Samenvatting ‘Eén jaar individueel verminderd tarief kinderopvang’ Onderzoek door Laure De Munter (VVSG, stagiaire) 8 juni 2015 – Sofie Delcourt
1. Inleiding Sinds 1 april 2014 hebben ouders die gebruik maken van een kinderopvangvoorziening voor baby’s en peuters met een inkomenstarief in bepaalde gevallen recht op een individueel verminderd tarief (IVT). Dit staat in het Besluit van de Vlaamse regering van 20 november 2013 houdende de subsidies en de eraan gekoppelde voorwaarden voor de realisatie van specifieke dienstverlening door gezinsopvang en groepsopvang van baby’s en peuters. Het recht op een individueel verminderd tarief bestond voor 1 april 2014 ook al in de erkende kinderopvang: de erkende kinderopvangvoorziening zelf had het beslissingsrecht om een sociaal tarief toe te kennen aan gezinnen die daar behoefte aan hebben ten gevolge van een uitzonderlijke financiële situatie. In de zelfstandige kinderopvang met inkomensgerelateerde ouderbijdrage bestond er voor de ouder geen recht op een sociaal tarief. De meerderheid van de ouders kan hun recht op een herberekening van het inkomenstarief en op een individueel verminderd tarief laten gelden via Mijn Kind en Gezin: ouders die leefloongerechtigd zijn of een werkloosheidsuitkering ontvangen, ouders van een pleegkind, bij een daling van het inkomen met 20 procent ten opzichte van het inkomen dat werd gebruikt voor de aanvankelijke berekening van het inkomenstarief. Toch blijft er nog een groep ouders over die niet gevat zijn onder één van de categorieën die automatisch recht geven op een individueel verminderd tarief en voor wie het betalen van het eerder berekend inkomenstarief toch financieel onhaalbaar is. Wanneer een gezin in een moeilijke financiële situatie leeft, heeft het OCMW een opdracht en kan het OCMW beslissen om een individueel verminderd tarief toe te kennen. Op verzoek van de ouder en na het voeren van een sociaal onderzoek beslist het OCMW of de ouder(s) al dan niet recht hebben op een individueel verminderd tarief. Indien het OCMW oordeelt dat dit het geval is, kan zij ofwel het standaard minimumtarief toekennen (1,56 euro per dag), ofwel 50% korting geven op het berekende inkomenstarief. Opgelet, dit onderzoek is gebaseerd op de regelgeving die gold voor 1 mei 2015. Sedert 1 mei 2015 voerde de Vlaamse regering een aantal wijzigingen door aan deze regelgeving. Zo werd vanaf 1 mei 2015 het standaard minimumtarief aangepast naar 5 euro en zijn er meer mogelijkheden voor individueel verminderde tarieven.
10 juni 2015 - 1/7
Ook het aanvraagsysteem voor attesten werd bijgestuurd en voortaan kunnen de kinderopvanginitiatieven ook zelf in naam van de ouder een attest via een specifieke toepassing van Kind en Gezin aanvragen. Het toekennen van een attest individueel verminderd tarief was voor OCMW’s een nieuwe opdracht. Een bijkomende taak, stijgende werkdruk en het uitblijven van financiële middelen van de overheid om deze opdracht in te vullen zorgde voor enige onvrede bij de OCMW’s ten aanzien van deze nieuwe taak. Dit onderzoek wil nagaan wat er vandaag leeft bij OCMW’s rond deze nieuwe opdracht en wil de werkdruk als gevolg van deze nieuwe opdracht in kaart brengen. Hoe pakken OCMW’s deze opdracht aan? Wat verstaan zij onder een moeilijke financiële situatie? Hebben zij een interne procedure vastgelegd voor het voeren van een sociaal onderzoek i.h.k.v. het toekennen van een individueel verminderd tarief?
2. Onderzoeksvragen en dataverzameling Dit onderzoek werd opgebouwd rond de volgende onderzoeksvragen:
Hoeveel aanvragen tot individueel verminderd tarief ontvingen OCMW’s in de periode van 1 april 2014 tot 1 april 2015?
Op basis van welke criteria bepalen OCMW’s of er al dan niet sprake is van een moeilijke financiële situatie?
Hoe verloopt de procedure gaande van de aanvraag door de ouder tot het overdragen van de beslissing aan Kind en Gezin?
Hoe ervaren OCMW-medewerkers hun rol bij deze nieuwe opdracht?
Er werd gekozen om de data te verzamelen via een online enquête (verzamelen van feitelijke gegevens) en acht diepte-interviews (polsen naar houdingen en bestuderen van procedures en criteria). In het kader van de online enquête, werden alle 308 Vlaamse OCMW’s (sociale diensten) in Vlaanderen uitgenodigd tot het invullen van een online enquête. Uiteindelijk werden 163 enquêtes (53%) beantwoord. De vragenlijst werd ingevuld door de (hoofd) maatschappelijk werker (50%), het diensthoofd van de sociale dienst (43%) of het diensthoofd kinderopvang (5%) van het OCMW. Daarnaast werden ook diepte-interviews afgenomen. Wegens de beperkte tijdspanne waarbinnen dit onderzoek werd uitgevoerd, werden enkel OCMW’s uit Oost-Vlaanderen betrokken bij de diepte-interviews. Hierbij werd er gebruik gemaakt van een gestratificeerde aselecte steekproef, waarbij de onderzoekseenheden werden geselecteerd op basis van toeval. Uiteindelijk werden in totaal
10 juni 2015 - 2/7
acht diepte-interviews afgenomen, waarvan drie centrumsteden, twee steden en drie gemeenten. Al deze respondenten werden via e-mail of telefonisch contact uitgenodigd tot een gesprek. Zij kregen op voorhand reeds de vragenlijst ter beschikking, opdat zij zich goed konden voorbereiden. Het interview werd afgenomen met de (hoofd)maatschappelijk werker (63%), het diensthoofd van de sociale dienst (25%) of de adjunct van de directie (12%).
3. Resultaten samengevat Hoeveel aanvragen tot individueel verminderd tarief ontvingen de OCMW’s in de periode van 1 april 2014 tot 1 april 2015? Uit de resultaten van de enquête blijkt dat niet elke respondent in deze periode reeds een aanvraag tot individueel verminderd tarief had gekregen. In totaal werden bij 109 respondenten 416 aanvragen tot individueel verminderd tarief ingediend. Gemiddeld ontvingen onze respondenten 3,98 aanvragen (min.: 0 aanvragen; max.: 47 aanvragen). Centrumsteden krijgen gemiddeld meer aanvragen te verwerken dan steden, die op hun beurt meer aanvragen krijgen dan gemeenten. 68,88% van de aanvragen werd positief beantwoord en kreeg dus een individueel verminderd tarief toegekend. 204 van deze goedgekeurde aanvragen kregen het standaard minimumtarief van 1,56 euro toegewezen (71,08%). De overige kregen een halvering op het eerder berekende inkomenstarief via Mijn Kind en Gezin. Uit de diepte-interviews blijkt dat er een evenwicht bestaat tussen het aantal aanvragen ide binnenkomen van bestaande cliënten en het aantal aanvragen die binnekomen van nieuwe cliënten, alsook tussen het aantal aanvragen die binnekomen van immigranten en het aantal aanvragen die binnekomen van Belgen. De meeste aanvragen komen van alleenstaande ouders en tienermoeders.
Op basis van welke criteria bepalen OCMW’s of er al dan niet sprake is van een moeilijke financiële situatie? Hoewel de hoofdlijnen van de procedure tot het verkrijgen van een individueel verminderd tarief vaak dezelfde zijn, merken we toch verschillen op tussen OCMW’s in de definitie van ‘een moeilijke financiële situatie’. (Centrum)steden tekenen vaker duidelijke richtlijnen uit over wat een moeilijke financiële situatie inhoudt, dan gemeenten. (Centrum)steden ontvangen veel meer aanvragen en willen dus eenvormigheid creëren opdat iedere inwoner gelijk wordt behandeld.
10 juni 2015 - 3/7
De richtlijnen die steden hebben opgesteld zijn gebaseerd o.b.v. verschillende instrumenten en onderzoeken, zoals:
De Vlaamse Budget Standaard, gebaseerd op de studie van Bérénice Storms. Per gezin, afhankelijk van de samenstelling, wordt een ‘Budget Standaard’ bepaald (= bedrag dat een gezin nodig heeft om menswaardig te kunnen leven). Wanneer de ‘Budget Standaard’ hoger is dan het eigenlijke inkomen, zal het gezin een tarief toegekend krijgen.
Procedure gebaseerd op de Kansenpas. Deze maatstaf wordt ook gebruikt voor allerlei andere maatschappelijke dienstverlening. Als het globaal inkomen van het gezin lager ligt dan de Europese armoedegrens, heeft het gezin recht op een kansenpas en zo ook recht op een individueel verminderd tarief.
De Referentienorm (zelf ontwikkeld door één respondent i.f.v. de toekenning van een attest IVT) is gebaseerd op tal van studies (waaronder de voornoemde van Bérénice Storms) en wordt gebruikt voor verschillende vragen voor maatschappelijke dienstverlening.
A.d.h.v. het berekeningssysteem aanvullende steun wordt bekeken of ouders al dan niet worden beschouwd van het leven in een moeilijke financiële situatie.
De ondervraagde Oost-Vlaamse gemeenten in tegenstelling tot de steden hebben geen specifieke richtlijnen opgesteld. Allen hanteren wel de stelling dat wanneer iemand in collectieve schuldbemiddeling zit of leefloon krijgt, zij worden beschouwd als personen die leven in een moeilijke financiële situatie.
Hoe verloopt de procedure van de aanvraag door de ouder tot het overdragen van de beslissing aan Kind en Gezin? Ongeveer de helft van de respondenten stelt dat elke aanvraag individueel behandeld wordt en dus op maat van de cliënt (50,78%). Eén derde van de respondenten hanteert hiervoor een interne procedure die gelijkaardig is aan andere maatschappelijke dienstverleningsprocedures. Slechts 15% van de respondenten (vnl. centrumsteden) heeft voor deze materie een nieuwe interne procedure uitgeschreven die uitsluitend dient voor het toekennen van een attest individueel verminderd tarief. Eenmaal ouders een aanvraag tot individueel verminderd tarief hebben ingediend bij het OCMW, wordt er meestal een sociaal onderzoek uitgevoerd om na te gaan of deze ouders daadwerkelijk recht hebben op een verminderd tarief. In 7% van de gevallen werd geen sociaal onderzoek uitgevoerd omdat ouders ofwel foutief waren doorverwezen en terecht konden bij Mijn Kind en Gezin, ofwel het reeds gekende cliënten betrof die onmiddellijk dergelijk tarief toegewezen kregen.
10 juni 2015 - 4/7
Ouders dienen hun aanvraag in bij de Algemene Dienst of Dienst Intake van het OCMW. Binnen het OCMW worden deze aanvragen voornamelijk behandeld door maatschappelijk werkers (90%). Betreft het bestaande cliënten, dan is het de verantwoordelijke medewerker van het dossier die voor deze cliënt de aanvraag verder behandelt. Aanvragen van cliënten die reeds gekend zijn bij het OCMW vergen minder tijd omdat alle nodige documenten voor dergelijke aanvraag reeds ter beschikking zijn. Tijdens een kennismakingsgesprek worden de cliënten geïnformeerd over het individueel verminderd tarief en wordt nagagaan of deze ouders mogelijk in aanmerking kunnen komen. Zo ja, dan wordt een sociaal onderzoek gestart en worden de ouders voor een tweede afspraak uitgenodigd. Voor dit tweede contactmoment horen zij de vereiste documenten (waaronder rekeninguittreksels en loonbrieven) mee te brengen. Op basis van de door de OCMW vooropgestelde criteria en na sociaal onderzoek, wordt een sociaal verslag opgesteld. Op basis van dit verslag neemt in het merendeel van de gevallen het Bijzonder Comité voor Sociale Dienst de beslissing om de ouders al dan niet het individueel verminderd tarief toe te kennen. Tot slot wordt de uiteindelijke beslissing meegedeeld aan zowel de ouders als aan Kind en Gezin. Hoofdzakelijk werden ouders doorverwezen naar het OCMW via kinderopvanginitiatieven (40%) en Kind en Gezin (26%). Eén vierde van de ouders kwam op eigen initiatief, slechts enkelingen vonden de weg via informatiepunten zoals het Sociaal Huis of stadskantoren. Hoelang een OCMW-medewerker bezig is met de behandeling van een aanvraag varieert tussen een halfuur en 12 uur, met als gemiddelde 3 uur en 26 minuten. We bemerken dat heel wat respondenten de precieze tijdsduur niet intern registreren, waardoor het hier gaat over schattingen van de respondenten. Daarnaast is er een opmerkelijk verschil in behandelingsduur tussen nieuwe cliënten en reeds gekende cliënten. Zoals eerder aangehaald vraagt de aanvraagprocedure bij gekende cliënten minder tijd, dan bij nieuwe cliënten.
Hoe staan de OCMW-medewerkers ten opzichte van deze taak inzake het toekennen van individueel verminderd tarief? Alle respondenten hebben hierover een uniforme mening: de toewijzing van het individueel verminderd tarief is een taak voor het OCMW. Toch hebben zij hierbij een aantal bemerkingen. Hoewel de respondenten aanvankelijk heel wat weerstand voelden t.o.v. van deze taak vinden zij dit wel een verantwoorde taak die bijdraagt aan het proces van sociale inclusie, zowel voor de ouders als voor het kind. Bovendien werd het ook gezien als een belangrijk extra instrument in een actief activeringsbeleid en in de strijd tegen (kinder)armoede.
10 juni 2015 - 5/7
Maar de extra werkdruk die er, vooral in (centrum)steden, mee gepaard gaat en het uitblijven van extra werkingsmiddelen vanuit de overheid bemoeilijken het goed uitvoeren van deze nieuwe opdracht. Alle respondenten vrezen dat met de komst van de nieuwe regelgeving, deze druk explosief zal toenemen. Bovendien halen allen aan dat zij graag meer richting willen in het bepalen van de criteria, zodat dit zou leiden tot meer een meer eenvormig beleid over heel Vlaanderen. Toch bepleiten de respondenten ook het belang van het behoud van de lokale autonomie.
4. Beperkingen van het onderzoek Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Dit onderzoek is niet generaliseerbaar voor heel Vlaanderen. Omwille van praktische redenen (tijd en middelen), werd enkel met Oost-Vlaamse steden en gemeenten een diepte-interview afgenomen. Dit onderzoek werd namelijk uitgevoerd in het kader van een stageopdracht (duurtijd: 9 weken). Wegens de strakke timing van de online enquête hadden de respondenten slechts drie weken (incl. paasvakantie) de tijd om deze vragenlijst in te vullen, wat mogelijk zorgde voor een hogere non-respons. Daarnaast worden heel wat gegevens die werden bevraagd via de online enquête niet intern geregistreerd, waardoor respondenten zelf schattingen hebben gemaakt. Toch biedt dit onderzoek voeling met wat er leeft in de praktijk en zijn de resultaten voor de VVSG belangrijk om mee te nemen naar de toekomst.
5. Conclusie Uit dit onderzoek is gebleken dat niet elke stad of gemeente reeds een aanvraag tot individueel verminderd tarief heeft gekregen. In (centrum)steden is er een grotere vraag naar verminderde tarieven, dan in gemeenten. De meeste aanvragen komen van alleenstaande ouders en tienermoeders. De stappen in de procedure die een aanvraag doorloopt zijn algemeen bekeken bij alle OCMW’s gelijkaardig. Al worden veelal andere criteria/tools gebruikt om een moeilijke financiële situatie te beoordelen.
10 juni 2015 - 6/7
Alle respondenten zijn het erover eens dat de toekenning van een attest individueel verminderd tarief behoort tot het takenpakket van het OCMW en vinden dat deze opdracht bijdraagt aan het proces van sociale inclusie, zowel voor de ouders als voor het kind, en zij zien zij dit als een instrument in een actief activeringsbeleid en in de strijd tegen (kinder)armoede. Weerstand voelen we wel bij het feit dat deze opdracht, voornamelijk in steden, zorgt voor extra werkdruk en bij het feit dat de overheid hiervoor geen extra financiële middelen voorziet.
10 juni 2015 - 7/7