RUISELEDE RUP ZONEVREEMDE WONINGEN Toelichting met onderzoek tot m.e.r.
Gemeentebestuur Ruiselede Markt 1 8755 Ruiselede
Grontmij Vlaanderen Gent, mei 2010
, Revisie 1
Verantwoording Titel
:
RUISELEDE RUP ZONEVREEMDE WONINGEN
Subtitel
:
Toelichting met onderzoek tot m.e.r.
Projectnummer
:
265493
Referentienummer
:
Revisie
:
1
Datum
:
mei 2010
Auteur(s)
:
LCR, KVA
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
KVA
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
EMA
Meersstraat 138A B-9000 Gent T +32 9 241 59 20 F +32 9 241 59 30
[email protected] www.grontmij.be
, Revisie 1 Pagina 2 van 45
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2
INLEIDING .................................................................................5 Aanleiding van de opdracht ........................................................ 5 Definitie van een zonevreemde woning...................................... 5
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2
PLANNINGSCONTEXT .............................................................6 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen........................................... 6 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen .............. 6 Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Ruiselede....................... 6 Zonevreemde woningen (p. 40-43)............................................. 6 Gewenste structuur per deelruimte............................................. 9
3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
INVENTARIS EN CATEGORISERING ZONEVREEMDE WONINGEN ...............................................................................10 Inventarisatie zonevreemde woningen ..................................... 10 Opbouw inventaris .................................................................... 10 Overzicht zonevreemde woningen............................................ 10 Categorisering van de zonevreemde woningen ....................... 11 Woningen aansluitend bij (landelijk) woongebied..................... 11 Woningen in agrarisch gebied .................................................. 11 Woningen in kwetsbare gebieden............................................. 11 Overzicht van de categorisering van zonevreemde woningen . 11
4 4.1 4.2
TOELICHTING BIJ DE OPMAAK VAN HET RUP.....................12 Algemeen .................................................................................. 12 Concrete uitwerking .................................................................. 12
5 5.1 5.2 5.3 5.4 6 6.1 6.1.1 6.1.2 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.3 6.3.1 6.3.2
MOGELIJKHEDEN VOLGENS DE VIGERENDE WETGEVING ...................................................................................................13 Zonevreemde woningen buiten kwetsbare gebieden................13 Zonevreemde woningen in kwetsbare gebieden .......................15 Afwerkingsregel .........................................................................16 Inventaris bouwkundig erfgoed..................................................16 TOELICHTING BIJ DE ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN.18 Woningen aansluitend bij (landelijk) woongebied......................20 Ontwikkelingsperspectieven volgens het gemeentelijk structuurplan ..............................................................................20 Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven ..........................20 Woningen in agrarisch gebied ...................................................21 Ontwikkelingsperspectieven volgens het gemeentelijk structuurplan ..............................................................................21 Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen in het open agrarische landschap ......21 Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen in het bosrijke landschap....................22 Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen in andere dan agrarische gebieden....23 Ontwikkelingsperspectieven volgens het gemeentelijk structuurplan ..............................................................................23 Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven voor zonevreemde woningen in kwetsbare gebieden .......................23
, Revisie 1 Pagina 3 van 45
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.4.1 7.4.2 7.4.3 7.4.4 7.5 7.5.1 7.5.2 7.5.3 7.6 7.6.1 7.6.2 7.6.2.1 7.6.2.2 7.6.2.3 7.6.3 7.6.3.1 7.6.3.2 7.6.3.3 7.6.4 7.6.4.1 7.6.4.2 7.6.4.3 7.6.5 7.6.5.1 7.6.5.2 7.6.5.3 7.6.6 7.7 7.8
ONDERZOEK TOT M.E.R. ........................................................26 Inhoud ....................................................................................... 26 Aard van het plan ...................................................................... 26 Grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten............. 26 Alternatieven ............................................................................. 27 Het nulalternatief ....................................................................... 27 Locatiealternatieven .................................................................. 27 Ruimere of strengere ontwikkelingsperspectieven ................... 27 Conclusie .................................................................................. 27 Aftoetsing plan-mer-plicht van rechtswege............................... 28 Plan-m.e.r.-plicht ....................................................................... 28 Noodzaak tot passende beoordeling ........................................ 28 Conclusie .................................................................................. 29 Beschrijving en beoordeling van mogelijke milieueffecten ....... 29 Inleiding..................................................................................... 29 Discipline bodem en water........................................................ 31 Beschrijving en analyse plangebied...........................................31 Beoordeling ................................................................................32 Conclusie ...................................................................................33 Discipline Fauna & Flora........................................................... 33 Beschrijving en analyse plangebied...........................................33 Beoordeling ................................................................................34 Conclusie ...................................................................................34 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie ....... 35 Beschrijving en analyse plangebied...........................................35 Beoordeling ................................................................................36 Conclusie ...................................................................................36 Discipline mens-socio-organisatorische aspecten.................... 37 Beschrijving en analyse plangebied...........................................37 Beoordeling ................................................................................37 Conclusie ...................................................................................38 Conclusie scoping milieueffecten.............................................. 38 Externe mensveiligheid............................................................. 40 Eindconclusie ............................................................................ 41
8 8.1 8.2 8.3
BIJLAGE ....................................................................................42 Bijlage 1: lijst van aangeschreven instanties .............................42 Bijlage 2: lijst van aangeschreven instanties .............................43 Bijlage 3: aanvullingen op basis van de adviezen .....................44
Lijst kaarten Kaart 1: ligging van de zonevreemde woningen op de topokaart..............10 Kaart 2: ligging van de zonevreemde woningen op het gewestplan..........10 Kaart 3: bodemkaart - bodemtypes............................................................31 Kaart 4: bodemkaart – drainageklassen ....................................................31 Kaart 5: grondwaterkwetsbaarheid ............................................................31 Kaart 6: water- en oppervlaktewaterwingebieden......................................31 Kaart 7: watertoetskaart mbt overstromingsgevoelige gebieden...............31 Kaart 8: infiltratiegevoeligheid ....................................................................31 Kaart 9: biologische waarderingskaart.......................................................33 Kaart 10: VEN-gebieden ............................................................................33 Kaart 11: ecologische gebieden volgens gewestplan ................................33 Kaart 12: ecosysteemkwetsbaarheid .........................................................33 Kaart 13: beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten...35 Kaart 14: landschapsatlas..........................................................................35 Kaart 15: inventaris bouwkundig erfgoed...................................................35 Kaart 16: landbouwwaarderingskaart ........................................................37 Kaart 17: herbevestigd agrarisch gebied ...................................................37
, Revisie 1 Pagina 4 van 45
1
INLEIDING
1.2
Definitie van een zonevreemde woning
Bij de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan zonevreemde woningen is een sluitende en éénduidige definitie van een zonevreemde woning noodzakelijk:
1.1
Aanleiding van de opdracht
De gemeenteraad van Ruiselede heeft beslist tot de opmaak van het RUP zonevreemde woningen. De gemeente geeft daarmee uitvoering aan het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (BD, meer bepaald de actie uit het bindend gedeelte:
• opmaken van een ruimtelijk uitvoeringsplan dat een oplossing biedt aan de problematiek van zonevreemde woningen. De gemeente wenst daarbij te vertrekken van de mogelijkheden volgens de gewestelijke regelgeving. Dit RUP heeft enkel de bedoeling deze mogelijkheden gebiedsgericht te nuanceren en te verfijnen rekening houdend met de deelruimte waarin de zonevreemde woning zich bevindt.
Een woning is momenteel zonevreemd als en alleen als ze gelegen is: • én buiten gebieden die in de geldende gewestplannen omschreven zijn als woongebied, als woongebied met landelijk karakter of als woonpark; • én buiten gebieden waarbinnen de geldende gemeentelijke plannen van aanleg het wonen toestaan; • én buiten goedgekeurde, niet-vervallen verkavelingen. Woningen kunnen zonevreemd zijn geworden als het gaat om:
• woningen gebouwd vooraleer de gewestplannen werden goedgekeurd; • woningen die vergund zijn krachten afwijkingsregels in de wetgeving; • gebouwen die voor een andere functie dan wonen werden gebouwd maar die via een functiewijziging een woonfunctie hebben gekregen; • woningen in vervallen verkavelingen.
, Revisie 1 Pagina 5 van 45
2
PLANNINGSCONTEXT
aangeduid als ankerplaatsen binnen de gave landschappen van de Oude Veldgebieden en de omgeving Mevrouwmolen en Artemeersmolen Kanegem. Het zuiden van de gemeente behoort tot een nieuw landschap met en intensief gedifferentieerde agrarische structuur. Het noorden van Ruiselede behoort tot het landelijk toeristisch-recreatief netwerk. Op grondgebied Ruiselede werden geen secundaire wegen geselecteerd.
2.1
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
De gemeente Ruiselede situeert zich volledig in het buitengebied, dit is het gebied waar de open ruimte overweegt. Elementen van bebouwing en infrastructuur die in functionele samenhang zijn met de niet-bebouwde ruimte maken er deel van uit en kunnen plaatselijk overwegen. Binnen de gemeente Ruiselede is de N37 geselecteerd als primaire weg II.
2.2
Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan WestVlaanderen
Ruiselede maakt deel uit van het bundelingsgebied. Dit is een gebied met een intense dichtheid aan kernen, linten en verspreide bebouwing. Het strikter bundelen van wonen en werken naar een selectief aantal kernen volgens een gelijkmatig verspreid patroon van hoofddorpen en woonkernen moet deze zone beter structureren. Ruiselede werd geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp. Op grondgebied van de gemeente zijn de Klaphullebeek, de KapellebeekVlaagtbeek en de Poekebeek geselecteerd als natuurverbindingsgebieden. De Poekebeek is eveneens geselecteerd als structurerend lineair element. Daarnaast zijn Sint-Pietersveld en Schoonberg-Vorte Bossen
2.3
Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Ruiselede
2.3.1
Zonevreemde woningen (p. 40-43)
Om de open ruimte te vrijwaren, moet het bestaande woningpatrimonium maximaal benut worden, indien ruimtelijk verantwoord. De gemeente wenst een maximale rechtszekerheid voor deze woningen maar ook eenvoudig hanteerbare regels. De problematiek van zonevreemde woningen wordt grotendeels opgelost in de vigerende wetgeving. Deze wordt door het gemeentebestuur als voorlopige oplossing aanvaard voor het gehele grondgebied. Onderstaande nuanceringen dienen verder te worden uitgewerkt en verfijnd in een ruimtelijk uitvoeringsplan. In dit RUP kunnen enkel de bestaande (effectieve en potentiële) zonevreemde wooneenheden opgenomen worden. Er kunnen met name geen bijkomende woonmogelijkheden gecreëerd worden. Nieuwe woningen of nieuwe verkavelingen in de open ruimte zijn niet toegelaten buiten de wettelijke mogelijkheden.
, Revisie 1 Pagina 6 van 45
PLANNINGSCONTEXT
ALGEMEEN • Voor alle bestaande niet-verkrotte woningen die hoofdzakelijk vergund zijn of geacht worden vergund te zijn, kunnen onderhouds- en instandhoudingswerken, die al dan niet betrekking hebben op de stabiliteit, worden uitgevoerd. • Tevens kunnen werken worden uitgevoerd die vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning. • In geval van overmacht is ook herbouw mogelijk, met uitzondering van de zonevreemde woningen gelegen in gebieden waar de regelgeving een bevoegdheid is van hogere overheden (bv. VEN-gebieden)1. • Landbouwbedrijfswoningen kunnen na stopzetting van de activiteit in alle zones de bestemming particuliere woning krijgen zodat het behoud ervan gegarandeerd kan worden. De voorwaarden voor zonevreemde woningen worden dan van toepassing. SPECIFIEK Er wordt verder een onderscheid gemaakt tussen de volgende gevallen:
• Behoorlijk vergunde woningen waarvan het perceel gelegen is net naast en direct aansluitend bij een (landelijk) woongebied volgens een plan van aanleg; • Behoorlijk vergunde woningen in alle agrarische gebieden; • Behoorlijk vergunde woningen gelegen in andere dan agrarische gebieden.
Zonevreemde woningen aansluitend bij (landelijk) woongebied volgens een plan van aanleg Deze woningen betekenen slechts een geringe aantasting van de open ruimte. Morfologisch vormen ze één geheel met het woongebied2. Deze woningen krijgen daarom gelijkaardige ontwikkelingsmogelijkheden als het woongebied3. Ze kunnen met andere woorden verbouwd, herbouwd en uitgebreid worden. Omvorming tot meergezinswoning is niet mogelijk, gezien op die manier bijkomende (zonevreemde) woongelegenheden worden gecreëerd. Bijkomend kunnen bepalingen worden opgenomen inzake de afwerking van het woongebied en inpassing in de omgeving (bv. opleggen van ‘groene’ perceelsafsluitingen, groenvoorzieningen afstemmen op de directe omgeving, creëren van een uniforme achterkavelgrens met kleine houtkant). Zonevreemde woningen in alle agrarische gebieden De gemeente wenst een uniforme aanpak waarbij het open landschap maximaal gevrijwaard wordt. De zonevreemde woningen kunnen verbouwd en herbouwd worden. De woningen krijgen dezelfde uitbreidingsmogelijkheden als een landbouwerswoning, namelijk maximaal 1000 m³ brutovolume. Herbouw op 75% van de huidige bebouwde oppervlakte is vereist, tenzij de goede ruimtelijke ordening anders vereist bv. te dicht bij de beek, te dicht bij straat, … Het is ook toegelaten bijgebouwen op te richten in de onmiddellijke omgeving van het woongebouw in functie van het wonen (hobbyserre, kippenhok, berghok, …) of bestaande bijgebouwen te herbouwen/verbouwen of uit te breiden. De bijgebouwen moeten in verhouding staan tot het hoofd2 Een geïsoleerde woning aan de overkant van een weg, waarbij de weg een duidelijke aflijning voorziet tussen de woningen en de open ruimte vormt geen morfologisch geheel met het woongebied. 3 Ze kunnen geen bijkomende beperkingen voor de landbouw betekenen inzake afstands- en
1
De gemeente meent dat er momenteel geen woningen in dergelijke gebieden aanwezig zijn.
andere wetgevingsregels.
, Revisie 1 Pagina 7 van 45
PLANNINGSCONTEXT
gebouw en de perceelsgrootte. De mogelijkheden voor bijgebouwen kunnen gebiedsgericht verfijnd worden.
GEBOUWEN MET BIJZONDERE, HISTORISCHE, LANDSCHAPPELIJKE EN/OF ARCHITECTONISCHE WAARDE De gemeente stelt volgende elementen voor4:
Bijkomend kunnen in het open agrarische landschap bepaling worden opgenomen inzake een optimale landschappelijke inpassing en het maximaal vrijwaren van de open ruimte voor de beroepslandbouw (bv. vertuining van het landschap vermijden door beperkingen op te leggen ten aanzien van de diepte van het perceel dat als tuin kan ingericht worden, dan wel een agrarisch gebruik of natuurfunctie moet kennen, gebruik van inheemse groenvoorzieningen, gebruik van een landelijke woontypologie).
• beschermde monumenten: gemeentehuis, PLC en GBJ, O.-L.-Vr.-Kerk,
Bijkomend kunnen binnen het bosrijke gebied bepalingen worden opgenomen inzake een optimale landschappelijke inpassing en het maximaal behoud en eventueel verdere uitbouw van de kleine landschapselementen in het gebied (bv. perceelsafsluitingen afgestemd op de natuurlijke en landschappelijke omgeving, respecteren van het rasterpatroon en versterken drevenstructuur) Behoorlijk vergunde woningen gelegen in andere dan agrarische gebieden Het beleid voor de woningen gelegen in deze ruimtelijk kwetsbare gebieden van bovenlokaal niveau wordt bepaald door de hogere overheid (Vlaams Gewest en provincie). Het gaat om woningen gelegen in grote eenheden natuur, grote eenheden natuur in ontwikkeling, verwevingsgebieden en natuurverbindingsgebieden. Indien de hogere overheid de woningen buiten de kwetsbare gebieden van bovenlokaal niveau situeert, stelt de gemeente volgend beleid voorop. De woningen kunnen verbouwd worden en beperkt uitgebreid, tot een maximum van 700 m³, met inbegrip van de bestaande bijgebouwen die behouden blijven en eventueel kunnen verbouwd worden zonder volumeuitbreiding. Een nieuw bijgebouw is toegestaan indien nog geen bijgebouwen aanwezig zijn, nevenfuncties en uitbreiding van de tuin buiten het bestaande perceel zijn niet toegelaten.
St.-Caroluskerk, Hostensmolen, Knokmolen;
• merkwaardige gebouwen: Hoeve Poelvoorde, Goed ter Vlaagt, Hoeve Groot Kraaienbroek, Eendekooihoeve, Gallatashoeve, Axpoele school, Kasteel de Roo, Kasteel Reed Poel en de zomerwoning met koetshuis en boswachterswoning in de Gallatasbossen. Bij de evaluatie en uitwerking van ontwikkelingsperspectieven voor zonevreemde gebouwen moet rekening gehouden worden met de cultuurhistorische waarde ervan. De patrimoniumwaarde – al dan niet beschermd- van sommige gebouwen moet erkend worden en de ontwikkelingsperspectieven moeten hierop afgestemd worden. Er wordt in de eerste plaats gestreefd naar het behoud van waardevolle gebouwen. De eventuele verbouwingen en functiewijzigingen moeten de erfgoedwaarde en het architectonische karakter van het gebouwen ongeschonden laten of versterken. Een functiewijziging van deze gebouwen is mogelijk indien de verderzetting van de vroegere functie onmogelijk blijkt of een duurzame leefbaarheid van het gebouw niet meer kan garanderen. Bovendien moet de nieuwe functie verenigbaar zijn met de omgeving en mag de draagkracht van het ruimtelijke geheel niet overschreden worden. Naast de woonfunctie kunnen ook toeristisch – recreatieve of openbare nutsfuncties (bv. museum, kunstgalerij, …) onderzocht worden. Met betrekking tot toeristisch – recreatieve activiteiten en (functionele) verbouwingen verwijzen we naar het specifieke beleidskader voor bescherm4
Het gaat hier om een voorlopige lijst die in het kader van de opmaak van het RUP zone-
vreemde woningen verder zal worden verfijnd en aangevuld door o.a. een aftoetsing aan de inventaris bouwkundig erfgoed.
, Revisie 1 Pagina 8 van 45
PLANNINGSCONTEXT
de en merkwaardige gebouwen, opgenomen in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West-Vlaanderen (pp. 254-255). In een Ruimtelijk Uitvoeringsplan zullen de mogelijkheden gebouw per gebouw vastgelegd worden.
2.3.2
Gewenste structuur per deelruimte
RUISELEDE-CENTRUM, DOOMKERKE EN KRUISKERKE, DE KLAPHULLE EN OUD HAANTJE Bestaande, vergunde woningen en tuinstroken, aansluitend bij het dorp, kunnen gelijkaardige mogelijkheden krijgen als het (landelijk) woongebied. Dit zal geen aanleiding geven tot het creëren van bijkomende woongelegenheden. De bebouwingsranden worden landschappelijk afgewerkt.
DEELRUIMTEN In het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan worden drie deelruimten onderscheiden: Het open agrarische landschap Het gebied ten zuiden van de Wantebeekvallei: halfopen tot open agrarisch landschap doorsneden met beken. Door recente ingrepen zijn de traditionele, bestaande structuren grotendeels uitgewist. Kenmerkend zijn het bekenstelsel en het open agrarische landschap dat op bepaalde plaatsen sterk versnipperd is door bebouwing en wegenis. In het gebied ligt de bebouwing van rurale woonconcentraties De Klaphulle en Oud Haantje en de lintbebouwing van de Bruggesteenweg. Het beleid is gericht op het structureren van het nieuwe landschap en het versterken van het structurerende bekenstelsel. Ruiselede-centrum met omringende open ruimte; Gesloten, bosrijke landschap Het gebied ten noorden van de Wantebeekvallei: gesloten, bosrijk landschap met talrijke dreefstructuren. Het gebied wordt gekenmerkt door boscomplexen, die deel uit maken van het groter geheel van de oude veldgebieden. Een dambordvormig patroon van dreven en open landbouwakkers typeren het gebied. Binnen deze deelruimte zijn de landelijke parochies Doomkerke en Kruiskerke gelegen. Het beleid is gericht op het behoud van het historisch gegroeid rasterpatroon van dreven, bossen en open akkers en het behoud van de open ruimte van Sint-Pietersveld.
, Revisie 1 Pagina 9 van 45
3
INVENTARIS EN CATEGORISERING ZONEVREEMDE WONINGEN
gebouwen. Op basis van deze informatie zijn de gebouwen ingedeeld volgens twee groepen: • De effectief zonevreemde woningen voldoen aan de begripsomschrijving zoals weergegeven in bovenstaande definitie; • De potentieel zonevreemde woningen betreffen bedrijfswoningen of woningen horende bij een agrarisch bedrijf. Deze woningen zijn niet opgenomen in de inventaris.
3.1.2
3.1
Inventarisatie zonevreemde woningen
3.1.1
Opbouw inventaris
Op basis van de kadasterkaart is een eerste inventaris van zonevreemde gebouwen gemaakt. Volgens de definitie uit voorgaande paragraaf zijn in de inventaris die gebouwen opgenomen die: • Volgens het geldende gewestplan niet gelegen zijn in woongebied, woongebied met landelijk karakter of woonpark5; • Volgends de geldende gemeentelijke plannen van aanleg niet gelegen zijn in zones bestemd voor wonen; • Niet gelegen zijn in goedgekeurde, niet vervallen verkavelingen. Vervolgens is de inventaris op basis van terreinbezoek verder verfijnd. Op deze manier is inzicht verworven over de eigenlijke functie en aard van de
Overzicht zonevreemde woningen
Op kaart 1 en 2 worden de zonevreemde woningen gesitueerd. Het betreft in totaal bijna 500 woningen waarvan het grootste deel in landschappelijk waardevol agrarisch gebied is gelegen. De zonevreemde woningen liggen enorm gespreid over het grondgebied van de gemeente. Er liggen wel nogal wat zonevreemde woningen in de omgeving van de Zandstraat, de Tieltstraat, ’t Rozeke, nabij Poeke, langs de Parkstraat en rond De Kruisebergen. Code
Bestemming
Effectief
0701 0702
Natuurgebied Natuurreservaat of natuurgebied met weten-
6 0
Potentieel
Aantal
schappelijke waarde 0900
Agrarische gebieden
129
0901
Landschappelijk waardevol agrarisch gebied
356
Agrarisch gebied met ecologisch belang
0
Totaal
491
0910
Kaart 1: ligging van de zonevreemde woningen op de topokaart Kaart 2: ligging van de zonevreemde woningen op het gewestplan
5
Woningen die gelegen zijn in een niet-uitgerust woonuitbreidingsgebied zijn niet in de inventaris opgenomen.
, Revisie 1 Pagina 10 van 45
3.2
Categorisering van de zonevreemde woningen
3.2.2
Woningen in agrarisch gebied
In het GRS wordt een onderscheid gemaakt tussen: • Zonevreemde woningen; • Gebouwen met bijzondere, historische, landschappelijke en/of architectonische waarde.
De zonevreemde woningen die niet worden weerhouden als woningen aansluitend bij (landelijk) woongebied, worden gecategoriseerd als woningen in agrarisch gebied, met uitzondering voor die woningen die in kwetsbare gebieden zijn gelegen.
Aangaande de zonevreemde woningen worden drie categorieën van zonevreemde woningen aangeduid: • Behoorlijk vergunde woningen waarvan het perceel gelegen is net naast en direct aansluitend bij een (landelijk) woongebied volgens een plan van aanleg; • Behoorlijk vergunde woningen in alle agrarische gebieden; • Behoorlijk vergunde woningen gelegen in andere dan agrarische gebieden.
De ontwikkelingsperspectieven van de betreffende zonevreemde woningen worden afgestemd op de gewenste invulling van de deelruimte waarin ze gelegen zijn, meer bepaald het open agrarische landschap of het gesloten bosrijke landschap.
3.2.1
Woningen aansluitend bij (landelijk) woongebied
Onder woningen die aansluiten bij (landelijk) woongebied volgens een plan van aanleg worden die zonevreemde woningen verstaan die ruimtelijk één geheel vormen met de grotere woonconcentraties in de gemeente meer bepaald Ruiselede-centrum, Doomkerke en Kruiskerke, De Klaphulle en Oud Haantje en de Bruggesteenweg. Er wordt in het structuurplan duidelijk gesteld dat het perceel van de zonevreemde woning moet gelegen zijn net naast en direct aansluitend bij het woongebied. Een geïsoleerde woning aan de overkant van een weg, waarbij de weg een duidelijke aflijning voorziet tussen de woningen en de open ruimte vormt geen morfologisch geheel met het woongebied.
3.2.3
Woningen in kwetsbare gebieden
Het gaat om woningen gelegen in grote eenheden natuur, grote eenheden natuur in ontwikkeling, verwevingsgebieden en natuurverbindingsgebieden.
3.2.4
1 2
Categorie
Effectief
Woningen aansluitend bij (landelijk) woongebied Woningen in agrarisch gebied
20
• • 3
Overzicht van de categorisering van zonevreemde woningen
Woningen in het open agrarische landschap Woningen in het gesloten bosrijke landschap
Potentieel
Aantal
346 119
Woningen in kwetsbare gebieden
6
Totaal
491
(deze indeling kan mogelijks nog licht wijzigen)
, Revisie 1 Pagina 11 van 45
4
TOELICHTING BIJ DE OPMAAK VAN HET RUP
4.2
Concrete uitwerking
• Detailplannen per woning aansluitend bij (landelijk) woongebied; • Contourplannen per deelgebied voor de zonevreemde woningen in agrarisch gebied; (nog te verfijnen)
4.1
Algemeen
In het RUP zullen de woningen aansluitend bij (landelijk) woongebied (categorie 1) analoge mogelijkheden krijgen aan het woongebied. Dit houdt in dat er vrij ruime mogelijkheden zijn, met uitzondering van het creëren van een meergezinswoning. Deze woningen krijgen een specifieke overdruk die wordt gedetailleerd per woning. De woningen in agrarisch gebied (categorie 2) worden niet herbestemd en behouden de bestemming van het gewestplan. Er zullen wel extra specifieke voorschriften worden gekoppeld aan deze woningen – aanvullend op de voorschriften van het gewestplan - door middel van contourenplannen per deelruimte. De aanvullende voorschriften gelden enkel voor de hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte zonevreemde woningen binnen de contour. Van zodra er een verlaten landbouwbedrijf binnen de contour wordt omgezet in eengezinswoning, zijn bijgevolg pas vanaf dan de voorschriften van dit RUP van toepassing.
, Revisie 1 Pagina 12 van 45
5
MOGELIJKHEDEN VOLGENS DE VIGERENDE WETGEVING
De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (MB 27 maart 2009, van kracht op 1 september 2009) legt enkele basisrechten vast voor bestaande hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte en niet verkrotte zonevreemde woningen. Zonder de opmaak van een RUP gelden deze basisrechten voor zonevreemde woningen. Een RUP kan de basisrechten aanvullen en uitbreiden. Een RUP kan evenwel ook strengere voorwaarden bepalen op het vlak van de maximaal toegelaten volumes bij herbouw. Hieronder volgt een samenvatting van deze basisrechten, aangevuld met bepalingen opgenomen in relevante uitvoeringsbesluiten en hoe men met deze regelgeving binnen het vergunningenbeleid omgaat:
5.1
Zonevreemde woningen buiten kwetsbare gebieden
Hoofdgebouw In andere dan kwetsbare gebieden mag men de woning verbouwen, herbouwen en maximaal tot 1000 m³ uitbreiden. Bij herbouw moet 75% van de nieuwe woning de plaatsing van de oorspronkelijke overlappen (tenzij getroffen door bv. een rooilijn of achteruitbouwzone) en het karakter en de verschijningsvorm van de oorspronkelijke woning moet gerespecteerd worden. Het aantal woongelegenheden blijft, zowel bij verbouwen, herbouwen als uitbreiden, beperkt tot het bestaande aantal. Bijgebouwen Bestaande bijgebouwen (garage, voormalige stallen) kunnen verbouwd worden en herbouwd binnen het bestaande bouwvolume. Uitbreiden van bijgebouwen of het plaatsen van nieuwe bijgebouwen groter dan de van vergunning vrijgestelde 10m² is niet mogelijk. Tuinaccommodatie Volgende handelingen, gezien ze vrijgesteld zijn van stedenbouwkundige vergunning: • De aanleg van terrassen niet in de voortuinstrook tot maximum 50 m²; • De plaatsing van afsluitingen met een maximumhoogte van 2 m, bestaande uit palen en draad of draadgaas, uit één betonplaat met een maximumhoogte van 40 cm en draad of draadgaas (eventueel met zeildoek, gevlochten kunststofstrips, rieten matten, …); • Afsluitingen bestaande uit palen met prikkel- of schrikdraad; • Voortuinafsluitingen tot 50 cm hoogte; • Poorten met een maximale hoogte van 2,50 m; • Houten panelen met een maximale hoogte van 2 m (niet in voortuin en met een maximale lengte van 10 m per zijdelingse en achterste perceelsgrens); • Voortuinafsluitingen (incl. muurtjes) tot 50 cm hoogte;
, Revisie 1 Pagina 13 van 45
Mogelijkheden volgens de vigerende wetgeving
• De plaatsing van maximaal één houten tuinhuisje ofwel één houten hok
• • • •
voor dieren ofwel één houten duiventil (niet in voortuin). De oppervlakte bedraagt maximaal 10 m², kroonlijsthoogte is beperkt tot 2,5 m en nokhoogte tot 3 m; De plaatsing van één volière of één serre van maximaal 10 m²; kroonlijst 2,5 m en nokhoogte 3 m; De plaatsing van siervijvers van maximaal 30 m²; rotstuintjes, pergola’s, tuinmuurtjes met een maximumhoogte van 1,2m, niet als afsluiting, barbecues, speeltoestellen, tuinornamenten, brievenbussen; De plaatsing van openluchtzwembaden of jacuzzi’s van maximum 30 m².
De gezamenlijke oppervlakte van alle gemelde6 of van stedenbouwkundige vergunning vrijgestelde hokken voor dieren, duiventillen, volières, tuinhuisjes, bergplaatsen, garages, carports, serres, veranda’s en overdekte terrassen, bedraagt nooit meer dan 20% van de totale oppervlakte van de huiskavel waarop zij zijn ingericht. Deze werken zijn enkel vrijgesteld van een vergunning als ze niet in strijd zijn met een RUP. Dit houdt in dat een RUP eventueel strengere bepalingen kan opnemen. Mogelijke nevenfuncties of functiewijzigingen De codex ruimtelijke ordening bepaalt dat de vergunningverlenende overheid mag afwijken van de bestemmingsvoorschriften7 voor stedenbouwkundige vergunningen die betrekking hebben op vergunningsplichtige functiewijzigingen – onder bepaalde voorwaarden (niet gelegen in kwetsbaar gebied of recreatiegebied). Het gaat enkel over volgende functiewijzi6
Meldingsplicht voor bijgebouwen geldt enkel voor woongebied in de ruime zin. Voor zone-
vreemde woningen is dit bijgevolg niet van toepassing. 7 Na de goedkeuring van dit RUP zonevreemde woningen bestaat bijgevolg nog een afwij-
gingen: (een weigering van een afwijking geeft nooit aanleiding tot planschadevergoeding) 1. Er kan een vergunning worden verleend voor het gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een zonevreemde woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen die er fysisch een geheel mee vormen, in kantoor- of dienstenfunctie, zoals kantoor, vrij beroep of dienstverlening. Daarbij mag de complementaire functie niet meer beslaan dan 100 m² en beslaat de woonfunctie de grootste oppervlakte. 2. Er kan een vergunning worden verleend voor het gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een zonevreemde woning, met inbegrip van de woningbijgebouwen die er fysisch een geheel mee vormen, in het gebruik als een toeristische logies als het maximaal 8 tijdelijke verblijfsgelegenheden betreft, met uitsluiting van elke vorm van restaurant of café. 3. Er kan een vergunning worden verleend voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex van de hoofdfunctie "landbouw" in de ruime zin, voor zover aan al de volgende voorwaarden voldaan is: • het gebouw of gebouwencomplex is gelegen in een agrarisch gebied in de ruime zin; • het gebouw of gebouwencomplex maakt deel uit van een gebouwengroep; • de nieuwe functie heeft louter betrekking op de opslag van allerhande materialen of materieel. 4. Er kan een vergunning worden verleend voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van het gebruik van een gebouw of gebouwencomplex van de hoofdfunctie "landbouw in de ruime zin", voor zover aan al de volgende voorwaarden voldaan is:
kingsmogelijkheid voor de opgesomde bestemmingen.
, Revisie 1 Pagina 14 van 45
Mogelijkheden volgens de vigerende wetgeving
• het gebouw of gebouwencomplex is gelegen in een agrarisch gebied in de ruime zin; • de nieuwe functie heeft betrekking op volgende activiteiten of combinaties daarvan: ° een paardenhouderij, ° een manege, ° een dierenasiel, ° een dierenpension, ° een dierenartsenpraktijk, ° jeugdlogies, ° een tuinaanlegbedrijf, ° een kinderboerderij, ° een centrum voor dierentherapie (animal assisted therapy) ° een instelling waar personen al dan niet tijdelijk verblijven en bij wijze van therapie, onderwijs, opleiding of voorbereiding op de reguliere arbeidsmarkt ondermeer landbouwactiviteiten of aan de landbouw verwante activiteiten uitoefenen, telkens met inbegrip van de gedeelten van het gebouw of gebouwencomplex die worden aangewend voor ondergeschikte functies (handel, horeca, kantoorfunctie of diensten) die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de hoofdfunctie. Voor deze functies geldt dat de volledige vloeroppervlakte die door eventuele ondergeschikte functies (zowel binnen het hoofdgebouw als binnen de bijgebouwen) in beslag genomen wordt, ten hoogste gelijk is aan 100 vierkante meter. Bovendien worden er enkele voorwaarden gekoppeld aan de functiewijzigingen van 2 tot en met 4:
• De functiewijzigingen kunnen enkel worden toegestaan als het gebouw of het gebouwencomplex gelegen is aan een voldoende uitgeruste weg, die op het ogenblik van de aanvraag reeds bestaat.
• De functiewijzigingen kunnen enkel worden toegestaan als het gebouw of gebouwencomplex bouwfysisch geschikt is voor de nieuwe functie. Een gebouw of gebouwencomplex is bouwfysisch geschikt voor een nieuwe functie als aan het gebouw of gebouwencomplex uit financieel of bouwtechnisch oogpunt geen ingrijpende werken uitgevoerd hoeven te worden voor de nieuwe functie. Daarmee wordt bedoeld dat de functie gerealiseerd kan worden als de bestaande structuur van het gebouw grotendeels wordt benut en gevaloriseerd, waarbij het gebouw aangepast kan worden aan hedendaagse comfort-, energie- of milieueisen.
5.2
Zonevreemde woningen in kwetsbare gebieden
Hoofd- en bijgebouwen In de kwetsbare gebieden is enkel verbouwen van zonevreemde woningen en hun bijgebouwen mogelijk en kan het gewest op termijn de woning aankopen. Kleinschalige tuinaccommodatie Volgende handelingen zijn mogelijk bij zonevreemde woningen in kwetsbaar gebied (uitgezonderd parkgebied), gezien ze vrijgesteld zijn van stedenbouwkundige vergunning: • de strikt noodzakelijke toegangen en opritten naar het gebouw en de gebouwen; • tuinpaden in de zij- en achtertuinstrook; • De aanleg van terrassen niet in de voortuinstrook tot max. 50 m²; • afsluitingen bestaande uit palen met prikkel- of schrikdraad; • rotstuintjes, pergola’s, tuinmuurtjes met een maximumhoogte van 1,2m, niet als afsluiting, barbecues, speeltoestellen, tuinornamenten, brievenbussen; Nevenfuncties of functiewijzigingen zijn niet mogelijk in kwetsbare gebieden.
, Revisie 1 Pagina 15 van 45
Mogelijkheden volgens de vigerende wetgeving
5.3
Afwerkingsregel
Voor een perceel dat niet voor woningbouw bestemd is, kan desalniettemin een stedenbouwkundige vergunning voor het bouwen van een eengezinswoning worden afgegeven, indien voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden: • de nieuwe woning is van: ° hetzij het driegeveltype, in welk geval zij aangebouwd wordt bij een wachtmuur van een bestaande woning op een belendend perceel, ° hetzij het gesloten bouwtype, in welk geval zij gebouwd wordt op een perceel dat gelegen is tussen twee wachtmuren; • het perceel waarop de nieuwe woning opgericht wordt, heeft een oppervlakte van ten hoogste 650 m²; • het bouwvolume van de nieuwe woning bedraagt ten hoogste 1.000 m³; • de aanpalende bestaande woning of woningen is of zijn per 1 september 2009 op het ogenblik van de vergunningsaanvraag voor de nieuwe woning hoofdzakelijk vergund en niet verkrot. Deze mogelijkheden gelden niet in ruimtelijk kwetsbare gebieden. Zij gelden evenmin in het geval waarin een aanbouw bij de bestaande woning of woningen uitdrukkelijk verboden wordt door een specifiek ruimtelijk uitvoeringsplan of bijzonder plan van aanleg betreffende zonevreemde constructies. Onder “wachtmuur” wordt verstaan: • een wand die op 1 september 2009 deel uitmaakt van een dubbele wand, opgetrokken op de perceelsgrens; • een enkele wand die reeds op 1 september 2009 is opgetrokken tot tegen de perceelsgrens, en die beschermd is door een tijdelijke waterafstotende bekleding.
5.4
Inventaris bouwkundig erfgoed
Op 14 september 2009 stelde de administrateur-generaal van het VIOE de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaanderen vast. Hierdoor is er voor het eerst een eenduidige lijst van het in Vlaanderen gebouwde patrimonium met erfgoedwaarde. De vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed van 14 september 2009 zorgt ervoor dat er voor het eerst een éénduidige en overzichtelijke lijst van het gebouwd patrimonium in Vlaanderen bepaald is. Opname in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed betekent voor elk van de erfgoedobjecten dat zij een vorm van vrijwaring voor de toekomst genieten. Deze vrijwaring verschilt echter sterk van een bescherming als monument. Voor beschermde monumenten gelden immers alle juridische bepalingen uit het monumentendecreet. Door de vaststelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed van 14 september 2009 treden een aantal andere wettelijke bepalingen in de Vlaamse decreet- en regelgeving in werking. Er gelden binnen het onroerend erfgoedbeleid, stedenbouwkundig, woon- en energieprestatiebeleid een aantal uitzonderingsmaatregelen ten gunste van gebouwen uit de vastgestelde inventaris, met als doel die zoveel mogelijk te vrijwaren. Voor de gemeente Ruiselede zijn heel wat woningen opgenomen in de inventaris van bouwkundig erfgoed. Deze woningen zijn mee opgenomen in het RUP en krijgen een specifieke aanduiding.
, Revisie 1 Pagina 16 van 45
Mogelijkheden volgens de vigerende wetgeving
, Revisie 1 Pagina 17 van 45
6
TOELICHTING BIJ DE ONTWIKKELINGSPERSPECTIEVEN
Uniform bruto-bouwvolume voor zonevreemde woningen in alle agrarische gebieden De gemeente is van oordeel dat alle zonevreemde woningen in de gemeente in se dezelfde bouwmogelijkheden moeten krijgen. Ze wenst een uniforme aanpak waarbij de open ruimte maximaal gevrijwaard wordt. Anderzijds wordt de gemeente geconfronteerd met de vraag naar een fatsoenlijk bijgebouw. De meeste landelijke woningen hebben een deftige tuin waardoor zij nood hebben aan een fatsoenlijk bijgebouw voor het bergen van tuingerei. De gemeente is er anderzijds van overtuigd dat ongebreidelde uitbreiding van bebouwing in de open ruimte helemaal niet wenselijk is.
Begrippenlijst Hieronder worden een aantal termen verduidelijkt zoals deze geïnterpreteerd worden bij het uitzetten van de ontwikkelingsperspectieven van de zonevreemde woningen.
Ze gaat uit van een maximum bouwvolume per huiskavel, waarbinnen zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen dienen te worden ingepast. Op die manier heeft de gemeente een eenvoudig hanteerbare richtlijn die toch een flexibele invulling door de bewoners toelaat.
Hoofdgebouw: gebouw dat als woning wordt gebruikt met inbegrip van de woningbijgebouwen die er fysisch één geheel mee vormen (zoals garages, veranda’s, oranjeries, …).
Wie opteert voor een ruime woning (1000 m³), kan slechts een klein bijgebouw plaatsen. Een ruime woning laat toe garage(s) en bergruimte in de woning te integreren. Anderen zullen opteren voor een kleinere woning met een apart bijgebouw voor garage(s) en tuinberging. De gemeente vindt dat aparte bijgebouwen in de directe omgeving van de woning moeten mogelijk zijn omdat de perceelsconfiguratie het dikwijls onmogelijk maakt bijgebouwen aansluitend bij het hoofdgebouw op te richten. Op die manier wordt ook verhinderd dat iedereen een woning van 1000 m³ bouwt omdat de oppervlakte van een bijgebouw beperkt is tot bv. 25 m². Dergelijke omvangrijke woningen zijn niet altijd een voorbeeld van een landelijke woontypologie.
Bijgebouwen: afzonderlijke gebouwen op een huiskavel (losstaand van de woning) zoals een autostalplaats (garage of carport), voormalige stallen of loodsen, tuinberging, tuinhuis, saunahuisje, dierenhokken, duiventillen, volières en serres. Tuinaccommodatie: alle tuininrichting geen gebouwen zijnde zoals tuinpaden, opritten, parkeerplaatsen, terrassen, private sportinfrastructuur (zwembaden, jacuzzi’s, sportveld) en kleine bouwwerken. Leeratelier: plaats waar bepaalde ‘vaardigheden’ kunnen aangeleerd worden die geen hinder veroorzaken voor de omgeving zoals bloemschikken, pottenbakken, kookatelier, …
De flexibiliteit kan ingevuld worden binnen een aantal randvoorwaarden die ervoor moeten zorgen dat een goede ruimtelijke ordening wordt gerespecteerd.
• Algemeen principe: maximum 1100 m³ brutovolume per huiskavel, tenzij het bestaande volume al groter is.
, Revisie 1 Pagina 18 van 45
Toelichting bij de ontwikkelingsperspectieven
• Het volume van het hoofdgebouw bedraagt minimum 700 m³ en maxi-
• bekenstelsel drager van ecologische elementen.
mum 1000 m³. • Er kunnen maximum twee losstaande bijgebouwen worden opgericht. • De oppervlakte van een bijgebouw is maximum 60 m².
• boscomplexen, die deel uit maken van het groter geheel van de oude
• De oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen bedraagt max. 30% van de oppervlakte van de huiskavel.
Bij wijze van voorbeeld worden enkele mogelijkheden uitgewerkt:
Volume
Voorbeeld 1
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Voorbeeld 4
1000 m³
950 m³
850 m³
750 m³
100 m³
150 m³
250 m³
350 m³
20 à 30 m²
30 à 50 m²
55 à 80 m²
75 à 100 m²
hoofdgebouw Volume bijgebouw(en) Oppervlakte bijgebouw(en)
Door de mogelijkheid te bieden een groter bijgebouw te plaatsen, zullen mensen minder geneigd zijn allerlei koterij bij de woning op te richten. Dit RUP biedt de gemeente ook de mogelijkheid aan te sturen op kwalitatieve bijgebouwen. Er gaat daarom extra aandacht naar materiaalgebruik, vormgeving en plaatsing van de bijgebouwen. Gebiedsgerichte differentiatie In het structuurplan wordt onderscheid gemaakt tussen het open agrarisch landschap ten zuiden van de Wantebeek en het bosrijke landschap ten noorden van de Wantebeek. De twee deelruimte vertonen verschillende kenmerken.
Kenmerken van het gesloten, bosrijke landschap
• • • •
veldgebieden en behoren tot het VEN en habitatrichtlijngebieden; dambordvormig patroon van dreven en weidegebieden; kenmerkende open ruimte van Sint-Pietersveld; aangeduid als relictzone en grote delen zijn ook ankerplaats. behoort tot het landelijk toeristisch-recreatief netwerk.
Een gebiedsgerichte differentiatie van de mogelijkheden is daarom wenselijk. Er worden een aantal nuances aangebracht aangaande de plaatsing van de bijgebouwen, de mogelijkheden voor tuinaccommodatie, de groenvoorzieningen, ... De mogelijkheden zijn in het bosrijke landschap strikter dan deze voor het open agrarische landschap dit met de bedoeling de impact van bebouwing op het waardevolle landschap zoveel mogelijk te beperken en de landschappelijke inpassing te optimaliseren. In het bosrijke landschap zijn wel een aantal bijkomende nevenfuncties mogelijk. Gezien deze deelruimte onderdeel vormt van het landelijk toeristisch-recreatief netwerk Brugse streek zijn een aantal bijkomende nevenfuncties mogelijk kaderend binnen plattelandstoerisme afgestemd op de mogelijkheden van leegstaande hoeves en niet-actieve hoeves uit het provinciaal beleidskader voor kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten.
Kenmerken van het open agrarische landschap • halfopen tot open agrarisch landschap doorsneden met beken; • traditionele structuren grotendeels uitgewist, nieuw landschap; • bepaalde plaatsen sterk versnipperd door bebouwing en wegenis; • concentratie van niet-grondgebonden landbouw;
, Revisie 1 Pagina 19 van 45
Toelichting bij de ontwikkelingsperspectieven
6.1
Woningen aansluitend bij (landelijk) woongebied
6.1.1
Ontwikkelingsperspectieven volgens het gemeentelijk structuurplan
Deze woningen betekenen slechts een geringe aantasting van de open ruimte. Morfologisch vormen ze één geheel met het woongebied. Deze woningen krijgen daarom gelijkaardige ontwikkelingsmogelijkheden als het woongebied. Ze kunnen met andere woorden verbouwd, herbouwd en uitgebreid worden. Omvorming tot meergezinswoning is niet mogelijk, gezien op die manier bijkomende (zonevreemde) woongelegenheden worden gecreëerd. Bijkomend kunnen bepalingen worden opgenomen inzake de afwerking van het woongebied en inpassing in de omgeving (bv. opleggen van ‘groene’ perceelsafsluitingen, groenvoorzieningen afstemmen op de directe omgeving, creëren van een uniforme achterkavelgrens met kleine houtkant).
6.1.2
Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven
Naast het wonen kunnen er ook nevenfuncties worden toegelaten, naar analogie met het woongebied. Kantoor- en dienstenfuncties zijn mogelijk zoals kantoren, dienstverlening en vrije beroepen. Ook grotere praktijken zoals associaties zijn toegestaan. De nevenfuncties kunnen maximaal 300 m² beslaan, waarbij de woonfunctie wel de hoofdfunctie moet blijven. Bijgebouwen Bestaande bijgebouwen kunnen verbouwd en herbouwd worden binnen hetzelfde volume. Bestaande bijgebouwen kunnen uitgebreid worden tot maximaal 60 m². Er kunnen ook nieuwe bijgebouwen opgericht worden van maximaal 60 m² binnen een straal van 30 m van het woongebouw waarbij de totale bebouwde oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen niet meer dan 30% van de totale oppervlakte van de huiskavel mag bedragen. Eventuele grotere bestaande bijgebouwen kunnen gebruikt worden voor opslag van materialen of om beperkt een ambachtelijke activiteit uit te oefenen. Tuinaccommodatie De volledige niet-bebouwde oppervlakte van het perceel kan ingericht worden als tuin. Maximaal 30% van de niet-bebouwde ruimte mag verhard worden in functie van terrassen, opritten, parkeerplaatsen, tuinpaden, sportinfrastructuur voor persoonlijk gebruik en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Hoofdgebouw Hoofdgebouwen kunnen verbouwd, herbouwd en uitgebreid worden. Specifieke volumebeperkingen worden niet opgelegd voor deze woningen. Bij de plaatsing van het hoofdgebouw, bij de kroonlijsthoogte en nokhoogte dient rekening gehouden met een harmonische inpassing in het straatbeeld. Vormgeving en materiaalgebruik voor deze woningen is een stuk vrijer dan de andere zonevreemde woningen. De vormgeving en het materiaal dienen wel kwalitatief te zijn.
, Revisie 1 Pagina 20 van 45
Toelichting bij de ontwikkelingsperspectieven
6.2
Woningen in agrarisch gebied
6.2.1
Ontwikkelingsperspectieven volgens het gemeentelijk structuurplan
In het structuurplan wordt een uniforme aanpak voorgesteld voor alle woningen in de open ruimte. De mogelijkheden voor bijgebouwen kunnen wel gebiedsgericht verfijnd worden, alsook de bepalingen inzake landschappelijk inpassing en groenvoorzieningen.
6.2.2
Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen in het open agrarische landschap
Hoofdgebouw Hoofdgebouwen kunnen verbouwd en herbouwd worden binnen het bestaande volume. Herbouw op 75% van de huidige bebouwde oppervlakte wordt nagestreefd. In functie van de goede ruimtelijke ordening bv. te dicht bij de beek, te dicht bij straat, … zijn afwijkingen mogelijk. Vormgeving en materiaalgebruik worden afgestemd op de landschappelijke context en de landelijke woontypologie. Naast het wonen kunnen er ook nevenfuncties worden toegelaten. Kantoor- en dienstenfuncties zonder loketfunctie zijn mogelijk zoals kantoren, dienstverlening en vrije beroepen. Grotere praktijken zoals associaties zijn niet toegestaan. De nevenfuncties kunnen maximaal 100 m² beslaan, waarbij de woonfunctie wel de hoofdfunctie moet blijven. Bijgebouwen Bestaande bijgebouwen kunnen verbouwd en herbouwd worden binnen hetzelfde volume.
Eventuele bestaande grotere bijgebouwen van voormalige landbouwbedrijfszetels kunnen gebruikt worden voor opslag van materialen, als paardenhouderij, manège, dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk, jeugdlogies, 8 toeristische logies, tuinaanlegbedrijf of kinderboerderij of om leerateliers in te richten. Uitbreiden hoofd- en bijgebouw(en), oprichten nieuwe bijgebouwen Indien het totale bouwvolume minder dan 1100 m³ bedraagt dan kunnen binnen een bruto-bouwvolume van maximaal 1100 m³ het hoofdgebouw uitgebreid worden, kunnen nieuwe bijgebouwen opgericht worden en/of bestaande bijgebouwen uitgebreid of samengevoegd worden en dit binnen een aantal randvoorwaarden. Hoofdgebouwen kunnen slechts uitgebreid worden tot maximaal 1000 m³ brutovolume. Bijgebouwen kunnen maximaal 60 m² groot zijn en worden opgericht binnen een straal van 30 m van het woongebouw waarbij de totale bebouwde oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen niet meer dan 30% van de totale oppervlakte van de huiskavel mag bedragen. Tuinaccommodatie Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het woongebonden gedeelte van het perceel (binnen een straal van 50 m afstand rondom de uiterste grenzen van het hoofdgebouw, max. 50 m diep vanaf rooilijn) en het overige gedeelte. Het woongebonden gedeelte van het perceel kan ingericht worden als tuin. Maximaal 30% van de niet-bebouwde ruimte mag verhard worden in functie van terrassen, opritten, parkeerplaatsen, tuinpaden, sportinfrastructuur voor persoonlijk gebruik en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In het overige gedeelte zijn enkel hobbylandbouw, boomgaard of streekeigen groenvoorzieningen toegestaan en afsluitingen bestaande uit prikkelof schrikdraad, hetzij palen en draad of grofmazige draadgaas (gaasbreedte minstens 10X15) van maximum 1,2 m hoog.
, Revisie 1 Pagina 21 van 45
Toelichting bij de ontwikkelingsperspectieven
6.2.3
Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen in het bosrijke landschap
Hoofdgebouw Hoofdgebouwen kunnen verbouwd, herbouwd worden binnen het bestaande volume. Herbouw op 75% van de huidige bebouwde oppervlakte wordt nagestreefd. In functie van de goede ruimtelijke ordening bv. te dicht bij de beek, te dicht bij straat, … zijn afwijkingen mogelijk. Vormgeving en materiaalgebruik worden afgestemd op de landschappelijke context en de landelijke woontypologie. Naast het wonen kunnen er ook nevenfuncties worden toegelaten. Kantoor en dienstenfuncties zonder loketfunctie zijn mogelijk zoals kantoren, dienstverlening en vrije beroepen. Grotere praktijken zoals associaties zijn niet toegestaan. De nevenfuncties kunnen maximaal 100 m² beslaan, waarbij de woonfunctie wel de hoofdfunctie moet blijven. Bijgebouwen Bestaande bijgebouwen kunnen verbouwd en herbouwd worden binnen hetzelfde volume. Eventuele grotere bestaande bijgebouwen van voormalige landbouwbedrijfszetels kunnen gebruikt worden voor opslag van materialen, als paardenhouderij, manège, dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk, jeugdlogies, toeristische logies, huurvakantiewoning, laagdynamisch toeristisch attractiepunt, fietsverhuurpunt, tuinaanlegbedrijf of kinderboerderij of om leerateliers in te richten. Gezien deze deelruimte onderdeel vormt van het landelijk toeristischrecreatief netwerk Brugse streek zijn een aantal bijkomende nevenfuncties mogelijk kaderend binnen plattelandstoerisme afgestemd op de mogelijkheden van leegstaande hoeves en niet-actieve hoeves uit het provinciaal beleidskader voor kleinschalige toeristisch-recreatieve plattelandsactiviteiten.
Uitbreiden hoofd- en bijgebouw(en), oprichten nieuwe bijgebouwen Indien het totale bouwvolume minder dan 1100 m³ bedraagt dan kunnen binnen een bruto-bouwvolume van maximaal 1100 m³ het hoofdgebouw uitgebreid worden, kunnen nieuwe bijgebouwen opgericht worden en/of bestaande bijgebouwen uitgebreid of samengevoegd worden, dit binnen een aantal randvoorwaarden. Hoofdgebouwen kunnen slechts uitgebreid worden tot maximaal 1000 m³ brutovolume. Bijgebouwen kunnen maximaal 60 m² groot zijn en worden opgericht binnen een straal van 15 m van het woongebouw waarbij de totale bebouwde oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen niet meer dan 30% van de totale oppervlakte van de huiskavel mag bedragen. Tuinaccommodatie Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het woongebonden gedeelte van het perceel (binnen een straal van 50 m afstand rondom de uiterste grenzen van het hoofdgebouw, max. 50 m diep vanaf rooilijn) en het overige gedeelte. Het woongebonden gedeelte van het perceel kan ingericht worden als tuin. Maximaal 20% van de niet-bebouwde ruimte mag verhard worden in functie van terrassen, opritten, parkeerplaatsen, tuinpaden, sportinfrastructuur voor persoonlijk gebruik en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Binnen dit gedeelte dienen de afsluitingen op de zijkavelgrenzen minstens te bestaan uit een levende haag. In het overige gedeelte zijn enkel hobbylandbouw, boomgaard of streekeigen groenvoorzieningen toegestaan. Binnen dit gedeelte dienen afsluitingen bestaande uit prikkel- of schrikdraad, hetzij palen en draad of grofmazige draadgaas (gaasbreedte minstens 10X15) van maximum 1,20 m hoog, minstens vergezeld te zijn van hoogstammige bomen of een houtkant. Gezien de landschappelijke context wordt hier meer de nadruk gelegd op de integratie van de huiskavel in de bosrijke omgeving door het voorzien van bomenrijen, houtkanten en hagen.
, Revisie 1 Pagina 22 van 45
Toelichting bij de ontwikkelingsperspectieven
6.3
Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven voor de zonevreemde woningen in andere dan agrarische gebieden
6.3.1
Ontwikkelingsperspectieven volgens het gemeentelijk structuurplan
Indien de hogere overheid de woningen buiten de kwetsbare gebieden van bovenlokaal niveau situeert, stelt de gemeente volgend beleid voorop. De woningen kunnen verbouwd worden en beperkt uitgebreid, tot een maximum van 700 m³, met inbegrip van de bestaande bijgebouwen die behouden blijven en eventueel kunnen verbouwd worden zonder volumeuitbreiding. Een nieuw bijgebouw is toegestaan indien nog geen bijgebouwen aanwezig zijn, nevenfuncties en uitbreiding van de tuin buiten het bestaande perceel zijn niet toegelaten.
6.3.2
Uitwerken van de ontwikkelingsperspectieven voor zonevreemde woningen in kwetsbare gebieden
Hoofdgebouw Hoofdgebouwen kunnen verbouwd, herbouwd en uitgebreid worden tot maximaal 700 m³ brutovolume. Herbouw op 75% van de huidige bebouwde oppervlakte is vereist, tenzij de goede ruimtelijke ordening anders vereist bv. te dicht bij de beek, te dicht bij straat, … Vormgeving en materiaalgebruik worden afgestemd op de landschappelijke context en de landelijke woontypologie. Naast het wonen kunnen er beperkt nevenfuncties worden toegelaten. Kantoor en dienstenfuncties zonder loketfunctie zijn mogelijk zoals kantoren, dienstverlening en vrije beroepen. Grotere praktijken zoals associaties zijn niet toegestaan. De nevenfuncties kunnen maximaal 100 m² beslaan, waarbij de woonfunctie wel de hoofdfunctie moet blijven.
Bijgebouwen Bestaande bijgebouwen kunnen verbouwd en herbouwd worden binnen hetzelfde volume. Indien nog geen bijgebouw aanwezig is, kan een nieuw bijgebouw opgericht worden van maximaal 25 m² binnen een straal van 15 m van het woongebouw waarbij de totale bebouwde oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen niet meer dan 30% van de totale oppervlakte van de huiskavel mag bedragen. Er zijn geen nevenfuncties toegelaten in de bijgebouwen. Tuinaccommodatie Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het woongebonden gedeelte van het perceel (binnen een straal van 50 m afstand rondom de uiterste grenzen van het hoofdgebouw, max. 50 m diep vanaf rooilijn) en het overige gedeelte. Het woongebonden gedeelte van het perceel kan ingericht worden als tuin. Maximaal 20% van de niet-bebouwde ruimte mag verhard worden in functie van terrassen, opritten, parkeerplaatsen, tuinpaden, bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Sportinfrastructuur voor persoonlijk gebruik (zwembaden, sportvelden, jacuzzi) is niet toegestaan. Binnen dit gedeelte dienen de afsluitingen op de kavelgrenzen minstens te bestaan uit een levende haag of houtkant. Houten panelen zijn niet toegelaten. In het overige gedeelte zijn enkel hobbylandbouw, boomgaard of streekeigen groenvoorzieningen toegestaan. Binnen dit gedeelte dienen afsluitingen bestaande uit prikkel- of schrikdraad, hetzij palen en draad of grofmazige draadgaas (gaasbreedte minstens 10X15) van maximum 1,20 m hoog, minstens vergezeld te zijn van hoogstammige bomen of een houtkant. Gezien de landschappelijke context wordt hier meer de nadruk gelegd op de integratie van de huiskavel in de bosrijke omgeving door het voorzien van bomenrijen, houtkanten en hagen.
, Revisie 1 Pagina 23 van 45
Aansluitend met woongebied
Woningen in open agrarisch gebied • Verbouwen • Herbouwen • Uitbreiden tot max. 1000 m³
Woningen in het bosrijke landschap • Verbouwen • Herbouwen • Uitbreiden tot max. 1000 m³
Woningen in andere dan agrarische gebieden • Verbouwen • Herbouwen • Uitbreiden tot max. 700 m³
Inpassing in straatbeeld
Afstemming op landschappelijke context en landelijke woontypologie
Afstemming op landschappelijke context en landelijke woontypologie
Afstemming op landschappelijke context en landelijke woontypologie
Nevenfuncties • Kerngebonden wonen • Wonen in dorpscentra • Landelijk wonen
300 m² Kantoren, diensten en vrije beroepen
100 m² Kantoren, diensten en vrije beroepen zonder loketfunctie
100 m² Kantoren, diensten en vrije beroepen zonder loketfunctie
Bijgebouwen
• Verbouwen • Herbouwen • Bestaande bijgebouwen uit-
• Verbouwen • Herbouwen • Uitbreiden en/of samenvoe-
• Verbouwen • Herbouwen • Uitbreiden en/of samenvoe-
Hoofdgebouw
• Verbouwen • Herbouwen • Uitbreiden
breiden tot max. 60 m²
• Nieuwe bijgebouwen van max. 60 m² binnen 30 m Opp. hoofd- en bijgebouwen max. 30% van opp. huiskavel
Nevenfuncties
Opslag materialen en beperkte ambachtelijke activiteit
gen van bestaande bijgebouwen en/of oprichten van nieuwe bijgebouwen is toegestaan binnen een totaal brutovolume van 1100m³ voor hoofd- en bijgebouwen, binnen 30 m rond het hoofdgebouw en binnen een aantal randvoorwaarden. Opslag materialen, paardenhouderij, manege, dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk, jeugdlogies, 8 toeristische logies, tuinaanlegbedrijf, kinderboerderij of leerateliers.
gen van bestaande bijgebouwen en/of oprichten van nieuwe bijgebouwen is toegestaan binnen een totaal brutovolume van 1100m³ voor hoofd- en bijgebouwen, binnen 15 m rond het hoofdgebouw en binnen een aantal randvoorwaarden. Opslag materialen, paardenhouderij, manege, dierenasiel, dierenpension, dierenartsenpraktijk, jeugdlogies, toeristische logies, huurvakantiewoning, laagdynamisch toeristisch attractiepunt,
• Verbouwen • Herbouwen • Eén nieuw bijgebouw van max. 25 m² binnen 15 m Opp. hoofd- en bijgebouwen max. 30% van opp. huiskavel
Geen
, Revisie 1 Pagina 24 van 45
Toelichting bij de ontwikkelingsperspectieven
fietsverhuurpunt, tuinaanlegbedrijf, kinderboerderij of leerateliers. Tuinaccommodatie
Volledige niet-bebouwde opp. 30% verharding
Binnen 50 m • Tuin • 30% verharding Verder dan 50 m • Hobbylandbouw, boomgaard, streekeigen groen Afsluitingen bestaan uit levende hagen
Binnen 50 m • Tuin • 20% verharding Verder dan 50 m • Hobbylandbouw, boomgaard, streekeigen groen Afsluitingen bestaan uit levende hagen
Binnen 50 m • Tuin • 20% verharding, geen sportinfrastructuur Verder dan 50 m • Hobbylandbouw, boomgaard, streekeigen groen Afsluitingen bestaan uit levende hagen
, Revisie 1 Pagina 25 van 45
7
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.2
Aard van het plan
Met dit plan wil de gemeente vergunde zonevreemde woningen planologisch regulariseren. De woningen zijn in het verleden gebouwd met een stedenbouwkundige vergunning. Hierbij worden in hoofdzaak de bestemming agrarisch gebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied via een overdruk in hun huidige bestemming gelaten, waarbij de zonevreemde woonbebouwing er planologisch toch wordt toegelaten.
7.1
Inhoud
Door de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 dient in het planproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen teweegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r (milieueffectrapportage)’ dient uitgevoerd te worden. Hierbij gaat men na of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben t.o.v. de bestaande situatie voor mens en milieu. De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een plan-MER al dan niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het RUP gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen. De screening voor een RUP zonevreemde woningen gebeurt aan de hand van verschillende overzichtskaarten opgemaakt voor de hele gemeente. Indien relevant wordt meer ingezoomd op bepaalde gebieden. Deze zoomkaartjes bevinden zich tussen de tekst.
Het betreft de bestendiging van bestaande ruimtelijke situaties. Via de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP zullen, afhankelijk van de categorie, bepaalde bouwvolumes en nevenactiviteiten naast wonen mogelijk worden gemaakt. Concreet betekent dit dat voor bepaalde percelen: • Meer of minder bouwvolume mogelijk zal zijn tov. van de bestaande toestand. De maximale bouwvolumes zijn sowieso afgetopt via de Codex ruimtelijke ordening. • Meer of minder nevenactiviteiten naast wonen mogelijk zullen zijn tov. de bestaande toestand. De hoofdbestemming blijft voor alle duidelijkheid wonen. • Gezien de beperkingen inzake bouwvolume en de hoofdzakelijke woonbestemming, is de bestaande mobiliteitsproductie van deze zonevreemde woningen zeer beperkt en zal deze in de toekomst niet of verwaarloosbaar toenemen.
7.3
Grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten
Gezien de aard van het plan, met name het bestendigen en het bieden van beperkte uitbreidingsmogelijkheden aan bestaande zonevreemde woningen, worden geen grensoverschrijdende of gewestgrensoverschrijdende effecten verwacht. De impact van het plan is niet van die aard dat er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn.
, Revisie 1 Pagina 26 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.4 7.4.1
Alternatieven Het nulalternatief
Het nulalternatief geeft de situatie weer wanneer het voorgenomen plan niet doorgaat. Er wordt geen planinitiatief genomen. Dit betekent dat de zonevreemde woningen onder de gewestelijke regelgeving vallen, beschreven in de Codex ruimtelijke ordening. Kort samengevat komt deze regelgeving op het volgende neer: • uitbreidingsmogelijkheden voor het hoofdgebouw eveneens beperkt tot 1000 m³. • Over de buitenruimte en bijgebouwen wordt niets vermeld. • in de kwetsbare gebieden is enkel verbouwen van zonevreemde woningen mogelijk, herbouw is niet mogelijk. • Voor functiewijzigingen geldt het uitvoeringsbesluit omtrent functiewijzigingen. De Codex bepaalt quasi geen inrichtingsvoorschriften. Ook zijn de voorschriften niet gebiedsgericht gedifferentieerd.
7.4.2
Locatiealternatieven
Gezien de aard van het plan, met name het bestendigen van bestaande zonevreemde woningen, zijn locatiealternatieven niet relevant voor dit plan. Herlocalisatie van woningen is geen optie. Het zijn immers allemaal hoofdzakelijk (geacht) vergunde woningen.
7.4.3
Ruimere of strengere ontwikkelingsperspectieven
Het beschreven beleidskader zonevreemde woningen vertrekt vanuit de decretale mogelijkheden. Veel ruimere ontwikkelingsperspectieven zijn vanuit de beleidsdocumenten Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, Provinciaal ruimtelijk structuurplan en het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan niet mogelijk. Sommige ontwikkelingsperspectieven zijn iets soepeler, andere zijn iets beperkender dan de decretale bepalingen, omdat we bij de opmaak van het RUP de mogelijkheid hebben om de specifieke situatie van de gemeente te bekijken en een gebiedsgerichte verfijning door te voeren. Een uitdoofbeleid van zonevreemde woningen is niet realistisch. Het gaat over woningen die legaal tot stand zijn gekomen. Vele daarvan zijn historisch gegroeid en maken deel uit van de nederzettingsstructuur van Vlaanderen. Het voorstellen van een uitdoofbeleid zou absoluut geen draagvlak vinden bij de bevolking en het bestuur. De woningen hebben nu trouwens decretaal al ontwikkelingsperspectieven toegekend gekregen.
7.4.4
Conclusie
De voorgestelde ontwikkelingsperspectieven houden meer rekening met de kwaliteiten van de omgeving en de specifieke situatie van de gemeente dan het nulalternatief. De voorgestelde ontwikkelingsperspectieven zijn bovendien het resultaat van een uitgebreid gebiedsgericht onderzoek, waarbij weloverwogen keuzes werden gemaakt. Bijgevolg bieden de voorgestelde ontwikkelingsperspectieven meer garantie voor kwaliteit.
, Revisie 1 Pagina 27 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.5
Aftoetsing plan-mer-plicht van rechtswege
7.5.1
Plan-m.e.r.-plicht
De plan-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de categorieën onderworpen aan milieueffectenrapportage, meerbepaald bijlagen 1 en 2 van het uitvoeringsbesluit van 10 december 2004 (B.S. 17/02/2005). De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen gerealiseerd worden vallen hier niet onder. Uit nazicht van bijlage 2 – punt 10 blijkt dat de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP ‘zonevreemde woningen’ zullen kunnen gerealiseerd worden, hier geen betrekking op hebben.
7.5.2
Noodzaak tot passende beoordeling
Figuur 1: SBZ-H
a) Situering speciale beschermingszones (SBZ) Er zijn geen vogelrichtlijngebieden in of in de nabijheid van het plangebied gelegen. In het noorden van de gemeente Ruiselede, meer bepaald rond de Wantebeek is wel een habitatrichtlijngebied gelegen, ‘Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen, westelijk deel’.
b)
Er liggen een 15-tal zonevreemde woningen aansluitend op dit habitatrichtlijngebied. Er zijn slechts twee zonevreemde woningen binnen dit gebied gelegen. De woningen zijn reeds jaren aanwezig in het bos. Ze zijn opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed en dateren van ca. 1844.
Gezien hun ligging in habitatgebied worden deze woningen in het RUP zonevreemde woningen ondergebracht in de categorie met de meest beperkende ontwikkelingsperspectieven. Nevenfuncties naast het wonen zijn er niet toegelaten.
Aard van het plan
Het RUP zonevreemde woningen bestendigt enkel bestaande zonevreemde woningen, zonder dat deze woningen veel nieuwe ontwikkelingskansen krijgen.
De woningen aansluitend op deze natuuraandachtszone hebben dezelfde ontwikkelingsperspectieven als de overige woningen in agrarisch gebied. Er zijn beperkte uitbreidingsmogelijkheden tot 1000 m³ voor het hoofdgebouw. Uitbreiden van de tuin buiten de woonkavel is nooit toegestaan.
, Revisie 1 Pagina 28 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
Verstorend effect De zonevreemde woningen hebben geen verstorend effect op de speciale beschermingszone. De woningen zijn er al jaren aanwezig en de uitbreidingsmogelijkheden en nevenfuncties die het RUP toelaat zijn heel beperkt tot onbestaande voor de woningen die in de beschermingszone zijn gelegen en beperkt voor de woningen aangrenzend. Versnipperend effect De meeste woningen liggen aan de rand van de speciale beschermingszone en hebben daardoor geen versnipperend effect. Er zijn slechts twee woningen in de beschermingszone gelegen. In verhouding tot de omvang van het habitatgebied is het mogelijk versnipperend effect van de zonevreemde woningen zeer beperkt tot onbestaande. Daar er geen impact verwacht wordt op SBZ is de opmaak van een passende beoordeling niet relevant.
7.6
Beschrijving en beoordeling van mogelijke milieueffecten
7.6.1
Inleiding
In een eerste stap wordt het voorkomen van bijzonder beschermde gebieden en bijzonder kwetsbare gebieden nagegaan aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal. Dit geeft een goede indicatie van de gevoeligheid van het plangebied voor het mogelijk optreden van milieueffecten. De bijzonder beschermde gebieden zijn:
• De speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
• Een gebied aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis;
7.5.3
Conclusie
De opmaak van een plan-MER van rechtswege wordt niet noodzakelijk geacht gezien het plan geen kader vormt voor een project van bijlage 1 of 2 van het uitvoeringsbesluit en gezien de opmaak van een passende beoordeling niet nodig is.
• Een beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk land• •
• •
bouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen. Natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; Bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische zone; De waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;
, Revisie 1 Pagina 29 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
• Het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (zie kaart 10); Bijzonder kwetsbare gebieden zijn:
• • • • • • • • • • • •
Gebieden met slechte drainage (drainageklasse f, g of i) Gevoelige bodems (veengronden, kleigronden) Recent overstroomde gebieden Gevoelige gebieden volgens de watertoetskaarten Waardevolle en zeer waardevolle gebieden op de biologische waarderingskaart Stiltegebieden Erfgoedlandschappen volgens BPA of RUP Gebieden aangeduid op de landschapsatlas Bouwkundig erfgoed Archeologische site Landbouwgronden met hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperingskaart Landbouwgronden gelegen binnen herbevestigd agrarisch gebied (HAG)
Het verkeersgenererend karakter kan een invloed hebben op de disciplines mobiliteit, geluid, lucht, mens en fauna & flora Externe mensveiligheid zal als een afzonderlijk hoofdstuk behandeld worden.
Bodem en water Waterwingebied type I of II Bodemkaart Drainagekaart Overstromingsgevoelige gebieden (ROG of volgens watertoetskaart) Infiltratiegevoelig Grondwaterstromingsgevoelig Fauna/flora Natura 2000 Ramsar-gebied Beschermd duingebied VEN Natuurgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of ermee vergelijkbare gebieden Bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, …. (Zeer) waardevolle gebieden volgens de BWK Stiltegebieden Landschap, onroerend erfgoed en archeologie Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten Bouwkundig erfgoed Archeologische site Landschapsatlas Mens – socio organisatorische aspecten Landbouwgronden met (zeer) hoge waarde volgens landbouwtyperingskaart HAG Mobiliteit (verkeersgenererend karakter) Externe mensveiligheid
De bespreking gebeurt aan de hand van de verschillende milieudisciplines: oppervlaktewater, bodem en grondwater, fauna & flora, landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie, mens-socio-organisatorische aspecten (met inbegrip van mens zelf, landbouw, verkeer geluid, lucht, …),.
, Revisie 1 Pagina 30 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.6.2
Discipline bodem en water
7.6.2.1
Beschrijving en analyse plangebied
Kaart 3: bodemkaart - bodemtypes Kaart 4: bodemkaart – drainageklassen Kaart 5: grondwaterkwetsbaarheid Kaart 6: water- en oppervlaktewaterwingebieden Kaart 7: watertoetskaart mbt overstromingsgevoelige gebieden Kaart 8: infiltratiegevoeligheid
Pachtebeek-Wantebeek, Klaphullebeek, Kapellebeek-Vlaagtbeek, Poekebeek en Bundingsbeek-Reigersbeek. De beken monden allemaal uit in de Poekebeek die zijn weg vervolgt richting Poeke. De waterkwaliteitsdoelstelling van de waterlopen is drinkwaterproductie. Enkel het uiterste noorden van de gemeente (puntvormige uitloper) behoort tot het bekken van de Brugse Polder. Het oosten hiervan stroomt af naar het kanaal Gent-Oostende. Het westelijk deel behoort tot het stroomgebied van de Rivierbeek. In het oostelijk deel zijn geen zonevreemde woningen gelegen.
Bodem en drainage De bodem bestaat hoofdzakelijk uit vochtig zand en vochtig zandleem. Er komen geen poelgronden of veenbodems voor. Op bepaalde plaatsen zijn wel een aantal natte bodems aanwezig. De meest gevoelige bodems zijn diegene met drainageklassen f, g, h of i. Deze bodemsoorten zijn echter schaars binnen de gemeente. Een aantal liggen langs de Wantebeek. Er komen quasi geen zonevreemde woningen voor op deze bodems. Grondwaterkwetsbaarheid Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart is vooral het noorden van de gemeente en een strook in de omgeving van de Poekebeek zeer kwetsbaar. De watervoerende laag is voor deze zones zand. Waterwingebieden Het grootste deel van de gemeente maakt deel uit van een oppervlaktewaterwingebied Kluizen (zone A: verscherpte uitrijdregeling). Het uiterste noorden van de gemeente maakt deel uit van beschermingszone III. Er zijn geen woningen in deze zone gelegen. Oppervlaktewater Het plangebied behoort praktisch volledig tot het bekken van de Gentse kanalen en het stroomgebied van de Poekebeek. De belangrijkste waterlopen lopen van west naar oost door de gemeente en zijn:
Figuur 2: stroomgebied van de Poekebeek (VHA) Overstromingsgevoeligheid De overstromingsgevoelige gebieden zijn gelegen langs de WantebeekKlaphullebeek, ten zuiden en oosten van Kruiskerke en langs de Poekebeek. De meeste woningen zijn niet gelegen in mogelijks of effectief overstromingsgevoelige gebieden.
, Revisie 1 Pagina 31 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
Infiltratiegevoeligheid Met uitzondering van de stroken langs de waterlopen is het grondgebied van Ruiselede infiltratiegevoelig. Dit houdt in dat het zinvol is om infiltratievoorzieningen te installeren bij de woningen.
7.6.2.2
Beoordeling
De meest gevoelige bodems zijn diegenen met drainageklassen f, g, h of i. Er komen quasi geen zonevreemde woningen voor op deze bodems, waardoor er geen aanzienlijke problemen verwacht worden door dit RUP.
ring aan te leggen (groene arcering). De meest geïsoleerd gelegen zonevreemde woningen zullen nooit aangesloten worden op het rioleringsnet. Deze kregen op de kaart een rode aanduiding. Deze woningen moeten zelf instaan voor de optimalisatie van hun afvalwaterzuivering via een IBA. Rekening houdend met bovenstaand gegeven kunnen we stellen dat het RUP geen invloed zal hebben op de oppervlaktewaterkwaliteit en het grondwater. Voor alle zonevreemde woningen wordt in het zoneringsplan een oplossing voorgesteld naar lozing en zuivering van het afvalwater. Op het moment van een vergunningsaanvraag voor een zonevreemde woning wordt op het zoneringsplan gekeken hoe het afvalwater voor het betreffende perceel moet worden gezuiverd. Er zijn bijgevolg geen extra maatregelen nodig die moeten opgenomen worden in het RUP. Maneges kunnen bij het aanleggen van paddocks een grotere invloed hebben op de grondwaterhuishouding. Bij een vergunningsaanvraag voor een manege moet de waterhuishouding meer in detail bekeken worden. In het RUP zal worden opgenomen dat maneges enkel zijn toegelaten op basis van een gunstig advies van de waterbeheerder. Op basis van het advies van de waterbeheerder kunnen dan extra maatregelen opgelegd worden. Voor de meeste zonevreemde woningen zal het RUP weinig bijkomende bebouwing en verharding betekenen, waardoor het effect op de waterhuishouding minimaal zal zijn. Bijkomende verhardingen moeten maximaal beperkt worden en gebeuren in waterdoorlatende materialen. Verhardingen worden sowieso beperkt tot 20 of 30% van een zone van 50m rond het hoofdgebouw. Dit streven wordt opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP.
Figuur 3: zoneringsplan Ruiselede De meeste zonevreemde woningen zijn gelegen in een gebied waar riolering aanwezig is (okerkleurige arcering) of waar gepland is om een riole-
Daarnaast dient ook voldaan te worden aan de principes van het integraal waterbeleid en de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Het uitgangsprincipe is dat
, Revisie 1 Pagina 32 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt, vervolgens geïnfiltreerd of gebufferd en in laatste instantie vertraagd afgevoerd wordt.
7.6.3
Discipline Fauna & Flora
Woningen gelegen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied, dienen te voldoen aan de watertoets. Uitbreiding is enkel mogelijk als voldaan wordt aan de watertoets en de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Volgende maatregelen kunnen voorgesteld worden om vermindering van infiltratie en vermindering van ruimte voor het watersysteem te vermijden of te herstellen: • Mogelijkheid voorzien voor groendaken; • Zeer sterk vertragen van de waterafvoer door hergebruik, infiltratie en berging; • Advies van de waterbeheerder voor eventueel strengere lozingsnorm en buffercapaciteit.
7.6.3.1
Beschrijving en analyse plangebied
7.6.2.3
Ramsar- en Duingebieden Er zijn geen Ramsargebieden of Beschermde Duingebieden in of in de nabijheid van het plangebied gelegen.
Conclusie
Op basis van voorgaande bespreking kan gesteld worden dat de impact van het plan heel beperkt zal zijn en dat bijkomend randvoorwaarden gesteld worden om de impact tot een minimum te beperken. Deze maatregelen worden geïntegreerd in het RUP.
Kaart 9: biologische waarderingskaart Kaart 10: VEN-gebieden Kaart 11: ecologische gebieden volgens gewestplan Kaart 12: ecosysteemkwetsbaarheid Biologische waardering Wanneer we de biologische waarderingskaart bekijken, valt op dat quasi geen percelen met zonevreemde woningen zijn ingekleurd als biologisch waardevol. Reden daarvoor is dat de meeste huizen er al jaren aanwezig zijn, waardoor de biologische waarde van de huiskavel normaliter nihil is.
Natura 2000 Werd besproken onder punt 6.5.2. VEN-gebieden In het noorden van de gemeente zijn de bossen aangeduid als VENgebied. Er zijn echter geen zonevreemde woningen in deze gebieden gelegen. Een aantal woningen ligt wel op de grens. Ecologische gebieden volgens bestemmingsplannen De ecologische gebieden volgens het gewestplan in Ruiselede zijn vooral in het noorden van de gemeente gesitueerd. Het gaat hoofdzakelijk om natuurgebieden. De Vorte Bossen zijn aangeduid als natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat. Een stukje van de Poekebeek in het zuiden van de gemeente is eveneens bestemd als natuurgebied. Deze gebieden komen voor grote delen overeen met de VEN-
, Revisie 1 Pagina 33 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
gebieden. De kleinere natuurgebieden rond ‘Kruisbergen‘ en het natuurgebied langs de Poekebeek zijn niet in het VEN opgenomen. Er zijn 6 woningen in deze gebieden gelegen. Ecosysteemkaarten Het grootste deel van de gemeente is weinig tot niet kwetsbaar. Vooral de bosgebieden zijn meer kwetsbaar. Er zijn echter weinig tot geen woningen in deze bosgebieden gelegen.
7.6.3.2
Beoordeling
De VEN-gebieden, ecologische gebieden en de biologisch meest waardevolle gebieden situeren zich hoofdzakelijk in het noorden van de gemeente. De woningen die gelegen zijn in ecologische gebieden worden in een aparte categorie ondergebracht. Deze categorie krijgt de meest beperkende ontwikkelingsperspectieven. De woningen kunnen er slechts uitbreiden tot maximaal 700 m³. Nevenfuncties zijn er niet mogelijk, met uitzondering voor kantoren, vrije beroepen en diensten, zonder loketfunctie. Dergelijke functies brengen dus geen mobiliteitsverhoging teweeg. De woningen in de omgeving van de waardevolle gebieden kunnen uitbreiden tot maximaal 1000 m³ zoals nu ook voor de meeste gevallen mogelijk is volgens de Codex Ruimtelijke Ordening. Voorgaande categorieën van zonevreemde woningen krijgen strengere randvoorwaarden opgelegd dan de woningen in het zuiden van de gemeente waar de ecologische waarden veel beperkter zijn.
deelte moeten grofmazig zijn of bestaan enkel uit palen met draad en moeten vergezeld zijn van streekeigen hoogstammig groen of een houtkant. De randvoorwaarden hebben de bedoeling de vertuining van de omgeving te beperken, kleine landschapselementen te versterken en de migratie van fauna en flora zoveel mogelijk te vrijwaren. Gezien de aard van het plan, met name het bevestigen van bestaande zonevreemde woningen en de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden zal de impact van het plan heel beperkt zijn. Toch worden een aantal randvoorwaarden ingeschreven voor de woningen gelegen in de waardevolle gebieden of in de omgeving van deze waardevolle gebieden met de bedoeling de impact van de woningen tot een minimum te beperken en de integratie van de huiskavel te bewerkstelligen. Compensatiemaatregelen zijn niet nodig, gezien er enkel met ‘overdrukken’ wordt gewerkt. Er is bijgevolg geen natuurgebied dat wordt herbestemd tot woongebied. De voorschriften voor de enkele woningen binnen de ecologisch waardevolle gebieden bieden mogelijkheden die overeenkomen met wat nu ook decretaal mogelijk is.
7.6.3.3
Conclusie
Op basis van voorgaande bespreking kan gesteld worden dat de impact van het plan heel beperkt zal zijn en dat bijkomend randvoorwaarden gesteld worden om de impact tot een minimum te beperken. Deze maatregelen worden geïntegreerd in de voorschriften van het RUP.
De randvoorwaarden die zijn ingeschreven in het RUP bewerkstelligen de integratie van de huiskavel in een waardevolle omgeving. De bijgebouwen moeten geconcentreerd worden binnen de 15 m rond het hoofdgebouw, tuinafsluitingen moeten bestaan uit streekeigen groen, verhardingen worden beperkt tot 20% van de oppervlakte en de tuin wordt beperkt tot een zone van 50 m rond het woongebouw. De rest van het perceel dient ingericht te worden als boomgaard, weide, …. Afsluitingen in dit tweede ge-
, Revisie 1 Pagina 34 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.6.4
Discipline landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie
7.6.4.1
Beschrijving en analyse plangebied
vormig landschappelijk patroon van bossen en landbouwland met bijzondere aandacht voor het behoud van de dreven’. Het RUP doet echter geen uitspraken over deze aspecten en druist daarmee niet in tegen de wenselijkheden voor de relictzone.
Kaart 13: beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten Kaart 14: landschapsatlas Kaart 15: inventaris bouwkundig erfgoed
In het uiterste zuiden van de gemeente ligt een heel klein stukje van de relictzone ‘Mevrouwmolen en Artemeersmolen Kanegem’. Er liggen echter geen zonevreemde woningen in deze relictzone. Er zijn geen zonevreemde woningen opgenomen als puntrelict.
Beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten, monumenten Het Rijksopvoedingsgestich en omgeving, Schoonberg of Slangenbossen en de omgeving kasteel van Poeke zijn beschermd als landschap. Het centrum van Ruiselede is beschermd als dorpsgezicht. Er zijn geen zonevreemde woningen aangeduid als beschermd monument.
Inventaris bouwkundig erfgoed Binnen de contour van het plangebied zijn er heel wat zonevreemde woningen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed opgenomen. De woningen liggen verspreid over gans de gemeente.
Landschapsatlas Uit de landschapsatlas blijkt dat binnen het plangebied volgende ankerplaatsen of relictzones voorkomen: ‘Bulskampveld-Sint-Pietersveld’, ‘Schoonbergbos, Vorte Bossen- Wantebeek’, ‘Vallei van de Poekebeek met domein van Poeke’ en ‘Hoogveld’ zijn aangeduid als ankerplaatsen. Als knelpunten voor deze ankerplaatsen wordt gesteld dat de toenemende bebouwing in het gebied een bedreiging vormt voor het landelijke karakter en het goed bewaarde landschap. De oprukkende lintbebouwing vanuit o.a. Kruiskerke en Doomkerke bedreigen het landelijk karakter van de ankerplaats en dreigen ze te versnijden. De niet-grondgebonden landbouwbedrijven en recente grote landbouwbedrijven zijn zeer storend door hun niet passend karakter binnen het landschap en de historisch lage bebouwingsdichtheid van het gebied. Het RUP doet echter geen uitspraken over landbouwbedrijven. Met uitzondering van 1 ankerplaats zijn alle ankerplaatsen geconcentreerd in het noorden van de gemeente en behoren ze allemaal tot de relictzone van de ‘Oude Veldgebieden: Bulskampveld, Blekkerbos, Hoogveld’. De beleidswenselijkheid van deze relictzone is het ‘behoud van het dambord-
Archeologisch erfgoed In de omgeving van de Klaphulle zijn een tweetal sites aangeduid als archeologisch erfgoed. Het gaat om een plaats met vondsten van bewoning uit de Late Middeleeuwen en ter hoogte van de KlaphullestraatMeulestraat om infrastructuur uit de Late Middeleeuwen.
Figuur 4: centraal archeologische inventaris
, Revisie 1 Pagina 35 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.6.4.2
Beoordeling
Gezien de aard van het plan, met name het bevestigen van bestaande zonevreemde woningen en de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden zal de impact van het plan op het landschap heel beperkt zijn. Toenemende bebouwing zal vanuit de zonevreemde woningen steeds beperkt zijn. Het uitbreiden van de tuin op aanpalende percelen is niet mogelijk. Bijkomende woningen zijn sowieso niet mogelijk. Een verdere verlinting vanuit Doomkerke of Kruiskerke is dus niet mogelijk. Aldus vormt het plan geen verdere aantasting van de bestaande landschapsstructuur. De impact van het RUP ligt vooral op de landschapsbeleving. Daarom verfijnt het RUP de algemene voorschriften die in het decreet werden opgenomen door gebiedsgericht verschillende ontwikkelingsperspectieven uit te werken. Het RUP wordt aangegrepen om de waarden van de relictzones en ankerplaatsen zoveel mogelijk te vrijwaren en de landschappelijke kwaliteit van de huiskavels te versterken. Gezien de talrijke landschappelijke waarden zich in het noorden van de gemeente concentreren, wordt een onderscheid gemaakt tussen de zonevreemde woningen in het noorden van de gemeente en de zonevreemde woningen in het zuiden van de gemeente. De woningen in de landschappelijk waardevolle gebieden kunnen wel uitbreiden tot maximaal 1000 m³ zoals nu ook voor de meeste gevallen mogelijk is volgens de Codex Ruimtelijke Ordening (behalve deze in kwetsbare gebieden). De woningen krijgen wel strengere randvoorwaarden opgelegd dan de woningen in het zuiden van de gemeente met de bedoeling de landschappelijke waarden van de omgeving te vrijwaren.
draad en moeten vergezeld zijn van streekeigen hoogstammig groen of een houtkant. De randvoorwaarden hebben de bedoeling de vertuining van de omgeving te beperken en aldus het landelijke karakter te vrijwaren, kleine landschapselementen te versterken en de visuele impact op de omgeving tot een minimum te beperken of met andere woorden de landschappelijke integratie van de huiskavel te optimaliseren. Betreffende het bouwkundig erfgoed is het de bedoeling van het RUP om de waardevolle gebouwen aan te duiden en specifieke stedenbouwkundige voorschriften op te stellen afgestemd op de geldende wettelijke bepalingen. Verbouwingen en uitbreidingen zullen steeds met respect voor de erfgoedwaarde moeten gebeuren en functiewijzigingen zullen vlotter mogelijk zijn. Gezien het belang om oog te hebben voor het archeologisch erfgoed, zal in het RUP aangegeven worden dat bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg is aangewezen met de bevoegde archeologische diensten zodat een archeologisch vooronderzoek kan voorzien worden. Bij waardevolle archeologische sporen biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader. 7.6.4.3
Conclusie
Op basis van voorgaande bespreking kan gesteld worden dat de impact van het plan heel beperkt zal zijn en dat bijkomend randvoorwaarden gesteld worden om de impact tot een minimum te beperken. Deze maatregelen worden geïntegreerd in de voorschriften van het RUP.
De randvoorwaarden die zijn ingeschreven in het RUP bewerkstelligen de integratie van de huiskavel in een waardevolle omgeving. De bijgebouwen moeten geconcentreerd worden binnen de 15 m rond het hoofdgebouw, tuinafsluitingen moeten bestaan uit streekeigen groen en de tuin wordt beperkt tot een zone van 50 m rond het woongebouw. De rest van het perceel dient ingericht te worden als boomgaard, weide, …. Afsluitingen in dit tweede gedeelte moeten grofmazig zijn of bestaan enkel uit palen met
, Revisie 1 Pagina 36 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.6.5
Discipline mens-socio-organisatorische aspecten
7.6.5.1
Beschrijving en analyse plangebied
Kaart 16: landbouwwaarderingskaart Kaart 17: herbevestigd agrarisch gebied Landbouwwaarderingskaart De landbouwgrond in Ruiselede heeft over het algemeen een hoge tot zeer hoge waardering. De zonevreemde woningen liggen bijgevolg binnen deze zones. Herbevestigd agrarisch gebied (HAG) In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos. Doelstelling is te komen tot een afbakening van de agrarische, natuurlijke en bosstructuur van het buitengebied. Dit planningsproces resulteerde in het verleden al in een gedeeltelijke afbakening van de VEN-gebieden. In de tweede fase wil de Vlaamse overheid duidelijkheid geven over de percelen die zeker opgenomen worden in de agrarische structuur en die nu ook reeds gelegen zijn in een ‘agrarische bestemming’, de zogenaamde ‘herbevestigde agrarische gebieden’.
De gemeente wordt bediend door één buslijn en de belbuszone Tielt Noord-Oost en Beernem-Wingene. De ruimtelijke bedieningsgraad beantwoord aan het decreet basismobiliteit. De gemeente ligt op korte afstand tot het hoofdwegenroutenet (E40) die te bereiken is via een primaire weg II (N37) op grondgebied van de gemeente. Binnen de gemeente gebeurde ook een selectie van lokale wegen I en II. 7.6.5.2
Beoordeling
In het structuurplan heeft de gemeente al duidelijk aangegeven dat ze de intentie had een RUP op te maken voor de zonevreemde woningen. Voor planopties die reeds waren voorzien in het structuurplan van de gemeente, bestaat de mogelijkheid om gemeentelijke RUP’s op te maken binnen de herbevestigde agrarische gebieden. De huiskavels van de zonevreemde woningen zijn al jaren in gebruik als woonkavel. Heel wat zonevreemde woningen zijn ook voormalige landbouwbedrijfszetels en maken dus intrinsiek deel uit van het landbouwgebied. Bij de bevestiging van de bestaande, (geacht) vergunde zonevreemde woningen wordt het landbouwgebied dus ruimtelijk niet verder aangetast.
Stiltegebieden Ruiselede maakt geen onderdeel uit van een stiltegebied. Er kan dus besloten worden dat het RUP geen invloed zal hebben op ongeschonden gebieden inzake geluid.
In het RUP worden geen herbestemmingen naar woongebied doorgevoerd. Voor alle woningen wordt gewerkt met ‘overdrukken’.Er gebeurt dus geen verdere aansnijding van het open agrarisch gebied. De woningen bestaan al. Het RUP is ook niet te beschouwen als een regularisatie, gezien in de decretale wetgeving al een ‘regularisatie’ werd doorgevoerd en bevestigd in de nieuwe Codex. Bijkomende zonevreemde woningen zijn niet mogelijk8. Er worden dus geen grote aaneengesloten landbouwgebieden aangesneden.
Mobiliteit In de gemeente zijn geen spoorwegen aanwezig.
8
Vooral het gebied ten zuiden van de Wantebeek is herbevestigd als agrarisch gebied. Er zijn dus heel wat zonevreemde woningen in deze herbevestigde agrarische gebieden gelegen.
Beperkt aantal uitzonderingen mogelijk via afwerkingsregel.
, Revisie 1 Pagina 37 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
De onderliggende bestemming blijft agrarisch gebied. Er kan steeds teruggekeerd worden naar de onderliggende landbouwbestemming van het gewestplan. Op die manier kunnen de zonevreemde woningen ook geen bijkomende beperkingen voor de landbouw betekenen inzake afstand- en wetgevingsregels. Nabestemmingen van zonevreemde woningen zullen bijgevolg steeds in overeenstemming moeten zijn met de onderliggende gewestplanbestemming. Gezien het plan voornamelijk een bevestiging inhoudt van wat er op vandaag is, zijn er geen bijkomende effecten te verwachten op de gezondheid en veiligheid van de mens. De toegelaten nevenfuncties/functiewijzigingen zijn niet van die aard dat er aanzienlijke effecten te verwachten zijn op de gezondheid en veiligheid van de mens. De mogelijkheden zijn trouwens weinig anders dan de huidige decretale mogelijkheden van het uitvoeringsbesluit rond functiewijzigingen en het beleidskader uit het PRS-WV. Aanzienlijke wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie zijn er dus niet te verwachten. Voor alle zonevreemde woningen wordt voldaan aan de basismobiliteit.
7.6.5.3
Conclusie
Gezien de doelstellingen van het RUP en de aard van de voorziene activiteiten zijn er geen aanzienlijke effecten te verwachten.
7.6.6
Conclusie scoping milieueffecten
Bodem en water Er komen quasi geen zonevreemde woningen voor op de meest gevoelige bodems, waardoor er geen aanzienlijke problemen verwacht worden door dit RUP. Voor alle zonevreemde woningen wordt via het zoneringsplan een oplossing voorgesteld naar lozing en zuivering van het afvalwater, waardoor de oppervlaktewaterkwaliteit en grondwaterkwaliteit op termijn enkel kan verbeteren. Gezien het RUP geen bijkomende woningen toelaat, zullen er geen nieuwe problemen ontstaan. Voor de meeste zonevreemde woningen zal het RUP weinig bijkomende bebouwing en verharding betekenen, waardoor het effect op de waterhuishouding minimaal zal zijn. Bijkomende verhardingen moeten maximaal beperkt worden en gebeuren in waterdoorlatende materialen. Woningen gelegen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied, dienen te voldoen aan de watertoets. Uitbreiding is enkel mogelijk als voldaan wordt aan de watertoets en de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Het kan aangewezen zijn advies van de waterbeheerder te vragen voor eventueel strengere lozingsnorm en buffercapaciteit. Fauna en Flora, Landschap Gezien de aard van het plan, met name het bevestigen van bestaande zonevreemde woningen en de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden zal de impact van het plan op natuur en landschap heel beperkt zijn. Toenemende bebouwing zal vanuit de zonevreemde woningen steeds beperkt zijn. Het uitbreiden van de tuin op aanpalende percelen is niet mogelijk. Bijkomende woningen zijn sowieso niet mogelijk. Een beperkt aantal woningen zijn in ecologische gebieden gelegen en worden in een aparte categorie ondergebracht. Deze categorie krijgt de meest beperkende ontwikkelingsperspectieven. De woningen kunnen er slechts uitbreiden tot maximaal 700 m³. Nevenfuncties zijn er niet mogelijk. De voorschriften voor de enkele woningen binnen de ecologisch waarde-
, Revisie 1 Pagina 38 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
volle gebieden bieden mogelijkheden die overeenkomen met wat nu ook decretaal mogelijk is. Gezien de talrijke natuurlijke en landschappelijke waarden zich in het noorden van de gemeente concentreren, wordt een onderscheid gemaakt tussen de zonevreemde woningen in het noorden van de gemeente en de zonevreemde woningen in het zuiden van de gemeente. De woningen krijgen strengere randvoorwaarden opgelegd dan de woningen in het zuiden van de gemeente met de bedoeling de waarden van de omgeving te vrijwaren.
Mens socio-organisatorische aspecten Bij de bevestiging van de bestaande, (geacht) vergunde zonevreemde woningen wordt het landbouwgebied ruimtelijk niet verder aangetast. Er worden geen nieuwe landbouwgebieden aangesneden. Gezien het plan voornamelijk een bevestiging inhoudt van wat er op vandaag is, zijn er geen bijkomende effecten te verwachten op de gezondheid en veiligheid van de mens. Aanzienlijke wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie zijn er dus niet te verwachten.
De randvoorwaarden hebben de bedoeling de vertuining van de omgeving te beperken en aldus het landelijke karakter te vrijwaren, kleine landschapselementen te versterken, de migratie van fauna en flora zoveel mogelijk te vrijwaren en de visuele impact op de omgeving tot een minimum te beperken of met andere woorden de landschappelijke integratie van de huiskavel te optimaliseren. Het RUP wordt dus aangegrepen om de natuurwaarden en de relictzones en ankerplaatsen zoveel mogelijk te vrijwaren en de landschappelijke kwaliteit van de huiskavels te versterken. Bouwkundig en archeologisch erfgoed Betreffende het bouwkundig erfgoed is het de bedoeling van het RUP om de waardevolle gebouwen aan te duiden en specifieke stedenbouwkundige voorschriften op te stellen afgestemd op de geldende wettelijke bepalingen. Verbouwingen en uitbreidingen zullen steeds met respect voor de erfgoedwaarde moeten gebeuren en functiewijzigingen zullen vlotter mogelijk zijn. Gezien het belang om oog te hebben voor het archeologisch erfgoed, zal in het RUP aangegeven worden dat bij geplande grondwerken in het plangebied voorafgaand overleg is aangewezen met de bevoegde archeologische diensten zodat een archeologisch vooronderzoek kan voorzien worden. Bij waardevolle archeologische sporen biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader.
, Revisie 1 Pagina 39 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.7
Externe mensveiligheid
In de gemeente (= plangebied) zijn geen Seveso-inrchtingen aanwezig. Zonevreemde woningen vormen op zich geen aandachtsgebieden die bijzondere aandacht genieten in het kader van de risico’s van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Woongebieden wel, maar hoewel ze in het plangebied gelegen zijn, vormen zij niet het onderwerp van dit plan. Er zijn daarenboven geen Seveso-inrichtingen binnen en straal van 2 km rond de gemeente gelegen zodat het risico bij zware ongevallen heel beperkt tot onbestaande is.
, Revisie 1 Pagina 40 van 45
ONDERZOEK TOT M.E.R.
7.8
Eindconclusie
De opmaak van een plan-MER wordt niet noodzakelijk geacht vanuit de project-m.e.r. plicht of de noodzaak tot passende beoordeling. Uit de scoping van de milieueffecten besluiten we dat er enkele woningen gelegen zijn binnen ecologisch waardevolle gebieden. Deze woningen worden in een aparte categorie ondergebracht en krijgen de strengste voorschriften. Uit de scoping blijkt verder dat de waardevolle gebieden zich vooral in het noorden van de gemeente concentreren. Deze woningen worden eveneens in een aparte categorie ondergebracht en krijgen strengere randvoorwaarden dan de woningen in het zuiden van de gemeente. Het RUP bevestigt bestaande, (geacht) vergunde zonevreemde woning en betekent aldus slechts kleine wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie. Er zijn dan ook geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten want: • De mogelijkheden die met dit planologisch kader worden gerealiseerd zijn van die aard en omvang dat het slechts een beperkte potentiële impact kan hebben op de milieudisciplines. • Binnen het plangebied zijn een aantal speciale beschermingszones aanwezig. Deze zullen echter geen verstorend of versnipperend effect van dit RUP ervaren, gezien de beperkte mogelijkheden die met dit RUP gecreëerd worden en gezien het gaat om bestaande woningen. De opmaak van het RUP laat toe om een differentiatie in de ontwikkelingsperspectieven van de zonevreemde woningen door te voeren, waardoor de mogelijkheden beter worden afgestemd op de directe omgeving. Op die manier kan beter ingespeeld worden op de waardevolle omgeving in het noorden van de gemeente en betekent het RUP aldus een meerwaarde ten opzichte van de huidige wetgeving. • Er zijn geen bijzonder kwetsbaarheden die de te verwachten milieuimpact zwaarder doen doorwegen mits rekening wordt gehouden met een aantal aandachtspunten bij de verdere uitwerking van het RUP.
° Beperken van verhardingen tot wat noodzakelijk is, alsook maximaal °
° ° ° ° °
werken met waterdoorlatende materialen; Woningen gelegen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied, dienen te voldoen aan de watertoets. Uitbreiding is enkel mogelijk als voldaan wordt aan de watertoets en de gewestelijke verordening inzake hemelwater. Gebruik van streekeigen en standplaatsgebonden groenelementen die bijdragen tot het versterken van de typische begroeiing in de omgeving. Verhardingen enkel toegelaten binnen de 50m rond het hoofdgebouw, tot max. 50 m vanaf de rooilijn. Extra aandacht voor een maximale integratie van de huiskavel in de waardevolle omgeving in het noorden van de gemeente. Bij geplande grondwerken in het plangebied is voorafgaand overleg aangewezen met de bevoegde archeologische diensten zodat een archeologisch vooronderzoek kan voorzien worden. Aandacht voor waardevolle gebouwen.
Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP zonevreemde woningen Ruiselede.
, Revisie 1 Pagina 41 van 45
8
BIJLAGE
8.1 Nr. 1
2 3
Bijlage 1: lijst van aangeschreven instanties
4 5
Bijlage 1: lijst van aangeschreven instanties Naam Provinciebestuur West-Vlaanderen Dienst Ruimtelijke Planning Agentschap Ruimte en Erfgoed Ruimtelijke Ordening West-Vlaanderen Agentschap Ruimte en Erfgoed Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen
Adres
Gemeente
Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold III-laan
8200 Sint-Andries
41 Werkhuisstraat 9
8000 Brugge
Werkhuisstraat 9
8000 Brugge
Agentschap Wonen-Vlaanderen
Koning Albert II-laan 20
Afdeling Wonen
bus 7
ANB - West-Vlaanderen
Zandstraat 255
1000 Brussel 8200 Brugge
Departement Landbouw en Visserij 6
Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Baron Ruzettelaan 1
8310 Brugge
West-Vlaanderen 7
VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer
Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20
1000 Brussel
bus 16
, Revisie 1 Pagina 42 van 45
Bijlage
8.2
Bijlage 2: lijst van aangeschreven instanties
binnen de screening aangehaald worden dienen op een degelijke
Nr.
Naam
Datum
Advies
en dwingende manier vertaald te
1
Provinciebestuur West-Vlaanderen
18 februari 2010
Volgende elementen komen on-
worden in de voorschriften van
Dienst Ruimtelijke Planning
- natuurverbindingsgebieden: Poekebeek, Klaphullebeek en de
2
het RUP.
voldoende aan bod: 7
VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer
5 maart 2010
Voorwaardelijk gunstig: - impact op het gewijzigde over-
Kapellebeek.
stromingsregime moet bekeken
- structurerende lineaire elemen-
worden;
ten: Poekebeek
- de woningen in effectief over-
- ankerplaatsen: Sint-Pietersveld,
stromingsgebied moeten in detail
Schoonbergbos-Vorte Bossen
bekeken worden.
De screening maakt een vol-
- er moeten bijkomende maatre-
Ruimtelijke Ordening West-
doende inschatting van de mili-
gelen opgenomen worden voor
Vlaanderen
eueffecten voor de ruimtelijke
deze woningen waarbij rekening
ordening. Volgende opmerkingen
gehouden wordt met het water-
worden meegegeven:
systeem.
- de impact ten opzichte van de
- de plannen voor de manege
erfgoedwaarden bijkomend on-
moeten verduidelijkt worden en
derzoeken;
de impact hiervan dient even-
- bijkomende argumentatie be-
eens bepaald te worden.
Agentschap Ruimte en Erfgoed
18 maart 2010
treffende de mogelijkheden aanvullend op de VCRO en het GRS. 3
Agentschap Ruimte en Erfgoed
12 februari 2010 Gunstig
Onroerend Erfgoed West-Vlaanderen 4
Agentschap Wonen-Vlaanderen
17 februari 2010 Gunstig
Afdeling Wonen 5
ANB - West-Vlaanderen
18 februari 2010 Gunstig
6
Departement Landbouw en Visserij
1 maart 2010
Gunstig.
Afdeling Duurzame Landbouwontwik-
Impact van het herbouwen of
keling West-Vlaanderen
uitbreiden van de woningen op de bodem- en grondwaterkwetsbaarheid. De maatregelen die
, Revisie 1 Pagina 43 van 45
Bijlage
8.3
Bijlage 3: aanvullingen op basis van de adviezen
Op basis van de adviezen worden volgende aanvullingen toegevoegd aan het document ten aanzien van de versie die doorgestuurd werd voor de adviesverlening:
• • •
Mogelijkheid voorzien voor groendaken; Zeer sterk vertragen van de waterafvoer door hergebruik, infiltratie en berging; Advies van de waterbeheerder voor eventueel strengere lozingsnormen en buffercapaciteit;
•
Verbod op reliëfophogingen in de tuinzone;
Woningen in effectief overstromingsgevoelig gebied: Aanvullingen in de nota
Volgende maatregelen kunnen aanvullend voorgesteld
Invoegen op p32 onder punt 7.6.2.2 Beoordeling
worden om vermindering van infiltratie en vermindering van ruimte voor het watersysteem te vermijden of te herstellen:
Maneges kunnen bij het aanleggen van paddocks een grotere invloed hebben op de (grond) waterhuishouding.
• •
Bij een paddock in open lucht is, door het intensief gebruik door de paarden, infiltratie niet langer mogelijk. Het water kan echter afstromen naar de omliggende niet-verharde delen
Maximaal 20% van de niet-bebouwde oppervlakte mag verhard worden, ongeacht de ligging van de woning.
•
waardoor de invloed op de (grond)-waterhuishouding beperkt zal zijn. Bij een binnenpiste dient de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-
Verbod op ondergrondse constructies;
Overwegen om het toegelaten bijkomend volume te beperken;
•
Aandacht voor het bouwen met een veilig vloerpeil.
voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afval- en hemelwater gerespecteerd worden. Bij een vergunningsaanvraag voor een manege moet de waterhuishouding meer in detail bekeken worden. In het RUP zal worden opgenomen dat maneges enkel zijn toegelaten op basis van een gunstig advies van de waterbeheerder. Op basis van het advies van de waterbeheerder kunnen dan extra maatregelen opgelegd worden. Momenteel zijn nog geen specifieke locaties of zoekzones voor manèges gekend. Manèges zijn als mogelijke nevenfunctie ingeschreven voor de woningen in het open agrarisch gebied en in het bosrijke landschap. Dit is het overgrote deel van de zonevreemde woningen. Indien
Invoegen op p38 onder punt 7.6.6 Conclusie scoping milieueffecten, na de tweede alinea en
deze nevenfunctie effectief zou gerealiseerd worden, dienen de mogelijke effecten onder-
op p 41 onder punt 7.8 Eindconclusie, na het tweede bolletje in de tweede kolom
vangen te worden met de gewestelijke stedenbouwkundige verordening om de impact tot een minimum te beperken.
Volgende maatregelen kunnen voorgesteld worden om vermindering van infiltratie en vermindering van ruimte voor het watersysteem te vermijden of te herstellen:
Invoegen op p33 onder punt 7.6.2.2 Beoordeling Woningen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied: Volgende maatregelen kunnen voorgesteld worden om vermindering van infiltratie en vermindering van ruimte voor het watersysteem te vermijden of te herstellen:
• • •
Mogelijkheid voorzien voor groendaken; Zeer sterk vertragen van de waterafvoer door hergebruik, infiltratie en berging; Advies van de waterbeheerder voor eventueel strengere lozingsnormen en buffercapaciteit;
•
Verbod op reliëfophogingen in de tuinzone;
, Revisie 1 Pagina 44 van 45
Bijlage
Voor woningen in effectief overstromingsgevoelig gebied kunnen volgende maatregelen aanvullend voorgesteld worden om vermindering van infiltratie en vermindering van ruimte voor het watersysteem te vermijden of te herstellen:
• •
Verbod op ondergrondse constructies; Maximaal 20% van de niet-bebouwde oppervlakte mag verhard worden, ongeacht de ligging van de woning.
• •
Overwegen om het toegelaten bijkomend volume te beperken; Aandacht voor het bouwen met een veilig vloerpeil.
Alle woningen gelegen in de ankerplaatsen zijn gelegen in het bosrijke landschap. Deze woningen krijgen strengere randvoowaarden opgelegd dan de woningen in het zuiden van de gemeente met de bedoeling de landschappelijke waarden van de omgeving te vrijwaren en te versterken. We verwijzen hier ook naar p 36. Gezien er nog geen precieze afbakening is gebeurd van de natuurverbindingsgebieden, is het niet evident om er mee rekening te houden. Woningen nabij de waterlopen zijn echter ook dikwijls in mogelijks en effectief overstromingsgevoelige gebieden gelegen. Op die manier worden al een aantal voorwaarden aan deze woningen gekoppeld. In de voorschriften wordt het gebruik van streekeigen en standplaatsgebonden groen sowieso opgenomen. Bijkomend kan voor deze woningen opgenomen worden dat het uitbreiden van de tuin buiten het bestaande perceel niet is toegelaten. We verwijzen naar p 34. Indien wenselijk kan de provincie bij de opmaak van provinciale uitvoeringsplannen voor de natuurverbindingsgebieden aanvullende voorwaarden koppelen aan de woningen die dan effectief binnen de natuurverbindingsgebieden vallen. Gezien Onroerend Erfgoed stelt dat de aspecten met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie in het dossier voldoende zijn opgenomen, lijkt een bijkomend onderzoek over de mogelijke impact ten opzichte van de erfgoedwaarden weinig meerwaarde te bieden in het kader van het onderzoek tot mer. Bij de opmaak van het RUP zal een coherente visie op het behouden en versterken van de erfgoedwaarden uitgewerkt worden. In het verder planproces zal de bijkomende argumentatie betreffende de mogelijkheden aanvullend op de VCRO en het GRS gegeven worden of zullen de nodige bijsturingen van de voorgestelde visie doorgevoerd worden.
, Revisie 1 Pagina 45 van 45