Behoort bij besluit van Burgemeester en Wethouders van Texel, Bijlage 2/8 kenmerk: WHZ-2012-0032 zaaknummer: kenmerk document:12.UP11369 Burgemeester en Wethouders van Texel, namens dezen, Teamleider Vergunningen a.i.
Ruimtelijke onderbouwing Uitbreiding Snelstart, Harkebuurt Gemeente Texel Definitief
Ruimtelijke onderbouwing Uitbreiding Snelstart, Harkebuurt Gemeente Texel Definitief
Rapportnummer:
211x05326.068484_3_2
Datum:
20 juli 2012
Contactpersoon opdrachtgever: De heer P. Buijsman Projectteam BRO:
Pauline Maas, Jochem Visser
Trefwoorden:
Ruimtelijke onderbouwing, omgevingsvergunning, Harkebuurt, Texel, uitbreiding
Bron foto kaft:
BRO Abstract 3
BRO Vestiging Amsterdam 1058 AA Amsterdam Baarsjesweg 224 T +31 (0)20 506 19 99 F +31 (0)20 506 19 90 e-mail:
[email protected]
SAMENVATTING EN ADVIES
Het bedrijf Snelstart, gelegen aan de Harkebuurt 3 te Oosterend, is voornemens haar pand uit te breiden. De uitbreiding is in strijd met het vigerende bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel’. De strijdigheid ziet toe op het gebruik, het te bebouwen oppervlak en de maximale goot- en nokhoogte. Ten aanzien van de laatste twee biedt het vigerende bestemmingsplan passende vrijstellingsmogelijkheden. Om het strijdig gebruik op te heffen zal de initiatiefnemer een omgevingsvergunning indienen, ter onderbouwing van het initiatief is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Hierin wordt gemotiveerd waarom kan worden afgeweken van het vigerende bestemmingsplan. In de ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op beleidskaders, milieuaspecten, flora en fauna en archeologie. Bij al deze onderdelen kan worden geconcludeerd dat ze geen belemmering vormen voor de gewenste uitbreiding. Vanuit ruimtelijke oogpunt luidt de conclusie dan ook dat er geen bezwaar is tegen de gewenste ontwikkeling.
Samenvatting en advies
Inhoudsopgave
pagina
SAMENVATTING EN ADVIES
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding en doel 1.2 Plangebied 1.3 Geldend bestemmingsplan
3 3 3 4
2. PLANBESCHRIJVING 2.1 Bouwgeschiedenis en historie van de omgeving 2.2 Functies 2.3 Ontwikkeling
7 7 7 8
3. BELEIDSKADER 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid
15 15 15 18
4. HAALBAARHEID 4.1 Milieuaspecten
21 21
4.1.1 Bodem 4.1.2 Akoestiek 4.1.3 Lucht 4.1.4 Externe veiligheid 4.1.5 Bedrijvigheid 4.2 Overige aspecten
21 22 22 23 24 25
4.2.1 Flora en fauna 4.2.2 Water 4.2.3 Monumenten en archeologie 4.2.4 Verkeer en parkeren 4.2.5 Duurzaamheid
25 26 30 31 32
5. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Inhoudsopgave
33
1
BIJLAGEN Bijlage 1: Verkennend bodemonderzoek 3Bijlage 2 Quickscan Flora en Fauna Bijlage 3: Archeologisch bureauonderzoek Bijlage 4: Watertoets
2
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding en doel Aan de Harkebuurt nummer 3 te Oosterend is het softwarebedrijf Snelstart gelegen. Dit bedrijf is voornemens de kantoorruimte uit te breiden. Deze ontwikkeling past niet binnen de kaders van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan. Bij brief d.d. 3 mei 2011 heeft de gemeente Texel aangegeven bezig te zijn met het bestemmingsplan Buitengebied, de ontwikkeling kan op termijn in dit bestemmingsplan worden opgenomen. Het bestemmingsplan Buitengebied bevindt zich thans in de voorontwerpfase. De gemeente geeft aan dat het mogelijk is om af te wijken van het vigerende bestemmingsplan middels een projectafwijkingsprocedure. Hiervoor is een ruimtelijke onderbouwing nodig.
1.2 Plangebied Het plangebied is gelegen aan de Harkebuurt nummer 3, ten noordwesten van de kern Oosterend, gemeente Texel. Het perceel waar het plangebied zich bevindt bestaat in de huidige situatie uit een stuk onbebouwd terrein (gras/tuin), een bedrijfshal en een bedrijfswoning. Als het plangebied zelf beschouwd wordt: dit betreft een 2 gebiedje van 500 m direct aansluitend aan de westzijde van de zuidelijke bedrijfshal. In onderstaande afbeelding is een luchtfoto opgenomen met het plangebied aangeduid.
Afbeelding 1. Liggingplangebied (bron: bron: Image © Aerodata International Surveys, © 2009 Google)
Hoofdstuk 1
3
1.3 Geldend bestemmingsplan Ter plaatse van de ontwikkeling geldt het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel’ (vastgesteld op 9 juli 1996 door de gemeenteraad van Texel en goedgekeurd op 25 februari 1997 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland). Hierna zijn er twee herzieningen geweest, de eerste herziening is vastgesteld door de gemeenteraad op 10 december 1996 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 1 juli 1997. De tweede herziening is vastgesteld op 14 juli 1998 door de gemeenteraad en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 18 december 2001. Op het perceel Harkebuurt 3 is de bestemming ‘ambachtelijke en verzorgende bedrijven’ gelegen. De gronden met deze bestemming mogen uitsluitend gebruikt en ingericht worden voor: • een handels- en /of ambachtelijk bedrijf, overeenkomstig de in bijlage 2 bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel’ opgenomen staan van inrichting en • waarop de Wet Milieubeheer zoals deze luidde op het moment van het ter visie leggen van het ontwerp bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel’ niet van toepassing was met de daarbij behorende bedrijfsgebouwen, dienswoning, bijgebouwen, andere bouwwerken, parkeerterrein en andere werken.
Afbeelding 2: Uitsnede plankaart.
Per brief d.d. 3 mei 2011 heeft de gemeente Texel aangegeven dat de gewenste uitbreiding in strijd is met het vigerende bestemmingsplan. Ten aanzien van het gebruik wordt aangeven dat een softwarebedrijf niet op bijlage 2 (van het bestemmingsplan) voorkomt en hierdoor in strijd is met het bestemmingsplan. Omdat het gebruik al bestond ten tijde van het inwerking treden van het vigerende bestemmingsplan valt het gebruik onder het overgangsrecht. Ten aanzien van de toegestane bebouwing geldt onder andere dat het bebouwde oppervlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de plankaart, het maximale oppervlak bedraagt 1410
4
Hoofdstuk 1
2
m . De nokhoogte mag maximaal 8 meter bedragen, de goothoogte niet meer dan 4 meter, de dakhelling bedraagt maximaal 30 graden. De gemeente heeft in haar brief van 3 mei 2011 aangegeven dat er vanuit ruimtelijk oogpunt geen bezwaar is ten aanzien van de uitbreiding. De nieuwbouw wordt namelijk gerealiseerd binnen de bestaande windsingel. In het vigerende bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om het bebouwingsoppervlak te vergro2 ten naar 1.833 m , dit biedt voldoende ruimte voor de uitbreiding. Deze mogelijkheid is echter niet toe te passen omdat het bestaande gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Het bestaande gebruik is naar mening van de gemeente minder intensief dan het (ambachtelijke) gebruik dat op basis van het vigerende bestemmingsplan is toegestaan (het gaat dan bijvoorbeeld om autogarages, diamantslijperijen en laboratoria). Ook wordt aangegeven dat het gebruik als softwarebedrijf geen nadelige invloed heeft op de omgeving en het gebruik weinig verkeersintensief is. Het realiseren van een uitbreiding van een kantoorgebouw is per definitie een verbetering voor de situatie ter plaatse: immers het vigerende bestemmingsplan laat zwaardere bedrijvigheid toe. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen, volgens het vigerende bestemmingsplan, om de maximale nokhoogte te vergroten tot 10 meter en de maximale goothoogte tot 6 meter. Deze hoogten zijn nodig om de voorliggende ontwikkeling mogelijk te maken. Middels een omgevingsvergunning kan medewerking worden verleend. Voorliggend rapport vormt de ruimtelijke onderbouwing welke onderdeel vormt van de aanvraag om omgevingsvergunning.
Hoofdstuk 1
5
6
Hoofdstuk 1
2.
PLANBESCHRIJVING
2.1 Bouwgeschiedenis en historie van de omgeving Het projectgebied is gelegen op het perceel aan de Harkebuurt nummer 3. Dit perceel ligt in het buurtschap Harkebuurt ten noordwesten van Oosterend. Het dorp e Oosterend is ontstaan in de 11 eeuw op een tot terp opgehoogde keileemhoogte. e
Volgens het kadastrale minuutplan van begin 19 eeuw was de onderzoekslocatie in die tijd onbebouwd en in gebruik als weiland. Op de topografische kaart van begin e 20 eeuw is de situatie nog net zo. De bebouwing die op dit moment op het perceel is gelegen, is voor het eerst te zien op de topografische kaart van 1971. Op die kaart is de bebouwing wel kleiner dan in de huidige situatie, in de loop der jaren is er het een en ander bijgebouwd tot de situatie die er nu is.
2.2 Functies Op perceel waar de uitbreiding plaats vindt is de vestiging van Snelstart, een softwarebedrijf, gelegen. Tevens zijn er in de huidige situatie 12 parkeerplaatsen voor werknemers en bezoekers. In directe omgeving zijn de volgende functies gelegen: • Ten zuiden van het perceel: woningen; • Ten westen van het perceel: open grasland; • Ten oosten van het perceel (overzijde van de weg Harkebuurt): woningen en een bedrijf. • Ten noorden van het perceel: opslag voor bouwmaterialen; • Ten noorden van het perceel: de Timotheusschool (reformatorische basisschool); De Timotheusschool is gevestigd in één van de gebouwen die voorheen deel uitmaakten van het bedrijf Snelstart. Dit gedeelte van het gebouw is al tien jaar in gebruik als school en staat ook als zodanig bekend. De school is 6 jaar geleden gerenoveerd. De Timotheusschool is een particuliere instelling en wordt niet door het Rijk bekostigd. De gemeente Texel heeft vanuit de onderwijshuisvesting geen verantwoordelijkheid voor deze school. Om die reden worden huisvestingszaken niet getoetst aan de ‘Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Texel’. Dit gebouw is voor de gemeente Texel geen schoolgebouw waar de regels uit de genoemde verordening op van toepassing zijn, omdat de school een particuliere instelling is die haar activiteiten en financiering zelf verzorgt. De inspectie van het onderwijs kijkt wel mee om de kwaliteit van het geboden onderwijs in de gaten te houden, de leerlingen staan opgenomen in de leerplichtadministratie.
Hoofdstuk 2
7
De school verzorgt reformatorisch onderwijs. Dit is een specifieke vorm van geloof, voor de kinderen (en hun ouders) van de school is het belangrijk dat zij dit onderwijs kunnen genieten. De overige scholen in Oosterend bieden geen reformatorisch onderwijs.
2.3 Ontwikkeling Nut en noodzaak De ontwikkeling vindt plaats in het landelijk gebied, conform de provinciale verordening (zie paragraaf 3.2). De provincie toetst ontwikkelingen in het landelijk gebied onder meer aan nut en noodzaak en de vraag of is aangetoond dat de beoogde ‘verstedelijking’ niet door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd. Het bedrijf Snelstart is sinds 1967 gevestigd aan de Harkebuurt 3 omdat er in Oosterend geen bedrijventerrein beschikbaar was. Sinds die tijd is de voorliggende uitbreiding de vijfde grote verbouwing/ uitbreiding. Gedurende de diverse verbouwingen en uitbreidingen is het belang van uitbreiding op de bestaande locatie altijd door de gemeente Texel onderkend. Het huidige aantal werknemers van het bedrijf bedraagt 50 personen. Het bedrijf Snelstart verwacht de komende 3 tot 5 jaar een groei van 10 tot 15 mensen. Om deze te kunnen huisvesten is uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk. In 2011 is het personeelsbestand per saldo gegroeid met 4 mensen. Hieruit blijkt de noodzaak van de gewenste nieuwbouw. De uitbreiding voorziet in de behoefte van de komende 10 jaar. Zoals onder paragraaf 2.2 is beschreven bevindt zich op het perceel waar Snelstart is gevestigd de Timotheusschool. Deze school is gevestigd in een gebouw dat deel uitmaakt van de Snelstart bebouwing. In theorie zou een klein deel van de gewenste uitbreiding van Snelstart in dit gebouw kunnen worden gevestigd. In dat geval zou er minder nieuwbouw, buiten bestaand bebouwd gebied, hoeven te worden gerealiseerd. In de praktijk is dit echter geen reële optie om verschillende redenen: De school is al 10 jaar gevestigd in het desbetreffende gebouw. Het gebouw is 6 jaar geleden geheel gerenoveerd en ingericht specifiek voor de onderwijsfunctie. De oppervlakte van het gebouw is niet voldoende om de uitbreiding van het bedrijf in te vestigen. Voor de bedrijfsvoering van Snelstart geldt dat het bedrijfsgedeelte vanuit een centraalpunt in zijn geheel overzichtelijk moet zijn. Het huisvesten van (een deel) van de uitbreiding in het gebouw van de Timotheusschool brengt ook kapitaalvernietiging met zich mee. Immers, de school is korte tijd
8
Hoofdstuk 2
geleden geheel gerenoveerd. Daarbij komt dat er een nieuwe locatie voor de school moet worden gevonden. Zoals aangegeven krijgen de leerlingen onderwijs met een specifieke achtergrond, zij kunnen dus niet naar een andere school met een andere geloofsovertuiging. Dus lessen volgen in één van de bestaande scholen is geen optie. Het eventueel vinden van een ander gebouw brengt irreële kosten met zich mee, enerzijds omdat er dus 6 jaar geleden in het huidige gebouw is geïnvesteerd omdat geschikt te maken voor onderwijs. Anderzijds omdat het een particuliere school betreft, de financiering komt geheel van de ouders van de leerlingen. De school krijgt geen financiering vanuit het Rijk. Hierdoor zal het vinden, huren, verbouwen en inrichten van een eventueel geschikte locatie kosten met zich meebrengen die niet alleen zijn op te brengen met het geld dat de ouders betalen. Hiermee is de kans groot dat de Timotheusschool zijn deuren moet sluiten wat de vrije keuze van onderwijs in Oosterend (en de gemeente Texel) beperkt. Het vestigen van het bedrijf of de uitbreiding op een andere locatie dan de huidige brengt grote consequenties met zich mee voor de bedrijfsvoering. Ten eerste zal er sprake zijn van kapitaal vernietiging: men zou het bestaande bedrijf eerst moeten verkopen voordat men een ander pand kan betrekken. Daarnaast is er sprake van een familiebedrijf, binnen een straal van 800 meter bevinden zich 6 woningen van familieleden. In de nabijheid (Harkebuurt 5 tot 15) van het bedrijf worden opleidingen gegeven. Hier worden jaarlijks cursussen (één of meerdaags) gegeven aan diverse bedrijven. Voor de initiatiefnemers is het het dichtbij een pre voor het bedrijf mede in verband controle en calamiteiten. Er wordt aangegeven dat indien verdere uitbreiding op het perceel niet mogelijk is, het economisch gezien veel voordeliger en zakelijk interessanter om dan maar naar de vaste wal te verhuizen. Dit strookt met het beleid van de gemeente Texel om hoogopgeleide mensen voor eiland te behouden. In algemene zin is de nut en noodzaak van de ontwikkeling enerzijds het bieden van werkgelegenheid aan hoogopgeleide mensen op Texel (hiermee wordt ook invulling gegeven aan gemeentelijk beleid), daarnaast is het voor de economie van het eiland goed om een diversiteit aan bedrijvigheid te kennen. Voor het bedrijf zelf is het belangrijk om de uitbreiding direct aangesloten aan het bestaande bedrijf te realiseren. Dit is van belang omdat de kennis van het bedrijf in het huidige pand aanwezig is. De uitbreiding op een locatie binnen bestaand bebouwd gebied realiseren betekent dat deze gesplitst is van de bestaande locatie. Tegelijkertijd wordt opgemerkt dat de bestaande kernen niet veel vrije ruimte hebben voor een uitbreiding van een nieuw bedrijf of het vestigen van een geheel vervangende vestiging. Voor de uitbreiding van het perceel is het dus noodzakelijk dat deze plaats vindt aanpalend aan het huidige pand. Het niet mogelijk om dit binnen bestaand bebouw gebied te doen (zie paragraaf 3.2). Alle bestaande gebouwen zijn al in gebruik (on-
Hoofdstuk 2
9
der andere dus door de Timotheusschool). En in de vorige alinea is al aangeven dat verplaatsing van het bedrijf, of de uitbreiding elders binnen bebouwd gebied plaats te laten vinden, vanuit bedrijfsmatig oogpunt geen reële optie is. Om het nieuwe pand zoveel mogelijk in te passen wordt de uitstraling van het gebouw landelijk en wordt het omsloten door boomsingels (zie volgende paragraaf). Tot slot wordt opgemerkt dat het bedrijf geen milieuvergunning nodig heeft.
Timotheusschool
Uitbreiding Snelstart
Afbeelding 3. De uitbreiding (omkaderd)
Algemeen De ontwikkeling is kleinschalig. Het betreft de uitbreiding van het Texelse Softwarebedrijf Snelstart, het bedrijf ontwikkelt administratieve software voor heel Nederland. De uitbreiding ziet toe op de kantoorruimte van het bedrijf, de oppervlakte 2 2 van de uitbreiding bedraagt circa 996 m , de footprint is 498,2 m groot. De goot-
10
Hoofdstuk 2
1
hoogte ligt op 6 meter, de nokhoogte op 9,165 meter . Op de pagina’s 8 en 10 zijn tekeningen opgenomen van de uitbreiding. Inpassing in het landschap Het keileemlandschap waarbinnen de ontwikkeling plaatsvindt (volgens de kaart behorende bij de leidraad Landschap & cultuur van de provincie Noord-Holland) is ontstaan door eerst de vorming van de stuwwallen en later de afzetting van landijs, met een pakket van vermalen grind, keien en zand (grondmorene). Op deze manier ontstonden zogenaamde pleistocene keileembulten op Texel. Het landschaps-DNA wordt in de leidraad als volgt omschreven: Historische structuurlijnen: • Het unieke tuunwallenlandschap van de Hooge Berg. De onregelmatige blokverkaveling waarbij kavels worden afgezoomd met steile grasdijken verschaft het tuunwallenlandschap haar kenmerkende mozaïek. • Onregelmatige verkaveling- en dorpstructuur van wegdorpen op Texel en Wieringen. • Wierdijk als historische waterkering aan de zuidzijde van het voormalige eiland. • Afsluitdijk als scherpe lijn door het water. Cultuurhistorische objecten: • Schapenboeten binnen de onregelmatige blokverkaveling op Texel. • Drinkputten voor vee (schapen) binnen de onregelmatige blokverkaveling op Texel. • Twee wezenputten binnen de onregelmatige blokverkaveling op Texel nabij Brakenstein aan de Skilsloot waar in de VOC tijd ijzerhoudend drinkwater werd gewonnen ten bate van scheepsbevoorrading op de rede van Texel. • Stolpboerderijen van het Wieringer type als identiteitsbepalende onderdelen van de nederzettingen en het hoge land daarbuiten op Wieringen. • Wierschuren (Wieringen), drinkputten, eendenkooien. • Wallen en singels (wieningen) binnen kleinschalige verkaveling. • De Schans en haar biotoop, met bijbehorende werken. Openheid: • Landschappen van de lage zandopduikingen (Wieringen, Texel). • Open en vlak landschap. • Stuwwal met keileem. • Mate van openheid: landschap met een open tot zeer open karakter. Het grootste deel van de hierboven genoemde DNA onderdelen komt niet terug binnen het plangebied en worden dus ook niet aangetast door de ontwikkeling. 1
Hiermee vallen de hoogten binnen de vrijstellingsmogelijkheid van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel’ (goothoogte 6 meter en nokhoogte 10 meter).
Hoofdstuk 2
11
Voor wat betreft de openheid van het gebied valt de projectlocatie onder de noemer ‘open’. Daarnaast wordt het gebied gekenmerkt als ‘stiltegebied’. Ten aanzien van het aspect stiltegebied wordt opgemerkt dat het bedrijf Snelstart geen bedrijf is dat veel lawaai uitstoot. Integendeel: het betreft een kantoorpand, er worden geen zware machines gebruikt. Hiermee is het bedrijf goed inpasbaar in een stiltegebied. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat er geen milieuvergunning nodig is voor het bedrijf. Het vigerende bestemmingsplan laat veel zwaardere bedrijvigheid toe dan de uitbreiding van een kantoorgebouw, het realiseren van de uitbreiding is dus per definitie een verbetering ten opzichte van de autonome situatie conform het vigerende bestemmingsplan.
Afbeelding 4. Gevelaanzichten, inclusief aanzichten school
12
Hoofdstuk 2
Voor wat betreft het open karakter wordt als eerste vastgesteld dat de uitbreiding aanpalend aan het bestaande bedrijf wordt gebouwd. Hiermee blijft het bedrijf compact van uitstraling waardoor de openheid zoveel als mogelijk wordt gerespecteerd. Daarnaast moet worden opgemerkt dat de gemeente Texel in het vigerende bestemmingsplan een vrijstellingsmogelijkheid heeft opgenomen waarmee de gooten bouwhoogte van gebouwen respectievelijk 6 en 10 meter mogen bedragen, in het buitengebied. Hiermee past het gebouw binnen de beleidskeuzes die gemaakt zijn in desbetreffende bestemmingsplan. Volgens de leidraad Landschap & Cultuurhistorie (zie ook paragraaf 3.2) moet bij gebouwen hoger dan 12 meter de visuele impact worden beoordeeld. Voorliggende ontwikkeling is 2 meter lager dan deze 12 meter. De uitbreiding vindt plaats aan de achterzijde van het gebouw. Dit betekent dat vanaf de Harkebuurt gezien deze deels aan het zicht ontrokken wordt. Wel zichtbaar zijn de zadelkappen van de uitbreiding. Vanaf de westzijde bestaat het uitzicht op de uitbreiding eveneens in hoofdzaak uit de zadelkappen. Het overgrote deel wordt aan het zicht ontrokken door de groenvoorzieningen (bomen) die aan de westzijde van het perceel staan. Vanaf het noorden is de uitbreiding het duidelijkst waarneembaar. Bij het ontwerp is hier rekening mee gehouden door de uitbreiding qua vormgeving te laten aansluiten bij de bestaande bebouwing, en ook bij de bebouwing in de omgeving, onder andere door het toepassen van zadelkappen. Voor het zicht vanaf het zuiden op de uitbreiding geldt dat het overgrote deel aan het zicht wordt ontrokken door groenvoorzieningen Alhoewel het perceel niet in gebruik is als agrarisch perceel kan worden vastgesteld dat de indeling c.q. ligging van de gebouwen sterk doet denken aan een agrarisch bedrijf. Hiermee wordt verwezen naar de agrarische identiteit van de omgeving. De uitbreiding is ook zodanig vormgegeven en gelokaliseerd dat deze doet denken aan de uitbreiding van bijvoorbeeld een stal. Hiermee past deze vanuit beeldkwaliteitoogpunt goed in omgeving. Daarbij komt dat de uitbreiding vrijwel geheel in lijn wordt gebouwd met de bestaande bebouwing (zo loopt de zuidelijke gevellijn van het bestaande pand door in de uitbreiding). Hiermee voegt de uitbreiding zich netjes in bebouwing van het perceel en de omgeving. Doordat het perceel waar de uitbreiding op plaats vindt aan een aantal zijden wordt ‘afgezoomd’ met groenvoorzieningen/ bomen, en er bij de vormgeving nadrukkelijk aandacht is besteed aan de relatie met omringende bebouwing, kan gesteld worden dat er veel aandacht is besteed aan de landschappelijke inpassing. Hierdoor blijft de openheid van het gebied intact.
Hoofdstuk 2
13
14
Hoofdstuk 2
3.
BELEIDSKADER
3.1 Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, aangeboden aan de Tweede Kamer op 14 juni 2011) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. In de Structuurvisie wordt aangegeven welke infrastructuurprojecten de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. De structuurvisie vervangt meerdere rijksnota's waaronder de in paragraaf 3.1 genoemde Nota Ruimte. Conclusie De beleidsvrijheid die het Rijk biedt aan provincies en gemeenten voor gebieden buiten de nationale ruimtelijke hoofdstructuur wordt ingevuld in provinciaal en gemeentelijk beleid. De uitbreiding zal dan ook aan provinciaal en gemeentelijk beleid worden getoetst. Hiermee past de ontwikkeling binnen de kaders die het Rijk stelt.
3.2 Provinciaal beleid Structuurvisie Noord-Holland 2040 De Structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en bevat algemene regels voor de hele provincie Noord-Holland. Het stelt voornamelijk regels voor het gebied buiten Bestaand bebouwd gebied (BBG) waarbij ruimtelijke kwaliteit voorop staat. Indien ontwikkelingen buiten BBG worden beoogd dient een ontheffing van GS te worden aangevraagd. Het projectgebied is niet binnen BBG gelegen, maar in een gebied dat bestemd is voor gecombineerde landbouw. Binnen dit gebied wordt door de provincie meer ruimte geboden voor nieuwe economische activiteiten (verbreding). Vormen van deze activiteiten zijn agrarisch natuurbeheer, landschapsbehoud, recreatie, verkoop aan huis, verwerking van producten, zorg, educatie en energie. Voor de volledigheid wordt vermeld dat de bestaande bebouwing van het bedrijf Snelstart wel onder BBG valt (zie onderstaande afbeelding).
Hoofdstuk 3
15
Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie De verordening (vastgesteld 21 juni 2010) is opgesteld omdat de provincie in het belang van een goede ruimtelijke ordening het noodzakelijk acht algemene regels vast te stellen betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen. Dit geldt ten aanzien van onderwerpen in zowel het landelijk als het stedelijk ge-
Landelijk gebied
Bestaand bebouwd gebied
Afbeelding 5. Uitsnede provinciale verordening.
bied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Nieuw beleid (herzieningen, aanvullingen) als uitvloeisel van nieuwe ruimtelijke keuzes zoals deze onder de vlag van de structuurvisie gemaakt zullen gaan worden, zullen zo nodig worden vervat in een nieuwe ruimtelijke verordening. De uitbreiding van het Snelstart is gelegen in het ‘landelijk gebied’, conform de provinciale verordening. Zoals reeds aangegeven valt de huidige bebouwing van Snelstart wel binnen Bestaand bebouwd gebied. Volgens de verordening kan de provincie ontwikkelingen toestaan binnen landelijk gebied indien is aangetoond dat de beoogde ‘verstedelijking’ niet door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd. Hierbij dient ruimtelijke kwaliteit bewaakt te worden. Daarnaast beoordeelt de provincie dergelijke ontwikkelingen op de nut en noodzaak Conclusie In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de nut en noodzaak van de ontwikkeling en wordt gemotiveerd waarom uitbreiding binnen bestaand bebouwd gebied niet tot de mogelijkheden behoort. Tevens wordt in die paragraaf ingegaan op de land-
16
Hoofdstuk 3
schappelijke inpassing van de ontwikkeling in de omgeving. In paragraaf 4.2.3 wordt het aspect archeologie nadrukkelijk behandeld. Samen met de overige aspecten die in voorliggend rapport worden behandeld wordt gesteld dat de beoogde ontwikkeling kan worden gerealiseerd in het landelijk gebied, mede omdat deze niet binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd (zie paragraaf 2.3) Leidraad en informatiekaart landschap en cultuurhistorie Uitgangspunt voor de provincie Noord-Holland bij ruimtelijke ontwikkelingen is ‘ontwikkelen met behoud van identiteit en kwaliteit’. Dat betekent dat bewust zijn van de karakteristieke eigenschappen van de verschillende landschappen en de dorpen. Die kwaliteiten moeten als uitgangspunt van ruimtelijke plannen worden genomen. De provinciale visie op ruimtelijke kwaliteit en de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen en dorpen van Noord-Holland zijn vastgelegd in de leidraad. Onderdeel van de leidraad is de informatiekaart. Blijkens deze informatiekaart is de ontwikkeling gelegen in een gebied met aardkundige waarden (aardkundig monument). In de provinciale milieuverordening is de bescherming van deze aardkundige monumenten geregeld. Volgens hoofdstuk 6 artikel 6.3 van de milieuverordening is het verboden om in of op een aardkundig monument handelingen te verrichten, die het aardkundig monument kunnen aantasten. Hieronder wordt in ieder geval verstaan: a. b. c. d. e. f. g. h.
betreden met zware vervoermiddelen; installeren van bodemenergiesystemen; ontgronden, egaliseren en afgraven voor commerciële doeleinden; ondergrondse infrastructuur; permanente peilverlagingen; storten op of in de bodem of het bedrijven van een stortplaats; graven; natuurbouwprojecten, niet vallend onder de projecten als genoemd in artikel 6.5, sub c.
Volgens artikel 6.3 kunnen Gedeputeerde staten ontheffing verlenen van het genoemde verbod indien naar hun oordeel het aardkundig monument door de beoogde handeling minimaal zal worden aangetast. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden in het belang van de bescherming of instandhouding van het aardkundig monument. Ook is het gebied gelegen in een gebied met archeologische verwachtingen. In paragraaf 4.2.3 wordt nader in gegaan op het aspect archeologie. Verder heeft het gebied nog het kenmerk ‘open’ (openheid). Bewust omgaan met visuele verstedelijking en verrommeling is de beleidslijn: bescherming van de open tot zeer open landschappen tegen visuele verstedelijking en verrommeling door te
Hoofdstuk 3
17
beoordelen op visuele impact bij: (1) ontwikkeling van bebouwing hoger dan 12 meter aan de randen van het bebouwde gebied (bedrijventerreinen e.d. inbegrepen); (2) allocatie en ontwikkeling van hoogbouw (bebouwingshoogte > 25 meter) binnen de bebouwde kom; (3) allocatie en ontwikkeling van gebouwen en technische elementen (windturbines e.d.) hoger dan 12 meter in het landelijk gebied. De voorliggende ontwikkeling is gelegen in het landelijk gebied en lager dan 12 meter, de visuele impact hoeft niet nader te worden beoordeeld. Een ander kenmerk is ‘continue ruimte’. Een belangrijk onderdeel van een ruimtelijk plan, als waarborg voor de ruimtelijke kwaliteiten van het ontwerp, is een analyse op lokaal niveau van de visuele impact van de ingreep, deze wordt gemaakt in paragraaf 2.3. Tot slot is het kenmerk ‘stilte gebied’ toegekend aan het projectgebied. Dit ziet toe op ecologie, in paragraaf 4.2.1 is aan dit onderwerp aandacht besteed. Conclusie Onder de uitbreiding wordt geen kelder gerealiseerd, het aardkundig monument wordt niet aangetast. In het kader van de bouwwerkzaamheden is het mogelijk dat er handelingen worden verricht die het aardkundig monument kunnen aantasten. Deze beoordeling valt buiten het bereik van de ruimtelijke onderbouwing, en dient dan ook plaats te vinden volgens het aanvraagformulier ‘Aanvraag om ontheffing in het kader van Artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening’. Aan de aspecten die in de leidraad genoemd worden wordt in voorliggende ruimtelijke onderbouwing uitgebreid ingegaan. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling geen belemmering vormt op de aspecten die genoemd worden in de leidraad.
3.3 Gemeentelijk beleid Texel op koers, structuurvisie 2020 In de gemeentelijke structuurvisie wordt het toekomstbeeld van de gemeente geschetst. Dit beeld is een vitaal en springlevend eiland. Een eiland dat plaats werkgelegenheid biedt aan onder andere hoogopgeleide mensen. Daarnaast wordt aangegeven dat kleinschaligheid en kleinschalige bedrijven horen bij het imago van Texel. Ondernemers hechten eraan dat deze en ander kernkwaliteiten behouden blijven. Er is ruimte voor meer bedrijvigheid op Texel, en dankzij nieuwe bedrijvigheid is Texel in economisch opzicht minder afhankelijk geworden van de drie sterke pijler: Toerisme, landbouw en visserij.
18
Hoofdstuk 3
Conclusie De ontwikkeling past binnen het beleid van de gemeente om werkgelegenheid te bieden aan hoogopgeleide mensen, een softwarebedrijf is bij uitstek een kennisintensief bedrijf. Daarnaast draagt de ontwikkeling bij aan het minder afhankelijk worden van de Texelse economie van de drie bestaande sterke pijlers. Welstandnota Texel De welstandsnota van de gemeente dient als toetsingskader en sturingsinstrument waar het gaat om ruimtelijke kwaliteit. Het uitgangspunt is om de burger zoveel mogelijk ruimte te bieden maar de gemeente Texel tegelijkertijd wel sturingsmogelijkheden te bieden. Bij de welstandsnota hoort een welstandskaart. Het gebied waar de uitbreiding van het bedrijf Snelstart in is gelegen welstandsvrij gebied. In deze gebieden hoeft geen rekening met welstand te worden gehouden (met uitzondering van bepaalde objecten, bijvoorbeeld monumentale boerderijen). Daarnaast geldt er een excessenregeling, deze houdt in dat het college van Burgemeester en wethouders kunnen aanschrijven in dien er in ernstige mate strijd is met redelijke eisen van welstand. Conclusie Aangezien het bouwplan is gelegen in een welstandsvrij gebied is past de ontwikkeling binnen het welstandsbeleid.
Hoofdstuk 3
19
20
Hoofdstuk 3
4.
HAALBAARHEID
4.1 Milieuaspecten 4.1.1 Bodem Een beoordeling van de haalbaarheid is verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met nam bodemonderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Wettelijk is bepaald dat een bouwwerk waar een omgevingsvergunning voor moet worden aangevraagd niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico’s voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Bodemonderzoek 2 De initiatiefnemer heeft een verkennend bodemonderzoek laten uitvoeren ter plaatse van het projectgebied. In het navolgende worden de resultaten en conclusie kort weergegeven. Het volledig onderzoek is opgenomen in de bijlage. Allereerst heeft er vooronderzoek plaatsgevonden. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de bodem als gevolg van de op de locatie uitgevoerde activiteiten waarschijnlijk niet verontreinigd is. Het bodemonderzoek is daarom uitgevoerd volgens de NEN 5740 (januari 2009), onderzoeksstrategie onverdacht (ONV). Uit het bodemonderzoek blijkt dat de grond chemisch analytisch schoon is. Alle gemeten gehalten in de grond blijven beneden de toetswaarde voor nader onderzoek. Daarnaast zijn de mengmonsters van de grond getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Alle gemeten gehalten in de boven- en ondergrond voldoen aan de achtergrondwaarden. In het grondwater, dat is getoetst aan de Wet Bodembescherming, is sprake van een lichte verhoging barium Conclusie Uit het onderzoek blijkt dat er geen sprake is van bodemverontreiniging op de locatie. Er zijn geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu, gezien de vastgestelde bodemkwaliteit. Op grond van de beschreven onderzoeksresultaten, wordt de
2
T&A Survey b.v., Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend, documentnr: 1111MIL2820, 14 december 2011
Hoofdstuk 4
21
grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige grondgebruik. 4.1.2 Akoestiek Bij een ruimtelijke ontwikkeling is het conform de Wet geluidhinder (WGH) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie. Per 1 januari 2007 is de Wijzigingswet Wet Geluidhinder in werking getreden. Voor wegen die deel (gaan) uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden. Als een geluidszone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Toekomstige ontwikkelingen die niet binnen voorliggend bestemmingsplan worden geregeld (bijvoorbeeld via een omgevingsvergunning) moeten ten aanzien van geluid getoetst worden. De uitbreiding is gelegen op circa 80 meter afstand van de Oosterenderweg, dit is een gezoneerde weg. Een kantoor is geen geluidsgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat in principe er geen akoestisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd. Omdat ertussen het projectgebied nog enige woningen en groenvoorzieningen zijn gelegen mag redelijkerwijs worden aangenomen dat deze het geluid dempen, dit in combinatie samen met de afstand tussen het projectgebied en de Oosterenderweg kan gesteld worden dat akoestiek geen belemmering vormt voor de voorliggende uitbreiding. 4.1.3 Lucht Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het 3 uitoefenen van de bevoegdheid : a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; c. een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging; d. een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen. 3
let wel op een zorgvuldige belangenafweging rekeninghoudend met het Besluit gevoelige bestemmingen
22
Hoofdstuk 4
Bij het toetsen aan de bovengenoemde aspecten is in het kader van de ruimtelijke ordening met name het aspect genoemd onder c. van belang. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AmvB) en ministeriële regelingen (mr), waaronder de AmvB en mr niet in betekenende mate (NIBM). In deze AmvB en mr is vastgelegd, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project geen toename van de concentratie veroorzaakt van meer dan 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). 3 Dit komt overeen met 1,2 µg/m voor zowel fijn stof en NO2. NIBM projecten kunnen, juridisch gezien, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Luchtkwaliteit in relatie tot het plangebied 2 Volgens de regeling NIBM is een kantoorlocatie kleiner dan 100.000 m te beschou2 wen als een NIBM project. Nu de voorliggende ontwikkeling slechts 996 m groot is kan zonder meer worden vastgesteld dat de uitbreiding gezien kan worden als een project dat in niet betekenden mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Derhalve vormt dit aspect geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. In ogenschouw genomen dat het projectgebied is gelegen aan een drukke weg c.q. nabij een kruispunt, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de bijdrage van eventuele extra voertuigbewegingen (als gevolg van de uitbreiding) nauwelijks invloed heeft op de luchtkwaliteit. 4.1.4 Externe veiligheid Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen.. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke 4 stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico’s in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico’s dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van 4
Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, Staatscourant d.d. 4 augustus 2004. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel als mogelijk aan op het Bevi.
Hoofdstuk 4
23
groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer. Risicobronnen in de omgeving Volgens de risicokaart (www.risicokaart.nl) zijn er geen risicovolle inrichting in de omgeving van het projectgebied gelegen. Het projectgebied ligt dan ook niet binnen de invloedssfeer van risicovolle inrichtingen. Het projectgebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van transport van gevaarlijke stoffen over de weg. Op een afstand ruim 2.000 meter is een buisleiding (W-579-01-KR-037) gelegen. Het projectgebied ligt niet in de invloedssfeer van deze buisleiding. Plaatsgebonden risico Er is geen sprake van een toename van het plaatsgevonden risico, immers de uit-6 breiding vindt niet plaats binnen een PR 10 contour van een risicovolle inrichting. Groepsrisico De initiatiefnemer heeft aangegeven dat het bedrijf, naar verwachting, de komende 3 – 5 jaar zal groeien met 10 – 15 mensen. Deze groei heeft geen gevolgen voor het groepsrisico aangezien de uitbreiding niet is gelegen binnen de invloedsfeer van risicobronnen zoals hierboven beschreven. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen uitbreiding, 4.1.5 Bedrijvigheid Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en mili5 euzonering van de VNG ’. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een milieugevoelige bestemming dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden.
5
VNG (2009), Bedrijven en milieuzonering, VNG uitgeverij: Den Haag.
24
Hoofdstuk 4
In de bijlage bij de genoemde VNG publicatie wordt de volgende activiteit genoemd: Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d.. Voor een bedrijf dat deze activiteit voert geldt een richtafstand van 10 meter (geluid). Dit betekent dat de afstand tussen de uitbreiding van Snelstart en de dichtstbijzijnde milieugevoelige bestemming bij voorkeur minimaal 10 meter bedraagt. De dichtstbijzijnde milieugevoelige bestemming is een woning, ten zuiden van de uitbreiding. De afstand tussen de perceelgrens van deze woning en de uitbreiding bedraagt ruimschoots 15 meter. Hiermee wordt dus voldaan aan de richtafstand van 10 meter. In de omgeving van de uitbreiding liggen een aantal andere bedrijven/ inrichtingen. • Timotheusschool Dit betreft de reformatorische basisschool gelegen aan de Harkebuurt nummer 3: volgens de VNG publicatie geldt er een grootste richtafstand van 30 meter (geluid) ten opzichte van gevoelige functies. De uitbreiding van Snelstart is geen gevoelige functie. De Timotheusschool vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Zoals uit voorgaande paragraaf blijkt kent de uitbreiding een richtafstand van 10 meter. De afstand tussen de uitbreiding en de school bedraagt circa 40 meter. Hiermee vormt de uitbreiding geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de school. • Agrarisch bedrijf Er is één agrarische bedrijf in de directe omgeving, het gaat dan om het bedrijf Loonbedrijf Dros Texel aan de Harkebuurt 4. Dit bedrijf ligt op circa 100 meter of meer van de uitbreiding van Snelstart. Voor bedrijven die runderen fokken geldt een richtafstand van 100 meter naar gevoelige bestemmingen. De uitbreiding van Snelstart is geen gevoelige bestemming, dit samen met de grote afstand tussen de uitbreiding en de boerderij leidt tot de conclusie dat de uitbreiding van Sneltsart geen beperkingen oplevert voor de bedrijfsvoering van de boerderij. Conclusie Vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering is er geen belemmering ten aanzien van de uitbreiding.
4.2 Overige aspecten 4.2.1 Flora en fauna Algemeen Er heeft een quickscan flora en fauna plaatsgevonden. Deze bestond uit een bureaustudie en een veldbezoek. In de bijlage 5 zijn de studie, het verslag van het veldbezoek en de conclusie en aanbevelingen opgenomen. Voor de leesbaarheid volgt in deze paragraaf alleen de conclusie en aanbevelingen.
Hoofdstuk 4
25
Conclusie en aanbeveling Het gehele terrein ligt buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden en geheel buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Er hoeft geen rekening gehouden te worden met de wettelijke en planologische gebiedsbescherming. Door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling zullen geen beschermde natuurwaarden verloren gaan. Algemene vogelsoorten kunnen in de opgaande begroeiingen op en rondom het terrein tot broeden komen. Voor weidevogels en andere algemeen voorkomende vogels geldt dat de verblijfplaatsen en nesten alleen gedurende het broedseizoen aangemerkt zijn als vaste rust- en verblijfplaats en beschermd zijn. Voor schadelijke werkzaamheden in het broedseizoen wordt geen ontheffing verleend, omdat het uitvoeren van de werkzaamheden buiten het broedseizoen over het algemeen een goed alternatief vormt. Het is daarom aan te bevelen om benodigde werkzaamheden uit te voeren (dit geldt zowel voor het kappen van de solitaire boom als voor de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en de aanleg van een parkeerplaats) in de periode dat de kans op broedende vogels het kleinst is. Dit is het geval in de periode september tot maart. Indien dit niet mogelijk is, is het nodig om voorafgaand aan de werkzaamheden de opgaande begroeiingen rondom het plangebied en het terrein waar de uitbreiding op voorzien is, te laten controleren op aanwezige broedvogels. Wanneer dan geen vogels op of rondom het terrein nestelen, kan alsnog begonnen worden met de ingreep. Conclusie Met inachtneming van de bovenstaande voorwaarden kan de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming met het natuurbeleid in Nederland plaatsvinden. 4.2.2 Water Ten behoeve van de waterparagraaf is de website www.dewatertoets.nl ontwikkeld. Door middel van het invoeren van een aantal gegevens komt naar voren welke procedure moet worden doolopen voor het desbetreffende plan. Hieronder volgt een samenvatting van het wateradvies, in de bijlage is het volledige document van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier toegevoegd. Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water van kracht. De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn en heeft tot doel de ecologische en chemische waterkwaliteit te verbeteren. De Kaderrichtlijn water (KRW) moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. Binnen de KRW worden twee soorten doelstellingen onderscheiden:
26
Hoofdstuk 4
• •
ecologische doelstellingen. Dit betreft de levensvormen (planten, dieren) die men terug wil hebben in en rond het water. chemische doelstellingen. Deze geven aan welke chemische stoffen in het water mogen voorkomen en in welke hoeveelheid.
De KRW gaat uit van een nulsituatie: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt". e
Waterbeheer 21 eeuw (WB21) Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken. Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen e en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21 eeuw. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak. Twee jaar later worden de resultaten van die samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht neergelegd in dit Nationaal Bestuursakkoord Water, hierna te noemen NBW. Nationaal Waterplan Het Rijk werkt aan een opvolger van de vierde Nota Waterhuishouding: het Nationaal Waterplan (NWP). In het NWP wordt uitgegaan van de strategie die bestaat uit: • meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten. • met een adaptieve aanpak anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen. • betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het
Hoofdstuk 4
27
Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Stroomgebiedbeheerplannen De landen van de Europese Unie hebben in 2000 met de Kaderrichtlijn Water afgesproken dat grond- en oppervlaktewater in 2015 (of onder strikte voorwaarden zo snel mogelijk daarna) van goede kwaliteit zal zijn. Daarvoor wordt per stroomgebied een beheerplan opgesteld, waarin is aangegeven welke doelen er gelden voor de grond- en oppervlaktewateren, hoe de kwaliteit behouden kan blijven en waar nodig verder verbeterd gaat worden. Voor ieder Nederlands deel van de grensoverschrijdende stroomgebieden van de Eems, Maas, Rijn en Schelde is zo’n stroomgebiedbeheerplan opgesteld. Deze plannen zijn onderdeel van het Nationaal Waterplan. Aanvullend daarop hebben de betrokken lidstaten in de internationale stroomgebieddistricten Eems, Maas, Rijn en Schelde gezamenlijk een overkoepelend beheerplan voor het gehele internationale stroomgebied opgesteld. De kern van het stroomgebiedbeheerplan bestaat uit een overzicht van de (milieu)doelen voor alle wateren en een samenvatting van de maatregelen die genomen worden om deze doelen te bereiken. Daarnaast bevat het stroomgebiedbeheerplan een algemene gebiedbeschrijving, een economische analyse, een overzicht van de belangrijkste bedreigingen voor het (grond)water en een overzicht van het monitoringprogramma. Ook zitten er kaarten in die de huidige toestand van het grond- en oppervlaktewater aangeven op basis van het meetprogramma. Waterwet De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland: Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld: zes vergunningen uit de bestaande 'waterbeheerwetten' gaan op in één watervergunning. Voor de gebruiker betekent dit vooral minder administratieve handelingen en voor het bevoegde gezag betekent het dat de vergunning aan álle aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst. Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen ons beheersgebied. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.
28
Hoofdstuk 4
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. Uit het wateradvies (zie bijlage 4) blijkt dat Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename tot 2000 2 m de vuistregel hanteert dat 10% van de toename aan verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging. Hier geldt het uitgangspunt dat de compensatie wordt gerealiseerd binnen het plangebied. Plangebied • Huidige situatie Het projectgebied is onverhard en bestaat op dit moment uit gras. In het projectgebied zijn geen waterlopen of waterpartijen gelegen. Er zijn geen beschermingszones of waterkeringen in de nabijheid van het projectgebied. • Toekomstige situatie Na realisatie zal het plangebied verhard worden: de uitbreiding vormt de feitelijke verharding. Op grond van het beleid van het hoogheemraadschap is compensatie als gevolg van de toenemende verharding is niet aan de orde. De uitbreiding zelf heeft 2 een oppervlakte van 498,2 m , de overige verharding (straatwerk en dergelijke) be2 2 draagt bij elkaar 489 m . Tezamen is dit 987,2 m . Het hoogheemraadschap heeft in het wateradvies aangegeven dat er sprake is van een substantiële toename van bebouwing en/ of verharding in het plangebied. Door deze toename aan verharding zal neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, al dan niet via het rioolstelsel. Dit leidt tijdens extreme situaties tot pieken in de waterstand met wateroverlast als gevolg. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename zullen er in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen getroffen moeten worden in de vorm van extra wateroppervlak. Binnen het plangebied is meer dan voldoende ruimte aanwezig om de verharding te 2 compenseren. De toename van het verhard oppervlak betreft 987,2 m . Van deze 2 toename moet 10% worden gecompenseerd, dit betekent dat er 98,7 m aan nieuw water moet worden gegraven. De initiatiefnemer zal in overleg met het hoogheemraadschap bepalen waar en op welke wijze de compensatie plaats zal vinden. De compensatie kan op het perceel plaatsvinden.
Hoofdstuk 4
29
Conclusie Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt zijn er geen belemmeringen ten aanzien van de ontwikkeling. 4.2.3 Monumenten en archeologie Sinds 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van Malta (1992). De wet is een raamwet die regelt hoe Rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. Situatie plangebied 6 Er heeft archeologische onderzoek plaats gevonden in de vorm van een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek. In het navolgende volgt een samenvatting van het onderzoek, het volledige rapport is als bijlage toegevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat het projectgebied ligt binnen de oude kern van Texel op een dekzandrug binnen een vlakte van getijafzettingen en verspoelde dekzanden. Op de locatie komen vlakvaaggronden voor die mogelijk zijn afgedekt door een dunne laag getijafzettingen. Door de ligging op de dekzandrug heeft de locatie een hoge trefkans op archeologische resten uit de periode Paleolithicum – Nieuwe Tijd. Op de dekzandrug is in de omgeving een groot aantal vondsten bekend, vooral uit de periode IJzertijd – Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen en in mindere mate Vroege Middeleeuwen. Bovendien grenst de locatie in het noorden aan AMK-terrein 5.711 (sporen van bewoning uit de Midden- en Late IJzertijd en Romeinse Tijd) en in het zuiden aan AMK-terrein 5.712 (sporen van bewoning uit de Late Middeleeuwen). Hierdoor geldt er een verhoogde kans op archeologische resten uit deze perioden. De locatie is vanaf begin 19e eeuw onbebouwd en in gebruik geweest als weiland en later als tuin. De huidige bebouwing op Harkebuurt 3, direct ten oosten van de onderzoekslocatie dateert uit 1970 en verder. Uit het karterend booronderzoek is gebleken dat de locatie zoals verwacht op een dekzandrug ligt. De dekzandrug is 6
ARC, Een archeologisch bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Harkebuurt 3 te Oosterend, gemeente Texel, rapportnr. 2011-142, 8 december 2011
30
Hoofdstuk 4
afgedekt door een laag verspoelde dekzanden, waaruit blijkt dat de dekzandrug ter plaatse van de onderzoekslocatie is overstroomd. In het niet-verspoelde dekzand zijn geen sporen van een podzolbodem aangetroffen. In het verspoelde dekzand is in één boring is vermoedelijk prehistorisch aardewerk gevonden en in twee boringen aardewerk uit de Nieuwe Tijd. Dit aardewerk ligt dus niet in situ. In het nietverspoelde dekzand zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Conclusie Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en karterend booronderzoek wordt geconcludeerd dat er op de onderzoekslocatie waarschijnlijk geen sprake is van een archeologische vindplaats. Het aangetroffen aardewerk ligt niet in situ en is waarschijnlijk afkomstig van één van de vindplaatsen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie. Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat op de onderzoekslocatie waarschijnlijk geen intacte archeologische waarden aanwezig zijn, die bedreigd worden door de voorgenomen werkzaamheden. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht en wordt geadviseerd om de onderzoekslocatie vrij te geven. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Texel, om dit terrein definitief vrij te geven. De archeologische meldingsplicht blijft echter van kracht. Mochten er op de locatie alsnog archeologische sporen worden aangetroffen, dan dient dit, volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007) art. 53, onverwijld te worden gemeld bij de bevoegde overheid. 4.2.4 Verkeer en parkeren Parkeren 2 De uitbreiding bedraagt circa 966 m . De gemeente heeft parkeernormen vastgesteld (27 juli 2010), hierin is onder andere een parkeernorm voor een kantoor opge2 nomen, de parkeernorm is 2,0 parkeerplaats per 100 m bvo. Volgens deze norm zou de uitbreiding moeten voorzien in 19 a 20 parkeerplaatsen. Het plan voorziet in 17 parkeerplaatsen. Op grond van deze normen zouden er dus 3 parkeerplaatsen extra moeten worden gerealiseerd. Echter de genoemde 17 parkeerplaatsen staan op de tekening op pagina 10 aangegeven, het perceel waar de uitbreiding op plaats vindt biedt meer dan voldoende ruimte om nog 3 auto’s op kwijt te kunnen. Hiermee kan worden vastgesteld dat het aspect parkeren geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. Fietsen De fietsenstalling die op dit moment op het terrein aanwezig is biedt meer dan voldoende ruimte voor fietsen. De stalling is overbemeten en blijft gewoon aanwezig.
Hoofdstuk 4
31
Verkeer Het projectgebied wordt ontsluiten via de Harkebuurt op de Oosterenderweg. Via de Oosterenderweg kan men richting Oosterend rijden en de kernen De Waal en Den Burg. Hiermee is het projectgebied prima ontsloten en te bereiken via de genoemde woonkernen en het omringende buitengebied. Met de uitbreiding van het kantoorpand komen er 10 tot 15 extra werknemers te werken (de komende 3 tot 5 jaar) en zal het bezoekersaantal licht toe nemen. De toename van de verkeersaantrekkende werking is echter nihil, ook al omdat het bedrijf veel via internet werkt en dus relatief weinig bezoekers zal trekken. Gezien de gunstige ligging van het bedrijf op slechts 90 meter het kruispunt Oosterenderweg/ Harkebuurt kan worden vastgesteld dat alleen op dit gedeelte enige toename is te verwachten van verkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding. Echter, het kruispunt is relatief rustig omdat er maar een paar woningen/bedrijven van dit kruispunt gebruik maken. Van extra overlast zal dan ook geen sprake zijn. 4.2.5 Duurzaamheid In de Energievisie van de gemeente Texel is vastgelegd op welke wijze de gemeente de ambitie om in 2020 volledig duurzaam te zijn op energiegebied, precies interpreteer. Ook wordt in de visie uitgelegd wat er onder de doelstelling valt. De energievisie bevat in hoofdzaak strategische aspecten die aangeven hoe het energiegebruik en de energievoorziening van Texel er uit kunnen zien in 2020. Tevens is er een uitvoeringsprogramma opgesteld. De korte termijn plannen worden gedetailleerd uitgewerkt en de plannen die voor de langere termijn gelden, zijn op hoofdlijnen uitgewerkt. Specifiek voor bedrijven zijn er 2 projecten opgesteld: het geven van voorlichting aan bedrijven en het stimuleren van de inkoop van groene energie. De projecten die genoemd worden in de Energievisie zijn hoofdzakelijk projecten die de gemeente initieert en ter uitvoering neemt. 2
De initiatiefnemer heeft het aanschaffen van 250 m aan zonnepanelen in beraad. Ook denkt men aan het overgaan op LED verlichting. Men heeft berekend dat dit in totaal een besparing zal opleveren van 35.000 tot 45.000 kWh op het huidige verbruik van 100.000 kWh per jaar. Conclusie Uit het bovenstaande blijkt dat er in principe voldoende gelegenheid is om te parkeren. De uitbreiding zal enige vorm van verkeersaantrekkende werking hebben, echter gezien de kleine omvang van de uitbreiding zal dit niet zodanig zijn dat er verkeerskundige maatregelen moeten worden genomen.
32
Hoofdstuk 4
5.
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro wordt aangewezen een bouwplan voor: a) de bouw van een of meer woningen; b) de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; c) de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² of met een of meer woningen; d) de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; e) de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.000 m² bedraagt; f) de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m². Een exploitatieplan is niet noodzakelijk indien de kosten op een andere wijze worden verhaald. Dit kan middels een anterieure overeenkomsten. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald. De kosten voor de ontwikkeling van de uitbreiding Snelstart worden gedragen door de ontwikkelende partij. Daarnaast wordt er een anterieure overeenkomst met de ontwikkelende partij afgesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond.
Hoofdstuk 5
33
Hoofdstuk 5
34
BIJLAGEN
Bijlage 1: Verkennend bodemonderzoek
Rapport Verkennend bodemonderzoek op de locatie Harkebuurt 3 te Oosterend
Documentnr: 1111-MIL2820 Datum:
14 december 2011
Opdrachtgever: Maatschap Ploeg Postbus 302 1794 ZG Oosterend Opdrachtnemer: T&A Survey BV Dynamostraat 48 Postbus 20670 1001 NR Amsterdam tel 020-6651368 fax 020-6685486 Veldwerkbureau: Bodem Belang BV Zandloper 17 1731 LM Winkel tel 0224-531274 fax 0224-531915
Auteur:
M. van Veelen
Projectleider:
B.J. Groenendaal
Akkoord:
INHOUDSOPGAVE
pagina
SAMENVATTING
2
1
INLEIDING EN DOEL
3
2
VOORONDERZOEK
4
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 3
VELDWERKZAAMHEDEN 3.1 3.2
3.3 4
Verantwoording Beschikbare onderzoeksgegevens Ligging locatie Historisch, huidig en toekomstig grondgebruik Asbest Conclusie en onderzoeksstrategie Uitvoering Veldwaarnemingen 3.2.1 Bodemopbouw 3.2.2 Zintuiglijke waarnemingen 3.2.3 Asbest 3.2.4 Grondwatergegevens Analysestrategie
LABORATORIUMONDERZOEK 4.1 4.2 4.3
Laboratorium Toetsingskader Analyseresultaten 4.3.1 Analyseresultaten grond toetsing Wet Bodembescherming 4.3.2 Analyseresultaten grond toetsing Besluit bodemkwaliteit 4.3.3 Analyseresultaten grondwater
4 4 4 5 5 5 6 6 6 6 6 6 6 7 8 8 8 8 9 10 11
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
12
6
BETROUWBAARHEID
13
BIJLAGE 1a:
Topografische ligging van de onderzoekslocatie
BIJLAGE 1b:
Situatietekening bestaande bebouwing met de boringen en peilbuizen
BIJLAGE 2 :
Foto’s onderzoekslocatie
BIJLAGE 3 :
Bodemprofielen en zintuiglijke waarnemingen
BIJLAGE 4 :
Analysecertificaten
BIJLAGE 5 :
Toetsingskader
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 1
SAMENVATTING Door Bouwservice buro Kuip is namens de heer Weijers aan T&A Survey BV opdracht verleend voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek op de locatie Harkebuurt 3 te Oosterend. T&A werkt voor milieukundig onderzoek op Texel samen met Bodem Belang. Het bepalen van de onderzoeksstrategie, de monsterselectie voor chemische analyse in het laboratorium, interpretatie van de analyseresultaten, en de advisering en rapportage is verzorgd door T&A. Het uitvoeren van het veldwerk is verzorgd door Bodem Belang. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een voorgenomen aanvraag van een bouwvergunning voor de verbouw van een kantoorpand op de onderzoekslocatie. Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodem op de locatie zintuiglijk schoon is. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Conclusies De mengmonsters van de grond en het monster van het grondwater zijn getoetst aan de Wet Bodembescherming. Hieruit blijkt dat de grond chemisch analytisch schoon is. Alle gemeten gehalten in de grond blijven beneden de toetswaarde voor nader onderzoek. De mengmonsters van de grond zijn tevens getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Alle gemeten gehalten in de boven- en ondergrond voldoen aan de Achtergrondwaarden. Het grondwater is getoetst aan de Wet Bodembescherming. Hieruit blijkt dat de concentratie aan barium licht verhoogd is. Er is geen sprake van een bodemverontreiniging op de locatie. Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Met de toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kunnen indicatief de hergebruikmogelijkheden van de grond worden bepaald. Eventueel van de locatie vrijkomende grond zou binnen het bodemkwaliteitsgebied van de gemeente Texel kunnen worden toegepast binnen alle functieklassen. Het bevoegd gezag of een acceptant van de grond is altijd gerechtigd om een nader onderzoek voor vrijkomende grond te verlangen. Aanbevelingen Gegeven de beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige grondgebruik. Er wordt geen aanleiding gezien voor het doen van nader onderzoek naar de licht verhoogde concentratie aan barium. Waarschijnlijk heeft de verhoging een natuurlijke oorzaak.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 2
1 INLEIDING EN DOEL Door Bouwservice buro Kuip is namens Maatschap Ploeg aan T&A Survey BV opdracht verleend voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek op de locatie Harkebuurt 3 te Oosterend. T&A werkt voor milieukundig onderzoek op Texel samen met Bodem Belang. Het bepalen van de onderzoeksstrategie, de monsterselectie voor chemische analyse in het laboratorium, interpretatie van de analyseresultaten, en de advisering en rapportage is verzorgd door T&A. Het uitvoeren van het veldwerk is verzorgd door Bodem Belang. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een voorgenomen aanvraag van een bouwvergunning voor de verbouw van een kantoorpand op de onderzoekslocatie. Doel van het onderzoek is het vastleggen van de milieukundige kwaliteit van de bodem ter plaatse. In de volgende hoofdstukken worden de resultaten van het uitgevoerde onderzoek weergegeven, geïnterpreteerd en tot slot voorzien van een conclusie met aanbevelingen.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 3
2 VOORONDERZOEK 2.1
Verantwoording
Voor de opzet van het uitgevoerde onderzoek is uitgegaan van de Nederlandse Voornorm: “Bodem, Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek” NEN 5725 (januari 2009). Deze voornorm is van toepassing op het vaste bodemgebruik en wordt toegepast bij gestandaardiseerd milieuhygiënisch bodemonderzoek. De historische informatie over het grondgebruik is verkregen bij de opdrachtgever, het bodemloket, het archief van T&A en de gemeente Texel. 2.2
Beschikbare onderzoeksgegevens
Na raadpleging van bovenstaande bronnen blijkt dat op de locatie een eerder milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd is. - Verkennend bodemonderzoek Harkebuurt 3 te Oosterend, projectnummer 1173-103, d.d. 8 augustus 2005, T&A Survey BV Het bodemonderzoek werd uitgevoerd wegens een voorgenomen aanvraag van een bouwvergunning voor de nieuwbouw van een kantoor en de sloop van de bestaande drukkerij. Er zijn 4 boringen geplaatst ten noordoosten van de huidige onderzoekslocatie. De bodem was zintuiglijk en chemisch analytisch schoon. Bodemloket In het bodemloket is een registratie aanwezig van de Harkebuurt 2-4 (NH044800063). Hierin staan een aantal bodemonderzoeken beschreven in de periode 1999-2002. In 2004 is er geen administratieve nazorg. Bodemkwaliteitskaart De onderzoekslocatie ligt in het deelgebied “Oude land” van de bodemkwaliteitskaart Texel 2006. Over het algemeen komt hier schone grond voor. In de bovengrond kunnen algemeen lichte verontreinigingen minerale olie en PAK voorkomen. In de ondergrond kunnen over het algemeen licht verhoogde gehalten aan minerale olie voorkomen. Archief T&A In het verleden zijn door T&A de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd in de directe omgeving van de onderzoekslocatie: - Verkennend bodemonderzoek Oosterenderweg 47 te Oosterend, projectnummer 0610-MIL2122, d.d. 23 juni 2010, T&A Survey BV De bodem is zintuiglijk schoon. De grond bevat geen verhoogde gehalten. In het grondwater is een licht verhoogde concentratie aan barium aangetroffen. 2.3
Ligging locatie
De onderzoekslocatie bevindt zich aan de Harkebuurt 3 te Oosterend. De onderzoekslocatie is gelegen buiten de bebouwde kom. De onderzoekslocatie bevindt zich rond de coördinaten X =119.800 en Y =566.750. De topografische ligging van de onderzoekslocatie is opgenomen in bijlage 1a. De te onderzoeken locatie maakt deel uit van de locatie die kadastraal bekend staat als gemeente Texel, sectie M, perceelnummers 967 en heeft een oppervlakte van circa 500 m 2. De locatie ligt niet binnen een grondwaterbeschermingsgebied.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 4
2.4
Historisch, huidig en toekomstig grondgebruik
Op de onderzoekslocatie is een kantoorpand aanwezig. Het voornemen is om deze uit te breiden. Op de locatie bevinden zich geen tanks voor de opslag van brandstoffen. Voor zover bekent blijft de functie van de locatie in de nabije toekomst ongewijzigd. Bij de geplande nieuwbouwbouwwerkzaamheden zullen er voor zover bekend geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. In bijlage 2 zijn foto’s van de onderzoekslocatie opgenomen. 2.5
Asbest
Op grond van de gegevens uit het vooronderzoek kan de locatie als niet asbestverdacht worden beschouwd. In dit geval is een grondmonster ter analyse op asbest volgens de NEN 5707 (mei 2003) niet genoodzaakt. 2.6
Conclusie en onderzoeksstrategie
Aan de hand van de in dit hoofdstuk genoemde informatiebronnen wordt geconcludeerd dat de bodem als gevolg van de op de locatie uitgevoerde activiteiten waarschijnlijk niet verontreinigd is. Het bodemonderzoek is daarom uitgevoerd onderzoeksstrategie onverdacht (ONV).
volgens
de
NEN
5740
(januari
2009),
Hieruit voortvloeiend zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: -
het aantal boringen en peilbuizen is voor de locatie als geheel afgeleid van de NEN 5740 voor een locatie van 500 m2;
-
zowel de boven- en ondergrond als het grondwater zijn geanalyseerd op het NEN analysepakket geldend voor respectievelijk grond en grondwater.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 5
3 VELDWERKZAAMHEDEN 3.1
Uitvoering
Het veldwerk (verrichten van boringen, bemonsteren van grond en grondwater) is uitgevoerd door Bodem Belang; een veldwerkbureau dat volledig is gecertificeerd volgens de beoordelingsrichtlijnen voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000) en vermeld staat op de lijst met erkende bodem intermediairs van Bodemplus. Op 1 december 2011 zijn in totaal 4 boringen verricht (nummers 01 t/m 04), waarvan één boring is voorzien van een peilbuis (nummer 01). Bij de bemonstering van het grondwater op 8 december 2011 zijn tevens de geleidbaarheid en zuurgraad van het grondwater afkomstig uit de peilbuis gemeten (zie hiervoor 3.2.4 Grondwatergegevens). De locaties van de boringen en de peilbuis zijn weergegeven in bijlage 1b. Boringen, monstername en metingen zijn uitgevoerd volgens de geldende NEN-normen en de Nederlandse Praktijkrichtlijnen. 3.2 3.2.1
Veldwaarnemingen Bodemopbouw
Gelet op de boringen ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat de bodem tot de maximaal geboorde diepte van 2,9 m -mv uit zand. De bodem bestaat tot maximaal 1,2 m –mv over het algemeen uit matig tot zeer fijn, zwak tot matig siltig, zwak tot matig humeus zand. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, matig tot zeer fijn zand. De beschrijvingen van bodemprofielen en de zintuiglijke waarnemingen zijn opgenomen in bijlage 3. 3.2.2
Zintuiglijke waarnemingen
De bodem bestaat tot de maximaal geboorde diepten uit zintuiglijk schoon zand. 3.2.3
Asbest
Voorafgaand aan het veldwerk is het terrein volgens de NEN 5707 visueel geïnspecteerd op asbestverdacht materiaal. Tijdens het veldwerk zijn op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte materialen aangetroffen. 3.2.4
Grondwatergegevens
De peilbuis- en grondwatergegevens zijn samengevat in onderstaande tabel. tabel 1: Peilbuis- en grondwatergegevens Peilbuis Filterstelling in Grondwaterstand cm -mv t.o.v. maaiveld in cm 01 190-290 95
pH 7,2
EC in µS/cm 331
Meetdatum 8 december 2011
De pH en EC (elektrisch geleidingsvermogen) zijn in het veld gemeten. De zuurgraad en het elektrisch geleidingsvermogen zijn als normaal te beschouwen in deze omgeving.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 6
3.3
Analysestrategie
Rekening houdend met de doelstelling van het bodemonderzoek en de in het veld waargenomen milieuhygiënische verontreinigingkenmerken van de bodem zijn bodemmonsters geselecteerd voor chemisch onderzoek. tabel 2: Overzicht monsterselectie en analyses grondmengmonsters Deellocatie MengDeelDiepte Grondsoort Bijzonderheden monster Monsters (cm -mv) gehele MM1 01a, 0-50 zand geen locatie 02a, 0-50 03a, 0-50 04a 0-50 gehele MM2 01b-01g, 50-290 zand geen locatie 02b-02d 60-200 NEN-5740-grond:
Analyse NEN-5740grond, lutum en organische stof
NEN-5740grond, lutum en organische stof humus, lutum, droge stofgehalte, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (som PCB 6 en som PCB 7), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK 10 VROM) en minerale olie (C10 C40) incl. clean up.
Peilbuis 01 is bemonsterd en het grondwatermonster is ter analyse aangeboden aan het laboratorium. tabel 3: Overzicht peilbuizen en analyses grondwatermonsters Deellocatie Peilbuis Filterstelling in cm -mv Waarneming gehele locatie 01 190-290 geen
Analyse NEN-5740grondwater NEN-5740-grondwater: metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), vluchtige aromaten (BTEXXSN), vluchtige chlooralifaten en minerale olie (C10 C40).
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 7
4 LABORATORIUMONDERZOEK 4.1
Laboratorium
De chemische analyses en bepalingen zijn uitgevoerd door een door de Raad van Accreditatie (RvA) erkend laboratorium (voorheen STER-lab). Het laboratorium staat vermeld op de lijst met erkende bodem intermediairs van Bodemplus. In het kader van integriteit en transparantie kunt u de analyse certificaten van Omegam controleren. U kunt de juistheid en authenticiteit van de analyse certificaten bij dit project te controleren. De controle is uit te voeren door met de opdrachtverificatiecode, links onder op het analysecertificaat, via de website www.omegam.nl te verifiëren. 4.2
Toetsingskader
De analyseresultaten zijn getoetst aan: -
de Wet Bodembescherming zoals dat wordt gegeven door de “Circulaire bodemsanering 2009” (2009; Staatscourant nummer 67);
-
het Besluit bodemkwaliteit zoals dat wordt gegeven in het “Besluit bodemkwaliteit 2007” (2007; Staatscourant nummer 122) aangevuld met de in de Staatscourant gepubliceerde wijzigingen.
Beide toetsingskaders zijn gepubliceerd door het Ministerie van VROM. Zie voor een nadere uitleg van de toetsingskaders bijlage 5. 4.3
Analyseresultaten
De rapportage van het chemisch onderzoek is weergegeven in bijlage 4. Deze resultaten worden in de navolgende paragrafen getoetst en geïnterpreteerd. In de volgende overschrijdingstabellen zijn de resultaten van het chemisch onderzoek weergegeven. De gemeten gehalten en concentraties zijn getoetst aan de gecorrigeerde streefen interventiewaarden die zijn weergegeven in bijlage 5.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 8
4.3.1
Analyseresultaten grond toetsing Wet Bodembescherming
tabel 4: Overschrijdingstabel grond WBb (gehalten in mg/kg ds) Monsternummer MM1 MM2 Boring 01,02,03,04 01,02 Van-tot (cm-mv) 0-50 50-290 Humus (% op ds) 1,3 1,1 Lutum (% op ds) 3,9 1,3 Zware metalen Barium [Ba] 25
< 1,0
PCB (som 7)
< 0,005
< 1,0
< 0,005
Minerale olie C10-C40 < 38
De analyseresultaten van de grond zijn getoetst aan de Wet Bodembescherming. Uit bovenstaande tabel blijkt dat zowel het mengmonster van de bovengrond (MM1) als het mengmonster van de ondergrond (MM2) chemisch analytisch schoon zijn. De gemeten gehalten geven geen aanleiding tot het doen van nader onderzoek in de grond op de locatie.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 9
4.3.2
Analyseresultaten grond toetsing Besluit bodemkwaliteit
tabel 5: Overschrijdingstabel grond Toetsmonster MM1 Humus 1,3 Lutum 3,9 Droge stof (%) 86,1 Toets Zware metalen Barium [Ba] <=AW Cadmium [Cd] D<=AW Kobalt [Co] D<=AW Koper [Cu] D<=AW Kwik [Hg] D<=AW Lood [Pb] <=AW Molybdeen [Mo] D<=AW Nikkel [Ni] D<=AW Zink [Zn] <=AW
generiek kader (gehalten in mg/kg ds) MM2 1,1 1,3 84,2 Meetw Toets Meetw 25 <0,35 <2,0 <10,0 <0,05 19 <1,5 <5,0 37
D<=AW D<=WO D<=AW D<=AW D<=AW D<=AW D<=AW D<=AW D<=AW
<20 <0,35 <2,0 <10,0 <0,05 <10,0 <1,5 <5,0 <20
PAK 10 VROM
D<=AW
<1,0
D<=AW
<1,0
PCB (som 7)
D<=IND
<0,005
D<=IND
<0,005
Minerale olie C10-C40 D<=AW <38 D<=AW <38 <= het gehalte is kleiner dan of gelijk aan toetswaarde (AW, WO, IND) > het gehalte is groter dan toetswaarde (AW, WO, IND) D<= detectielimiet is kleiner of gelijk aan toetswaarde (AW, WO, IND) AW toets Achtergrondwaarde WO toetswaarde Wonen IND toetswaarde Industrie
De analyseresultaten van de grond zijn tevens getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Doordat de individueel gemeten PCB’s in alle monsters lager zijn dan de detectielimieten, voldoet de parameter PCB (som 7) in alle monsters aan de gebruiksklasse Achtergrondwaarde. Uit bovenstaande tabel blijkt dat alle gehalten beneden de Achtergrondwaarde blijven of beneden de detectielimiet, waardoor kan worden gesteld dat de gehalten voldoen aan de Achtergrondwaarde. De grond voldoet indicatief voor toepassing binnen alle gebruiksklassen.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 10
4.3.3
Analyseresultaten grondwater
tabel 6: Overschrijdingstabel grondwater (concentraties in µg/l) Monsternummer 01-Peilbuis 01-1 Datum 8-12-2011 pH 7,2 Ec (µS/cm) 331 Van-tot (cm-mv) 190-290 Zware metalen Barium [Ba] 88 * Cadmium [Cd] < 0,4 Kobalt [Co] < 10,0 Koper [Cu] < 10,0 Kwik [Hg] < 0,05 Lood [Pb] < 10,0 Molybdeen [Mo] < 3,0 Nikkel [Ni] < 10,0 Zink [Zn] 38 Vluchtige aromaten Benzeen Ethylbenzeen Styreen (Vinylbenzeen) Tolueen Xylenen (som) Naftaleen
< < < < < <
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,05
Vluchtige chlooralifaten 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan 1,1-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethaan Dichloormethaan Dichloorpropaan Tetrachlooretheen (Per) Tetrachloormethaan (Tetra) Tribroommethaan (bromoform) Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride cis + trans-1,2-Dichlooretheen
< < < < < < < < < < < < < <
0,1 0,1 0,5 0,1 0,5 0,2 0,52 0,1 0,1 0,5 0,1 0,1 0,2 0,1
Minerale olie C10 - C40 < 100
De analyseresultaten van het grondwater zijn getoetst aan de Wet Bodembescherming. Uit bovenstaande tabel blijkt dat het onderzochte grondwatermonster uit peilbuis 01 een licht verhoogde concentratie aan barium bevat. Er is geen verontreiniging aangetroffen in het grondwater op de locatie.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 11
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies De mengmonsters van de grond en het monster van het grondwater zijn getoetst aan de Wet Bodembescherming. Hieruit blijkt dat de grond chemisch analytisch schoon is. Alle gemeten gehalten in de grond blijven beneden de toetswaarde voor nader onderzoek. De mengmonsters van de grond zijn tevens getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Alle gemeten gehalten in de boven- en ondergrond voldoen aan de Achtergrondwaarden. Het grondwater is getoetst aan de Wet Bodembescherming. Hieruit blijkt dat de concentratie aan barium licht verhoogd is. Er is geen sprake van een bodemverontreiniging op de locatie. Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Met de toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kunnen indicatief de hergebruikmogelijkheden van de grond worden bepaald. Eventueel van de locatie vrijkomende grond zou binnen het bodemkwaliteitsgebied van de gemeente Texel kunnen worden toegepast binnen alle functieklassen. Het bevoegd gezag of een acceptant van de grond is altijd gerechtigd om een nader onderzoek voor vrijkomende grond te verlangen. Aanbevelingen Gegeven de beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige grondgebruik. Er wordt geen aanleiding gezien voor het doen van nader onderzoek naar de licht verhoogde concentratie aan barium. Waarschijnlijk heeft de verhoging een natuurlijke oorzaak.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 12
6 Betrouwbaarheid De rapportage van het milieukundig bodemonderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Middels een ISO-9001 en VCA** gecertificeerd kwaliteitssysteem waarborgt T&A Survey de kwaliteit van het werk. T&A streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Een milieukundig onderzoek is echter gebaseerd op een beperkt aantal boringen en monsters. Zodoende blijft het mogelijk dat er plaatselijke afwijkingen in de samenstelling van de grond en het grondwater voor komen die niet in het milieukundig onderzoek naar voren zijn gekomen. T&A acht zich niet verantwoordelijk voor de schade die mogelijk voortvloeit uit het gebruik van dit rapport. Hierbij dient tevens te worden opgemerkt dat het uitgevoerde onderzoek een momentopname is. Na uitvoering van het onderzoek kan beïnvloeding van de grond en het grondwater plaatsvinden. Naarmate de periode tussen uitvoering van het onderzoek en het gebruik van de gegevens langer wordt, dient meer voorzichtigheid in acht genomen te worden bij het gebruik van dit rapport.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820, d.d. 14 december 2011
Pagina 13
Topografische ligging van de onderzoekslocatie
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
BIJLAGE 1a
Topografische ligging lokatie Verkennend bodemonderzoek Schaal
1 : 25.000
Deze kaart is noordgericht
Harkebuurt 3 te Oosterend Projectnummer: 1111-MIL2820
Bijlage 1
Situatietekening bestaande bebouwing met de boringen en peilbuizen BIJLAGE 1b
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
Foto’s onderzoekslocatie
BIJLAGE 2
foto 1
foto 2
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
foto 3
foto 4
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
Bodemprofielen en zintuiglijke waarnemingen
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
BIJLAGE 3
Boring:
01
Boring: 0
0
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, matig wortelhoudend, donkerbruin, Edelmanboor
02 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, Edelmanboor
01A
02A
50
50 01B -70
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, matig roesthoudend, donker bruinrood, Edelmanboor 01C
100
02B 100
-120
-120
Zand, matig fijn, zwak siltig, donker bruinbeige, Zuigerboor 01D
150
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk roesthoudend, donker bruinrood, Edelmanboor 02C
150
-170
Zand, matig fijn, zwak siltig, donker bruinbeige, Edelmanboor
02D 01E
200
-200
200
01F
250
01G -290
Boring:
03
Boring: 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor 03a
50
Projectnaam: Harkebuurt 3
04 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, Edelmanboor 04A
-50
50
Projectcode: MIL2820-COMPLEET
-50
Datum: 01-12-2011
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie
Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10
Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
overig bijzonder bestanddeel Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Analysecertificaten
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
BIJLAGE 4
T en A Survey BV T.a.v. de heer B.J. Groenendaal Postbus 20670 1001 NR AMSTERDAM
Uw kenmerk : Ons kenmerk : Validatieref. : Opdrachtverificatiecode : Bijlage(n) :
MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 Project 394817 394817_certificaat_v1 ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ 2 tabel(len) + 2 oliechromatogram(men) + 1 bijlage(n)
Amsterdam, 9 december 2011 Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Omegam Laboratoria volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Omegam Laboratoria". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften. Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice. Hoogachtend, namens Omegam Laboratoria,
drs. R.R. Otten Directeur
Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.
postbus 94685 1090 GR Amsterdam
T 020 5976 769 F 020 5976 689
ABN·AMRO bank 462704564 BTW nr. NL8139.67.132.B01
HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam
[email protected] www.omegam.nl
Kvk 34215654
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 394817 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Monsterreferenties 4817951 = 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) 4817952 = 01 (50-70) 01 (70-120) 01 (120-170) 01 (170-220) 01 (220-270) 01 (270-290) 02 (60-110) 02 (120-170) 02 (170-200) Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix Monstervoorbewerking S NEN5709 (steekmonster) S voorbewerking NEN5709 S soort artefact S gewicht artefact
: : : : :
g
Algemeen onderzoek - fysisch S droogrest % S organische stof (gec. voor lutum) % (m/m ds) S lutumgehalte (pipetmethode) % (m/m ds)
01/12/2011 05/12/2011 02/12/2011 4817951 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
01/12/2011 05/12/2011 02/12/2011 4817952 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
86,1 1,3 3,9
84,2 1,1 1,3
Anorganische parameters - metalen S barium (Ba) mg/kg ds S cadmium (Cd) mg/kg ds S kobalt (Co) mg/kg ds S koper (Cu) mg/kg ds S kwik (Hg) FIAS/Fims mg/kg ds S lood (Pb) mg/kg ds S molybdeen (Mo) mg/kg ds S nikkel (Ni) mg/kg ds S zink (Zn) mg/kg ds
25 < 0,35 < 2,0 < 10 < 0,05 19 < 1,5 <5 37
< 20 < 0,35 < 2,0 < 10 < 0,05 < 10 < 1,5 <5 < 20
Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds
< 38
< 38
Organische parameters - aromatisch Polycyclische koolwaterstoffen: S naftaleen mg/kg ds S fenantreen mg/kg ds S anthraceen mg/kg ds S fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)antraceen mg/kg ds S chryseen mg/kg ds S benzo(k)fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)pyreen mg/kg ds S benzo(ghi)peryleen mg/kg ds S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds S som PAK (10) mg/kg ds
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
Organische parameters - gehalogeneerd Polychloorbifenylen: S PCB -28 mg/kg ds S PCB -52 mg/kg ds S PCB -101 mg/kg ds S PCB -118 mg/kg ds S PCB -138 mg/kg ds S PCB -153 mg/kg ds S PCB -180 mg/kg ds S som PCBs (7) mg/kg ds
< 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,005
< 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,005
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 394817 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Organische stof gehalte (gecorrigeerd voor lutum en vrij ijzer in de vorm van Fe2O3) Het organische stofgehalte is gecorrigeerd voor het in het analysecertificaat gerapporteerde lutumgehalte. Indien het lutumgehalte niet is gerapporteerd is de correctie uitgevoerd met een lutumgehalte van 5,4% (gemiddeld lutumgehalte Nederlandse bodem, AS3010/AS3210, prestatieblad organische stofgehalte in grond/waterbodem). Indien het vrij ijzergehalte is bepaald en groter is dan 5 % m/m, is bij de berekening van het organische stof gecorrigeerd voor dat gehalte aan vrij ijzer. Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
Oliechromatogram 1 van 2
OLIE-ONDERZOEK Monstercode Project omschrijving Uw referentie Methode
: : : :
4817951 MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) minerale olie (florisil clean-up)
OLIECHROMATOGRAM
➝ oliefractieverdeling OLIEFRACTIEVERDELING 1) 2) 3) 4)
fractie > C10 - C19 fractie C19 - C29 fractie C29 - C35 fractie C35 -< C40
6% 47 % 46 % <1 %
totale minerale olie gehalte: <38 mg/kg ds
ANALYSEMETHODE Voorbewerking grond Voorbewerking AP04 Voorbewerking water Analyse Interpretatie
: : : : :
Hexaanextractie gebaseerd op NEN 6978, incl. florisil clean-up. Petroleum-etherextractie conform NEN 6978, incl. florisil clean-up. Hexaanextractie gebaseerd op ISO 9377-2, incl. florisil clean-up. Gaschromatograaf met capillaire kolom en vlamionisatie detectie. Raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.
De volgende aanvullende clean-up mogelijkheden kunnen worden aangevraagd: Veen clean-up : Verwijdert eventuele restanten natuurlijke verbindingen uit extract. De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling) Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
Oliechromatogram 2 van 2
OLIE-ONDERZOEK Monstercode : 4817952 Project omschrijving : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 Uw referentie : 01 (50-70) 01 (70-120) 01 (120-170) 01 (170-220) 01 (220-270) 01 (270-290) 02 (60-110) 02 (120-170) 02 (170-200) Methode : minerale olie (florisil clean-up) OLIECHROMATOGRAM
➝ oliefractieverdeling OLIEFRACTIEVERDELING 1) 2) 3) 4)
fractie > C10 - C19 fractie C19 - C29 fractie C29 - C35 fractie C35 -< C40
42 % 24 % 19 % 15 %
totale minerale olie gehalte: <38 mg/kg ds
ANALYSEMETHODE Voorbewerking grond Voorbewerking AP04 Voorbewerking water Analyse Interpretatie
: : : : :
Hexaanextractie gebaseerd op NEN 6978, incl. florisil clean-up. Petroleum-etherextractie conform NEN 6978, incl. florisil clean-up. Hexaanextractie gebaseerd op ISO 9377-2, incl. florisil clean-up. Gaschromatograaf met capillaire kolom en vlamionisatie detectie. Raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.
De volgende aanvullende clean-up mogelijkheden kunnen worden aangevraagd: Veen clean-up : Verwijdert eventuele restanten natuurlijke verbindingen uit extract. De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling) Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
Bijlage 1 van 1 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 394817 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Analysemethoden in Grond (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Samplemate Droogrest Organische stof (gec. voor lutum) Lutumgehalte (pipetmethode) Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Zink (Zn) Minerale olie (florisil clean-up) PAKs PCBs
: : : : : : : : : : : : : : : :
Conform AS3100 en NEN 5709 Conform AS3010 prestatieblad 2 Conform AS3010 prestatieblad 3 Conform AS3010 prestatieblad 4; gelijkwaardig aan NEN 5753 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN-ISO 16772 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 7 Conform AS3010 prestatieblad 6 Conform AS3010 prestatieblad 8
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
T en A Survey BV T.a.v. de heer B.J. Groenendaal Postbus 20670 1001 NR AMSTERDAM
Uw kenmerk : Ons kenmerk : Validatieref. : Opdrachtverificatiecode : Bijlage(n) :
MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 Project 395501 395501_certificaat_v1 TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP 2 tabel(len) + 1 oliechromatogram(men) + 2 bijlage(n)
Amsterdam, 14 december 2011 Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Omegam Laboratoria volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Omegam Laboratoria". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften. Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice. Hoogachtend, namens Omegam Laboratoria,
drs. R.R. Otten Directeur
Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.
postbus 94685 1090 GR Amsterdam
T 020 5976 769 F 020 5976 689
ABN·AMRO bank 462704564 BTW nr. NL8139.67.132.B01
HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam
[email protected] www.omegam.nl
Kvk 34215654
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 395501 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Monsterreferenties 4917082 = 01 (190-290)
Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix
: : : : :
Anorganische parameters - metalen Metalen ICP-MS (opgelost): S barium (Ba) µg/l S cadmium (Cd) µg/l S kobalt (Co) µg/l S koper (Cu) µg/l S kwik (Hg) FIAS/Fims µg/l S lood (Pb) µg/l S molybdeen (Mo) µg/l S nikkel (Ni) µg/l S zink (Zn) µg/l Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) µg/l Organische parameters - aromatisch Vluchtige aromaten: S styreen µg/l S benzeen µg/l S tolueen µg/l S ethylbenzeen µg/l S xyleen (ortho) µg/l S xyleen (som m+p) µg/l S naftaleen µg/l S som xylenen µg/l Organische parameters - gehalogeneerd Vluchtige chlooralifaten: S dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S 1,2-dichlooretheen (trans) µg/l S 1,2-dichlooretheen (cis) µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S trichloormethaan µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S tetrachlooretheen µg/l S vinylchloride µg/l S som C+T dichlooretheen µg/l S som dichloorpropanen µg/l Vluchtige gehalogeneerde alifaten - divers: S tribroommethaan µg/l
08/12/2011 09/12/2011 09/12/2011 4917082 Grondwater
88 < 0,4 < 10 < 10 < 0,05 < 10 <3 < 10 38 < 100
< 0,2 < 0,2 < 0,2 < 0,2 < 0,1 < 0,2 < 0,05 0,2
< 0,2 < 0,5 < 0,5 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,25 < 0,25 < 0,25 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,2 0,1 0,52 < 0,5
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 395501 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Oliechromatogram 1 van 1
OLIE-ONDERZOEK Monstercode Project omschrijving Uw referentie Methode
: : : :
4917082 MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 01 (190-290) minerale olie (florisil clean-up)
OLIECHROMATOGRAM
➝ oliefractieverdeling OLIEFRACTIEVERDELING 1) 2) 3) 4)
fractie > C10 - C19 fractie C19 - C29 fractie C29 - C35 fractie C35 -< C40
41 % 59 % <1 % <1 %
totale minerale olie gehalte: <100 µg/l
ANALYSEMETHODE Voorbewerking grond Voorbewerking AP04 Voorbewerking water Analyse Interpretatie
: : : : :
Hexaanextractie gebaseerd op NEN 6978, incl. florisil clean-up. Petroleum-etherextractie conform NEN 6978, incl. florisil clean-up. Hexaanextractie gebaseerd op ISO 9377-2, incl. florisil clean-up. Gaschromatograaf met capillaire kolom en vlamionisatie detectie. Raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.
De volgende aanvullende clean-up mogelijkheden kunnen worden aangevraagd: Veen clean-up : Verwijdert eventuele restanten natuurlijke verbindingen uit extract. De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling) Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Bijlage 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 395501 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Houdbaarheid- & conserveringsopmerkingen De onderstaande constatering(en) wijzen op een afwijking van het SIKB-protocol 3001 (Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen van milieumonsters). Deze afwijking resulteert in de volgende voorgeschreven opmerking: "Er zijn verschillen met de richtlijnen geconstateerd die de betrouwbaarheid van de gemarkeerde resultaten in dit analyserapport mogelijk hebben beïnvloed." Deze bijlage vormt samen met andere bijlagen, tabellen en het voorblad, een integraal onderdeel van dit analyse-certificaat.
Uw referentie Monstercode
: 01 (190-290) : 4917082
Opmerking(en) by analyse(s): Chlooralifaten: - Het aangeleverde watermonster bevat een headspace (luchtbel).
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Bijlage 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 395501 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Analysemethoden in Grondwater (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Zink (Zn) Minerale olie (florisil clean-up) Aromaten (BTEXXN) Styreen Chlooralifaten Vinylchloride
: : : : : : : : : : : : : :
Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 5 Conform AS3130 prestatieblad 1 Conform AS3130 prestatieblad 1 Conform AS3130 prestatieblad 1 Conform AS3130 prestatieblad 1
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Toetsingskader
BIJLAGE 5
Als beoordelingskaders van de analyseresultaten is gebruik gemaakt van het “Besluit bodemkwaliteit 2007” (2007; staatscourant nummer 247) en de wijzigingen in het Besluit bodemkwaliteit zoals die gepubliceerd zijn in de staatscourant 2008 nr. 122, 2008 nr. 196, 2008 nr. 2363 en 2009 nr. 17187, alsmede de “Circulaire bodemsanering 2009” (2009; Staatscourant nummer 67). Allen gepubliceerd door het ministerie van VROM. In deze bijlage treft u een overzicht aan van de belangrijkste terminologie en regelgeving in deze circulaires. Het Besluit bodemkwaliteit kent voor de algemene toepassing van grond en baggerspecie op of in de bodem een generiek (landelijk geldend) kader en een gebiedsspecifiek (locaal vast te stellen) kader. Op dit moment kennen nog weinig locale overheden een gebiedspecifieke kader. In deze gevallen geldt automatisch het generiek kader. De toe te passen grond of baggerspecie moet voldoen aan de eisen die gelden op de locatie van toepassing. Deze eisen worden in het generieke kader neergelegd in de vorm van de bodemkwaliteitsklassen wonen en Industrie en achtergrondwaarden (landbouw/natuur). In het gebiedsspecifieke kader worden de eisen vastgelegd in de nota bodembeheer in de vorm van lokale maximumwaarden. In het onderstaande overzicht wordt een drietal toetsingswaarden genoemd, als toetsingskader voor de beoordeling van grond en grondwater, te weten: AW
Bij regeling van Onze Ministers vastgestelde gehalten aan chemische stoffen voor een goede bodemkwaliteit, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door locale verontreinigingbronnen.
WO Grond die voldoet aan de maximale waarden voor wonen, of woongrond. IND Grond die voldoet aan de maximale waarden voor Industrie, of Industriegrond. Grond die niet voldoet aan de Industriewaarden is in het algemeen niet-toepasbaar. Overigens blijft het begrip interventiewaarde wel bestaan. Of een bepaalde hoeveelheid grond of bodem voldoet aan de Achtergrondwaarden wordt vastgelegd in een milieuhygiënische verklaring. Er bestaan een aantal verschillende soorten milieuhygiënische verklaringen; partijkeuring (uitkomende/toe te passen grond); erkende kwaliteitsverklaring (BRL); fabrikant eigenverklaring (groeve); bodemkwaliteitskaart (uitkomende/toe te passen grond en ontvangende bodem) of bodemonderzoek (ontvangende bodem). Voor grond waarin een of meerdere Industriewaarden worden overschreden komt men in het spoor van de Wet bodembescherming terecht. Ook voor grondwater is de Wet Bodembescherming geldend.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
Functieklasse Achtergrondwaarde
Alle verontreinigingen voldoen aan de Achtergrondwaarden, met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie tabel. De overschrijding mag maximaal twee maal de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden bedragen. Elke overschrijding is lager dan de norm voor klassegrens wonen.
Wonen
Alle verontreinigingen voldoen aan de klassegrens wonen, met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie tabel. De overschrijding mag maximaal de norm voor de klassegrens wonen plus de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden bedragen. Elke overschrijding is lager dan de norm voor klassegrens Industrie.
Industrie
Als de melding niet leidt tot de indeling in klasse wonen of achtergrond wordt de bodemkwaliteit ingedeeld in de klasse Industrie. Aantal gemeten stoffen basispakket 16 – 26 27 – 36 37 - 48
Aantal overschrijdingen 2 3 4 5
In het onderstaande overzicht wordt een drietal toetsingswaarden in het kader van de Wet Bodembescherming genoemd, als toetsingskader voor de beoordeling van verontreinigde grond en grondwater, te weten: Achtergrondwaarde / Streefwaarde: De Achtergrondwaarde/Streefwaarde geeft het niveau aan van een duurzame bodemkwaliteit oftewel het niveau, tot waar risico's voor mens, dier en plant verwaarloosbaar zijn. In het geval de detectielimiet van een analysemethode de Achtergrondwaarde overschrijdt, is de detectielimiet door ons als toetsingswaarde gehanteerd. Tussenwaarde:
De Tussenwaarde is gelijk aan het gemiddelde van de Achtergrondwaarde en interventiewaarde (zie onder). Als de Tussenwaarde wordt overschreden, is er in principe een noodzaak tot het verrichten van een nader onderzoek naar de mate en omvang van een aangetoonde verontreiniging. In sommige situaties, met name wanneer sprake is van mobiele verontreinigingen in het grondwater, kan dit echter ook zonder overschrijding van de Tussenwaarde al het geval zijn.
Interventiewaarde:
De interventiewaarden geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Deze waarde geldt als criterium ter bepaling van het vaststellen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (zie onder).
Om de mate van verontreiniging aan te geven, wordt gebruik gemaakt van de volgende terminologie. Niet verontreinigd:
Van een niet verontreinigde oftewel schone bodem is sprake wanneer de concentraties van de geanalyseerde stoffen lager dan of gelijk zijn aan de Achtergrondwaarde. In bepaalde situaties kan, ondanks één of meerdere overschrijdingen van de Achtergrondwaarde, toch worden gesproken van "schone grond".
Geval van ernstige bodemverontreiniging:Wanneer voor tenminste één stof de gemiddeld gemeten concentratie van minimaal 25 m3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging en/of 100 m3 poriënverzadigd bodemvolume in het geval van grondwater-verontreiniging de interventiewaarde overschrijdt, is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) humus (% op ds) lutum (% op ds)
1,3 3,9 S
T
1,1 1,3 S
I
T
I
Zware metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
61 0,36 5,2 21 0,11 33 1,5 14 65
177 4,1 35 59 13 191 96 27 199
294 7,8 65 98 26 349 190 40 333
49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59
143 4,0 29 56 13 184 96 23 181
237 7,6 54 92 25 337 190 34 303
PAK 10 VROM
1,5
21
40
1,5
21
40
PCB (som 7)
0,0040
0,10
0,20
0,0040
0,10
0,20
Minerale olie C10-C40
38
519
1000
38
519
1000
Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van het Besluit bodemkwaliteit (mg/kg d.s.) Humus Lutum
1,3 3,9 AW
WO
Zware metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
61 0,36 5,2 21 0,11 33 1,5 14 65
176 0,72 12 28 0,60 138 88 15 92
PAK 10 VROM
1,5
PCB (som 7) Minerale olie C10-C40
AW T I WO IND
1,1 1,3 AW
WO
294 2,6 65 98 3,4 349 190 40 333
49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59
142 0,70 10,0 26 0,58 133 88 13 84
237 2,5 54 92 3,3 337 190 34 303
6,8
40
1,5
6,8
40
0,0040
0,0040
0,10
0,0040
0,0040
0,10
38
38
100
38
38
100
IND
Achtergrondwaarde Tussenwaarde Interventiewaarde Wonen Industrie
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
IND
Grondwaternormen van de Wet Bodembescherming (µg/l) S
T
I
Zware metalen barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
50 0,4 20 15 0,05 15 5,0 15 65
338 3,2 60 45 0,17 45 153 45 433
625 6 100 75 0,3 75 300 75 800
Vluchtige aromaten benzeen ethylbenzeen styreen tolueen xylenen naftaleen
0,2 4 6 7 0,2 0,01
15 77 153 504 35 35
30 150 300 1000 70 70
Vluchtige chloorkoolwaterstoffen 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,2-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen dichloormethaan monochloorbenzeen tetrachlooretheen (PER) tetrachloormethaan (TETRA) trans-1,2 dichlooretheen trichlooretheen (TRI) trichloormethaan
0,01 0,01 7 7 0,01 0,01 0,01 7 0,01 0,01 0,01 24 6
150 65 454 204 10 10 500 94 20 5 10 262 203
300 130 900 400 20 20 1000 180 40 10 20 500 400
minerale olie 50 325 600 S = Streefwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming T = Tussenwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming I = Interventiewaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 d.d. 14 december 2011
Bijlage 2: Quickscan Flora en Fauna
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een verkennend flora- en faunaonderzoek is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. Natuurbescherming in Nederland De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het ‘Natuurbeleidsplan’ (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in de Structuurvisie en Verordening Ruimte is vastgelegd. Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er n.a.v. projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningsplichtig. Provinciaal beleid De EHS en de provinciale groenstructuur zijn ruimtelijk in de Structuurvisie en Verordening vastgelegd. De EHS is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheergebieden voor agrarisch natuurbeheer behoren tot de EHS. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de
1
Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Van deze laatste groep is een lijst opgesteld met vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn en een lijst met vogels waarbij inventarisatie gewenst is. Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Met passende maatregelen kan de aanvraagprocedure voor een ontheffing voorkomen worden. Voor soorten van 'tabel 2' geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Als passende maatregelen niet mogelijk zijn dan dient er een ontheffing aangevraagd te worden op grond van een belang behorende bij het beschermingsregime waaronder de soort beschermd wordt. Verkennend natuurwaarden onderzoek Harkebuurt 3 In de quick-scan zijn de gevolgen van de ruimtelijke ingreep afgezet tegen de aanwezige natuurwaarden vanuit de Flora- en faunawet. Deze werkwijze vloeit voort uit de ‘Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen’ van het Ministerie van LNV van september 2009. Om een beeld te krijgen van de natuurwaarden is op 10 november 2011 door een ecoloog van BRO1 een verkennend veldbezoek gebracht aan het plangebied. Het doel van dit verkennende terreinbezoek was een beeld te krijgen van de gebiedskenmerken, het grondgebruik en de mogelijke natuurwaarden binnen het plangebied. Mogelijke verblijfplaatsen en sporen van dieren zijn onderzocht. Naast een veldbezoek is er een bronnenonderzoek gedaan. Voor dit bronnenonderzoek is gebruik gemaakt van vrij beschikbare gegevens, zoals de provinciale natuurgegevens en algemene verspreidingsatlassen. Aan de hand van het uitgevoerde onderzoek is vervolgens een inschatting gemaakt van de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op beschermde natuurwaarden. Ecologische gebiedsbeschrijving Het plangebied is gelegen achter de bestaande bedrijfsbebouwing aan de Harkebuurt 3 in het buitengebied van de gemeente Texel. Het bedrijf bevindt zich ten westen van de woonkern van Oosterend. Het plangebied wordt aan de noord- en oostzijde omgeven door bebouwingen van de bedrijven rondom het terrein en aan de zuid- en westzijde door open, deels agrarische, graslanden. Het plangebied zelf ligt ten zuidwesten van de bestaande bedrijfbebouwing van de Snelstart en is slechts begroeid met algemene grassen en kruiden. Rondom het plangebied zijn opgaande beplantingen aanwezig, daarnaast bevindt zich een solitaire boom binnen de grenzen van het plangebied.
1
BRO is lid van het Netwerk Groene Bureaus. Het NGB is de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en heeft als doel kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging. Onze werkzaamheden voeren wij dan ook uit volgens de door het NGB vastgestelde gedragscode (versie juni 2008, aangevuld in februari 2010). De medewerkers binnen de discipline ecologie voldoen aan de door het Ministerie van EL&I genoemde voorwaarden voor ter zake deskundigen op het gebied van ecologisch onderzoek.
2
In de bovenstaande afbeeldingen is de bestaande bedrijfbebouwing van Snelstart te zien, met de voorkant van het gebouw op de linkerfoto en de noordzijde van het gebouw op de rechterfoto.
In de bovenstaande afbeelding is een impressie van het plangebied te zien, met in de linkerfoto de bestaande bedrijfsbebouwing waarachter de uitbreiding van het plan is voorzien en in de rechterfoto het overige terrein, op beide foto’s is de solitaire boom te zien.
Natuurbeschermingswet Het projectgebied ligt buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden (zie de uitsnede van de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van provincie Noord-Holland). De dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebieden, de Natura 2000-gebieden ‘Waddenzee’ (tevens aangemerkt als ‘Wetland’) en ‘Duinen en Lage Land Texel’, liggen op meer dan 2 kilometer afstand van het projectgebied. Mogelijk verstorende effecten van de ruimtelijke ontwikkeling zoals versnippering, verandering van de waterhuishouding, verstoring door licht, geluid, trillingen en menselijke activiteit zijn over deze afstand redelijkerwijs uit te sluiten. Vanuit het project hoeft daarom geen rekening te worden gehouden met wettelijke gebiedsbescherming.
3
Uitsnede van de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van provincie Noord-Holland; het plangebied is aangegeven met een rode omlijning (bron: http://gis.noord-holland.nl/structuurvisie2040/).
Planologisch beschermde natuurwaarden De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Op meer dan 1000 meter afstand van het plangebied liggen gebieden die zijn aangewezen als EHS. Het plangebied zelf ligt geheel buiten de EHS zoals deze is vastgesteld in de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van provincie Noord-Holland. Vanuit provinciaal beleid hoeft daarom geen rekening gehouden te worden met planologische bescherming van natuurwaarden. Flora Het plangebied is voornamelijk begroeid met grassen en kruidenrijke vegetatie, er is een solitaire boom binnen het plangebied aanwezig. Rondom het plangebied zijn met name aan de zuid- en zuidwestzijde opgaande beplantingen aanwezig. Deze beplantingen worden door de ruimtelijke ontwikkeling (de uitbreiding van het bedrijfgebouw van Snelstart) niet aangetast. Op basis van de waarnemingen en de aanwezige biotoop zijn geen streng beschermde plantensoorten binnen het plangebied te verwachten. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling heeft derhalve geen negatief effect op streng beschermde plantensoorten (van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet). Vanuit de Flora- en faunawet hoeft er geen rekening gehouden te worden met beschermde plantensoorten. Grondgebonden zoogdieren In het plangebied kunnen enkele algemeen beschermde diersoorten van beschermingsniveau 1, zoals Huisspitsmuis, Haas en Egel, op enige wijze in het plangebied voorkomen. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op basis van het veldbezoek, algemene verspreidingsgegevens en habitatvoorkeur is het voorkomen van grondgebonden strenger beschermde soorten, zoals Noordse woelmuis en Waterspitsmuis, binnen het plangebied redelijkerwijs uit te sluiten. Vanuit de Flora- en faunawet hoeft geen rekening gehouden te worden met beschermde grondgebonden zoogdieren. Vleermuizen Binnen het plangebied zijn, door de afwezigheid van potentiële verblijfplaatsen (zoals bestaande bebouwingen of holtes in bomen), de marginale geschiktheid van het gebied
4
als foerageergebied en de afwezigheid van lijnstructuren die mogelijk gebruikt worden als vaste vliegroute voor vleermuizen, geen negatieve effecten op vleermuizen als op de huidige staat van instandhouding te verwachten. Er is geen aanvullend onderzoek naar het gebruik en functie van het plangebied voor vleermuizen noodzakelijk. De ontwikkeling kan wat betreft vleermuizen in overeenstemming met de Flora- en faunawet plaats vinden. Vogels Soorten met jaarrond beschermde nestplaatsen volgens de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ van het Ministerie van LNV uit 2009 zijn in en rondom het plangebied niet aangetroffen. Algemene vogelsoorten, zoals Spreeuw en Merel, kunnen in de boom en de opgaande begroeiingen rondom het terrein tot broeden komen. Voor algemeen voorkomende vogels geldt dat de verblijfplaatsen en nesten alleen gedurende het broedseizoen aangemerkt zijn als vaste rust- en verblijfplaats en beschermd zijn. Voor schadelijke werkzaamheden in het broedseizoen wordt geen ontheffing verleend, omdat het uitvoeren van de werkzaamheden buiten het broedseizoen over het algemeen een goed alternatief vormt. Het is daarom aan te bevelen om benodigde werkzaamheden uit te voeren (kappen van de solitaire boom en de bouwwerkzaamheden) in de periode dat de kans op broedende vogels het kleinst is. Dit is het geval in de periode september tot maart. Indien dit niet mogelijk is, is het nodig om voorafgaand aan de werkzaamheden de opgaande begroeiingen aan de oostzijde van het plangebied te laten controleren op aanwezige broedvogels. Wanneer dan geen vogels op of rondom het terrein nestelen, kan alsnog begonnen worden met de ingreep. Vissen, amfibieën en reptielen Binnen het plangebied is geen water aanwezig, derhalve is het voorkomen van (beschermde) vissoorten uitgesloten. Het plangebied is als landbiotoop enigszins geschikt voor verscheidene amfibiesoorten. Algemene verspreidingsgegevens laten zien dat zowel Bruine kikker als Bastaardkikker op Texel voorkomen, echter de waarnemingen zijn op redelijke afstand van het plangebied gedaan. Streng beschermde amfibiesoorten, zoals Heikikker en Rugstreeppad, komen op Texel respectievelijk alleen in het zuidenzuidwesten en in de duinen van Texel voor. Op Texel komen geen reptielsoorten voor, derhalve zijn negatieve effecten op deze soortgroep uitgesloten. Gezien de huidige inrichting en algemene verspreidingsgegevens is de aanwezigheid van streng beschermde vis-, amfibie- en reptielsoorten redelijkerwijs niet te verwachten. Beschermde ongewervelde diersoorten Voor beschermde ongewervelde soorten heeft het plangebied weinig waarde door het ontbreken van geschikte biotopen en vegetaties. Derhalve zijn negatieve effecten op deze soortgroepen redelijkerwijs niet te verwachten.
Conclusie en aanbevelingen Het gehele terrein ligt buiten de invloedssfeer van door de Natuurbeschermingswet beschermde gebieden en geheel buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Er hoeft geen rekening gehouden te worden met de wettelijke en planologische gebiedsbescherming. Door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling zullen geen beschermde natuurwaarden verloren gaan.
5
Algemene vogelsoorten kunnen in de opgaande begroeiingen op en rondom het terrein tot broeden komen. Voor weidevogels en andere algemeen voorkomende vogels geldt dat de verblijfplaatsen en nesten alleen gedurende het broedseizoen aangemerkt zijn als vaste rust- en verblijfplaats en beschermd zijn. Voor schadelijke werkzaamheden in het broedseizoen wordt geen ontheffing verleend, omdat het uitvoeren van de werkzaamheden buiten het broedseizoen over het algemeen een goed alternatief vormt. Het is daarom aan te bevelen om benodigde werkzaamheden uit te voeren (dit geldt zowel voor het kappen van de solitaire boom als voor de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en de aanleg van een parkeerplaats) in de periode dat de kans op broedende vogels het kleinst is. Dit is het geval in de periode september tot maart. Indien dit niet mogelijk is, is het nodig om voorafgaand aan de werkzaamheden de opgaande begroeiingen rondom het plangebied en het terrein waar de nieuwe woning op voorzien is, te laten controleren op aanwezige broedvogels. Wanneer dan geen vogels op of rondom het terrein nestelen, kan alsnog begonnen worden met de ingreep. Met inachtneming van de bovenstaande voorwaarden kan de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling van zowel de sloop van het bestaande woonhuis als de bouw van een nieuwe woning in overeenstemming met het natuurbeleid in Nederland plaatsvinden.
6
Bijlage 3: Archeologisch bureauonderzoek
-Rapporten
Een archeologisch bureau-onderzoek en een verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Harkebuurt 3 te Oosterend, gemeente Texel (NH)
K.A. Hebinck
ARC-Rapporten 2011-142 Geldermalsen 2011 ISSN 1574-6887
Colofon Een archeologisch bureau-onderzoek en een verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Harkebuurt 3 te Oosterend, gemeente Texel (NH) ARC-Rapporten 2011-142 ARC-Projectcode 2011/284 Tekst K.A. Hebinck Afbeeldingen K.A. Hebinck Redactie K. Otten Versie 1.1 (Concept), 8 december 2011
Autorisatie — C.G. Koopstra Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen Beheer en plaats van documentatie ARC bv ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2011 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2011-142
ARC bv
Inhoud 1
. . . . . . . . .
4 4 4 4 4 4 5 5 5 5
. . . .
7 7 9 11 11
3
Resultaten inventariserend veldonderzoek 3.1 Booronderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1.1 Vondsten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12 12 12
4
Samenvatting en conclusie
13
5
Aanbeveling
14
2
Inleiding 1.1 Aanleiding tot het onderzoek . . . . . . . . . . . . 1.2 Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied . 1.3 Overzicht van de geplande werkzaamheden . . . . 1.4 Doel van het onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . 1.4.1 Bureau-onderzoek . . . . . . . . . . . . . 1.4.2 Inventariserend veldonderzoek . . . . . . . 1.5 Werkwijze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.5.1 Bureau-onderzoek . . . . . . . . . . . . . 1.5.2 Inventariserend veldonderzoek . . . . . . . Resultaten bureau-onderzoek 2.1 Bekende aardwetenschappelijke waarden . . . . 2.2 Bekende archeologische waarden . . . . . . . . . 2.3 Historische situatie en bouwhistorische waarden . 2.4 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Bijlagen
. . . .
. . . . . . . . .
. . . .
. . . . . . . . .
. . . .
. . . . . . . . .
. . . .
. . . . . . . . .
. . . .
. . . . . . . . .
. . . .
. . . . . . . . .
. . . .
. . . . . . . . .
. . . .
29
1
Rapport 2011-142
ARC bv
Projectgegevens Projectnaam Projectcode CIS-code
Oosterend, Harkebuurt 3 2011/284 49.484
Projectleider Contact
Drs. K.A. Hebinck 0345-620106, [email protected]
Opdrachtgever Contact
BRO, dhr. J. Visser 020-5061999, [email protected]
Bevoegde overheid Contact
Gemeente Texel, dhr. J. Veldkamp 0222-362190, [email protected]
Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie
Harkebuurt Oosterend Texel Noord-Holland
Kaartblad RD-co¨ordinaten
9B N: 119.732/566.731 O: 119.753/566.741 Z: 119.765/566.722 W: 119.745/566.711
oppervlakte
500 m2
Beschrijving onderzoekslocatie Geologie
Formatie van Boxtel op Formatie van Drenthe, Laagpakket van Gieten
Geomorfologie
Dekzandrug
Bodem
Vlakvaaggronden, grondwatertrap IV
Historische situatie
Locatie is vanaf 1830 in gebruik geweest als weiland.
Archeologische verwachting
Hoge trefkans op resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe Tijd door ligging op een dekzandrug. Verhoogde kans op resten uit de periode IJzertijd – Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen door ligging direct naast AMK-terrein 5.711 en 5.712.
2
• Oosterend
568
567
566
119
120
121
122
565
Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie (omcirkeld) en omgeving, voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.
Rapport 2011-142
1
ARC bv
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
In opdracht van BRO heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een archeologisch bureau-onderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd aan de Harkebuurt te Oosterend. Aanleiding voor dit onderzoek vormt de uitbreiding van het huidige kantoorpand. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg1 dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het bureau-onderzoek en veldwerk zijn uitgevoerd door drs. K.A. Hebinck op respectievelijk 21 en 25 november 2011. Het archeologische onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).2
1.2
Ligging en beschrijving van het onderzoeksgebied
Het onderzoeksgebied ligt in het buitengebied ten oosten van Oosterend. De ligging van het onderzoeksgebied is weergegeven op afbeelding 1. Het terrein ligt direct ten westen van de bestaande bebouwing. Het is op dit moment onbebouwd en in gebruik als tuin. De locatie heeft een oppervlak van 500 m2 en ligt op een hoogte van 1,0 m +NAP.
1.3
Overzicht van de geplande werkzaamheden
De geplande werkzaamheden bestaan uit de uitbreiding van het huidige kantoorpand. De ligging van deze uitbreiding is weergegeven in afbeelding 2. Een overzicht van de geplande nieuwbouw is weergegeven in afbeelding 3. De totale oppervlakte van de nieuwbouw bedraagt 23 bij 21,5 m. De nieuwbouw zal niet worden onderkelderd. Voor de funderingssleuven zal worden uitgegaan van een verstoringsdiepte van ca. 1 m –mv.
1.4
Doel van het onderzoek
1.4.1
Bureau-onderzoek
Doel van het bureau-onderzoek is het verkrijgen van inzicht in bekende en te verwachten archeologische waarden in en om het plangebied. Op basis van de verkregen informatie wordt een archeologisch verwachtingsmodel voor de onderzoekslocatie opgesteld. Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig 1 2
In werking getreden op 1 september 2007. De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.
4
Rapport 2011-142
ARC bv
(kunnen) zijn in het plangebied, wat de potenti¨ele aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in het plangebied een bedreiging vormen voor het bodemarchief. Indien dit het geval is, wordt geadviseerd op welke wijze hiermee in het vervolgtraject van de plannen rekening dient te worden gehouden. 1.4.2
Inventariserend veldonderzoek
Het inventariserende veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te completeren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend onderzoek. Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten. Het onderzoek is uitgevoerd als verkennend booronderzoek.
1.5
Werkwijze
1.5.1
Bureau-onderzoek
Voor het bureau-onderzoek wordt bronnenmateriaal uit diverse disciplines geraadpleegd en ge¨ıntegreerd tot een archeologisch verwachtingsmodel. Op basis van geologische, geomorfologische en bodemkundige informatie wordt een beeld geschetst van de landschappelijke ontwikkeling van de omgeving van de onderzoekslocatie. Deze landschappelijke ontwikkeling geeft inzicht in de potenti¨ele bewoonbaarheid van de locatie. Voor de beschrijving van de archeologische waarden wordt gebruikgemaakt van Archis2 (de online archeologische database van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)), de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK), en, indien van toepassing, van informatie over eerder gedaan onderzoek en archeologische waarnemingen. Naast deze informatie is gebruikgemaakt van de archeologische waarden- en beleidskaart van de provincie Noord-Holland3 en de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Texel (Kerkhoven & Klerks 2007). De historische ontwikkeling wordt beschreven aan de hand van historisch-topografisch kaartmateriaal en historische bronnen. Hierbij wordt ook ingegaan op eventuele (sub)recente verstoringen die de archeologische verwachting be¨ınvloeden. 1.5.2
Inventariserend veldonderzoek
Het IVO is uitgevoerd als een verkennend booronderzoek. Voor het booronderzoek zijn in totaal zes boringen gezet verspreid over de locatie. De posities van de boringen zijn ingemeten met behulp van GPS en meetlinten. De maaiveldhoogte is bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Voor het 3
http://chw.noord-holland.nl
5
Rapport 2011-142
ARC bv
boren is gebruikgemaakt van een edelmanboor met een diameter van 7 cm. De bodemopbouw is beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (Bosch 2005). Het opgeboorde materiaal is in het veld doorzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot. In verband met de aard van het landgebruik (begroeid) is er geen oppervlaktekartering uitgevoerd.
6
Rapport 2011-142
2 2.1
ARC bv
Resultaten bureau-onderzoek Bekende aardwetenschappelijke waarden
De onderzoekslocatie ligt op het waddeneiland Texel. De waddeneilanden bestaan grotendeels uit duinen op mariene afzettingen en maken deel uit van het noordelijk zeekleigebied en het duingebied. De kern van Texel (het Oude Land) wordt gevormd door afzettingen die dateren uit de voorlaatste ijstijd, het Saalien. Dit deel maakt qua genese deel uit van het noordelijk zandgebied (Berendsen 2005). In het Saalien is Noord-Nederland geheel bedekt door landijs. Onder dit landijs wordt een 1 – 3 m dik pakket grondmorene afgezet dat bestaat uit stugge leem veelal met inschakelingen van stenen. Deze leem, die veelal keileem wordt genoemd, komt pas aan de oppervlakte na het afsmelten van het landijs. Dit keileem wordt gerekend tot het Laagpakket van Gieten binnen de Formatie van Drenthe (De Mulder et al. 2003). Het landijs is in fasen in zuidelijke richting uitgebreid. Hierdoor is plaatselijk het aanwezige sediment opgedrukt tot lage stuwwallen. De kern van Texel wordt gevormd door een dergelijke stuwwalrest, die samen met de stuwwalresten van Wieringen, Gaasterland, Steenwijk en Coevorden e´ e´ n reeks vormt op de zuidelijk grens van het Drents-Friese keileemplateau (Kloosterhuis 1986, Berendsen 2005). Gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (115.000 – 10.000 jaar geleden), bereikt het landijs Nederland niet. Tijdens het koudste deel van deze ijstijd, het Pleniglaciaal (26.000 – 13.000 jaar geleden) heerst in Nederland een poolklimaat. De bodem is permanent bevroren (permafrost) en vegetatie is vrijwel verdwenen. Onder deze periglaciale omstandigheden hebben wind en water vrij spel. Oudere sedimenten worden door verstuiving en sneeuwsmeltwater continu omgewerkt en opnieuw afgezet. Deze zogenaamde nat-eolische zanden kenmerken zich door het voorkomen van grindsnoertjes en leemlaagjes en worden ingedeeld bij de Formatie van Boxtel. Voorheen werden deze zanden ook wel Oude Dekzanden genoemd. In het Bølling-Allerød-interstadiaal (13.000 – 11.000 jaar geleden) verbetert het klimaat en kan de vegetatie zich herstellen, waardoor een einde komt aan de grootschalige erosie- en sedimentatiecyclus en bodemvorming kan optreden (de zogenaamde Allerød-bodem) . Tussen 11.000 en 10.000 jaar geleden (het Jonge Dryasstadiaal) verslechtert het klimaat weer en kent Nederland een toendraklimaat. Er is sprake van discontinue permafrost en het vegetatiedek breekt open. Hierdoor kan lokaal zand gaan verstuiven dat vervolgens wordt afgezet in langgerekte en paraboolvormige ruggen en rond het aanwezige reli¨ef, zoals de keileemruggen (Kloosterhuis 1986, Berendsen 2004). Dit puur eolisch afgezette zand wordt dekzand genoemd en vormt het Laagpakket van Wierden binnen de Formatie van Boxtel (De Mulder et al. 2003). Vroeger werden deze zanden Jonge Dekzanden genoemd. Dit dekzand komt in de omgeving van de onderzoekslocatie vrijwel direct aan het maaiveld voor. In het Holoceen (10.000 – heden) treed een klimaatverbetering op en kan in de pleistocene zanden bodemvorming optreden. In de relatief arme dekzanden worden 7
Rapport 2011-142
ARC bv
voornamelijk podzolgronden gevormd. De verdere ontwikkeling van Texel is in het Holoceen in sterke mate be¨ınvloed door de holocene zeespiegelstijging. Tot 7000 BP4 verloopt deze stijging zeer snel. Iets ten westen van de huidige kustlijn ontstaan strandwallen, met daarachter een wadden- en kweldergebied. Aan de rand van dit kweldergebied ontstaan door uittredend grondwater zoetwatermoerassen, waarin veenvorming optreed. Door de voortdurende zeespiegelstijging komt de kustlijn steeds verder landinwaarts te liggen, met als gevolg dat ook het kustmoeras steeds verder landinwaarts opschuift en er over het reeds gevormde veen nieuwe mariene sedimenten worden afgezet. Zo ontstaat op het oude pleistocene landoppervlak een dunne laag veen met daarop een pakket mariene afzettingen. Dit veen vormt de Basisveen Laag van de Formatie van Nieuwkoop. De mariene afzettingen vormen het Laagpakket van Wormer (getijde-afzettingen), binnen de Formatie van Naaldwijk (De Mulder et al. 2003). Deze afzettingen komen alleen voor op het noordelijke deel van Texel. Op de hoger gelegen pleistocene kern ontbreken deze afzettingen (Kloosterhuis 1986) Tussen 5500 en 4500 BP is de snelheid van de zeespiegelstijging dusdanig afgenomen dat de kustlijn zich stabiliseert (Beets & Van der Spek 2000). Vanaf deze tijd kunnen de strandwallen zich in westelijke richting uitbreiden, waarbij de jongere ten westen van de oudere worden gevormd. Door de doorgaande zeespiegelstijging neemt de hoogte van de strandwallen in westelijke richting toe. Door de uitbouw van de kust wordt een gesloten rij van strandwallen gevormd, waardoor de zee minder invloed heeft op het achterliggende land. Hierdoor treed er in dit gebied verzoeting op en wordt op grote schaal veen (Hollandveen) gevormd. De dekzandruggen van Texel vormen in dit veenmoeras aantrekkelijke plekken voor bewoning. Door de voortgaande zeespiegelstijging worden langzaamaan ook de lager gelegen dekzanden bedekt met veen en wordt men gedwongen om hogere gronden op te zoeken. In de IJzertijd verbetert de ontwatering tijdelijk en worden delen van het oorsponkelijk veengebied weer bewoonbaar. In de Romeinse Tijd treedt weer vernatting op, waardoor het veen zich weer kan uitbreiden. Van dit uitgestrekte veenmoeras is nu weinig meer terug te vinden. Dit veen is verdwenen door erosie, oxidatie en mogelijk door vervening in de Middeleeuwen (Kloosterhuis 1986, Kerkhoven & Klerks 2007). De Middeleeuwen worden gekenmerkt door een verdere vernatting van de regio en een uitbreiding van het waddengebied. Door het ontstaan van het Marsdiep wordt Texel gescheiden van het vaste land. In het gebied tussen De Waal en Oosterend, waar de onderzoekslocatie ligt, komen de lager gelegen dekzanden in de Vroege Middeleeuwen onder water te staan, waardoor er een (dunne) laag klei op wordt afgezet. De dekzandkopjes en dekzandruggen worden veelal opgehoogd om deze bewoonbaar te houden (Kerkhoven & Klerks 2007). Later trad door het ontstaan van getijgeulen in oude land van Texel ook erosie op. Een dergelijke geul ligt binnen 100 m ten oosten van de onderzoekslocatie. Langs deze geulen zijn veelal 30 tot 80 cm dikke pakketten van oeverafzettingen ontstaan die bestaan uit verspoeld en omgewoeld dekzand aangerijkt met klei (Kloosterhuis 1986). 4
BP: before present, jaren voor heden waarbij 1950 als referentiejaar wordt genomen.
8
Rapport 2011-142
ARC bv
Volgens de geomorfologische kaart (afb. 4) ligt de onderzoekslocatie op een dekzandrug met of zonder oud bouwlanddek (4K14), die ligt binnen een vlakte van ten dele verspoelde dekzanden, deels vervlakt door overstromingsmeteriaal (2M14). De dekzandrug is op het AHN (afb. 5) duidelijk herkenbaar als hoger gelegen rug. In noordelijk richting gaat de dekzandrug over in een vlakte van getijafzettingen (2M35). Ten oosten is een zee-erosiegeul (2R14) met ten oosten daarvan een getijoeverwal (3K34) te zien . Op de dekzandrug op de onderzoekslocatie komen volgens de bodemkaart (afb. 6) vlakvaaggronden met grondwatertrap VI voor. Dit zijn gronden zonder donkere bovengrond die aan de eisen van en minerale eerdlaag voldoet en waarin weinig bodemdifferentiatie is opgetreden (De Bakker & Schelling 1989). Op een dekzandrug ten oosten van de onderzoekslocatie zijn ook veldpodzolgronden te vinden. Op de getijafzettingen in de omgeving zijn vooral (knip)poldervaaggronden gevormd. Poldervaaggronden zijn kleigronden met een zwak ontwikkelde bovengrond die tot een diepte van minimaal 120 cm –mv uit klei bestaan (De Bakker & Schelling 1989).
2.2
Bekende archeologische waarden
Texel kent een rijke, maar grillige bewoningsgeschiedenis. De vroegste sporen van menselijke aanwezigheid dateren van ca. 12.000 jaar geleden (vuurstenen voorwerpen van de ‘Hamburg-traditie’, zie Louwe Kooijmans et al. (2005), p. 130). Enkele vondsten van de Hooge Berg dateren mogelijk uit het Midden-Paleolithicum, maar ove rde echtheid en datering hiervan bestaat nog discussie (Kerkhoven & Klerks 2007). Ook uit het Mesolithicum zijn nog enkele vondsten bekend, dit in tegenstelling tot het Neolithicum. Uit de Nieuwe Steentijd zijn weinig vondsten bekend. Als verklaring hiervoor wordt de voorkeur voor de lager gelegen gebieden gegeven, waardoor de resten uit deze periode nu zijn ge¨erodeerd of afgedekt door holocene afzettingen (Kerkhoven & Klerks 2007). Het grootste deel van de archeologische resten op Texel dateren uit de periode Late Bronstijd – Late Middeleeuwen. Ongeveer driekwart van deze vondsten is afkomstig van de pleistocene zandgronden. Het overige deel is afkomstig van het holocene gebied aangrenzend aan de pleistocene gronden, waarbij de vondsten voor het grootste deel ook zijn aangetroffen aan de top van het dekzand dat is afgedekt met holocene afzettingen (Woltering 1997). Door de ligging op een dekzandrug heeft de onderzoekslocatie op de verwachtingskaart van de gemeente Texel (afb. 8) een hoge verwachting op archeologische resten. Bovendien grenst de locatie in het noorden aan een archeologisch monument van hoge waarde (AMK-terrein 5.711; zie afb. 7). Dit betreft een terrein met sporen van bewoning uit de bewoning uit de Midden- en Late IJzertijd en Romeinse Tijd. De resten bevinden zich op een diepte van 0,4 tot 0,7 m –mv. Bij een veldkartering is hier aan het maaiveld een grote hoeveelheid aardewerk aangetroffen uit de Midden- en Late IJzertijd (waarnemingsnrs. 10.194, 10.954, 14.828, 14.830, 14.831 en 14.832). Ook zijn er enkele fragmenten aardewerk uit de Late Middeleeuwen gevonden (waarnemingsnrs. 10.195 en 14.829). Direct ten zuiden van de onderzoekslocatie ligt een monumentterrein van hoge waarde (AMK-
9
Rapport 2011-142
ARC bv
terrein 5.712) dat sporen van bewoning uit de Late Middeleeuwen omvat. Op dit terrein is bij de veldkartering een grote hoeveelheid aardewerk uit de Late Middeleeuwen gevonden (waarnemingsnr. 6.164) alsmede twee fragmenten aardewerk uit de Romeinse Tijd en niet nader dateerbaar steen, vuursteen en botmateriaal (waarneminsnr. 6.165). In de directe omgeving van de onderzoekslocatie zijn ook nog verschillende monumentterreinen aanwezig (zie afb. 7). Ten zuiden van de Oosterenderweg, op ca. 100 m van de locatie, ligt een terrein met sporen van bewoning uit de Late IJzertijd en Vroeg Romeinse Tijd (AMK-terrein 5.713). Aangrenzend aan dit terrein ligt op ca. 200 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie, een terrein met sporen van bewoning uit de Late Middeleeuwen (AMK-terrein 5.642). Op 150 m ten oosten van de onderzoekslocatie ligt nog een terrein met sporen van bewoning uit de Late IJzertijd, Vroeg Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen (AMK-terrein 5.714). Ook is hier e´ e´ n vuurstenen afslag waarschijnlijk uit de periode Paleolithicum-˜- Bronstijd gevonden (waarnemingsnr. 5.838). Op grotere afstand van de onderzoekslocatie zijn nog verschillende monumentterrein aanwezig met vooral resten van bewoning uit de periode IJzertijd – Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen. Ook buiten deze monumentterreinen is in de omgeving van de onderzoekslocatie nog een groot aantal waarnemingen bekend. Zo zijn op 100 m ten noordoosten van de locatie bij een veldkartering verschillende fragmenten aardewerk uit de Late Middeleeuwen gevonden (waarnemingsnr. 5.833). Op ca. 200 m ten oosten van de locatie is aan de slootkant aardewerk en een bakplaat uit de Vroeg tot Midden Romeinse Tijd gevonden (waarnemingsnr. 14.838). Ook binnen de vlakte van getijafzettingen op 350 tot 500 m ten noord(oost)en van de onderzoekslocatie is aardewerk uit de periode Late IJzertijd – Vroeg Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen gevonden (waarnemingsnrs. 18.054 en 18.116). De waarnemingen iets verder van de lodatie betreffen ook voor het grootste deel vondsten uit de periode Late IJzertijd – Vroeg Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen. Op 500 m ten noorden is nog een fragment aardewerk uit de Late Bronstijd tot Vroege IJzertijd gevonden (waarnemingsnr. 5.832). Ook zijn er, vooral ten (noord)oosten van Oosterend, vondsten bekend uit de Vroege Middeleeuwen. In de omgeving van de onderzoekslocatie zijn enkele archeologische onderzoeken uitgevoerd. Bij een booronderzoek (onderzoeksnr. 159) op 700 m ten oosten van locatie is op een diepte van 25 tot 40 cm –mv een intacte cultuurlaag aangetroffen aan de top van het dekzand. In deze cultuurlaag zijn aardewerkfragmenten, verbrand bot, verbrande leem en houtskool aangetroffen. In het noordelijk deel is de cultuurlaag mogelijk door mariene erosie verdwenen (Schutte 1999). Bij het proefsleuvenonderzoek dat naar aanleiding hiervan op het terrein is uitgevoerd (onderzoeksnr. 3.441) zijn sporen uit de periode Late IJzertijd – Romeinse Tijd, de Vroege Middeleeuwen en de Late Middeleeuwen aangetroffen (Mulder 1999). Ook bij een booronderzoek dat in 2010 ten noorden hiervan is uitgevoerd (onderzoeksnr. 30.921) zijn archeologische indicatoren aangetroffen in de vorm van houtskooldeeltjes en brokjes aardewerk uit de periode Late IJzertijd – Vroege Middeleeuwen. Hierdoor werd vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven noodzakelijk geacht. Voor een terrein op 600 m ten zuidoosten van de onderzoekslocatie is 10
Rapport 2011-142
ARC bv
in 2010 een booronderzoek uigevoerd (onderzoeksmelding 39.626). De resultaten van dit onderzoek staan nog niet in Archis vermeld.
2.3
Historische situatie en bouwhistorische waarden
De onderzoekslocatie ligt in het buurtschap Harkebuurt ten noordwesten van Oosterend. Oosterend is in de 11e eeuw ontstaan op een tot terp opgehoogde keileemhoogte.5 Op het kadastrale minuutplan van begin 19e eeuw (afb. 9) is te zien dat de onderzoekslocatie in die tijd onbebouwd is en in gebruik was als weiland. Op de topografische kaart van begin 20e eeuw (afb. 10) is er in deze situatie nog geen verandering gekomen. De huidige bebouwing op het perceel dateert uit 1970 en is voor het eerst te zien op de topografische kaart uit 1971 (afb. 13). Op deze kaart is de bebouwing wel kleiner weergegeven dan in de huidige situatie. De onderzoekslocatie zelf was destijds, net als nu, nog steeds onbebouwd.
2.4
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Op basis van de bij het bureau-onderzoek verkregen informatie kan een archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied worden opgesteld. De onderzoekslocatie ligt op het ’oude land’ van Texel, op de overgang van een dekzandrug naar een vlakte van getijafzettingen. Door de ligging op de dekzandrug heeft de locatie een hoge trefkans op archeologische resten uit de periode Paleolithicum – Nieuwe Tijd. Bovendien grenst de locatie in het noorden aan AMK-terrein 5.711 (sporen van bewoning uit de Midden- en Late IJzertijd en Romeinse Tijd) en in het zuiden aan AMK-terrein 5.712 (sporen van bewoning uit de Late Middeleeuwen). Hierdoor geldt er een verhoogde kans op archeologische resten uit deze perioden. De resten worden verwacht aan de top van het dekzand, direct onder de bouwvoor. Mogelijk is het dekzand afgedekt door een dunne laag getijafzettingen. Indien deze getijafzettingen erosief zijn afgezet waarbij de top van het dekzand is ge¨erodeerd/verspoeld, worden binnen de locatie geen intacte archeologische resten en/of sporen meer verwacht. De eventueel aanwezige resten zullen vooral bestaan uit anorganische resten zoals aardewerk, (vuur)stenen artefacten en mogelijk metaal. Verder kunnen in de nattere delen ook organische resten zoals hout en bot bewaard gebleven zijn.
5
www.kich.nl
11
Rapport 2011-142
3
ARC bv
Resultaten inventariserend veldonderzoek
3.1
Booronderzoek
Bij het verkennende booronderzoek zijn op de onderzoekslocatie in totaal zes boringen gezet tot een diepte van 120 tot 180 cm –mv. Boring 2 is gezet in een grote kuil op het terrein. De locaties van de boringen zijn weergegeven op afbeelding 14. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in bijlage 1. De bodem binnen de onderzoekslocatie bestaat, met uitzondering van boring 2, aan de top uit een 20 tot 40 cm dikke bouwvoor van matig siltig zand. Hieronder ligt een rommelige laag matig tot sterk siltig zand. Deze laag heeft een dikte van 20 tot 40 cm. In boringen 3 en 5 is in deze laag baksteen aangetroffen en in boringen 1, 4 en 5 ook aardewerk. Op een diepte van 60 (boring 3 en 6) tot 80 cm –mv (boring 1) gaat deze laag over in licht grijs tot donker geel, goed gesorteerd, matig fijn, zwak siltig dekzand. In boring 1 en 6 is aan de top hiervan een 10 tot 15 cm dikke donker bruine of bruingrijze laag aanwezig. Boring 2, die gezet is in een ca. 1 m diepe kuil, is dit dekzand direct aan het maaiveld aanwezig. Uit de hierboven beschreven bodemopbouw blijkt dat de onderzoekslocatie zoals verwacht ligt op een dekzandrug. De dekzandrug is afgedekt door een laag verspoeld dekzand dat is vermengd met mariene klei. Hieruit blijkt dat de dekzandrug ter plaatse van de onderzoekslocatie is overstroomd waarbij de top van het dekzand deels is verspoeld. In het niet-verspoelde dekzand zijn geen sporen van een podzolbodem aangetroffen. Wel is de donkere laag in boringen 1 en 6 ge¨ınterpreteerd als oud oppervlak of vegetatiehorizont. Of er op de dekzandrug wel een podzolbodem aanwezig is geweest, maar geheel is verdwenen door latere erosie, is op basis van de boringen niet te bepalen. 3.1.1
Vondsten
In boringen 1, 5 en 6 is aardewerk aangetroffen. De vondsten zijn gedetermineerd door drs. C.G. Koopstra. Een overzicht van de vondsten en de datering hiervan is weergegeven in tabel 1. De verspreiding van de vondsten is weergegeven in afbeelding 15. Het opgeboorde aardewerk in boring 5 betreft slechts enkele kleine fragmentjes die niet nader gedateerd kunnen worden dan vermoedelijk prehistorisch. Het prehistorisch aardewerk is afkomstig uit het verspoelde dekzand, waarin ook aardewerk uit de Nieuwe Tijd is gevonden. In het niet-verspoelde dekzand zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Hieruit blijkt dat het aardewerk waarschijnlijk niet in situ ligt en mogelijk afkomstig is van vindplaatsen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie.
12
Rapport 2011-142
ARC bv
boring diepte
inhoud
datering
afstoten
1 4 5
roodbakkend aardewerk met loodglazuur roodbakkend aardewerk met loodglazuur aardewerk
NT NT prehistorisch
ja ja ja
50 50 60-70
Tabel 1. Determinatielijst van de opgeboorde vondsten.
4
Samenvatting en conclusie
De onderzoekslocatie ligt binnen de oude kern van Texel op een dekzandrug binnen een vlakte van getijafzettingen en verspoelde dekzanden. Op de locatie komen vlakvaaggronden voor die mogelijk zijn afgedekt door een dunne laag getijafzettingen. Door de ligging op de dekzandrug heeft de locatie een hoge trefkans op archeologische resten uit de periode Paleolithicum – Nieuwe Tijd. Op de dekzandrug is in de omgeving een groot aantal vondsten bekend, vooral uit de periode IJzertijd – Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen en in mindere mate Vroege Middeleeuwen. Bovendien grenst de locatie in het noorden aan AMK-terrein 5.711 (sporen van bewoning uit de Midden- en Late IJzertijd en Romeinse Tijd) en in het zuiden aan AMK-terrein 5.712 (sporen van bewoning uit de Late Middeleeuwen). Hierdoor geldt er een verhoogde kans op archeologische resten uit deze perioden. De locatie is vanaf begin 19e eeuw onbebouwd en in gebruik geweest als weiland en later als tuin. De huidige bebouwing op nr. 3, direct ten oosten van de onderzoekslocatie dateert uit 1970. Uit het karterend booronderzoek is gebleken dat de locatie zoals verwacht op een dekzandrug ligt. De dekzandrug is afgedekt door een laag verspoelde dekzanden, waaruit blijkt dat de dekzandrug ter plaatse van de onderzoekslocatie is overstroomd. In het niet-verspoelde dekzand zijn geen sporen van een podzolbodem aangetroffen. In het verspoelde dekzand is in e´ e´ n boring is vermoedelijk prehistorisch aardewerk gevonden en in twee boringen aardewerk uit de Nieuwe Tijd. Dit aardewerk ligt dus niet in situ. In het niet-verspoelde dekzand zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en karterend booronderzoek wordt geconcludeerd dat er op de onderzoekslocatie waarschijnlijk geen sprake is van een archeologische vindplaats. Het aangetroffen aardewerk ligt niet in situ en is waarschijnlijk afkomstig van e´ e´ n van de vindplaatsen in de directe omgeving van de onderzoekslocatie.
13
Rapport 2011-142
5
ARC bv
Aanbeveling
Uit het bureau-onderzoek en inventariserend veldonderzoek blijkt dat op de onderzoekslocatie waarschijnlijk geen intacte archeologische waarden aanwezig zijn, die bedreigd worden door de voorgenomen werkzaamheden. Hierdoor wordt vervolgonderzoek hier niet noodzakelijk geacht en wordt geadviseerd om de onderzoekslocatie vrij te geven. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Texel, om dit terrein definitief vrij te geven. De archeologische meldingsplicht blijft echter van kracht. Mochten er op de locatie alsnog archeologische sporen worden aangetroffen, dan dient dit, volgens de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007) art. 53, onverwijld te worden gemeld bij de bevoegde overheid.
14
Rapport 2011-142
ARC bv
Literatuur Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland; de hogere niveaus. Wageningen. Beets, D.J. & A.J.F. van der Spek, 2000. The Holocene evolution of the barrier and the backbarrier basin of Belgium and the Netherlands as a function of Late Weichselian morphology, relative sea-level rise and sediment supply. Netherlands Journal of Geosciences 79, pp. 3–16. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Berendsen, H.J.A., 2005. Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio’s. Assen. Bosch, J.H.A., 2005. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode. Op basis van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode, versie 5.2. Utrecht (TNO-rapport NITG 05-043-A). Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Kerkhoven, A.A. & K. Klerks, 2007. Archeologische Beleidsadvieskaart Texel. Amersfoort (Vestigia-rapport V459). Kloosterhuis, J.L., 1986. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50 000; Toelichting bij het kaartblad Texel. Wageningen (Bodemkaart van Nederland Schaal 1:50 000). Louwe Kooijmans, L.P., P.W. van den Broeke, H. Fokkens, A. van Gijn et al. (red.), 2005. Nederland in de prehistorie. Amsterdam. Mulder, N.F., 1999. Aanvullend Archeologisch Onderzoek bij Oosterend, gemeente Texel. Amersfoort (ADC-rapport 16). Mulder, E.F.J. de, M. C. Geluk, I .L. Ritsema, W. E. Westerhoff & T. E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. Schutte, I.A., 1999. Plangebied Oosterend, gemeente Texel; een archeologische waardering (AAI-2). Amsterdam (RAAP-briefrapport 672). Woltering, P.J., 1997. Occupation History of Texel, III The Archeological Survey., Paleogeography and Settlement Patterns. Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 42.
15
Afbeelding 2.
Ligging van de geplande uitbouw. Bron: Architectenburo Louis Uriot bv.
Afbeelding 3.
Overzicht van de geplande werkzaamheden. Bron: Architectenburo Louis Uriot bv.
Afbeelding 4.
Geomorfologische kaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 5.
Hoogtekaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Rood is hoog en blauw is laag. Bron: www.ahn.nl.
Afbeelding 6.
Bodemkaart van de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 7. Archeologische waarden op de onderzoekslocatie (blauw omcirkeld) en in de omgeving. Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed/Archis2.
Afbeelding 8. Uitsnede van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Texel, met de onderzoekslocatie blauw omcirkeld. Bron: Kerkhoven & Klerks (2007).
Afbeelding 9. De onderzoekslocatie (omlijnd) op de kadastrale kaart uit begin 19e eeuw. De kaart is westgericht. Bron: www.watwaswaar.nl
Afbeelding 10. De onderzoekslocatie (omcirkeld) op de topografische kaart uit 1900. Bron: www.kich.nl.
Afbeelding 11. De onderzoekslocatie (omcirkeld) op de topografische kaart uit 1931. Bron: www.watwaswaar.nl
Afbeelding 12. De onderzoekslocatie (omcirkeld) op de topografische kaart uit 1957. Bron: www.watwaswaar.nl
Afbeelding 13. De onderzoekslocatie (omcirkeld) op de topografische kaart uit 1931. Bron: www.watwaswaar.nl
Afbeelding 14.
De onderzoekslocatie en ligging van de boorpunten.
Afbeelding 15.
Verspreiding van de archeologische indicatoren binnen de onderzoekslocatie.
Afbeelding 16.
Advies voor vervolgonderzoek binnen onderzoeksgebied
Rapport 2011-142
Bijlage 1
ARC bv
Boorstaten
Locatiebepaling Referentievlak Maaiveldhoogtebepaling Nauwkeurigheid maaiveldhoogte
gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil geschat, actueel hoogtebestand 10 cm
De volgende afkortingen worden in de boorstaten gebruikt. grondsoort (onderdeel lithologie) Z zand
humus (onderdeel lithologie) h1 zwak humeus
bijmengsel (onderdeel lithologie) s1 zwak siltig s2 matig siltig
boring 1 diepte 40 70 80 95 170
RD-X: 119.758 RD-Y: 566.730 Maaiveld: 1,50. Boormethode: edelmanboring.
lithologie Zs1 Zs1 Zs1 Zs1 Zs1
boring 2
Zs1 Zs1 Zs1 Zs1 Zs1
Bodemhorizont: C. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Bodemhorizont: A, begraven. Geologische interpretaties: dekzand.
kleur geelgrijs geelgrijs
grens geleidelijk Bodemhorizont: C. Vlekken: sterk gevlekt, oranje. be¨eindigd Bodemhorizont: C. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Geologische interpretaties: dekzand.
RD-X: 119.746 RD-Y: 566.719 Maaiveld: 1,40. Boormethode: edelmanboring. op wal n.kuil
diepte lithologie 40 Zs1 70 Zs2 80 90 110 120 150
grens geleidelijk scherp scherp geleidelijk be¨eindigd
RD-X: 119.753 RD-Y: 566.718 Maaiveld: 0,80. Boormethode: edelmanboring. in kuil, 1m diep
diepte lithologie 50 Zs1 120 Zs1 boring 3
kleur oranjegeel licht bruingrijs licht grijs donker bruin licht grijsgeel
kleur donker grijs grijs
grens scherp scherp
donker geel donker oranje geelgrijs geelgrijs geel
scherp scherp Opmerkingen: sterk ijzerhoudend. scherp Vlekken: sterk gevlekt, oranje. scherp Vlekken: licht gevlekt, oranje. be¨eindigd
29
Bodemkundige interpretaties: vergraven. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: kleiig.
Rapport 2011-142
boring 4
RD-X: 119.738 RD-Y: 566.732 Maaiveld: 1,40. Boormethode: edelmanboring.
diepte lithologie 20 Zs1h1 60 Zs2 80 100 130 140
Zs1 Zs1 Zs1 Zs1
boring 5 diepte 40 70 90 120 150
diepte 40 60 70 100 150 180
kleur donker grijs grijs geel geelgrijs geelgrijs licht grijs
grens scherp scherp
Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Archeologische indicatoren: aardewerk. Bodemkundige interpretaties: vergraven. Opmerkingen: onderin donkere vlekken. scherp Vlekken: matig gevlekt, donker oranje. geleidelijk Vlekken: sterk gevlekt, oranje. geleidelijk Vlekken: matig gevlekt, oranje. scherp Vlekken: licht gevlekt, oranje.
RD-X: 119.739 RD-Y: 566.738 Maaiveld: 1,50. Boormethode: edelmanboring.
lithologie Zs2 Zs2 Zs1 Zs1 Zs1
boring 6
ARC bv
kleur donker grijs grijs grijsgeel geelgrijs geel
grens scherp scherp geleidelijk geleidelijk be¨eindigd
Bodemkundige interpretaties: bouwvoor. Opmerkingen: kleiige bijmenging. Vlekken: licht gevlekt, donker grijs. Archeologische indicatoren: baksteen, spoor. Bodemhorizont: C. Vlekken: sterk gevlekt, donker oranje. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Vlekken: licht gevlekt, oranje.
RD-X: 119.751 RD-Y: 566.734 Maaiveld: 1,50. Boormethode: edelmanboring.
lithologie Zs2 Zs1 Zs1 Zs1 Zs1 Zs1
kleur donker grijs licht grijs donker bruingrijs donker geel geelgrijs geel
grens scherp scherp geleidelijk geleidelijk geleidelijk be¨eindigd
30
Opmerkingen: plastic. Vlekken: matig gevlekt, grijs. Opmerkingen: oud oppervlak. Vlekken: matig gevlekt, oranje. Vlekken: licht gevlekt, oranje. Geologische interpretaties: dekzand.
Laat-Pleistoceen
Pleistoceen
Elsterien
Holsteinien
Saalien-complex
Eemien
Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)
Holoceen
Weichselien (Glaciaal)
475.000
410.000
370.000
130.000
115.000
73.000
13.000
10.000
0
Jaren geleden
Vroeg-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
Laat-Pleniglaciaal
Bølling-interstadiaal
Vroege Dryas
Allerød-interstadiaal
Late Dryas
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Chronostratigrafische eenheden
48.000
26.000
13.000
12.000
11.800
11.000
10.000
9000
8000
5000
3000
0
C-jaren geleden
14
Laat-Paleolithicum
Mesolithicum
Neolithicum
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse Tijd
Vroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
Archeologische periode
Bijlage 2. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.
Midden-Pleistoceen
Chronostratigrafische eenheden
Holoceen Glaciaal
LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Ca. 40.000 jaar geleden
9000 v. Chr.
5325 v. Chr.
4900 v. Chr.
1900 v. Chr.
800 v. Chr.
12 v. Chr.
450 n. Chr.
1050 n. Chr.
1500 n. Chr.
Tijd
Bijlage 4: Watertoets
Code: 20120601-12-4884 Datum: 2012-06-01 Project: Ruimtelijke Onderbouwing Uitbreiding Snelstart Gemeente: Texel Aanvrager: Jochem Visser Organisatie: BRO vestiging Amsterdam
Geachte heer/mevrouw Jochem Visser,
Voor het plan Ruimtelijke Onderbouwing Uitbreiding Snelstart heeft u advies aangevraagd in het kader van de watertoets op http://www.dewatertoets.nl//. Met de gegevens die u heeft opgegeven is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de korte procedure worden gevolgd voor de watertoets.
Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden opgevangen met standaard maatregelen. Deze maatregelen vindt u in het onderstaande wateradvies dat u in de ruimtelijke onderbouwing van het plan kunt verwerken. U hoeft dan verder geen contact met ons op te nemen met betrekking tot de watertoets. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente.
Wij hebben uw aanvraag als een melding ontvangen en zullen deze archiveren. Tijdens de formele overlegprocedures (art 3.1.1 of art 5.1.1) van uw plan zal het waterschap een controle doen of de conclusies ten aanzien van de wateraspecten kloppen. Indien u tijdens de ter inzage termijn van uw plan niets van ons hoort, gaan wij akkoord met het plan en kunt u deze email beschouwen als ons formele wateradvies. Indien wij wel willen/moeten reageren, zullen wij contact met u opnemen.
LET OP: Dit formulier en het watertoetsproces is geen aanvraag voor een Watervergunning. Onze conclusie en wateradvies mogen alleen gebruikt worden tijdens de planvormingfase. U dient zelf na te gaan welke vergunningen nodig zijn om het plan te realiseren. Bij het waterschap dient u wellicht een Watervergunning aan te vragen of een melding te maken in het kader van vergunningverlening. Meer informatie over de Watervergunning vindt u op http://www.hhnk.nl/digitale_balie/formulieren/formulieren/vergunningen.
1/5
Met vriendelijke groet,
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Postbus 250 1700 AG HEERHUGOWAARD
T 072 582 8282 F 072 582 7010 E [email protected] W www.hhnk.nl
Wateradvies korte procedure
Via de Digitale Watertoets (http://www.dewatertoets.nl//) is aan Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan Ruimtelijke Onderbouwing Uitbreiding Snelstart in het kader van de watertoets. In dit advies staan de maatregelen die Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier adviseert om wateroverlast te voorkomen en het water in de sloten schoon te houden. Op basis van de door de aanvrager/initiatiefnemer ingevoerde gegevens heeft het hoogheemraadschap een aantal opmerkingen. Daarnaast is er een aantal aspecten die wij graag in de uitwerking van het plan verwerkt willen zien.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' bepalend voor het waterbeleid binnen ons beheersgebied. Dit plan beschrijft het waterbeheer en vormt de basis voor de watertaken die het waterschap heeft: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Verharding en compenserende maatregelen
Binnen het werkgebied van het hoogheemraadschap is de afgelopen decennia door verstedelijking het areaal aan open water afgenomen. Om dit verschijnsel tegen te gaan is in 2003 de watertoets geintroduceerd die
2/5
ervoor moet zorgen dat de waterbelangen beter in ruimtelijke plannen worden meegenomen en dat ontwikkelingen 'waterneutraal' worden gerealiseerd. Een van de onderdelen van de watertoets is het beoordelen van de verhardingstoename.
U heeft aangegeven dat er sprake is van een substantiele toename van bebouwing en/of verharding in het plangebied. Door deze toename aan verharding zal neerslag versneld worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, al dan niet via het rioolstelsel. Dit leidt tijdens extreme situaties tot pieken in de waterstand met wateroverlast als gevolg. Om ervoor te zorgen dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechtert ten gevolge van de verhardingstoename zullen er in het desbetreffende peilgebied compenserende maatregelen getroffen moeten worden in de vorm van extra wateroppervlak.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename tot 2000 m2 de vuistregel dat 10% van de toename aan verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging. Uitgangspunt is dat de compensatie wordt gerealiseerd binnen het plangebied. Wanneer compenserende maatregelen binnen het plangebied niet mogelijk zijn adviseren wij contact op te nemen met het hoogheemraadschap om te bepalen wat de alternatieve mogelijkheden zijn.
Beheer en onderhoud waterlopen
Alle werkzaamheden binnen een zone van 5 meter van de insteek van waterlopen zijn vergunningsplichtig, omdat deze invloed kunnen hebben op de water aan- en afvoer, waterberging of het onderhoud. Bij de aanleg van nieuw water in dit plangebied adviseren wij zoveel mogelijk aan te sluiten op de bestaande waterstructuur en onderhoudssituatie. Bij aanleg of aanpassing van waterlopen is het belangrijk om rekening te houden met de bereikbaarheid voor onderhoud van zowel de nieuwe als bestaande waterlopen. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap de ambitie heeft om het onderhoud van gemeenten en particulieren over te nemen. Hiertoe moeten de waterlopen wel aan de voorwaarden van het hoogheemraadschap voldoen. Voorkomen moet worden dat waterlopen niet meer bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), doordat deze worden 'ingesloten' door bebouwing. In stedelijk gebied is het uitgangspunt dat varend onderhoud uitgevoerd moet kunnen worden.
Om water van voldoende waterkwaliteit te kunnen handhaven, is het zelfreinigend vermogen van het watersysteem van belang. Wij streven ernaar om waterlopen te realiseren die in goede verbinding staan met het overige watersysteem. Om te voorkomen dat er locaties ontstaan waar kroos en drijfvuil zich zou kunnen ophopen, dienen kopsloten te worden voorkomen.
Waterkwaliteit en riolering
U heeft aangegeven dat er binnen het plan een gescheiden riolering aan zal worden gelegd, waarbij het
3/5
hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering.
In relatie tot het watersysteem is het in het plangebied aanwezige rioleringsstelsel van belang. Het hoogheemraadschap hanteert als uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen dat hemelwater van verharde oppervlakken voor 100% wordt gescheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
U heeft aangegeven dat er binnen het plan geen sprake is van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Dit betekent dat we voor de nieuwe ontwikkeling adviseren om een gescheiden stelsel aan te leggen.
Voor deze lozing dient een melding te worden gedaan bij het hoogheemraadschap. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met medewerkers van de afdeling 'Vergunningen & Handhaving, cluster Lozingen' van het hoogheemraadschap.
Wij adviseren om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
Tot Slot
De initiatiefnemer van het plan is zelf verantwoordelijk voor de regeling, financiering en de realisatie van alle maatregelen die voortvloeien uit het plan. Mocht de inhoud van het plan wijzigen, dan verzoeken wij u vriendelijk ons een geactualiseerde versie toe te sturen. Ook ontvangen wij graag een exemplaar van het definitieve en goedgekeurde plan.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geinformeerd. Mochten er desondanks vragen zijn, dan kunt u contact opnemen via 072 - 582 8282 en vragen naar de contactpersoon voor uw gemeente.
4/5
© Digitale Watertoets – www.dewatertoets.nl Dit document is gegenereerd via de website www.dewatertoets.nl. Het document mag alleen worden gebruikt ten behoeve van het plan, dat in dit document is omschreven. De informatie in dit document is houdbaar tot maximaal 1 jaar, gerekend vanaf de genoemde datum in dit document.
5/5
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Genk www.BRO.nl
Behoort bij besluit van Burgemeester en Wethouders van Texel, Bijlage 5/8 kenmerk: WHZ-2012-0032 zaaknummer: kenmerk document:12.UP11369 Burgemeester en Wethouders van Texel, namens dezen, Teamleider Vergunningen a.i.
Rapport Verkennend bodemonderzoek op de locatie Harkebuurt 3 te Oosterend
Documentnr: 1111-MIL2820 - versie 2 Datum:
23 januari 2012
Opdrachtgever: D.G.P. Texel B.V. Postbus 302 1794 ZG Oosterend Opdrachtnemer: T&A Survey BV Dynamostraat 48 Postbus 20670 1001 NR Amsterdam tel 020-6651368 fax 020-6685486 Veldwerkbureau: Bodem Belang BV Zandloper 17 1731 LM Winkel tel 0224-531274 fax 0224-531915
Auteur:
M. van Veelen
Projectleider:
B.J. Groenendaal
Akkoord:
INHOUDSOPGAVE
pagina
SAMENVATTING
2
1
INLEIDING EN DOEL
3
2
VOORONDERZOEK
4
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 3
VELDWERKZAAMHEDEN 3.1 3.2
3.3 4
Verantwoording Beschikbare onderzoeksgegevens Ligging locatie Historisch, huidig en toekomstig grondgebruik Asbest Conclusie en onderzoeksstrategie Uitvoering Veldwaarnemingen 3.2.1 Bodemopbouw 3.2.2 Zintuiglijke waarnemingen 3.2.3 Asbest 3.2.4 Grondwatergegevens Analysestrategie
LABORATORIUMONDERZOEK 4.1 4.2 4.3
Laboratorium Toetsingskader Analyseresultaten 4.3.1 Analyseresultaten grond toetsing Wet Bodembescherming 4.3.2 Analyseresultaten grond toetsing Besluit bodemkwaliteit 4.3.3 Analyseresultaten grondwater
4 4 4 5 5 5 6 6 6 6 6 6 6 7 8 8 8 8 9 10 11
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
12
6
BETROUWBAARHEID
13
BIJLAGE 1a:
Topografische ligging van de onderzoekslocatie
BIJLAGE 1b:
Situatietekening bestaande bebouwing met de boringen en peilbuizen
BIJLAGE 2 :
Foto’s onderzoekslocatie
BIJLAGE 3 :
Bodemprofielen en zintuiglijke waarnemingen
BIJLAGE 4 :
Analysecertificaten
BIJLAGE 5 :
Toetsingskader
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 1
SAMENVATTING Door Bouwservice buro Kuip is namens D.G.P. Texel B.V., aan T&A Survey BV opdracht verleend voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek op de locatie Harkebuurt 3 te Oosterend. T&A werkt voor milieukundig onderzoek op Texel samen met Bodem Belang. Het bepalen van de onderzoeksstrategie, de monsterselectie voor chemische analyse in het laboratorium, interpretatie van de analyseresultaten, en de advisering en rapportage is verzorgd door T&A. Het uitvoeren van het veldwerk is verzorgd door Bodem Belang. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een voorgenomen aanvraag van een bouwvergunning voor de verbouw van een kantoorpand op de onderzoekslocatie. Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodem op de locatie zintuiglijk schoon is. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Conclusies De mengmonsters van de grond en het monster van het grondwater zijn getoetst aan de Wet Bodembescherming. Hieruit blijkt dat de grond chemisch analytisch schoon is. Alle gemeten gehalten in de grond blijven beneden de toetswaarde voor nader onderzoek. De mengmonsters van de grond zijn tevens getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Alle gemeten gehalten in de boven- en ondergrond voldoen aan de Achtergrondwaarden. Het grondwater is getoetst aan de Wet Bodembescherming. Hieruit blijkt dat de concentratie aan barium licht verhoogd is. Er is geen sprake van een bodemverontreiniging op de locatie. Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Met de toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kunnen indicatief de hergebruikmogelijkheden van de grond worden bepaald. Eventueel van de locatie vrijkomende grond zou binnen het bodemkwaliteitsgebied van de gemeente Texel kunnen worden toegepast binnen alle functieklassen. Het bevoegd gezag of een acceptant van de grond is altijd gerechtigd om een nader onderzoek voor vrijkomende grond te verlangen. Aanbevelingen Gegeven de beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige grondgebruik. Er wordt geen aanleiding gezien voor het doen van nader onderzoek naar de licht verhoogde concentratie aan barium. Waarschijnlijk heeft de verhoging een natuurlijke oorzaak.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 2
1 INLEIDING EN DOEL Door Bouwservice buro Kuip is namens D.G.P. Texel B.V., aan T&A Survey BV opdracht verleend voor het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek op de locatie Harkebuurt 3 te Oosterend. T&A werkt voor milieukundig onderzoek op Texel samen met Bodem Belang. Het bepalen van de onderzoeksstrategie, de monsterselectie voor chemische analyse in het laboratorium, interpretatie van de analyseresultaten, en de advisering en rapportage is verzorgd door T&A. Het uitvoeren van het veldwerk is verzorgd door Bodem Belang. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een voorgenomen aanvraag van een bouwvergunning voor de verbouw van een kantoorpand op de onderzoekslocatie. Doel van het onderzoek is het vastleggen van de milieukundige kwaliteit van de bodem ter plaatse. In de volgende hoofdstukken worden de resultaten van het uitgevoerde onderzoek weergegeven, geïnterpreteerd en tot slot voorzien van een conclusie met aanbevelingen.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 3
2 VOORONDERZOEK 2.1
Verantwoording
Voor de opzet van het uitgevoerde onderzoek is uitgegaan van de Nederlandse Voornorm: “Bodem, Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek” NEN 5725 (januari 2009). Deze voornorm is van toepassing op het vaste bodemgebruik en wordt toegepast bij gestandaardiseerd milieuhygiënisch bodemonderzoek. De historische informatie over het grondgebruik is verkregen bij de opdrachtgever, het bodemloket, het archief van T&A en de gemeente Texel. 2.2
Beschikbare onderzoeksgegevens
Na raadpleging van bovenstaande bronnen blijkt dat op de locatie een eerder milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd is. - Verkennend bodemonderzoek Harkebuurt 3 te Oosterend, projectnummer 1173-103, d.d. 8 augustus 2005, T&A Survey BV Het bodemonderzoek werd uitgevoerd wegens een voorgenomen aanvraag van een bouwvergunning voor de nieuwbouw van een kantoor en de sloop van de bestaande drukkerij. Er zijn vier boringen geplaatst ten noordoosten van de huidige onderzoekslocatie. De bodem was zintuiglijk en chemisch analytisch schoon. Bodemloket In het bodemloket is een registratie aanwezig van de Harkebuurt 2-4 (NH044800063). Hierin staan een aantal bodemonderzoeken beschreven in de periode 1999-2002. In 2004 is er geen administratieve nazorg. Bodemkwaliteitskaart De onderzoekslocatie ligt in het deelgebied “Oude land” van de bodemkwaliteitskaart Texel 2006. Over het algemeen komt hier schone grond voor. In de bovengrond kunnen algemeen lichte verontreinigingen minerale olie en PAK voorkomen. In de ondergrond kunnen over het algemeen licht verhoogde gehalten aan minerale olie voorkomen. Archief T&A In het verleden zijn door T&A de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd in de directe omgeving van de onderzoekslocatie: - Verkennend bodemonderzoek Oosterenderweg 47 te Oosterend, projectnummer 0610-MIL2122, d.d. 23 juni 2010, T&A Survey BV De bodem is zintuiglijk schoon. De grond bevat geen verhoogde gehalten. In het grondwater is een licht verhoogde concentratie aan barium aangetroffen. 2.3
Ligging locatie
De onderzoekslocatie bevindt zich aan de Harkebuurt 3 te Oosterend. De onderzoekslocatie is gelegen buiten de bebouwde kom. De onderzoekslocatie bevindt zich rond de coördinaten X =119.800 en Y =566.750. De topografische ligging van de onderzoekslocatie is opgenomen in bijlage 1a. De te onderzoeken locatie maakt deel uit van de locatie die kadastraal bekend staat als gemeente Texel, sectie M, perceelnummers 967 en heeft een oppervlakte van circa 500 m 2. De locatie ligt niet binnen een grondwaterbeschermingsgebied.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 4
2.4
Historisch, huidig en toekomstig grondgebruik
Op de onderzoekslocatie is een kantoorpand aanwezig. Het voornemen is om deze uit te breiden. Op de locatie bevinden zich geen tanks voor de opslag van brandstoffen. Voor zover bekent blijft de functie van de locatie in de nabije toekomst ongewijzigd. Bij de geplande nieuwbouwbouwwerkzaamheden zullen er voor zover bekend geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. In bijlage 2 zijn foto’s van de onderzoekslocatie opgenomen. 2.5
Asbest
Op grond van de gegevens uit het vooronderzoek kan de locatie als niet asbestverdacht worden beschouwd. In dit geval is een grondmonster ter analyse op asbest volgens de NEN 5707 (mei 2003) niet genoodzaakt. 2.6
Conclusie en onderzoeksstrategie
Aan de hand van de in dit hoofdstuk genoemde informatiebronnen wordt geconcludeerd dat de bodem als gevolg van de op de locatie uitgevoerde activiteiten waarschijnlijk niet verontreinigd is. Het bodemonderzoek is daarom uitgevoerd onderzoeksstrategie onverdacht (ONV).
volgens
de
NEN
5740
(januari
2009),
Hieruit voortvloeiend zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: -
het aantal boringen en peilbuizen is voor de locatie als geheel afgeleid van de NEN 5740 voor een locatie van 500 m2;
-
zowel de boven- en ondergrond als het grondwater zijn geanalyseerd op het NEN analysepakket geldend voor respectievelijk grond en grondwater.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 5
3 VELDWERKZAAMHEDEN 3.1
Uitvoering
Het veldwerk (verrichten van boringen, bemonsteren van grond en grondwater) is uitgevoerd door Bodem Belang; een veldwerkbureau dat volledig is gecertificeerd volgens de beoordelingsrichtlijnen voor veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (BRL SIKB 2000) en vermeld staat op de lijst met erkende bodem intermediairs van Bodemplus. Op 1 december 2011 zijn in totaal 4 boringen verricht (nummers 01 t/m 04), waarvan één boring is voorzien van een peilbuis (nummer 01). Bij de bemonstering van het grondwater op 8 december 2011 zijn tevens de geleidbaarheid en zuurgraad van het grondwater afkomstig uit de peilbuis gemeten (zie hiervoor 3.2.4 Grondwatergegevens). De locaties van de boringen en de peilbuis zijn weergegeven in bijlage 1b. Boringen, monstername en metingen zijn uitgevoerd volgens de geldende NEN-normen en de Nederlandse Praktijkrichtlijnen. 3.2
Veldwaarnemingen
3.2.1 Bodemopbouw Gelet op de boringen ter plaatse van de onderzoekslocatie bestaat de bodem tot de maximaal geboorde diepte van 2,9 m -mv uit zand. De bodem bestaat tot maximaal 1,2 m –mv over het algemeen uit matig tot zeer fijn, zwak tot matig siltig, zwak tot matig humeus zand. De ondergrond bestaat uit zwak tot matig siltig, matig tot zeer fijn zand. De beschrijvingen van bodemprofielen en de zintuiglijke waarnemingen zijn opgenomen in bijlage 3. 3.2.2 Zintuiglijke waarnemingen De bodem bestaat tot de maximaal geboorde diepten uit zintuiglijk schoon zand. 3.2.3 Asbest Voorafgaand aan het veldwerk is het terrein volgens de NEN 5707 visueel geïnspecteerd op asbestverdacht materiaal. Tijdens het veldwerk zijn op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte materialen aangetroffen. 3.2.4 Grondwatergegevens De peilbuis- en grondwatergegevens zijn samengevat in onderstaande tabel. tabel 1: Peilbuis- en grondwatergegevens Peilbuis Filterstelling in Grondwaterstand cm -mv t.o.v. maaiveld in cm 01 190-290 95
pH 7,2
EC in µS/cm 331
Meetdatum 8 december 2011
De pH en EC (elektrisch geleidingsvermogen) zijn in het veld gemeten. De zuurgraad en het elektrisch geleidingsvermogen zijn als normaal te beschouwen in deze omgeving.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 6
3.3
Analysestrategie
Rekening houdend met de doelstelling van het bodemonderzoek en de in het veld waargenomen milieuhygiënische verontreinigingkenmerken van de bodem zijn bodemmonsters geselecteerd voor chemisch onderzoek. tabel 2: Overzicht monsterselectie en analyses grondmengmonsters Deellocatie MengDeelDiepte Grondsoort Bijzonderheden monster Monsters (cm -mv) gehele MM1 01a, 0-50 zand geen locatie 02a, 0-50 03a, 0-50 04a 0-50 gehele MM2 01b-01g, 50-290 zand geen locatie 02b-02d 60-200 NEN-5740-grond:
Analyse NEN-5740grond, lutum en organische stof
NEN-5740grond, lutum en organische stof humus, lutum, droge stofgehalte, metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), polychloorbifenylen (som PCB 6 en som PCB 7), polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK 10 VROM) en minerale olie (C10 C40) incl. clean up.
Peilbuis 01 is bemonsterd en het grondwatermonster is ter analyse aangeboden aan het laboratorium. tabel 3: Overzicht peilbuizen en analyses grondwatermonsters Deellocatie Peilbuis Filterstelling in cm -mv Waarneming gehele locatie 01 190-290 geen
Analyse NEN-5740grondwater NEN-5740-grondwater: metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink), vluchtige aromaten (BTEXXSN), vluchtige chlooralifaten en minerale olie (C10 C40).
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 7
4 LABORATORIUMONDERZOEK 4.1
Laboratorium
De chemische analyses en bepalingen zijn uitgevoerd door een door de Raad van Accreditatie (RvA) erkend laboratorium (voorheen STER-lab). Het laboratorium staat vermeld op de lijst met erkende bodem intermediairs van Bodemplus. In het kader van integriteit en transparantie kunt u de analyse certificaten van Omegam controleren. U kunt de juistheid en authenticiteit van de analyse certificaten bij dit project te controleren. De controle is uit te voeren door met de opdrachtverificatiecode, links onder op het analysecertificaat, via de website www.omegam.nl te verifiëren. 4.2
Toetsingskader
De analyseresultaten zijn getoetst aan: -
de Wet Bodembescherming zoals dat wordt gegeven door de “Circulaire bodemsanering 2009” (2009; Staatscourant nummer 67);
-
het Besluit bodemkwaliteit zoals dat wordt gegeven in het “Besluit bodemkwaliteit 2007” (2007; Staatscourant nummer 122) aangevuld met de in de Staatscourant gepubliceerde wijzigingen.
Beide toetsingskaders zijn gepubliceerd door het Ministerie van VROM. Zie voor een nadere uitleg van de toetsingskaders bijlage 5. 4.3
Analyseresultaten
De rapportage van het chemisch onderzoek is weergegeven in bijlage 4. Deze resultaten worden in de navolgende paragrafen getoetst en geïnterpreteerd. In de volgende overschrijdingstabellen zijn de resultaten van het chemisch onderzoek weergegeven. De gemeten gehalten en concentraties zijn getoetst aan de gecorrigeerde streefen interventiewaarden die zijn weergegeven in bijlage 5.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 8
4.3.1 Analyseresultaten grond toetsing Wet Bodembescherming tabel 4: Overschrijdingstabel grond WBb (gehalten in mg/kg ds) Monsternummer MM1 MM2 Boring 01,02,03,04 01,02 Van-tot (cm-mv) 0-50 50-290 Humus (% op ds) 1,3 1,1 Lutum (% op ds) 3,9 1,3 Zware metalen Barium [Ba] 25
< 1,0
PCB (som 7)
< 0,005
< 1,0
< 0,005
Minerale olie C10-C40 < 38
De analyseresultaten van de grond zijn getoetst aan de Wet Bodembescherming. Uit bovenstaande tabel blijkt dat zowel het mengmonster van de bovengrond (MM1) als het mengmonster van de ondergrond (MM2) chemisch analytisch schoon zijn. De gemeten gehalten geven geen aanleiding tot het doen van nader onderzoek in de grond op de locatie.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 9
4.3.2 Analyseresultaten grond toetsing Besluit bodemkwaliteit tabel 5: Overschrijdingstabel grond Toetsmonster MM1 Humus 1,3 Lutum 3,9 Droge stof (%) 86,1 Toets Zware metalen Barium [Ba] <=AW Cadmium [Cd] D<=AW Kobalt [Co] D<=AW Koper [Cu] D<=AW Kwik [Hg] D<=AW Lood [Pb] <=AW Molybdeen [Mo] D<=AW Nikkel [Ni] D<=AW Zink [Zn] <=AW
generiek kader (gehalten in mg/kg ds) MM2 1,1 1,3 84,2 Meetw Toets Meetw 25 <0,35 <2,0 <10,0 <0,05 19 <1,5 <5,0 37
D<=AW D<=WO D<=AW D<=AW D<=AW D<=AW D<=AW D<=AW D<=AW
<20 <0,35 <2,0 <10,0 <0,05 <10,0 <1,5 <5,0 <20
PAK 10 VROM
D<=AW
<1,0
D<=AW
<1,0
PCB (som 7)
D<=IND
<0,005
D<=IND
<0,005
Minerale olie C10-C40 D<=AW <38 D<=AW <38 <= het gehalte is kleiner dan of gelijk aan toetswaarde (AW, WO, IND) > het gehalte is groter dan toetswaarde (AW, WO, IND) D<= detectielimiet is kleiner of gelijk aan toetswaarde (AW, WO, IND) AW toets Achtergrondwaarde WO toetswaarde Wonen IND toetswaarde Industrie
De analyseresultaten van de grond zijn tevens getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Doordat de individueel gemeten PCB’s in alle monsters lager zijn dan de detectielimieten, voldoet de parameter PCB (som 7) in alle monsters aan de gebruiksklasse Achtergrondwaarde. Uit bovenstaande tabel blijkt dat alle gehalten beneden de Achtergrondwaarde blijven of beneden de detectielimiet, waardoor kan worden gesteld dat de gehalten voldoen aan de Achtergrondwaarde. De grond voldoet indicatief voor toepassing binnen alle gebruiksklassen.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 10
4.3.3 Analyseresultaten grondwater tabel 6: Overschrijdingstabel grondwater (concentraties in µg/l) Monsternummer 01-Peilbuis 01-1 Datum 8-12-2011 pH 7,2 Ec (µS/cm) 331 Van-tot (cm-mv) 190-290 Zware metalen Barium [Ba] 88 * Cadmium [Cd] < 0,4 Kobalt [Co] < 10,0 Koper [Cu] < 10,0 Kwik [Hg] < 0,05 Lood [Pb] < 10,0 Molybdeen [Mo] < 3,0 Nikkel [Ni] < 10,0 Zink [Zn] 38 Vluchtige aromaten Benzeen Ethylbenzeen Styreen (Vinylbenzeen) Tolueen Xylenen (som) Naftaleen
< < < < < <
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,05
Vluchtige chlooralifaten 1,1,1-Trichloorethaan 1,1,2-Trichloorethaan 1,1-Dichloorethaan 1,1-Dichlooretheen 1,2-Dichloorethaan Dichloormethaan Dichloorpropaan Tetrachlooretheen (Per) Tetrachloormethaan (Tetra) Tribroommethaan (bromoform) Trichlooretheen (Tri) Trichloormethaan (Chloroform) Vinylchloride cis + trans-1,2-Dichlooretheen
< < < < < < < < < < < < < <
0,1 0,1 0,5 0,1 0,5 0,2 0,52 0,1 0,1 0,5 0,1 0,1 0,2 0,1
Minerale olie C10 - C40 < 100
De analyseresultaten van het grondwater zijn getoetst aan de Wet Bodembescherming. Uit bovenstaande tabel blijkt dat het onderzochte grondwatermonster uit peilbuis 01 een licht verhoogde concentratie aan barium bevat. Er is geen verontreiniging aangetroffen in het grondwater op de locatie.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 11
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies De mengmonsters van de grond en het monster van het grondwater zijn getoetst aan de Wet Bodembescherming. Hieruit blijkt dat de grond chemisch analytisch schoon is. Alle gemeten gehalten in de grond blijven beneden de toetswaarde voor nader onderzoek. De mengmonsters van de grond zijn tevens getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. Alle gemeten gehalten in de boven- en ondergrond voldoen aan de Achtergrondwaarden. Het grondwater is getoetst aan de Wet Bodembescherming. Hieruit blijkt dat de concentratie aan barium licht verhoogd is. Er is geen sprake van een bodemverontreiniging op de locatie. Gezien de vastgestelde bodemkwaliteit zijn er geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Met de toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit kunnen indicatief de hergebruikmogelijkheden van de grond worden bepaald. Eventueel van de locatie vrijkomende grond zou binnen het bodemkwaliteitsgebied van de gemeente Texel kunnen worden toegepast binnen alle functieklassen. Het bevoegd gezag of een acceptant van de grond is altijd gerechtigd om een nader onderzoek voor vrijkomende grond te verlangen. Aanbevelingen Gegeven de beschreven onderzoeksresultaten, wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het huidige grondgebruik. Er wordt geen aanleiding gezien voor het doen van nader onderzoek naar de licht verhoogde concentratie aan barium. Waarschijnlijk heeft de verhoging een natuurlijke oorzaak.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 12
6 Betrouwbaarheid De rapportage van het milieukundig bodemonderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Middels een ISO-9001 en VCA** gecertificeerd kwaliteitssysteem waarborgt T&A Survey de kwaliteit van het werk. T&A streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Een milieukundig onderzoek is echter gebaseerd op een beperkt aantal boringen en monsters. Zodoende blijft het mogelijk dat er plaatselijke afwijkingen in de samenstelling van de grond en het grondwater voor komen die niet in het milieukundig onderzoek naar voren zijn gekomen. T&A acht zich niet verantwoordelijk voor de schade die mogelijk voortvloeit uit het gebruik van dit rapport. Hierbij dient tevens te worden opgemerkt dat het uitgevoerde onderzoek een momentopname is. Na uitvoering van het onderzoek kan beïnvloeding van de grond en het grondwater plaatsvinden. Naarmate de periode tussen uitvoering van het onderzoek en het gebruik van de gegevens langer wordt, dient meer voorzichtigheid in acht genomen te worden bij het gebruik van dit rapport.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Pagina 13
Topografische ligging van de onderzoekslocatie
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
BIJLAGE 1a
Topografische ligging lokatie Verkennend bodemonderzoek Schaal
1 : 25.000
Deze kaart is noordgericht
Harkebuurt 3 te Oosterend Projectnummer: 1111-MIL2820
Bijlage 1
Situatietekening bestaande bebouwing met de boringen en peilbuizen BIJLAGE 1b
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Foto’s onderzoekslocatie
BIJLAGE 2
foto 1
foto 2
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
foto 3
foto 4
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Bodemprofielen en zintuiglijke waarnemingen
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
BIJLAGE 3
Boring:
01
Boring: 0
0
Zand, zeer fijn, zwak siltig, matig humeus, matig wortelhoudend, donkerbruin, Edelmanboor
02 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, Edelmanboor
01A
02A
50
50 01B -70
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, matig roesthoudend, donker bruinrood, Edelmanboor 01C
100
02B 100
-120
-120
Zand, matig fijn, zwak siltig, donker bruinbeige, Zuigerboor 01D
150
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk roesthoudend, donker bruinrood, Edelmanboor 02C
150
-170
Zand, matig fijn, zwak siltig, donker bruinbeige, Edelmanboor
02D 01E
200
-200
200
01F
250
01G -290
Boring:
03
Boring: 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin, Edelmanboor 03a
50
Projectnaam: Harkebuurt 3
04 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwak wortelhoudend, donker grijsbruin, Edelmanboor 04A
-50
50
Projectcode: MIL2820-COMPLEET
-50
Datum: 01-12-2011
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie
Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10
Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
overig bijzonder bestanddeel Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Analysecertificaten
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
BIJLAGE 4
T en A Survey BV T.a.v. de heer B.J. Groenendaal Postbus 20670 1001 NR AMSTERDAM
Uw kenmerk : Ons kenmerk : Validatieref. : Opdrachtverificatiecode : Bijlage(n) :
MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 Project 394817 394817_certificaat_v1 ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ 2 tabel(len) + 2 oliechromatogram(men) + 1 bijlage(n)
Amsterdam, 9 december 2011 Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Omegam Laboratoria volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Omegam Laboratoria". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften. Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice. Hoogachtend, namens Omegam Laboratoria,
drs. R.R. Otten Directeur
Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.
postbus 94685 1090 GR Amsterdam
T 020 5976 769 F 020 5976 689
ABN·AMRO bank 462704564 BTW nr. NL8139.67.132.B01
HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam
[email protected] www.omegam.nl
Kvk 34215654
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 394817 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Monsterreferenties 4817951 = 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) 4817952 = 01 (50-70) 01 (70-120) 01 (120-170) 01 (170-220) 01 (220-270) 01 (270-290) 02 (60-110) 02 (120-170) 02 (170-200) Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix Monstervoorbewerking S NEN5709 (steekmonster) S voorbewerking NEN5709 S soort artefact S gewicht artefact
: : : : :
g
Algemeen onderzoek - fysisch S droogrest % S organische stof (gec. voor lutum) % (m/m ds) S lutumgehalte (pipetmethode) % (m/m ds)
01/12/2011 05/12/2011 02/12/2011 4817951 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
01/12/2011 05/12/2011 02/12/2011 4817952 Grond uitgevoerd uitgevoerd nvt <1
86,1 1,3 3,9
84,2 1,1 1,3
Anorganische parameters - metalen S barium (Ba) mg/kg ds S cadmium (Cd) mg/kg ds S kobalt (Co) mg/kg ds S koper (Cu) mg/kg ds S kwik (Hg) FIAS/Fims mg/kg ds S lood (Pb) mg/kg ds S molybdeen (Mo) mg/kg ds S nikkel (Ni) mg/kg ds S zink (Zn) mg/kg ds
25 < 0,35 < 2,0 < 10 < 0,05 19 < 1,5 <5 37
< 20 < 0,35 < 2,0 < 10 < 0,05 < 10 < 1,5 <5 < 20
Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) mg/kg ds
< 38
< 38
Organische parameters - aromatisch Polycyclische koolwaterstoffen: S naftaleen mg/kg ds S fenantreen mg/kg ds S anthraceen mg/kg ds S fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)antraceen mg/kg ds S chryseen mg/kg ds S benzo(k)fluoranteen mg/kg ds S benzo(a)pyreen mg/kg ds S benzo(ghi)peryleen mg/kg ds S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg ds S som PAK (10) mg/kg ds
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
< 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 < 0,15 1,0
Organische parameters - gehalogeneerd Polychloorbifenylen: S PCB -28 mg/kg ds S PCB -52 mg/kg ds S PCB -101 mg/kg ds S PCB -118 mg/kg ds S PCB -138 mg/kg ds S PCB -153 mg/kg ds S PCB -180 mg/kg ds S som PCBs (7) mg/kg ds
< 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,005
< 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 < 0,001 0,005
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 394817 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Organische stof gehalte (gecorrigeerd voor lutum en vrij ijzer in de vorm van Fe2O3) Het organische stofgehalte is gecorrigeerd voor het in het analysecertificaat gerapporteerde lutumgehalte. Indien het lutumgehalte niet is gerapporteerd is de correctie uitgevoerd met een lutumgehalte van 5,4% (gemiddeld lutumgehalte Nederlandse bodem, AS3010/AS3210, prestatieblad organische stofgehalte in grond/waterbodem). Indien het vrij ijzergehalte is bepaald en groter is dan 5 % m/m, is bij de berekening van het organische stof gecorrigeerd voor dat gehalte aan vrij ijzer. Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
Oliechromatogram 1 van 2
OLIE-ONDERZOEK Monstercode Project omschrijving Uw referentie Methode
: : : :
4817951 MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 01 (0-50) 02 (0-50) 03 (0-50) 04 (0-50) minerale olie (florisil clean-up)
OLIECHROMATOGRAM
➝ oliefractieverdeling OLIEFRACTIEVERDELING 1) 2) 3) 4)
fractie > C10 - C19 fractie C19 - C29 fractie C29 - C35 fractie C35 -< C40
6% 47 % 46 % <1 %
totale minerale olie gehalte: <38 mg/kg ds
ANALYSEMETHODE Voorbewerking grond Voorbewerking AP04 Voorbewerking water Analyse Interpretatie
: : : : :
Hexaanextractie gebaseerd op NEN 6978, incl. florisil clean-up. Petroleum-etherextractie conform NEN 6978, incl. florisil clean-up. Hexaanextractie gebaseerd op ISO 9377-2, incl. florisil clean-up. Gaschromatograaf met capillaire kolom en vlamionisatie detectie. Raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.
De volgende aanvullende clean-up mogelijkheden kunnen worden aangevraagd: Veen clean-up : Verwijdert eventuele restanten natuurlijke verbindingen uit extract. De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling) Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
Oliechromatogram 2 van 2
OLIE-ONDERZOEK Monstercode : 4817952 Project omschrijving : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 Uw referentie : 01 (50-70) 01 (70-120) 01 (120-170) 01 (170-220) 01 (220-270) 01 (270-290) 02 (60-110) 02 (120-170) 02 (170-200) Methode : minerale olie (florisil clean-up) OLIECHROMATOGRAM
➝ oliefractieverdeling OLIEFRACTIEVERDELING 1) 2) 3) 4)
fractie > C10 - C19 fractie C19 - C29 fractie C29 - C35 fractie C35 -< C40
42 % 24 % 19 % 15 %
totale minerale olie gehalte: <38 mg/kg ds
ANALYSEMETHODE Voorbewerking grond Voorbewerking AP04 Voorbewerking water Analyse Interpretatie
: : : : :
Hexaanextractie gebaseerd op NEN 6978, incl. florisil clean-up. Petroleum-etherextractie conform NEN 6978, incl. florisil clean-up. Hexaanextractie gebaseerd op ISO 9377-2, incl. florisil clean-up. Gaschromatograaf met capillaire kolom en vlamionisatie detectie. Raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.
De volgende aanvullende clean-up mogelijkheden kunnen worden aangevraagd: Veen clean-up : Verwijdert eventuele restanten natuurlijke verbindingen uit extract. De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling) Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
Bijlage 1 van 1 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 394817 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Analysemethoden in Grond (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Samplemate Droogrest Organische stof (gec. voor lutum) Lutumgehalte (pipetmethode) Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Zink (Zn) Minerale olie (florisil clean-up) PAKs PCBs
: : : : : : : : : : : : : : : :
Conform AS3100 en NEN 5709 Conform AS3010 prestatieblad 2 Conform AS3010 prestatieblad 3 Conform AS3010 prestatieblad 4; gelijkwaardig aan NEN 5753 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN-ISO 16772 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 5; NEN 6966/C1 Conform AS3010 prestatieblad 7 Conform AS3010 prestatieblad 6 Conform AS3010 prestatieblad 8
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: ROQM-RQDM-UWDM-GQYZ
Ref.: 394817_certificaat_v1
T en A Survey BV T.a.v. de heer B.J. Groenendaal Postbus 20670 1001 NR AMSTERDAM
Uw kenmerk : Ons kenmerk : Validatieref. : Opdrachtverificatiecode : Bijlage(n) :
MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 Project 395501 395501_certificaat_v1 TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP 2 tabel(len) + 1 oliechromatogram(men) + 2 bijlage(n)
Amsterdam, 14 december 2011 Hierbij zend ik u de resultaten van het laboratoriumonderzoek dat op uw verzoek is uitgevoerd in de door u aangeboden monsters. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel uitbesteed onderzoek, uitgevoerd door Omegam Laboratoria volgens de methoden zoals ze zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat L086 en/of in de bundel "Analysevoorschriften Omegam Laboratoria". De in dit onderzoek uitgevoerde onderzoeksmethoden van de geaccrediteerde analyses zijn in een aparte bijlage als onderdeel van dit analyse-certificaat opgenomen. De methoden zijn, voor zover mogelijk, ontleend aan de accreditatieprogramma's/schema's en NEN- EN- en/of ISO-voorschriften. Ik wijs u erop dat het analyse-certificaat alleen in zijn geheel mag worden gereproduceerd. Ik vertrouw erop uw opdracht volledig en naar tevredenheid te hebben uitgevoerd. Heeft u naar aanleiding van deze rapportage nog vragen, dan verzoek ik u contact op te nemen met onze klantenservice. Hoogachtend, namens Omegam Laboratoria,
drs. R.R. Otten Directeur
Op dit certificaat zijn onze algemene voorwaarden van toepassing. Dit analyse-certificaat mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd.
postbus 94685 1090 GR Amsterdam
T 020 5976 769 F 020 5976 689
ABN·AMRO bank 462704564 BTW nr. NL8139.67.132.B01
HJE Wenckebachweg 120 1096 AR Amsterdam
[email protected] www.omegam.nl
Kvk 34215654
Tabel 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 395501 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Monsterreferenties 4917082 = 01 (190-290)
Opgegeven bemonsteringsdatum Ontvangstdatum opdracht Startdatum Monstercode Matrix
: : : : :
Anorganische parameters - metalen Metalen ICP-MS (opgelost): S barium (Ba) µg/l S cadmium (Cd) µg/l S kobalt (Co) µg/l S koper (Cu) µg/l S kwik (Hg) FIAS/Fims µg/l S lood (Pb) µg/l S molybdeen (Mo) µg/l S nikkel (Ni) µg/l S zink (Zn) µg/l Organische parameters - niet aromatisch S minerale olie (florisil clean-up) µg/l Organische parameters - aromatisch Vluchtige aromaten: S styreen µg/l S benzeen µg/l S tolueen µg/l S ethylbenzeen µg/l S xyleen (ortho) µg/l S xyleen (som m+p) µg/l S naftaleen µg/l S som xylenen µg/l Organische parameters - gehalogeneerd Vluchtige chlooralifaten: S dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S 1,2-dichlooretheen (trans) µg/l S 1,2-dichlooretheen (cis) µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S trichloormethaan µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S tetrachlooretheen µg/l S vinylchloride µg/l S som C+T dichlooretheen µg/l S som dichloorpropanen µg/l Vluchtige gehalogeneerde alifaten - divers: S tribroommethaan µg/l
08/12/2011 09/12/2011 09/12/2011 4917082 Grondwater
88 < 0,4 < 10 < 10 < 0,05 < 10 <3 < 10 38 < 100
< 0,2 < 0,2 < 0,2 < 0,2 < 0,1 < 0,2 < 0,05 0,2
< 0,2 < 0,5 < 0,5 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,25 < 0,25 < 0,25 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,1 < 0,2 0,1 0,52 < 0,5
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. - De met een 'Q' gemerkte analyses zijn door RvA geaccrediteerd (registratienummer L086). - De met een 'S' gemerkte analyses zijn op basis van het schema AS 3000 geaccrediteerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Tabel 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 395501 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Opmerkingen m.b.t. analyses Opmerking(en) algemeen Sommatie van concentraties voor groepsparameters De sommatie is uitgevoerd volgens AS3000 paragraaf 2.5.2 en bijlage 3.
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Oliechromatogram 1 van 1
OLIE-ONDERZOEK Monstercode Project omschrijving Uw referentie Methode
: : : :
4917082 MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 01 (190-290) minerale olie (florisil clean-up)
OLIECHROMATOGRAM
➝ oliefractieverdeling OLIEFRACTIEVERDELING 1) 2) 3) 4)
fractie > C10 - C19 fractie C19 - C29 fractie C29 - C35 fractie C35 -< C40
41 % 59 % <1 % <1 %
totale minerale olie gehalte: <100 µg/l
ANALYSEMETHODE Voorbewerking grond Voorbewerking AP04 Voorbewerking water Analyse Interpretatie
: : : : :
Hexaanextractie gebaseerd op NEN 6978, incl. florisil clean-up. Petroleum-etherextractie conform NEN 6978, incl. florisil clean-up. Hexaanextractie gebaseerd op ISO 9377-2, incl. florisil clean-up. Gaschromatograaf met capillaire kolom en vlamionisatie detectie. Raadpleeg voor de typering van de oliesoort de OMEGAM oliebibliotheek.
De volgende aanvullende clean-up mogelijkheden kunnen worden aangevraagd: Veen clean-up : Verwijdert eventuele restanten natuurlijke verbindingen uit extract. De hoogte van de signalen is geen maat voor de concentratie van de olie in het monster. (Het chromatogram heeft een variabele schaalindeling) Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Bijlage 1 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 395501 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Houdbaarheid- & conserveringsopmerkingen De onderstaande constatering(en) wijzen op een afwijking van het SIKB-protocol 3001 (Conserveringsmethoden en conserveringstermijnen van milieumonsters). Deze afwijking resulteert in de volgende voorgeschreven opmerking: "Er zijn verschillen met de richtlijnen geconstateerd die de betrouwbaarheid van de gemarkeerde resultaten in dit analyserapport mogelijk hebben beïnvloed." Deze bijlage vormt samen met andere bijlagen, tabellen en het voorblad, een integraal onderdeel van dit analyse-certificaat.
Uw referentie Monstercode
: 01 (190-290) : 4917082
Opmerking(en) by analyse(s): Chlooralifaten: - Het aangeleverde watermonster bevat een headspace (luchtbel).
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Bijlage 2 van 2 ANALYSECERTIFICAAT Project code Project omschrijving Opdrachtgever
: 395501 : MIL2820-COMPLEE-Harkebuurt 3 : T en A Survey BV
Analysemethoden in Grondwater (AS3000) AS3000 In dit analysecertificaat zijn de met 'S' gemerkte analyses uitgevoerd volgens de analysemethoden beschreven in het "Accreditatieschema Laboratoriumanalyses voor grond-, waterbodem- en grondwateronderzoek (AS SIKB 3000)". Het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd volgens de onderstaande analysemethoden. Deze analyses zijn vastgelegd in het geldende accreditatie-certificaat met bijbehorende verrichtingenlijst L086 van Omegam Laboratoria BV. Barium (Ba) Cadmium (Cd) Kobalt (Co) Koper (Cu) Kwik (Hg) Lood (Pb) Molybdeen (Mo) Nikkel (Ni) Zink (Zn) Minerale olie (florisil clean-up) Aromaten (BTEXXN) Styreen Chlooralifaten Vinylchloride
: : : : : : : : : : : : : :
Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 3; NEN-EN-ISO 17294-2 Conform AS3110 prestatieblad 5 Conform AS3130 prestatieblad 1 Conform AS3130 prestatieblad 1 Conform AS3130 prestatieblad 1 Conform AS3130 prestatieblad 1
Dit analyse-certificaat, inclusief voorblad en eventuele bijlage(n), mag niet anders dan in zijn geheel worden gereproduceerd. Opdrachtverificatiecode: TWOR-GWHZ-KAYD-VBUP
Ref.: 395501_certificaat_v1
Toetsingskader
BIJLAGE 5
Als beoordelingskaders van de analyseresultaten is gebruik gemaakt van het “Besluit bodemkwaliteit 2007” (2007; staatscourant nummer 247) en de wijzigingen in het Besluit bodemkwaliteit zoals die gepubliceerd zijn in de staatscourant 2008 nr. 122, 2008 nr. 196, 2008 nr. 2363 en 2009 nr. 17187, alsmede de “Circulaire bodemsanering 2009” (2009; Staatscourant nummer 67). Allen gepubliceerd door het ministerie van VROM. In deze bijlage treft u een overzicht aan van de belangrijkste terminologie en regelgeving in deze circulaires. Het Besluit bodemkwaliteit kent voor de algemene toepassing van grond en baggerspecie op of in de bodem een generiek (landelijk geldend) kader en een gebiedsspecifiek (locaal vast te stellen) kader. Op dit moment kennen nog weinig locale overheden een gebiedspecifieke kader. In deze gevallen geldt automatisch het generiek kader. De toe te passen grond of baggerspecie moet voldoen aan de eisen die gelden op de locatie van toepassing. Deze eisen worden in het generieke kader neergelegd in de vorm van de bodemkwaliteitsklassen wonen en Industrie en achtergrondwaarden (landbouw/natuur). In het gebiedsspecifieke kader worden de eisen vastgelegd in de nota bodembeheer in de vorm van lokale maximumwaarden. In het onderstaande overzicht wordt een drietal toetsingswaarden genoemd, als toetsingskader voor de beoordeling van grond en grondwater, te weten: AW
Bij regeling van Onze Ministers vastgestelde gehalten aan chemische stoffen voor een goede bodemkwaliteit, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door locale verontreinigingbronnen.
WO Grond die voldoet aan de maximale waarden voor wonen, of woongrond. IND Grond die voldoet aan de maximale waarden voor Industrie, of Industriegrond. Grond die niet voldoet aan de Industriewaarden is in het algemeen niet-toepasbaar. Overigens blijft het begrip interventiewaarde wel bestaan. Of een bepaalde hoeveelheid grond of bodem voldoet aan de Achtergrondwaarden wordt vastgelegd in een milieuhygiënische verklaring. Er bestaan een aantal verschillende soorten milieuhygiënische verklaringen; partijkeuring (uitkomende/toe te passen grond); erkende kwaliteitsverklaring (BRL); fabrikant eigenverklaring (groeve); bodemkwaliteitskaart (uitkomende/toe te passen grond en ontvangende bodem) of bodemonderzoek (ontvangende bodem). Voor grond waarin een of meerdere Industriewaarden worden overschreden komt men in het spoor van de Wet bodembescherming terecht. Ook voor grondwater is de Wet Bodembescherming geldend.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Functieklasse Achtergrondwaarde
Alle verontreinigingen voldoen aan de Achtergrondwaarden, met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie tabel. De overschrijding mag maximaal twee maal de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden bedragen. Elke overschrijding is lager dan de norm voor klassegrens wonen.
Wonen
Alle verontreinigingen voldoen aan de klassegrens wonen, met uitzondering van een aantal overschrijdingen, zie tabel. De overschrijding mag maximaal de norm voor de klassegrens wonen plus de norm voor de klassegrens Achtergrondwaarden bedragen. Elke overschrijding is lager dan de norm voor klassegrens Industrie.
Industrie
Als de melding niet leidt tot de indeling in klasse wonen of achtergrond wordt de bodemkwaliteit ingedeeld in de klasse Industrie. Aantal gemeten stoffen basispakket 16 – 26 27 – 36 37 - 48
Aantal overschrijdingen 2 3 4 5
In het onderstaande overzicht wordt een drietal toetsingswaarden in het kader van de Wet Bodembescherming genoemd, als toetsingskader voor de beoordeling van verontreinigde grond en grondwater, te weten: Achtergrondwaarde / De Achtergrondwaarde/Streefwaarde geeft het niveau aan van een duurStreefwaarde: zame bodemkwaliteit oftewel het niveau, tot waar risico's voor mens, dier en plant verwaarloosbaar zijn. In het geval de detectielimiet van een analysemethode de Achtergrondwaarde overschrijdt, is de detectielimiet door ons als toetsingswaarde gehanteerd. Tussenwaarde:
De Tussenwaarde is gelijk aan het gemiddelde van de Achtergrondwaarde en interventiewaarde (zie onder). Als de Tussenwaarde wordt overschreden, is er in principe een noodzaak tot het verrichten van een nader onderzoek naar de mate en omvang van een aangetoonde verontreiniging. In sommige situaties, met name wanneer sprake is van mobiele verontreinigingen in het grondwater, kan dit echter ook zonder overschrijding van de Tussenwaarde al het geval zijn.
Interventiewaarde:
De interventiewaarden geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, plant of dier ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Deze waarde geldt als criterium ter bepaling van het vaststellen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (zie onder).
Om de mate van verontreiniging aan te geven, wordt gebruik gemaakt van de volgende terminologie. Niet verontreinigd:
Van een niet verontreinigde oftewel schone bodem is sprake wanneer de concentraties van de geanalyseerde stoffen lager dan of gelijk zijn aan de Achtergrondwaarde. In bepaalde situaties kan, ondanks één of meerdere overschrijdingen van de Achtergrondwaarde, toch worden gesproken van "schone grond".
Geval van ernstige Wanneer voor tenminste één stof de gemiddeld gemeten concentratie van bodemverontreiniging:minimaal 25 m3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging en/of 100 m3 poriënverzadigd bodemvolume in het geval van grondwater-verontreiniging de interventiewaarde overschrijdt, is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van de Wet Bodembescherming (mg/kg d.s.) humus (% op ds) lutum (% op ds)
1,3 3,9 S
T
1,1 1,3 S
I
T
I
Zware metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
61 0,36 5,2 21 0,11 33 1,5 14 65
177 4,1 35 59 13 191 96 27 199
294 7,8 65 98 26 349 190 40 333
49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59
143 4,0 29 56 13 184 96 23 181
237 7,6 54 92 25 337 190 34 303
PAK 10 VROM
1,5
21
40
1,5
21
40
PCB (som 7)
0,0040
0,10
0,20
0,0040
0,10
0,20
Minerale olie C10-C40
38
519
1000
38
519
1000
Voor humus en lutum gecorrigeerde normen voor grond van het Besluit bodemkwaliteit (mg/kg d.s.) Humus Lutum
1,3 3,9 AW
WO
Zware metalen Barium [Ba] Cadmium [Cd] Kobalt [Co] Koper [Cu] Kwik [Hg] Lood [Pb] Molybdeen [Mo] Nikkel [Ni] Zink [Zn]
61 0,36 5,2 21 0,11 33 1,5 14 65
176 0,72 12 28 0,60 138 88 15 92
PAK 10 VROM
1,5
PCB (som 7) Minerale olie C10-C40
AW T I WO IND
1,1 1,3 AW
WO
294 2,6 65 98 3,4 349 190 40 333
49 0,35 4,3 19 0,10 32 1,5 12 59
142 0,70 10,0 26 0,58 133 88 13 84
237 2,5 54 92 3,3 337 190 34 303
6,8
40
1,5
6,8
40
0,0040
0,0040
0,10
0,0040
0,0040
0,10
38
38
100
38
38
100
IND
Achtergrondwaarde Tussenwaarde Interventiewaarde Wonen Industrie
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012
IND
Grondwaternormen van de Wet Bodembescherming (µg/l) S
T
I
Zware metalen barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
50 0,4 20 15 0,05 15 5,0 15 65
338 3,2 60 45 0,17 45 153 45 433
625 6 100 75 0,3 75 300 75 800
Vluchtige aromaten benzeen ethylbenzeen styreen tolueen xylenen naftaleen
0,2 4 6 7 0,2 0,01
15 77 153 504 35 35
30 150 300 1000 70 70
Vluchtige chloorkoolwaterstoffen 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,2-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen dichloormethaan monochloorbenzeen tetrachlooretheen (PER) tetrachloormethaan (TETRA) trans-1,2 dichlooretheen trichlooretheen (TRI) trichloormethaan
0,01 0,01 7 7 0,01 0,01 0,01 7 0,01 0,01 0,01 24 6
150 65 454 204 10 10 500 94 20 5 10 262 203
300 130 900 400 20 20 1000 180 40 10 20 500 400
minerale olie 50 325 600 S = Streefwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming T = Tussenwaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming I = Interventiewaarde zoals vermeld in de Wet Bodembescherming
Verkennend bodemonderzoek aan de Harkebuurt 3 te Oosterend Documentnr: 1111-MIL2820 – versie 2, d.d. 23 januari 2012