lopen in dat geval het risico dat zij bepaalde loonheffingen moeten afdragen. Het als ZZP’er niet kunnen werken door een verkeerde VAR verklaring is nadelig voor zowel de opdrachtgevers, ZZP’ers als de cliënten. - Visie ZPN ZPN signaleert in de regio dat er momenteel alleen gebruik wordt gemaakt van samenwerkende ZZP’ers door opdrachtgevers in de thuiszorg. Reden hiervan is dat de samenwerkende ZZP’ers erg geschikt zijn voor de verlening van 24-uurszorg omdat op hen geen cao van toepassing is. Waarom er niet door zorg- en welzijnsinstellingen wordt gewerkt met samenwerkende ZZP’ers is onduidelijk. Een reden hiervan kan zijn dat zorg- en welzijnsinstellingen het als een nadeel ervaren dat ZZP’ers werkzaam moeten zijn voor meerdere opdrachtgevers en in die zin minder binding hebben met één organisatie.
48
7 Analyse: Geschikte samenwerkingsvormen voor ZZP’ers op basis van de literatuur en de praktijk 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk vormt een analyse van de gegevens uit de literatuur en de gegevens uit de praktijk. De volgende vraag staat in dit hoofdstuk centraal: Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP’ers in de zorg- en welzijnssector op basis van de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de thuiszorg en de voor- en nadelen voor de ZZP’ers? 7.2 Waarom gaan ZZP’ers in de zorg samenwerken? Uit de interviews blijkt dat ZZP’ers gaan samenwerken omdat zij op die manier voor meer en grotere opdrachten in aanmerking komen. Ook is het hebben van een soort ‘collega’s, waar kennis mee kan worden gedeeld, een reden om te gaan samenwerken met andere ZZP’ers. Tevens wordt door de geïnterviewde ZZP’ers benoemd dat de samenwerkingsvorm kan worden belast met het voeren van de administratie of het maken van reclame voor de ZZP’ers. Hierdoor kunnen de ZZP’ers zich meer richten op de zorgverlening. Gesteld kan worden dat de motieven om te gaan samenwerken op basis van de literatuur en de praktijk met elkaar overeenkomen, want ook op basis van de literatuur kan gesteld worden dat ZZP’ers gaan samenwerken omdat zij in dat geval meer continuïteit van zorg kunnen leveren, in aanmerking komen voor grotere opdrachten en kennis met elkaar kunnen delen. 7.3 Voor welke rechtsvorm kiezen de samenwerkende ZZP’ers en waarom? Op basis van de literatuur kwam naar voren dat zowel de coöperatie, de stichting, de maatschap als de V.O.F. juridisch gezien, geschikte samenwerkingsvormen zijn voor ZZP’ers in de zorg. Deze juridische samenwerkingsvormen zijn wat betreft de inrichting vrij flexibel. Hierdoor kunnen de ZZP’ers de samenwerkingsvorm zo inrichten dat zij zoveel mogelijk zelfstandigheid behouden. Toch blijkt uit de praktijk dat de ZZP’ers in de zorg een voorkeur hebben voor de coöperatie. De voorkeur voor de coöperatie werd door de ZZP’ers in de interviews benoemd, maar blijkt ook uit het feit dat er binnen de regio voornamelijk coöperaties van ZZP’ers in de zorg bestaan. De geïnterviewde ZZP’ers ervaren het feit dat de coöperatie de mogelijkheid kent van de uitgesloten aansprakelijkheid, als een groot voordeel. Op de uitgesloten aansprakelijkheid zijn enkele uitzonderingen in het geval het bestuur onrechtmatig heeft gehandeld of de leden een onrechtmatig besluit hebben genomen. Dat ZZP’ers een voorkeur konden hebben voor de coöperatie vanwege de mogelijkheid van uitgesloten aansprakelijkheid, kwam ook op basis van de literatuur naar voren. Uit de praktijk blijkt dus ook dat de ZZP’ers hier veel waarde aan hechten. Immers, men wil bij voorkeur niet aangesproken kunnen worden voor eventuele financiële tekorten veroorzaakt door een ander binnen de samenwerkingsvorm. Daarnaast wordt door de ZZP’ers als toelichting op de keuze voor een coöperatie benoemd dat een coöperatie weinig verplichtingen voor de ZZP’ers onderling meebrengt. ZZP’ers zijn ondernemers en willen dan ook hun eigen onderneming blijven voortzetten wanneer zij samenwerken, zonder al teveel bijkomende verplichtingen. Op basis van dit onderzoek blijkt ook dat de coöperatie voor de opdrachtgevers in de zorg een geschikte samenwerkingsvorm is. Twee van de geïnterviewde opdrachtgevers werken met een eigen coöperatie van ZZP’ers. De opdrachtgevers hebben deze coöperatie zelf opgestart. De motieven van hen om te kiezen voor een coöperatie , komen overeen met de motieven van de ZZP’ers om zich aan te sluiten bij een coöperatie. Tevens gaven deze opdrachtgevers aan erg tevreden te zijn over de 49
samenwerking tussen hen en de coöperatie, omdat de ZZP’ers zorgen voor flexibiliteit en de kwaliteit van de zorgverlening goed is. Het grote nadeel dat door de opdrachtgevers wordt benoemd aan het werken met (samenwerkende) ZZP’ers is de onzekerheid die heerst over de status van een ZZP’er. Er is weinig tot geen zekerheid over het feit of een ZZP’er daadwerkelijk als zelfstandig ondernemer wordt aangemerkt. Dat de opdrachtgevers dit als een groot nadeel ervaren is begrijpelijk gezien het feit dat in hoofdstuk 3 ook naar voren kwam dat de beoordeling van de status van een ZZP’er altijd afhankelijk is van de feiten en omstandigheden en de VAR-verklaringen geen zekerheid bieden. De voor- en nadelen die de opdrachtgevers ervaren hebben niet specifiek te maken met de coöperatie als rechtsvorm. Wellicht dat daarom ook de overige rechtsvormen voor de opdrachtgevers in de zorg geschikt zijn om mee samen te werken. Doordat uit de praktijk blijkt dat er een sterke voorkeur is voor de coöperatie, is er in de interviews geen informatie verkregen over de overige rechtsvormen die zijn behandeld in hoofdstuk 4. Dat de maatschap en de V.O.F. een verdergaande aansprakelijkheid hebben dan alleen de eigen aansprakelijkheid, kan een reden zijn waarom deze overige rechtsvormen minder voorkomen in de praktijk. Ondanks dat deze samenwerkingsvormen een hoofdelijke en een gedeelde aansprakelijkheid kennen, kunnen ook deze samenwerkingsvormen geschikt zijn voor samenwerkende ZZP’ers. De V.O.F. en de maatschap kunnen uitsluitend worden aangegaan bij een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid. Een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid is, zoals gezien in hoofdstuk 4, juist van belang en – bij uitstek – geschikt voor samenwerkende ZZP’ers. Vanwege het gebrek aan informatie uit de praktijk over deze overige samenwerkingsvormen, kunnen de praktische voor- en nadelen aan deze samenwerkingsvormen niet worden benoemd. 7.4 Inrichting van de samenwerkingsvorm - Werken op basis van gelijkwaardigheid Op basis van de literatuur bleek dat de in hoofdstuk 4 behandelde samenwerkingsvormen geschikt zijn voor ZZP’ers in de zorg, omdat de inrichting van deze samenwerkingsvormen vrij flexibel is. Hierdoor kunnen de ZZP’ers de samenwerkingsvorm, voor een groot deel, inrichten naar eigen wens. Onder meer het werken op basis van gelijkwaardigheid is voor de samenwerkende ZZP’ers een belangrijk aspect. Dit kwam niet alleen op basis van de bestudeerde literatuur naar voren, ook de samenwerkende ZZP’ers gaven aan dat dit een belangrijk element is binnen de samenwerkingsvorm. De arbeidsovereenkomst moet worden uitgesloten tussen de samenwerkingsvorm en de ZZP’er(s) dan wel tussen de ZZP’er onderling. In de praktijk wordt dit gerealiseerd door zowel aan het bestuur als aan de ZZP’ers dezelfde bevoegdheden toe te kennen. Allen hebben één stem, waardoor sprake is van gelijkwaardigheid. - Verkrijgen van opdrachten en het sluiten van contracten Het individueel verkrijgen van opdrachten en het sluiten van contracten is een essentieel punt als het gaat om de zelfstandigheid van de ZZP’ers. Misschien valt dit zelfs te bestempelen als het meest essentiële punt voor de samenwerkende ZZP’ers, gezien de flexibiliteit die bestaat bij de inrichting van de juridische samenwerkingsvormen. Ook door de geïnterviewde opdrachtgevers en ZZP’ers wordt het individueel sluiten van contracten als belangrijk ervaren. Er heerst onduidelijkheid bij een aantal ZZP’ers over de correcte wijze waarop de contracten gesloten moeten worden om toch de zelfstandigheid van de ZZP’er te behouden. Gebleken is dat wanneer de samenwerkingsvorm een contract sluit met een opdrachtgever, er meer mogelijkheden zijn om in aanmerking te komen voor grotere opdrachten, maar is een ZZP’er in dat geval nog voldoende zelfstandig? Hieronder volgt een uitwerking. Op basis van de literatuur zijn twee bedrijfsmodellen geanalyseerd. Naar voren kwam dat het bedrijfsmodel directe contractering mogelijkheden biedt voor ZZP’ers om als zelfstandige zorg te kunnen verlenen. Zowel de samenwerkingsvorm als de ZZP’er kan via directe contractering een contract sluiten met een opdrachtgever. Een samenwerkingsvorm kan een contract sluiten met een 50
opdrachtgever en vervolgens de opdracht uitzetten onder de ZZP’ers, waarbij met betrekking tot de zelfstandigheid van de ZZP’er van belang is dat de ZZP’er zelf het zorgplan en de tarieven vaststelt. Uit de praktijk bleek dat de meeste coöperaties ook op deze manier te werk gaan. De coöperaties richten zich op de verlening van zorg in natura, hiervoor is een contract met een zorgkantoor of zorgverzekeraar vereist. De opdrachten die via dit contract binnenkomen worden uitgezet bij de aangesloten ZZP’ers. Alle opdrachten die op deze manier bij de ZZP’er terecht komen worden aangemerkt als één opdracht. Door de geïnterviewde ZZP’ers wordt hier oplettend mee om gegaan. Zij zijn zich bewust van het risico dat een dienstbetrekking met de opdrachtgever kan ontstaan, wanneer er maar voor één opdrachtgever wordt gewerkt. Om het risico op een dienstbetrekking of arbeidsovereenkomst te verkleinen zorgen de ZZP’ers dat zij via hun eigen persoonlijke netwerk ook nog opdrachten vergaren. Welke invloed het bedrijfsmodel van indirecte contractering heeft op de zelfstandigheid van de ZZP’ers, kan op basis van de literatuur niet met zekerheid gesteld worden. Door middel van de interviews in de praktijk is hier geen nieuwe informatie over verkregen, omdat de samenwerkingsvormen niet op deze manier te werk gaan. Hierdoor blijft onduidelijk blijft wat dit bedrijfsmodel voor gevolgen heeft voor de zelfstandigheid van de ZZP’ers binnen een samenwerkingsvorm. Wellicht is het feit dat de geïnterviewde samenwerkingsvormen niet op deze manier te werk gaan, samen met de onduidelijkheid die heerst op basis van de literatuur omtrent dit bedrijfsmodel, al een aanleiding om te kunnen stellen dat indirecte contractering de zelfstandigheid van de ZZP’ers binnen een samenwerkingsvorm belemmert. - Aansprakelijk voor de zorgverlening In de literatuur kwam naar voren dat de verantwoordelijk en de aansprakelijkheid voor de eigen zorgverlening, gezien de kwaliteitswetgeving, van belang is voor de zelfstandigheid van een ZZP’er. Het bedrijfsmodel directe contractering biedt mogelijkheden om de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid bij de ZZP’er neer te leggen. Wanneer vaststaat dat de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid van de zorgverlening (onder meer) bij de ZZP’er(s) ligt, is het van belang dat zij hiervoor een dekkende verzekering hebben afgesloten. Binnen de coöperaties waar de geïnterviewde ZZP’ers lid van zijn, wordt het afsluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering verplicht gesteld. Alle ZZP’ers hebben dan ook een dergelijke verzekering afgesloten. Wanneer wordt samengewerkt in een collectief heeft zowel de samenwerkingsvorm als de ZZP’er een verantwoordelijkheid voor de zorg die de ZZP’er verleend, zo blijkt uit hoofdstuk 3. Om te kijken of dit in de praktijk ook zo is geregeld, is er in de interviews met de ZZP’ers gevraagd naar de manier waarop de aansprakelijkheid is geregeld binnen de coöperatie. Hieruit kwam naar voren dat alle ZZP’ers in principe zelf verantwoordelijk zijn voor de zorg die zij verlenen. Mocht een opdrachtgever van de ZZP’er niet tevreden zijn, dan moet de ZZP’er eerst zelf proberen om een oplossing met de opdrachtgever te vinden. Maar, omdat de ZZP’ers aangesloten zijn bij de coöperatie, heeft de coöperatie ook een verantwoordelijkheid voor alle zorg die verleend wordt in naam van de coöperatie. De verantwoordelijkheid van de coöperatie komt pas in beeld wanneer de ZZP’er niet tot een wenselijke oplossing kan komen met de opdrachtgever. Omdat de coöperatie ook een eigen verantwoordelijkheid heeft, worden er duidelijke voorwaarden gesteld aan de ZZP’ers die lid zijn of lid willen worden van de coöperatie. In de interviews veel voorkomende voorwaarden zijn: dat de ZZP’ers moeten beschikken over een bepaald opleidingsniveau, dat ze moeten zijn aangesloten bij een erkend kwaliteitskeurmerk en dat ze de nodige bijscholing moeten volgen. Door het stellen van dergelijke voorwaarden wordt geprobeerd om de kwaliteit van de zorgverlening door de ZZP’ers zo hoog mogelijk te houden en de kans op ontevreden opdrachtgevers te verkleinen.
51
- Verzekeringen Het afsluiten van particuliere verzekeringen vormt een aanwijzing voor het zijn van zelfstandig ondernemer in het kader van de inkomstenbelasting. Alle geïnterviewde ZZP’ers gaven aan dat zij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering hebben afgesloten. Het afsluiten van een dergelijke verzekering werd ook als verplichte eis gesteld aan de ZZP’ers door de coöperatie. Tevens kwam op basis van de literatuur naar voren dat de ZZP’ers zelf maatregelen moeten treffen voor het sluiten van verzekeringen tegen bijvoorbeeld arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. In de interviews is niet behandeld of de ZZP’ers hier zelf maatregelen voor hebben getroffen. 7.5 Conclusie: De samenwerkingsvorm(en) die aansluit(en) op de belangen van de opdrachtgevers en de ZZP’ers De verkregen resultaten op basis van de literatuur en de praktijk laten zien dat niet zozeer de juridische samenwerkingsvorm waarin de ZZP’ers werken het meest belangrijk is, maar dat het bedrijfsmodel op basis waarvan gewerkt wordt essentieel is voor de zelfstandigheid van een ZZP’er. Het bedrijfsmodel directe contractering maakt het mogelijk om de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid van de zorgverlening bij de ZZP’er(s) neer te leggen. Indien een ZZP’ers daarnaast ook voldoet aan de overige elementen die gesteld worden aan een zelfstandig ondernemer in het kader van de inkomstenbelasting, is de kans groot dat de ZZP’er als zelfstandige wordt aangemerkt door de Belastingdienst (zie paragraaf 3.3 voor de voorwaarden die gesteld worden op grond van de inkomstenbelasting). Indien het collectief werkt op basis van het juiste bedrijfsmodel, is de rechtsvorm waarin gewerkt wordt minder relevant. Er kan wat betreft de rechtsvormen gekozen worden uit de coöperatie, de stichting de maatschap en de V.O.F. Voor al deze samenwerkingsvormen geldt dat de ZZP’er zelfstandig kan blijven hij zich verenigd in één van deze samenwerkingsvormen, omdat deze samenwerkingsvormen flexibel zijn in te richten. Het zelfstandig blijven is een belangrijk element voor de ZZP’ers, zij willen immers ieder hun eigen onderneming blijven voortzetten wanneer zij gaan samenwerken. Het meest belangrijke voor wat betreft de samenwerkingsvorm is dat deze wordt ingericht op basis van gelijkwaardigheid. Alle ZZP’ers die lid zijn dienen gelijkwaardig te zijn aan elkaar. Hieruit vloeit voort dat eenieder één stem heeft om mee te beslissen over belangrijke zaken die de samenwerkingsvorm betreffen. Ondanks het feit dat bovengenoemde vier samenwerkingsvormen op basis van de literatuur geschikt lijken, blijkt dat de ZZP’ers in de praktijk toch een voorkeur hebben voor de coöperatie. De redenen waarom ZZP’ers gaan samenwerken zijn onder meer dat ze door samen te werken in aanmerking kwamen voor grotere opdrachten, dat ze weer ‘collega’s krijgen waarmee ze kunnen sparren en dat ze bepaalde activiteiten, zoals een gezamenlijke administratie, bij de samenwerkingsvorm neer kunnen leggen. Deze voordelen gaat niet gepaard met één specifieke rechtsvorm, maar kunnen in principe door alle rechtsvormen gerealiseerd worden. Wat betreft de opdrachtgevers in de zorg geldt dat zij met name voor de 24-uurs zorg voordelen ervaren aan het werken met samenwerkende ZZP’ers. Ook het feit dat de ZZP’ers veelal kwalitatief goede zorg leveren is voor hen een voordeel. Een groot nadeel dat door de opdrachtgevers wordt benoemd is onder meer de onzekerheid over de fiscale status van een ZZP’er. Er is weinig zekerheid over het feit of een ZZP’er daadwerkelijk aangemerkt wordt als zelfstandig ondernemer. Deze voor- en nadelen die door de opdrachtgevers worden benoemd gaan ook niet gepaard met één specifieke samenwerkingsvorm. Toch zijn twee van de opdrachtgevers een eigen coöperatie van ZZP’ers gestart waarmee zij werken. Zij hebben gekozen voor de coöperatie omwille van dezelfde redenen als waarom de ZZP’ers hebben gekozen voor een coöperatie. Op basis hiervan zou gesteld kunnen worden dat ook voor de opdrachtgevers in de zorg de coöperatie de meest geschikte samenwerkingsvorm is voor ZZP’ers in de zorg.
52
8. Conclusies en aanbevelingen 8.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt aan de hand van de verzamelde gegevens antwoord gegeven op de centrale onderzoeksvraag. De centrale onderzoeksvraag luidt: Welke juridische samenwerkingsvormen zijn geschikt voor ZZP’ers in de zorg die willen gaan samenwerken met andere ZZP’ers en wat zijn hierbij de voor- en nadelen voor de ZZP’ers en wat zijn de voor- en nadelen voor de opdrachtgevers in de thuiszorg? In paragraaf 8.2 zal eerst behandeld worden welke aspecten van belang zijn wanneer door ZZP’ers in de zorg wordt samengewerkt in een bepaalde samenwerkingsvorm. Vervolgens worden in paragraaf 8.3 de mogelijke juridische samenwerkingsvormen behandeld waarin ZZP’ers zich kunnen verenigen. Hierbij wordt ook aandacht besteedt aan de voor- en nadelen voor de ZZP’ers en de opdrachtgevers in de zorg. Tot slot worden in paragraaf 8.4 nog enkele aanbevelingen gedaan aan ZPN met betrekking tot de uitkomsten van dit onderzoek. 8.2 Wat is belangrijk voor ZZP’ers die gaan samenwerken? ZZP’ers dienen zelfstandig te blijven wanneer zij zich verenigen in een bepaalde samenwerkingsvorm. De ZZP’er moet niet als werknemer van de samenwerkingsvorm of van de opdrachtgever worden aangemerkt. Indien niet gewerkt wordt op basis van gelijkwaardigheid binnen de samenwerkingsvorm, kan het zo zijn dat sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de ZZP’ers onderling. Om de zelfstandigheid van de ZZP’er(s) zoveel mogelijk te vergroten is een aantal aspecten van belang. Allereerst is het bedrijfsmodel op basis waarvan de ZZP’ers werken, zoals ook in hoofdstuk 7 naar voren kwam, essentieel voor het behoud van zelfstandigheid van de ZZP’ers. Het bedrijfsmodel maakt het wel of niet mogelijk om als ZZP’er verantwoordelijk en aansprakelijk te kunnen zijn voor de kwaliteit van de zorgverlening. Het bedrijfsmodel directe contractering is, gezien de kwaliteitswetgeving rond de zorgverlening, voor het behoud van zelfstandigheid van de ZZP’er(s) de meest geschikte mogelijkheid. Naast het werken op basis van het bedrijfsmodel directe contractering, moet iedere ZZP’er binnen de samenwerkingsvorm voldoen aan de overige eisen die gesteld worden aan het ondernemerschap op grond van de inkomstenbelasting. Hiervoor is het lopen van ondernemersrisico een belangrijk aanknopingspunt. Voor de uitwerking van het lopen van ondernemersrisico wordt verwezen naar paragraaf 3.3 Wanneer aan bovenstaande punten wordt voldaan, de ZZP’er beschikt over een VAR-wuo en de ZZP’er werkzaam is voor meerdere opdrachtgevers wordt het risico op een arbeidsovereenkomst tussen de ZZP’er(s) en de opdrachtgever zoveel mogelijk uitgesloten. Om daarnaast ook het risico op een arbeidsovereenkomst tussen de ZZP’ers onderling of tussen de samenwerkingsvorm en een ZZP’er zoveel mogelijk uit te sluiten, is van belang dat de interne verhoudingen binnen de samenwerkingsvorm zo zijn georganiseerd dat gewerkt wordt op basis van gelijkwaardigheid. Alle ZZP’ers dienen dezelfde bevoegdheden toegekend te krijgen en evenveel zeggenschap te hebben binnen de samenwerkingsvorm. Daarnaast dient er geen sprake te zijn van volledige afhankelijkheid van de ZZP’er ten opzichte van de samenwerkingsvorm (bijvoorbeeld voor het verkrijgen van opdrachten).
53
8.3 Mogelijke juridische samenwerkingsvormen en de ervaringen uit de praktijk 8.3.1 De samenwerkingsvormen Op basis van de bestudeerde literatuur blijkt dat de coöperatie, de stichting de maatschap en de V.O.F. geschikte samenwerkingsvormen voor ZZP’ers in de zorg zijn. Deze samenwerkingsvormen kunnen vrij flexibel worden ingericht, bijvoorbeeld door het opnemen van diverse bepalingen in de statuten (in het geval van de coöperatie en de stichting) of in een overeenkomst (in het geval van de maatschap en de V.O.F.). Belangrijk is dat een samenwerkingsvorm zo wordt ingericht, dat de aspecten die in paragraaf 8.2 zijn benoemd, gerealiseerd kunnen worden. Op basis van de bestudeerde literatuur blijkt dat deze samenwerkingsvormen op een dergelijke manier ingericht kunnen worden. Ondanks dat de vier bovengenoemde samenwerkingsvormen geschikt kunnen zijn voor samenwerkende ZZP’ers blijkt op basis van de interviews uit de praktijk dat er onder de ZZP’ers een voorkeur bestaat voor de coöperatie vanwege de mogelijkheid om de aansprakelijkheid voor financiële tekorten uit te sluiten. 8.3.2 Voor- en nadelen voor de ZZP’ers De coöperatie kent de mogelijkheid van uitgesloten aansprakelijkheid. Dit houdt in dat de leden voor eventuele financiële tekorten van de coöperatie niet aansprakelijk zijn. De ZZP’ers binnen de coöperatie zijn enkel aansprakelijk voor hun eigen handelen. Uit de praktijk komt naar voren dat aan de uitgesloten aansprakelijkheid veel waarde wordt gehecht. ZZP’ers willen bijvoorbeeld, wanneer zij gaan samenwerken, niet kunnen worden aangesproken voor tekorten die zij niet zelf hebben veroorzaakt. De maatschap kent een gedeelde aansprakelijkheid en de V.O.F. kent een hoofdelijke aansprakelijkheid. Dit leidt tot een verdergaande aansprakelijkheid dan alleen de eigen aansprakelijkheid, wanneer wordt samengewerkt in een dergelijke rechtsvorm. ZZP’ers in de zorg die willen gaan samenwerken, kunnen dit als een nadeel ervaren. Uit de praktijk blijkt dat er binnen de regio veelvuldig gebruik wordt gemaakt van coöperaties en weinig tot niet van een maatschap of een V.O.F. Behalve het feit dat de aansprakelijkheid binnen de stichting, de maatschap en de V.O.F anders is geregeld dan binnen de coöperatie, kunnen geen andere redenen worden benoemd waarom er een sterke voorkeur bestaat voor de coöperatie. Wat opvalt, is dat de meeste ZZP’ers eigenlijk geen nadelen ondervinden aan de samenwerking. Een enkeling benoemt dat de samenwerking veel tijd kost, omdat er moet worden vergaderd. Bovenal ervaren de ZZP’ers voordelen aan de samenwerking. Deze voordelen zijn gelegen in onder meer: het delen van bepaalde kosten, het gezamenlijk opzetten van een scholingstraject, het hebben van ‘collega’s waar mee overlegd kan worden en het aannemen van grotere opdrachten. 8.3.3 Voor- en nadelen voor de opdrachtgevers Ook opdrachtgevers in de zorg hebben bepaalde belangen, wanneer zij werken met samenwerkende ZZP’ers. Voor opdrachtgevers in de zorg is van belang dat de cliënt kan rekenen op continuïteit van de zorg en dat de kwaliteit van de zorgverlening goed is. Daarnaast is flexibiliteit een belangrijk element voor de opdrachtgevers. Deze aspecten hangen niet samen met een specifieke samenwerkingsvorm maar hebben te maken met de zorgverleners waarmee gewerkt wordt. Door de opdrachtgevers in de zorg is benoemd dat zij ervaren dat ZZP’ers kwalitatief goede zorgverleners zijn, omdat ZZP’ers bewust de keuze hebben gemaakt om zelfstandig te worden. ZZP’ers verkrijgen geen opdrachten wanneer zij kwalitatief geen goede zorgverleners zijn. Continuïteit van zorg kan door samenwerkende ZZP’ers geboden worden. Wanneer een ZZP’er binnen de samenwerkingsvorm ziek is, kan een ander binnen de samenwerkingsvorm zijn werkzaamheden overnemen. Op deze manier kan een cliënt van de nodige zorg voorzien blijven. 54
De door de opdrachtgevers ervaren nadelen hebben te maken met het werken met ZZP’ers in het algemeen. Er worden geen specifieke nadelen benoemd aan het werken met ZZP’ers die zich hebben verenigd in een bepaalde samenwerkingsvorm. Wel wordt door iedere opdrachtgever benoemd dat de onzekerheid over de status van een ZZP’er als groot nadeel wordt ervaren. Tot op heden is er nog veel onduidelijkheid over het feit of er daadwerkelijk gewerkt wordt met een ZZP’er. Hierbij worden ook de problemen rondom de VAR-verklaringen benoemd. Er zal moeten worden afgewacht of de modelovereenkomsten aan deze onduidelijkheid een einde maken. Welke samenwerkingsvorm voor opdrachtgevers in de zorg het meest geschikt is, kan op basis van dit onderzoek niet met zekerheid gesteld worden. Er is in de interviews alleen informatie verkregen van opdrachtgevers die werken met een coöperatie van ZZP’ers. Hierdoor kan niet gesteld worden of de overige rechtsvormen ook geschikt zijn voor opdrachtgevers in de zorg. Wel kan op basis van de literatuur en op basis van de voor- en nadelen die de opdrachtgevers hebben benoemd, worden geconcludeerd dat de ervaringen van de opdrachtgevers niet specifiek samenhangen met één enkele rechtsvorm. De voordelen die worden benoemd kunnen in principe ook door een andere rechtsvorm worden gerealiseerd. Twee van de opdrachtgevers die zijn geïnterviewd werken met een eigen opgezette coöperatie van ZZP’ers. Deze opdrachtgevers hebben gekozen voor het opzetten van een coöperatie omwille van dezelfde redenen als waarom ZZP’ers zich hebben verenigd in een coöperatie. Op basis van deze informatie blijkt in ieder geval dat de coöperatie voor zowel de samenwerkende ZZP’ers als voor de opdrachtgevers in de zorg een geschikte samenwerkingsvorm is en dat dit in de praktijk ook zo wordt ervaren. De stichting, de maatschap en de V.O.F. lijken op basis van de literatuur en de belangen van de opdrachtgevers in de zorg eveneens geschikte samenwerkingsvormen, maar vanwege het ontbreken van informatie uit de praktijk over deze samenwerkingsvormen kan dit niet met zekerheid gesteld worden. 8.4 Aanbevelingen In deze paragraaf volgen nog enkele aanbevelingen aan ZPN. -
De coöperatie lijkt op basis van dit onderzoek de meest geschikte samenwerkingsvorm voor ZZP’ers, vanwege de mogelijkheid van uitgesloten aansprakelijkheid. Dit wordt door de ZZP’ers als een voordeel ervaren. Tevens zijn twee opdrachtgevers in de zorg een eigen coöperatie van ZZP’ers gestart waarmee zij werken. Deze opdrachtgevers gaven aan de keuze te hebben gemaakt voor de coöperatie omwille van dezelfde redenen als waarom ZZP’ers zich verenigen in een coöperatie. ZPN kan de bij hen aangesloten organisaties informeren over deze ontwikkelingen. Wellicht biedt het werken met een coöperatie van ZZP’ers ook voor de bij ZPN aangesloten organisaties mogelijkheden om de flexibiliteit van de organisatie goed te organiseren. Op basis van dit onderzoek is namelijk gebleken dat er door zorg- en welzijnsinstellingen in de regio op dit moment weinig gewerkt wordt met samenwerkende ZZP’ers. Onduidelijk is wat hier de oorzaak van is. Wellicht heeft dit te maken met een gebrek aan kennis over de voordelen die samenwerkende ZZP’ers kunnen bieden. Indien dit het geval is, kan ZPN hier op in springen door het verschaffen van informatie op basis van de verkregen resultaten uit dit onderzoek.
-
Door opdrachtgevers in de thuiszorg wordt gesteld dat de onduidelijkheid rondom de status van een ZZP’er als een groot nadeel wordt ervaren. Wellicht dat de modelovereenkomsten hier een oplossing voor kunnen bieden. Van belang is dat de ontwikkeling rondom de modelovereenkomsten door ZPN in de gaten wordt gehouden, omdat deze ontwikkeling wellicht veel belemmeringen voor
55
opdrachtgevers in de zorg aan het werken met (samenwerkende) ZZP’ers kan wegnemen. -
De Wkkgz biedt een oplossing aan het werken met (samenwerkende) ZZP’ers door zorg- en welzijnsinstellingen. Op basis van deze wet kan de verantwoordelijkheid voor de zorgverlening binnen een instelling namelijk ook worden overgedragen op een ZZP’er. ZPN kan analyseren of er door de inwerkingtreding van deze wet, meer door zorg- en welzijnsinstellingen wordt gewerkt met ZZP’ers. Tevens kan ZPN zorgen welzijnsinstellingen informeren over de mogelijkheden met betrekking tot het werken met ZZP’ers die deze wet meebrengt.
Hieronder volgt een aanbeveling voor eventueel vervolgonderzoek. -
Op basis van dit onderzoek is gebleken dat er in de regio voornamelijk door ZZP’ers gewerkt wordt in coöperaties. Met betrekking tot een eventueel vervolgonderzoek kan worden gekeken of er buiten de regio wel in andere rechtsvormen wordt samengewerkt door ZZP’ers en welke voor- en nadelen deze rechtsvormen met zich meebrengen. Op basis van die informatie kan ZPN de bij hen aangesloten organisaties inzicht geven in de mogelijkheden die de overige samenwerkingsvormen met zich meebrengen en of deze samenwerkingsvormen wel of niet geschikt zijn voor opdrachtgevers in de zorg. Tevens kan ZPN aan ZZP’ers in de zorg inzicht bieden in de mogelijkheden van het samenwerken binnen de overige rechtsvormen.
56
Lijst van veel voorkomende afkortingen en begrippen AWBZ
=
Algemene wet bijzondere ziektekosten
BW
=
Burgerlijk Wetboek
BV
=
Besloten vennootschap
HR
=
Hoge Raad
Jo.
Juncto
Kwz
Kwaliteitswet zorginstellingen
Lb
Loonbelasting
PGB
Persoons Gebonden Budget
UWV
=
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
WAO
=
Wet op de arbeidsongeschiktheid
WIA
=
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Wkkgz
=
Wet kwaliteiten klachten en geschillen zorg
Wlz
=
Wet langdurige zorg
WTZi
=
Wet toelating Zorginstellingen
WW
=
Werkloosheidswet
ZPN
=
ZorgpleinNoord
ZW
=
Ziektewet
ZZP’er
=
Zelfstandige zonder personeel
57
Bronnenlijst (Hand)boeken - Aerts 2007 M.C.M. Aerts, De zelfstandige in het sociaal recht, Deventer: Kluwer 2007. -
Bakels 2013 H.L. Bakels e.a., Schets van het Nederlandse arbeidsrecht. Deventer: Kluwer 2013.
-
Dijk & van der Ploeg 2013 P.L. Dijk & T.J. van der Ploeg, Van vereniging en stichting, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij, Deventer: Kluwer 2013.
-
Dorrestijn & van het Kaar 2014 A.F.M. Dorrestijn & R.H. van het Kaar, De juridische organisatie van de onderneming, Deventer: Kluwer 2014.
-
Hamers & van Vliet 2012 J.J.A Hamers & L.P.W. van Vliet, Inleiding personenvennootschappen, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2012.
-
Huizink 2011 J.B. Huizink, Rechtspersoon, vennootschap en onderneming, Deventer: Kluwer 2011.
-
Huizink 2014 J.B. Huizink, Contractuele samenwerkingsvormen in beroep en bedrijf, Deventer: Kluwer 2014.
-
Loonstra & Zondag 2010 C.J. Loonstra & W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke Themata, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2010.
-
Mohr 2009 A.L. Mohr, Van personenvennootschappen, Deventer: Kluwer 2009.
-
Van Schie e.a. 2013 Van Schie e.a., Belastingrecht in hoofdlijnen, Deventer: Kluwer 2013.
-
Wery 2003 P.L. Wery, Hoofdzaken maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap, Deventer: Kluwer 2003.
-
Van der Wiel-Rammeloo 2010 D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, Loonheffingen, Deventer: Kluwer 2010.
Tijdschriften - Camps 2014 M.R.P.M. Camps,’Sturen op de toekomst’, ESB 2014, nummer 4676.
58
-
Kok & Swaters 2007 N.Kok & S.J. Swaters, ‘De cooperatie als alternatief voor maatschap of vof’. Weekblad voor Fiscaal recht, WFR2007/35.
-
Wuisman 2014 I.S. Wuisman,’Ondernemingsrecht en de i-samenleving: mind the gap, take the nex step’, Ondernemingsrecht 2014/87.
Rapporten en niet gepubliceerde teksten - Bex e.a. 2014 P. Bex e.a., Regeldruktoets Wkkgz. Onderzoek naar de regeldruk van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg, Nieuwegein: Sira Consulting 2014.(online publiek). -
Van Breda-Hoekstra en Marrink 2013 J. van Breda-Hoekstra & J. Marrink, Belastingdienst bedreigt voortbestaan 80.000 zzp’ers in de zorg, ZZP Nederland en FNV Zelfstandigen 2013. (online publiek).
-
Panteia- naar een duurzaam bedrijfsmodel 2014 Panteia. Een rapport inzake het duurzaam bedrijfsmodel met een beeld van de mogelijkheden voor ZZP’ers die thuiszorg in natura leveren. Amsterdam:VU 2014 (online publiek).
Parlementaire stukken - Kamerbrief Weekers ‘eenduidige definitie van ZZP’ers’, 17 september 2012, kenmerk: DB:2012/253 -
Kamerbrief van Rijn ‘openstellen landelijke pilot ZZP’ers’, 9 mei 2014, kenmerk: 368961120638-LZ
-
Kamerbrief Schippers ‘reactie op kamerbrief ZZP’ers in de zorg’, 24 maart 2014, kenmerk: 706073-131674-MEVA (bijlage 1)
-
Kamerbrief Schippers ‘de modelovereenkomsten van BTN FNV Zelfstandigen’, 11 februari 2015, Kenmerk: 717895-13259 1-MEVA.
-
Kamerbrief Wiebes ‘alternatief voor de beschikking geen loonheffingen’, 20 april 2015, kenmerk: DB2015/136 M
-
Kamerstukken I 2013/14, 32402 nr. I
-
Kamerstukken I 2014/15, 32402, nr. K
-
Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 5
-
Kamerstukken II 2014/15, 32642, nr. 8
Jurisprudentie - HR 16 september 1992, nr. 27 830, BNB 1992/370 jo. HR 29 mei 2009, nr. 07/10538, ECLI:NL:HR:2009:BH0499 -
HR 14 november 1997, NJ 1998/149, (Groen/Schoevers)
-
HR 6 december 2002, nr. 36905, LJN AE4473, BNB 2003/67 59
-
HR 17 juni 2005, BNB 2005/273 r.o.3.6
-
HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:BP3887, RSV 2011, 166 (Gouden Kooi-arrest)
-
HR 9 december 2011, nr. 10/04551, BNB 2012/175, m.nt. A.L. Mertens
-
Hof Arnhem Leeuwarden 23 september 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7283
-
Hof ’s Gravenhage 20 juli 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BX2214
-
Rb. Noord-Nederland 29 april 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:2168.
Wetgeving - Burgerlijk Wetboek - Beleidsregels beoordeling dienstbetrekking - Kwaliteitswet Zorginstellingen - Wetsvoorstel Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg - Wet Inkomstenbelasting - Wet op de loonbelasting 1964 - Ziektewet - Werkloosheidswet - Wet WIA - Wet op de arbeidsongeschiktheid - Uitvoeringsbesluit Wkkgz (concept) - Wet langdurige zorg - Wet toelating zorginstellingen Elektronische bronnen - Wie zijn wij?’, ZorgpleinNoord, www.zorgpleinnoord.nl geraadpleegd op: 1 december 2014 -
‘Wat is een ZZP’er?’, Ik word zzp’er, www.ikwordzzper.nl geraadpleegd op: 15 januari 2015
-
‘Stichting ZZP Nederland: De belangenbehartiger voor zelfstandigen’, ZZP-Nederland, www.zzp-nederland.nl geraadpleegd op: 29 november 2014
-
‘Verzekeraar contracteert meerdere coöperaties van zzp’ers’, Lextabak, www.lextabak.nl geraadpleegd op: 29 november 2014
-
‘De Zelfstandige Service Organisatie’, ZZP Nederland, www.zzp-nederland.nl geraadpleegd op: 5 februari 2015
-
‘Overzicht soorten Verklaring Arbeidsrelatie’, Belastingdienst, www.belastingdienst.nl geraadpleegd op: 17 februari 2015
-
‘Kwaliteitswet Zorginstellingen’, Inspectie voor de Gezondheidszorg, www.igz.nl geraadpleegd op: 24 maart 2015
-
‘Barrière opgeheven voor ZZP’ers in de zorg’, Zorgvisie, www.zorgvisie.nl geraadpleegd op: 25 maart 2015
-
‘Wat is het BIG-register?’ BIG-register, www.big-register.nl geraadpleegd op: 8 juni 2014 60
Bijlagen Bijlage 1: Het onderzoeksmodel Bijlage 2: De interviewvragen
61
Bijlage 1: Het onderzoeksmodel
62
Bijlage 2: De interviewvragen Onderwerpen interviews samenwerkende ZZP’ers (aantal interviews: 6-8) Motivatie - Waarom heeft u de keuze gemaakt om te gaan samenwerken met andere ZZP’ers? - Wat vond u belangrijk bij de keuze voor een samenwerkingsverband? - Wat vond u minder belangrijk bij de keuze voor een samenwerkingsverband? - Welke voordelen biedt het werken in een samenwerkingsvorm aan opdrachtgevers t.o.v. het werken als individuele ZZP’er? - Welke nadelen biedt het werken in een samenwerkingsvorm aan opdrachtgevers t.o.v. het werken als individuele ZZP’er? Inrichting samenwerkingsvorm - Waarom heeft u voor deze rechtsvorm gekozen? - Op welke wijze komt u aan uw opdrachten? - Wie sluit de overeenkomsten af met de opdrachtgevers? - Heeft u invloed op de inhoud van de overeenkomsten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, wat vindt u daarvan? - Hoe zorgen jullie ervoor dat er binnen de samenwerkingsvorm wordt gewerkt op basis van onderlinge gelijkwaardigheid? - Hoe zorgen jullie voor continuïteit van de zorgverlening?
Opdrachtgevers - Voor welk soort opdrachtgevers/cliënten werkt u vanuit het samenwerkingsverband? - Werkt u naast de opdrachten die u verwerft via de samenwerkingsvorm ook nog voor andere opdrachtgevers? - Zo ja, welke? - Wat is de reden u werkt voor meerdere opdrachtgevers? Ervaringen - Welke voordelen ervaart u aan de samenwerking? - Welke nadelen ervaart u aan de samenwerking? - Hoe zou de samenwerking nog beter kunnen verlopen? Aansprakelijkheid - Hoe garanderen jullie dat jullie voldoende kwaliteit bieden bij de zorg die jullie leveren? - Hoe hebben jullie de aansprakelijkheid geregeld binnen de samenwerkingsvorm? - Wie is er aansprakelijk indien u bijv. onvoldoende kwaliteit levert ten aanzien van de zorgverlening? - Heeft u verzekeringen afgesloten voor de schade indien u aansprakelijk bent voor beroepsfouten? Zo ja, welke? Waarom? Zo nee, waarom niet?
63
Onderwerpen interviews opdrachtgevers in de zorg (aantal interviews: 3) Motivatie - Wat is de reden u gekozen heeft om te werken met samenwerkende ZZP’ers? - Wat vindt u belangrijk bij het werken met een samenwerkingsvorm van ZZP’ers? - Kwaliteit van de zorg belangrijk? Waarom? - Aansprakelijkheid goed geregeld belangrijk? Waarom? - Continuïteit van de zorg belangrijk? Waarom? - Wat vindt u minder belangrijk aan een samenwerkingsvorm van ZZP’ers? Ervaringen - Welke voordelen zitten er voor jullie aan het werken met samenwerkende ZZP’ers? - Waarom ervaren jullie dit als een voordeel? - Welke nadelen zitten er voor jullie aan het werken met samenwerkende ZZP’ers? - Waarom ervaren jullie dit als een nadeel? - Op welke manier kan de samenwerking met samenwerkende ZZP’ers nog beter verlopen? Kwaliteit - Op welke manier wordt de kwaliteit van de zorgverlening gewaarborgd door de samenwerkende ZZP’ers? - Wat gaat volgens u goed? - Wat kan beter? - Worden hier overeenkomsten voor gesloten? Zo ja, wat is de inhoud van deze overeenkomsten? Wat gebeurt er als de inhoud van de overeenkomsten niet wordt nagekomen? - Wie is er aansprakelijk indien de zorgverlening van één van de samenwerkende ZZP’ers niet voldoet aan de kwaliteitseisen?
Onderwerpen interview ZPN (aantal interviews: 1) Omgeving - Sinds wanneer merkt u dat samenwerkingsverbanden van ZZP’ers opduiken in de zorg- en welzijnssector? - In welke rechtsvorm presenteren de samenwerkende ZZP’ers zich? - Wat voor zorg verlenen de samenwerkingsverbanden van ZZP’ers? - Waarom denkt u dat het samenwerken door ZZP’ers belangrijk is? Opdrachtgevers - Hoe reageren opdrachtgevers in de zorg op de opkomst van de samenwerkende ZZP’ers? - Waarom zullen opdrachtgevers in de zorg behoefte hebben om te werken met samenwerkende ZZP’ers? - Wat vinden opdrachtgevers in de zorg belangrijke aspecten van zorgverleners waarmee zij werken? - Waarom? - Wat vinden opdrachtgevers in de zorg minder belangrijke aspecten van zorgverleners waarmee zij werken? - Waarom?
64