Rutger Smith ‘De lessen van mijn mental coach zie ik als keerpunt in mijn carrière’ Rutger Smith had voor zichzelf een pad uitgestippeld. Een pad dat rechtstreeks moest leiden naar goud op de Olympische Spelen van Athene. Maar uitgerekend in Olympia (2004) kreeg de kogelstoter/discuswerper het deksel op de neus. Hij verkrampte onder de enorme druk en miste beide finales. Om herhaling te voorkomen zocht hij zijn heil bij een mental coach. Jaren geleden stuurde de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA de eerste vier noten van Beethovens vijfde symfonie het heelal in. De raket die als transmitter fungeerde, kreeg nog een opmerkelijke begroetingsboodschap mee voor de ongetwijfeld verrassend opkijkende aliens in een ver melkwegstelsel: Leonardo da Vinci’s schets van de man van Vitruvius. Een naakte man met wijd uitgespreide armen om wie de perfecte cirkel getrokken wordt. Leonardo’s geniale vondst bleek op de meeste mensen van toepassing, aldus toonde later onderzoek aan. Anders gezegd: de afstand van kruin tot voetzool is bij nagenoeg iedereen dezelfde als die van het puntje van de linker middelvinger tot het puntje van de rechter middelvinger. Zo niet bij Rutger Smith. Bij de kogelstoter/discuswerper bedraagt de spanwijdte van de armen 2.14 meter, terwijl hij van top tot teen exact 1.97 meter lang is. De atleet: ‘Mijn lange armen zijn zeer gunstig voor de werpnummers. Vooral voor het discuswerpen. Een grotere radius betekent automatisch meer snelheid, dus in principe kan ik de discus verder doen vliegen dan bij een spanwijdte die identiek is aan mijn lichaamslengte. Als je naar mijn postuur kijkt, kun je zeggen dat ik geknipt ben voor dit werk.’ Vanaf zijn zesde zat Rutger op atletiek. De in het Groningse Leek geboren Smith beoefende allerlei disciplines alvorens hij zijn draai vond bij de werpnummers. ‘Volgens mijn ouders zat ik op driejarige leeftijd te kijken naar een atletiekwedstrijd op tv en zei toen: “Dat wil ik ook”. Probleem: in Nederland mag je pas op je zesde lid worden van een sportvereniging, dus toen ik die leeftijd bereikte, ben ik direct op atletiek gegaan. Eindelijk kon het. Wat mij vanaf het begin boeide in deze sport is het competitie-element. De strijd van man tegen man. Atletiek is geen spelsport. Je verlegt steeds je grenzen en dat spreekt mij buitengewoon aan. Kijken hoe hard je kunt gaan, hoe hoog je kunt springen, hoe ver je kunt gooien. Dat fascineert mij mateloos. Om dezelfde reden ben ik bijvoorbeeld ook geïnteresseerd in zwemmen en baanwielrennen. Aanvankelijk heb ik van alles geprobeerd in de atletiek: sprinten, hoogspringen, verspringen, horden en middellange afstand. De meerkamp vond ik ook leuk, maar de werpnummers hadden uiteindelijk nog meer 52
sport en kennis
sport en kennis
53
‘Als je naar mijn postuur kijkt, kun je zeggen dat ik geknipt ben voor dit werk.’ aantrekkingskracht. Met als gevolg dat ik mij vanaf mijn vijftiende ben gaan specialiseren in kogelstoten en discuswerpen. Het feit dat ik aanleg bleek te hebben om gespierder en krachtiger te worden, heeft daar zeker een rol in gespeeld. Kogel en discus waren mijn beste nummers en dan is de keuze sneller gemaakt. Als je ergens goed in blijkt te zijn, wordt het immers automatisch leuker om te doen. Willen winnen is een wezenlijk onderdeel van sport, maar tijdens trainingen merken dat je progressie boekt, is net zo prettig, net zo stimulerend.’ Engels bloed De ‘h’ in de achternaam duidt op een niet-Nederlandse achtergrond. Waar komen de in Groningen neergestreken Smith’s oorspronkelijk vandaan? Rutger: ‘Mijn voorouders komen uit Engeland. Opa Smith heeft dat een keer uitgezocht, maar zelf weet ik niet precies hoe de vork in de steel zit. Laten we zeggen dat er een beetje Engels bloed door mijn aderen stroomt. Wat ik wel weet, is dat mijn familie – zoals veel Engelsen – bijzonder sportminded is. Er wordt geen sportuitzending gemist. Op zondagavond zaten wij altijd letterlijk met het bord op schoot naar Studio Sport te kijken. Mijn vader heeft altijd gevoetbald, mijn moeder zat op handbal en mijn broer speelt op hoog niveau korfbal. Allemaal teamsporten inderdaad. Qua voorkeur voor individuele sporten ben ik een eenling. Weliswaar heb ik even aan basketbal gedaan, maar dat was niet mijn ding. Ik kan er slecht tegen als een medespeler vrij voor de basket staat en mist. Niet dat ik dan mijn irritatie toon. Laat ik dit zeggen: het liefst heb ik alles zelf in de hand. Je kunt mij in dat opzicht gerust een control freak noemen. Ook als werper staat er een heel team achter me – coach, fysiotherapeut, mental coach, ouders, et cetera –, maar als puntje bij paaltje komt, kan ik niemand anders iets kwalijk nemen dan mezelf. In de ring kun je je niet verschuilen. De enige die je dan nog iets kunt verwijten, ben je zelf. In een teamsport heb je soms te maken met collega’s die niet optimaal geconcentreerd zijn of zich niet volledig inzetten. Daar kan ik niet tegen. Ik ga altijd voor honderd procent, dus als ik zie dat iemand er met de pet naar gooit, baal ik enorm. In die zin ben ik inderdaad een perfectionist. Ik streef altijd naar perfectie. In de technische sport die ik beoefen, ben je doorlopend op zoek naar de volmaakte worp. Zonder dat ik die tot op heden bereikt heb. Zelfs op mijn persoonlijke records valt nog wel iets aan te merken. Misschien verklaart dat mijn drang om steeds maar door te gaan. Door, door, door. De eeuwige zoektocht naar de perfecte worp. Misschien schuilt daarin ook mijn fascinatie voor de Formule 1. Zo’n tien jaar geleden heeft mijn broer mij met het virus besmet. Veel sporters hebben iets met snelheid en de racerij biedt dat natuurlijk in optima forma. Het lijkt wellicht vergezocht, maar ik zie wel degelijk parallellen tussen mijn tak van sport en de Formule 1. Net als een coureur wil ook ik snel door de ring gaan.
54
sport en kennis
‘Je techniek is nooit af, nooit perfect.’ Evenals een kogelstoter straalt een bolide kracht uit. De grootste overeenkomst zie ik op technisch vlak. Ik ben altijd aan mijn techniek aan het sleutelen. Een raceteam doet dat ook. Je techniek is nooit af, nooit perfect. Toch blijf je streven naar die volmaaktheid, of je nou coureur of atleet bent. Streeft eerstgenoemde naar de perfecte ronde, ik streef naar de perfecte worp. Of ik ooit heb overwogen zelf achter het stuur van een raceauto te kruipen? Nee, daarvoor ben ik te lang, mis ik het juiste postuur. Niettemin heb ik in het dagelijks leven een auto met 240 pk, die in 6,4 seconden van 0 op 100 km p/u zit. Je kunt je dan ook voorstellen dat er met enige regelmaat post uit Leeuwarden op mijn deurmat dwarrelt.’ Gouden medaille Stel dat Smith morgen de perfecte worp stoot. Wat rest daarna? Stoppen? Einde oefening? ‘Natuurlijk streef ik naar de volmaakte worp, maar wat mij evenzeer drijft, is de wil om te winnen. Ik ben bezig om wereldkampioen te worden of een gouden medaille te halen op de Olympische Spelen. Impliciet zeg ik daarmee dat ik slecht tegen mijn verlies kan. In 2005 werd ik tweede op het WK bij de kogel. Twee jaar later haalde ik op het WK brons met de discus. Op zulke momenten ben je uiteraard heel blij. Dat voelt een klein beetje als winnen, maar tegelijkertijd hoor je een stemmetje in je hoofd dat zegt: nog een schepje erbovenop en de buit is echt binnen. Hoe opgetogen je ook bent, je wilt ook het gevoel leren kennen om met een gouden medaille om je nek het stadion te verlaten. Eerlijk gezegd is dat de drijfveer. Ik zeg niet: ik wil de kogel zo ver stoten of de discus zo ver gooien; mijn credo luidt: ik wil een gouden medaille op een WK of tijdens de Olympische Spelen. En dan het liefst het laatste, natuurlijk.’ Als junioratleet was Smith een zondagskind. Het succes kwam snel en overtuigend. In 1999 werd Rutger Europees jeugdkampioen kogelstoten en discuswerpen. Een jaar later werd hij gekroond tot wereldkampioen kogelstoten bij de junioren. Ging het werpen hem in die fase relatief gemakkelijk af ? ‘Dat wil ik niet zeggen. Wel is het zo dat ik van mezelf een goede coördinatie heb. Met andere woorden: ik pik snel dingen op. Dat maakt dat het in die periode echt hard ging. Nadat ik mij was gaan toeleggen op kogel en discus, schoot ik als een raket omhoog. Belangrijk was tevens dat ik aan krachttraining begon. Met als gevolg dat het vanaf het begin als een trein liep, niet in de laatste plaats doordat ik – zoals gezegd – ook mijn postuur mee heb voor dit metier. Elke sporter heeft een bepaalde bouw en die van mij is geknipt voor kogel en discus.’ Belandde Smith in een roes vanwege dat onmiddellijke succes? De weg naar de wereldtop bij de senioren vormt dan immers algauw een lonkend perspectief. Tegelijkertijd kan zo’n pijlsnelle vlucht naar boven voor een bepaalde gemakzucht zorgen. Smith: ‘Dat klopt, maar ik durf te zeggen dat ik van dat laatste nooit last heb gehad en als je kijkt naar vroegere
sport en kennis
55
Sport en Kennis
Deze preview is een gedeelte uit het boek: De tweede adem Breekpunten in de sportcarrière Meer informatie
Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl