Ruimtelijke onderbouwing Woubrugseweg 82 Alphen aan den Rijn
Maart 2012 Versie 83-3
Batterijstraat 1 5396 NT
lithoijen
0412-484822
[email protected] www.pasmaat.com
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Planlocatie Woubrugseweg, huidige situatie (google maps)
Inleiding In het kader van de Ruimte voor Ruimteregeling is door de gemeente Alphen aan den Rijn in beginsel medewerking toegezegd voor de bouw van een nieuwe burgerwoning, naast de woning op het perceel Woubrugseweg 82 mits hiertoe bestaande bijgebouwen worden gesloopt met een minimale totale oppervlakte van 1000 m2. De huidige en te slopen bijgebouwen op onderhavig perceel bedragen 554 m2 en voor de overige compensatiegebouwen wordt nog 508 m2 aan bijgebouwen gesloopt in Waddinxveen. Hierdoor ontstaat een bouwrecht voor een woning van maximaal 750 m3. Hierbij zal een bijgebouw van 70 m2 worden opgericht maar in het buitengebied zal een bijgebouwenregeling van maximaal 100 m2 toegestaan kunnen worden. Wel is het stedenbouwkundig gezien raadzaam om deze bijgebouwen zoveel mogelijk achter de van de weg afgekeerde gevellijn te plaatsen om de openheid van het gebied – behoudens de nieuwe woning – te waarborgen. Voor de woning is een bouwplan ontwikkeld met een goothoogte van 3,8 meter en 8,9 meter. De Woubrugseweg kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan bouwstijlen en bouwhoogtes. Stedenbouwkundig is het wenselijk deze verscheidenheid te versterken en in ieder geval een bouwhoogte toe te staan van maximaal 12 meter. Omdat een mogelijke koper van het perceel wellicht ervoor kiest om een boerderijachtige woning te kunnen bouwen of juist een statige woning met een hogere goothoogte wordt voorgesteld om te kiezen voor maximale hoogtes. Als maximale goothoogte wordt 6 meter aanbevolen en als maximale bouwhoogte 12 meter. Op het perceel is geen sprake van gebouwd erfgoed of cultuurlandschap dat beschermd dient te worden of waarvoor een speciaal wettelijk kader geldt. Om aan onderhavig initiatief medewerking te kunnen verlenen is een woonbestemming op dit perceel nodig. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft in principe besloten om hieraan mee te werken door middel van het herzien van het huidige bestemmingsplan. Onderhavige ruimtelijke onderbouwing dient als eerste aanzet daartoe.
2
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Situering bestaande en nieuwe woning, nieuw bijgebouw en bestaande stankcirkel
Bouwplan
3
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Het bouwplan betreft één bouwlaag met een kap, wat gangbaar is aan de Woubrugseweg in Alphen aan den Rijn. Ook in de overige omgeving is dit een veelvuldig voorkomende verschijningsvorm. De woning is qua omvang en hoogte bescheiden te noemen maar heeft een hoge ruimtelijke kwaliteit door materiaalgebruik en de bijzonder gevelaanzichten. 1.
Vigerend bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan betreft “Buitengebied 2000” waarin het betreffende perceel de bestemming AO “Agrarisch gebied met landschappelijke openheid” heeft gekregen. Een burgerwoning is hier niet toegestaan.
Uitsnede plankaart
Ook is een tweede bedrijfswoning niet toegestaan. Het voormalige bedrijf is in 2000 al beëindigd en op last van de gemeente is recent daarna een groot gedeelte van de voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt, dit vanwege de gevaarzetting omdat de gebouwen erg oud en vervallen waren.
4
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
2.
Nieuw bestemmingsplan
Om de nieuwe woning planologisch mogelijk te maken dient het bestemmingsplan te worden herzien. Deze herziening zal worden gebaseerd op onderhavige ruimtelijke onderbouwing waarin een gedeelte van de benodigde toelichting is opgesteld. De benodigde planregels en plankaart (verbeelding) zal door de gemeente zelf worden opgesteld. Onderhavige onderbouwing schept een basis voor de toelichting van het nieuwe bestemmingsplan maar de verantwoordelijkheid voor het opstellen van de nieuwe toelichting ligt bij de gemeente. Reeds sinds 2000 is de gemeente met de initiatiefnemer in overleg om te komen tot het oprichten van een nieuwe woning, in ruil voor het slopen van voormalige agrarische gebouwen. Ook met de provincie is overleg gepleegd omdat van de provinciale Ruimte voor Ruimte-regeling gebruik zal worden gemaakt.
Beleidskader 3.
Rijksbeleid
Nota Ruimte In de Nota Ruimte van april 2004 zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit de Structuurvisie Groene Ruimte en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening meegenomen. Hoofddoel van de Nota Ruimte is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op een relatief beperkt oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd:
versterking van de internationale concurrentiepositie; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid.
Voor de gemeente Alphen aan den Rijn is zowel het beleid ter bevordering van krachtige steden, als het streven naar een vitaal platteland van belang. Het streven naar een vitaal en aantrekkelijk landelijk gebied staat voor het rijk in relatie met het streven naar vitale en aantrekkelijke steden. Het rijk kiest dan ook voor voortzetting van het beleid van bundeling van verstedelijking en economische activiteit. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt. Dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ontwikkeling van het plangebied sluit aan op dit rijksbeleid.
5
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Ontwerp-Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Eind 2011 is de concept Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De planning is dat het eerste kwartaal de definitieve Structuurvisie wordt vastgesteld. Momenteel worden de diverse reacties beantwoord. Het is daarom ook nog niet zeker op welke wijze de Structuurvisie wordt vastgesteld. Toetsing hieraan zou prematuur en onzorgvuldig zijn. Overigens is de Stir niet gericht op onderhavig plangebied, noch geeft dit beperkingen aan ontwikkelingen in deze regio waarmee rekening moet worden gehouden. AmvB Ruimte (Barro) De AmvB Ruimte is in december 2012 in werking getreden, behoudens de onderwerpen die gerelateerd zijn aan vorengenoemde Stir. Het Barro geeft verder wel nadere regels omtrent de wijze van opstellen van bestemmingsplannen. Het besluit stelt geen eisen aan de inhoud van de toelichting bij bestemmingsplannen. Het stellen van eisen aan de toelichting van bestemmingsplannen heeft als zodanig geen normerende werking, omdat de toelichting bij een dergelijk plan weliswaar een onderbouwing bevat van het met het plan beoogde beleid, maar niet in zichzelf een normerende werking heeft. In artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro is wel een algemene bepaling voor alle bestemmingsplannen opgenomen. Het artikel schrijft voor dat de toelichting bij het bestemmingsplan met het oog op het voorzien in een aantoonbare regionale of intergemeentelijke behoefte aan bedrijventerreinen, haventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen beschrijft op welke wijze rekening is gehouden het voorzien in bepaalde onderwerpen. Omdat in dit initiatief niet wordt voorzien in een bedrijventerrein, haventerrein, kantoor, detailhandel, woningbouwlocaties (meerdere woningen, stedelijke in-uitbreiding), of andere stedelijke voorzieningen) is het Barro verder niet van toepassing op dit initiatief. Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingsubsidie wordt aangevraagd, kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kan alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden. Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekend reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot.
6
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Conclusie Onderhavig initiatief is niet in strijd met het rijksbeleid of het rijksbeleid is hierop niet van toepassing. De woning wordt gebouwd in een gebied dat aansluit op het bestaande bebouwde gebied waardoor geen strijd ontstaat met de bepalingen van het Nationale Landschap Het Groene Hart.
4.
Provinciaal beleid
Structuurvisie Zuid-Holland 2040 In de provinciale Structuurvisie Zuid-Holland 2040 zet de provincie in op vijf hoofdopgaven: 1. Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel 2. Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie 3. Divers en samenhangend stedelijk netwerk 4. Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap 5. Stad en land verbonden
De provincie Zuid-Holland heeft het RBV overgenomen in die zin dat bij het slopen van 1000m2 voormalige bedrijfsgebouwen of 5000m2 aan kassen (herziening Ruimte-voor-Ruimte regeling) een bouwtitel ontstaat. Indien hieraan wordt voldaan kan een woning tot maximaal 750 m3 worden gebouwd. Dit slopen hoeft niet op hetzelfde perceel plaats te vinden maar mag in diverse gebieden gebeuren. Zo zijn voor onderhavig initiatief zowel op het betrokken perceel bijgebouwen gesloopt maar ook op een perceel in Waddinxveen. Samen wordt ruim 1000m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. De locatie van de nieuwe woning is gelegen binnen bestaand dorpsgebied, waarbinnen solitaire woningbouw – onder voorwaarden (bijvoorbeeld Ruimte voor Ruimte) – is toegestaan:
ruimte voor ruimte, toepassing ter plekke‘Ruimte voor ruimte’; de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen danwel de sanering van sierteelt en de bouw van één of meer compensatiewoningen ter plekke of in de directe omgeving van de gesloopte bebouwing of in aansluiting op bestaande bebouwingsclusters. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
7
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
I de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse wordt duurzaam verbeterd; De woning voldoet hieraan doordat vervallen agrarische opstallen worden of zijn gesloopt en hiervoor een kwalitatief hoogwaardige woning voor terug komt. II voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1.000 m2 gebouwen, iedere 5.000 m2 kassen of iedere 2,25 ha boom- en sierteelt, mag één compensatiewoning worden gebouwd; het initiatief voldoet hieraan: er wordt meer dan 1000m2 gesloopt. III het aantal compensatiewoningen bedraagt maximaal drie; Er komt slechts één compensatiewoning, voldoet dus. IV de nieuwe woningen brengen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven; Zoals op de tekeningen is te zien valt de compensatiewoning buiten de geurcirkel van het agrarische bedrijf. Dit bedrijf wordt door deze woning niet verder beperkt. Er bestond reeds geen uitbreidingsmogelijkheid in deze richting door de aanwezigheid van andere woningen. V de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2007; het initiatief voldoet hieraan. De gebouwen zijn van ver voor 2007. VI de te slopen kassen zijn gelegen buiten de concentratiegebieden voor de glastuinbouw (met uitzondering van de transformatiegebieden); Het initiatief voldoet hieraan, niet van toepassing. VIII ten minste 50% van de bedoelde oppervlakte moet fysiek worden gesaneerd; Initiatief voldoet hieraan: er wordt meer dan 50% gesaneerd. IX voor de resterende oppervlakte is financiële compensatie geregeld op grond van artikel 6.12 Wro of artikel 6.24, eerste lid, onder a, Wro, inhoudende storting van een bedrag ter grootte van de ontbrekende oppervlakte in m2 x een normbedrag in een (inter)gemeentelijke kwaliteits fonds ten behoeve van fysieke sanering; Er wordt voldoende gesaneerd: compensatie is niet nodig. X Provinciale Staten hebben een regeling financiële compensatie vastgesteld en op basis daarvan is een (inter)gemeentelijk fonds ingesteld; XI de financiële compensatie wordt slechts ingezet om het aantal woningen naar boven af te ronden op het eerstvolgende hele getal; Onderhavig initiatief voldoet aan deze voorwaarden en er is geen compensatie nodig uit het financiële fonds noch dient in dit fonds compensatie te worden gestort. Er wordt immers voldoende gesloopt. 5.
Gemeentelijk beleid
De Structuurvisie Buitengebied van Alphen aan den Rijn is samen met de Stadsvisie Alphen 2018 de visie van de gemeente Alphen aan den Rijn op het ruimtelijke beleid voor de komende jaren en is een doorvertaling van de toekomstvisie in een document met een status op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Die status is nodig om bijvoorbeeld voorkeursrechten die de gemeenteraad gevestigd heeft te kunnen handhaven als dat noodzakelijk is. 8
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Verder is een structuurvisie ook leidend in de vervaardiging van nieuwe bestemmingsplannen. De Stadsvisie is niet van toepassing op onderhavig initiatief.
De inhoud van een structuurvisie geeft de richting aan van bestemmingsplannen die in de toekomst zullen worden vastgesteld. Met name het ambitieuze aspect van Alphen aan den Rijn om in te zetten op duurzaamheid en hoogschaligheid van het landelijk gebied is een pijler waarop onderhavig plan is gebaseerd.
Uitsnede Structuurvisie Buitengebied met aanduiding polders
Het plangebied is gelegen binnen de Polder Vierambacht. Hiervoor geldt dat de gemeente het buitengebied wil behouden door ontwikkeling. Door incidentele en kleinschalige ontwikkelingen toe te staan zal het buitengebied zich kwalitatief ontwikkelen. Zo is ook onderhavig initiatief ontstaan: in 2000 is het bedrijf beëindigd en zijn vervallen agrarische gebouwen gesloopt, waardoor ruimtelijke winst ontstond. Vervolgens mag men hier een burgerwoning terugbouwen zodat de ruimtelijke kwaliteit ook verder zal ontwikkelen. De woning zal immers worden onderhouden en aan de zijde van de Woubrugseweg zal een tuin worden gemaakt en bijgehouden. Volgens de Structuurvisie Buitengebied wordt ontwikkeld op kwaliteit en dienen ontwikkelingen deze kwaliteit te verbeteren en te versterken. Onderhavig plan voldoet daaraan.
9
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Overig beleid en wetgeving 6.
Parkeren en ontsluiting
Parkeren geschiedt op eigen terrein en naast de mogelijkheid van een garage zullen op eigen terrein minimaal 2 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Hierdoor wordt voldaan aan de, binnen de gemeente gehanteerde, parkeernormen. Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom en de toegangsweg betreft een 30/km zone. Omdat er slechts één woning wordt toegevoegd is dit voor de verkeerssituatie verder niet van belang. Er wordt gebruik gemaakt van de huidige ontsluiting van het perceel op de openbare weg. 7.
Geluid
Wettelijk kader Dit hoofdstuk gaat in op de wettelijke aspecten van geluid in bestemmingsplannen. Wet geluidhinder algemeen De Wet geluidhinder (Wgh) geeft regels wanneer een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd en waar dit aan moet voldoen. Een aantal belangrijke aspecten zijn: - Bij een voorgenomen wijziging van een bestemmingsplan binnen een geluidzone is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Bij hogere geluidbelasting dan de voorkeurswaarde kan een hogere grenswaarde nodig zijn. - De bevoegdheid voor het vaststellen van een hogere waarde ligt in de meeste gevallen bij de gemeente, met in het akoestisch onderzoek verplichte aandacht voor mogelijke maatregelen en de motivatie. - Eenheid van de geluidbelasting is de Lden (Lday, evening, night) in dB, een Europese dosismaat voor geluid voor weg- en railverkeer. De Lden staat voor het jaargemiddelde A-gewogen geluidsniveau over een etmaal. De voorkeurswaarde voor wegverkeerslawaai bedraagt Lden = 48 dB, voor railverkeer is dat Lden = 55 dB. - Het ontwerpbesluit voor het vaststellen van hogere waarden moet tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage worden gelegd. De ter inzage termijn is in alle gevallen 6 weken. De Wet stelt registratie van de verleende hogere waarde in het kadaster verplicht. Relatie bestemmingsplan en Wet geluidhinder In de Wgh is geregeld dat bij een bestemmingsplanwijziging een akoestisch onderzoek de gevolgen voor geluidgevoelige objecten binnen de zone in beeld moet brengen. Uitgangspunt is dat voor alle woningen binnen de zone de voorkeursgrenswaarde van Lden=48 dB voor wegverkeer en Lden =55 dB voor railverkeer wordt gerealiseerd. Bij hogere waarden moet uit akoestisch onderzoek blijken welke maatregelen nodig zijn om wel aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
10
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Wegverkeer Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) ligt rond iedere weg een zone (art.74). Dit geldt niet voor woonerven en 30 km/uur wegen. Ook de ruimte boven en onder de weg behoren tot de zone. Bij aanleg van een nieuwe weg geldt de zone vanaf het moment dat de weg in een ontwerp bestemmingsplan is opgenomen. De compensatiewoning wordt op circa 12,5 meter van de Woubrugseweg opgericht en op een afstand van 150 meter vanaf de Heimansbuurt. De rijsnelheid op de Woubrugseweg bedraagt maximaal 30 km/uur. Dit betekent dat deze weg geen geluidszone heeft en niet onder het regime van de Wet geluidhinder valt. Daarom is toetsen aan de grenswaarde niet nodig. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de geluidssituatie echter wel nader te worden beschouwd. Uit de indicatieve berekening blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel als gevolg van het verkeer op de Woubrugseweg 53 dB zal bedragen. Bij deze berekening is uitgegaan van een etmaalintensiteit van 2186 motorvoertuigen per etmaal (peiljaar 2020) en een wegdekverharding van dicht asfaltbeton. Deze gegevens zijn afkomstig uit de Regionale Verkeers- en milieukaart. Voor de Heimansbuurt geldt een rijsnelheid van maximaal 50 km/uur. Voor deze weg geldt wel een geluidzone aan weerszijden van de weg. De breedte van deze geluidszone bedraagt in dit geval 200 meter. Omdat het bouwplan is gelegen binnen de geluidszone van de Heimansbuurt dient wel te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Op grond van de ingevoerde berekening bedraagt de geluidsbelasting als gevolg van het verkeer op de Heimansbuurt minder dan 48 dB inclusief aftrek van artikel 110 van de Wet geluidhinder. De uitgangspunten voor deze berekening zijn een etmaalintensiteit van 2956 motorvoertuigen per etmaal en een wegdekverharding van dicht asfaltbeton. Als gevolg van de Woubrugseweg bedraagt de geluidsbelasting op de gevel maximaal 53 dB exclusief aftrek van artikel 110 Wgh. Bij een dergelijke geluidsbelasting mag zondermeer worden gesproken van een goed woon- en leefklimaat. Zeker indien in ogenschouw wordt genomen dat hierbij nog geen rekening is gehouden met het stiller worden van motorvoertuigen. Aanvullende voorzieningen aan de gevel om het wettelijke binnenniveau van 33 dB te waarborgen zijn niet nodig omdat het Bouwbesluit een wettelijk binnenniveau van 20 dB voorschrijft. De gevelbelasting als gevolg van de Heimansbuurt voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zodat verdere procedures of onderzoeken niet nodig zijn. Industrielawaai De beoogde woning is niet binnen een geluidszone van zogenaamde grote lawaaimakers gelegen. Spoorverkeer De locatie is ook niet binnen een geluidszone van een spoorlijn gelegen. Luchtverkeerslawaai De planlocatie is niet binnen de 20 Ke-zone van de luchthaven Schiphol gelegen. Ook ligt de locatie niet binnen het beperkingengebied van het luchthavenbesluit.
11
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
8.
Luchtkwaliteit
Voor luchtkwaliteit is de Wet luchtkwaliteit van toepassing. Deze wet is onder meer verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate en de Regeling niet in betekenende mate. In het Besluit niet in betekenende mate is vastgelegd dat wanneer een ontwikkeling niet meer bijdraagt dan 3% aan de grenswaarde, deze niet getoetst hoeft te worden aan de wettelijke grenswaarden. Hierin staat dat meer dan 1,2 microgram stikstofdioxide en/of fijnstof per m3 wordt aangemerkt als in betekenende mate. In de Regeling niet in betekenende mate is dit doorvertaald naar 1.500 woningen, ofwel 7.500 verkeersbewegingen (uitgaande van 5 verkeersbewegingen per woning, conservatieve aanname conform de ASVV 2004). De ontwikkeling van één woning resulteert conform de Regeling niet in betekenende mate niet in een significante verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft daarom niet te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit. De ontwikkeling voldoet daarmee aan het wetgevende kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitsituatie De Milieudienst heeft de concentraties stikstofdioxide en fijn stof berekenend met het rekenmodel Geostacks van KEMA en DGMR. Uit deze berekeningen is af te leiden dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruim beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3 zijn. Hiermee wordt voldaan aan de ambitie uit het milieubeleidsplan 2003-2010. Het plan is ‘niet in betekende mate’ en voldoet aan de Wet milieubeheer. Er zijn geen belemmeringen voor het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit. 9.
Bodem
Wettelijk kader Het is wettelijk geregeld (Wbb en bouwverordening) dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen, als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Indien sprake is van een verdachte locatie deint onderzocht te worden in welke mate de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Een bodemonderzoek mag niet meer dan vijf jaar oud zijn en moet een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of dient de bouwaanvraag te worden geweigerd. Beoordeling bodemsituatie Op 13 juli 2011 (kenmerk 2011007927) heeft de Milieudienst het milieukundig bodemonderzoek voor deze locatie beoordeeld. Hierbij is gebruik gemaakt van het verkennend bodemonderzoek van Hoste Milieutechniek BV van 22 juni 2011 (kenmerk 11145ABA). Uit de resultaten van de chemische analyses blijkt dat de grond en het grondwater niet of licht verontreinigd zijn.
12
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Tijdens de veldwerkzaamheden heeft het onderzoeksbureau geen asbestverdachte materialen op het maaiveld en in de bodemmonsters waargenomen. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het nemen van vervolgstappen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik voor wonen met tuin. 10.
Externe Veiligheid
Er zijn geen risico’s aanwezig als gevolg van de opslag, productie of transport van gevaarlijke stoffen in de buurt van dit perceel. Ook is geen LPG-vulstation of andere risicobron in de nabijheid aanwezig.
Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied
De planlocatie is niet in een gebied gelegen als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid (Bevi), in een gebied van gevaarlijk transport of in een gebied als bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen. 11.
Bedrijven en milieuzonering
Algemeen Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt getoetst conform: • VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’(editie 2009); • Wet milieubeheer. VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ De Vereniging van Nederlandse Gemeente doet in de publicatie ’Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen.
13
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies in een rustige woonwijk zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-handreiking ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; Situatie In de omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende bedrijven: Woubrugseweg 17 Op dit adres is een rundveehouderij gevestigd. Het bedrijf is meldingsplichtig op basis van het Besluit Landbouw milieubeheer. Uit gegevens van de gemeente Alphen aan den Rijn blijkt dat dit bedrijf in het buitengebied is gelegen. Dit betekent dat, op basis van het Besluit Landbouw een minimaal gewenste afstand van 50 meter geldt tussen het bouwplan en het dichtstbijzijnde dierverblijf. De werkelijke afstand bedraagt ongeveer 90 meter zodat de afstand voldoende groot is.
14
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Vierambachtsweg 28 Woubrugge (gemeente Kaag en Braassem) Op dit adres is een akkerbouwbedrijf gevestigd. Op basis van de VNG publicatie dient dit bedrijf te worden ingedeeld in milieucategorie 2 met een minimale gewenste afstand van 30 meter tot de beoogde woning. De werkelijke afstand bedraagt ongeveer 180 meter. Deze afstand is voldoende groot. Conclusie De bedrijven liggen op voldoende afstand van de planlocatie. Vanuit bedrijven en milieuzonering zijn er daarom geen belemmeringen. 12.
Duurzaamheid
Energie De rijksoverheid stimuleert duurzaam bouwen vooral op het aspect energie. Sinds 1995 worden in het Bouwbesluit eisen gesteld ten aanzien van de energiezuinigheid van een gebouw. De energie efficiëntie wordt uitgedrukt in de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). Vanaf 1 januari 2011 geldt voor woningen een wettelijke EPC van 0,6. Uiteindelijk wordt toegewerkt naar een EPC van 0 in 2020. Bij een EPC van 0 is een gebouw energieneutraal. Het besparen van energie gaat in drie stappen, de “trias energetica”: - ten eerste zoveel mogelijk energie besparen (bv. isolatiemaatregelen); - ten tweede het opwekken van duurzame energie; - tenslotte voor het resterende energieverbruik zo efficiënt mogelijk fossiele brandstoffen toepassen. Ambitie Voor het meetbaar maken van de duurzaamheid op gebouwniveau maakt Alphen aan den Rijn gebruik van het instrument GPR Gebouw. GPR Gebouw geeft per thema een ‘rapportcijfer’ uiteenlopend van 6 of 7(bouwbesluit niveau/minimaal) tot 10 (zeer goed). In de gemeente Alphen aan den Rijn wordt gestreefd naar een score van het cijfer 8 in GPR-gebouw® voor woningbouw. Per 2011 is een 7 eenvoudig te realiseren, omdat de EPC is aangescherpt tot 0,6. Het bouwplan zal voldoen aan de genoemde eisen van Duurzaam bouwen waaronder de EPC van 0,6. Gestreefd wordt om minimaal te komen tot het cijfer 7. 13.
Water
Sinds 2003 is bij ruimtelijke plannen een zogenaamde watertoets wettelijk verplicht. Het doel van de watertoets is de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het watersysteem in beeld te brengen en eventuele negatieve effecten zoveel mogelijk te beperken door het nemen van maatregelen. Het is sinds 2003 verplicht om bij ruimtelijke plannen en besluiten een beschrijving op te nemen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De watertoets is een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium afspraken maken over de toepassing en uitvoering van het waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid. Het waterschap is het eerste aanspreekpunt in het watertoetsproces, waarbij het waterschap rekening houdt met het provinciale grondwaterbeleid.
15
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Relatie met het plangebied Hoewel de daadwerkelijk waterwingebieden buiten het plangebied vallen, liggen de bijbehorende grondwaterbeschermingsgebieden en de 100-jaarsaandachtsgebieden wel (deels) in het plangebied. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. De gemeente streeft naar het aansluiten van zo weinig mogelijk verhard oppervlak op de riolering. Hierdoor wordt het rioolstelsel en RWZI minder belast bij regenval en krijgt het water de kans om in de bodem te infiltreren, zodat verdroging wordt tegen gegaan. Om het gebiedseigen watervast te houden wordt bij nieuwe ontwikkelingen waar mogelijk verhard oppervlak afgekoppeld van de riolering en geïnfiltreerd in de bodem. Daarbij moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de risico's van mogelijke verontreinigingen van het afstromende regenwater (bijvoorbeeld met olie, PAK's en zware metalen), waardoor de kwaliteit van het grondwater nadelig kan worden beïnvloed. Volgens de digitale watertoets is geen waterbelang aanwezig in onderhavig plan omdat niet meer wordt verhard dan 500 m2 en het plan niet voorziet in een grote parkeerkelder. Zoals gezegd wordt de riolering aangesloten op de bestaande riolering. 14.
Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort. Gebiedsbescherming Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Soortbescherming Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Zorgplicht De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering.
16
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een beschermd natuurgebied en ligt ook niet in de directie nabijheid hiervan. Om deze reden is er geen sprake van gebiedsbescherming. Op grond van een quickscan kan worden geconcludeerd dat geen bijzondere natuurwaarden aanwezig zijn. Ook zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Het perceel functioneert niet als geleidend landschapselement voor vleermuizen of als broedplaats van vogels. Overigens zullen de bomen niet in het broedseizoen worden gekapt of ruim voor het broedseizoen ongeschikt worden gemaakt voor het vestigen van broedplaatsen. Hierdoor wordt voldaan aan de zorgplicht uit de Flora- en Faunawet. Op het gebied van ecologie zijn verder geen belemmeringen aanwezig voor het uitvoeren van onderhavig bouwplan. Zie hiervoor verder de quickscan van bureau LWM. De bouw van de nieuwe woning wordt aangeduid als ruimtelijke inrichting. Aangezien geen beschermde soorten op de locatie zijn aangetroffen en ook niet verwacht worden is een ontheffing niet nodig. Er zullen geen verstorende werkzaamheden worden uitgevoerd tijdens het broedseizoen van vogels. Hierdoor wordt voldaan aan artikel 1 en 2 van de Flora en Faunawet waarin het wordt verboden om beschermde planten en dieren te verstoren en waarin een zorgplicht is opgenomen voor initiatiefnemers.
Ligging projectgebied met kilometerhok 104-463
Op 31 augustus 2011 heeft een oriënterend veldbezoek plaatsgevonden.
17
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
Tijdens het veldbezoek is de projectlocatie en direct omgeving daarvan geïnventariseerd op het mogelijk voorkomen van beschermde soorten. Op basis van de biotooptypen die in het gebied aanwezig zijn, is bepaald waar eventueel beschermde soorten verwacht kunnen worden. De projectlocatie omvat het perceel van de heer Buitelaar en de daarop aanwezige schuren /opstallen met omliggende privé tuin. Rondom de privé tuin is een natuurlijke afscheiding naar de omliggende weilanden aangeplant. Deze strook met beplanting is niet onderzocht aangezien deze tijdens de voorgenomen werkzaamheden intact blijft. Op het perceel en rondom de te slopen opstallen is een gazon aanwezig. Het gazon wordt regelmatig onderhouden waardoor dit weinig geschikt habitat biedt voor verschillende soorten. Tijdens het veldbezoek zijn de te slopen opstallen zowel aan de buitenzijde als de binnenzijde onderzocht. Deze opstallen bestaan uit betonnen wand elementen en bevatten geen spouw. Over het algemeen bieden de opstallen weinig spleten en holtes. Tijdens het veldbezoek zijn verschillende vogelsoorten waargenomen die kenmerkend zijn voor het bebouwd gebied en daarnaast gelegen landelijke gebied. De aangetroffen soorten zijn: verschillende merels, koolmees en houtduif. Tijdens het veldbezoek is op de locatie waar de bouwplannen betrekking op hebben, tevens aandacht besteed aan het voorkomen van wettelijk beschermde planten. Op het perceel zijn tijdens de veldinventarisatie geen beschermde plantsoorten aangetroffen. Ecologische Hoofdstructuur
Ligging plangebied in relatie tot EHS (bron: LWM Ecologische Quickscan)
Het plangebied is niet in een EHS gebied gelegen maar wel in de nabijheid. Hierom heeft bureau LWM een quickscan opgesteld om de haalbaarheid te toetsen.
18
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
De Planologische Kernbeslissing (PKB) Structuurschema Groene Ruimte (LNV 1993) bevat de doelstellingen, de hoofdlijnen en de belangrijkste maatregelen van het nationaal ruimtelijk beleid voor onder meer natuur en landschap. Onderdeel hiervan is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die bestaat uit een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden verbonden door verbindingszones. De begrenzing van de EHS is een provinciale taak. De Ecologische Hoofdstructuur wordt in provinciale streekplannen uitgewerkt. Ruimtelijke plannen van gemeenten moeten hieraan worden getoetst. De EHS is de afgelopen jaren in gebiedsplannen nader begrensd (vaak op perceelsniveau), waarbij per begrensde eenheid natuurdoeltypen zijn aangewezen. In of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden geldt het ‘nee, tenzij’-regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. In dat geval moet de initiatiefnemer maatregelen treffen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen, en waar dat niet volstaat te compenseren door het realiseren van gelijkwaardige gebieden, liefst in of nabij het aangetaste gebied. Conclusie: Gezien de afstand tot de EHS wordt een negatieve invloed op het functioneren van de EHS naar aanleiding van de voorgenomen ingreep uitgesloten. Op basis van het bronnenonderzoek en het veldbezoek wordt de conclusie getrokken dat de projectlocatie op zichzelf weinig natuurwaarde heeft en van relatief weinig belang is voor beschermde plant- en diersoorten. Tijdens de uitvoering van de sloop- en bouwwerkzaamheden op het perceel moet worden gecontroleerd op een aantal zaken en aspecten; Geen ingrijpende werkzaamheden uitvoeren tijdens het (vogel)broedseizoen op het terrein. Het is mogelijk om tijdens de bouw door te werken tijdens het broedseizoen, mits verstorende werkzaamheden (zoals bijvoorbeeld sloop-, kap-, snoeiwerkzaamheden, etc.) voor de start van het broedseizoen worden uitgevoerd. Daarnaast wordt geadviseerd om voorafgaand aan de sloop de opstallen visueel te inspecteren op actieve broedgevallen. Het perceel functioneert niet als geleidend landschapselement voor vleermuizen of als broedplaats van vogels. Op het gebied van ecologie zijn verder geen belemmeringen aanwezig voor het uitvoeren van onderhavig bouwplan. Voor de volledigheid verwijzen wij naar bijgevoegde quickscan. De conclusies zijn dat op basis van zowel het bronnenonderzoek als de veldinventarisatie de conclusie kan worden getrokken dat de onderzochte locatie op zichzelf geen bijzondere ecologische waarde heeft en geen tot weinig beschermde soorten aan deze locatie zijn verbonden voor hun vaste rust- en/of nestelplaats. De sloop en bouw zullen geen nadelige invloed hebben op aanwezig flora en fauna. Een ontheffing is daarom ook niet noodzakelijk.
19
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
15.
Archeologie
Ten behoeve van de ontwikkeling van de betreffende woning is een onderzoek uitgevoerd naar de archeologische verwachtingswaarden in het plangebied. Uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) blijkt dat het gebied geen tot zeer lage archeologische verwachtingswaarde heeft. Op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) is te zien dat het perceel geen bekende archeologische monumenten herbergt. Nader onderzoek wordt hierdoor niet nodig geacht. Dit wil niet zeggen dat het onmogelijk is dat bij de bouwwerkzaamheden op archeologische resten wordt gestuit. In dat geval is de aannemer echter verplicht dit te melden bij het bevoegd gezag. Het perceel noch naburige percelen zijn aangewezen als monument of hebben monumentale waarden. Om deze reden is ook op grond van monumenten geen beletsel om de woning op te kunnen richten. Ook is er geen verdere sprake van gebouwd erfgoed. Er zijn geen landschappelijke waarden aanwezig, behoudens de gewenste openheid van het gebied. Door de bijgebouwen achter de woning te realiseren zal deze openheid zoveel mogelijk worden gewaarborgd.
Archeologische waardenkaart met globale aanduiding perceel
20
Pasmaat advies
Ruimtelijke Onderbouwing Woubrugseweg 82 Versie 83-3 maart 2012
16.
Economische uitvoerbaarheid
Op grond van de Grondexploitatiewet dient een exploitatieplan te worden vastgesteld bij het vaststellen van het bestemmingsplan, tenzij de economische uitvoerbaarheid anderszins is gegarandeerd, bijvoorbeeld door het afsluiten van een anterieure overeenkomst. De initiatiefnemers zijn bereid om een dergelijke overeenkomst af te sluiten met de gemeente. Hierdoor is de economische uitvoerbaarheid verzekerd. Er is inmiddels een planschadeovereenkomst ondertekend.
21
Pasmaat advies