1
Ruimtelijke Onderbouwing “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” Uitgebreide omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 onder c juncto 2.12 lid 1, a onder 3 van de Wabo
Gemeente Rijswijk
oktober 2011 3
INHOUDSOPGAVE
1. 1.1.
INLEIDING .............................................................................................................................1 Aanleiding ...........................................................................................................................1
1.2.
Procedure ...........................................................................................................................1
1.3.
Voorgeschiedenis................................................................................................................1
1.4.
Leeswijzer...........................................................................................................................2
2.1
RELEVANT BELEID...............................................................................................................3 Rijksbeleid...........................................................................................................................3
2.2
Provinciaal beleid ................................................................................................................4
2.3.
Regionaal beleid .................................................................................................................5
2.4.
Gemeentelijk beleid.............................................................................................................7
3.1
PROJECTOMSCHRIJVING EN LIGGING ............................................................................11 Ligging projectgebied ........................................................................................................11
3.2
Projectomschrijving ...........................................................................................................12
3.2
Projectomschrijving ...........................................................................................................13
3.3
Ruimtelijke effecten ...........................................................................................................13
4.1
(MILIEU)PLANOLOGISCHE ASPECTEN .............................................................................15 Waterhuishouding .............................................................................................................15
4.2.
Geluidhinder......................................................................................................................20
4.3.
Bodemkwaliteit ..................................................................................................................20
4.4.
Luchtkwaliteit ....................................................................................................................20
4.5.
Archeologie en cultuurhistorie............................................................................................20
4.6.
Ecologie............................................................................................................................21
4.7.
Ontsluiting en parkeren .....................................................................................................24
4.8.
Milieuhinder bedrijven........................................................................................................25
4.9.
Externe veiligheid..............................................................................................................25
4.10.
Overzicht aanwezige leidingen ..........................................................................................26
4.11.
Duurzaamheid...................................................................................................................26
4.12.
Explosieven.......................................................................................................................27
2.
3.
4.
5.
6.
5.1.
UITVOERBAARHEID ...........................................................................................................29 Financiële uitvoerbaarheid.................................................................................................29
5.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid......................................................................................29 CONCLUSIE ........................................................................................................................35
BIJLAGEN Bijlage 1:
Movares Nederland B.V., Quickscan Flora en fauna Rijswijk, 2 november 2009
Bijlage 2:
Saricon
Safety
&
Risk
Consultancy,
Oriënterend
onderzoek
Conventionele
Explosieven Fietsbrug Rijswijk, 19 januari 2011 Bijlage 3:
Saricon Safety & Risk Consultancy, Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietsbrug Rijswijk, 18 mei 2011
Bijlage 4:
Wettelijk vooroverlegreacties
Bijlage 5:
Nota van Zienswijzen september 2011 (geanonimiseerd)
Afbeelding: globale ligging projectgebied in Rijswijk
1
1.
INLEIDING
1.1.
Aanleiding
De regionale en lokale fietsrelaties tussen de diverse woon-, recreatie- en werkgebieden om en nabij de A4 in Rijswijk en Den Haag worden onderbroken door de aanwezigheid van het Rijn-Schiekanaal (Delftse Vliet). Dit kanaal vormt een barrière voor fietsers. De huidige oeververbindingen zorgen voor aanzienlijke omrijroutes en/of zijn niet geschikt voor fietsers. Om dit knelpunt op te lossen wordt beoogd een fietsbrug te realiseren over het Rijn-Schiekanaal. Naast dat daarmee het hiervoor gesignaleerde knelpunt wordt opgelost, kan een goede fietsverbinding een stimulans betekenen voor het fietsgebruik doordat woon- en werkgebieden zoals Ypenburg, Plaspoelpolder en de Rijswijkse haven op goed fietsbare afstanden van elkaar komen te liggen. De nieuwe fietsbrug vormt een onderdeel van het regionale fietsroutenet van het Stadsgewest Haaglanden (HGL143). 1.2.
Procedure
Omdat de realisatie van een fietsbrug niet mogelijk is binnen de geldende bestemmingsplannen, wordt de realisatie van de fietsbrug mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c juncto artikel 2.12 lid 1 onder a sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Ten aanzien van de inhoud en ruimtelijke onderbouwing van deze omgevingsvergunning dient op grond van artikel 5.20 Besluit omgevingsrecht (Bor) te worden voldaan aan het bepaalde in de artikelen 3.1.2, 3.1.6 en 3.3.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In voorliggend stuk, de ruimtelijke onderbouwing bij de omgevingsvergunning, wordt aan deze eisen invulling gegeven. 1.3.
Voorgeschiedenis
Reeds in 2008 is een oeververbinding voor langzaam verkeer over het Rijn-Schiekanaal in het gemeentelijk investeringsprogramma opgenomen. In februari 2008 is het plan van aanpak voor de alternatievenstudie gepresenteerd. Uit deze alternatievenstudie waarin de verschillende locaties en mogelijke oeververbindingen zijn onderzocht, is in januari door het college van burgemeesters en wethouders gekozen voor een beweegbare brug ten noorden van de Rijswijkse haven die de Huis te Hoornkade en Delftweg verbindt. Op 12 mei 2009 is dit ontwerp gepresenteerd in het Forum van Rijswijk en op 25 mei 2009 is er voor omwonenden een informatieve inloopbijeenkomst geweest.
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
2
1.4.
Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het relevante beleid uiteengezet. In hoofdstuk 3 volgt een projectomschrijving en wordt de ligging nader aangeduid. In hoofdstuk 4 komt een aantal milieuplanologische aspecten aan bod. Hoofdstuk 5 behandelt de uitvoerbaarheid van het plan en in hoofdstuk 6 tenslotte worden conclusies getrokken en wordt een afweging gemaakt of het project doorgang kan vinden.
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
3
2.
RELEVANT BELEID
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan het voor het project relevante rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. 2.1
Rijksbeleid
2.1.1.
Nota Ruimte
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd. De nota bevat geen concrete beleidsbeslissingen maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het rijksbeleid zich op: a) versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied; b) krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid; c) borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische) waarden; d) borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten. Het nationaal ruimtelijk beleid voor steden en netwerken richt zich op voldoende ruimte voor wonen, werken en mobiliteit en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie, sport en water. De gemeente Rijswijk ligt binnen de grenzen van het stedelijk netwerk Randstad Holland.
Bij de realisatie van de fietsbrug is met name sprake van regionale belangen en de ontwikkeling is van een dusdanig beperkte omvang dat geen specifieke voorwaarden zijn genoemd in het rijksbeleid. Het project wordt gerealiseerd nabij bestaande infrastructurele voorzieningen, waardoor er geen belangrijke landschappelijke waarden verloren gaan. Vanuit het rijksbeleid zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van onderhavig initiatief. 2.1.2.
(ontwerp) AMvB Ruimte
Nieuwe structuurvisies, zo ook de Nota Ruimte, moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB’s en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (integratie van Realisatieparagraaf Nota Ruimte en de realisatieparagrafen voor de Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
4 andere PKB’s). Deze zogenoemde AMvB Ruimte zal de ruimtelijke kaders uit de vigerende PKB’s bevatten, die daadwerkelijk borging in regelgeving behoeven. De ontwerp AMvB Ruimte (d.d. 29 mei 2009) heeft ter inzage gelegen. Het is nog onbekend wanneer de AMvB in werking zal treden.
In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet 34 nationale ruimtelijke belangen. Deze omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking en versterking van de kwaliteiten van het landschap, de ontwikkeling van de Randstad, de mainports en een aantal grote bouwlocaties, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties voor de nationale grondstoffen- en energieproductie. Het rijk zet hierbij met name in op een zuinig ruimtegebruik, de bescherming van kwetsbare gebieden (de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur) en de bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.
Voor het onderhavige project worden geen concrete uitgangspunten genoemd in de AMvB Ruimte. 2.2
Provinciaal beleid
2.2.1.
Provinciale Structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte
Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. Provinciale Staten stelden op vrijdag 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte (de realisatie van de structuurvisie) en de Uitvoeringsagenda definitief vast. Vanaf dat moment gelden de Streekplannen, inclusief eventuele partiële herzieningen, en de Nota Regels voor Ruimte niet langer als vigerend beleids- en toetsingskader. Inmiddels is ook een eerste herziening van de provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. De Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda hebben geen directe relevantie voor onderhavig projectbesluit en komen dan ook niet afzonderlijk aan de orde.
De provinciale Structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Aanduidingen op functie- en kwaliteitskaart Op de functiekaart van de provinciale Structuurvisie is het Rijn-Schiekanaal aangeduid als ‘water’ met de aanduiding ‘provinciale vaarweg’. Ter plaatse van de nieuwe brug hebben de gronden aan de Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
5 oostzijde van het water de aanduiding ‘bedrijventerrein’ en aan de westzijde ‘stads- en dorpsgebied’. Op de kwaliteitskaart hebben de gronden aan beide zijden de aanduiding ‘stedelijk netwerk’. De aanleg van de fietsbrug past binnen deze aanduidingen. Concreet beleid met betrekking tot het project Eén van de hoofddoelen uit het provinciale beleid is het verbeteren van de interne en externe bereikbaarheid van de provincie. Het is noodzakelijk verschillende netwerken (auto, openbaar vervoer, waterwegen en fiets) te verknopen om vervoer van deur tot deur te verbeteren. Het verkeers- en transportsysteem moet duurzaam zijn; het moet een goed woon-, werk- en leefklimaat ondersteunen. Ook is het een doel om de recreatieve functie van de provincie te versterken. Het ontwikkelen en compleet maken van een aantrekkelijk en veilig recreatief netwerk in onder meer fiets- en wandelpaden draagt daaraan bij. Conclusie De realisatie van de fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal past binnen de provinciale Structuurvisie (inclusief eerste herziening) en Verordening Ruimte (inclusief eerste herziening). 2.2.2.
Beleidsnota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart
In de beleidsnota Provinciale vaarwegen en scheepvaart 2006 - Provincie Zuid-Holland staan verschillende punten vermeld waaraan het ontwerp dient te voldoen. Deze eisen zijn verwerkt in het ontwerp van de brug Rijn-Schiekanaal te Rijswijk. Voor een beweegbare brug geldt een minimale doorvaarteis van 11 breed bij 3 meter hoog. Door voor een draaibrug principe te kiezen is het mogelijk een doorvaartbreedte van 21 breedte bij 3 meter hoog te realiseren dat ruim voldoet aan de gestelde eis. Het ontwerp van de brug en geleidewerken zijn geschikt voor Vaarwegklasse (CEMT/AVV) klasse III/M3. Naast geleidewerken ter hoogte van de doorvaartopening zijn aan stuurboordzijde wachtplaatsen voor zowel plezier- als beroepsvaart gerealiseerd. Dit alles met een minimale hinder van het doorstroomprofiel en scheepvaart. De brug is geschikt voor bediening op afstand door de provincie Zuid-Holland, waarbij rekening is gehouden met de hieraan door de provincie gestelde eisen. De brug wordt elektromechanische aangedreven en is te allen tijde en in iedere positie toegankelijk voor onderhoud en bereikbaar in geval van storing. De brug voldoet aan de door de provincie gestelde technische onderhouds- en beheereisen. 2.3.
Regionaal beleid
2.3.1.
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
In april 2008 is het Regionaal Structuurplan (RSP) Haaglanden 2020 vastgesteld, waarmee de lijnen Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
6 zijn uitgezet voor de ontwikkeling van de negen Haaglanden-gemeenten tot 2020. Het karakter van de regio is veelzijdig, waarin ook de kracht van de regio schuilt. Een manier om te bereiken dat mensen, goederen, dieren en water op een efficiënte en veilige manier door de regio heen bewegen, is door duinen, weiden, landgoederen, parken en recreatiegebieden onderling te verbinden en de landschappen verder te ontwikkelen.
In het RSP wordt ingezet op goede verbindingen binnen én buiten de regio Haaglanden. Regionaal moet onder meer de betrouwbaarheid en de snelheid van fietsverkeer beter. Snellere en comfortabele fietsverbindingen zijn noodzakelijk. Met de realisatie van een fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal wordt hieraan tegemoet gekomen. 2.3.2.
Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden
Het stadsgewest Haaglanden geeft in de Regionale Nota Mobiliteit (RNM) aan met welk samenhangend pakket aan beleid en projecten het de regio voor de periode tot 2020 beter bereikbaar, verkeersveiliger en leefbaarder wil maken. Bovendien werkt de RNM de belangrijke onderdelen van het rijksbeleid uit de Nota Mobiliteit van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat uit in regionaal beleid.
Het stadsgewest streeft naar:
40% meer instappers in het openbaar vervoer in 2020;
kortere en beter voorspelde reistijd met de auto in de spits;
meer verplaatsingen op de fiets;
minder verkeersslachtoffers;
verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.
Ten aanzien van het fietsverkeer moeten alle knelpunten in het regionale fietsroutenet in 2015 zijn opgelost. Betere overstappunten, betere reis- en route-informatie voor alle vervoerwijzen en meer maatwerk in parkeren zorgen ervoor dat mensen bewuster kiezen hoe en wanneer ze reizen. Belangrijk is dat in het woon-werkverkeer meer mensen met de fiets of het openbaar vervoer reizen. Dit schept ruimte op de weg voor verkeer dat de auto echt nodig heeft, zoals het zakelijk verkeer en het goederenvervoer.
De fiets is de basis voor een goed bereikbare, veilige en leefbare regio. Het stadsgewest Haaglanden stimuleert daarom dat zoveel mogelijk verplaatsingen op de fiets gebeuren. Doelstelling is om meer verplaatsingen op te fiets te krijgen. Om dit te kunnen realiseren dient de kwaliteit van de fietsroutes en fietsvoorzieningen verbeterd te worden. Ook dienen de knelpunten in het regionale fietsroutenet opgelost te worden. Het stadsgewest stelt extra subsidie beschikbaar voor zeven grote knelpunten in het regionaal fietsroutenet. Het gaat om relatief dure verbindingen over en onder hoofdverkeersaders, water en Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
7 spoorlijnen. Deze projecten zijn van essentieel regionaal belang voor het verbeteren van de directheid van de routes. Eén van deze zeven projecten is een fietsverbinding “Brug Fortuyn De Vliet”; een nieuwe fietsbrug over het Rijn- Schiekanaal (De Vliet). Op deze fietsbrug heeft het onderhavige stuk betrekking. 2.4.
Gemeentelijk beleid
2.4.1.
Vigerende bestemmingsplannen
De gronden waarop de nieuwe fietsbrug wordt gerealiseerd, maken deel uit van de volgende vigerende bestemmingsplannen: -
“Plaspoelpolder II” (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 21-06-1979 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland d.d. 27-05-1980)
-
“Broekpolder” (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 24-06-1987 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland d.d. 22-12-1987)
-
“Bebouwde Kom” (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 10-09-1948).
Op grond van de voorschriften van deze geldende bestemmingsplannen is de realisatie van de fietsbrug niet mogelijk. De strijdigheid met de bestemmingsplanvoorschriften ziet met name op de hoogte van de nieuwe fietsbrug.
Om het project doorgang te laten vinden, dient een nieuw en toereikend juridisch-planologisch kader op te worden gesteld. Dat gebeurt middels een uitgebreide omgevingsvergunning waarbij dit document de ruimtelijke onderbouwing vormt. 2.4.2.
Verkeers- en Vervoersplan Rijswijk 2000-2010
In het gemeentelijke “Verkeers- en Vervoersplan Rijswijk 2000-2010” wordt gelet op de bereikbaarheid en leefbaarheid voor respectievelijk wonen, werken, winkelen, recreëren en groenvoorzieningen in Rijswijk. Bij de uitgangspunten is onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van mobiliteit, oftewel: de auto, fiets, het openbaar vervoer en te voet. Er zijn locaties aangegeven waar zich barrières voordoen en per locatie wordt de reden aangegeven waarom juist op deze plaats een aanpassing van de situatie gewenst is.
Aangegeven wordt dat de Rijswijkse Vliet (Rijn - Schiekanaal) een fysieke barrière vormt voor het woon-werkverkeer en het recreatieve verkeer. De Vliet vormt een obstakel tussen het centrale deel van Rijswijk en de zuidelijke delen. Er is weliswaar een aantal mogelijkheden om de Vliet over te steken, maar die mogelijkheden kennen hun beperkingen. Zo is het pontveer niet altijd beschikbaar en is het tijdrovend. Het viaduct Het Fortuin heeft steile trappen van 6 meter hoog die glad kunnen zijn en er is geen voorziening voor fietsers. Een (lage) brug voor langzaam verkeer over de Vliet zou een Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
8 goede oplossing zijn om de barrière te doorbreken. Daaraan wordt met dit project tegemoet gekomen. 2.4.2.
Fietsbeleid Gemeente Rijswijk 2008-2015
In het “Fietsbeleid Gemeente Rijswijk 2008-2015” wordt met name ingestoken op het verbeteren van het fietsnetwerk, het aanbieden van meer en betere fietsparkeervoorzieningen maar ook op communicatie, voorlichting en educatie. In het regionaal fietsroutenet is een verbinding tussen bedrijventerrein Plaspoelpolder en Den HaagYpenburg aangeduid. Voornaamste knelpunt in deze route is het ontbreken van een rechtstreekse verbinding over de Vliet (Rijn-Schiekanaal). Het huidige pad langs de A4 voldoet vanwege de steile hellingen niet. Bij het opstellen van deze nota is een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd waarbij verschillende varianten zijn onderzocht. Varianten in locatie, soort brug en aansluitingen op het huidige en een eventuele toekomstige wegennet zijn daarin meegenomen. In opdracht van de gemeente Rijswijk heeft Ingenieursbureau voor Productvormgeving IPV Delft een alternatievenstudie uitgevoerd voor een fietsverbinding over het Rijn-Schiekanaal. Aan de hand van deze alternatievenstudie is er gekozen voor een fietsbrug nabij de Steenplaetsbrug. 2.4.3.
Groenbeleidsplan BomeNatuuRecreatie
In februari 2010 is het gemeentelijke groenbeleidsplan, getiteld BomeNatuuRecreatie, vastgesteld. Afbeelding: deelgebied Broekpolder/Hoornwijck uit groenbeleidsplan
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
9 Het projectgebied voor de fietsbrug ligt binnen de deelgebieden ‘Broekpolder/Hoornwijck’ en ‘Plaspoelpolder’. Binnen deelgebied ‘Plaspoelpolder’ zijn voor het project geen relevante uitgangspunten verwoord in het groenbeleidsplan. Binnen het deelgebied ‘Broekpolder/Hoornwijck’ is dat wel het geval. Zoals op de afbeelding ‘deelgebied Broekpolder/Hoornwijk uit groenbeleidsplan’ is te zien, is langs het Rijn-Schiekanaal een belangrijke bomenstructuur aanwezig. Gestreefd wordt naar een sterke ruimtelijke relatie met onder meer de Vliet. De doorlopende bomenrij langs dit water is erg belangrijk en derhalve behoudenswaardig. De bomenrij langs het water is monumentaal en daarom wordt gestreefd deze zoveel mogelijk te handhaven. Hierdoor past het project binnen het beleid uit het groenbeleidsplan.
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
10
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
11
3.
PROJECTOMSCHRIJVING EN LIGGING
3.1
Ligging projectgebied
De nieuwe fiets- c.q. langzaamverkeersbrug over het Rijn-Schiekanaal is voorzien in het verlengde van de Steenplaetsbrug en de Populierlaan. Er kan dan een oeververbinding gevormd worden via de Limpergstraat en het Jaagpad naar de Delftweg en vervolgens via de Madame Curielaan richting de Laan van Hoornwijck. De fietsbrug zal een verbinding vormen tussen de Plaspoelpolder en Ypenburg. Het projectgebied ligt in de nabijheid van Rijksweg A4. De gemeente Rijswijk is voornemens om deze fietsbrug te plaatsen om daarmee het bestaande fietsroutenetwerk (zie afbeelding ‘bestaande fietsroutes’) te completeren en de fietsvoorzieningen te verbeteren.
Afbeelding: bestaande fietsroutes inclusief globale ligging projectgebied
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
12 Afbeelding: artist impression fietsbrug vanaf de Delftweg (gezien in noordelijke richting)
Afbeelding: artist impression vogelvluchtbeeld vanuit het zuidoosten
Afbeelding: artist impression vanaf de Vliet (gezien in noordelijke richting)
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
13 3.2
Projectomschrijving
Het project behelst het realiseren van het kunstwerk inclusief de aanbruggen, de herinrichting van de Delftweg ter hoogte van de aanlanding van de brug en de herinrichting van de kruising PopulierlaanHuis te Hoornkade. De aanpassing/verbetering van de toeleidende fietsroutes via de Fleminglaan richting Ypenburg en Plaspoelpolder maakt ook onderdeel uit van het project.
De brug zelf is draaibaar en bestaat uit één hoge pilaar, waaraan diverse kabels worden gespannen. De brug hangt dus als het ware aan de pilaar. Het bijzondere architectonische ontwerp komt tot uiting in de ranke verschijningsvorm van de pilaar alsook in de asymmetrische plaatsing hiervan. De bouw- en constructietekeningen die horen bij de uitgebreide omgevingsvergunning geven de detailgegevens van het project exact weer. 3.3
Ruimtelijke effecten
Met de plaatsing van een fietsbrug over het Rijn- Schiekanaal in Rijswijk verandert het aangezicht van het projectgebied enigszins. Door het bijzondere architectonische ontwerp zal de brug een waardevolle aanwinst zijn in het gebied.
Er kan worden geconcludeerd dat de gewenste ontwikkeling, zowel in functioneel als ruimtelijk en stedenbouwkundig opzicht, aansluit bij bestaande waarden in de omgeving. De brug zal een meerwaarde betekenen voor het gebied. Er zullen geen zwaarwegende negatieve effecten voor de omgeving optreden.
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
14
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
15
4.
(MILIEU)PLANOLOGISCHE ASPECTEN
4.1
Waterhuishouding
4.1.1.
Kader
Rijksbeleid Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan is in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het Rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.
In de Waterwet (2009) zijn acht oude waterwetten samengebracht. De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude- en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.
De hoofddoelstellingen van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
16 doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985), is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, vooral op het gebied van wateroverlast en watertekort.
In 2000 is de Europese KRW van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. In 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatshebben; berging moet binnen het stroomgebied plaatshebben. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd. Provinciaal beleid De Provincie Zuid-Holland heeft haar waterbeleid onder meer geformuleerd in de nota Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010 (2006). De nadruk ligt hierin op duurzaam stedelijk waterbeheer en het voorkomen van wateroverlast. Wateraspecten zoals waterkwaliteit, riolering/afkoppeling, waterberging, veiligheid, (grond)wateroverlast en ecologische oeverinrichting dienen bij ruimtelijke inrichting en beheer van de openbare ruimte integraal aangepakt te worden.
Het grondwaterbeleid van de Provincie voor de komende jaren staat in het Grondwaterplan ZuidHolland 2007 - 2013. Hierin zijn ook de kaders beschreven die de Provincie gebruikt bij het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen. In de Verordening Waterbeheer zijn aanvullende regels opgenomen waar de Provincie rekening mee houdt bij het verlenen, wijzigen of intrekken van een onttrekkingsvergunning. Het Grondwaterplan geeft een uitwerking van de hoofdlijnen van het grondwaterbeleid die zijn beschreven in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. In het Grondwaterplan heeft de Provincie zes speerpunten geformuleerd voor het grondwaterbeleid in de komende periode. Deze speerpunten komen voort uit de eerder genoemde actuele ontwikkelingen en veranderingen in wet- en regelgeving. De speerpunten zijn: a.
verzilting en grondwaterkwantiteit;
b.
grondwaterkwaliteit;
c.
bodemdaling;
d.
concurrentie om de schaarse ruimte;
e.
verandering van positie en taken van de Provincie;
f.
specifieke gebieden. Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
17 Op 1 januari 2010 is het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 in werking getreden. Dit plan vervangt het provinciale Waterhuishoudingplan, dat was opgenomen in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010 en in het Grondwaterplan 2007 - 2013 (zie boven). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de KRW, het NBW en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de Provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: a.
waarborgen van waterveiligheid;
b.
zorgen voor mooi en schoon water;
c.
ontwikkelen van een duurzame zoetwatervoorziening;
d.
realiseren van een robuust en veerkrachtig watersysteem.
In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema’s én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. Beleid Hoogheemraadschap van Delfland Op 20 november 2009 is het Waterbeheerplan 2010 - 2015 vastgesteld. Het plan beschrijft de strategische keuzes van het Hoogheemraadschap van Delfland, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap spreidt de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied. Beleid Gemeente Rijswijk In het Waterplan Rijswijk 2008-2015 staat een overzicht van de toestand en de werking van het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterbodem en oevers) in de gemeente. Ook is aangegeven waar problemen zijn of kunnen ontstaan. Samen met het Hoogheemraadschap en andere belangenorganisaties heeft de Gemeente een visie en maatregelen opgenomen in het Waterplan die ervoor moeten zorgen dat in 2015 de waterkwaliteit in Rijswijk is verbeterd en de kans op wateroverlast is verkleind. Hierbij is ook aandacht voor natuurontwikkeling, ecologie en recreatie. Daarmee draagt het Waterplan bij aan veilig leven en comfortabel wonen in Rijswijk. Het Waterplan Rijswijk is richtinggevend voor andere plannen, zoals het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), het waterbeheerplan, het milieuprogramma, de waterhuishoudingsplannen van nieuwe woonwijken en de bestemmingsplannen. 4.1.2.
Huidige situatie
Algemeen Voor het plangebied is het Waterplan Rijswijk opgesteld. Het Waterplan Rijswijk is een gezamenlijk plan van de gemeente Rijswijk en het Hoogheemraadschap van Delfland. Het Waterplan is in Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
18 september 2008 vastgesteld door de Verenigde vergadering van Delfland en de gemeenteraad van Rijswijk. Er is invulling gegeven aan de watertoets door in een vroeg stadium in overleg te treden met Delfland. Veiligheid en waterkeringen Het plangebied bevindt zich niet binnen de kernzone en/of beschermingszone van een waterkering. In het plangebied ligt één kade; namelijk de boezemkade van de Hoge Broekpolder gelegen aan de zijde van de Delftweg. Waterkwantiteit Het Rijn-Schiekanaal (Delftse Vliet of Haagsche Vaart) is een boezemwater; de zogenaamde Oostboezem (KWR oppervlaktewaterlichaam). Het boezempeil is N.A.P. -0,43. Watersysteemkwaliteit en ecologie Binnen het plangebied liggen geen ecologische verbindingszones of een opgave voor het realiseren van natuurvriendelijke of ecologische oevers. Onderhoud en bagger Voor het Rijn-Schiekanaal ter hoogte van het plangebied is de provincie Zuid-Holland onderhoudsplichtig. 4.1.3.
Toekomstige situatie
Algemeen De bouwactiviteiten die gemoeid gaan met het onderhavige project, omvatten de aanleg van de fietsbrug inclusief aanbruggen over het Rijn-Schiekanaal in Rijswijk (zie de situatietekeningen bij de bouwtekeningen). De brugconstructie wordt gebouwd boven en in het Rijn-Schiekanaal. De aanbruggen worden gebouwd op de beide oevers. Binnen het ontwerp is getracht om de gebouwde constructie zo min mogelijk in het water te situeren. De bouwactiviteiten vallen binnen het gebied van het waterplan, maar vanuit het waterplan geldt hier geen wateropgave. Veiligheid en waterkeringen De huidige ligging van de waterkering(-en) blijft gehandhaafd. De waterkering is geen zogenaamde veendijk. Er ligt binnen het plangebied geen opgave voor ecologische oevers. Er wordt nog een stabiliteitsonderzoek gedaan naar het draagvlak van de bodem en de opbouw van de kering. Er worden geen problemen verwacht. Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden bepaald of er licht ophoogmateriaal toegepast moet worden voor de kruising met een Stedin-kabel aan de westzijde. Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
19 Voor de draagkracht van de bodem zijn al sonderingen gedaan. Op basis van deze onderzoeksresultaten zijn de fundering van de brug en de aanbruggen ontworpen. Waterkwantiteit In het ontwerp voor de fietsbrug is beoogd het bestaande doorstroomprofiel zo min mogelijk aan te tasten. De constructie van het draaipunt van de brug ligt buiten het stroomprofiel van de watergang. Verder is er sprake van een steunpunt in het water aan de zijde van de Delftweg, dat circa 8 meter uit de kade is gesitueerd. Daarnaast worden er verschillende meerpalen voor wachtwerken aangebracht. De palen worden rond uitgevoerd om de doorstroming zo min mogelijk te hinderen.
De totale gebouwde constructie in het water wordt gecompenseerd door de kade aan de kant van de Huis te Hoornkade gedeeltelijk uit te graven. Hierdoor is het mogelijk het brugdek in geopende stand buiten de vaarweg te houden. Door de kade hier op te schuiven ontstaat een situatie waarbij de brug niet boven de kade hangt maar boven water. Dit vanuit veiligheidsoverwegingen. Hierdoor ontstaat 278 m2 aan extra wateroppervlak, dat de vermindering van het wateroppervlak door de gebouwde constructie ruimschoots compenseert. De kade wordt met een gelijksoortige constructie als de bestaande hersteld. Mogelijk maken van ABC-Polders maatregelen In het plangebied zijn geen ABC-maatregelen van toepassing. Waterkwaliteit en ecologie Het bouwplan heeft geen negatieve invloed op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater. Er is geen natte ecologische verbindingszone. Onderhoud en bagger Het bouwplan heeft enige invloed op het onderhoud van de watergangen. Door de aanleg van de brug wordt het onderhoud wat bemoeilijkt, doordat er zich rondom de wachtplaatsen en de steunpunten en remmingwerken van de brug extra bagger kan verzamelen. Het onderhoud is vergelijkbaar met onderhoud nabij andere bruggen in het Rijn-Schiekanaal. Het is daarom niet noodzakelijk, dat hiervoor bijzondere afspraken moeten worden gemaakt. Afvalwater en riolering Het bouwplan leidt niet tot overschrijding van de capaciteit van de riolering. In de rijdekken wordt geen gesloten rioleringssysteem aangebracht. Het hemelwater wordt via de taluds direct op het RijnSchiekanaal geloosd. 4.1.3.
Overleg waterbeheerder
De voorgaande waterparagraaf is in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan de Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
20 waterbeheerder, het Hoogheemraadschap van Delfland. Het Hoogheemraadschap heeft aangegeven dat voor werkzaamheden in of nabij een watergang en binnen de keurzone, een vergunning vereist is. Ten behoeve van de voorwaarden, die in het kader van de vergunning kunnen worden gesteld, adviseert Delfland de gemeente om met hen in overleg te treden. Dit wordt door de gemeente in de verdere planuitwerking c.q. –realisatie bewerkstelligd. 4.2.
Geluidhinder
De fietsbrug is geen geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Ook is geen sprake van een spoor- of wegverbinding met een wettelijk invloedsgebied. De aanleg van de fietsbrug resulteert evenmin in een verkeersaantrekkende werking, zodat geen extra geluidhinder zal worden gegenereerd. Akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. 4.3.
Bodemkwaliteit
4.3.1.
Kader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat de bodem geschikt is (of wordt gemaakt) voor de voorgenomen ontwikkelingen. 4.3.2.
Onderzoek en conclusie
Er is geen sprake van een bouwwerk waarin personen zullen verblijven. Derhalve is voor het verlenen van een bouwvergunning geen bodemonderzoek nodig. Wel is aan te raden om, als grondroering plaatsvindt, vooraf na te gaan of er gegevens over de kwaliteit van de bodem aanwezig zijn. 4.4.
Luchtkwaliteit
Van de realisatie van de fietsbrug gaat geen verkeersaantrekkende werking uit, zodat geen negatieve invloed op de luchtkwaliteit zal bestaan. Het uitvoeren van een luchtkwaliteitsonderzoek is dan ook niet aan de orde. 4.5.
Archeologie en cultuurhistorie
4.5.1.
Kader
In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het plan van aanpak uit het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
21 verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. 4.5.2.
Onderzoek en conclusie
Archeologie De nieuwe fietsbrug over de Vliet (Rijn- Schiekanaal) is niet de eerste brug op deze locatie. Op vrijwel dezelfde plek lag van 1924 tot in 1949 een trambrug, in de volksmond “schutbrug” geheten. In de oever langs de Delftweg is de betonnen constructie waarop de brug rustte nog zichtbaar.
Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland (CHS) ligt de brug in een zone met ‘redelijke tot grote kans op archeologische sporen’. In de gemeentelijke nota “Monumentenen Archeologiebeleid Gemeente Rijswijk 2005-2009” is het gebied aangegeven als ‘terrein van hoge archeologische waarde’. De bouw van de nieuwe fietsbrug brengt een zeer beperkte ingreep in de bodem met zich mee. De bouw en sloop van de schutbrug heeft bovendien van die bodem een groot deel al geroerd. De archeologische verwachting bij dit project is dan ook erg laag. Archeologen van de gemeente Rijswijk zullen tijdens het ontgraven van een (de) bouwput(ten) letten op eventuele zaken van archeologisch belang. Cultuurhistorie De Vliet is op de CHS aangegeven als ‘lijnelement, categorie 3’. De fietsbrug komt tussen twee bestaande bruggen; de Hoornbrug en de brug van de A4. Het begin van de oprit van de brug aan de zijde van de Populierlaan/Huis te Hoornkade ligt vlakbij de Steenplaetsbrug, een gemeentelijk monument. 4.6.
Ecologie
4.6.1.
Kader
Soortenbescherming De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd. De Ffw gaat uit van het ‘nee, tenzij’-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving. Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
22 Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en / of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een ruimtelijk plan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen. De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën. •
Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
•
Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
•
Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State in augustus 2009.
•
Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn volgens rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.
Indien soorten van tabellen 2 en/of 3 en/of vogels voorkomen, geldt dat een ontheffingsaanvraag niet aan de orde is indien mitigerende maatregelen (voorafgaand aan de ruimtelijke ontwikkeling) getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings-, en/of vaste rust- en verblijfplaats van de soort te garanderen. Er kan volstaan worden met het werken volgens een ecologisch werkprotocol, dat moet worden opgesteld door een deskundige; ook bij het overzetten van dieren moet een deskundige worden betrokken. Eventueel kan overigens wel ontheffing worden aangevraagd (die dan wordt afgewezen) om de mitigerende maatregelen te laten goedkeuren. Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Dit Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
23 houdt in dat ‘voldoende zorg’ in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Gebiedsbescherming Het ministerie van LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.
Bescherming van (natuur)gebieden heeft daarnaast ook plaats middels de Natuurbeschermingswet. Daaronder vallen de volgende typen gebieden: •
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
•
Beschermde Natuurmonumenten;
•
Wetlands.
Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. 4.6.2.
Onderzoek
Ten behoeve van de aanleg van de fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal is een quickscan flora en fauna1 uitgevoerd, welke is opgenomen als bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing. In deze natuurtoets worden alle soortgroepen behandeld en wordt tevens ingegaan op gebiedsbescherming. De toets is gericht op de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden.
Binnen het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde soorten waargenomen. Op basis van bestaande gegevens en biotoopkenmerken worden wel de volgende beschermde soorten in het plangebied verwacht:
1
Movares Nederland B.V., Quickscan Flora en fauna Rijswijk, 2 november 2009 Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
24
Tabel 1
Tabel 2
Algemene soorten
Licht
Tabel 3 beschermde
soorten
Streng beschermde soorten
diverse broedvogels diverse
X
algemene
X
kleine zoogdieren vleermuizen, mogelijke vliegroute
X
en/of
foerageergebied amfibieën,
enkele
X
algemene soorten Kleine
modderkruiper
(mogelijk
een
X
enkel
zwervend exemplaar)
Uit de soortgroepen ‘planten, vogels die jaarrond zijn beschermd, reptielen en insecten’ zijn geen beschermde soorten aangetroffen of te verwachten. Verder worden er geen negatieve effecten op beschermde gebieden verwacht. Er is ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd indien het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen. Dit geldt alleen voor licht en streng beschermde soorten (zie tabel hiervoor); voor algemene soorten geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Geconcludeerd kan worden dat het project niet resulteert in handelingen die strijdig zijn de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet, mits er voldaan aan de gestelde voorwaarden en aanbevelingen in de quickscan. Zo mogen er geen broedende vogels verstoord worden, het verwijderen van vegetatie dient buiten het broedseizoen plaats te vinden, het bouwrijp maken dient vanaf één zijde te gebeuren zodat dieren kans hebben om te vluchten. Tijdens nachtelijke werkzaamheden dient zo min mogelijk gebruik gemaakt te worden van verlichting en uitstraling naar de omgeving dient vermeden te worden. Bij de uiteindelijke verlichting dient de uitstraling naar de omgeving zoveel mogelijk beperkt te worden. 4.6.3.
Conclusie
Vanuit het aspect ‘flora en fauna’ bestaan er geen belemmeringen voor de realisatie van het project. 4.7.
Ontsluiting en parkeren
Deze ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een uitgebreide omgevingsvergunning voor een nieuwe fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal maakt het mogelijk om uitvoering te geven aan de in hoofdstuk 3 bovengenoemde beleidsnota’s en -thema’s. Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
25 Met de realisatie van de nieuwe fietsbrug gaan geen extra verkeersbewegingen van gemotoriseerd verkeer gepaard, waardoor een mobiliteitstoets niet aan de orde is. Evenmin dient in relatie tot de aanleg van de brug een parkeerbalansberekening te worden gemaakt. Ten tijde van de aanlegwerkzaamheden zal het bouwverkeer gebruik maken van de aanwezige infrastructuur. Vanwege de werkzaamheden zijn tijdelijke aanpassingen/omleidingen van het (fiets)verkeer mogelijk noodzakelijk. In de uitvoeringsfase zal nader bekeken worden welke tijdelijke aanpassingen en eventuele omleidingen noodzakelijk zijn. 4.8.
Milieuhinder bedrijven
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen verschillende voorkomende functies noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Een fietsbrug is geen inrichting of bedrijf, waarbij een richtafstand tot aan gevoelige bestemmingen geldt. De planvorming ondervindt van dit aspect derhalve geen belemmeringen. 4.9.
Externe veiligheid
4.9.1.
Kader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. 4.9.2.
Onderzoek en conclusie
Een fietsbrug is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen of de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Van de fietsbrug gaan ook geen externe veiligheidsaspecten uit.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is advies over het project ingewonnen bij de Veiligheidsregio Haaglanden. Deze VRH concludeert dat op ongeveer 180 meter ten zuidoosten van het projectgebied een hogedruk aardgastransportleiding is gelegen (A-517, 66,2 bar en 30 inch). Het projectgebied ligt binnen het invloedsgebied van deze leiding en is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Echter zoals hiervoor al is vermeld, is de fietsbrug geen (beperkt) kwetsbaar object en ook zal het aantal personen in dit gebied niet significant toenemen. Voor wat betreft de bereikbaarheid en
bestrijdbaarheid
van
incidenten
blijken
de
toegankelijkheid,
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
opstelplaatsen
en
26 bluswatervoorzieningen nu voldoende te zijn. De VRH heeft daarom geen specifieke adviezen dan wel verbeteringsvoorstellen voor dit project aangegeven.
De planvorming ondervindt van het aspect ‘externe veiligheid’ dan ook geen belemmeringen. 4.10.
Overzicht aanwezige leidingen
Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van kabels en leidingen in de omgeving van de brug. De locatie van de fietsbrug in het Rijn-Schiekanaal is zodanig gepositioneerd, dat er voldoende afstand van de dichtstbijzijnde kabels en leidingen wordt gehouden. Ter plaatse van de aanbrug aan de zijde van de Delftweg wordt een kabeltracé van Stedin verplaatst. Tijdens de uitvoering wordt rekening gehouden met de minimaal benodigde afstand van de paalfunderingen en maximaal toelaatbare zettingen voor de aanwezige kabels en leidingen. Hierover wordt overleg gevoerd met de beheerders van de kabels en leidingen. Tevens wordt er een zinker of gestuurde boring aangelegd ten behoeve van de signalering voor landverkeer en scheepvaart, camera's en sluitbomen. 4.11.
Duurzaamheid
4.11.1. Kader
De gemeente Rijswijk heeft een plan van aanpak duurzaam bouwen vastgesteld (december 2006) waarin de duurzaam bouwen ambities in beleid zijn verankerd. Dit beleid is gericht op het besparen van energie en duurzaam materiaalgebruik in nieuwbouw- en herstructureringsprojecten. Ook is het van toepassing op woningen, bedrijven, kantoren, scholen en andere gemeentelijke gebouwen en grond-, weg- en waterbouw. De gemeente Rijswijk ziet duurzaam bouwen breder dan alleen de bouwmaterialen genoemd in het nationaal pakket woningbouw. Ook het stedenbouwkundig niveau, de utiliteitsbouw, de renovatiefase en de sloopfase zijn aandachtspunten. De gemeente hanteert de volgende definities voor duurzaam bouwen: het op zodanige wijze inrichten, bouwen, beheren en slopen van gebouwen en van de gebouwde omgeving, op zodanige wijze dat de schade aan het milieu in alle stadia van ontwerp tot en met sloop, zoveel mogelijk wordt beperkt of tot stand wordt gebracht. Duurzaam bouwen betekent ook het toevoegen van positieve milieuaspecten, waardoor de draagkracht van milieu wordt verhoogd. 4.11.2. Duurzaamheid in het plan
De ambities die zijn geformuleerd in het plan van aanpak duurzaam bouwen dienen als uitgangspunt voor de duurzame kwaliteit van de fietsbrug. Tevens kan de aanleg van de fietsbrug over het RijnSchiekanaal het gebruik van milieuvriendelijke vervoersmiddelen stimuleren.
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
27
4.12.
Explosieven
Ten behoeve van de aanleg van de fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal is een oriënterend onderzoek naar explosieven uitgevoerd2 uitgevoerd, dat is opgenomen als bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing. Uit het onderzoek is gebleken dat er een kans is dat er explosieven worden aangetroffen tijdens de uitvoering van de fietsbrug, omdat er informatie in de geraadpleegde bronnen is gevonden waaruit blijkt dat er oorlogshandelingen in de directe omgeving van het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Daarom is er een vooronderzoek conventionele 3
explosieven , welke is opgenomen als bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt dat op basis van de beoordeling van alle beschikbare bronnen, is geconcludeerd dat er indicaties zijn om te spreken van de mogelijke aanwezigheid van explosieven. Op 10 mei 1940 stond bij de trambrug (in het onderzoeksgebied) een stuk Nederlands artillerie opgesteld. Bij terugtrekking van de Nederlandse militairen kon klein kaliber munitie, hand- en geweergranaten en geschutmunitie (dumpmunitie) in het water gegooid zijn. Een deel van de waterbodem in het onderzoeksgebied is derhalve verdacht op het aantreffen van dumpmunitie. Uit nader onderzoek is gebleken dat na de Tweede Wereldoorlog er diverse werkzaamheden in het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Zo hebben er oeververnieuwingen plaatsgevonden en is in 2006 het onderzoeksgebied gebaggerd. Aangenomen wordt dat bij deze werkzaamheden eventuele dumpmunitie is opgemerkt en verwijderd. Bij de baggerwerkzaamheden in 2006 is geen munitie aangetroffen. Op basis van deze informatie kan gesteld worden dat de waterbodem van het onderzoekgebied niet verdacht is op het aantreffen van dumpmunitie. Geadviseerd wordt om geen explosieven-opsporingswerkzaamheden uit te voeren in het onderzoeksgebied. De geplande werkzaamheden voor het realiseren van een fietsbrug kunnen zonder voorafgaande explosievenveiligstelwerkzaamheden plaatsvinden.
2 3
Saricon Safety & Risk Consultancy, Oriënterend onderzoek Conventionele Explosieven Fietsbrug Rijswijk, 19 januari 2011 Saricon Safety & Risk Consultancy, Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietsbrug Rijswijk, 18 mei 2011
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
28
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
29
5.
UITVOERBAARHEID
5.1.
Financiële uitvoerbaarheid
5.1.1.
Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de ruimtelijke onderbouwing minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het besluit. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening ook de afdeling Grondexploitatie (afdeling 6.4 Wro) in werking getreden. Daarin is voor omgevingsvergunningen (artikel 6.12 lid 2 Wro) geregeld dat, indien met de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan bouwontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die exploitatieplichtig zijn (artikel 6.2.1 Bro), de kosten die de gemeente moet maken voor het realiseren daarvan, zoals plankosten, onderzoekskosten en kosten voor de aanleg van voorzieningen en waarvoor naar verwachting niet voor de vaststelling van het besluit een privaatrechtelijke overeenkomst wordt opgesteld, moeten worden geregeld in een exploitatieplan. Daarin wordt het kostenverhaal uiteen gezet en zal (dus) de uitvoerbaarheid van het plan moeten blijken.
Het realiseren van een fietsbrug valt niet onder de bouwontwikkelingen als bedoeld in artikel 6.2.1. Bro. Er is dus geen sprake van verplicht kostenverhaal en er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld (of op een andere wijze de kosten verhalen). 5.1.2.
Exploitatieopzet
In een exploitatieopzet zijn de kosten en de voorhanden zijnde gelden voor het project tegen elkaar uitgezet. De kosten worden gedekt door middel van gemeentelijke investeringen en subsidie. 5.1.3.
Conclusie
Gezien het voorgaande wordt het project financieel uitvoerbaar geacht. 5.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
5.2.1.
Draagvlak
Volgens de gemeentelijke inspraakverordening beslist het college van burgemeester en wethouders over het wel of niet houden van inspraak bij een ruimtelijke procedure. Het college heeft besloten, gezien het tijdstraject van de procedure en de benodigde subsidie voor de aanleg van de fietsbrug, Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
30 om geen inspraak te voeren over dit project. Wel is op 12 mei 2009 het ontwerp van de fietsbrug gepresenteerd in het (openbare) Forum van Rijswijk en op 25 mei 2009 is er voor omwonenden een informatieve inloopbijeenkomst geweest. De algemene indruk was positief, ook al was er een aantal kritische reacties. Het werd door iedereen als positief ervaren dat de bomenrij langs het Rijn-Schiekanaal behouden zou blijven. De realisatie van de beoogde fietsbrug is van algemeen belang. Gezien de inmiddels verstreken tijd is vlak voor de terinzagelegging van het ontwerpbesluit, namelijk op 31 mei 2011, opnieuw een informatieavond gehouden. Daarnaast is in de formele Wabo-procedure ook aan een ieder de gelegenheid geboden, een zienswijze in te dienen. Hierover in paragraaf 5.2.3. meer. Gezien het voorgaande wordt het draagvlak voor het project voldoende gewaarborgd geacht. 5.2.2.
Wettelijk vooroverleg
Ingevolge artikel 5.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een (afwijking van een) bestemmingsplan (in dezen de gemeente Rijswijk), overleg plegen met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen, en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het projectbesluit in het geding zijn. In dat kader is de concept-ruimtelijke onderbouwing van de uitgebreide omgevingsvergunning voor de fietsbrug op 23 december 2010 verzonden aan de volgende vooroverlegpartners: Provincie Zuid-Holland, VROM-inspectie, Stadsregio Haaglanden, Veiligheidsregio Haaglanden, Hoogheemraadschap van Delfland, HTM; Gasunie, Ministerie van Defensie; BBR; Rijkswaterstaat; Gemeente Delft; Gemeente Den Haag. De ontvangen reacties zijn opgenomen als bijlage 4 bij deze ruimtelijke onderbouwing. In de navolgende tabel wordt aangegeven welke partijen een reactie hebben gegeven en wat daarmee is gebeurd.
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
31
Overlegpartner en samenvatting
Beantwoording gemeente
Conclusie
Provincie Zuid-Holland
De tekst in paragraaf 4.1
Paragraaf 4.1.: verwijderen
Het provinciale beoordelingskader is
Waterhuishouding wordt
tekst over ‘Nota Regels voor
vastgelegd in de provinciale
geactualiseerd.
Ruimte’.
Structuurvisie en de Verordening
In de ruimtelijke onderbouwing
Paragraaf 2.2.2.: opnemen
Ruimte. Het projectbesluit is op
wordt de Beleidsnota
Beleidsnota Provinciale
enkele punten niet conform dit beleid.
Provinciale Vaarwegen en
Vaarwegen en Scheepvaart.
Ten eerste wordt in paragraaf 4.1
Scheepvaart opgenomen, in
‘Waterhuishouding’ van de
paragraaf 2.2.2. Daarbij wordt
plantoelichting verwezen naar de
ook aangegeven hoe dit project
Nota Regels voor Ruimte. Deze Nota
past binnen de Beleidsnota.
is inmiddels vervangen door de
Tot slot is het plan in het kader
Verordening Ruimte die tegelijk met
van het wettelijk vooroverleg
de Provinciale Structuurvisie is
verstuurd naar het
vastgesteld op 2 juli 2010.
Hoogheemraadschap van
Ten tweede ontbreekt in de toelichting
Delfland. Voor de reactie van
in paragraaf 2.2. de Beleidsnota
het Hoogheemraadschap van
Provinciale Vaarwegen en
Delfland wordt verwezen naar
Scheepvaart en de wijze waarop dit
onderstaande tekst. Naar
project in dit beleid past.
aanleiding van deze
Tot slot blijkt uit de plantoelichting dat
vooroverlegreactie is een
nog geen overleg heeft
tekstuele aanvulling gedaan in
plaatsgevonden met de
de waterparagraaf. Omdat hier
waterbeheerder. Er dient te worden
sprake is van een ruimtelijke
aangegeven hoe het advies van de
onderbouwing en niet van een
waterbeheerder is verwerkt in de
bestemmingsplan, is er geen
voorschriften en op de plankaart.
sprake van voorschriften.
Hoogheemraadschap van Delfland
Vanuit de gemeente is reeds
Paragraaf 4.1.: aanvullen met
Het Hoogheemraadschap geeft aan
overleg geweest met het
tekst over het feit dat bij de
dat voor werkzaamheden in of nabij
Hoogheemraadschap van
verdere planuitwerking c.q.
een watergang en binnen de
Delfland over de benodigde
realisatie, met Delfland in
keurzone van een waterkering op
vergunning. Er wordt vanuit
overleg zal worden getreden.
grond van Delflands Algemene Keur
gegaan dat het
een vergunning vereist is. Ten
Hoogheemraadschap over de
behoeve van de voorwaarden, die in
overige aspecten geen
het kader van de vergunning kunnen
opmerkingen heeft. Dit wordt
worden gesteld, adviseert Delfland
verwerkt in de waterparagraaf.
ontvangen reactie
om de initiatiefnemer in overleg te Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
32 laten treden met het team Regulering en Planadvisering. VROM-inspectie
Van de reactie is kennis
Geen gevolgen voor het
Het plan geeft de betrokken diensten
genomen.
projectbesluit / de
geen aanleiding tot het maken van
bouwvergunning.
opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid. HTM
Van de eerste mededeling is
Geen gevolgen voor het
De HTM wijst erop dat als in de buurt
kennis genomen. Het definitief
projectbesluit / de
van tramlijn 1 geheid gaat worden
ontwerp is aan de HTM
bouwvergunning.
en/of bronbemaling wordt gedaan de
verzonden.
gemeente te maken heeft met de richtlijnen genoemd in het HTM Infravoorschrift. Tevens wil HTM de tekeningen en afstanden tot het spoor ontvangen. Veiligheidsregio Haaglanden
Van de reactie is kennis
Paragraaf 4.8.: aanvullen met
In het kader van fysieke en externe
genomen. De informatie van
informatie over
veiligheid is het plangebied en de
deze overlegpartner wordt
bestrijdbaarheid en
directe omgeving beschouwd op de
verwerkt in de externe
bereikbaarheid.
aanwezigheid van risicobronnen zoals
veiligheidsparagraaf.
Bevi-inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen (inclusief buisleidingen). Geconstateerd is, dat op ongeveer 180 meter ten zuidoosten van het plangebied de hoge druk aardgastransportleiding A517 (66,2 bar en 30 inch) aanwezig is. Het plangebied ligt daarom binnen het invloedsgebied (380 meter) van deze leiding. Vanwege de aanwezigheid van deze risicobron is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op deze omgevingsvergunning van toepassing. De fietsbrug is geen (beperkt) kwetsbaar object en ook zal het aantal personen in dit gebied niet toenemen. Voor wat betreft de Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
33 bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten blijken de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorziening(en) nu voldoende te zijn. De veiligheidsregio Haaglanden heeft daarom besloten geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot de omgevingsvergunning.
5.2.3.
Na
de
Zienswijzen
fase
van
het
wettelijk
vooroverleg
is
het
ontwerpbesluit
van
de
uitgebreide
omgevingsvergunning, tezamen met de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing inclusief geometrische plaatsbepaling (verbeelding), gedurende zes weken ter inzage gelegd. De terinzagetermijn liep van 27 mei 2011 tot en met 7 juli 2011. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Er zijn 11 zienswijzen ontvangen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de Nota van Zienswijzen Fietsbrug Rjin-Schiekanaal, die – in geanonimiseerde vorm – is opgenomen als bijlage 5 bij deze Ruimtelijke Onderbouwing. Geen van de ingediende zienswijzen hebben het college van burgemeester en wethouders aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
34
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
35
6.
CONCLUSIE
Het bouwplan voorziet in de realisatie van een fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal, waarmee een belangrijke ‘missing link’ in het fietsnetwerk van Rijswijk en omgeving wordt ingevuld. Het project past binnen het beleid op zowel rijks-, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau.
Voorgestane ontwikkeling heeft met betrekking tot de aspecten archeologie en cultuurhistorie, bodem, water, flora- en fauna, externe veiligheid, geluid, lucht, bedrijven en milieuzonering en leidingen geen negatieve invloed op haar omgeving. Vanuit de omgeving zijn er met betrekking tot genoemde onderwerpen geen belemmeringen die de uitvoering van het project in de weg staan. Het project wordt tevens maatschappelijk en economisch uitvoerbaar geacht.
Naar aanleiding van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen voor de realisatie van de fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal zijn. Aan het project kan medewerking worden verleend door middel van een uitgebreide omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid onder c, juncto artikel 2.12 lid 1 onder a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
36
Ruimtelijke Onderbouwing t.b.v. een uitgebreide omgevingsvergunning “Realisatie fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal” oktober 2011
Bijlage 1: Movares Nederland B.V., Quickscan Flora en fauna Rijswijk, 2 november 2009
Quickscan Flora en fauna Rijswijk Fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal
Opdrachtgever
Ondertekenaar
Gemente Rijwijk Dhr. van Pesch Movares Nederland B.V. Drs. Seip, T.P. Kenmerk MNO-TS-090035629 - Versie 1.0
Utrecht, 2 november 2009 vrijgegeven © 2009, Movares Nederland B.V. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Movares Nederland B.V.
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel
4 4 4
2
Wettelijk kader 2.1 Soortbescherming: Flora- en faunawet 2.2 Gebiedsbescherming 2.2.1. Natuurbeschermingswet 1998 2.2.2. Ecologische Hoofdstructuur (EHS) 2.3 Rode Lijst
5 5 7 7 7 8
3
Locatie en voorgenomen activiteit
9
4
Werkwijze
12
5
Resultaten 5.1 Bureau-inventarisatie 5.1.1. Natuurloket 5.1.2. Overige verspreidingsgegevens. 5.1.3. Gebiedsbescherming
13 13 13 14 15
6
Veldbezoek 6.1 Planten 6.2 Vogels 6.3 Grondgebonden zoogdieren 6.4 Vleermuizen 6.5 Reptielen 6.6 Amfibieën 6.7 Vissen 6.8 Insecten
17 17 18 18 19 19 19 19 20
7
Effecten op natuurwaarden 7.1 Beschermde soorten 7.1.1. Planten 7.1.2. Vogels 7.1.3. Grondgebonden Zoogdieren 7.1.4. Vleermuizen 7.1.5. Reptielen 7.1.6. Amfibieën 7.1.7. Vissen 7.1.8. Insecten 7.2 Beschermde gebieden
21 21 21 21 21 22 22 22 22 22 23
8
Conclusies en Aanbevelingen 8.1 Aanwezigheid beschermde soorten en gebieden 8.2 Ontheffing Flora- en faunawet 8.3 Aanbevelingen
24 24 24 25
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
2/28
9
Bronnen
27
Colofon
Bijlage I
28
Gegevens Natuurloket
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
3/28
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De gemeente Rijswijk is van plan om een fietsbrug aan te leggen over het RijnSchiekanaal. De fietsbrug is voorzien in het verlengde van de Steenplaetsbrug en de Populierlaan te Rijswijk. De fietsbrug zal een verbinding vormen tussen de Plaspoelpolder en Ypenburg. Het plangebied ligt in de nabijheid van de autosnelweg A4. Voor de voorgenomen werkzaamheden is een natuurtoets benodigd.
1.2
Doel
In voorliggende natuurtoets worden alle soortgroepen behandeld en wordt tevens ingegaan op gebiedsbescherming. Het betreft een quick scan waarmee een eerste indruk van de aanwezige natuurwaarden wordt verkregen. De natuurtoets moet antwoord geven op de volgende vragen: • Komen ter plaatse en in de omgeving van de geplande werkzaamheden beschermde soorten voor? • Wat is het effect van het project op de beschermde soorten? • Bevinden zich in de omgeving van de geplande werkzaamheden beschermde gebieden? • Wat is het effect van het project op de beschermde gebieden? • Is er aanvullend onderzoek nodig? • Is er een ontheffing van de Flora- en faunawet en/of vergunning van de Natuurbeschermingswet nodig?
Figuur 1: Het Rijn-Schiekanaal ter hoogte van de planlocatie, Zicht in noordelijke richting.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
4/28
2
Wettelijk kader
De toets is gericht op de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden. De soortbescherming is bij wet geregeld middels de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming middels de Natuurbeschermingswet en het beleid uit provinciale Streekplannen.
2.1
Soortbescherming: Flora- en faunawet
Soortbescherming in Nederland is geregeld in de Flora- en faunawet. Deze wet is op 1 april 2002 in werking getreden en voorziet in de bescherming van een groot aantal in Nederland voorkomende planten en dieren. Voor de beschermde soorten gelden de volgende verbodsbepalingen: Artikel 8: Het is verboden beschermde planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op een andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13: Het is verboden beschermde planten en dieren te vervoeren of onder zich te hebben. Naast de verbodsbepalingen voor de in de wet genoemde beschermde soorten geldt voor alle in het wild voorkomende planten en dieren in Nederland de zorgplicht (artikel 2).
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
5/28
Bij de Flora- en faunawet kan onder voorwaarden van het verbod op schadelijke handelingen worden afgeweken met een ontheffing of vrijstelling. De beschermde soorten zijn verdeeld in drie categorieën (tabellen) waarvoor verschillende toetsingscriteria gelden bij het kunnen verkrijgen van een ontheffing: Tabel 1 (algemene soorten) Het betreft beschermde soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Hiervoor geldt een vrijstellingsregeling als bij ingrepen sprake is van bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen. Tabel 2 (overige / lichtbeschermde soorten) Het betreft beschermde soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer gewerkt wordt volgens een door de Minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen gedragscode is, zal ontheffing aangevraagd moeten worden. Voorwaarde is dat er geen afbreuk gedaan mag worden aan de gunstige staat van instandhouding van de soort (populatieniveau). Dit is de zogenaamde ‘lichte toets’. Tabel 3 (streng beschermde soorten) Het betreft streng beschermde soorten. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan: • Er is geen andere bevredigende oplossing. Waarbij gezocht moet worden naar alternatieven voor de locatie of voor de ingreep; • Er is sprake van een in of bij wet genoemd belang. Voor soorten van bijlage III van de Habitatrichtlijn moet dat een belang zijn uit de Habitatrichtlijn; • Er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van de instandhouding van de soort; • Er wordt zorgvuldig gehandeld ten aanzien van de soort. Deze criteria worden ook wel omschreven als de ‘uitgebreide toets’. Vogels Vogels maken geen onderdeel uit van de tabellen. Alle vogels zijn in dezelfde mate beschermd. Het is mogelijk te werken volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode. Als de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden zal in het algemeen niet snel een ontheffing nodig zijn, tenzij er soorten aanwezig zijn met een vaste rust- en verblijfplaats zoals spechten, uilen en roofvogels. Voor deze soorten is altijd een ontheffing benodigd ook al vinden werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats. Bij een ontheffingaanvraag, zal de uitgebreide toets zoals beschreven onder soorten van tabel 3 worden toegepast. In augustus 2009 is door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit een wijziging in de Flora- en faunawet doorgevoerd. Voorheen waren alleen de nesten van roofvogels, uilen en spechten jaarrond beschermd. Met de wijziging van de Flora- en faunawet is een nieuwe vogellijst afgegeven. In deze vogellijst is onderscheid gemaakt tussen soorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn (vogels van categorie 1 t/tm 4) en soorten waarvoor de nesten niet jaarrond zijn beschermd, maar waarvoor wel inventarisatie gewenst is (vogels van categorie 5). Indien vogels uit de laatste groep in het plangebied aanwezig zijn moet een omgevingscheck gedaan worden om te
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
6/28
kijken of in de directe omgeving voldoende alternatieven aanwezig zijn. Is dit niet het geval dan is ook deze groep jaarrond beschermd (min LNV, augustus 2009).
2.2
Gebiedsbescherming
2.2.1. Natuurbeschermingswet 1998 . Nederland heeft sinds 1967 een Natuurbeschermingswet. Deze voldeed echter niet aan de verplichtingen die in internationale verdragen en Europese verordeningen aan de bescherming van gebieden en soorten worden gesteld. Daarom is in 1998 een nieuwe natuurbeschermingswet tot stand gekomen: de Natuurbeschermingswet 1998. Deze moest de bescherming van natuurgebieden, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, in nationale wetgeving vastleggen. Al snel bleek dat de omzetting van Europese regels in deze wet onvoldoende was. De wet is wederom gewijzigd en op 1 oktober 2005 in werking getreden. Hiermee is de Europese wet- en regelgeving volledig in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.
Onder de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 worden de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden aangewezen, gezamenlijk Natura 2000-gebieden genoemd. Daarnaast worden Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands aangewezen en beschermd. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Deze vergunningen worden verleend door de provincies of door de minister van LNV. Nederland zal in de komende jaren voor alle gebieden die samen Natura 2000 vormen, beheerplannen opstellen. Deze beheerplannen maken duidelijk welke activiteiten wel en niet mogelijk zijn in en om die gebieden. 2.2.2. Ecologische Hoofdstructuur (EHS) De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS is een plan in uitvoering en moet in 2018 klaar zijn. Provincies wijzen in hun Streekplan de gebieden aan die onder de EHS vallen (PEHS). Hiervoor geldt bij ontwikkelingen het ‘nee-tenzij’ principe.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
7/28
2.3
Rode Lijst
Voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld Nederland, geven Rode lijsten een overzicht van soorten die daaruit zijn verdwenen en soorten die in het gebied sterk zijn achteruitgegaan of zeldzaam zijn. Ook op wereldschaal bestaan er Rode lijsten voor bedreigde soorten. Dit zijn de lijsten van de World Conservation Union (IUCN). Rode lijsten hebben een signaleringfunctie en geen juridische status. Plaatsing op de lijst betekent daarom niet automatisch dat de soort beschermd is. Daarvoor is opname van de soort onder de Flora- en faunawet nodig. De Rode lijsten helpen daarbij. De minister hoopt dat volgende Rode lijsten, die per soortgroep eens in de tien jaar verschijnen, kleiner zullen zijn dan de huidige. Het ministerie van LNV werkt daaraan via het natuur- en soortenbeleid, maar verwacht ook van andere overheden en terreinbeherende organisaties dat zij bij beleid en beheer rekening houden met de Rode lijsten (www.minlnv.nl).
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
8/28
3
Locatie en voorgenomen activiteit
Gemeente Rijswijk is van plan om een fietsbrug aan te leggen over het RijnSchiekanaal. De fietsbrug is voorzien in het verlengde van de Steenplaetsbrug en de Populierlaan te Rijswijk. De fietsbrug zal een verbinding vormen tussen de Plaspoelpolder en Ypenburg. Het plangebied ligt in de nabijheid van de autosnelweg A4. Ter plaatse van de fietsbrug zullen beide oevers van het Rijn-Schiekanaal worden heringericht. Hierbij zal bestaande vegetatie, waaronder enkele bomen aan de westoever van het kanaal, worden verwijderd. Van de lange rij iepen langs de oostoever van het kanaal worden voor zover voorzien geen bomen gekapt. Naast de nieuwe aanleg van de fietsbrug wordt ook kans gezien om het terrein aan de kant van de Steenplaetsbrug te optimaliseren. De herinrichting ten behoeve van dit pleintje staat los van de aanleg van de fietsbrug.
De figuren 1 t/m 5 geven een beeld van de huidige situatie. In figuur 2 wordt de ligging van de planlocatie aangegeven. In figuur 6 en 7 wordt de planvorming ten aanzien van de fietsbrug geschetst.
Figuur 2: Luchtfoto met hierin de planlocatie (rood omcirkeld) met van noord naar zuid het Rijn-Schiekanaal en in de zuidoosthoek de A4.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
9/28
Figuur 3: Overzicht O vann de planlocaatie met linkssachter de steeenplaetsbruug en rechts het Rijn-Schhiekanaal
Figuur 4: ziicht op de weestelijke oeveer van het Rij ijn-Schiekanaaal ter hoogte van de voorziene fietsbrug. fi
Z op de ooostelijke oeveer van het Riijn-Schiekanaal ter hooggte van de Figuur 5: Zicht voorziene fietsbrug. fi
MNO-TS-0900335629 / Proj.nr. IN N180031 / vrijgeegeven / Versie 1..0 / Divisie Infra/Miilieu en Natuuronntwikkeling
10/28
Figuur 6: Overzicht plangebied met de toekomstige fietsbrug in het rood aangegeven (bron : ipv Delft, 2008).
Figuur 7: Schets van toekomstige fietsbrug (bron : ipv Delft, 2008).
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
11/28
4
Werkwijze
Voor de natuurtoets zijn de volgende stappen doorlopen: 1. Inventarisatie beschikbare gegevens In Nederland worden van veel soorten gegevens bijgehouden door vrijwilligers. Deze gegevens worden door Particulier Gegevensverzamelende Organisaties (PGO’s) beheerd. Via het Natuurloket is op te vragen of er gegevens beschikbaar zijn en zo ja in hoeverre deze gegevens volledig en/of actueel zijn. De gegevens zijn beschikbaar per hok van een kilometer bij een kilometer. 2. Veldbezoek Op 2 november 2009 is overdag door een veldecoloog een bezoek aan de planlocatie gebracht. Hierbij is gekeken naar de aanwezigheid van beschermde planten en (sporen van) beschermde dieren op en rond de planlocatie. Verder is op basis van het biotoop een inschatting gemaakt welke soorten er mogelijk voor kunnen komen. November is geen goede periode voor het uitvoeren van een veldinventarisatie. Veel planten en dieren zijn in rust. Daarom is op basis van biotoopkenmerken een inschatting gemaakt of er beschermde soorten aanwezig kunnen zijn. 3. Conclusies Op basis van de gegevens uit de bureau- en veldinventarisatie heeft een beoordeling plaatsgevonden van de effecten van de voorgenomen ingreep op de natuurwaarden. Ook zijn er aanbevelingen voor nader onderzoek opgesteld.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
12/28
5
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de bureau-inventarisatie beschreven.
5.1
Bureau-inventarisatie
5.1.1. Natuurloket In de onderstaande figuur is het kilometerhok (083/451) met de planlocatie weergegeven (grijs gemarkeerd). Van dit kilometerhok is de beschikbaarheid van eventuele ecologische data onderzocht. De resultaten hiervan zijn weergegeven in bijlage 1.
Uit de resultaten blijkt dat de meeste soortgroepen niet of slecht zijn onderzocht. Alleen van de soortgroep planten (matig onderzocht) zijn beschermde soorten bekend, het gaat hierbij om 1 algemene soort (tabel 1) en 3 licht en/of streng beschermde soorten (tabel 2/3). Gezien de datering (periode 1975-1990) zijn deze verspreidingsgegevens echter niet betrouwbaar.
Figuur 8: Topografische kaart met het kilometerhok (083/451) van de planlocatie grijs gemarkeerd.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
13/28
Overige verspreidingsgegevens. In aanvulling op de gegevens van het natuurloket is op basis van de aanwezige biotopen nagegaan van welke soortgroepen er binnen het plangebied beschermde soorten kunnen worden verwacht. Van de beschermde soorten waarvan aanwezigheid in het plangebied, op basis van biotoop, niet kan worden uitgesloten is de verspreiding in de omgeving onderzocht. De bevindingen hiervan worden gecombineerd met de veldwaarnemingen besproken. 5.1.2.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
14/28
Gebiedsbescherming De planlocatie ligt niet in- of aan een beschermd natuurgebied. Binnen een straal van 4 km van het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden aanwezig. Wel liggen er op enige afstand enkele kleine gebieden die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) (figuur 9). Het gaat hierbij om relatief kleine bosjes die grotendeels zijn omgeven door bebouwing. 5.1.3.
Figuur 9: ligging van EHS gebieden (groen gemarkeerd) binnen een cirkel van 4 kilometer rond de planlocatie (bron: www.synbiosys alterra.nl).
Naast de Ecologische Hoofdstructuur kent Rijswijk ook een gemeentelijke groenstructuur. Deze groenstructuur grenst niet aan het plangebied, maar ligt wel in de omgeving (figuur 10).
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
15/28
Figuur 10: Kaart met de gemeentelijke groenstructuur van de gemeente Rijswijk. De ligging van het plangebied is met rood aangegeven.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
16/28
6
Veld dbezoek
Op 2 novem mber 2009 is het veldbezooek uitgevoeerd. i geen goede periode vooor het uitvoeeren van een veldinventarrisatie. Veel November is planten en dieren d zijn inn rust. Daarom m is op basiss van biotooppkenmerken een inschatting gemaakt of er e beschermdde soorten aaanwezig kunnnen zijn.
6.1
Plantten
Tijdens het veldbezoek zijn binnen het h plangebieed geen bescchermde soorrten planten aangetroffenn. Langs de ooostelijke oever zijn ter hooogte van de planlocatie 2 stroken meet verschillendde vegetatie aanwezig. a O straatniveaau ligt een sm Op malle regelm matig gemaaide grrasstrook. Tuussen deze sttrook en het kanaal ligt een e verlaagdee strook met ruigere vegeetatie.
Figuur 11: De D twee strooken vegetatiie langs de oostelijke oevver. Op straaatniveau een regelmatig gemaaide g grrasstrook en direct langs het kanaal een e verlaagdde strook mett ruigere vegetatie. De oever aaan de westzijde bestaat uiit een steil afflopend grasggazon met laangs de waterlijn hier en daar eeen smalle stroook oeverplaanten.
MNO-TS-0900335629 / Proj.nr. IN N180031 / vrijgeegeven / Versie 1..0 / Divisie Infra/Miilieu en Natuuronntwikkeling
17/28
Figuur 12: De vegetatie langs de westelijke oever. De verlaagde oeverstrook langs de oostzijde van het kanaal is mogelijk geschikt voor de algemeen beschermde soort (tabel 1) grote kaardebol. Gezien het uitblijven van waarnemingen tijdens het veldbezoek worden deze soorten echter niet binnen het plangebied verwacht. Deze soort is namelijk in de winterperiode vegetatief goed herkenbaar, Gezien de mate van verstoring en de voedselrijkheid van de bodem worden binnen het plangebied geen licht- tot streng beschermde soorten (tabel 2/3) verwacht.
6.2
Vogels
Gedurende het veldbezoek zijn geen vogels waargenomen. De bomen binnen het plangebied vormen geschikt broedbiotoop voor diverse broedvogels. Er zijn geen vaste rust- of verblijfplaatsen van jaarrond beschermde vogels aanwezig (geen geschikte holten in de bomen binnen het plangebied). Van overige vogels van de nieuwe lijst (categorie 5 vogels) worden binnen het plangebied wel foeragerende dieren verwacht (zoals koolmees, pimpelmees, spreeuw en zwarte kraai). Er zijn binnen het plangebied echter geen geschikte broedplaatsen voor deze soorten aanwezig. De verlaagde oeverstrook aan de oostzijde van het kanaal biedt door de ruige beplanting geschikt broedbiotoop voor watervogels als wilde eend en meerkoet. Door de hellingshoek en het gebrek aan beschutting is de westelijke oever ter hoogte van de planlocatie ongeschikt als broedplaats voor watervogels.
6.3
Grondgebonden zoogdieren
Tijdens het veldbezoek zijn geen grondgebonden zoogdieren waargenomen. Door de verharde oevers zijn er geen nesten te verwachten. Mogelijk worden de oevers (met name de ruige oeverstrook aan de oostzijde) door egels en diverse ratten- en
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
18/28
muizensoorten als foerageergebied gebruikt (allen soorten van tabel 1, met uitzondering van de bruine rat, die niet is beschermd). Licht tot streng beschermde soorten grondgebonden zoogdieren (tabel 2/3) worden gezien het biotoop niet verwacht.
6.4
Vleermuizen
In het plangebied zijn geen bomen of gebouwen aanwezig die kunnen dienen als verblijfplaats voor vleermuizen. In de aanwezige bomen zijn geen geschikte gaten of holen waargenomen. De bomenrij langs de oostelijke oever kan als vliegroute gebruikt worden, de bomen aan de westzijde van het kanaal zijn minder geschikt voor gebruik als vliegroute omdat ze geen onderdeel zijn van een doorlopende bomenrij. Gezien de beschikbaarheid van alternatieve vliegroutes in de omgeving kan worden aangenomen dat de vliegroute langs de oostzijde van het kanaal niet van cruciaal belang is. Mogelijk wordt het plangebied gedeeltelijk door vleermuizen gebruikt als foerageergebied. Vooral de gedeelten in de directe omgeving van bomen zijn geschikt, maar mogelijk wordt boven het kanaal ook gefoerageerd.
6.5
Reptielen
Er zijn geen reptielen waargenomen. Op basis van biotoop worden in en rond het plangebied ook geen reptielen verwacht.
6.6
Amfibieën
Tijdens het veldbezoek zijn geen amfibieën waargenomen. Met name door de steile en verharde oevers is het plangebied maar in zeer beperkte mate geschikt voor amfibieën. Alleen het terrein onder de struikjes aan de westzijde en de ruige oeverstrook aan de oostzijde bieden een matig geschikt landbiotoop voor de gewone pad (tabel 1). Door de zeer beperkte bereikbaarheid van geschikt voortplantingswater worden geen andere amfibieënsoorten verwacht.
6.7
Vissen
Het enige oppervlaktewater binnen het plangebied is het Rijn-Schiekanaal. Dit kanaal biedt door het gebrek aan gradiënten (door o.a. de steile verharde oevers en het ontbreken van waterplanten) geen geschikt leefgebied voor beschermde vissoorten. Aangezien de kleine modderkruiper (tabel 2) in de omgeving vrij algemeen voorkomt (www.ravon.nl), is de aanwezigheid van eventueel zwervend exemplaar van deze soort in het kanaal niet uit te sluiten. Gezien de lage dichtheid
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
19/28
en de plaatselijke aard van de werkzaamheden is de kans op schade aan beschermde vissoorten nihil.
6.8
Insecten
Er zijn geen beschermde insecten waargenomen en gezien het biotoop worden deze ook niet verwacht.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
20/28
7
Effecten op natuurwaarden
In dit hoofdstuk worden de effecten van het project op de aanwezige natuurwaarden besproken. Er wordt onderscheid gemaakt in effecten op beschermde soorten en effecten op beschermde gebieden.
7.1
Beschermde soorten
Gemeente Rijswijk is van plan om een fietsbrug aan te leggen over het RijnSchiekanaal. De fietsbrug is voorzien in het verlengde van de Steenplaetsbrug en de Populierlaan te Rijswijk en zal een verbinding vormen tussen de Plaspoelpolder en Ypenburg. Ter plaatse van de fietsbrug zullen beide oevers van het Rijn-Schiekanaal gedeeltelijk worden heringericht. Hierbij zal bestaande vegetatie, waaronder enkele bomen, worden verwijderd. Van de lange rij iepen langs de oostoever van het kanaal worden voor zover voorzien geen bomen gekapt. 7.1.1. Planten Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde soorten vaatplanten waargenomen. Op basis van biotoop worden binnen het plangebied geen licht- tot streng beschermde soorten (tabel 2/3). De ruige begroeiing op de verlaagde oeverstrook langs de oostzijde van het kanaal is mogelijk geschikt voor de algemeen beschermde soort (tabel 1) grote kaardebol. Gezien het uitblijven van waarnemingen tijdens het veldbezoek worden deze soorten echter niet binnen het plangebied verwacht. Deze soort is namelijk in de winterperiode vegetatief goed herkenbaar, Er worden derhalve geen effecten op beschermde plantensoorten verwacht. 7.1.2. Vogels De bomen en struiken op de westoever en de strook met ruige vegetatie langs de oostoever kunnen in het broedseizoen door vogels gebruikt worden als nestplaats. Indien het verwijderen van beplanting en bomen buiten het broedseizoen (15 maart15 augustus) plaatsvindt, treden er geen negatieve effecten op broed- en watervogels op.
Gezien de afwezigheid van geschikte verblijfplaatsen worden er geen effecten verwacht op vogels die jaarrond zijn beschermd. Ook voor vogels van categorie 5 zijn geen geschikte broedplaatsen aanwezig. Wel zal door de ingreep voor enkele soorten van categorie 5 (waaronder koolmees, pimpelmees, spreeuw en zwarte kraai) foerageergebied verdwijnen. Het betreft echter een minimale ingreep waarbij de dieren voldoende alternatieven in de omgeving hebben. 7.1.3. Grondgebonden Zoogdieren Kleine algemene grondgebonden zoogdieren (tabel 1) worden door de voorgenomen werkzaamheden (verwijderen van beplanting) verstoord. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling voor ruimtelijke projecten. Wel moet worden voldaan aan de zorgplicht. Dieren moeten een kans hebben om tijdens de werkzaamheden weg te vluchten.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
21/28
Binnen het plangebied worden geen licht- tot streng beschermde grondgebonden zoogdieren (tabel 2/3) verwacht. 7.1.4. Vleermuizen Aangezien er binnen het onderzoeksgebied geen ruimten aanwezig zijn die door vleermuizen als verblijfplaats kunnen worden gebruikt zullen door het project geen verblijfplaatsen van vleermuizen verdwijnen.
De iepenlaan aan de oostzijde van het kanaal wordt mogelijk als vliegroute gebruikt. Zoals nu wordt voorzien zal deze laan echter niet worden aangetast. Wel kan door het project verstoring op treden wanneer de lichtintensiteit rond de bomenrij door de nieuwe brug wordt verhoogd. Door hiermee rekening te houden bij het aanbrengen van verlichting kunnen negatieve effecten van het project worden gemeden. Wanneer de ruimte onder de fietsbrug onbelicht blijft, kan de brug tevens een beschutte oversteekgelegenheid bieden voor vleermuizen. Mogelijk wordt het plangebied gebruikt als foerageergebied van vleermuizen. De voorgenomen werkzaamheden zullen mogelijk zorgen voor een plaatselijke verstoring. Door bij gebruik van kunstlicht de uitstraling naar de omgeving te minimaliseren kunnen effecten zo veel mogelijk beperkt blijven. Verder blijft in de directe omgeving van het plangebied voldoende foerageergebied voor vleermuizen over.
7.1.5. Reptielen Er zijn geen reptielen waargenomen. Gezien het biotoop worden er geen reptielen verwacht. Het project zal derhalve geen invloed hebben op deze soortgroep. 7.1.6. Amfibieën Gedurende het veldbezoek zijn er geen amfibieën in het plangebied waargenomen. Mogelijk komt in het plangebied de algemeen beschermde soort (tabel 1) gewone pad voor. Voor deze soort geldt een vrijstelling voor ruimtelijke projecten. Wel moet worden voldaan aan de zorgplicht. Dieren moeten een kans hebben om tijdens de werkzaamheden weg te vluchten. Gezien de afwezigheid binnen het plangebied worden er geen effecten op licht- tot streng beschermde amfibieën (tabel 2/3) verwacht.
Vissen Binnen het plangebied is geen geschikt leefgebied voor beschermde vissoorten aanwezig. Aangezien de kleine modderkruiper (tabel 2) in de omgeving vrij algemeen voorkomt is de aanwezigheid van eventueel zwervend exemplaar van deze soort in het kanaal niet uit te sluiten. Gezien de lage dichtheid en de plaatselijke aard van de werkzaamheden is de kans op schade aan beschermde vissoorten nihil. 7.1.7.
7.1.8. Insecten Er zijn geen beschermde insecten waargenomen. Gezien het biotoop worden er geen beschermde insectensoorten verwacht. Het project zal derhalve geen invloed hebben op beschermde insectensoorten.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
22/28
7.2
Beschermde gebieden
Binnen een straal van 4 km van het plangebied zijn geen Natura 2000 gebieden aanwezig. Wel zijn op enige afstand enkele kleine gebieden die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of de gemeentelijke groenstructuur aanwezig (figuren 11 en 12). Door de ruime afstand en de hoeveelheid bebouwing tussen deze gebieden en de planlocatie worden geen effecten op beschermde gebieden verwacht.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
23/28
8
Conclusies en Aanbevelingen
8.1
Aanwezigheid beschermde soorten en gebieden
Uit de Natuurtoets worden de volgende conclusies getrokken: •
Binnen het plangebied zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde soorten waargenomen.
•
Op basis van bestaande gegevens en biotoopkenmerken worden de volgende beschermde soorten het plangebied verwacht: Tabel 1 algemene soorten
diverse broedvogels diverse algemene kleine zoogdieren vleermuizen, mogelijk vliegroute en/ of foerageergebied amfibieën, enkele algemene soorten kleine modderkruiper (mogelijk een enkel zwervend exemplaar)
Tabel 2 Licht beschermde soorten
Tabel 3 Streng beschermde soorten X
X X X X
•
Uit de volgende soort(groep)en zijn geen beschermde soorten aangetroffen of te verwachten: • planten • vogels die jaarrond zijn beschermd • reptielen • insecten
•
Er worden geen negatieve effecten op beschermde gebieden verwacht.
8.2
Ontheffing Flora- en faunawet
Er is ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd indien het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen. Dit geldt alleen voor licht en streng beschermde soorten (tabel 2 en 3); voor algemene soorten (tabel 1) geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. In onderstaande tabel is per soortgroep (tabel 2 en 3 soorten) aangegeven of het project resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
24/28
Tabel 2 en 3 soorten diverse broedvogels **
vleermuizen *
kleine modderkruiper
Toelichting
Ontheffing Flora- en faunawet De bomen en beplanting binnen het plangebied Nee, mits er geen worden mogelijk gebruikt als nestplaats door broedende vogels broedvogels. Voor het verstoren van broedende vogels worden verstoord. De wordt geen ontheffing afgegeven. Indien de werkzaamheden werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden kunnen doorgang is geen ontheffing benodigd. Uitzondering zijn soorten vinden indien de die jaarrond zijn beschermdDeze zijn binnen het werkzaamheden plangebied niet aanwezig. Voor vogelsoorten van buiten het categorie 5 zijn voldoende alternatieven aanwezig. broedseizoen plaats vinden of als door een ter zake kundige wordt vastgesteld dat er geen broedende vogels aanwezig zijn. Het plangebied wordt mogelijk gebruikt als vliegroute Nee, zowel de en foerageergebied door vleermuizen. vliegroute als het foerageergebied zijn niet van cruciaal belang. In het kanaal komt mogelijk incidenteel een zwervend Nee, er worden geen exemplaar van de kleine modderkruiper voor (de soort effecten op deze soort is algemeen in de omgeving), maar er is binnen het verwacht. plangebied geen geschikt biotoop aanwezig.
* Voor vleermuizen is een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet benodigd indien verblijfplaatsen worden verstoord. Ontheffing voor verstoring van vliegroutes en foerageergebied is alleen benodigd indien deze van cruciaal belang zijn voor de instandhouding van een verblijfplaats. ** Voor broedvogels zonder vaste rust- of verblijfplaats is geen ontheffing nodig voor het kappen van beplanting, mits er tijdens de kap geen bewoonde nesten aanwezig zijn. In de regel kan het broedseizoen worden aangehouden (15 maart – 15 juli). Het gaat echter om een broedgeval, ongeacht de datum.
Conclusie is dat het project niet resulteert in handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet, mits er wordt voldaan aan de bovengestelde voorwaarden en onderstaande aanbevelingen.
8.3
Aanbevelingen
Er worden de volgende mitigerende maatregelen aanbevolen om te voorkomen dat het project leidt tot handelingen die strijdig zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet, en om te voldoen aan de zorgplicht: 1. Het bouwrijp maken, en met name het verwijderen van de aanwezige vegetatie, dient buiten het broedseizoen plaats te vinden. Indien dit niet mogelijk is dient vooraf middels een veld check door een deskundige te worden bekeken of er
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
25/28
vogels broeden in de vegetatie of bomen. Indien broedende vogels aanwezig zijn kan niet worden gewerkt. 2. Het bouwrijp maken moet vanaf 1 zijde gebeuren zodat dieren kans hebben om te vluchten (zorgplicht). 3. Tijdens nachtelijke werkzaamheden dient zo min mogelijk gebruik te worden gemaakt van verlichting. Uitstraling naar de omgeving moet worden vermeden. 4. Bij de uiteindelijke inrichting dient de verlichting zodanig te worden aangebracht dat de uitstraling naar de omgeving zoveel mogelijk wordt beperkt.
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
26/28
9
Bronnen
ipv Delft, ingenieursbureau voor productvormgeving b.v., 2008. Alternatievenstudie fietsverbinding Rijn-Schiekanaal. Gemeente Rijswijk Internet • www.natuurloket.nl • www.minlnv.nl • www.ravon.nl • www.synbiosys alterra.nl
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
27/28
Colofon
Opdrachtgever
Uitgave
Gemente Rijwijk Dhr. van Pesch Movares Nederland B.V. Divisie Infra Milieu en Natuurontwikkeling G 3.08 Daalseplein 101 3500 GW Utrecht
Telefoon Telefax
06-51303240 030-2653257
Ondertekenaar
Drs. Seip, T.P. Adviseur ecologie
Projectnummer
IN180031
Versie: Opsteller
1.0 Naam: Drs. T.P. Seip
Status Paraaf:
vrijgegeven Datum: 12-11-2009
Controleur
Drs. C.A. van der Kooij 12-11-2009
MNO-TS-090035629 / Proj.nr. IN180031 / vrijgegeven / Versie 1.0 / Divisie Infra/Milieu en Natuurontwikkeling
28/28
Bijlage I Gegevens Natuurloket
Bijlage 2: Saricon, Safety & Risk Consultancy, Oriënterend onderzoek Conventionele Explosieven Fietsbrug Rijswijk, 19 januari 2011
Oriënterend onderzoek Conventionele Explosieven Fietsbrug Rijswijk
documentcode:
10S157-OO-01
aantal pagina's:
15
Documenthistorie: Omschrijving
Datum
Definitief
19 januari 2011
Herzien Concept
Opgesteld
Geaccordeerd
Gezien
Drs. L. Brama
Drs. Th.M. van den Berg
F.G.J. Barink
………………
………………
…………………
Historicus
Coördinator vooronderzoek
Adjunct directeur/ Sr. OCE-deskundige
Pagina 1 van 15
Foto omslag: De tramremise aan de Delftweg in Rijswijk. Vanuit de remise reed de tram dagelijks over de trambrug (onderzoeksgebied) (bron: www.inoudeansichten.nl).
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze rapportage mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. (Artikel 16 Auteurswet 1912). Het is de opdrachtgever toegestaan voor intern gebruik kopieën te maken zonder voorafgaande toestemming van de auteur.
Pagina 2 van 15
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING .........................................................................................................................................4
1.1
ALGEMEEN ...........................................................................................................................................4
1.2
PROBLEEMSTELLING ..............................................................................................................................4
1.3
DOELSTELLING .....................................................................................................................................5
1.4
METHODIEK ORIËNTEREND ONDERZOEK ..................................................................................................5
1.5
ONDERZOEKSGEBIED ............................................................................................................................6
1.6
VERANTWOORDING ...............................................................................................................................6
2
GERAADPLEEGDE BRONNEN .......................................................................................................7
2.1
RAPPORTEN VAN EERDER UITGEVOERDE VOORONDERZOEKEN ...................................................................7
2.2
LITERATUUR .........................................................................................................................................7
2.3
DATABASE SARICON ..............................................................................................................................7
2.4
LUCHTFOTO‟S .......................................................................................................................................8
3
ONDERZOEKSRESULTATEN ..........................................................................................................9
3.1
LITERATUUR .........................................................................................................................................9
3.2
DATABASE SARICON ............................................................................................................................10
3.3
LUCHTFOTO‟S .....................................................................................................................................11
3.4
CONCLUSIE ........................................................................................................................................11
3.5
ADVIES ..............................................................................................................................................11
4
SAMENVATTING ............................................................................................................................12
5
BIJLAGEN .......................................................................................................................................13
Pagina 3 van 15
1
INLEIDING
1.1
ALGEMEEN In opdracht van de gemeente Rijswijk heeft Saricon een oriënterend onderzoek uitgevoerd voor het project Fietsbrug Rijswijk. Aanleiding voor het oriënterend onderzoek vormen de toekomstige werkzaamheden ten behoeve van het realiseren van een fietsbrug over de Delftse Vliet. Het oriënterend onderzoek is uitgevoerd conform de offerte met kenmerk: 2010-S-315-AB-01 d.d. 17 november 2010.
1.2
PROBLEEMSTELLING Als gevolg van oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog kunnen explosieven zijn achtergebleven. Bij het spontaan aantreffen van explosieven ontstaat een verhoogd veiligheidsrisico doordat het explosief door beroering kan exploderen. Onbedoelde explosies kunnen dodelijk letsel en zware schade aan materieel en omgeving tot gevolg hebben. Tevens kan een spontane vondst resulteren in meerkosten door stagnatie van de uitvoeringswerkzaamheden. In de nabije toekomst zullen werkzaamheden plaatsvinden in het kader van de aanleg van een fietsbrug over de Delftse Vliet. Momenteel is niet inzichtelijk of eventueel achtergebleven conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog (CE) aanwezig zijn in de bodem op de (werk-) locatie. Dit oriënterend onderzoek is uitgevoerd om een eerste indicatie te krijgen of er binnen een werkgebied CE aanwezig kunnen zijn. Als uit de resultaten van het oriënterend onderzoek blijkt dat er een kans is op de aanwezigheid van CE binnen het betreffende werkgebied, dient er in de planfase van het project Fietsbrug Rijswijk rekening te worden gehouden met de uitvoering van een volledig vooronderzoek explosieven conform de Beoordelingsrichtlijn “opsporen conventionele explosieven” (hierna: BRL-OCE), dat bestaat uit een onderzoek probleeminventarisatie en een onderzoek probleemanalyse. Als uit het oriënterend onderzoek blijkt dat er voor een bepaald werkgebied een geringe kans bestaat op het aantreffen van CE, dan dient tijdens de planfase van het project in ieder geval een probleeminventarisatie te worden uitgevoerd. Het oriënterend onderzoek dient als basis voor deze probleeminventarisatie en dient te worden aangevuld met onderzoek in aanvullende historische bronnen. Als deze bronnen duidelijkheid geven over het niet aanwezig zijn van CE, kunnen de voorgenomen (grond-) werkzaamheden binnen het betreffende werkgebied op reguliere wijze worden uitgevoerd. Zo niet, dan dient het vooronderzoek te worden uitgebreid met de probleemanalyse.
Pagina 4 van 15
1.3
DOELSTELLING Het doel van dit oriënterend onderzoek is het bepalen van de kans dat explosieven worden aangetroffen tijdens de uitvoering van het project Fietsbrug Rijswijk en het formuleren van een advies over vervolgstappen in het proces opsporen van conventionele explosieven, zoals beschreven in de BRL-OCE.
Het oriënterend onderzoek is géén vooronderzoek zoals beschreven in de BRL-OCE. De bevindingen van het oriënterend onderzoek zijn indicatief. Er kunnen geen eindconclusies aan worden verbonden. Eindconclusies kunnen pas getrokken worden nadat een volledig vooronderzoek is uitgevoerd conform de BRL-OCE en conform de aanvullende richtlijnen voor het uitvoeren van vooronderzoek CE van juli 2010 zoals vastgesteld door de Vereniging voor Explosieven Opsporing. De bevindingen van het oriënterend onderzoek dienen als basis voor een dergelijk vooronderzoek.
1.4
METHODIEK ORIËNTEREND ONDERZOEK De kans dat explosieven worden aangetroffen tijdens de uitvoering van het project „Fietsbrug Rijswijk‟ is bepaald aan de hand van de door de opdrachtgever aangeleverde eerder uitgevoerde vooronderzoeken, eventuele eerdere vooronderzoeken uitgevoerd door Saricon in de directe nabijheid van het onderzoeksgebied, het raadplegen van de database van Saricon, een beknopte studie van literatuur en een interpretatie van luchtfoto‟s uit de Tweede Wereldoorlog. In de literatuur is met name gezocht naar informatie over (lucht-) bombardementen. Op luchtfoto‟s is gekeken naar schade aan het landschap, inclusief bebouwing en infrastructuur, die veroorzaakt is door oorlogshandelingen, en naar sporen van de aanleg van militaire (bouw-) werken. Op basis van de conclusies van het onderzoek in literatuur en luchtfoto‟s is een advies vervolgtraject opgesteld. In de conclusies van dit onderzoek is onderscheid gemaakt tussen: een kans op aantreffen van explosieven; een geringe kans op aantreffen van explosieven. Er is sprake van een kans op aantreffen van explosieven als er informatie in de geraadpleegde bronnen is gevonden waaruit blijkt dat er oorlogshandelingen op en/of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Er is sprake van een geringe kans op aantreffen van explosieven als er in de geraadpleegde bronnen géén informatie is gevonden over oorlogshandelingen op en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. We spreken van een geringe kans, omdat de niet geraadpleegde bronnen informatie kunnen bevatten waaruit blijkt dat er toch oorlogshandelingen op en/of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Dit kan alleen worden uitgesloten door deze bronnen te raadplegen.
Pagina 5 van 15
1.5
ONDERZOEKSGEBIED Het onderzoeksgebied is gelegen aan de Huis te Hoornkade en de Delftweg en is aangegeven in figuur 1.
Figuur 1 Begrenzing onderzoeksgebied.
1.6
VERANTWOORDING Het onderzoek is uitgevoerd door historicus drs. L. Brama.
Pagina 6 van 15
2
GERAADPLEEGDE BRONNEN
2.1
RAPPORTEN VAN EERDER UITGEVOERDE VOORONDERZOEKEN Saricon heeft in 2009 voor de gemeente Den Haag een vooronderzoek uitgevoerd voor de A4- Vlietzone. Deze locatie ligt in de directe nabijheid van het onderzoeksgebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport: „Vooronderzoek conventionele explosieven Vliet/ A4-zone‟ d.d. 5 juni 2009 met als kenmerk 72483-VO-01. De resultaten van dit onderzoek zijn gebruikt voor deze rapportage.
2.2
LITERATUUR Saricon heeft ten behoeve van dit onderzoek de volgende boeken geraadpleegd:
Amersfoort, H. en P. Kamphuis (red.), Mei 1940. De Strijd op Nederlands Grondgebied (Den Haag 2005); Berge, J. van den, Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog. Rijswijkse Historische Reeks dl. 6 en 7 (Rijswijk 1991)‟; Brongers, E.H., De slag op Ypenburg (Rijswijk 2000); Eversteijn, T., Bombardementen en verongelukte vliegtuigen in de periode 10 mei 1940 – 5 mei 1945 (z.p. 2003); Klep, Chr. en B. Schoenmaker (red.), De Bevrijding van Nederland 1944-1945. Oorlog op de Flank (Den Haag 1995); Korthals Altes, A., Luchtgevaar. Luchtaanvallen op Nederland 1940-1945 (Amsterdam 1984); Middlebrook, M. en C. Everitt, The Bomber Command War Diaries (z.p. 1985); Nierstrasz, V.E. van, Algemeen overzicht van de strijd om en in de vesting Holland en de strijd tegen de luchtlandingstroepen rondom ’s-Gravenhage mei 1940 (‟s-Gravenhage 1954); Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945, Verliesregister 1939-1945. Alle militaire vliegtuigverliezen in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog (z.p. 2008); Zwanenburg, G.J., En nooit was het stil. Kroniek van een luchtoorlog. Deel I en II: Luchtaanvallen op doelen in en om Nederland (‟s-Gravenhage 1990).
In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van de literatuurstudie beschreven.
2.3
DATABASE SARICON Saricon heeft de eigen database geraadpleegd op zoek naar aanvullende informatie over de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven in Rijswijk en omgeving. Er zijn twee artikelen gevonden. Een artikel uit de Haagsche Courant van 2 oktober 1996 en een artikel uit het Reformatorisch Dagblad d.d. 31 juli 2002.
Pagina 7 van 15
2.4
LUCHTFOTO’S Saricon heeft het luchtfotoarchief van de Universiteit Wageningen geraadpleegd. Dit archief bevat circa 100.000 luchtverkenningsfoto‟s, gemaakt in opdracht van de Royal Air Force en United States Army Air Forces (USAAF) tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er zijn vier luchtfoto‟s aangetroffen die het onderzoeksgebied dekken. Deze luchtfoto‟s zijn van de data 10 en 13 september 1944: Datum van opname
Vlucht
Run/ sortie
Fotonummer
10 september 1944
0287
03
4269
13 september 1944
0289
09
3299, 3300
10
4364
In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van de luchtfoto-interpretatie beschreven.
Pagina 8 van 15
3
ONDERZOEKSRESULTATEN
3.1
LITERATUUR 10 Mei 1940 De Duitse legerleiding had vliegveld Ypenburg aangemerkt als belangrijk doel voor 10 mei 1940. Een eerste groep parachutisten zou in de omgeving worden neergelaten en zou vervolgens de gebouwen en landingsbaan van het vliegveld moeten veiligstellen. Vervolgens zouden versterkingen landden om de aanval op Den Haag in te zetten. Het doel van deze aanval was de ontwrichting van het regeringscentrum op de eerste dag van de inval. Ter verdediging van het vliegveld had de Nederlandse legerleiding voor 10 mei 1940 op enige afstand van Ypenburg drie defensieve schermen opgericht. Het meest noordelijke van deze drie schermen omvatte het gebied tussen park Vredenoord in het noorden, volgde de loop van De Vliet en had de trambrug als zuidgrens. Aan de oostzijde van deze brug was voorafgaand aan de Duitse aanval een mitrailleurstelling ingericht (zie figuur 3).1 Omdat de Duitse parachutisten in de nacht van 9 op 10 mei 1940 niet in de directe nabijheid van het onderzoeksgebied neerkwamen, hebben er op 10 mei 1940 hoogstwaarschijnlijk geen gevechtshandelingen in het onderzoeksgebied plaatsgevonden. Deze veronderstelling wordt geschraagd door een incident dat in de literatuur is opgenomen. Terwijl op het vliegveld Duitse en Nederlandse soldaten vuur uitwisselden, werd op de trambrug een tram tot staan gebracht. De trambestuurder verklaarde desgevraagd dat hij de remise aan de oostzijde van het kanaal had verlaten omdat hij net als op andere dagen om half één met een tram op het Plein in Den Haag moest zijn.2 Hoewel de Duitse troepen erin slaagden om grote delen van de oostoever van de Vliet te controleren bleef het bruggenhoofd bij de Trambrug in handen van een compagnie met karabijnen bewapende rekruten van het 3e Depot Bereden Artillerie. In de loop van 10 mei 1940 werd de verdediging aldaar versterkt. De woningen aan de Huis te Hoornkade werden ontruimd. Omdat nummer 35 van voornoemde straat uitzicht bood op het vliegveld, werd dit adres in gebruik genomen als observatiepost van de artillerie. Op enig moment heeft op 10 mei 1940 ook een geschutsstuk in de straat gestaan. De munitie hiervoor was in de verlaten 3 huizen opgeslagen. Nadere informatie over dit stuk geschut is echter niet aangetroffen. Wel vlogen er ´onophoudelijk´ Duitse vliegtuigen over die de straat onder vuur namen waardoor er kogels in de muren sloegen en in de straat talloze ruiten sneuvelden. Kort nadat het vliegveld in Duitse handen was gekomen, ondernamen Nederlandse troepen een tegenaanval. Het zwaartepunt van deze aanval lag ten noordoosten van het onderzoeksgebied, maar een opleidingscompagnie van het 4e Depotbataljon zette de aanval in tussen de trambrug en de wielerbaan. Hoewel zij erin slaagden om tot ongeveer 250 meter van het vliegveld door te dringen, werden zij ter hoogte van de Hoeve Ypenburg door vijandelijk vuur tegen de grond gedrukt. Aanvallen van Duitse jachtvliegtuigen dwong hen om uiteindelijk terug te trekken. Gevechtshandelingen vonden op enige afstand van het onderzoeksgebied plaats. De tegenaanval die vanuit de omgeving van de Hoornbrug werd ingezet verliep succesvoller. Ondanks een bombardement door de Engelse luchtmacht, slaagden Nederlandse troepen
1 Historicus Brongers stelt dat rekruten van het Depot Bereden Artillerie de kanaalovergang bij de trambrug met een buitgemaakte Duitse mitrailleur afgrendelden (E.H. Brongers, De slag om Ypenburg, 76). 2 Brongers, De Slag om Ypenburg, 76. 3 M.J. van den Berge, Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog Rijswijkse Historische Reeks dl 6/7 (Rijswijk 1991) 27.
Pagina 9 van 15
erin om het vliegveld in de loop van 10 mei 1940 te heroveren. De resterende meidagen bleef het in Nederlandse handen en bleven gevechtshandelingen uit.
Figuur 2 De situatie op 10 mei 1940 in het onderzoeksgebied (paars ingetekend). In de jaren ‟30 was in het onderzoeksgebied een trambrug gesitueerd. Aan de oostzijde van de brug is een mitrailleursstelling ingericht. Deze valt binnen het onderzoeksgebied (bron: V.E. Nierstrasz, Algemeen Overzicht van de strijd om en in de vesting Holland (zonder het oostfront) en de strijd tegen de luchtlandingstroepen rondom ‘s – Gravenhage mei 1940, „s- Gravenhage 1954, bijlages).
Bezetting Na de capitulatie van de Nederlandse legerleiding (15 mei 1940) werden de woningen aan de Huis te Hoornkade in gebruik genomen door bewakingstroepen van het Duitse leger. In de eerste twee jaar van de bezetting meerden regelmatig benzineschepen aan in de Rijswijkse 4 haven. Bevrijding Tijdens de bevrijding in mei 1945 hebben in of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied geen grondgevechten plaatsgevonden.
3.2
DATABASE SARICON In de Saricon-database zijn twee nieuwsberichten gevonden. Een artikel uit de Haagsche Courant van 2 oktober 1996 en een artikel uit het Reformatorisch Dagblad d.d. 31 juli 2002. In deze artikelen wordt de vondst van vliegtuigbommen gemeld op het voormalige vliegveld Ypenburg: Haagsche Courant d.d. 2 oktober 1996
4
„Bom gevonden op Ypenburg‟. Tijdens graafwerkzaamheden is gisteren op het voormalige vliegveld Ypenburg een bom uit de Tweede We-
M.J. van den Berge, Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog (Rijswijk 1991) 31.
Pagina 10 van 15
reldoorlog aangetroffen.[..] Het projectiel zou vandaag onschadelijk worden gemaakt. Reformatorisch Dagblad d.d. 31 juli 2002
„Vliegtuigbom ontdekt in Ypenburg‟. In de nieuwe Haagse wijk Ypenburg is gisteren een vliegtuigbom uit de Tweede Wereldoorlog aangetroffen. [..] Het Explosieven Opruimingscommando heeft de Engelse 40-ponder naar het in aanleg zijnde stuk van de A4 bij Schipluiden overgebracht en hem daar gecontroleerd tot ontploffing gebracht.
Het vliegveld Ypenburg ligt op circa 1600 meter van het onderzoeksgebied.
3.3
LUCHTFOTO’S De in paragraaf 2.3 genoemde luchtfoto‟s zijn geïnterpreteerd. Daarbij is gelet op duidelijke tekenen van oorlogsgeweldschade (met name in de vorm van bomkraters) en duidelijke tekenen van militaire aanwezigheid (aanleg van stellingen en/of loopgraven) in de directe nabijheid van het onderzoeksgebied. Op de luchtfoto‟s is in het onderzoeksgebied, als gevolg van oorlogshandelingen, geen schade aan het landschap te zien.
3.4
CONCLUSIE Er is sprake van een kans dat explosieven worden aangetroffen tijdens de uitvoering van het project Fietsbrug Rijswijk, omdat er informatie in de geraadpleegde bronnen is gevonden waaruit blijkt dat er oorlogshandelingen in de directe omgeving van het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Op 10 mei 1940 was ten oosten van de trambrug, in het onderzoeksgebied een mitrailleurstelling gerealiseerd. Verder hebben, op enige afstand van het onderzoeksgebied, gevechten plaatsgevonden. Tot slot zijn tijdens de bezetting Duitse militairen gelegerd geweest in huizen aan de Huis te Hoornkade (het onderzoeksgebied grenst aan de Huis te Hoornkade).
3.5
ADVIES Wij adviseren om een probleeminventarisatie uit te laten voeren voor het project Fietsbrug Rijswijk, conform de eisen van de BRL-OCE. Het oriënterend onderzoek dient als basis voor deze probleeminventarisatie en dient te worden aangevuld met onderzoek in aanvullende historische bronnen. Als deze bronnen uitsluiten dat er een kans is op de aanwezigheid van CE, dan kunnen de voorgenomen (grond-) werkzaamheden binnen het betreffende werkgebied op reguliere wijze worden uitgevoerd. Zo niet dan dient het vooronderzoek te worden uitgebreid met de probleemanalyse. Uit de resultaten van de probleemanalyse wordt inzichtelijk binnen welke delen van het onderzoeksgebied er sprake is van een noodzaak om over te gaan tot opsporing van explosieven.
Pagina 11 van 15
4
SAMENVATTING In opdracht van de gemeente Rijswijk heeft Saricon een oriënterend onderzoek uitgevoerd voor het project Fietsbrug Rijswijk. Aanleiding voor het oriënterend onderzoek vormen de toekomstige (grond-) werkzaamheden voor het realiseren van een fietsbrug over de Delftse Vliet. Het doel van dit oriënterend onderzoek is het bepalen van de kans dat explosieven worden aangetroffen tijdens de uitvoering van het werk en het formuleren van een advies over vervolgstappen in het proces opsporen van conventionele explosieven, zoals beschreven in de Beoordelingsrichtlijn “opsporen conventionele explosieven” (hierna: BRL-OCE). Het oriënterend onderzoek is géén vooronderzoek zoals beschreven in de BRL-OCE. De bevindingen van het oriënterend onderzoek zijn indicatief. Er kunnen geen eindconclusies aan worden verbonden. Eindconclusies kunnen pas getrokken worden nadat een volledig vooronderzoek conform de BRL-OCE uitgevoerd is. De bevindingen van het oriënterend onderzoek dienen als basis voor een dergelijk vooronderzoek. Op basis van de conclusies van het onderzoek in literatuur en luchtfoto‟s is een advies vervolgtraject opgesteld. In de conclusies van dit onderzoek is onderscheid gemaakt tussen: een kans op aantreffen van explosieven; een geringe kans op aantreffen van explosieven. Er is sprake van een kans op aantreffen van explosieven als er informatie in de geraadpleegde bronnen is gevonden waaruit blijkt dat er oorlogshandelingen op en/of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Er is sprake van een geringe kans op aantreffen van explosieven als er in de geraadpleegde bronnen géén informatie is gevonden over oorlogshandelingen op en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. We spreken van een geringe kans, omdat de niet geraadpleegde bronnen informatie kunnen bevatten waaruit blijkt dat er toch oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Dit kan alleen worden uitgesloten door deze bronnen te raadplegen. Op basis van de geraadpleegde bronnen is sprake van een kans op het aantreffen van explosieven tijdens werkzaamheden in de bodem van het onderzoeksgebied. Wij adviseren om voor deze locatie een probleeminventarisatie uit te laten voeren conform de eisen van de BRL-OCE. Uit de resultaten van de probleeminventarisatie wordt inzichtelijk of nog niet geraadpleegde bronnen feiten bevatten over oorlogshandelingen op en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Als deze bronnen bevestigen dat er een geringe kans is op aantreffen van CE, dan kunnen de voorgenomen werkzaamheden op reguliere wijze uitgevoerd worden.
Pagina 12 van 15
5
BIJLAGEN
Pagina 13 van 15
Bijlage 1 Distributielijst
Gemeente Rijswijk; Saricon.
Pagina 14 van 15
Bijlage 2 Certificaten
Pagina 15 van 15
Bijlage 3: Saricon, Safety & Risk Consultancy, Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietsbrug Rijswijk, 18 mei 2011
Vooronderzoek Conventionele Explosieven Fietsbrug Rijswijk
documentcode:
11S043-VO-01
aantal pagina's:
32 (incl. bijlagen)
Documenthistorie: Omschrijving
Datum
Definitief
18 mei 2011
Herzien
12 mei 2011
Concept
11 maart 2011
Opgesteld
Geaccordeerd
Gezien
Drs. L. Brama
Drs. Th.M. van den Berg
F.G.J. Barink
………………
………………
…………………
Historicus
Coördinator vooronderzoek
Adjunct directeur/ Sr. OCE-deskundige
Pagina 1 van 32
Foto omslag: De schutbrug (trambrug) te Rijswijk aan de Huis te Hoornkade op 17 juli 1937. Op deze locatie is de realisatie van de fietsbrug gepland (www.htmfoto.net).
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze rapportage mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. (Artikel 16 Auteurswet 1912). Het is de opdrachtgever toegestaan voor intern gebruik kopieën te maken zonder voorafgaande toestemming van de auteur.
Pagina 2 van 32
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING .........................................................................................................................................5
1.1
AANLEIDING ..........................................................................................................................................5
1.2
OPDRACHTOMSCHRIJVING .....................................................................................................................5
1.3
PROBLEEMSTELLING ..............................................................................................................................5
1.4
DOELSTELLING .....................................................................................................................................5
1.5
ONDERZOEKSGEBIED ............................................................................................................................6
1.6
ONDERZOEKSMETHODE .........................................................................................................................7 1.6.1 Algemeen ................................................................................................................................7 1.6.2 Inventarisatie bronnenmateriaal ..............................................................................................7 1.6.3 Beoordeling bronnenmateriaal ................................................................................................7 1.6.4 Verantwoording .......................................................................................................................8
1.7
LEESWIJZER .........................................................................................................................................8
2
INVENTARISATIE BRONNENMATERIAAL .....................................................................................9
2.1
EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK .........................................................................................................9
2.2
LITERATUUR .........................................................................................................................................9 2.2.1 Meidagen 1940 .......................................................................................................................9 2.2.2 Duitse bezettingsjaren en bevrijding .....................................................................................10 2.2.3 Overzicht bombardementgegevens literatuur .......................................................................11
2.3
COLLECTIE STAFKAARTEN TOPOGRAFISCHE DIENST ...............................................................................12 2.3.1 Geallieerde stafkaarten .........................................................................................................12 2.3.2 Duitse stafkaarten .................................................................................................................12
2.4
LUCHTFOTO‟S .....................................................................................................................................12 2.4.1 Geraadpleegde luchtfoto‟s ....................................................................................................12 2.4.2 Gegeorefereerde luchtfoto‟s .................................................................................................12 2.4.3 Luchtfoto-interpretatie 1940-1945 .........................................................................................13
2.5
ARCHIEF DELFT EN OMSTREKEN ...........................................................................................................13
2.6
RIJSWIJKS HISTORISCH INFORMATIECENTRUM .......................................................................................14
2.7
SARICON COLLECTIE ...........................................................................................................................16 2.7.1 Nieuwsberichten ...................................................................................................................16
2.8
EXPLOSIEVEN OPRUIMINGS DIENSTEN DEFENSIE (EODD) ......................................................................16 2.8.1 Collectie ruimrapporten .........................................................................................................16 2.8.2 Collectie mijnenvelddocumentatie.........................................................................................17
2.9
NEDERLANDS INSTITUUT VOOR MILITAIRE HISTORIE (NIMH) ...................................................................18 2.9.1 Collectie Duitse verdedigingswerken ....................................................................................18 2.9.2 Collectie gevechtsverslagen en rapporten mei 1940 ............................................................19
2.10 BUNDESARCHIV-MILITÄRARCHIV, DUITSLAND .........................................................................................20
Pagina 3 van 32
3
CHRONOLOGIE RELEVANTE GEBEURTENISSEN .....................................................................21
3.1
INLEIDING ...........................................................................................................................................21
3.2
CHRONOLOGIE ....................................................................................................................................21
4
BEOORDELING BRONNENMATERIAAL ......................................................................................22
4.1
INDICATIE VAN EXPLOSIEVEN IN HET ONDERZOEKSGEBIED ........................................................................22
4.2
LEEMTEN IN KENNIS BRONNENMATERIAAL ..............................................................................................22
4.3
NAOORLOGSE GEBEURTENISSEN ..........................................................................................................22
4.4
BODEMOPBOUW ..................................................................................................................................22
4.5
SOORT EN VERSCHIJNINGSVORM VAN EXPLOSIEVEN ................................................................................23
4.6
AFBAKENING VERDACHT GEBIED ...........................................................................................................23
4.7
RISICO-EVALUATIE ..............................................................................................................................24 4.7.1 Uit te voeren werkzaamheden ..............................................................................................24 4.7.2 Oorzaken en risico‟s van een explosie ..................................................................................24
4.8
NOODZAAK TOT HET OPSPOREN EN RUIMEN VAN EXPLOSIEVEN IN RELATIE MET DE UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN ...............................................................................................................................26
5
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ..............................................................................................27
5.1
CONCLUSIE ........................................................................................................................................27
5.2
ADVIES VERVOLGTRAJECT ....................................................................................................................27
6
BIJLAGEN .......................................................................................................................................28
Pagina 4 van 32
1 INLEIDING 1.1
AANLEIDING In opdracht van de gemeente Rijswijk heeft Saricon een vooronderzoek conventionele explosieven (hierna: explosieven) uitgevoerd voor het project Fietsbrug Rijswijk (hierna: onderzoeksgebied). Aanleiding voor het vooronderzoek vormt de toekomstige werkzaamheden ten behoeve van een fietsbrug over de Delftse Vliet.
1.2
OPDRACHTOMSCHRIJVING Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de offertes met de kenmerken 2010-S-047-AB-01 d.d. 1 februari 2011 (probleeminventarisatie) en 2011-S047-AB-02 d.d. 28 maart 2011 (probleemanalyse).
1.3
PROBLEEMSTELLING Als gevolg van oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog kunnen explosieven zijn achtergebleven. Bij het spontaan aantreffen van explosieven ontstaat een verhoogd veiligheidsrisico doordat het explosief door direct contact of trillingen kan exploderen. Onbedoelde explosies kunnen dodelijk letsel en zware schade aan materieel en omgeving tot gevolg hebben. Tevens kan een spontane vondst resulteren in meerkosten door stagnatie van de uitvoeringswerkzaamheden. De mogelijke aanwezigheid en gevaren van explosieven ter plaatse van het onderzoeksgebied dienen aan de hand van een vooronderzoek te worden onderzocht.
1.4
DOELSTELLING Het vooronderzoek heeft tot doel om te beoordelen of er indicaties zijn dat ter plaatse van het onderzoeksgebied explosieven aanwezig zijn. Indien explosieven aanwezig kunnen zijn, dan dient dit te worden gespecificeerd in termen van: Soort en verschijningsvorm van explosieven; Aantal explosieven; Afbakening van het verdachte gebied in horizontale en verticale zin.
Pagina 5 van 32
1.5
ONDERZOEKSGEBIED Het onderzoeksgebied is gelegen aan de Huis te Hoornkade en de Delftweg en is aangegeven in figuur 1:
Figuur 1 Begrenzing onderzoeksgebied.
Pagina 6 van 32
1.6
ONDERZOEKSMETHODE 1.6.1
Algemeen
Het vooronderzoek bestaat uit het inventariseren en het beoordelen van historisch bronnenmateriaal. Het eindresultaat van een vooronderzoek is een rapportage en een bijbehorende CE-bodembelastingkaart. Het vooronderzoek dient conform de vigerende wet- en regelgeving 1 te worden uitgevoerd volgens de eisen uit de BRL-OCE 2007-02. Voor de uitvoering van het vooronderzoek zijn aanvullende richtlijnen geschreven door een werkgroep van deskundigen 2 uit het werkveld in samenwerking met de branchevereniging VEO. Het vooronderzoek voor het onderzoeksgebied is geschreven conform de BRL-OCE 2007-02 en de aanvullende richtlijnen.
1.6.2
Inventarisatie bronnenmateriaal
Het bronnenonderzoek vindt plaats op basis van een inventarisatie van: gebeurtenissen die hebben geleid tot de mogelijke aanwezigheid van explosieven (indicaties); gebeurtenissen die hebben geleid tot het niet aanwezig zijn van explosieven (contra-indicaties). De indicaties en contra-indicaties worden verzameld aan de hand van literatuuronderzoek, luchtfoto-onderzoek, archiefonderzoek en zo nodig een getuigenonderzoek. Tijdens dit onderzoek is gebruikgemaakt van de bronnen die zijn vermeld in de bronnenlijst in bijlage 2.
1.6.3
Beoordeling bronnenmateriaal
In dit vooronderzoek worden de indicaties en contra-indicaties uit het bronnenonderzoek beoordeeld. Op basis daarvan wordt gemotiveerd vastgesteld of er sprake is van een van explosieven verdacht gebied. Indien er sprake is van een verdacht gebied, dan wordt in een probleemanalyse bepaald: de (sub)soort, het aantal en de verschijningsvorm van de vermoedelijke explosieven; de horizontale en verticale afbakening van het verdacht gebied. Bij de beoordeling van bronnenmateriaal is gebruik gemaakt van een geografisch informatie systeem (GIS). De indicaties en contra-indicaties zijn vertaald naar een locatie in het RDcoördinatenstelsel en verwerkt in het GIS. Deze gegevens vormen de basis voor de beoordeling of er sprake is van een van explosieven verdacht gebied. De CE-bodembelastingkaart is een product van de beoordeling van bronnenmateriaal met behulp van GIS. Deze kaart bevat: de voor het onderzoeksgebied relevante indicaties en contra-indicaties; de horizontale grenzen van het van explosieven verdacht gebied.
1 2
Beoordelingsrichtlijn “Opsporen Conventionele Explosieven (BRL-OCE)” Vereniging voor Explosieven Opsporing. De richtlijnen zijn een wijziging op paragraaf 2.2 van de BRL-OCE.
Pagina 7 van 32
1.6.4
Verantwoording
Dit vooronderzoek is uitgevoerd door historicus drs. L. Brama. Het kaartmateriaal is vervaardigd door GIS-deskundige B. Nagelhout, Bsc.
1.7
LEESWIJZER Hoofdstuk 2 bevat de resultaten van het literatuuronderzoek, luchtfoto-onderzoek en het archiefonderzoek. In hoofdstuk 3 zijn de relevante indicaties en contra-indicaties chronologisch geordend in een lijst van gebeurtenissen. In dat hoofdstuk is tevens bepaald of de lijst van gebeurtenissen voldoende indicaties bevat dat ter plaatse van het onderzoeksgebied explosieven aanwezig zijn. In hoofdstuk 4 wordt het bronnenmateriaal beoordeeld. In hoofdstuk 5 zijn de conclusies en aanbevelingen gegeven. Tot slot zijn in hoofdstuk 6 in de bijlagen de literatuur en de bronnenlijst opgenomen.
Pagina 8 van 32
2 INVENTARISATIE BRONNENMATERIAAL 2.1
EERDER UITGEVOERD ONDERZOEK Saricon heeft in 2009 voor de gemeente Den Haag een vooronderzoek uitgevoerd voor de A4-Vlietzone. Deze locatie ligt in de directe nabijheid van het onderzoeksgebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport Vooronderzoek conventionele explosieven Vliet/ A4-zone‟ d.d. 5 juni 2009 met als kenmerk 72483-VO-01. De resultaten van dit onderzoek zijn gebruikt voor deze rapportage.
2.2
LITERATUUR 2.2.1
Meidagen 1940
De Duitse legerleiding had vliegveld Ypenburg aangemerkt als belangrijk doel voor 10 mei 1940. Een eerste groep parachutisten zou in de omgeving worden neergelaten en zou vervolgens de gebouwen en landingsbaan van het vliegveld moeten veiligstellen. Vervolgens zouden versterkingen landen om de aanval op Den Haag in te zetten. Het doel van deze aanval was de ontwrichting van het regeringscentrum op de eerste dag van de inval. Ter verdediging van het vliegveld had de Nederlandse legerleiding voor 10 mei 1940 op enige afstand van Ypenburg drie defensieve schermen opgericht. Het meest noordelijke van deze drie schermen omvatte het gebied tussen park Vredenoord in het noorden, volgde de loop van De Vliet en had de trambrug als zuidgrens. Aan de oostzijde van deze brug was voorafgaand aan de Duitse aanval een mitrailleurstelling ingericht (zie figuur 3).3 Omdat de Duitse parachutisten in de nacht van 9 op 10 mei 1940 niet in de directe nabijheid van het onderzoeksgebied neerkwamen, hebben er op 10 mei 1940 hoogstwaarschijnlijk geen gevechtshandelingen in het onderzoeksgebied plaatsgevonden. Deze veronderstelling wordt geschraagd door een incident dat in de literatuur is opgenomen. Terwijl op het vliegveld Duitse en Nederlandse soldaten vuur uitwisselden, werd op de trambrug een tram tot staan gebracht. De trambestuurder verklaarde desgevraagd dat hij de remise aan de oostzijde van het kanaal had verlaten omdat hij net als op andere dagen om half één met een tram op het Plein in Den Haag moest zijn.4 Hoewel de Duitse troepen erin slaagden om grote delen van de oostoever van de Vliet te controleren bleef het bruggenhoofd bij de Trambrug in handen van een compagnie met karabijnen bewapende rekruten van het 3e Depot Bereden Artillerie. In de loop van 10 mei 1940 werd de verdediging aldaar versterkt. De woningen aan de Huis te Hoornkade werden ontruimd. Omdat nummer 35 van voornoemde straat uitzicht bood op het vliegveld, werd dit adres in gebruik genomen als observatiepost van de artillerie. Op enig moment heeft op 10 mei 1940 ook een geschutsstuk in de straat gestaan. De munitie hiervoor was in de verlaten 5 huizen opgeslagen. Nadere informatie over dit stuk geschut is echter niet aangetroffen. Wel vlogen er ´onophoudelijk´ Duitse vliegtuigen over die de straat onder vuur namen waardoor er kogels in de muren sloegen en in de straat talloze ruiten sneuvelden.
3 Historicus Brongers stelt dat rekruten van het Depot Bereden Artillerie de kanaalovergang bij de trambrug met een buitgemaakte Duitse mitrailleur afgrendelden (E.H. Brongers, De slag om Ypenburg, 76). 4 Brongers, De Slag om Ypenburg, 76. 5 M.J. van den Berge, Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog Rijswijkse Historische Reeks dl 6/7 (Rijswijk 1991) 27.
Pagina 9 van 32
Kort nadat het vliegveld in Duitse handen was gekomen, ondernamen Nederlandse troepen een tegenaanval. Het zwaartepunt van deze aanval lag ten noordoosten van het onderzoeksgebied, maar een opleidingscompagnie van het 4e Depotbataljon zette de aanval in tussen de trambrug en de wielerbaan. Hoewel zij erin slaagden om tot ongeveer 250 meter van het vliegveld door te dringen, werden zij ter hoogte van de Hoeve Ypenburg door vijandelijk vuur tegen de grond gedrukt. Aanvallen van Duitse jachtvliegtuigen dwong hen om uiteindelijk terug te trekken. Gevechtshandelingen vonden op enige afstand van het onderzoeksgebied plaats. De tegenaanval die vanuit de omgeving van de Hoornbrug werd ingezet verliep succesvoller. Ondanks een bombardement door de Engelse luchtmacht, slaagden Nederlandse troepen erin om het vliegveld in de loop van 10 mei 1940 te heroveren. De resterende meidagen bleef het in Nederlandse handen en bleven gevechtshandelingen uit.
Figuur 2 De situatie op 10 mei 1940 in het onderzoeksgebied (paars ingetekend). In de jaren ‟30 was in het onderzoeksgebied een trambrug gesitueerd. Aan de oostzijde van de brug is een mitrailleursstelling ingericht. Deze valt binnen het onderzoeksgebied (bron: V.E. Nierstrasz, Algemeen Overzicht van de strijd om en in de vesting Holland (zonder het oostfront) en de strijd tegen de luchtlandingstroepen rondom ‘s – Gravenhage mei 1940, „s- Gravenhage 1954, bijlages).
2.2.2
Duitse bezettingsjaren en bevrijding
Na de capitulatie van de Nederlandse legerleiding (15 mei 1940) werden de woningen aan de Huis te Hoornkade in gebruik genomen door bewakingstroepen van het Duitse leger. In de eerste twee jaar van de bezetting meerden regelmatig benzineschepen aan in de Rijs6 wijkse haven. Tijdens de bevrijding in mei 1945 hebben in of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied geen grondgevechten plaatsgevonden.
6
M.J. van den Berge, Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog (Rijswijk 1991) 31.
Pagina 10 van 32
2.2.3
Overzicht bombardementgegevens literatuur
10 mei 1940
Crash van een Duits vliegtuig van het type Junker in de Schaapweipolder (2 kilometer van het onderzoeksgebied) Crash van een Duits vliegtuig van het type Junker in de omgeving van de Hoornbrug (op 600 meter van het onderzoeksgebied). Brits bombardement op Rijswijk door twaalf Blenheims om 15.10 uur.
2 oktober 1940
Bombardement op Rijswijk door Blenheims. Getroffen werd de Kerklaan en de Olmstraat.
27 oktober 1944
Crash van een V-2 waarbij het jongensinternaat Kruisvaarders van St. Jan aan de Van Vredenburchweg werd getroffen.
20 november 1944
Bombardement op Rijswijk. Getroffen werd Te Werve (op 1500 meter van het onderzoeksgebied).
11 december 1944
Bombardement op Rijswijk. Getroffen werd Te Werve en de Vredenburchweg 100.
24 december 1944
Bombardement op Rijswijk. Getroffen werd Huis Te Werve.
4 januari 1945
Bombardement op Rijswijk met acht 250 lbs bommen. Getroffen werd Huis Te Werve.
5 januari 1945
Bombardement op Rijswijk. Getroffen werd Huis Te Werve door zes 250 lbs bommen.
17 januari 1945
Bombardement op Rijswijk door vier Geallieerde vliegtuigen van het type Spitfire met acht 250 lbs bommen. Getroffen werd Huis Te Werve.
3 februari 1945
Bombardement op Rijswijk. Getroffen werd Huis Te Werve.
6 februari 1945
Bombardement op Rijswijk door vier Geallieerde vliegtuigen van het type Spitfire met zeven 250 lbs bommen. Getroffen werd Huis Te Werve.
14 februari 1945
Bombardement op Rijswijk door drie Geallieerde vliegtuigen van het type Spitfire met zes 250 lbs bommen. Getroffen werd Huis Te Werve.
5 maart 1945
Bombardement op Rijswijk. Getroffen werd onder andere de HTM remise aan de Delftweg (op 500 meter van het onderzoeksgebied).
De tramremise van de HTM ligt op 500 meter van het onderzoeksgebied. De Hoornbrug ligt op 600 meter van het onderzoeksgebied. Het Huis Te Werve ligt op 1500 meter van het onderzoeksgebied
Pagina 11 van 32
2.3
COLLECTIE STAFKAARTEN TOPOGRAFISCHE DIENST Saricon heeft in de collectie van de Topografische Dienst/ Kadaster te Zwolle gezocht naar relevant kaartmateriaal uit de oorlogsperiode. Gevonden zijn een geallieerde stafkaart en een Duitse Truppenkarte. Deze kaarten zijn terug te vinden op de meegeleverde CD-rom.
2.3.1
Geallieerde stafkaarten
Het onderzoeksgebied is weergegeven op stafkaart 381 Delft (First Edition), 1:25.000, 1944. 7 Het onderzoeksgebied ligt in het Nord de Guerre coordinatenstelsel in het kaartvierkant 678 88
2.3.2
Duitse stafkaarten
Het onderzoeksgebied is weergegeven op stafkaart 30G „s-Gravenhage, 1:25.000, 1939. Het onderzoeksgebied ligt in het kaartvierkant 83-451.
2.4
LUCHTFOTO’S 2.4.1
Geraadpleegde luchtfoto’s
Het archief van de Afdeling Speciale Collecties van de Wageningen Universiteitsbibliotheek is geraadpleegd. Dit archief bevat circa 100.000 luchtverkenningfoto‟s, gemaakt door de Royal Air Force (RAF) en United States Army Air Forces (USAAF) tijdens de Tweede Wereldoorlog. Er zijn vier luchtfoto‟s aangetroffen die het onderzoeksgebied dekken. De volgende luchtfoto‟s zijn verzameld: Datum van opname
Vlucht
Run/ sortie
Fotonummer
10 september 1944
0287
03
4269
09
3299, 3300
10
4364
13 september 1944
2.4.2
0289
Gegeorefereerde luchtfoto’s
Uit de verzamelde luchtfoto‟s zijn een aantal foto‟s geselecteerd om gegeorefereerd te worden in GIS. Deze selectie is gemaakt op basis van waar te nemen oorlogsschade en kwaliteit van de luchtfoto‟s. De volgende luchtfoto‟s zijn gegeorefereerd in GIS:
7 8
Datum van opname
Vlucht
Run/ sortie
Fotonummer
10 september 1944
0287
03
4269
13 september 1944
0289
09
3300
Coördinatenstelsel dat tijdens de oorlog werd gebruikt. De letter staat voor een zonecode. De viercijferige code staat voor een gebied ter grootte van 1 bij 1 km.
Pagina 12 van 32
2.4.3
Luchtfoto-interpretatie 1940-1945
De luchtfoto‟s van 10 en 13 september 1944 dekken het onderzoeksgebied.
Figuur 3 Het onderzoeksgebied op luchtfoto‟s van 10 en 13 september 1944.
In en/of in de omgeving van het onderzoeksgebied is geen schade aan het landschap te zien als gevolg van oorlogshandelingen.
2.5
ARCHIEF DELFT EN OMSTREKEN De archieven van de gemeente Rijswijk zijn ondergebracht in het Archief Delft en omstreken. Het volgende archief is geraadpleegd: Archief van het gemeentebestuur van Rijswijk 1918-1945, toegangsnummer 704. De volgende relevante informatie is gevonden: Inventarisnr. Dossierreferentie 1262
Stukken betreffende uitvoering van oorlogsmaatregelen door de Duitse bezetter. Brief d.d. 13 juni 1940 aan de burgemeester van Rijswijk.
Idem. Brief d.d. 24 mei 1940 aan de directie van de Nutsspaarbank.
Relevante informatie Melding van schade (naar aanleiding van gevechten mei 1940) aan de Delftweg 25 (circa 270 meter van het onderzoeksgebied). Schade aan huizen, stallen die gebruikt zijn voor militaire doeleinden, 17 bommengaten, 1 kazemat en 4 mitrailleurnesten in het land. Melding van schade aan Huis te Hoornkade 69 en 70 (op circa 70 meter van het onderzoeksgebied).
Pagina 13 van 32
Inventarisnr.
Dossierreferentie
Idem. Opgave van schade van burgemeester van Rijswijk d.d. 25 juli 1940 aan het Bureau Wederopbouw Boerderijen. Idem. Brief van burgemeester van Rijswijk d.d. 7 november 1940 aan het Nationaal Fonds voor Bijzondere Nooden. 1264
Stukken betreffende uitvoering van oorlogsmaatregelen door de Duitse bezetter. Brief van de directeur gemeentewerken Rijswijk, d.d. 15 juni 1942, met een opgave van schade na het bombardement in de nacht van 1 op 2 juni 1942.
Relevante informatie Schade is ontstaan nadat Nederlandse militairen de huizen in gebruik hadden genomen als verdediging tegen Duitse troepen op het vliegveld. Schade aan huizen aan de Delftweg en de Rotterdamseweg.
Schade aan de Kerklaan 136 als gevolg van een bombardement op 2 oktober 1940. De Kerklaan 136 ligt op circa 1 kilometer van het onderzoeksgebied. Bombardement (een tweetal brisantbommen en meerdere brandbommen) in de nacht van 1 op 2 juni 1942. Schade aan, onder andere, Huis te Hoornkade nrs. 69, 70 en 71. Deze huizen liggen op circa 70 meter van het onderzoeksgebied.
Samenvatting relevante informatie In mei 1940 raakten de huizen nrs. 69 en 70 aan de Huis te Hoornkade beschadigd door gevechten tussen Nederlandse en Duitse militairen. Deze huizen liggen op 70 meter van het onderzoeksgebied. Op 2 oktober 1940 werd de Kerklaan in Rijswijk geraakt door een bombardement. De Kerklaan ligt op 1 kilometer van het onderzoeksgebied. In de nacht van 1 op 2 juni 1942 vielen een tweetal brisantbommen en een aantal brandbommen. De huizen aan de Huis te Hoornkade nrs. 69, 70 en 71 raakten beschadigd. Deze huizen liggen op 70 meter van het onderzoeksgebied.
2.6
RIJSWIJKS HISTORISCH INFORMATIECENTRUM In het Rijswijks Historisch Informatiecentrum is de documentatiemap Tweede Wereldoorlog geraadpleegd. De volgende relevante informatie is gevonden: Inventarisnr.
Dossierreferentie
Relevante informatie
0.5
Artikel in: De Nieuwe Rijswijkse Courant d.d. 30 maart 1946: ‘de Rijswijkse luchtbeschermingsdienst geliquideerd’.
Bominslag op de Olmstraat/ Kerklaan op 2 oktober 1940. Bominslag, vier bommen, op 8 februari 1941 bij het Julialaantje (1400 meter van het onderzoeksgebied). Bombardement op 18 augustus 1941 waarbij, onder andere, de Delftweg en de Kleyweg werden geraakt. Bominslag op 1 juni 1942. Crash van een V-2 op 27 oktober 1944 aan de Van Vredenburchweg.
Pagina 14 van 32
Inventarisnr.
0.5
Dossierreferentie
‘De Bevrijdingscourant 1945’, mei 1995.
Relevante informatie
1940-
Dagboek van Rob Steinbruch, wonende aan de Thierenskade met betrekking tot de luchtactiviteiten boven Rijswijk.
Getroffen werd het jongensinternaat Kruisvaarders van St. Jan waarbij 12 doden vielen. 21 november 1944. Luchtgevechten boven Te Werve waarbij bommen neerkwamen. 11 december 1944. De Van Vredenburchweg wordt getroffen door bommen. Vier mensen komen om het leven. In Rijswijk vielen: 173 brisantbommen; 130 brandbommen; 1 V-1; 1 V2; 4 benzinetanks; 1 vliegtuig (vliegend fort) en 1 kabelballon. Bij de capitulatie van het Nederlandse leger op 15 mei 1940 gooiden Nederlandse soldaten bij de Hoornbrug (op 600 meter van het onderzoeksgebied) hun wapens in het water. Op 2 oktober 1940 om 11 uur ‟s avonds wierp een Blenheim brisantbommen af. Deze bommen kwamen terecht op de hoek Olmstraat/ Kerklaan. Op 27 oktober 1944 stortte een V2 raket neer op het jongensinternaat Kruisvaarders van St. Jan aan de Van Vredenburchweg. Op 11 december 1944 kwamen er drie bommen neer achter de huizen van de Van Vredenburchweg 98100c. Vrijdag 27 oktober 1944. Omstreeks 16.00 uur stortte een V2 neer op de stichting Kruisvaarders van St. Jan, 11 doden. Maandag 11 december 1944. Bommen op de Van Vredenburchweg tegenover Huis te Werve. Woensdag 21 februari 1944. Bominslag bij Julialaantje.
Samenvatting relevante informatie Bij de capitulatie van het Nederlandse leger op 15 mei 1940 gooiden Nederlandse soldaten bij de Hoornbrug (op 600 meter van het onderzoeksgebied) hun wapens in het water. Op 2 oktober 1940 werd de Kerklaan en de Olmstraat door bommen getroffen. De Kerklaan en Olmstraat liggen op circa 1 kilometer van het onderzoeksgebied.
Pagina 15 van 32
2.7
SARICON COLLECTIE 2.7.1
Nieuwsberichten
In de Saricon-database zijn twee nieuwsberichten gevonden. Een artikel uit de Haagsche Courant van 2 oktober 1996 en een artikel uit het Reformatorisch Dagblad d.d. 31 juli 2002. In deze artikelen wordt de vondst van vliegtuigbommen gemeld op het voormalige vliegveld Ypenburg: Haagsche Courant d.d. 2 oktober 1996
„Bom gevonden op Ypenburg‟. Tijdens graafwerkzaamheden is gisteren op het voormalige vliegveld Ypenburg een bom uit de Tweede Wereldoorlog aangetroffen.[..] Het projectiel zou vandaag onschadelijk worden gemaakt.
Reformatorisch Dagblad d.d. 31 juli 2002
„Vliegtuigbom ontdekt in Ypenburg‟. In de nieuwe Haagse wijk Ypenburg is gisteren een vliegtuigbom uit de Tweede Wereldoorlog aangetroffen. [..] Het Explosieven Opruimingscommando heeft de Engelse 40-ponder naar het in aanleg zijnde stuk van de A4 bij Schipluiden overgebracht en hem daar gecontroleerd tot ontploffing gebracht.
Het vliegveld Ypenburg ligt op circa 1600 meter van het onderzoeksgebied.
2.8
EXPLOSIEVEN OPRUIMINGS DIENSTEN DEFENSIE (EODD) Saricon heeft de archieven van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) en zijn voorgangers te Culemborg geraadpleegd. De collectie eerdere ruimrapporten (collectie MORA‟s en UO‟s) en de collectie mijnenvelddocumentatie zijn ingezien.
2.8.1
Collectie ruimrapporten
Deze collectie bestaat uit rapporten van eerdere opsporings- en ruimacties van de EODD in de periode sinds 1970. Zoeken in deze collectie is vaak niet eenvoudig, omdat goede verwijzingen naar de locaties van zoekacties en aangetroffen explosieven ontbreken. Niet uit te sluiten is dat alle relevante opsporings- en ruimacties zijn achterhaald. In en/of in de directe omgeving van het onderzoeksgebied zijn aangetroffen: Nr 19742759
Datum 24 oktober 1974
Ligplaats Burgemeester Elsenlaan 315
19772368
15 juli 1977
Patentlaan, exacte
Informatie 2 brisantgranaten van 7,5 cm; 1 brisantgranaat van 3,7 cm verschoten; 1 brisantgranaat 2 cm verschoten; 4 tijdbuizen; 11 diverse patronen klein kaliber munitie. 1 brisantgranaat van
Pagina 16 van 32
Nr
Datum
Ligplaats locatie niet bekend
19812745
10 september 1981
Nijverheidsstraat 3a
19822583
6 augustus 1982
Rotterdamseweg 1
19843686
14 november 1984
Delftweg 50
19890306
8 februari 1989
Populierlaan, gemeenteterrein.
19951462
6 juli 1995
Populierlaan, gemeenteterrein.
Informatie 7,5 cm, zonder ontsteker; 1 ontsteker AP-mijn; 1 schokbuis van 20 mm. 1 pantsergranaat, 20 ponder, met dubbele kap, niet verschoten. 1 vernielingslading („Spreng Patrone Zerstörer 72 mm). 1 oefenantitankbrisantgranaat 105 mm; 1 oefenspringbrisantgranaat 105 mm. 10 diverse klein kaliber munitie; 1 lichtgranaat 81 mm mortier. 1 oefenantitankbrisantgranaatraket van 3,5 inch verschoten.
In de Nijverheidstraat, Populierlaan, Rotterdamseweg en aan de Delftweg nr. 50 zijn in het verleden explosieven, namelijk een vernielingslading, granaten en klein kaliber munitie gevonden. Deze locaties liggen op circa 200 tot circa 400 meter van het onderzoeksgebied.
2.8.2
Collectie mijnenvelddocumentatie
De collectie mijnenveldkaarten van de EODD is geraadpleegd. In en/of in de omgeving van het onderzoeksgebied hebben geen mijnenvelden gelegen.
Pagina 17 van 32
2.9
NEDERLANDS INSTITUUT VOOR MILITAIRE HISTORIE (NIMH) Het NIMH in Den Haag beheert collecties over de geschiedenis van de Nederlandse krijgsmacht. De collecties „Duitse verdedigingswerken‟ en „Gevechtsverslagen en rapporten mei 1940‟ zijn geraadpleegd.
2.9.1
Collectie Duitse verdedigingswerken
De collectie Duitse verdedigingswerken en inundaties van Nederlands grondgebied in de oorlog en rapporten van militaire aard vanuit bezet Nederland aan het Bureau Inlichtingen Londen 1940-1945 bestaat uit inlichtingenrapporten, plattegronden en verordeningen van de Duitse bezettingsmacht en van het Nederlandse verzet. In deze collectie zijn de volgende gegevens zijn gevonden: Toegangsnummer 575 Duitse verdedingswerken: Inventarisnr. Documentreferentie Relevante informatie 26
Rapport J.A. 203 d.d. 2 januari 1945.
56
Bericht J.A. 375 d.d. 19 maart 1945. Bericht J.A. 379 d.d. 20 maart 1945.
130
Britse ‘Intelligence’ kaart nr. 381 met Duitse verdedigingswerken bij Loosduinen, Monster en Delft, 25 maart 1945.
244
Kaart 361 d.d. 16 april 1945. Verdedigingswerken RijswijkDelfgauw. Bericht GB/6193/44 d.d. 19 april 1944. Plattegrond van Rijswijk met de fabriek Pander waar vliegtuigonderdelen vervaardigd worden. Bericht E/235/45 d.d. november 1944. Inlichtingen betreffende startbanen V1 bij Wassenaar en Rijswijk.
392
498
Aan de Van Vredenburchweg, bij Huis te Rijswijk en Huis te Werve zijn schuilonderkomens voor auto‟s gerealiseerd. Tegenover de RoomsKatholieke kerk is een stelling gebouwd. Huizen langs de oprit van de Hoornbrug moeten worden ontruimd. De stellingen gelegen aan de Rijksweg bij de Brasserskade worden gevechtsklaar gemaakt. In het onderzoeksgebied (zie figuur 3) is de trambrug aangegeven als „bridge under construction‟. Ten zuiden van de brug zijn twee verplaatsbare wegversperringen aangegeven. Ten noordwesten van het onderzoeksgebied op de Populierlaan, ter hoogte van de Lijsterbeslaan is een niet nader gespecificeerde dumpplek ingetekend. Ten zuiden van het onderzoeksgebied, aan het Jaagpad zijn mitrailleurstellingen en versperringen gerealiseerd. Geen.
Geen.
Op een sportterrein bij de Van Vredenburchweg was een startbaan van een V-1 gerealiseerd.
Pagina 18 van 32
2.9.2
Collectie gevechtsverslagen en rapporten mei 1940
De collectie bestaat uit verslagen en rapporten zoals die werden ingeleverd door officieren, onderofficieren en manschappen bij de Krijgsgeschiedkundige Sectie van het Hoofdkwartier van de Generale Staf. Dit gebeurde kort na de strijd of kort na de Tweede Wereldoorlog. In deze collectie zijn de volgende gegevens zijn gevonden: Toegangsnummer 409 Meidagen 1940: Inventarisnr. Documentreferentie 536043
536039
Relevante informatie
10 mei 1940. Eenheid krijgt opdracht om de trambrug te bezetten. Krijgen vervolgens machinegeweervuur van laagvliegende vliegtuigen. Bij de trambrug stond artillerie waarmee een boerderij, waar Duitsers zich verschuilden, onder vuur genomen werd. Gevechtsverslag van IIIe Depot 10 mei 1940. Bij de herovering van het Bereden Artillerie, opgesteld door vliegveld Ypenburg werden de brugmajoor J.M.A. Goedewaagen. gen over de Vliet, waaronder de Trambrug, bezet door Nederlandse militairen. Bij het bezetten van deze bruggen werden zij bestookt door mitrailleurvuur. Gevechtsverslag van een patrouille van III Depot Bereden Artillerie, opgesteld door wachtmeester Paans.
Pagina 19 van 32
Samenvatting 10 mei 1940 Bij de herovering van Ypenburg bezetten Nederlandse militairen de Trambrug. Zij werden hierbij door mitrailleurvuur van vliegtuigen beschoten. Bij de trambrug kon een stuk artillerie opgesteld worden waarmee een boerderij onder vuur werd genomen. 25 maart 1945 Ten zuiden van het onderzoeksgebied waren wegversperringen geplaatst. Ten noordwesten van het onderzoeksgebied was een dumpplek gerealiseerd. Niet bekend is waar deze dumpplek voor gebruikt werd.
Figuur 4 Detail van Britse „Intelligence‟ kaart nr. 381 van 25 maart 1945. De trambrug (onderzoeksgebied) staat aangegeven als „bridge under construction‟. De twee kruisjes ten zuiden van het onderzoeksgebied zijn twee wegversperringen, evenals aan de overkant van het water waar ook versperringen zijn aangebracht. De pijlen zijn mitrailleurstellingen. De halve cirkels staan voor niet nader gespecificeerde dumpplekken (bron: NIMH, collectie 575 Duitse verdedigingswerken in Nederland en rapporten van het Bureau Inlichtingen te Londen 1940-1945, inv.nr. 130).
2.10 BUNDESARCHIV-MILITÄRARCHIV, DUITSLAND Saricon beschikt over een collectie documenten van de Luftwaffenführungsstab uit het Bundesarchiv te Freiburg. Deze collectie bestaat uit Lageberichten (dagrapporten) van de Luftwaffe over de periode mei 1940 tot april 1941. Met betrekking tot het onderzoeksgebied zijn geen relevante gegevens gevonden.
Pagina 20 van 32
3 CHRONOLOGIE RELEVANTE GEBEURTENISSEN 3.1
INLEIDING Saricon heeft op basis van de gegevens in hoofdstuk 2 een overzicht van gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog opgesteld, waarbij gebruik is gemaakt van alle op het moment van opstellen beschikbare bronnen. Deze bronnen zijn opgenomen in de bronnenlijst achter in dit document.
3.2
CHRONOLOGIE 10 mei 1940 Bij de gevechten op de eerste oorlogsdag werd de Trambrug (in het onderzoeksgebied) bezet door Nederlandse militairen. Zij werden hierbij door mitrailleurvuur uit vliegtuigen beschoten. Bij de trambrug stond een stuk artillerie opgesteld waarmee een boerderij onder vuur werd genomen. De huizen in de omgeving van het onderzoeksgebied, Huis te Hoornkade 69 en 70, raakten door deze gevechten beschadigd. 2 oktober 1940 De Kerklaan en de Olmstraat (op 1 kilometer van het onderzoeksgebied) werden gebombardeerd. 1-2 juni 1942 In de nacht van 1 op 2 juni vielen een tweetal brisantbommen en een aantal brandbommen. De huizen aan de Huis te Hoornkade 69, 70 en 71 raakten beschadigd. Deze huizen liggen op 70 meter van het onderzoeksgebied. 5 maart 1945 De tramremise aan de Delftweg werd gebombardeerd. De tramremise ligt op 500 meter van het onderzoeksgebied. 25 maart 1945 Ten zuiden van de trambrug (onderzoeksgebied) waren wegversperringen geplaatst. In het verleden zijn in de omgeving van het onderzoeksgebied explosieven, vernielingslading, granaten en klein kaliber munitie, gevonden.
Pagina 21 van 32
4 BEOORDELING BRONNENMATERIAAL 4.1
INDICATIE VAN EXPLOSIEVEN IN HET ONDERZOEKSGEBIED Het onderzoeksgebied heeft te maken gehad met oorlogsgeweld. Op 10 mei 1940 is de trambrug (onderzoeksgebied) bezet geweest door Nederlandse militairen die vervolgens door mitrailleurvuur uit vliegtuigen bestookt werden. Verder stond bij de trambrug een stuk artillerie opgesteld waarmee een boerderij onder vuur werd genomen. Op basis van deze gegevens zijn er voldoende indicaties dat explosieven aanwezig kunnen zijn in het onderzoeksgebied.
4.2
LEEMTEN IN KENNIS BRONNENMATERIAAL In de Nederlandse archieven zijn geen luchtfoto‟s bekend van het onderzoeksgebied van de periode 1940-1943; Het is niet bekend of in de periode 1945-1970 explosieven zijn opgegraven en veiliggesteld.
4.3
NAOORLOGSE GEBEURTENISSEN Om de naoorlogse periode in kaart te brengen is er en vergelijking gemaakt van de GBKN en huidige satellietbeelden van Google Earth met de luchtfoto‟s uit de Tweede Wereldoorlog. Uit deze vergelijking blijkt dat na de Tweede Wereldoorlog de trambrug over de Delftse Vliet is afgebroken. Uit archiefonderzoek is gebleken dat van 1961 tot 1965 langs het Jaagpad en de Delftweg 9 (onderzoeksgebied) oeververnieuwingen hebben plaatsgevonden. In 1978-1979 is ter bescherming van de bodem van de Delftse Vliet, ook in het onderzoeksgebied, mijnsteen ge10 stort. Of bij deze werkzaamheden gebaggerd is, is niet bekend. Ook is niet bekend of er toen munitie gevonden is. 11
Navraag bij de Provincie Zuid-Holland leerde dat het onderzoeksgebied in het najaar van 2006 gebaggerd is. De waterbodem is toen vanaf de waterspiegel tot een diepte van 2,7 tot 2,8 meter (vaste waterbodem) uitgebaggerd. Bij deze baggerwerkzaamheden is munitie bij het Kruithuis aan de Delftse Schie naar boven gekomen. Bij het baggeren in het onderzoeksgebied is geen munitie gevonden.
4.4
BODEMOPBOUW Via het DINO-loket zijn gegevens verkregen over de bodemopbouw van de omgeving van het 12 onderzoeksgebied. Het maaiveld in de directe omgeving van het onderzoeksgebied ligt op gemiddeld 1,5 meter +NAP. Uit de boorstaten blijkt dat de bodemopbouw van de omgeving van het onderzoeksgebied vanaf het maaiveld tot een diepte van 4,4 meter –MV uit klei be-
9
Nationaal Archief (NA), 3.02.27 Provinciale Waterstaat Zuid-Holland 1891-1986, inventarisnummers 1824,1825 en 1827,1828. NA, 3.02.46 Griffie van de Provincie Zuid-Holland 1951-1986, inv.nrs. 3217 en 3222. 11 Telefoongesprek d.d. 11 mei 2011, Provincie Zuid-Holland. 12 Dinoloket: boring B30G1619; sonderingen S30G07929, S30G07930 en S30G07931(1984). 10
Pagina 22 van 32
staat. Vanaf 4,4 meter –MV volgt een laag zand. Het is niet bekend of het maaiveld in de omgeving van het onderzoeksgebied naoorlogs is opgehoogd. Van het Hoogheemraadschap Delfland zijn gegevens verkregen over de waterbodem van het onderzoeksgebied. De legger (diepte) van het water binnen het onderzoeksgebied is vanaf de waterspiegel tot en met de vaste waterbodem 2,8 meter. De breedte van het Delftsche Vliet in het onderzoeksgebied is, van oever tot oever, 28,8 meter.
4.5
SOORT EN VERSCHIJNINGSVORM VAN EXPLOSIEVEN Uit de historische gegevens is duidelijk geworden dat bij trambrug (in het onderzoeksgebied) op 10 mei 1940 een stuk artillerie stond waarmee een boerderij onder vuur werd genomen. Op basis van deze informatie wordt aangenomen dat bij de terugtrekking van de Nederlandse troepen uit het onderzoeksgebied klein kaliber munitie, hand- en geweergranaten en geschutmunitie in het water gedumpt zijn. Soort explosief
Nationaliteit
Subsoort
Dumpmunitie
Nederlands
Klein kaliber munitie.
Dumpmunitie
Nederlands
Hand- en geweergranaten
Dumpmunitie
Nederlands
Geschutmunitie
Verschijningsvorm Achtergelaten/ gedumpt Achtergelaten/ gedumpt Achtergelaten/ gedumpt
Aantal Onbekend Onbekend Onbekend
Op basis van het huidige feitenmateriaal kan de hoeveelheid aan te treffen explosieven niet worden vastgesteld.
4.6
AFBAKENING VERDACHT GEBIED Aangenomen wordt dat bij de terugtrekking van Nederlandse troepen vanaf de trambrug munitie in het water is gegooid. Hierbij is er van uitgegaan dat binnen 10 meter aan weerszijden van de trambrug munitie in de waterbodem verwacht kan worden. Derhalve is een gedeelte van de waterbodem van het onderzoeksgebied verdacht op Nederlandse klein kaliber munitie, hand- en geweergranaten en geschutmunitie. Deze munitie wordt onderin de sliblaag op de vaste waterbodem van het onderzoeksgebied verwacht (figuur 5).
Pagina 23 van 32
Figuur 5 Het onderzoeksgebied op GBKN met ingetekend het verdachte gebied (10 meter aan weerszijden van de trambrug).
4.7
RISICO-EVALUATIE 4.7.1
Uit te voeren werkzaamheden
In het onderzoeksgebied wordt, over de Delftse Vliet, een fietsbrug gerealiseerd. Bij deze werkzaamheden wordt de vaste waterbodem beroerd.
4.7.2
Oorzaken en risico’s van een explosie
Bij grondwerkzaamheden zal grondverzet gepleegd worden. Explosieven kunnen tijdens grondverzet onbedoeld in werking treden door beroering als gevolg van direct contact of door beroering als gevolg van een versnelling van de achtergrondtrilling van de bodem met 1,0 2 m/s of meer. Deze versnelling ontstaat bij heiwerkzaamheden tot 10 meter buiten de locatie van de heipaal bij het slaan van heipalen en tot 1,5 meter buiten de heipaal bij het boren van heipalen. De versnelling ontstaat bij het intrillen van damwanden tot 2,5 meter rondom de damwand en bij het trillingsarm inbrengen van damwanden tot 1,5 meter rondom de damwand. Voor klein kaliber munitie, hand- en geweergranaten en geschutmunitie vertalen de risico‟s zich als volgt:
Pagina 24 van 32
Klein kaliber munitie Dit is munitie met een kaliber tot 20 mm. en wordt verschoten uit handvuurwapens of mitrailleurs. Het projectiel wordt voortgedreven door de gasdruk die ontstaat door een explosieve verbranding van kruit in de huls. Projectiel en huls samen worden een patroon genoemd. Risico’s van klein kaliber munitie Klein kaliber munitie bezit meestal geen brisante ladingen en de projectielen zijn daarom niet dodelijk; de voortdrijvende ladingen (kruit en slaghoedje) kunnen hooguit brandwonden veroorzaken. Aangenomen is dat er geen projectielen van 13 mm. en/of 15 mm. zich tussen de mogelijk aan te treffen klein kaliber munitie bevinden. Hand- en geweergranaten Handgranaten zijn projectielen die met de hand geworpen moeten worden en tijdens hun baan door de lucht zichzelf op scherp stellen of onmiddellijk hun werking beginnen. Geweergranaten zijn projectielen die worden verschoten met een geweer door middel van een gasdrukpatroon of een scherpe patroon bij speciaal daarvoor ontwikkelde geweergranaten. Risico’s van hand- en geweergranaten Indien achtergelaten of als blindganger leveren hand- en geweergranaten gevaren op omdat de ontstekers erg gevoelig kunnen zijn. Van chemische hand- en geweergranaten leveren de (springrook) fosfor hand- en geweergranaten gevaar op. Deze hebben een dunne wand en bij beschadiging hiervan begint de fosfor spontaan te branden. Detonatie van hand- en geweergranaten met brisante lading kan materiële schade en dodelijk letsel veroorzaken. Chemische en fosfor hand- en geweergranaten kunnen ernstige brandwonden en dodelijk letsel veroorzaken. Geschutmunitie Onder geschutmunitie wordt verstaan projectielen van 20 mm. en groter die worden verschoten uit kanonnen, houwitsers en overeenkomstig geschut. Het projectiel wordt voortgedreven door een kruitlading in een huls of door een losse kruitlading. Risico’s van geschutmunitie De projectielen hebben specifieke gevaren voor wat betreft de vulling. De projectielen bezitten dikwijls een brisante of een brandlanding en zijn voorzien van een ontsteker. De ladingen worden ontstoken door ontstekers die door hun omvang slechts enkele of zelfs geen veiligheden hebben en daardoor gevoelig kunnen zijn. Vanaf het kaliber 13 mm. bezitten de projectielen één of meer geleidebanden. Is zo‟n band gegroefd dan is het projectiel verschoten en moet men aannemen dat de ontsteker is scherpgesteld. In de loop der jaren kunnen de veiligheden in de ontsteker zijn weggerot of doorgeroest. De explosieve stof(fen) in de munitie kunnen in de loop der jaren onstabiel en/of gevoeliger zijn geworden. Detonatie van geschutmunitie met brisante lading kan materiële schade en dodelijk letsel veroorzaken.
Pagina 25 van 32
4.8
NOODZAAK TOT HET OPSPOREN EN RUIMEN VAN EXPLOSIEVEN IN RELATIE MET DE UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN De waterbodem van het onderzoeksgebied is voor een deel verdacht op de aanwezigheid van klein kaliber munitie, hand- en geweergranaten en schutmunitie. Deze zogenaamde dumpmunitie kan binnen 10 meter aan weerszijden van de trambrug voorkomen. Voor de diepteligging wordt gesteld dat deze munitie onderin de sliblaag op de vaste waterbodem verwacht kan worden. Uit onderzoek naar de naoorlogse geschiedenis is vast komen te staan dat van 1961 tot 1965 onder andere in het onderzoeksgebied oeververnieuwingen hebben plaatsgevonden. Eind jaren ‟70 is in de Delftse Vliet, ter bescherming van de bodem, mijnsteen gestort. Of er bij deze werkzaamheden gebaggerd en/of munitie gevonden is, is niet bekend. In het najaar van 2006 is in het onderzoeksgebied gebaggerd. De Delftse Vliet is toen vanaf de waterspiegel tot een diepte van 2,7 – 2,8 meter (vaste waterbodem) uitgebaggerd. Bij deze baggerwerkzaamheden is in het onderzoeksgebied geen munitie gevonden. Aangenomen wordt dat bij de werkzaamheden in de jaren ‟60 en ‟70 eventuele dumpmunitie (klein kaliber munitie, hand- en geweergranaten en geschutmunitie) is opgemerkt en op reguliere wijze is overgedragen aan de toenmalige Explosieven Opruimingsdienst. In 2006 is in het onderzoeksgebied gebaggerd. Er zijn toen in de waterbodem geen explosieven aangetroffen. Op basis van deze informatie kan gesteld worden dat het niet waarschijnlijk is dat in de waterbodem van het onderzoeksgebied dumpmunitie is achtergebleven. De waterbodem van het onderzoeksgebied is derhalve niet verdacht op het aantreffen van dumpmunitie. De geplande werkzaamheden in het onderzoekgebied kunnen daarom in munitietechnische zin regulier plaatsvinden.
Pagina 26 van 32
5
CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
5.1
CONCLUSIE In opdracht van de gemeente Rijswijk heeft Saricon een vooronderzoek explosieven uitgevoerd ter plaatse van de Huis te Hoornkade en de Delftse Vliet. Aanleiding voor het vooronderzoek vormt de realisatie van een fietsbrug op de locatie. Op basis van de beoordeling van alle op het moment van opstellen van dit rapport beschikbare bronnenmateriaal is geconcludeerd dat er indicaties zijn om te spreken van de mogelijke aanwezigheid van explosieven. Op 10 mei 1940 stond bij de trambrug (in het onderzoeksgebied) een stuk Nederlands artillerie opgesteld. Bij terugtrekking van de Nederlandse militairen kon klein kaliber munitie, hand- en geweergranaten en geschutmunitie (dumpmunitie) in het water gegooid zijn. Een deel van de waterbodem in het onderzoeksgebied is derhalve verdacht op het aantreffen van dumpmunitie. Uit nader onderzoek is gebleken dat na de Tweede Wereldoorlog er diverse werkzaamheden in het onderzoeksgebied hebben plaatsgevonden. Zo hebben er oeververnieuwingen plaatsgevonden en is in 2006 het onderzoeksgebied gebaggerd. Aangenomen wordt dat bij deze werkzaamheden eventuele dumpmunitie is opgemerkt en verwijderd. Bij de baggerwerkzaamheden in 2006 is geen munitie aangetroffen. Op basis van deze informatie kan gesteld worden dat de waterbodem van het onderzoekgebied niet verdacht is op het aantreffen van dumpmunitie.
5.2
ADVIES VERVOLGTRAJECT Saricon adviseert om geen explosieven opsporingswerkzaamheden uit te laten voeren in het onderzoeksgebied. De geplande werkzaamheden voor de realiseren van een fietsbrug kunnen zonder voorafgaande explosievenveiligstelwerkzaamheden plaatsvinden.
Pagina 27 van 32
6
BIJLAGEN
Pagina 28 van 32
Bijlage 1 Distributielijst Gemeente Rijswijk; Saricon.
Pagina 29 van 32
Bijlage 2 Bronnenlijst Archieven Nationaal Archief Archief van Provinciale Waterstaat Zuid-Holland 1891-1986, toegangsnummer 3.02.27, inventarisnummer 1824: vernieuwing oevervoorziening. Gedeelte langs de Delftweg Rijswijk 1961-1963; inventarisnummer 1825: gedeelte langs het Jaagpad 1962-1963; inventarisnummer 1827: gedeelte langs de Delftweg en Jaagpad, 19641965; inventarisnummer 1828: gedeelte Huis te Hoornkade en Jaagpad, 1965; Archief van de Griffie van de Provincie Zuid-Holland 1951-1986, toegangsnummer 3.02.46, inventarisnummer 3217: vernieuwing oevervoorziening Rijn-Schiekanaal. Langs de Oostvlietweg te Leidschendam en het Jaagpad te Rijswijk, 1982-1983; inventarisnummer 3222: storting mijnsteen ter bescherming van de bodem van het Rijn-Schiekanaal tussen de Reineveldbrug te Delft en de Hoornbrug te Rijswijk, 1978-1979. Archief Delft en omstreken Archief van het gemeentebestuur van Rijswijk 1918-1945, toegangsnummer 704. Nederlands Instituut voor Militaire Historie Collectie Duitse verdedigingswerken en inundaties van Nederlands grondgebied in de oorlog en rapporten van militaire aard vanuit bezet Nederland aan het Bureau Inlichtingen Londen (1940-1945), toegangsnummer 575; Collectie Gevechtsverslagen en rapporten mei 1940, toegangsnummer 409. Rijswijks Historisch Informatiecentrum Documentatiemap 0.5 Tweede Wereldoorlog. Saricon collectie Tweede Wereldoorlog Topografische Dienst/ Kadaster Collectie stafkaarten; Wageningen Universiteit Afdeling Speciale Collecties, luchtfotoarchief. Explosieven Opruimingsdienst Defensie Collectie ruimrapporten en mijnenvelddocumentatie gemeente Rijswijk. Literatuur Amersfoort, H. en P. Kamphuis (red.), Mei 1940. De Strijd op Nederlands Grondgebied (Den Haag 2005); Berge, J. van den, Om nooit te vergeten. Rijswijk in de Tweede Wereldoorlog. Rijswijkse Historische Reeks dl. 6 en 7 (Rijswijk 1991)‟; Brongers, E.H., De slag op Ypenburg (Rijswijk 2000); Eversteijn, T., Bombardementen en verongelukte vliegtuigen in de periode 10 mei 1940 – 5 mei 1945 (z.p. 2003); Klep, Chr. en B. Schoenmaker (red.), De bevrijding van Nederland 1944-1945. Oorlog op de flank (Den Haag 1995); Korthals Altes, A., Luchtgevaar. Luchtaanvallen op Nederland 1940-1945 (Amsterdam 1984); Middlebrook, M. en C. Everitt, The Bomber Command War Diaries (z.p. 1985); Pagina 30 van 32
Nierstrasz, V.E. van, Algemeen overzicht van de strijd om en in de vesting Holland en de strijd tegen de luchtlandingstroepen rondom ’s-Gravenhage mei 1940 (‟sGravenhage 1954); Studiegroep Luchtoorlog 1939-1945, Verliesregister 1939-1945. Alle militaire vliegtuigverliezen in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog (z.p. 2008); Zwanenburg, G.J., En nooit was het stil. Kroniek van een luchtoorlog. Deel I en II: Luchtaanvallen op doelen in en om Nederland (‟s-Gravenhage 1990). Rapporten „Vooronderzoek conventionele explosieven Vliet/ A4-zone‟ uitgevoerd door Saricon d.d. 5 juni 2009 met als kenmerk 72483-VO-01.
Pagina 31 van 32
Bijlage 3 Certificaten
Pagina 32 van 32
Bijlage 4: Reacties wettelijk vooroverleg
Gedeputeerde Staten Directie Ruimte en Mobiliteit Afdeling Ruimte en Wonen Contact
mw J.W. Plugge
p
T070-441 6160
™ HOLLAND ZUID
[email protected] Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl
Burgemeester en Wethouders
2 6 JAN. 2011
Datum
van RIJSWIJK Ons kenmerk
PZH-2011-247972044 Uw kenmerk
Bijlagen
it« Rijsvt/i
Onderwerp
Vooroverleg ex artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht juncto artikel 3.1.1 Bro; projectbesluit fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal.
3 f JAN. 2011 ORG. ONDERDEEL
Geacht college,
REG. KENMERK
Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpprojectbesluit. Het besluit geeft aanleiding tot devolgende reactie. Het provinciale beoordelingskader isvastgelegd inde provinciale Structuurvisie ende verordening Ruimte. Het projectbesluit isopenkele punten nietconform dit beleid. Opmerking algemeen Inparagraag 4.1Waterhuishouding van de plantoelichting wordt verwezen naar de Nota Regels voor Ruimte. Deze Nota is inmiddels vervangen door deVerordening Ruimte dietegelijk met de Provinciale Structuurvisie isvastgesteld op2juli 2010. Provinciale Vaarwegen In de toelichting ontbreekt in paragraaf 2.2. de Beleidsnota Provinciale Vaarwegen en Scheepvaart en de reflectie van deze aanpassing op de beleidsnota. Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596AW Den Haag
Water Uit de plantoelichting blijkt dat nog geen overleg heeft plaatsgevonden met de waterbeheerder. Aangegeven dient te worden hoe het advies van de waterbeheerder is verwerkt in de
Tram 8en 9en bussen 18. 22,65 stoppen dichtbij het
voorschriften en op de plankaart. Indien wordt afgeweken van het wateradvies dient daarvoor een motivering te worden opgenomen.
provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's is beperkt.
Conclusie Het projectbesluit houdt op bovengenoemde punten onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Ik verzoek u daarom het besluit aan te passen.
P:H-2011-24
2011
Ons kenmerk
Pr
ZUIDHOLLAND
Dit is eengecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie. Hoogachtend, dedirecteur van dedirectie Ruimte en Mobiliteit, voor deze, mr. C. Verwijs hoofd bureau Ontwikkeling en Realisatie Deze briefis digitaal vastgesteld,hierdoor staat ergeen fysieke handtekening indebrief
VERZONDEN 27 JAN. 2011
2/2
'
P/H-2011-247972044 dd.26-01-2011
Hoogheemraadschapvan Delfland Sector Beleid en Onderzoek
Phoenixstraat 32, Delft
Fax
: 0 1 5 - 260 80 01
Postbus 3 0 6 1 , 2601 DB Delft
E-mail
:
[email protected]
Tel 015 - 260 81 08
Internet
: www.hhdelfland.nl
Aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rijswijk Postbus 5305 2280 HH RIJSWIJK
Ons kenmerk
932170
Uw brief d.d.
23 december 2010
Uw kenmerk Bijlage(n) Delft
Gsr: Onderwerp: watertoets projectbesluit fietsbrug over het Rijn-Schiekan;
februari 2011
; V jj K
02 FEB. 2011
Geacht College, In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het projectbesluit "fietsbrug over het Rijn-Schiekanaal" in gemeente Rijswijk toegezonden. Uverzoekt Delfland in het kader van het vooroverleg te reageren op het projectbesluit. Advies Het betreft hier werkzaamheden in of nabij een watergang en binnen de keurzone van een waterkering. Voor werkzaamheden in of nabij een watergang en binnen de keurzone van een waterkering is op grond van Delflands Algemene Keur een vergunning vereist. Ten behoeve van de voorwaarden, die in het kader van de vergunning kunnen worden gesteld, adviseren wij u om de initiatiefnemer in overleg te laten treden met het team Regulering en Planadvisering (telefoonnummer 015 - 270 18 88) van de sector Vergunning en Handhaving van het Hoogheemraadschap van Delfland. Op deze wijze kunnen de voorwaarden waaraan het bouwplan zal moeten voldoen worden besproken. Voor meer informatie of vragen kunt u terecht bij de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad deze brief. Hoogachtend, Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland, namens deze, de teamleider Integraal Beleid,
==^tTj mevr. C.J.M. Kruijssen
Kopie
Provincie Zuid-Holland PPC afdeling water t.a.v. mevr. O. Bongers, Hoogheemraadschap van Delfland Team Regulering en Planadvisering
Team
Integraal Beleid
Contactpersoon : ing. J.Ph. Meijerink
Graag bij beantwoording datum en nummer van
Telefoonnr.
0 1 5 - 260 83 01
E-mail :
[email protected]
deze brief vermelden
Page 1of 3
MoniqueHoogde- FW:ACTIEverwerken Reactieart. 5.1.1. Bro omgevingsvergunning fietsbrug Rijn-Schiekanaal Van: PostbusVI Ruimtelijkeplannen
,n Aan: [email protected] <[email protected]> Datum: Woensdag 2 Februari2011 15:58 Onderwerp: FW:ACTIEverwerken Reactieart. 5.1.1. Broomgevingsvergunning fietsbrug RijnSchiekanaal m CC: [email protected], "Martinvan ... \BB Onderwerp: Reactieart. 5.1.1. Broomgevingsvergunning fietsbrug Rijn-Schiekanaal kenmerk holmes nr. 39874
0 7FEB, 2011 Aan het college van burgemeester en wethouders van degemeente Rijswijk, ter attentie van: Mw. M. de Hoog
Op23december 2010 heb ikuwverzoek ontvangen om adviesopgrondvanartikel 5.1,1vanhet Besluit ruimtelijke ordening over hetvoorontwerpprojectbesluit/omgevingsvergunnmg "fietsbrug RijnSchiekanaal". Inde brief van26mei 2009aanallecollegesvanburgemeester enwethouders heeft deminister vanVRÖM aangegevenover welke nationale belangen uit de Reaiisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid {RNRB,IK 2Ö07-20Ö8,31500nr.1)gemeentenaltijdvooroverlegmoetenvoerenmet het Rijk.Gemeenten verzoeken zelfdeafzonderlijke rijksdiensten om advies. DeVROM-Inspectie coördineert vervolgens derijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen,-projectbesluiten en-structuurvisies richtinggemeenten. Het bovengenoemde piangeeft debetrokken rijksdiensten geenaanleidingtot het makenvanopmerkingen, gelet opde nationale belangen indeRNRB. De directeur-inspecteur regio Zuid-West, in opdracht
M.CA, van der Ark adjunct-inspecteur
Ministerie van Infrastructuur en Milieu VROM-Inspectie Directie Uitvoering Programma Borging Ruimtelijke Rijksbelangen Groothandeisgebouw, Ingang CEerste verdieping j Weena 723 j Rotterdam Postbus 29036 I 300.1GA [ Rotterdam T 010-2244495 (algemeen 010-2244444) F 010-2244499 martin,vanderark®minvrom.nl
file://C:\Documents and Settings\MDHOOG\Local Settings\Temp\XPGrpWise\4D497F... 2-2-2011
Page 2of 3
Van: Monique Hoogde [mailto:[email protected]] Verzonden: donderdag 23 december 2010 16:02 Aan: PostbusVI Ruimtelijkeplannen Onderwerp: Wettelijk vooroverleg fietsbrug Rijn-Schiekanaal
Geachte heer, mevrouw, Hierbij doen wij u, in het kader van hetwettelijk vooroverleg exartikel 3.1.1van het Besluit ruimtelijke ordening, de ruimtelijke onderbouwing en detekeningen vandefietsbrug over het RijnSchiekanaaltoekomen. Degemeente isvoornemens om eenfietsbrug te realiseren over het Rijn-Schiekanaal (Delftse Vliet) in het verlengde vande Steenplaetsbrug en de Populierlaan. Deregionale en lokalefietsrelaties tussen de diverse woon-, recreatie- en werkgebieden om en nabij deA4 in Rijswijk en Den Haagworden onderbroken door de aanwezigheid van het Rijn-Schiekanaal. Naast dat daarmee dit knelpunt kanworden opgelost, kaneen goede fietsverbinding tevens een stimulans betekenen voor hetfietsgebruik tussen woon-en werkgebieden.De nieuwe fietsbrug vormt eenonderdeel van het regionalefietsroutenetvan het Stadsgewest Haaglanden. Aangezien de realisatie van defietsbrug niet mogelijk is binnen degeldende bestemmingsplannen, wordt het mogelijk gemaakt met eenomgevingsvergunning voor hetafwijken vaneen bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lidonder cjuncto artikel 2.12 lid 1onder asub cvan deWet algemene bepalingen omgevingsrecht. Wij vragen u uwvooroverlegreactie kenbaar te maken voor 3februari 2011. Eeneventuele later binnenkomende reactie zalalszienswijze worden beschouwd en alszodanig worden behandeld.Wanneer u uw reactie pere-mailwilt versturen,verzoeken wij udatte doen naar hetvolgende e-mailadres: [email protected]. Wij danken u bijvoorbaat voor uw reactie.
Metvriendelijke groeten, Monique de Hoog Beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening Gemeente Rijswijk Afdeling Stad en Samenleving
Tel:070-3261121 ïpwijk
Maakde klik met Rijswijk. Producten en Diensten van degemeente nuonline: http://www.ri1swi1k.nl/ DISCLAIMER EMAIL
Aan dezee-mail kunnen geen rechten worden ontleend. Deinformatieverzonden metdit e-mailbericht (en bijlagen) is uitsluitend bestemd voor degeadresseerde(n) enzij dievan degeadresseerde(n) toestemming
file://C:\Documents and Settings\MDHOOG\LocalSettings\Temp\XPGrpWise\4D497F... 2-2-2011
Page3of3 hebben om dit bericht te lezen.Gebruik door anderen dan geadresseerde(n) isverboden.Openbaarmaking, vermenigvuldiging, verspreiding en/of verstrekking van deze informatie aanderden isniettoegestaan.U wordt verzocht bij onjuiste adressering deafzender direct te informeren door het berichtte retourneren. Dee-mailgedragslijn vandegemeente Rijswijkvoldoet aan dee-mailgedragslijnvoor overheden: http://www.riiswiik.nl/Informatie over website gemeente Riiswiik/E mailgedragslijn gemeente Rijswijk http://www.riiswiik.nl/Informatie over website gemeente Rijswijk/E mailgedragslijn gemeente Riiswijk/Emailgedragsliin voor overheden DISCLAIMER E-MAIL(English) This messageshall notconstitute any obligations.The information sent by meansof this message (and annexes) is intended onlyfor the useof the addressee(s) andthose who have permission from the addressee (s) to readthis message. Useof the information byother personsthan the intended addressee(s) is strictly prohibited. Publications,duplication,distribution and/or forwarding to third partiesof this message isstrictly prohibited. If you have receivedthis communication inerror, please notify the sender immediately by returning it. The message policy of the municipality Rijswijk iscontent to the message policy of governments.
file://C:\Documents andSettings\MDHOOG\LocalSettings\Temp\XPGrpWise\4D497F... 2-2-2011
Van: Aan: Datum Onderwerp: Bijlagen:
"Man, J.A.E. de" <[email protected]> "'[email protected]'" 19-1-2011 11:19 Fietsbrug over de Vliet Richtlijnen werkz nabij trambanen.pdf
Geachte dame en heren, Ik heb vernomen dat er een fietsbrug over de Vliet komt ter hoogte van de Steenplaetsbrug en de Populierlaan. Ik wil u er op wijzen dat als u in de buurt van tramlijn 1 gaat heien en/of bronbemaling gaat doen. u te maken heeft met een aantal zaken die vermeld staan in de bijgesloten bijlage. Graag zou ik van u tekeningen en afstanden tot het spoor ontvangen. Met vriendelijke groet, Mit freundliche Grüßen, Best regards, Hans de Man Railinfra Beheer Maanweg 94 2516 AA Den Haag Tel. 0031703848437 of 0031620624546 Fax. 0031703848431 * Consider the environment. Please don't print this e-mail unless you really need to.
________________________________ DISCLAIMER: De informatie in dit e-mail-bericht is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Verstrekking aan en gebruik door anderen is niet toegestaan. Als het bericht niet voor u bestemd is, wordt u vriendelijk verzocht dit aan de afzender te melden en het bericht te wissen. Door de elektronische verzending van het bericht kunnen er geen rechten worden ontleend aan de informatie. Indien u twijfelt aan de correctheid of volledigheid van dit e-mail bericht wilt u dan contact opnemen met de verzender. HTM sluit elke aansprakelijkheid uit wanneer informatie in dit e-mail bericht niet correct, onvolledig of niet tijdig overkomt of wanneer er schade ontstaat ten gevolge van dit e-mail bericht. This message shall not constitute any rights or obligations. This message is intended solely for the addressee and may be legally privileged. If you have received this message in error, please delete it and notify the sender immediately. When in doubt whether this message is correct or complete, please contact the sender.
Veiligheidsregio Haaglanden
wjp BRANDWEER
§
GH
0R
^
CPA
Bezoekadres College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk Afdeling Stad en Samenleving T.a.v. Monique de Hoog Postbus 5305 2280 HH Rijswijk
Dedemsvaartweg 1 2545 APDen Haag T: 088 886 8000 F: 088 886 8001 Correspondentieadres VRH Postbus 52155 2505 CD Den Haag
Datum 25 j a n u a r i 2 0 1 1 Onze referentie VRH 2 0 1 1 / 7 4 0 / M v V Uw referentie -
Telefoon 088 - 886 9263 E-mail [email protected] Team Veilig Inrichten & Bouwen - Externe Veiligheid
Uw brief van E-mail 23 december 2010 Onderwerp Advies omgevingsvergunning "Realisatie fietsbrug over het RijnSchiekanaal" Bijlage(n;
Afdeling Risico's en Publieke Veiligheid Directie Centrale taken
Gemeente Rijswijk 27JAN. 2011
Geacht College, Naar aanleiding van uw verzoek van 23 december 2010 o m een advies uit te brengen in het kader van e x t e r n e veiligheid over het concept van de r u i m t e l i j k e o n d e r b o u w i n g t . b . v . een uitgebreide o m g e v i n g s v e r g u n n i n g "Realisatie fietsbrug ovpr het Rijn-Schiekanaal", te Rijswijk kan ik het volgende berichten. In het kader van fysieke en e x t e r n e veiligheid is het plangebied en de directe o m g e v i n g beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen, zoals: • t r a n s p o r t r o u t e s gevaarlijke s t o f f e n , inclusief het t r a n s p o r t door buisleidingen; • i n r i c h t i n g e n waarop het Besluit e x t e r n e veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing i s ; • intensief en m e e r v o u d i g r u i m t e g e b r u i k . Geconstateerd is dat op ongeveer 180 m e t e r ten zuidoosten van het plangebied de hoge druk aardgastransportleiding A - 5 1 7 ( 6 6 , 2 bar en 30 inch) aanwezig is. Het plangebied ligt d a a r o m binnen het invloedsgebied ( 3 8 0 m e t e r ) van deze leiding. V a n w e g e de aanwezigheid van deze risicobron is het Besluit e x t e r n e veiligheid buisleidingen (Bevb) op deze o m g e v i n g s v e r g u n n i n g van toepassing. De f i e t s b r u g die m e t dit projectbesluit w o r d t mogelijk g e m a a k t is geen ( b e p e r k t ) k w e t s b a a r object. Ook zal het aantal personen in dit gebied niet t o e n e m e n . Voor w a t betreft de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten blijken de t o e g a n k e l i j k h e i d , opstelplaatsen en b l u s w a t e r v o o r z i e n i n g ( e n ) nu voldoende te z i j n . De Veiligheidsregio Haaglanden heeft d a a r o m besloten geen specifieke adviezen uit te brengen m e t betrekking t o t deze o m g e v i n g s v e r g u n n i n g . Als er v r a g e n z i j n naar aanleiding v a n b o v e n s t a a n d e , dan k u n t u contact o p n e m e n m e t de heer M.T.M, van Velzen ( 0 8 8 - 8 8 6 9 2 6 3 of 0 6 - 5 4 2 4 6 5 5 9 ) of m e v r o u w ir. M.A. Wesselingh ( 0 8 8 8 8 6 9 2 6 4 of 0 6 - 2 1 8 2 5 7 2 2 ) . Hoogachtend,
fJ
Namens de Regionaal Brandweer C o m m a n d a n t ir. J.H. van den B e r k m o r t e l MBA Directeur Centrale Taken
Bijlage 5: Nota van Zienswijzen september 2011 (geanonimiseerd)
Nota van Zienswijzen Fietsbrug Rijn-Schiekanaal Uitgebreide omgevingsvergunning ex artikel 2.1 lid 1 onder c juncto 2.12 lid 1, a onder 3 Wabo
september 2011
1. Toelichting op de Nota van Zienswijzen Op 26 mei 2011 is de terinzagelegging van de ontwerpomgevingsvergunning en de ontwerpverklaring van geen bedenkingen voor het slopen van beschoeiing en het aanleggen van een nieuwe fiets- en voetgangersbrug over het Rijn-Schiekanaal in Rijswijk Regelrecht alsmede de Staatscourant gepubliceerd. De stukken hebben met ingang van vrijdag 27 mei 2011 voor zes weken ter inzage gelegen (tot en met donderdag 7 juli 2011). Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn twaalf zienswijzen ontvangen (waarvan twee zienswijzen door dezelfde persoon). Omdat in de uitgebreide Wabo-procedure “een ieder” een zienswijze kon indienen, zijn alle indieners ontvankelijk. In deze Nota van Zienswijzen zijn deze zienswijzen op de ontwerpomgevingsvergunning en ontwerpverklaring van geen bedenkingen kort samengevat en door het college van burgemeester en wethouders van een reactie voorzien. In verband met de Wet bescherming persoonsgegevens is deze Nota van Zienswijzen geanonimiseerd. Geen van de ingediende zienswijzen hebben het college van burgemeester en wethouders aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
1
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
2
Reclamant 1 Reactie bij brief d.d.3 juni 2011 Ontvangstdatum d.d. 6 juni 2011
1.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
a.
Reclamant 2 Reactie bij brief d.d. 12 juni 2011, Ontvangstdatum d.d. 16 juni 2011 en
2.
Reactie bij brief d.d. 12 juni 2011 Ontvangstdatum d.d. 7 juli 2011 De conclusie dat er meer mensen gebruik zullen maken van de fiets door de aanleg van deze brug is volgens indiener onjuist. Mensen die nu met de auto naar hun werk gaan, zullen de auto niet laten staan om met de fiets naar hun werk te gaan. De afstand vanuit Ypenburg wordt maar 400 meter korter, indien zij werken in de Plaspoelpolder.
Zienswijze
#
Waarom wordt de brug over de A4 van 400 meter (bij de Plaspoelpolder) verderop niet aangepast (aan beide zijden een fiets/wandel opgang maken) om fietsers en voetgangers comfortabel naar de andere kant van het Rijn-Schiekanaal te brengen? Deze brug is slechts voor ‘beperkt’ gebruik en zal wederom een obstakel zijn voor de scheepvaart. Waarom in de tijd van bezuinigingen een nieuwe brug, wanneer het aanpassen van de brug over de A4 veel goedkoper is.
Zienswijze
#
2. ZIENSWIJZEN
Een (lage) brug voor langzaam verkeer over het RijnSchiekanaal is de beste oplossing om de barrière die het Rijn-Schiekanaal vormt te slechten. Tevens sluit de gekozen locatie het beste aan op de bestaande fietsroutes en krijgen meer mensen uit de Plaspoelpolder en de Bomenbuurt de gelegenheid om van tram 1(halte Delftweg) gebruik te maken. De brug vormt dan een sociaal veilige verbinding die bovendien goed bruikbaar is voor minder validen. De mening van indiener dat er niet meer mensen gebruik zullen maken, wordt niet gedeeld.
De brug is niet alleen bedoeld voor de door indiener beschreven situatie, maar zal onderdeel maken van een regionale fietsroute die de gemeenten Den Haag en Rijswijk met Delft, Ypenburg en verder verbindt. Het toevoegen en verbeteren van fietsvoorzieningen stimuleert het fietsgebruik.
Reactie
Een fiets-voetgangersverbinding realiseren via het Viaduct A4 (Het Fortuin) is onderzocht en heeft onder meer de volgende nadelen: een minder goede aansluiting op bestaande fietsroutes; fietsers, voetgangers en minder validen moeten een hoogte van 7 meter overwinnen. Volgens de huidige richtlijnen zijn er dan twee hellingbanen van ieder 300 meter of langer nodig. Deze hellingbanen moeten dan wel in de omgeving van het viaduct kunnen worden ingepast. Aan de Delftwegzijde is hiervoor geen ruimte. een fietspad vlak langs een snelweg (luchtvervuiling, gezondheid) heeft niet de voorkeur; een dergelijk plan betekent ook een investering.
Reactie
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Conclusie
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Conclusie
3
Daarnaast zijn er plannen om de Hoornbrug aan te passen, zodat deze fietsvriendelijker wordt.
c.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
Indiener is van mening dat 4,5 miljoen euro een te grote investering is voor de fietsbrug. Dit gemeenschapsgeld kan beter gebruikt worden om de huidige fietspaden te onderhouden en te verbeteren. Het is niet correct om in deze tijd van bezuinigingen 4,5 miljoen euro te investeren in een prestige object.
b.
Deze brug is geen prestige object, maar een schakel in het fietsnetwerk. Het plan is voortgekomen uit de regionale wens om fietsgebruik te stimuleren door fietsroutes korter, comfortabeler en veiliger te maken. De gemeente zet zich daarnaast de komende jaren, samen met de buurgemeenten en het Stadsgewest Haaglanden, in om bestaande fietspaden te verbeteren en investeert daar dan ook in. Informatie hierover is te vinden in de recent door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie Mobiliteit. De Hoornbrug is voor fietsers op dit moment weliswaar een bestaand alternatief, maar kent ook zijn beperkingen, onder andere door het ontbreken van brede paden in twee richtingen voor fietsers. De plannen van de Provincie en Stadsgewest Haaglanden, over een verhoging van de Hoornbrug, waarbij sprake zal zijn van omvorming tot een viaduct, vormen een extra reden om een ‘laag’ alternatief aan te bieden voor fietsers (en voetgangers) Overigens was de noodzaak voor de onderhavige fietsbrug brug al geconstateerd voordat genoemde plannen voor de Hoornbrug in voorbereiding zijn genomen. Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
4
Indiener heeft de volgende opmerkingen op het ontwerp van de openbare ruimte: - het schelpenpad is onnodig. Het zal worden gebruikt als een fietspad; - de stenen banken zouden niet moeten worden geplaatst in verband met het voorkomen van vandalisme, rotzooi, een verslaafden ontmoetingsplaats en hangjongeren. Twee houten banken van ieder 2 meter is voldoende; - tegenover het onderhoudspaadje een nieuw voetpad aanleggen richting de Populierlaan, inclusief een zebrapad.
Zienswijze
Reclamant 3 Reactie bij brief d.d. 23 juni 2011 Ontvangstdatum d.d. 27 juni 2011 De brug en op- en afritten zullen nagenoeg voor de woning van indiener worden aangelegd. Indiener woont aan het RijnSchiekanaal vooral om de rust. Indiener vreest dat die rust verstoord zal worden
e.
#
3.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
a.
Indiener geeft aan dat de geplande fietsbrug een racebaan zal worden voor scooters. Dit is zeer gevaarlijk voor wandelaars, kinderen en fietsers.
d.
Reactie
Onderhavige procedure betreft de omgevingsvergunning voor het slopen van beschoeiing en het aanleggen van een nieuwe fiets- en voetgangersbrug. De zienswijze kan derhalve geen betrekking hebben op het (nog uit te werken) inrichtingsplan.
De snelheid van scooters zal beperkt worden aangezien de maximale rechtstand 30 meter bedraagt. Aan beide zijden van deze rechtstand bevinden zich vrij scherpe bogen, die brommer en scooterrijders enkel langzaam kunnen nemen. Daarnaast zorgt de vormgeving van de brug (breedte tussen borstweringen en passage van tuiconstructie) ervoor dat de snelheidsbeleving (van eigen snelheid) voor verkeersdeelnemers hoger is, waardoor de daadwerkelijk gereden snelheid relatief laag uitvalt.
Het verloop van de brug is ontworpen volgens de richtlijnen. De bochten zijn niet als “snelle” bochten ontworpen en geven de (brom)fietsers niet de kans om snelheid te maken. Ook het gevoel dat de inrichting van de brug geeft, zal snelheidsremmend werken.
De brug heeft het karakter van een langzaam verkeersbrug. De rijstroken voor de (brom)fietsers en voetgangers zijn door middel van kleur gescheiden. Dit geeft voor de gebruikers aan dat men een eigen plaats heeft op de brug in geval van passeren.
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Conclusie
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
5
Indiener is van mening dat de brug onnodig is, omdat voetgangers en fietsers nu al op korte afstand de Vliet kunnen oversteken over de Hoornbrug (naar het noorden) of over de vaste brug over de A4 (naar het zuiden). Met geringe middelen zijn wellicht
c.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
Volgens indiener zal de rust tevens verstoord worden jongeren die zich nu nog aan de overkant van het water ophouden, maar met de komst van de brug net zoals nu het geval is bij de Steenplaatsbrug, van de nieuwe brug zullen afspringen of nog erger, naar deze kant van de Vliet, de Delftweg komen. Indiener zit niet te wachten op geluidsoverlast en verstoring van de rust door hangjongeren.
b.
c. de brommergeluiden die niet alleen, zoals nu, langs het huis van indiener gaan, maar straks ook op zijn huis, over het water (nog versterkt door het geleidende water) zullen komen.
b. de trilgeluiden die een scharnierende brug maakt;
door: a. zoemgeluiden die de tuilen van de brug kunnen geven;
Een fiets-voetgangersverbinding realiseren via het Viaduct A4 (Het Fortuin) is onderzocht en heeft onder meer de volgende nadelen: een minder goede aansluiting op bestaande fietsroutes; fietsers, voetgangers en minder validen moeten een hoogte van 7 meter overwinnen. Volgens de huidige
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
De gemeente verwacht geen overlast, omdat dit ook niet bij Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om andere bruggen in het Rijn-Schiekanaal, zoals de af te zien van het voornemen tot het verlenen van Kippebrug, Wijkerbrug of Sijtwendebrug voorkomt. de betreffende omgevingsvergunning. Daarnaast is het springen vanaf de brug in het water verboden. De Provincie Zuid-Holland heeft hier zicht op via camera’s en zal maatregelen nemen ingeval hier toch sprake van zou zijn.
c. De gemeente verwacht geen extra geluidsoverlast van brommergeluiden door het gebruik van de fietsbrug (over het water). Het is niet aannemelijk dat de brommers zodanig meer geluidsoverlast zullen veroorzaken dan de nabijgelegen trambaan, Steenplaetsbrug, scheepvaart, autoverkeer Delftweg, Huis te Hoornkade, snelweg A4 en overige weggebruikers.
Na positionering van de brug wordt de brug vergrendeld aan één zijde. Dit betreft een schuivende vergrendeling met zelf centrerende pennen, wat ook op zichzelf een geluidsarme constructie is. Na vergrendeling heeft de brug geen kans om te “klapperen” in geval van passanten.
b. De brug is een draaibrug welk een enkele lager heeft. De beweegweerstand en windbelastingen zijn zeer laag, waardoor het voor beweegbare bruggen een stil type brug betreft (qua geluid). Er zullen geen nagalmende opleggeluiden ontstaan wat bij een ophaalbrug die neerkomt op zijn opleggingen kan ontstaan. De brug zweeft als het ware op zijn plek.
a. Voor een uitgebreide uiteenzetting waarom geen extra geluidsbelasting wordt verwacht bij een brug met een tuiconstructie, wordt verwezen naar de beantwoording bij reclamant 7 onder a.
6
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
nodige verbeteringen aan de Hoornbrug en/of de A4-brug te realiseren. Mocht er toch een fietsbrug nodig zijn, dan kan deze beter bij de fiets-voetveer Keereweer worden gesitueerd. Dan bespaart de gemeente zowel elk jaar € 100.000 alsmede de aanleg van een fietspad over een tramlijn. Fietspaden over de A13 via de Vrijenbanselaan en de Rijswijkselandingsbaan zijn al aanwezig.
Het ontwerp en de keuze van de locatie is tot stand gekomen na zorgvuldige overwegingen.Overwogen zijn een 4-tal verschillende locaties binnen het doelgebied. Per locatie zijn tenminste 3 brugvarianten onderzocht. Hiernaast is ook een tunnel-variant meegenomen. Uit die set varianten is naar voren gekomen dat een (lage) brug voor langzaam verkeer over het Rijn-Schiekanaal de beste oplossing is om de barrière die het Rijn-Schiekanaal vormt, te slechten. De gekozen locatie bleek het meest geschikt voor inpassing van een oversteek. Hierbij is o.a. gekeken naar bereikbaarheid, fietscomfort, inpassing in de openbare ruimte, kosten en vaarweg. Per onderwerp zijn verschillende thema’s behandeld en beoordeeld. Bij het ontwerpen van de brug is rekening gehouden met vele belangen. Zo kan dit ontwerp voldoen aan alle eisen die de vaarwegbeheerder Provincie Zuid Holland aan ontwerp en ligging van bruggen stelt. Tevens sluit de gekozen locatie het beste aan op de bestaande fietsroutes en krijgen meer mensen uit de Plaspoelpolder en de Bomenbuurt de gelegenheid om van tram 1 (halte Delftweg) gebruik te maken. De brug vormt dan een sociaal veilige verbinding die bovendien goed bruikbaar is voor minder validen.
Er is weliswaar een aantal andere mogelijkheden om de Vliet over te steken, maar die mogelijkheden kennen hun beperkingen. Zo is het pontveer niet altijd beschikbaar en is die oversteek tijdrovend. Het viaduct A4 (Het Fortuin) heeft steile trappen van 7 meter hoog. Zoals hiervoor aangegeven biedt het aanpassen van deze opgang voor fietsers geen oplossing. De Hoornbrug is voor fietsers op dit moment weliswaar een bestaand alternatief, maar kent ook zijn beperkingen, onder andere door het ontbreken van brede paden in twee richtingen voor fietsers. Daarnaast is de verwachting dat de Hoornbrug op termijn ‘opgehoogd’ zal worden en waardoor het huidige bouwplan nog noodzakelijker wordt.
richtlijnen zijn er dan twee hellingbanen van ieder 300 meter of langer nodig. Deze hellingbanen moeten dan wel in de omgeving van het viaduct kunnen worden ingepast. Aan de Delftwegzijde is hiervoor geen ruimte. een fietspad vlak langs een snelweg (luchtvervuiling, gezondheid) heeft niet de voorkeur; een dergelijk plan betekent natuurlijk ook een investering.
7
Reclamante 4 Reactie bij brief d.d. 27 juni 2011 Ontvangstdatum d.d. 28 juni 2011 Indiener geeft aan dat bij de kosten van de aanleg van de brug van € 4.000.000 nog niet de kosten zijn opgenomen voor de ontsluitende fietspaden. Deze vallen buiten de begroting en worden separaat begroot. Het onderhoud van de brug zal worden overgedragen aan de provincie die verantwoordelijk is door de onderhoud van bruggen. Deze kosten komen wel bij de inwoners van de provincie Zuid-Holland terecht. Dat is in totaal een bedrag dat door de jaren heen eenvoudig het bedrag van € 5.000.000 overschrijdt. De gemeente Rijswijk spiegelt de gemeenteraad en de burgers voor alsof het ‘slechts’ om een miljoen euro gaat. Het betreft echter een veelvoud hiervan.
4.
Reclamant 5 Reactie bij brief d.d. 28 juni 2011 Ontvangstdatum d.d. 28 juni 2011
In de onderbouwing van de aanvraag worden de betrokken partijen tot op heden onvolledig geïnformeerd: a. Een deel van de activiteiten is reeds goedgekeurd door de gemeenteraad (het vellen van bomen); b. Een deel van het project ligt momenteel ter inzage, zijnde de aanvraag tot het slopen van beschoeiing en het aanleggen van een nieuwe fiets- en
5.
a.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
Zienswijze
#
Indiener vindt dat de gemeente eerst moet gaan kijken of zonder grote ingrepen besparingen gerealiseerd kunnen worden. Nu vitale burgers een stukje kunnen omfietsen, is het niet aanleggen van deze fietsbrug is een eenvoudige manier van besparen.
Zienswijze
#
Conclusie
a, b en c: Wij merken op dat in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de systematiek van aanvragen wordt gegeven. Bepaald is dat het verboden is om een project uit te voeren zonder vergunning. Een project bestaat uit vergunningplichtige activiteiten, zoals slopen, bouwen, kappen etc.) De reikwijdte van een project wordt in beginsel bepaald door de aanvrager. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2006/2007,
Reactie
Daarnaast is het aan de bestuursorganen om tot besluitvorming te komen. In deze besluitvorming worden vele belangen betrokken, waarbij de door indiener genoemde kosten van een project en de noodzaak van een investering een onderdeel vormen. Gezien de besluitvorming wordt de mening van indiener dat het niet aanleggen van deze fietsbrug een eenvoudige manier is van besparen omdat vitale burgers kunnen omfietsen, niet gedeeld.
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Conclusie
De gemeente Rijswijk ontvangt subsidie voor de aanleg, Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om het onderhoud en de bediening van de brug van het af te zien van het voornemen tot het verlenen van Stadsgewest Haaglanden. Het onderhoud van de brug en de betreffende omgevingsvergunning. de bediening zal worden uitgevoerd door de Provincie ZuidHolland voor rekening van de gemeente. Alle lasten zijn voor rekening van de inwoners van de gemeenten die zijn vertegenwoordigd in het Stadsgewest Haaglanden met uitzondering van een subsidiebedrag vanuit het BOR fonds (rijksbijdrage). De uiteindelijke investering van de gemeente bedraagt circa € 1.000.000. Aangezien er in de afgelopen jaren al gelden zijn besteed aan de voorbereiding is het voordeel bij het niet doorgaan van het project beduidend minder dan de genoemde € 1.000.000.
Reactie
8
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
Gezien het bovenstaande kunnen betrokken partijen volgens indiener geen juiste afweging maken met betrekking tot het gehele project. De genoemde vergunningen zijn niet onafhankelijk van elkaar te beoordelen. Indiener is van mening dat de voor alle bovengenoemde activiteiten één aanvraag voorgelegd moet worden.
c.
voetgangersbrug (voornemens vergunning te verlenen ter inzage); Een deel van het project, de aanvraag tot de aanleg van fietspaden, zal op een later tijdstip ter goedkeuring worden aangeboden.
In onderhavige zaak is geen sprake van onlosmakelijk verbonden activiteiten, zoals in de Memorie van Toelichting verwoord. De aanleg van fietspaden naar de nog te realiseren fiets- en voetgangersbrug toe, is niet één en dezelfde handeling als de aanleg van de fietsbrug. De fietsbrug en de fietspaden zijn fysiek te scheiden, en derhalve ook als aparte aanvragen om omgevingsvergunning te behandelen. Weliswaar hangen de twee activiteiten met elkaar samen, maar van onlosmakelijkheid is geen sprake. De Memorie van Toelichting vervolgt bovenstaande uitleg van het begrip ‘onlosmakelijke samenhang’ namelijk als volgt: “tussen bijvoorbeeld het slopen van een bestaand bouwwerk, het oprichten van een nieuw bouwwerk, het maken van een nieuwe inrit en het kappen van een aantal bomen kan weliswaar samenhang bestaan, maar het betreft geen onlosmakelijke samenhang”. “Het kan zelfs zo zijn dat de ene activiteit niet kan plaatsvinden, voordat een andere activiteit is uitgevoerd. Denk aan het kappen van een boom, alvorens op die plek kan worden gebouwd. Er is dan weliswaar sprake van samenhang, maar nog steeds is daarbij geen sprake van onlosmakelijke samenhang. Het kappen van de boom kan immers ook los van het bouwen van het bouwwerk plaatsvinden.”
Artikel 2.8 Wabo bepaalt dat activiteiten die onlosmakelijk met elkaar samenhangen, niet los van elkaar kunnen worden beoordeeld. Op grond van artikel 2.8 Wabo moeten onlosmakelijk verbonden activiteiten dan ook gelijktijdig, in één aanvraag worden aangevraagd. In de Memorie van Toelichting is vervolgens aangegeven dat “van onlosmakelijke samenhang tussen één of meer activiteiten sprake is als de activiteiten zien op dezelfde handeling. Het gaat dan om een activiteit die tegelijkertijd ook aangemerkt moet worden als een andere activiteit in artikel 2.1 of 2.2 Wabo. Deze beide activiteiten overlappen elkaar, zijn fysiek niet te scheiden of op te splitsen en kunnen niet los van elkaar worden gezien. Zij vormen één en dezelfde handeling die binnen twee of meer activiteitenomschrijvingen vallen”.
30844, nr 8, pag. 22 ev.) is hieromtrent opgemerkt dat “de vrijheid voor de aanvrager om zelf te bepalen voor welke activiteit een vergunning wordt aangevraagd, wordt beperkt door artikel 2.8 van de Wabo”.
9
Zienswijze
Reclamant 6 Reactie bij brief d.d. 28 juni 2011 Ontvangstdatum d.d. 30 juni 2011 Indiener is van mening dat het ontwerp van de brug niet in de huidige omgeving past.
#
6.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
a.
In de ruimtelijke onderbouwing wordt aangegeven dat het door iedereen als positief werd ervaren dat de bomenrij langs het Rijn-Schiekanaal behouden zou blijven, hetgeen volgens indiener strijdig is met de reeds verleende kapvergunning voor bomen langs het Rijn-Schiekanaal op de Huis te Hoornkade i.v.m. de aanleg van de brug.
Volgens indiener is het niet vast te stellen wat de totale projectkosten zijn, omdat gekozen is voor de salamitactiek, waarbij drie aanvragen, gespreid over een periode van meer dan zes maanden, ter goedkeuring worden aangeboden. Indiener is van mening dat er een volledige onderbouwing van de totale projectkosten voorgelegd moet worden.
Het niet compleet zijn van het plan waardoor het dan ook niet juist op zijn merites kan worden beoordeeld, geldt ook voor de financiële haalbaarheid en de mogelijke overlast. Het plan zoals het nu is ingediend heeft een omvang van € 4.000.000. Echter, in deze kosten zijn niet de kosten voor de bijkomende fietspaden, inclusief brug naar de Broekpolder, de kruising met de trambaan met de bijbehorende Tramwaarschuwingsinstallatie meegenomen.
c.
b.
Varianten Het ontwerp en de keuze van de locatie is tot stand
Reactie
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van 10
Conclusie
De passage in de ruimtelijk onderbouwing betreft de Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om bomenrij langs de Delftweg, niet de (losse) bomen aan de af te zien van het voornemen tot het verlenen van Huis te Hoornkade. Wij kunnen hieromtrent melden dat bij de betreffende omgevingsvergunning. de invulling van het totale plan van de brug en aansluitende gebieden aan beide zijden van de Vliet, het totale aantal bomen toeneemt. Er zullen meer bomen bijgeplant worden dan er bomen gekapt worden.
Ten aanzien van de gespreide besluitvorming wordt verwezen naar de beantwoording onder punt a.
De kosten voor de gemeente zijn circa € 1 miljoen. Deze Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om kosten zijn in het Meerjaren Investeringsplan van de af te zien van het voornemen tot het verlenen van gemeente opgenomen en al beschikbaar gesteld. de betreffende omgevingsvergunning. De gemeente behoeft alleen haar eigen aandeel te betalen en behoeft daarom geen kosten inzichtelijk te maken die zij niet betaalt.
Wij concluderen dan ook dat het de gemeente als aanvrager vrij staat om de aanleg van de fietspaden op een later tijdstip, in een andere procedure aan te vragen dan de aanleg van de brug.
Volgens indiener staan nut en noodzaak
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
b.
Langs de oevers zijn vele landgoederen opgericht en nagenoeg evenveel wederom verdwenen. Op de locatie van de Huis te Hoornkade heeft in het verleden een steenfabriek gestaan. Landgoederen zijn opgesplitst en industrieterreinen en golfbanen verrezen. In al dit geweld zijn een beperkt aantal monumenten overeind gebleven die de Vliet zo’n bijzonder landelijk karakter geven in de randstad (zoals de monumenten Landgoed ’s Gravenmade, het Tolhuis en de Steenplaetsbrug). In het episch centrum van deze drie monumenten is een nieuwe brug gepland die het fiets- en voetgangersverkeer zou moeten verbeteren. Over smaak valt niet te twisten, echter wel over nut en noodzaak. Het is onduidelijk waarom er geen alternatieven zijn aangereikt voor een in uitvoering toch zeer modern ogende brug. Het ontwerp past niet in de omgeving en de gemeente Rijswijk heeft onvoldoende opties overwogen en te weinig mogelijkheden geboden om passende alternatieven te ontwikkelen.
De brug is gepland aan de historische Vlietranden van Rijswijk. De Vliet vormt al eeuwen een karakteristiek onderdeel van Rijswijk. De historische waarde is in het verleden onderkend door Rijk en Gemeente.
de betreffende omgevingsvergunning.
11
De regionale en lokale fietsroutes tussen de diverse woon-, Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om
Een slanke constructie en daarmee de minimale gebouwde constructie is inherent aan een moderne constructie. Er is met zeer grote zorgvuldigheid aandacht gegeven aan de (detail)vormgeving. Een “traditioneel” ogende brug zou op deze locatie niet kunnen voldoen aan de gestelde wensen en eisen.
Gezocht is naar een ontwerp met minimale gebouwde constructie. Dat wil zeggen een slanke brugconstructie, zo weinig mogelijk zichtbare paalfundering en minimale extra voorzieningen zoals verkeers- en scheepvaartvoorzieningen. Een slanke constructie maakt de brug “transparanter” en bevordert de zichtlijnen voor scheepvaart en passanten. Een slanker brugdek zorgt tevens voor een minimale brughoogte en daarmee een verkorting van de benodigde hellingbanen. Van de 4 locaties was dit ook de plek waar de omgeving het hoogste is, wat ervoor zorgt dat de hellingbanen en daarmee de gebouwde constructie minimaliseert.
Het ontwerp is tevens aan de Commissie Welstand voorgelegd. De welstand is unaniem positief met het ontwerp.
De algemene reacties en indrukken van de bewoners over het ontwerp in het doelgebied zijn positief. Bij een eerdere bewoners-informatieavond en de recente inloopavond is dit gebleken.
De gekozen locatie bleek het meest geschikt voor inpassing van een oversteek. Hierbij is o.a. gekeken naar bereikbaarheid, fietscomfort, inpassing in de openbare ruimte, kosten en vaarweg. Per onderwerp zijn verschillende thema’s behandeld en beoordeeld. Bij het ontwerpen van de brug is rekening gehouden met vele belangen.
Overwogen zijn een 4-tal verschillende locaties binnen het doelgebied. Per locatie zijn tenminste 3 brugvarianten onderzocht. Hiernaast is ook een tunnel-variant meegenomen.
gekomen na zorgvuldige overwegingen.
wordt gekozen voor ontwerp 3 (draaibrug), Indiener ontvangt graag
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
a.
Dit geldt tevens voor de fase waarin in de raadsvergadering van 20 januari 2009:
Reclamant 7 Reactie bij brief d.d. 8 juni 2011 Ontvangstdatum d.d. 5 juli 2011 Indiener is van mening dat de gemeente Rijswijk niet zorgvuldig genoeg heeft gehandeld in het proces tot ontwerp en aanbesteding. De gemeente heeft belanghebbenden niet in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen toen er sprake was van een projectplan in april 2008 en een haalbaarheidsonderzoek in juni 2008. Nu ligt het plan in het kader van de Waboprocedure ter inzage en kunnen omwonenden en andere geïnteresseerden een zienswijze indienen. Graag was indiener eerder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.
7.
a.
Zienswijze
#
wellicht, gezien de bezuinigingen, niet in verhouding tot voorziene kosten voor het realiseren van dit project.
De gemeente heeft, in afstemming met Provincie Zuid Holland (de vaarwegbeheerder) en Stadsgewest Haaglanden, opdracht verstrekt aan Ipv Delft voor een haalbaarheidsstudie en variantenstudie voor een
De mogelijkheid bieden aan een ieder om een zienswijze in te indienen uit hoofde van de uitgebreide omgevingsvergunning-procedure is wel verplicht. De gemeente Rijswijk handelt conform de regelgeving.
Zowel ten aanzien van een projectplan als ten aanzien van een haalbaarheidsonderzoek geldt dat er geen verplichting is tot het ter inzage leggen hiervan alsmede de gelegenheid geven tot het indienen van zienswijzen. De gemeente heeft de juiste procedure gevolgd en heeft derhalve in dezen zorgvuldig gehandeld.
Reactie
Daarnaast is het aan de bestuursorganen om tot besluitvorming te komen. In deze besluitvorming worden vele belangen betrokken, zoals de door indiener genoemde facetten nut en noodzaak alsmede de kosten van een project. Gezien de besluitvorming wordt de mening van indiener dat het nut en noodzaak van de brug niet in verhouding staat tot de voorziene kosten, niet gedeeld.
recreatie- en werkgebieden om en nabij de A4 in Rijswijk en Den Haag worden onderbroken door de aanwezigheid van het Rijn-Schiekanaal. Dit kanaal vormt een barrière voor fietsers. De huidige oeververbindingen zorgen voor aanzienlijke omrijdroutes en/of zijn niet geschikt voor fietsers. De realisatie van de fietsbrug is derhalve noodzakelijk om dit knelpunt op te lossen. Vanuit de regio wordt dan ook aangedrongen op snelle realisatie van het project. Gezien dit regionale belang levert de regio derhalve veruit de grootste financiële bijdrage aan het project.
12
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Conclusie
af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
wordt besloten om af te wijken van het aanbestedingsreglement van de uitwerkingsfase. Tevens ontvangt indiener graag een toelichting over het besluit om af te wijken van het aanbestedingsreglement. Er dient een dringende reden zijn om hiervan af te wijken. Door af te wijken van het aanbestedingsreglement ontneemt de gemeente de gelegenheid andere ontwerpbureaus met passende ontwerpen te komen; wordt besloten het werk (met beperkte vrijheid) te gunnen aan het ingenieursbureau IPV. Tevens werden op de informatieavond op 25 mei geen alternatieven getoond.
Reclamant 8 Reactie bij brief d.d. 3 juli 2011
8.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
Zienswijze
#
De inwoners van Rijswijk en belanghebbenden worden in een heel laat stadium de mogelijkheid gegeven mee te denken in het proces en de gemeente heeft onzorgvuldig de keuze gemaakt voor zowel het ontwerp als de aanbesteding. Indiener is van mening dat de gemeente de aanbesteding opnieuw zal moeten doen, dit maal door NIET af te wijken van het aanbestedingsreglement van de uitwerkingsfase.
c.
b.
documentatie over de onderzochte alternatieven, want het ontwerp 1 en 2 zijn niet aan de bewoners van Rijswijk of de omwonenden voorgelegd;
Reactie
Gezien het bovenstaande zijn wij van mening dat zorgvuldig en volgens de juiste procedures is gehandeld. Er zal dan ook nieuw aanbesteding volgen.
Vervolgens is Ipv Delft de opdracht verstrekt voor het ontwerp en de besteksvoorbereiding van de brug. Bij deze opdrachtverstrekking is afgeweken van het aanbestedingsreglement. De reden hiervoor is vooral gelegen in het feit dat Ipv Delft in de ontwikkeling van de varianten van de brug kennis en ervaring heeft opgedaan die kan worden gebruikt in de ontwerpfase. Indien een ander bureau het ontwerp zou doen zou dit leiden tot inefficiëntie (het wiel uitvinden). Een andere overweging is geweest dat de doorlooptijd van het houden van een aanbestedingsprocedure (opstellen aanvraag + procedure) voor de engineering van de brug destijds teveel tijd in beslag zou nemen om te voldoen aan de planning. Daarbij is tevens overwogen dat deze aanbestedingsprocedure een eventueel kostenvoordeel aanzienlijk zou doen verminderen. In het aanbestedingsreglement is het toegestaan om met redenen omkleed af te wijken van het aanbestedingreglement.
fietsverbinding over het Rijn-Schiekanaal. Er zijn toen vier varianten ontwikkeld. Het ontwerp en de keuze van de locatie is tot stand gekomen na zorgvuldige overwegingen. Overwogen zijn een 4-tal verschillende locaties binnen het doelgebied. Per locatie zijn tenminste 3 brugvarianten onderzocht. Hiernaast is ook een tunnel-variant meegenomen. De gekozen locatie bleek het meest geschikt voor inpassing van een oversteek. Hierbij is o.a. gekeken naar bereikbaarheid, fietscomfort, inpassing in de openbare ruimte, kosten en vaarweg. Per onderwerp zijn verschillende thema’s behandeld en beoordeeld. Bij het ontwerpen van de brug is rekening gehouden met vele belangen. In de studie werd de voorkeur gegeven voor een draaibrug met tuien. De gemeenteraad heeft dit voorstel overgenomen. Een exemplaar van de studie is voor belangstellenden beschikbaar om in te zien.
Conclusie 13
Geluid Geluid door wind is niet altijd te voorkomen en wordt
Met berekeningen is de technische toepassing en nut reeds in de voorbereidingsfase onderbouwd. Dit geldt ook voor een draaiconstructie. De tuien hebben geen functie met betrekking tot het bewegen (openen sluiten) van de brug, maar dienen om een deel van de verkeersbelastingen op te nemen. Dit geldt alleen wanneer de brug gesloten is (voor scheepvaart) waardoor de brug op dat moment (constructief gezien) overeenkomt met een vast brug met tuien. Omdat het bouwplan constructief geheel verantwoord is gebaseerd op beproefde constructieve technieken en berekeningen, zien wij geen aanleiding om voorbeelden te verzamelen van tuibruggen binnen Nederland. Hier kan indiener zelf onderzoek naar doen.
Ontvangstdatum d.d. 6 juli 2011 Indiener ontvangt graag een toelichting op Toelichting tui-brug het gekozen ontwerp voor een tui-brug met draaiconstructie, met name vanuit technisch Noodzaak tui-constructie oogpunt. De tuiconstructies zorgen ervoor dat de brugconstructie zeer slank uitgevoerd kan worden. Een zeer slanke Voor zover indiener heeft kunnen nagaan is constructie is gewenst om de volgende redenen: er in Nederland niet eerder een tui-brug met d. Fietsers, voetgangers en draaiconstructie gebouwd en is het daarmee mindervaliden hoeven minder te klimmen, ondanks de geen beproefde techniek. De tuien kunnen minimum doorvaarteis van 3 meter in gesloten in de wind gaan fluiten en bewegen, zoals toestand; stagen in de haven of de tuien bij de e. Het is duurzaam, want er is minder Erasmusbrug. Dit is in Rotterdam uiteindelijk staal en conservering nodig, hetgeen op het gebied opgelost, maar dit was geen sinecure. Tuien van milieu en onderhoud een voordeel oplevert; die gaan draaien over 90 graden hebben f. Er zijn kortere aanbruggen (de een grotere kans te gaan resoneren en brugdelen voor het middendeel van de brug) nodig kunnen ongewenst geluid gaan produceren. omdat de brug slechts 3 meter doorvaarthoogte kent. Indiener ontvangt graag een overzicht van Het hoogteverschil naar de brug toe is dus minimaal vergelijkbare objecten in Nederland en een g. Er is minder “gebouwde” constructie studie naar de locatie en luchtbewegingen nodig, wat zorgt voor een betere architectonische boven het Rijn-Schiekanaal in combinatie inpassing van de brug. met het ontwerp van de nieuwe brug, in stil stand (gesloten), in beweging en in open Beproefde techniek/vergelijkbare objecten stand. Het toepassen van tuibruggen is zowel nationaal als internationaal een zeer gebruikelijk en beproeft principe. Daarbij zijn de geldende normen (waaronder voor bouwwerken) tegenwoordig voor geheel Europa van toepassing.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
a.
14
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Indiener maakt zich grote zorgen over de waardedaling van het onroerend goed. Het recht wordt behouden om een schadeclaim
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
b.
Ingeval indiener van mening is dat als gevolg van deze planologische maatregel sprake is van een waardedaling van zijn onroerend goed, dan kan indiener hiervoor een
Luchtbewegingen Een studie naar locatie en luchtbewegingen heeft niet plaatsgevonden en is ook niet vereist.
Tot slot is het gezien het bovenstaande het niet aannemelijk dat de brug meer geluid zal produceren dan nabijgelegen bomen, trambaan, lichtmasten, verkeersborden, Steenplaetsbrug, scheepvaart, autoverkeer Delftweg, Huis te Hoornkade, snelweg A4 en overige weggebruikers.
Verder kan worden aangegeven dat de tuien in deze constructie niet zijn uitgevoerd in de vorm van holle of massieve ronde staven, maar van strak gespannen staaldraden. Deze staaldraden hebben een licht geprofileerd, spiraalvormig oppervlak. Dit spiraalvormig oppervlak zorgt er voor dat de langs glijdende lucht wordt afgebogen in diverse richtingen en daardoor geen gelijkmatige krachten op de tuien uitoefent. Hierdoor zullen de tuien niet in een gelijkmatige trilling kunnen komen. Bij o.a. diverse boogbruggen worden/zijn daarom ook (plaatselijk) spiraalvormige strippen om de hangtuien aangebracht zodat de wind er geen grip op krijgt. Een voorbeeld is de boogbrug over A12 bij Zoetermeer. Ten aanzien van de Erasmusbrug merken wij op dat qua schaalgrootte, materiaalgebruik en verkeersfunctie van de Erasmusbrug, deze is niet te vergelijken is met onderhavig bouwplan.
De tuien zijn geheel afgerond, net als het gehele brugdek dat als een soort vleugelprofiel is ontworpen. De tuien krijgen een flinke voorspanning om te kunnen functioneren, wat resonantie en daarmee geluid zal doen verminderen.
veroorzaakt door het resoneren van het onderdeel dat door de wind wordt belast. Door de vorm vloeiend uit te voeren verminderd de kans op geluid. De kans op geluid wordt tevens verminderd door de onderdelen (in dit geval tuien) stijver uit te voeren of strak te spannen.
15
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Reclamant 9 Reactie bij brief d.d. 5 juli 2011 Ontvangstdatum d.d. 6 juli 2011 Ondanks dat indiener in grote lijnen tevreden is met het huidige ontwerp, dient ze toch een zienswijze in omdat de uitvoering van details in het ontwerp een flink verschil voor de veiligheid van roeiers kan uitmaken. Het roeien is een factor om rekening mee te houden. Zo is er sprake van ca. 40.000 vaarbewegingen op de Delftse Vliet per jaar, zijn er roeievenementen en worden er roeiwedstrijden georganiseerd. Roeiboten gaan relatief hard en zijn door de lengte niet zo wendbaar. Daarnaast bewegen roeiers in achterwaartse richting, zijn roeiboten breed (met uitstekende roeiriemen zo’n 6 meter breed) en zijn roeiboten lang (zo tussen de 7 meter en 18 meter). Vanuit dit perspectief vraagt de bond aandacht voor de volgende punten:
9.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
b. De positie van de dukdalven en
a. De positie van de remmingwerken rondom de peiler(s) moet zo gekozen worden dat de doorvaartbreedte maximaal is;
Zienswijze
#
in te dienen bij de gemeente.
a. Doorvaartbreedte De doorvaartbreedte is maximaal. Voor de passerende fietsers is een opstelruimte nodig in het geval de brug voor scheepvaart geopend is. Hiermee wordt bedoeld de ruimte tussen de slagbomen en het doorgaand fietspad aan de Delftweg. Indien deze ruimte wordt verminderd – ten behoeve van een brede doorvaart - is er een te grote kans op het hinderen van doorgaand fietsverkeer van de Delftweg. De doorvaartbreedte van de brug is dus met het oog op de beperking van hinder van wachtende fietsers voor het overige verkeer, maximaal. Aan de zijde van de Huis te Hoornkade is de positie van het draaipunt bepalend. Het verder landinwaarts verplaatsen van het draaipunt is niet mogelijk vanwege onderliggende gestuurde boringen voor kabels en
Reactie
planschadeprocedure ingevolge Afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening starten. De beoordeling inzake eventuele planschade wordt evenwel niet behandeld in onderhavige procedure, zijnde de uitgebreide omgevingsvergunning ex artikel 2.1, eerste lid onder c juncto artikel 2.12, eerste lid, a onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
16
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
e. Witte band Naar aanleiding van deze zienswijze en in overleg met Provincie, kunnen we aangeven dat de remmingwerken, de wachtplaatsen en de seinpalen dicht bij het wateroppervlak van een witte band kunnen voorzien.
e. Indiener verzoekt, gezien de zichtbaarheid, de witte band op dukdalven en remmingwerken dichter bij het wateroppervlak aan te brengen.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
d. Overgang dukdalven naar remmingwerken Daar waar mogelijk is dit gebeurt, zoals aan de zijde van de huis te Hoornkade. Naar aanleiding van deze zienswijze en in overleg met Provincie, kunnen we aangeven dat de remmingwerken aan de Delftwegzijde (zijde van Delft) kunnen worden verlengd zodat deze binnen de lijn van de dukdalven vallen.
De vaarwegbeheerder eist een symmetrisch beeld wat seinen betreft. Omdat het een draaibrug betreft en de seinen op een minimale hoogte geplaatst moeten worden, is het niet mogelijk de seinen op de remmingwerken te plaatsen in de draairichting van de brug. Aan de Hoornbrugzijde van de brug zal het scheepvaartsein dus in het water geplaatst blijven. Voor de andere zijde (Delftse zijde) is de door indiener genoemde mogelijkheid om de seinen op het remmingwerk – en niet in het water – te plaatsen wel benut
c. Positie scheepvaartsein Gezocht is naar een opstelling met minimale scheepvaartvoorzieningen welke ten goede komt voor al het vaarwegverkeer (ook roeiers).
b. Positie dukdalven en remmingwerken De plaatsing van de dukdalven en remmingwerken is gebonden aan de minimale eisen gesteld door de vaarwegbeheerder Provincie Zuid-Holland. Het ontwerp voldoet aan deze eisen, waarbij de maximale mogelijkheden om aan de roeiers tegemoet te komen benut zijn.
leidingen.
d. Indiener verzoekt om de overgang van de dukdalven naar de remmingwerken gelijkmatiger te laten verlopen. Voor de veiligheid zou het het beste zijn de remmingwerken verder door te trekken tot ze uitkomen binnen de lijn van de dukdalven;
c. Indiener verzoekt om het scheepvaartsein dat nu op 2 meter uit de kant staat getekend, niet in het water te plaatsen omdat dit onherroepelijk tot aanvaringen en schade aan roeiboten zal leiden, daar de roeiers na het passeren van de brug weer naar stuurboord zullen sturen om tegenliggers te vermijden;
remmingwerken moet zo gekozen worden dat de koers van een roeiboot vloeiend kan worden aangepast na het passeren van de eerste paal. Daarnaast moeten de dukdalven voor beroepsvaart zo dicht mogelijk bij de oever geplaatst worden, in elk geval dichter bij de oever dan de 2 meter zoals weergegeven in de tekeningen. De remmingwerken zullen sowieso binnen de lijn van de dukdalven geplaatst moeten worden en wellicht ook mee moeten verschuiven richting de oever;
17
Reclamant 10 Reactie bij brief d.d. 6 juli 2011 Ontvangstdatum d.d. 7 juli 2011 Deze reactie komt overeen met de reactie van reclamant 9.
Zienswijze
Reclamant 11 Reactie bij brief d.d. 5 juli 2011 Ontvangstdatum d.d. 11 juli 2011 Deze reactie komt overeen met de reactie van reclamant 9.
10.
#
11.
Nota van Zienswijzen fietsbrug Rijn-Schiekanaal Gemeente Rijswijk, 4 september 2011
Zienswijze
#
Zie beantwoording reclamant 9.
Reactie
Zie beantwoording reclamant 9.
Reactie
18
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Conclusie
Deze zienswijze heeft geen aanleiding gegeven om af te zien van het voornemen tot het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning.
Conclusie