RUIMTELIJKE ONDERBOUWING UITBREIDING KWEKERIJ ‘HUNGERENBURCHT BV’ GEMEENTE HEUSDEN
Gemeente Heusden Ruimtelijke onderbouwing Uitbreiding kwekerij ‘Hungerenburcht bv’
projectgegevens: ZPP02-TOM00015-01D
Rosmalen, 14 april 2008
Telefoon: 073 52 33 900 Telefax: 073 52 33 999
Hoff van Hollantlaan 7 Postbus 435 E-mail:
[email protected]
5240 AK Rosmalen
INHOUDSOPGAVE 1 1.1 1.2
INLEIDING Aanleiding Leeswijzer
1 1 1
2 2.1 2.2
GEBIEDS- EN PROJECTPROFIEL Huidige situatie Beoogde situatie
3 3 5
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
BELEIDSASPECTEN Streekplan 2002 Uitwerkingsplan Waalboss Gebiedsplan Wijde Biesbosch Beleidsnota Glastuinbouw Integrale planvorming doorgroeigebied Paraplunota ruimtelijke ordening (ontwerp) StructuurvisiePlus Heusden Vigerend bestemmingsplan buitengebied
9 9 10 11 12 12 13 15 16
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
OMGEVINGS- EN MILIEUASPECTEN Natuur en landschap Milieu Water Bodem Archeologie en Cultuurhistorie Parkeren en verkeer
19 19 23 25 28 28 30
5
FINANCIËLE UITVOERBAARHEID
31
6
MOTIVERING VOOR VRIJSTELLING
33
Bijlagen: 1 Brief met betrekking tot integrale planvorming doorgroeigebied, d.d. 11 juli 2007; Provincie Noord-Brabant 2 Vleermuis- en uilenonderzoek De Hungerenburcht, RAP03-TOM0001501a d.d. 24 oktober 2007; Croonen Adviseurs bv 3 Tabellen luchtkwaliteit 4 Archeologisch conceptadvies, d.d. 16 mei 2006; Provincie Noord-Brabant 5 Archeologisch eindoordeel, d.d. 2 augustus 2007; Provincie NoordBrabant 6 Flora- en fauna-ontheffing; Bureau Regelingen Dordrecht Separate bijlagen en rapporten 1 3 Bouwtekeningen (Fase 1, Fase 2 en doorsnedes) d.d. april 2008; Bouwkundig Adviesburo Kraaij V.O.F. 2 Waterplan Chrysantenkwekerij De Hungerenburcht B.V. d.d. 04-04-2008; DLV Glas en Energie B.V. 3 Verkennend bodemonderzoek, Hongerenburgweg ongenummerd Vlijmen, d.d. 7 januari 2006; Bodemsteate B.V. 4 Plangebied Hongerenburgweg te Vlijmen, Gemeente Heusden. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek), RAAP-Notitie 1596 d.d. voorjaar 2006; RAAP 5 Onderzoeksgebied Hongerenburgweg Haarsteeg te Vlijmen; Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven), RAAP-Rapport 1444 d.d. december 2006; RAAP
Uitsnede topografische kaart: Ligging plangebied
Luchtfoto: Ligging plangebied
1
INLEIDING
1.1 Aanleiding Voorliggende ruimtelijke onderbouwing betreft een initiatief in de gemeente Heusden op een locatie aan met name de Hongerenburgweg en ook de Tuinbouwweg in Haarsteeg. Het plangebied ligt in het buitengebied ten zuidoosten van de kern Haarsteeg, tegen de rand van bebouwde kom van de kern Vlijmen. Het betreffende glastuinbouwbedrijf is gelegen in een omgeving met meerdere vooral glastuinbouwbedrijven. De ligging is aangeduid op de kaartuitsnede en de luchtfoto op de voorgaande pagina. Het initiatief betreft een uitbreiding annex reconstructie van het bestaand glastuinbouwbedrijf ‘Hungerenburcht bv’ thans gevestigd aan de Tuinbouwweg 94 te Haarsteeg. Daarbij vindt allereerst uitbreiding plaats van een nieuwe tuinbouwkas, met bijbehorende zaken als waterbassin, warmteopslagtank, bedrijfsruimten, parkeer- en groenvoorzieningen. Vervolgens vindt nog vervangende nieuwbouw plus enige uitbreiding van de huidige kassen plaats. Het initiatief zal derhalve plaatsvinden in 2 fasen. De voornaamste uitbreiding (fase 1) komt aan de zijde van de Hongerenburgweg, buiten het daar geldende agrarisch bouwvlak volgens het huidige bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Vlijmen. De reconstructie met vervangende nieuwbouw en enige uitbreiding (fase 2) vindt overwegend plaats op de locatie van het bestaande bedrijf, aan de Tuinbouwweg, en valt wel grotendeels binnen het geldende agrarische bouwblok. Het initiatief is een samenwerking van de eigenaar van de kwekerij ‘Hungerenburcht bv’ en de Tuinbouw Ontwikkelingsmaatschappij Brabant (TOMBrabant), die mede betrokken is bij de ontwikkeling van het betreffende zogenaamde ‘doorgroeigebied voor glastuinbouw‘ (vo lgens het gebiedsplan Wijde Biesbosch (zie onder 3.2). Om de vanuit bedrijfseconomische redenen op kortere termijn gewenste ontwikkeling planologisch toch doorgang te laten vinden, wordt een vrijstellingsprocedure gevolgd, op basis van artikel 19 lid 1 WRO, de zogenaamde Zelfstandige Project Procedure (ZPP). Daarmee kan door de gemeente toch planologisch medewerking verleend worden aan een initiatief dat niet (helemaal) past in een geldend bestemmingsplan, mits ook Gedeputeerde Staten daarmee in kunnen stemmen c.q. daarvoor een zogenaamde verklaring van geen bezwaar afgeven. Voor die ZPP dient onder andere een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, als toelichting op en motivering tot medewerking aan het initiatief. Deze ruimtelijke onderbouwing is opgenomen in voorliggende notitie.
1.2 Leeswijzer In deze ruimtelijke onderbouwing komen, na deze inleiding, de volgende zaken aan de orde. Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige en beoogde situatie van het initiatief. Het vigerend en toekomstig beleid, voor zover relevant voor het initiatief, komen in hoofdstuk 3 aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevings- en milieuaspecten ter plaatse van de projectlocatie en omgeving. De motivering voor planologische medewerking aan het initiatief is opgenomen in hoofdstuk 5.
1
2
2
GEBIEDS- EN PROJECTPROFIEL
2.1 Huidige situatie De kwekerij ‘Hungerenburcht bv’ ligt aan de Tuinbouwweg 94 te Haarsteeg in de gemeente Heusden, in het buitengebied ten zuidoosten van de kern Haarsteeg en ten noorden van de kern Vlijmen. Zie luchtfoto. De huidige bedrijfslocatie is kadastraal bekend als gemeente Vlijmen, sectie N, perceelsnummers 265, 1547, 3470 en 3471 (perceel met bedrijfswoning), en omvat circa 3,5 ha. De directe omgeving wordt gekenmerkt door een agrarisch gebied met voornamelijk glastuinbouwbedrijven. Op de locatie aan de Tuinbouwweg 94 wordt een volwaardig glastuinbouwbedrijf geëxploiteerd, dat chrysanten in de volle grond onder glas kweekt. Op de genoemde percelen bevinden zich een bedrijfswoning, een kassencomplex van circa 2,7 ha, een bedrijfsgebouw, een hemelwaterbassin en een voorterrein met tuin, inritten, parkeerplaatsen en enige groenvoorzieningen.
Luchtfoto: Plangebied
De beoogde uitbreiding van de kwekerij vindt vooral in de eerste fase plaats op een aantal percelen gelegen aan de Hongerenburgweg, direct ten zuiden van het huidige bedrijf. De Hongerenburgweg vormt in die omgeving tevens de noordelijke begrenzing van de kern Vlijmen. Momenteel wordt een deel van die percelen (circa 1,3 ha) gebruikt voor een boomkwekerij met daarbij een kleine bedrijfsloods. Circa 1,5 ha wordt gebruikt als grasland en aan de oostzijde daarvan zijn enkele percelen in gebruik als agrarisch productiebos (circa 2,8 ha) in de vorm van populierenteelt. De percelen met het huidige bedrijf en de percelen waar de beoogde uitbreiding in de eerste fase is gepland worden van elkaar gescheiden door een watergang, de Grote Kavelingssloot genaamd.
3
In de tweede fase vinden, in combinatie met vervangende nieuwbouw van de huidige kassen, nog kleinere uitbreidingen plaats aan de noordoostzijde, op de plaats van het huidige waterbassin, op een stukje weiland van een daar aangrenzend huisperceel (gelegen aan de Voordijk), en op de plaats van voornoemde watergang. De watergang wordt dan aan de noordoostzijde om het bedrijf gelegd, daar waar nu het waterbassin en het voorerf aanwezig zijn.
4
2.2 Beoogde situatie Het voorliggend plan betreft een uitbreiding, met name aan de Hongerenburgweg, in combinatie met een reconstructie van het bestaande glastuinbouwbedrijf/de kwekerij ‘Hungerenburcht bv’, gelegen aan de Tuinbouwweg 94 te Haarsteeg in de gemeente Heusden. Het totale project zal gefaseerd plaatsvinden verdeeld over twee fases. Deze worden hieronder uiteengezet. 2.2.1 Fase 1 Fase 1 van het plan omvat het uitbreiden van de kwekerij aan de zuidzijde van het bestaande complex met allereerst een grote kweekkas met bijbehorende voorzieningen, die gesitueerd worden aan en deels ontsloten worden vanaf de Hongerenburgweg. Zowel na realisatie van fase 1 als ná realisatie van fase 2 (zie paragraaf 2.2.2) zal de ontsluiting aan de Tuinbouwweg gehandhaafd blijven. De uitbreiding zal plaatsvinden op de percelen kadastraal bekend gemeente Vlijmen, sectie N, nr. 988, 989, 993, 1824, 1825, 1826, 1827. Een deel van het gebied waar de uitbreiding geprojecteerd is, is nu in gebruik als boomkwekerij en grasland (circa 2,8 ha). Op een perceel bevindt zich een klein bedrijfsgebouw (perceel 989) dat in de beoogde situatie gesloopt wordt. Het andere deel is in gebruik als agrarisch productiebos (percelen 1826 en 1827; circa 2,8 ha) in de vorm van populieren. Voor die percelen geldt een agrarische bestemming en het productiebos kent als zodanig (in gemeentelijke en provinciale plannen) geen planologische bescherming (zoals Groene of Ecologische Hoofdstructuur). Gezien de gewenste optimale ontwikkeling voor het bedrijf, met uiteindelijk één aaneengesloten en zo ruim mogelijke en rechthoekige vorm van de kas(sen), wordt het zeer wenselijke zo niet noodzakelijk geacht dat het productiebos daarvoor in principe geheel verdwijnt. Op de genoemde percelen worden een kweekkas (circa 4,4 ha glasopstanden), een warmte opslagtank, een bedrijfsruimte (circa 1.025 m2) en een waterbassin (circa 2.200 m2) opgericht (zie schets beoogde situatie fase 1). De nieuwe glasopstanden zullen een goothoogte van 6 en een nokhoogte van ca 7,2 m kennen. Gezien de tendens om, ook in de chrysantenteelt steeds hoger te bouwen wordt in onderhavig plan uitgegaan van een maximale goothoogte van 7 en een nokhoogte van 8,5 m. De kwekerij ‘Hungerenburcht bv’ maakt gebruik van assimilatieverlichting. De initiatiefnemer wil circa 99% van dit licht afschermen gedurende de gehele periode tussen zonsondergang en zonsopgang, zodat hij ruimschoots voldoet aan de convenantafspraken (zie paragraaf 4.4.2) en het te verwachten wettelijke beleid waarin deze afspraken zullen worden vervat. De teelt in de kassen zal plaatsvinden in de volle grond en niet op een substraat. Verder vindt de aanleg plaats van parkeervoorzieningen (voor een 12-tal personenauto’s) en enige aanvullende groenvoorzieningen. Naast lagere beplanting (struweel, hagen) langs de wegzijde ter hoogte van de parkeerplaatsen en het waterbassin, zullen daarbij plaatselijk ook enige bomen aangeplant worden. Aan de oostzijde van de nieuwe kas zal een circa 8 m brede groenstrook worden aangelegd, ter plaatse van de oostelijke rand van het huidige productiebosbos, die kan uitgroeien tot een opgaande beplanting ter visuele afscherming en inpassing naar de omgeving. Daarbij zullen zo mogelijk ook enkele te sparen en te knotten oudere populieren uit het, verder te verwijderen, productiebos in de groenstrook gehandhaafd worden. 5
De huidige waterloop zal in fase 1 van de beoogde situatie vooralsnog blijven. Wel zal er een tijdelijke duiker in deze watergang aangelegd worden om een glazen corridor te creëren tussen de nieuwe en de bestaande kas. Na realisatie van fase 1 wordt de Hungerenburcht weg deels als ontsluiting voor het totale bedrijf gebruikt. Effectief zal dit betekenen dat stek nog via de Tuinbouwweg zal worden aangevoerd en dat het eindproduct steeds meer zal worden afgevoerd via de Hongerenburgweg. Ook het personeel zal gedeeltelijk via de Tuinbouwweg en gedeeltelijk via de Hongerenburgweg komen. De geplande corridor tussen het oude bedrijf en de nieuwe kassen van fase 1 is hiervoor noodzakelijk. Ook na realisatie van fase 2 zullen beide ontsluitingen worden gehandhaafd. Het totale gebied voor de uitbreiding in fase 1 bedraagt circa 5,6 ha met daarop circa 4,4 ha nieuwe kas. Hierdoor heeft de kwekerij ‘Hungerenburcht bv’, na realisatie van fase 1, een totale oppervlakte van circa 9,1 ha met circa 7,1 ha aan kassen. 2.2.2 Fase 2 Fase 2 van het plan omvat de herstructurering met beperkte uitbreiding van de bestaande kas aan de Tuinbouwweg ter plaatse van de percelen kadastraal bekend gemeente Vlijmen, sectie N, nr. 265, 1547 en 3470. Daartoe worden allereerst de bestaande kassen (circa 2,7 ha) en bedrijfsbebouwing gesloopt en het waterbassin ten oosten van de bestaande kas gedempt. Vervolgens wordt ter vervanging een nieuwe en iets grotere kas opgericht (circa 3,0 ha), met kleine uitbreidingen ter plaatse van het bestaande bassin en de waterloop. Ook in fase 2 zullen maatregelen genomen worden, zodat de lichtemissie voldoende wordt afgeschermd. De kas zal afwateren op het waterbassin, dat gerealiseerd is in fase 1. De huidige bedrijfswoning (perceel 3471) zal blijve n bestaan (zie schets beoogde situatie fase 2). De nieuwe kas zal direct aansluiten op de in fase 1 reeds gebouwde kas. Hiervoor wordt de bestaande watergang gedempt en omgelegd, en wel aan de noordoostzijde om het glastuinbouwperceel, met vervangen kas, heen. Hiervoor zal een deel van het perceel (kadastraal bekend gemeente Vlijmen, sectie N, nr. 261) behorend bij een aangrenzend woonperceel aan de Voordijk, en dat als weiland in gebruik is, aangekocht worden. Het waterplan waarin de omlegging van de watergang is vastgelegd is tot stand gekomen in overleg met de provincie en het betreffende waterschap (zie paragraaf 4.3 en het separaat bijgevoegde waterplan). Langs de verlegde waterloop wordt aan de oostzijde de opgaande groenstrook, uit fase 1, nog verder doorgetrokken in noordelijke richting (zie schets beoogde situatie fase 2). Hierdoor heeft de kwekerij ‘Hungerenburcht bv’, na realisatie van fase 2, een totale terreinoppervlakte van circa 9,1 ha met circa 7,4 ha aan kassen. Ten opzichte van de bestaande situatie is er derhalve sprake is van een uitbreiding ten opzichte van de huidige situatie met circa 5,6 ha grond, waarvan circa 4,7 ha kassen.
6
P
P
Parkeerplaats Waterbassin Nieuw aan te leggen groen Nieuw te graven watergang
P
7
2.2.3 Samenvatting gefaseerde uitbreiding en reconstructie Fase 1 bestaat uit 2 stappen: Stap 1.1 - Aankopen percelen, kadastraal bekend gemeente Vlijmen, sectie N, nr. 988, 989, 993, 1824, 1825, 1826, 1827. - Aanleggen duiker ten behoeve van corridor. - Slopen bedrijfsruimte van boomteeltbedrijf (perceel 989). - Kappen productiebos (percelen 1826 en 1827), met uitzondering van enkele te knotten populieren aan de uiterste oostzijde. Stap 1.2 - Oprichten nieuwe kweekkas, corridor, bedrijfsruimte met laadperron en warmte opslagtank. - Aanleggen nieuw waterbassin. - Aanleggen nieuwe parkeervoorzieningen en bedrijfstoegang. - Aanleggen lagere groenvoorzieningen (wegzijde) en een strook met opgaand groen (oostzijde). Fase 2 bestaat ook uit 2 stappen: Stap 2.1 - Aankopen perceelsgedeelte kadastraal bekend gemeente Vlijmen, sectie N, nr. 261. - Grondruil in verband met/overeenstemming over te verleggen watergang. - Aanleggen van vervangende watergang aan de noordzijde. - Dempen bestaand waterbassin en de bestaande watergang tussen de kassen. - Slopen bestaande kassen en aanpassen bedrijfsruimte (percelen 265, 1547 en 3470). Stap 2.2 - Oprichten nieuwe vervangende kas, aansluitend op kas uit fase 1. - Doortrekken van de strook met opgaand groen (noordzijde).
8
3
BELEIDSASPECTEN
3.1 Streekplan 2002 Het meest actuele provinciale beleidskader aangaande de ruimtelijke ordening betreft het Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in Balans’. Dit plan is op 22 februari 2002 door Provinciale Staten vastgesteld. In 2004 en 2006 hebben er een gedeeltelijke herzieningen plaatsgevonden van het Streekplan ‘Brabant in Balans’, onder de titel ‘Partiële herziening van het Streekplan Noord-Brabant 2002’. De laatste herziening is op 20 januari 2006 vastgesteld door de Provinciale Staten van Noord-Brabant. Het streekplan geeft de hoofdlijnen aan van de ruimtelijke ontwikkelingen op lange termijn zoals die door de provincie Noord Brabant nagestreefd worden. Volgens plankaart 1 ‘Ruimtelijke hoofdstructuur’ (zie kaartuitsnede) en plankaart 2 ‘Elementen van de onderste laag’ ligt het plangebied binnen de (sub)zonering ‘AHS Landbouw; Glastuinbouwvestigingsgebied’.
Uitsnede streekplankaart 1: Ruimtelijke hoofdstructuur 9
Vestigingsgebieden voor de glastuinbouw zijn, samen met doorgroeigebieden voor de glastuinbouw, bedoeld voor de concentratie van glastuinbouwbedrijven. Gemeenten moeten nader bepalen tot welke omvang individuele glastuinbouwbedrijven in vestigingsgebieden voor de glastuinbouw mogen groeien. Hierbij geldt dat de omvang in beginsel alleen mag worden beperkt voor zover dat noodzakelijk is in verband met lokaal aanwezige waarden en belangen van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, water- en bodemhuishoudkundige of milieuhygiënische aard. Opgemerkt wordt hierbij dat in het latere gebiedsplan (zie hierna) het plangebied en omgeving een enigszins andere aanduiding heeft gekregen die thans beleidsbepalend is. In principe past het initiatief binnen de uitgangspunten van het streekplan.
3.2 Uitwerkingsplan Waalboss Op 21 december 2004 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant het uitwerkingsplan ‘Waalboss’ vastgesteld. In het uitwerkingsplan wordt het beleid uit het streekplan verder onderbouwd en uitgewerkt, met name als kader voor de stedelijke ontwikkelingen in de regio.
Uitwerkingsplankaart Waalboss
10
Uit de kaart van het uitwerkingsplan ‘Waalboss’ (zie kaartuitsnede) volgt dat het plangebied valt binnen het landelijk gebied en deel uitmaakt van zoekgebieden verstedelijking, met de legenda-eenheid ‘Integratie stad-land’. De opgave binnen integratie stad en land bestaat uit het integreren van ruimteclaims vanuit wonen, werken, glastuinbouw en natuur. In principe past het initiatief eveneens in het regionale uitwerkingsplan.
3.3 Gebiedsplan Wijde Biesbosch In april 2005 zijn de gebiedsplannen, samen met de reconstructieplannen vastgesteld door Provinciale Staten. In de plannen wordt de toekomst van het Brabantse platteland vormgegeven. Ze bevatten doelstellingen op het gebied van landbouw, natuur, landschap, water, economie en leefbaarheid. Er zijn ook maatregelen uitgewerkt waarmee die doelstellingen bereikt kunnen worden.
Uitsnede gebiedsplankaart 1: Ambitiekaart
De gemeente Heusden valt binnen het plangebied van het gebiedsplan Wijde Biesbosch. Op plankaart 1: ‘Ambitiekaart’ (zie kaartuitsnede), is het plangebied en omgeving, concreter en specifieker dan in het streekplan en het uitwerkingsplan Waalboss, nader aangeduid als ‘Glastuinbouw-doorgroeigebied’ (Heusden-Vlijmen genaamd). Vanaf dat moment is die aanduiding, als verfijning van het streek- en uitwerkingsplan, beleidsbepalend geworden. In doorgroeigebieden is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande glastuinbouwbedrijven, herschikking van bouwblokken van bestaande bedrijven en, afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de omgeving, eventueel voor nieuwvestiging van enkele te verplaatsen elders solitair gelegen glastuinbouwbedrijven of glastuinbouwbedrijven uit kwetsbaar gebied (GHS, AHS-landschap). De maximale omvang waartoe een bedrijf kan uitgroeien in een doorgroeigebied is afhankelijk van aanwezige natuur- en landschapswaarden, milieuen watereisen en de mogelijkheden voor een passende ruimtelijke inrichting.
11
In principe houdt het initiatief daarmee rekening en past daarmee binnen de uitgangspunten van het gebiedsplan Wijde Biesbosch. In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de omgevings- en milieuaspecten ter plaatse van de planlocatie waarmee ingevolge de provinciale beleidskaders rekening gehouden moet worden.
3.4 Beleidsnota Glastuinbouw Op 28 november 2006 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant deze nieuwe ‘Nota Glastuinbouw’ vastgesteld. Deze nota bevat een evaluatie van de Beleidsnota Glastuinbouw 1999. De hoofddoelstelling van deze nota is: ‘Ruimte bieden aan een duurzame ontwikkeling van glastuinbouwconcentraties in die gebieden die daar geschikt voor zijn’. Met betrekking tot doorgroeigebieden, zoals dat in Heusden-Vlijmen is aangewezen in het Gebiedsplan Wijde Biesbosch, is aangegeven dat hier in principe een beperkt aantal glastuinbouwbedrijven aanwezig is. Deze bestaande glastuinbouwbedrijven kunnen op basis van een afgewogen ruimtelijk plan de mogelijkheid krijgen om verder te ontwikkelen tot een omvang van meer dan 3 ha (netto glas). Nieuwvestiging van een glastuinbouwbedrijf in een doorgroeigebied is op beperkte schaal (enkele bedrijven) mogelijk wanneer sprake is van daadwerkelijke sanering van een bedrijf dat ten behoeve van een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit verplaatst dient te worden. Deze voorwaarde van sanering is alleen van toepassing bij nieuwvestiging en niet bij herschikking. Herschikking van bestaande glastuinbouwbedrijven in doorgroeigebieden is in beginsel altijd mogelijk. Onder herschikking wordt het volgende verstaan: het samenvoegen van bouwblokken en het eventueel leggen van nieuwe bouwblokken (waaronder bouwblok op afstand) ten behoeve van uitbreiding en/of verplaatsing van bestaande bedrijven in het doorgroeigebied, waarbij het aantal bouwblokken in totaliteit gelijk blijft. Bij voorliggend initiatief is enkele sprake van herschikking en dat is derhalve toegestaan in het doorgroeigebied. Ook is in de Nota Glastuinbouw (bijlage 2 van de nota) een behoefteraming opgenomen. In het licht van de nationale verwachting is een groei met 800 ha glas op lange termijn binnen de provincie Noord-Brabant niet disproportioneel te noemen. In totaal zal in de aangewezen concentratie- en doorgroeigebieden 675 – 725 ha netto glas ontwikkeld kunnen worden. Hieruit blijkt dat er behoefte is aan mogelijkheden voor vestiging/groei van glastuinbouw. Via voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt beschreven en onderbouwd dat het beoogde initiatief betrekking heeft op de uitbreiding en reconstructie van een bestaand glastuinbouwbedrijf in het doorgroeigebied Heusden – Vlijmen. Dit past binnen derhalve ook binnen de kaders van de Beleidsnota Glastuinbouw.
3.5 Integrale planvorming doorgroeigebied In het voorjaar van 2007 heeft de provincie, middels een brief (zie bijlage 1) aan de tuinders die in het doorgroeigebied zijn gevestigd, aangegeven dat de ontwikkeling van het doorgroeigebied planmatig vormgegeven moet worden. Dit betekent dat de ondernemers hun plannen zoveel mogelijk op elkaar dienen af te stemmen. Er zijn echter een aantal redenen waarom er voor dit doorgroeigebied geen integraal inrichtingsplan wordt opgesteld.
12
Allereerst wordt voor de uitbreiding van het bedrijf ‘Brabantplant’ een uitzondering gemaakt, omdat het hier een uitbreiding betreft op basis van artikel 11 WRO. Daarnaast is onderhavig initiatief, de uitbreiding van het bedrijf ‘De Hungerenburgt B.V.’, het enige andere uitbreidingsplan dat in het gebied plaatsvindt en in aanmerking komt om deel uit te maken van een integraal plan. De overige ondernemers hebben geen uitbreidingsplannen of bedrijven staan te koop. Bovendien geldt hiervoor dat alle overige bestaande glastuinbouwbedrijven binnen het doorgroeigebied kunnen uitbreiden op basis van een vigerende wijzigingsbevoegdheid (volgens artikel 11 WRO). Het is derhalve onmogelijk om een integraal plan uit te werken dat meeromvattend is dan deze ruimtelijke onderbouwing, op basis van artikel 19 lid 1 WRO.
3.6 Paraplunota ruimtelijke ordening (ontwerp) Aanleiding voor het opstellen van de provinciale zogenaamde Paraplunota is de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Deze ontwerpnota hangt nauw samen met ‘Brabant in Ontwikkeling Interimstructuurvisie Noord-Brabant’ waarin de ruimtelijke belangen van de Provincie NoordBrabant door Provinciale Staten zijn aangegeven en op hoofdlijnen in beleid zijn uitgewerkt. De Paraplunota bevat de beleidslijnen zoals vastgelegd in hoofdstuk 3 van ‘Brabant in Balans, Streekplan Noord-Brabant 2002’, als ook de aanvullingen, uitwerkingen en herzieningen op het streekplan die na 2002 zijn vastgesteld. Het gaat dan onder andere om de reconstructieplannen en de regionale uitwerkingsplannen van het streekplan, die hiervoor al zijn behandeld.
Uitsnede plankaart Paraplunota: Zonering van het buitengebied
13
De plankaart behorende bij de ontwerp-Paraplunota betreft de kaart ‘Zonering van het buitengebied’ (zie kaartuitsnede). Het plangebied is op deze plankaart aangeduid als ‘Glastuinbouw – Mogelijk doorgroeigebied’. In de mogelijke doorgroeigebieden voor de glastuinbouw is een zekere concentratie van glastuinbouwbedrijven aanwezig. In het gebied is voortzetting en uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven toegestaan. Daarmee past het initiatief ook in de aanstaande (bijstelling van de) hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke ordeningsbeleid.
Ruimtelijk Model, Vigerende StructuurvisiePlus 1998
Strategiekaart StructuurvisiePlus (ter informatie; · vastgesteld op 14 februari 2006 en ingetrokken op 25 april 2006) 14
3.7 StructuurvisiePlus Heusden Op 14 juli 1998 heeft de gemeenteraad van Heusden als een van de eerste gemeenten in de provincie Noord-Brabant een StructuurvisiePlus (SVPlus) vastgesteld. Deze SVPlus 'Heusden: groene drie-eenheid' bevatte een toekomstvisie op de ruimtelijke structuur van He usden en heeft tot nu toe gefunctioneerd als een rode draad in de diverse ruimtelijke plannen en projecten in de gemeente. Een groot aantal van de plannen en thema's uit de SVPlus is afgelopen jaren in ontwikkeling gebracht of bevindt zich in de realisatiefase. Waar dit niet het geval is, ligt de oorzaak bij de complexiteit van de problematiek of bij verandering van overheidsbeleid. In de SVPlus 1998 is het plangebied aangeduid als concentratiegebied glastuinbouw (zie kaartuitsnede), met als toelichting: “De derde concentratie is gelegen ten noorden van de Hongerenburgweg en oostelijk van de Mommersteeg. Deze locatie kan zich, in aansluiting op reeds aanwezige bedrijven, in oostelijke richting ontwikkelen tot op acceptabele afstand van de bestaande woonbebouwing aan de Voordijk en in Haarsteeg. Ook hier is het behoud van visuele relaties met het omliggende gebied van belang”. Nieuw beleid in de vorm van het Streekplan Noord-Brabant 2002, de Uitwerkingsplannen Waalboss en Groot Langstraat (2004) en het Gebiedsplan Wijde Biesbosch (2005), maar ook nieuwe ontwikkelingen en inzichten noopten tot actualisatie van het ruimtelijk beleidskader. Omdat de SVPlus 1998 een nuttig beleidsinstrument was gebleken, heeft de gemeente voorjaar 2004 gekozen voor een actualisatie, wat geleid heeft tot de SVPlus 2006 (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 februari 2006). Na de verkiezingen van 2006 heeft de gemeenteraad besloten tot een verdere uitwerking (verbreding en verdieping) van de SVPlus 2006 en is de eerder vastgestelde versie van de SVPlus alsnog ingetrokken (25 april 2006). De betreffende actualisatie van de SVPlus vindt momenteel plaats en zal, naar verwachting, resulteren in een structuurvisie met een wettelijke status volgens het de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), die per 1 juli 2008 in werking treedt. In de geactualiseerde SVPlus zal het plangebied naar verwachting, evenals in de nu weer geldende SVPlus uit 1998 en de ingetrokken SVPlus 2006, aangeduid zal blijven a ls een ‘Glastuinbouw-Doorgroeigebied’, waarbij er tussen het glastuinbouwgebied en de Voordijk met aangrenzende bebouwing, een onbebouwde en groene overgangs-/bufferzone aanwezig zal blijven en die mogelijk nog verder landschappelijk ontwikkeld zal worden. Derhalve zijn ter verduidelijking van een en ander hierbij de kaarten van beide StructuurvisiesPlus afgebeeld.
15
3.8 Vigerend bestemmingsplan buitengebied Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ van de gemeente Vlijmen. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 april 1991, (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 10 december 1991 en door de Kroon op 4 februari 1994 onherroepelijk verklaard.
Uitsnede bestemmingsplankaart
Het plangebied, waar de beoogde uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf en de oprichting van de kassen, fase 1, wordt beoogd, is in het vigerende bestemmingsplan bestemd tot ‘Agrarisch gebied’ met deels de aanduiding ‘kernrandgebied’ (A(kr)) en deels de aanduidingen ‘prima ir’ (A(pr)), zie kaartuitsnede. Volgens de planvoorschriften (artikel 5) is ‘Agrarisch gebied’ bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met daarbij behorende voorzieningen. Lid A van datzelfde artikel geeft aan dat binnen de aanduiding ‘Agrarisch bouwvlak’ bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf mogen worden gebouwd. Op de planlocatie van fase 1 is geen agrarisch bouwvlak aanwezig. Middels een wijzigingsbevoegdheid (artikel 27, lid A) zijn Burgemeester en Wethouders nog bevoegd om in A(kr) het bouwvlak beperkt te vergroten tot maximaal 1,5 ha, dan wel voor zover binnen het bouwvlak een glastuinbouwbedrijf is gelegen te vergroten tot ten hoogste 2,0 ha. Het bestaande kassencomplex en ook de beoogde uitbreiding in fase 1 zijn beide al groter, zodat de wijziging voor uitbreiding in A(kr) daarvoor niet toegepast kan worden. Ter plaatse van A(kr) past het initiatief derhalve niet binnen het geldende bestemmingsplan. Ter plaatse van A(pr) mogen ook geen kassen worden gebouwd en past de ontwikkeling van fase 1 eveneens niet binnen het geldende bestemmingsplan. 16
De reconstructie met beperkte uitbreiding, fase 2, vindt plaats binnen de bestemming ‘Agrarisch gebied’ met de aanduiding ‘primair/glastuinbouwgebied’ (A(pr+gl)). Volgens de planvoorschriften (artikel 5) is ‘Agrarisch gebied’ bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met daarbij behorende voorzieningen. Lid A van datzelfde artikel geeft aan dat binnen de aanduiding ‘Agrarisch bouwvlak’ bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf mogen worden gebouwd. De gewenste uitbreiding vindt plaats buiten het agrarische bouwvlak. Echter, middels een wijzigingsbevoegdheid (artikel 27, lid A) zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd het bouwvlak onbeperkt te vergroten indien het glastuinbouwbedrijf is gelegen binnen de gebiedsaanduiding A(gl). Bij eerdere uitbreiding(en) van de kas op de planlocatie is reeds gedeeltelijk gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Daarnaast wordt in fase 2 de watergang omgelegd. Dit betekent concreet, dat ter plaatse van de bestemming ‘Water(loop) met wallekant’ glasopstanden worden opgericht en dat er ter plaatse van de bestemming A(gl+pr) een watergang aangelegd zal worden. Beide ingrepen passen niet binnen de voorschriften van het bestemmingsplan. De uitbreidingen van fasen 1 en 2 passen overigens wel binnen de in de vigerende voorschriften genoemde maximale goothoogte van 6,5 m en de maximale gebouwhoogte van 10 m. Om de voorgestelde ontwikkelingen (fasen 1 en 2) toch mogelijk te maken is de gemeente Heusden gevraagd daarvoor vrijstelling op basis van artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen. De gemeente heeft zich daartoe in principe bereid verklaard op basis van voorliggende ruimtelijke onderbouwing.
17
18
4
OMGEVINGS- EN MILIEUASPECTEN
4.1 Natuur en landschap 4.1.1 Flora en fauna Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de haalbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, mat name de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waarvan op voorhand duidelijk is dat deze op bezwaren stuiten door negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of op streng beschermde planten of dieren. De planlocatie ligt tussen de bebouwde kom van Vlijme n en Haarsteeg. Er is ter plaatse of in de nabijheid van het initiatief geen sprake van beschermde gebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet. Wel kunnen in beperkte mate beschermde soorten in en nabij het plangebied worden verwacht, waardoor rekening dient te worden gehouden met de haalbaarheid in relatie tot de Flora- en faunawet. Relevante soortgroepen zijn in dit kader voornamelijk broedvogels en vleermuizen. Andere streng beschermde soorten zijn door het karakter van de locatie niet te verwachten. Beschermde soorten Op basis van een eerste verkenning middels het natuurloket is geconstateerd dat in het kilometerhok waarin het plangebied ligt een aantal beschermde soorten is aangetroffen zoals enkele vaatplanten en amfibieën en een groot aantal broedvogels. Dit zijn eveneens de enige goed onderzochte soortgroepen. Uit de provinciale kartering van planten en vogels komt naar voren dat in de omgeving van het plangebied een steenuil is aangetroffen. Uit de landelijke verspreidingsinformatie uit atlassen blijkt dat in of nabij het plangebied in het verleden diverse beschermde soorten zijn aangetroffen. Dit betreft: - enkele vleermuissoorten zoals meervleermuis, gewone baardvleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, watervleermuis, gewone grootoorvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger; - een groot aantal algemene vogelsoorten en daarnaast ook minder algemene soorten zoals patrijs, steenuil, groene specht en geelgors; - de zeldzame heikikker en kamsalamander; - enkele zeldzamere en beschermde soorten planten; spaanse ruiter, gevlekte orchis, brede orchis, waterdrieblad, wilde gagel, gulden sleutelbloem en lange ereprijs; - twee dagvlindersoorten, bruindikkopje en groot geaderd witje. In de regio liggen waardevolle natuurrijke gebieden zoals het Vlijmense Ven. Dit verklaart het grote aantal beschermde soorten dat in de regio voorkomt. Op basis van ligging, karakter en beschikbare gegevens is naar verwachting in het plangebied zelf vooral sprake van algemene soorten, waarvan overigens een deel wel beschermd is. Te noemen zijn algemene zoogdiersoorten, waaronder vleermuizen en broedvogels. De aard van het plangebied en de ruimtelijke ingreep De ruimtelijke ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf. Hiervoor zullen een productie populierenbos, kwekerij, loods en een weiland moeten wijken. Hoewel er geen concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van vleermuizen of broedvogels, is dit in bebouwing en oudere boombeplanting nooit volledig uit te sluiten. 19
Vogels Met de meeste broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele sloop- en kapwerkzaamheden uit te voeren buiten de broedtijd (omstreeks maart tot en met juli) indien concreet broedgevallen aanwezig zijn. Er is een aantal vogelsoorten waarvan de broedplaatsen jaarrond beschermd zijn en bij verwijdering van de broedplaats altijd ontheffing moet worden aangevraagd. Uit gegevens van de Provincie Noord-Brabant blijkt één van deze soorten in het plangebied voor te komen; de steenuil. De steenuil huist in een schuur gelegen naast het plangebied en gebruikt het plangebied alleen om te foerageren. Zodoende is naar deze soort een aanvullend onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). In en nabij het plangebied zijn twee broedparen steenuilen waargenomen. De uitvoering van het plan zal weinig invloed hebben op de foerageer mogelijkheden voor de in de omgeving aanwezige steenuilen. Verblijfplaatsen van steenuilen zullen niet worden aangetast. Vleermuizen Aangezien vleermuizen in voorliggend geval niet zijn uit te sluiten is van maart tot en met september 2007 een aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de concrete aanwezigheid van vleermuizen in het gebied (zie bijlage 2 voor totale onderzoek). Uit het vleermuizenonderzoek is naar voren gekomen dat het populierenbos intensief wordt gebruikt door verschillende soorten vleermuizen. In het onderzoeksgebied zijn de volgende vijf soorten vleermuizen jagend boven en nabij het perceel waargenomen: - Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus; - Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathussii; - Laatvlieger Eptesicus serotinus; - Gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus; - Rosse vleermuis Nyctalus noctula. Reeds vroeg in de avond zijn er foeragerende vleermuizen aanwezig. De dieren trekken via de Hongerenburgweg en de kassen van en naar het perceel. Op het perceel zijn geen roepende mannetjes vleermuizen waargenomen. Het onderzoek wijst uit dat het populierenperceel een ecologische waarde heeft en van belang is als foerageergebied voor met name de laatvlieger, gewone grootoorvleermuis, gewone en ruige dwergvleermuis. In het plangebied zijn op dit moment geen andere foerageermogelijkheden voor vleermuizen aanwezig. Buiten het plangebied zijn op relatief korte en middellange afstand foerageermogelijkheden beschikbaar. Hierbij kan gedacht worden aan de laanboombeplanting langs de Tuinbouwweg en de Hongerenburgweg, het parkje aan de zuidwestzijde van de Hongerenburgweg en de eendenkooi aan de noordoostzijde van het plangebied. Dientengevolge zal verdwijnen van het populierenbos (mogelijk significante) invloed hebben op de foerageermogelijkheden van de vleermuiskolonies in de omgeving van het plangebied. Geadviseerd wordt dan ook om een ontheffing artikel 75 van de Flora- en faunawet aan te vragen. Daarbij zal dan ook de noodzaak om het agrarische populierenbos te verwijderen, zoals al kort aangegeven onder 2.2.1, nader verantwoord (moeten) worden. Compensatievoorstel Ten behoeve van de ontheffingsaanvraag heeft de initiatiefnemer samen met de TOM een compensatievoorstel gemaakt. Hierbij worden vleermuiskasten op en rond het perceel aangebracht en wordt een nieuwe groenstrook gerealiseerd. 20
De groenstrook krijgt een lengte van circa 320 m en een breedte van circa 8 m, is bedoeld voor opgaande beplanting langs een smalle kavelsloot, en wordt gerealiseerd langs nagenoeg de gehele oostzijde van het perceel. Deze groenstrook kan als verbindingsvliegroute dienst doen tussen de foerageergebieden. Tevens kan deze strook, als gevolg van omvang en inrichting dienst doen als vervangend foerageergebied. Het verdient hierbij aanbeveling om zo mogelijk in de groenstrook enkele van de huidige populieren (geknot) te behouden, zodat een continue aanwezigheid van (grotere) bomen in de groenstrook gegarandeerd is. De bomen kunnen dan eveneens gebruikt worden voor het ophangen van vleermuiskasten. In de SVPlus 2006, vastgesteld door de gemeenteraad op 14 februari 2006, maar weer ingetrokken op 25 april 2006 was parallel aan de Voordijk, tussen enerzijds het glastuinbouw-doorgroeigebied, met aan de rand onderhavige projectlocatie, en anderzijds de bebouwing langs de Voordijk, een onbebouwde en groene landschappelijke zone opgenomen. Naar verwachting zal deze bufferzone, in het kader van de actualisatie van de SVPlus die momenteel plaatsvindt, gehandhaafd blijven (zie ook onder 3.4). Het is echter nog niet zeker op welke wijze. Beide voornoemde zones ter weerszijden van de Voordijk kunnen voor de vleermuizen een verbinding worden van de diverse foerageergebieden in de omgeving met het grote natuurgebied Zooislagen aan de noordzijde van de Inlaagdijk ter hoogte van de Kavelingweg. Conclusie De ruimtelijke ingreep heeft naar verwachting consequenties voor beschermde soorten. In het plangebied is de aanwezigheid van de steenuil en enkele vleermuissoorten vastgesteld. Voorafgaand aan de (afronding van de) ruimtelijke procedure dient voor de aantasting van het bestaande foerageergebied voor vleermuize n de verkrijging van een ontheffing ingevolge Flora- en faunawet afdoende te zijn verzekerd. Dat kan, gezien het voorgaande, ofwel op basis van een concreet (positief) resultaat van overleg met het Bureau Regelingen van het Ministerie van LNV, de instantie die de ontheffing moet verlenen, ofwel op basis van een concreet aangevraagde en verleende ontheffing. Er is reeds een ontheffing aangevraagd bij het Bureau Regelingen in Dordrecht. Deze is nog in behandeling. Van het resultaat daarvan zal op deze plaats alsnog melding gemaakt worden (zie ook bijlage 6). 4.1.2 Landschappelijke inrichting Aan de oostzijde gaat de beoogde uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf tevens de ruimtelijke begrenzing vormen van het totale glastuinbouwdoorgroeigebied, dat zich van daaraf verder naar het westen uitstrekt. Deze begrenzing komt overeen met de begrenzing zoals die globaal is/was aangeduid in de gemeentelijke SVPlus 2006 en zoals die naar verwachting ook in de geactualiseerde versie van de SVPlus zal worden overgenomen. Om de projectlocatie, gelegen aan de oostelijke rand van het glastuinbouwdoorgroeigebied, landschappelijke afdoende in te passen ten opzichte van de omgeving, wordt aan die rand van het beoogde bedrijfsperceel een groenstrook met opgaande beplanting wenselijk geacht, vooral daar waar de huidige rand van het populieren-productiebos aanwezig is. Daarmee kan met name de visuele uitstraling in de richting van de bestaande lintbebouwing langs de Voordijk, op circa 175 m afstand ter hoogte van de Tuinbouwweg tot circa 250 m afstand ter hoogte van de Hongerenburgweg, beperkt c.q. voorkomen worden. 21
Gezien die royale afstanden, de door de gemeente beoogde handhaving c.q. ontwikkeling van een groene landschapszone ter plaatse (zie ook hiervoor), en de hoogte van de nieuwe kassen (circa 8 m) wordt een groenstrook met opgaande beplanting ter breedte van circa 7 à 8 m afdoende geacht. Daarin kan dan een rij opgaande en voldoende kruinvormende (knot)bomen, met ongeveer eenzelfde hoogte als de kassen, tot ontwikkeling komen terwijl daaronder nog plaats is voor een wat minder hoog opgaande en gesloten struweel- en/of haagbeplanting. In dit geval wordt er daarbij tevens naar gestreefd om een aantal te knotten oudere populieren uit het bestaande productiebos als opgaande bomenrij in die groenstrook te handhaven. Ook noordelijk van het huidige populierenbos zal de nieuwe groenstrook zo ver mogelijk doorgetrokken worden, tot een totale lengte van circa 320 m gemeten vanaf de Hongerenburgweg. Verdere doortrekking tot aan de Tuinbouwweg is, vanwege de onmogelijkheid tot grondverwerving ter plaatse, vooralsnog niet mogelijk c.q. voorzien. Een dergelijke compacte groenafscherming wordt ook elders in diverse andere glastuinbouw-doorgroeigebieden en glastuinbouw-ontwikkelingsgebieden toegepast en in het algemeen toereikend geacht voor een afdoende landschappelijke inpassing en afscherming naar de omgeving. In totaal beslaat de circa 8 m brede en circa 320 m lange groenstrook een oppervlakte van circa 2.500 m2 Op het voorterrein langs de Hongerenburgweg zal, ter afscherming van het zicht op met name het waterbassin en de parkeervoorzieningen, plaatselijk aanvullende lagere struweel- en haagbeplanting, met plaatselijk enkele bomen, op het voorterrein gerealiseerd worden. Daarbij zal het gaan om circa 2 300 à 400 m groen. Een verder afscherming wordt aan de zuidzijde van het bedrijfsperceel niet nodig geacht omdat er langs aan de andere kant van de Hongerenburgweg al een forse opgaande laanbeplanting aanwezig is. Bovendien ligt bij een toekomstige afrondende uitbreiding van de woonbebouwing van de kern Vlijmen ten zuiden van die weg, zoals ook al meer naar het westen het geval is, tussen de nieuwe woonbebouwing en de bestaande glastuinbouwbedrijven binnen het doorgroeigebied, de aanleg voor de hand van nog een extra afschermende/scheidende groenvoorziening van formaat direct ten zuiden van diezelfde weg. Aan de west- en noordzijde wordt het bedrijfsperceel omsloten door bestaande of toekomstige glastuinbouw binnen het doorgroeigebied. Ten opzichte daarvan is er geen landschappelijke inpassing of afscherming nodig. Wel zal op het huidige voorterrein langs de Tuinbouwweg en langs de omgelegde watergang, waar mogelijk nog enige aanvullende randbeplanting, 100 à 200 m2, worden gerealiseerd. In totaal wordt, in relatie tot de totale uitbreiding areaal van het bedrijf met 2 circa 5,6 ha, daarvan in totaal circa 3.000 m , ofwel ruim 5%, aan groenvoorzieningen gerealiseerd, ten behoeve van een landschappelijke inpassing van het glastuinbouwbedrijf, en daarmee tevens ook het doorgroeigebied ter plaatse, in de omgeving.
22
4.2 Milieu 4.2.1 Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de ‘Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)’ in werking getreden. Vanaf dat moment zijn in de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO 2) en fijn stof (PM10). Nieuw zijn het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet langer te worden getoetst aan de grenswaarden. In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’ zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Het initiatief betreft de uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf. In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’ is opgenomen dat verwarmde kassen met een maximaal oppervlak van 0,7 ha niet in betekenende mate bijdragen. De ontwikkeling bestaat uit een uitbreiding met een oppervlakte van circa 5,6 ha waarvan circa 4,7 ha kassen en valt derhalve buiten de aangewezen categorie. Op 15 november 2007 is hiervoor de ‘Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007’ in werking getreden. Deze regeling moet worden gehanteerd om de gevolgen van plannen op de luchtkwaliteit te bepalen. Voor inrichtingen geldt dat zowel de concentraties van de inrichting zelf als de concentraties ten gevolge van de toename van verkeersbewegingen moeten worden beschouwd. Onderhavige inrichting (met gasgestookte kassen) valt verder ook onder het Besluit Glastuinbouw. Wanneer aan de milieuvoorwaarden uit het Besluit wordt voldaan, kan worden volstaan met een melding in het kader van de Wet milieubeheer en is geen milieuvergunning vereist. In het kader van de toetsing aan dit Besluit is op dit moment dan ook geen luchtkwaliteitsonderzoek verplicht. Op grond daarvan mag aangenomen dat de inrichting zelf aan de luchtkwaliteitseisen kan/zal voldoen. Het luchtkwaliteitsonderzoek in het ruimtelijk traject c.q. in deze ruimtelijke onderbouwing richt zich daarom vooralsnog alleen nog maar op de gevolgen van de verkeerstoename ten gevolge van de inrichting. In overleg met de gemeente wordt nog bezien of daarmee volstaan kan worden. Het luchtkwaliteitsonderzoek naar de bijdrage van de verkeerstoename is erop gericht om te bepalen of de ontwikkeling wel of niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij wanneer deze niet leidt tot een toename van meer dan 1% van de grenswaarden voor NO 2 en PM10. Wanneer blijkt dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt, hoeft geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. Indien blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling wél in betekenende mate bijdraagt, dient het initiatief alsnog te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden. Voor de beoogde ontwikkeling zijn met name de emissies van het wegverkeer van belang. De berekeningen voor stikstofdioxide (NO 2) en voor zwevende deeltjes (PM10) zijn verricht met behulp van het rekenprogramma CAR II (versie 6.1.1). Daarbij gaat het om jaargemiddelde etmaalconcentraties.
23
Toename verkeersbewegingen Ten gevolge van de ontwikkeling zal het aantal verkeersbewegingen in de omgeving toenemen. Daarbij wordt voor dit onderzoek uitgegaan van een ‘worstcasescenario’ op basis van een theoretisch maximum aantal verkeersbewegingen, zijnde een afwikkeling van a l het verkeer via de Hongerenburgweg, welk aantal overigens in de praktijk circa 50% lager zal zijn zoals uiteengezet wordt onder 4.5. De toename van het maximale aantal verkeersbewegingen voor de luchtkwaliteitsberekening is bepaald aan de hand van de volgende gegevens, die zijn verstrekt door de initiatiefnemer. vrachtverkeer
2 ‘zware’ vrachtwagens per werkdag voor aan- en afle veren van planten 1 ‘lichte’ vrachtwagen per week voor le vering van materialen
personenauto’s 2 personeelsleden per hectare; per personeelslid max. 1 rit (2 verkeersbewegingen) per werkdag
Dit resulteert, uitgaande van maximaal 6 werkdagen en in totaal 4,7 ha uitbreiding aan glas, in het volgende (theoretisch) maximum aantal verkeersbewegingen (heen en terug) per week: - 24 verkeersbewegingen ‘zware’ vrachtwagen; - 2 verkeersbewegingen ‘lichte’ vrachtwagen; - 114 verkeersbewegingen personenauto’s. Het totaal aantal verkeersbewegingen is vertaald in een maximum aantal verkeersbewegingen per weekdag. De uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf heeft maximaal 20 extra verkeersbewegingen per weekdag tot gevolg. Berekening De gevolgen van het initiatief voor de luchtkwaliteit zijn berekend. Hierbij is bezien wat de toename van voornoemde verkeersbewegingen betekent voor de luchtkwaliteit ter plaatse van de Hongerenburgweg. Er is uitgegaan van een ‘worstcasescenario’, waarbij is aangenomen dat alle verkeersbewegingen via de Hongerenburgweg plaatsvinden, alle extra personeelsleden vanwege de uitbreiding met de auto komen. Bovendien is geen verdeling gemaakt voor verkeer dat de Hongerenburgweg in oostelijke of westelijke richting volgt, maar is met het totale aantal verkeersbewegingen gerekend. Voor de berekening van het effect is uitgegaan van een afstand van 7 m uit de as van de weg. In bijlage 3 zijn de invoergegevens en berekeningsresultaten weergegeven. Hongerenburgweg Voor stikstofdioxide (NO 2) is in 2008 een verhoging van de jaargemiddeldeconcentratie met 0,1 µg/m3 berekend. In 2010-2020 is in de Hongerenburgweg geen verhoging berekend ten gevolge van het initiatief. Voor fijn stof (PM10) heeft het initiatief in geen van de berekende jaren een aantoonbare toename tot gevolg. Conclusie Het initiatief heeft in de berekende jaren een maximale toename van 0,1 µg/m3 NO 2 tot gevolg. Voor PM10 is in geen van de jaren een toename aangetoond. Uit de berekening blijkt dat het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. De 1%-grens (0,4 µg/m3 voor zowel NO 2 als PM10) wordt immers niet overschreden. Het initiatief hoeft derhalve niet te worden getoetst aan de wettelijke grenswaarden. Er worden vanwege het aspect luchtkwaliteit in relatie tot de verkeerstoename geen belemmeringen verwacht voor de beoogde ontwikkeling.
24
4.2.2 Licht LTO-Nederland heeft op 5 oktober 2004 een convenant afgesloten met Stichting Natuur en Milie u (SNM). Daarin is afgesproken dat in 2008 alle bedrijven hun lichtemissie met 95% reduceren door de boven- en zijkanten van de kas af te schermen, tenzij uit onderzoek blijkt dat dit technisch en economisch onhaalbaar is. Op 2 november 2006 hebben LTO Glaskracht Nederland en SNM afspraken gemaakt over verdere invulling van het Plan van Aanpak lichtemissie. De Stuurgroep Glastuinbouw en Milieu ondersteunt deze afspraken. De kern van de nieuwe afspraken, ingaande per 01-01-2008, is een verlenging van de donkerperiode van 4 naar 6 uur, en de eis dat in 2014 alle bedrijven een nagenoeg 100% scherm installeren. Daarnaast is een protocol voor afscherming in de na-nacht opgenomen dat ‘zoveel als mogelijk wordt benut, zonder dat technische complicaties optreden’. Dit betekent dat onder normale omstandigheden wordt gestreefd naar een afscherming van 85 procent. Op dit moment gelden de huidige regels uit de AMvB Glastuinbouw, die minder ver gaan (de periode van afscherming is korter en het percentage van afscherming in de donkerperiode is minder en er is geen protocol voor de na-nacht). Gemeenten zijn belast met preventieve en repressieve handhaving van deze AmvB. De kwekerij ‘Hungerenburcht bv’ maakt gebruik van assimilatieverlichting. Bij de uitbreiding van het kassencomplex in fase 1 zullen maatregelen genomen worden, zodat de lichtemissie voldoende wordt afgeschermd. In fase 2 wordt bij de herstructurering ook ter plaatse van de bestaande kas afscherming toegepast bij de daar dan te realiseren vervangende kas. Hiermee wil de initiatiefnemer circa 99% van het licht afschermen gedurende de gehele periode tussen zonsopgang en zonsondergang, zodat hij ruimschoots voldoet aan de convenantafspraken en het te verwachten wettelijke beleid waarin deze afspraken zullen worden vervat. 4.2.3 Geluid Met betrekking tot het aspect geluid vanuit glastuinbouw dient volgens ‘Bedrijven en milieuzonering’ een richtafstand van 30 m in acht genomen te worden. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op een grotere afstand. Er zijn derhalve geen beperkingen te verwachten met betrekking tot het aspect geluid.
4.3 Water Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Aa en Maas. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hanteert Waterschap Aa en Maas ten aanzien van het duurzaam omgaan met water de volgende uitgangspunten (bron: Uitwerking uitgangspunten watertoets Aa en Maas): 1 wateroverlastvrij bestemmen; 2 hydrologisch neutraal bouwen; 3 voorkomen van vervuiling; 4 gescheiden houden van schoon en vuil water; 5 doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik – infiltratie - buffering – afvoer”; 6 meervoudig ruimtegebruik; 7 water als kans. Niet relevante aspecten (ad 1, 6 en 7). Wateroverlastvrij bestemmen betreft het bij de locatiekeuze rekening houden met de wateroverlastproblematiek. 25
Voor voorliggend initiatief is de locatiekeuze reeds gemaakt, waardoor het uitgangspunt niet meer relevant is. Bij de ontwikkeling is geen sprake van de uitgangspunten meervoudig ruimtegebruik en water als kans. Materiaal gebruik (ad 3) Bij de bouw worden niet uitlogende materialen gebruikt, zodat vervuiling van bodem en grondwater ter plaatse en in de directe omgeving wordt voorkomen. Behandeling afvalwater (ad 4) Het afvalwater wordt in de huidige en toekomstige situatie afgevoerd op het rioleringsstelsel. Hydrologisch neutraal bouwen en gebruik hemelwater (ad 2 en 5) Ten behoeve van voorliggend initiatief heeft DLV Glas en Energie B.V. een waterplan opgesteld. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport ’Waterplan Chrysantenkwekerij De Hungerenburcht B.V.’ d.d. 04-04-2008 van Glas en Energie B.V. (zie separate bijlage). Het onderstaande betreft een samenvatting van de hoofdpunten daaruit. - Verandering verhard oppervlak Het initiatief betreft het in twee fasen uitbreiden van de bestaande kas. In de 2 bestaande situatie bedraagt het ‘verhard oppervlak‘ 29.750 m . Fase 1 be2 treft een uitbreiding van 47.895 m kas. Fase 2 betreft een uitbreiding van 2 3.680 m . Naast de uitbreidingen van de kas zal de erfverharding toenemen met 1.483 m2. In de toekomstige situatie bedraagt het totale ‘verhard oppervlak’ derhalve 82.808 m2. De toename van het ‘verhard oppervlak’ bedraagt 2 totaal 53.058 m . - Hemelwaterbehandeling en -hergebruik In de huidige situatie wordt het hemelwater van de bestaande kas opgevangen in het regenwaterbassin. Als het regenwaterbassin vol is wordt het regenwater rechtstreeks geloosd op het oppervlaktewater. Het bestaande regenwaterbassin beschikt derhalve niet over een piekwaterbergingsvoorziening. Bij het opstellen van het waterplan zijn de volgende uitgangspunten voor hydrologisch neutraal bouwen gehanteerd: - infiltratie van 250 mm neerslag op jaarbasis; - gemiddeld hoogste grondwaterstand van 40 cm beneden maaiveld; - een gemiddelde jaarlijkse neerslag van 819,2 mm/jaar; - een waterverbruik van de chrysantenteelt van gemiddeld 900 mm. Het waterschap heeft om verschillende redenen, onder andere een hoge gemiddeld hoogste grondwaterstand en kwel in de omgeving van de kwekerij, aangegeven infiltratie van neerslag niet nodig te achten en een groter belang te hechten aan gebruik van regenwater als gietwater. De provincie Noord-Brabant heeft tevens aangegeven voor voorliggend initiatief infiltratie van neerslag niet nodig te achten. Het beleid van het waterschap schreef, eind 2007 ten tijde van de opstelling van het waterplan en het eerste overleg daarover met het waterschap, voor dat er een piekwaterberging (T=10) moet worden gerealiseerd van 273 m2 per hectare nieuw ‘verhard oppervlak’. Voor het initiatief is op basis daarvan derhalve een piekwaterberging van (273 m3/ha x 5,3 ha =) 1.447 m3 als vereiste gehanteerd voor de eindsituatie (na fase 1 en 2). In het in fase 1 nieuw aan te leggen regenwaterbassin, met in totale capaciteit van 3.433 m3, is die vereiste piekwaterberging al volledig opgenomen, en wel op de navolgende wijze. 26
Het regenwaterbassin wordt, in het bovenste gedeelte, voorzien van een vertraagde afvoer (capaciteit circa 13 m3/uur) en een noodoverstort (capaciteit circa 2.800 m3/uur). De piekwaterberging, tussen noodoverstort en vertraagde afvoer, in het bovenste gedeelte van het regenwaterbassin bedraagt circa 1.453 m3, waarmee aan voornoemde eis voor de eindsituatie voldaan wordt. De overige capaciteit van het bassin, ten behoeve van hergebruik van re3 genwater als gietwater bij het teelproces, bedraagt derhalve circa 1.780 m . In fase 2 zal bij de vervanging en beperkte uitbreiding van de kassen op het noordelijke gedeelte van het bedrijfsperceel het daar aanwezige regenbassin komen te vervallen en zal ook de regenwaterafvoer van dat gedeelte van de kassen op het in fase 1 aangelegde bassin aangesloten worden. Door het initiatief zal in de toekomstige situatie de belasting van het oppervlaktewater minder zijn dan in de huidige situatie. In de toekomstige situatie watert het bestaande kasgedeelte namelijk evens af op het nieuwe regenwaterbassin met de daarin vervatte piekwaterbergingsvoorziening, zoals hier voor al aangegeven. - Verleggen hoofdwatergang In fase 2 wordt een bestaande watergang verlegd (zie navolgende afbeelding). Hierbij is in overleg met het waterschap Aa en Maas overeengekomen dat, ten aanzien van de te verleggen waterloop een bodembreedte wordt gehanteerd van 70 cm; een talud van 1:2 en een afschot van 0,70 m + NAP aan aansluiting van de oostzijde en 0,48 m + NAP aan de westzijde.
= = = = =
Huidige ligging leggerwatergang Deel van de watergang dat vervalt Nieuwe omleiding Inspectieput(indicatie) Aansluiting in beton 27
Tevens is overeen gekomen dat aan de noordzijde van de bestaande duikers gebruik kan worden gemaakt op voorwaarde dat een inspectieput op het erf wordt aangebracht. Tenslotte zullen de aansluitingen op de bestaande waterlopen in beton worden uitgevoerd. Conclusie Het waterplan waarop bovenstaande waterparagraaf is gebaseerd is tot stand gekomen in overleg met de provincie en met name Waterschap Aa en Maas (zie paragraaf 4.4 van het waterplan). In het waterplan wordt geconcludeerd dat het onderhavige initiatief voldoet aan de voorschriften die gesteld zijn door de provincie en het waterschap in het kader van hydrologisch neutraal bouwen. Het definitief advies van het waterschap zal zo nodig worden toegevoegd aan deze ruimtelijke onderbouwing voor het verlenen van de vrijstelling.
4.4 Bodem Op 7 januari 2006 is door Bodemstaete B.V. een milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd naar het plangebied. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in het rapport ‘Verkennend bodemonderzoek, Hongerenburgweg ongenummerd Vlijmen, d.d. 7 januari 2006; Bodemsteate B.V.’ Dit rapport is als separate bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. Conclusie In het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat één mengmonster een verhoging van de streefwaarde is vastgesteld. Alle overige monsters laten geen verhoging zien. Gezien deze uitslag is een nader onderzoek niet nodig en wordt de locatie geschikt geacht voor alle bestemmingen. Een bouwvergunning op basis van deze resultaten zal normaal gesproken niet op bezwaar stuiten.
4.5 Archeologie en Cultuurhistorie De Cultuurhistorische WaardenKaart (vastgesteld door GS op 26 september 2006) van de provincie Noord Brabant geeft aan dat er ter plaatse van het plangebied sprake is van een gebied waar de indicatieve archeologische waarden middelhoog tot hoog zijn. In deze gebieden bestaat er een grote kans dat er archeologische waarden aanwezig zijn. De provincie adviseert een adequaat inventariserend en indien noodzakelijk een waarderend archeologisch vooronderzoek uit te laten voeren. De resultaten van het archeologisch vooronderzoek kunnen uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is of met welke randvoorwaarden in het planvorming rekening dient te worden gehouden. Op basis van de resultaten van het waarderend onderzoek kan tevens het besluit genomen worden of een archeologische vindplaats ter plekke beschermd dient te worden of dat deze dient te worden opgegraven. De aard van dit archeologisch vooronderzoek is afhankelijk van de te verwachten archeologische vindplaatsen en de landschappelijke ligging. In het voorjaar van 2006 heeft het bureau RAAP een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Uit het bureauonderzoek (RAAP-Notitie 1596: Plangebied Hongerenburgweg te Vlijmen, Gemeente Heusden. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek) (rapport is separaat in te zien) blijkt dat het plangebied aan de noordzijde ligt van een dekzandrug. 28
Volgens de bodemkaart komen in het plangebied gooreerdgronden voor in associatie met bruine enkeerdgronden. Op de CHW heeft het plangebied een hoge/middelhoge indicatieve archeologisch waarde. Direct noordelijk van het plangebied ligt een archeologisch monument (AMK, monumentnummer 4198). Op het monument zouden de resten van een kasteel aanwezig zijn. Van het terrein direct ten noorden van het plangebied zijn twee vondstmeldingen (37007 en 37008) bekend. De meldingen betreffen muurresten. Daarnaast zijn tijdens het booronderzoek archeologische indicatoren aangetroffen; de vondsten betroffen aardewerk (LME en NT), puin en verbrande leem. Op 16 mei 2006 heeft de provincie Noord-Brabant op grond van de resultaten van het door RAAP uitgevoerde archeologisch vooronderzoek waarbij in het noordoosten van het plangebied in boringen aardewerk en puin is aangetroffen die mogelijk in relatie staan met het archeologisch monument (AMK, monumentnummer 4198) een advies uitgebracht (zie bijlage 4). In dit advies acht de provincie een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk. Tussen 12 september en 15 oktober 2006 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek en een programma van eisen is vastgelegd in het RAAP-Rapport 1444: Onderzoeksgebied Hongerenburgweg Haarsteeg te Vlijme n; Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) (rapport is separaat in te zien). Tijdens het onderzoek zijn 7 proefsleuven gegraven met een oppervlakte van 600 m2. In de proefsleuven zijn delen van grachten of greppels en muurwerk gevonden die in verband kunnen staan met een kasteel; het vermeende Hongerenburg/de vermeende Hungerenburcht? Op 9 januari 2007 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de provincie, de initiatiefnemer en de TOM. Tijdens het overleg is geconstateerd dat in het plangebied de bouw van kassen en de archeologische bestemming met elkaar verenigbaar zijn. De bodemverstorende activiteiten bij de bouw van de kas zullen tot een minimum beperkt blijven waardoor het archeologisch belang niet onevenredig geschaad zal worden. Door de bouwwijze van de kassen zal het niveau waar zich de archeologische sporen bevinden niet bereikt worden. In het eindoordeel van de provincie Noord-Brabant (zie bijlage 5) concludeert de provincie op basis van de in het rapport (RAAP-Rapport 1444) gepresenteerde onderzoeksresultaten en het overleg dat het waarderend archeologisch onderzoek de archeologische waarde van het terrein heeft bevestigd. In beginsel dienen de in het onderzoek geconstateerde waarden ‘in situ’ behouden te worden. Daarnaast adviseert de provincie archeologievriendelijk bouwen of opgraven van de locatie van de fundering van de rand van de kas en archeologische begeleiding van de puntfundering (fase 1 en 2) en bij de omlegging van de watergang (fase 2). Te zijner tijd dienen de vondsten en documentatie naar het provinciaal depot in ’s-Hertogenbosch te gaan. Bij het realiseren van het initiatief zal de initiatiefnemer bovenstaande adviezen in acht nemen.
29
4.6 Parkeren en verkeer In de uiteindelijk beoogde situatie, na afronding van fase 2, zal kwekerij ‘Hungerenburcht BV’ aan twee zijden worden ontsloten. De ontsluiting aan de Tuinbouwweg zal worden gebruikt voor de aanvoer van stekmateriaal en een gedeelte van het personeel. Aan de zijde van de Hongerenburgweg zal het bedrijf worden ontsloten voor wat betreft de afvoer van producten die gereed zijn. Het aantal verkeersbewegingen op de Hongerenburgweg zal onder invloed van het initiatief toenemen en op de Tuinbouwweg afnemen. De toename van het aantal zware vrachtwagenbewegingen aan de Hongerenburgweg betreft 2 per werkdag en staat gelijk met de afname aan de Tuinbouwweg. Daarnaast zullen er additioneel 2 vrachtwagenbewegingen per werkweek plaatsvinden aan de Hongerenburgweg, met lichte vrachtwagens voor levering van materialen. Het totaal aantal personeelsleden komt neer op 2 personen per ha. In totaal komt dit in de eindsituatie neer op 7,4 ha x 2 = circa 15 personeelsleden. Hiervan komen – zo realistisch mogelijk beredeneerd – circa 4 personen met groepsvervoer (2 verkeersbewegingen per werkdag), 1 persoon met (brom)fiets en 10 personen met de auto (20 verkeersbewegingen per werkdag). Dit komt, inclusief incidentele bezoeken (5 verplaatsingen per werkweek) neer op gemiddeld 17,5 verkeersbewegingen per weekdag. Ongeveer 60% van deze verkeersbewegingen zal plaatsvinden via de Hongerenburgweg en 40% via de Tuinbouwweg. De toename van voornoemd aantal verkeersbewegingen op de Hongerenburgweg, waarvan bovendien een deel in westelijke en een deel in oostelijk richting zal gaan, is daarmee niet significant. Tevens neemt het aantal verkeersbewegingen op de Tuinbouwweg onder invloed van het initiatief af. Voor de personeelsleden en incidentele bezoekers zijn circa 12 parkeerplaatsen noodzakelijk. Deze worden op eigen terrein gerealiseerd. De circa 10 nieuwe parkeerplaatsen komen op het voorterrein aan de Hongerenburgweg. De 6 bestaande parkeerplaatsen aan de Tuinbouwweg blijven behouden. Daarmee worden voldoende parkeerplaatsen voor personeelsleden en incidentele bezoekers gerealiseerd.
30
5
FINANCIËLE UITVOERBAARHEID
De realisering van onderhavig plan is een particulier initiatief. De aanleg en de exploitatie ervan, zullen voor de gemeente Heusden geen negatieve financiële gevolgen hebben. De kosten van het plan, gericht op de uitbreiding annex reconstructie van het bestaand glastuinbouwbedrijf ‘Hungerenburcht bv’ thans gevestigd aan de Tuinbouwweg 94 te Haarsteeg, komen geheel voor rekening van de particulier. In het kader van het initiatief is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd, naar met name de meest nabijgelegen bedrijfs- en burgerwoningen. Tussen de gemeente Heusden en de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de initiatiefnemer eventuele planschade geheel voor haar rekening zal nemen. Hierdoor zal de gemeente Heusden geen financieel risico lopen ten aanzien van onderhavige uitbreiding en is het plan voor de gemeente Heusden financieel haalbaar.
31
32
6
MOTIVERING VOOR VRIJSTELLING
De nieuwe kas is gewenst door de initiatiefnemer voor de ontwikkeling van zijn bedrijf (kwekerij ‘Hungerenburcht bv’). In de huidige glastuinbouw zijn een aantal tendensen waarneembaar die van belang zijn voor de toekomst van het bedrijf van initiatiefnemer als ook de maatschappelijke context van het bedrijf. Enerzijds betreft het een verregaande schaalvergroting welke noodzakelijk is om de kosten te reduceren. Anderzijds is alleen met een grootschalige vernieuwing te voldoen aan d uurzaamheidseisen welke de maatschappij aan moderne glastuinbouw stelt. Het initiatief is gericht op een duurzame en bedrijfseconomisch verantwoorde ontwikkeling. Door middel van de oppervlaktevergroting beoogt de initiatiefnemer een kostenreductie te realiseren welke noodzakelijk is voor een bedrijfseconomisch verantwoorde bedrijfsvoering. De uitbreiding (fase 1) en vernieuwing (fase 2) van het glastuinbouwbedrijf bieden de mogelijkheid om een duurzaam bedrijf te ontwikkelen op basis van de laatste stand der techniek. Hierbij kan aan energetische duurzaamheid gedacht worden (Warmte Kracht Koppeling, duurzame energie, betere energie-efficiëntie) als ook aan andere duurzaamheidaspecten (hydrologisch neutraal, landschappelijk ingepast, nagenoeg geen lichtuitstoot etc. etc.). Het initiatief is daarom uit maatschappelijk en bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk. De verschillende beleids- en omgevingsaspecten die een rol (kunnen) spelen bij de beoordeling of het initiatief passend is op de gewenste locatie zijn in voorgaande hoofdstukken uiteengezet. De voorgestelde ontwikkeling is in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Het plangebied waar de nieuwe kassen worden beoogd is namelijk niet aangeduid als ‘Agrarisch bouwvlak’ en ook de vigerende wijzigingsbevoegdheid die geldt voor A(kr) is niet toereikend voor voorliggend initiatief. Daarnaast past de gewenste reconstructie van de watergang niet binnen de vigerende voorschriften. Om de voorgestelde ontwikkeling toch mogelijk te maken is de gemeente Heusden voornemens vrijstelling op basis van artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te verlenen. Hiervoor is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Binnen de overige getoetste beleidsplannen worden mogelijkheden geboden voor de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf. De provincie stelt hierin geen harde grens aan de maximale grootte van het bouwvlak. Het initiatief is op dit punt dus passend binnen het beleid van de provincie. De maximale omvang waartoe een bedrijf kan uitgroeien in een doorgroeigebied is daarnaast afhankelijk van aanwezige natuur- en landschapswaarden, milieu- en watereisen en de mogelijkheden voor een passende ruimtelijke inrichting. Deze aspecten zijn hieronder in samenvattende zin uiteengezet. De ruimtelijke ingreep heeft naar verwachting consequenties voor de beschermde soorten steenuil en enkele vleermuissoorten. Voorafgaand aan de (afronding van de) ruimtelijke procedure dient voor de aantasting van vleermuis foerageergebied een ontheffing Flora- en faunawet te zijn verleend of dient verzekerd te zijn dat een aanvraag daartoe gehonoreerd kan worden. Vanuit het oogpunt van milieu (luchtkwaliteit en licht) brengt het initiatief geen problemen met zich mee. Er zijn b ij deze aspecten geen noemenswaardige onaanvaardbare toenamen te verwachten.
33
Het onderhavige initiatief voldoet aan de voorschriften die gesteld zijn door de provincie en het waterschap in het kader van hydrologisch neutraal bouwen. Het gebied heeft een middelhoge tot hoge indicatieve archeologische waarde. Daarom heeft een bureau- en inventariserend veldonderzoek (proefsleuven) plaatsgevonden. Door de provinciaal archeoloog wordt op basis hiervan bescherming ‘in situ’, archeologievriendelijk bouwen of opgraven van de locatie van de fundering van de rand van de kas en archeologische begeleiding van de puntfunderingen en omlegging watergang noodzakelijk geacht. Te zijner tijd dienen de vondsten en documentatie naar het provinciaal depot in ’s-Hertogenbosch te gaan. De toename van het aantal verkeersbewegingen op de Hongerenburgweg is niet significant. Daarnaast zal het verkeer zich snel over diverse andere wegen verspreiden. Tevens neemt het aantal verkeersbewegingen op de Tuinbouwweg onder invloed van het initiatief af. De noodzakelijke parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd. Het feit dat het initiatief past binnen de beleidsmatige uitgangspunten uit verschillende plannen, zoals het streekplan, gebiedsplan en structuurvisieplus en slechts in geringe mate afwijkt van het vigerende bestemmingsplan heeft er toe geleid dat de gemeente Heusden medewerking wil verlenen aan dit initiatief, voornoemde buitenplanse vrijstellingsprocedure.
Rosmalen, 14 april 2008 Croonen Adviseurs b.v. 34
Bijlage 1 Integrale planvorming doorgroeigebied
Bijlage 2 Vleermuis- en uilenonderzoek
Bijlage 3 Tabellen luchtkwaliteit
Bijlage 4 Archeologisch conceptadvies
Onderwerp
Archeologie, Gemeente Heusden. RAAP-Notitie 1596. Plangebied Hongerenburgweg te Vlijmen. Gemeente Heusden. Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek. Aan
TOM Brabant
Zaaknummer
T.a.v. P. Smulders Gemeente Kopie aan
M. Meffert, T. van Lanen
Heusden Plan
Het plangebied ligt aan Hongerenburgweg ten noorden van Vlijmen. In het plangebied zullen bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Het terrein heeft een oppervlakte van 5,5 ha.
Datum
16 mei 2006
Van
SCO M. Barwasser
Telefoon
(073) 6808876
Beoordeling
Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied aan de noordzijde ligt van een dekzandrug. Volgens de bodemkaart komen in het plangebied gooreerdgronden voor in associatie met bruine enkeerdgronden. Op de CHW heeft het plangebied een hoge/middelhoge indicatieve archeologisch waarde. Direct noordelijk van het plangebied ligt een archeologisch monument (AMK, monumentnummer 4198). Op het monument zouden de resten van een kasteel aanwezig zijn. Van het terrein direct ten noorden van het plangebied zijn twee vondstmeldingen (37007 en 37008) bekend. De meldingen betreffen muurresten. Het booronderzoek is uitgevoerd met een boor met een diameter van 15 cm in een grid van 40 x 50 m. In het plangebied zijn 32 boringen en 32 controleboringen uitgevoerd. De inhoud van de boor is gezeefd over de 0,5 cm zeef. Uit het onderzoek blijkt dat, voornamelijk in het zuidoostelijk deel van het plangebied, hoge bruine enkeerdgronden voorkomen. Verder blijkt dat er in het plangebied begraven bodems zijn; in een aantal gevallen betreft dat een A-horizont (onder andere boring 3, 16, 20, 32), maar soms betreft het een deel van een podzolbodem (onder andere boring 3, 9, 24, 31). In een aantal boringen is opgebrachte grond aangetroffen; het betreft hier een gedempte sloot (onder andere boring 4 en 28) en mogelijk de gevolgen van egalisatiewerkzaamheden op het terrein (onder andere geconstateerd in boring 5 en 24). Tijdens het booronderzoek zijn archeologische indicatoren aangetroffen; de vondsten betroffen aardewerk (LME en NT), puin en verbrande leem. Het materiaal is gevonden in de bouwvoor, het esdek en - in boring 7 - de BC horizont.
Advies
Op grond van de resultaten van het door RAAP uitgevoerde archeologisch vooronderzoek waarbij in het noordoosten van het plangebied in boringen aardewerk en puin is aangetroffen die mogelijk in relatie staan met het archeologisch monument (AMK, monumentnummer 4198) achten wij een archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk.
Bijlage 5 Archeologisch eindoordeel
Bijlage 6 Flora- en fauna-ontheffing, Bureau Regelingen Dordrecht p.m.