Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
SAMENWERKINGSVERBAND VOORTGEZET ONDERWIJS ROOSENDAAL EO. SWV VO 30-‐02 ONDERSTEUNINGSPLAN 2014-‐2018 Roosendaal, april 2014 1
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
PREAMBULE In de afgelopen periode is er intensief gewerkt aan het ontwikkelen van het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. In dit plan legt het bestuur van het samenwerkingsverband vast het beleid dat uitvoering geeft aan de wettelijke opdracht van Passend Onderwijs. In het plan staan afspraken en procedures over de wijze waarop het samenwerkingsverband een passend onderwijsarrangement maakt voor de leerling die, gezien zijn/haar specifieke onderwijsbehoeften , hiervoor in aanmerking komt. Voor verschillende onderdelen in het plan is een concrete praktisch uitwerking nog niet voorhanden. Het kost ook tijd en opdoen van ervaringen met nieuwe procedures ,voordat gesproken kan worden van verankerd nieuw beleid. Maar de tijd staat niet stil en de overgang van het ene systeem naar het andere is op enig moment een feit ( 1 augustus 2014). Het bestuur vraagt extra aandacht voor en alertheid bij deze overgang. Leerlingen mogen niet -‐als gevolg van de overgang naar het nieuwe stelsel-‐ tussen de wal en het schip geraken. Er lag en ligt dan ook prioriteit bij het definiëren van de overgangssituatie en daarover ook te communiceren. Dit standpunt heeft geresulteerd in de “Novemberbrief”, een brief waarin het scholenveld gewezen wordt op het continueren van allerlei regelingen en de wijzigingen hierin. Het bestuur wijst er ook op dat er sprake zal zijn van een beleidsarme invoering. Dat houdt in dat – zoals hierboven aangegeven-‐ in eerste instantie alle aandacht gericht is op een soepele introductie. Gaandeweg de komende jaren zullen we meer innovatieve kracht ontwikkelen. Deze innovatie komt ook het best van de grond als vanuit de concrete praktijk verbeteringen en vernieuwingen worden nagestreefd. Derhalve wordt het schooljaar 2014-‐2015 geduid als een overgangsjaar. Zo bezien heeft het plan alle kenmerken van een “groeidocument”. Het wordt dan wel vastgesteld voor een periode van 4 jaar. Maar elk schooljaar zal er een evaluatie uitgevoerd worden. Uiteraard met het doel het plan aan te scherpen dan wel te wijzigen. Doc.naam: SWVROOSVO.134 2
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
INHOUDSOPGAVE Preambule
blz.2
Inhoudsopgave
blz.3
§ 1.
Woord vooraf
blz.4
§ 2.
Inleiding
blz.5
§ 3.
Missie, visie en uitgangspunten
blz.6
§ 4.
Organisatie van het Samenwerkingsverband
blz.11
§ 5.
De regio in beeld
§ 6.
De ondersteuningsstructuur
§ 7.
blz.15
blz.19
Toewijzing van extra ondersteuning
blz.25
§ 8.
Tijdelijk op een ander spoor
blz.31
§ 9.
Bestaande voorzieningen herzien
blz.32
§10.
Samenwerking met ouders
blz.32
§11.
Onderdeel van een regionaal netwerk
blz.34
§12.
Kwaliteitszorg en kwaliteitsborging
blz.38
§13.
Communicatie
blz.40
§14.
Financiën
blz.41
§15.
Geschillenregelingen
blz.46
§16.
Tot slot
blz.47
Afkortingenlijst
blz.48
Bijlage: Bijlagenboek
3
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
§ 1. WOORD VOORAF De ontwikkelingen in het speciaal onderwijs kennen de afgelopen 30 jaar een intensief verloop. Tot 1985 werd het speciaal onderwijs nog “buitengewoon onderwijs “genoemd. Tot 1998 was er sprake van een interimwet; de zgn ISOVSO (Interimwet speciaal en voortgezet speciaal onderwijs) . Vanaf deze datum is de wetgeving veranderd en zijn de voormalige VSO-‐LOM en VSO-‐MLK opgenomen in de Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO).Tussen 1 augustus 1998 en 1 augustus 2002 is het VSO-‐ LOM overgegaan in LWOO ( LeerWegOndersteunend Onderwijs) en is de VSO-‐MLK omgezet in Praktijkonderwijs. Tegelijkertijd is al het overige voortgezet speciaal onderwijs ondergebracht in de Wet op de Expertisecentra. Deze wet verdeelt het (voortgezet ) speciaal onderwijs in 4 clusters: Cluster 1 is het onderwijs aan blinde en slechtziende leerlingen, Cluster 2 voor dove en slechthorende leerlingen, Cluster 3 onderwijs voor leerlingen met lichamelijke en/of verstandelijke beperkingen en langdurig zieken en Cluster 4 het onderwijs voor leerlingen met gedragsproblemen en gedragsstoornissen. En dan volgt nu de stap naar Passend Onderwijs. Cruciaal in de beleidsontwikkeling is dat denken over het onderwijs aan leerlingen met een beperking vanuit een geheel nieuwe visie gestalte krijgt. Niet langer is de beperking van de leerling bepalend voor de inrichting van de onderwijsleersituatie, maar wordt de ondersteuning gegeven vanuit de vraag naar onderwijsbehoeften en de mogelijkheden van de leerling. We praten dan ook niet meer over zorgleerlingen, maar over leerlingen met beperkingen, die aangewezen zijn op extra ondersteuning. Voor het onderwijs aan de leerlingen betreffende Cluster 1 en 2 geldt de opmerking, dat dit onderwijs niet onder de verantwoordelijkheid van het nieuwe samenwerkingsverband valt. En gaandeweg de komende jaren zullen we de terminologie ook gaan aanpassen. De Wet Passend Onderwijs onderscheidt drie categorieën voor zware ondersteuning: cat. 1, 2 en 3. Voor nadere duiding hiervan wordt verwezen naar hoofdstuk 7.5. Gedurende de afgelopen twee jaren is er op verschillende manieren gewerkt aan de uitwerking van het beleid voor de regio Roosendaal eo. De betrokken schoolbesturen hebben elkaar snel gevonden en zijn na de ondertekening van de Intentieverklaring aan de slag gegaan met de voorbereidingen. Er zijn “tweedaagsen” voor management en zorgcoördinatoren geweest. Eveneens voor deze doelgroepen zijn er bijeenkomsten over basis-‐ en breedteondersteuning georganiseerd. De zorgcoördinatoren hebben als groep een rol gespeeld in de advisering t.a.v verschillende thema’s, werkgroepen hebben zich gebogen over het Protocol Medisch Handelen en het Ontwikkelingsperspectief . Met de medewerkers betrokken bij de bovenschoolse voorzieningen hebben besprekingen plaatsgevonden over de toekomst van het nieuwe beleid . Het bestuur, in eerste instantie “in oprichting” en vanaf 31 oktober 2013 statutair bepaald, heeft de voortgang van het proces intensief gesproken in de maandelijkse vergaderingen, met daarnaast inhoudelijke discussies in de vorm van themabesprekingen. Tevens zijn er verschillende gesprekken gevoerd met medewerkers op het gebied van financiën, kwaliteitsbeleid, administratieve organisatie en leerlingenadministratie. Dit alles heeft geresulteerd in het voorliggende Ondersteuningsplan. Het bestuur kiest voor een looptijd van vier schooljaren. Op het eind van elk schooljaar worden de voortgang en de uitvoering van het plan geëvalueerd. Mogelijk leidt dit tot aanpassingen van en aanvullingen op onderdelen van het Ondersteuningsplan. In komende jaren zullen nog verschillende thema’s nader bekeken en uitgewerkt moeten worden. Zie ook de te verwachten ontwikkelingen bij het LWOO/PRO. Het getuigt 4
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
ook van passend realisme op het eind van elk schooljaar dit plan weer tegen het licht te houden. Ook voor de schoolprofielen van de individuele VO-‐scholen geldt dat er sprake is van een “groeidocument”. Tot aan 1 augustus 2014 wordt er nog gewerkt conform het zorgbeleid, zoals dat geformuleerd is in het schoolplan van de school. Per genoemde datum is er sprake van een schoolondersteuningsprofiel. Het ondersteuningsplan kent 16 hoofdstukken; voor het grootste gedeelte is de indeling gehanteerd zoals die ook geadviseerd is door de VO-‐Raad. Tevens is er een Bijlagenboek gemaakt. Het bestuur heeft in november 2013 een brief naar het scholenveld gezonden met verschillende besluiten over de (overgangs) situatie van 1 augustus 2014. Deze brief is als bijlage 0.1 in het Bijlagenboek opgenomen.
Het ondersteuningsplan is op 12 februari 2014 besproken in het overleg met de Gemeenten; de bespreking heeft geleid tot overeenstemming. De Ondersteuningsplanraad (OPR) heeft op 27 januari 2014 het plan ontvangen en heeft een instemming verleend op de OPR-‐vergadering van 18 februari 2014. Het Bestuur heeft het OP vastgesteld in haar vergaderingen van 8 januari 2014 en 9 april 2014. In de laatst genoemde bestuursvergadering heeft het bestuur de meerjarenbegroting vastgesteld. Wij danken eenieder, die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van het voorliggende document. Dit plan vormt het stuurmechanisme van de ontwikkelingen. Het bestuur spreekt dan ook de wens uit het een dynamisch document te laten zijn. Hetgeen betekent dat er op een professionele wijze uiting gegeven wordt aan een efficiënte en effectieve organisatieontwikkeling. Namens het Bestuur van het Samenwerkingsverband, G.W.Snoeijs, bestuursvoorzitter.
§ 2. INLEIDING 2.1. Wettelijk kader Passend Onderwijs In de wetswijziging van de WVO vinden we terug welke inhoud het Ondersteuningsplan moet hebben. Daarnaast baseren we ons bij de vormgeving en inrichting van het Ondersteuningsplan van het Samenwerkingsverband op het door de VO-‐Raad , in gezamenlijkheid met de overige onderwijsraden-‐ ontwikkelde Referentiekader. Zie bijlage 1.1. 2.2. Status en functie van het ondersteuningsplan In het ondersteuningsplan legt het SWV vast hoe het passend onderwijs voor de leerlingen wordt gerealiseerd. Het ondersteuningsplan (OP) wordt tenminste 1 keer per 4 jaar opgesteld en kan tussentijds gewijzigd worden. Het OP moet alvorens het bestuurlijk vastgesteld kan worden een inspraakprocedure doorlopen. Er dient overleg gevoerd te worden met het Samenwerkingsverband PO dat geheel of gedeeltelijk samenvalt met het gebied van het SWV VO. Daarnaast wordt er Op 5
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO)gevoerd met de betrokken gemeenten. De Ondersteuningsplanraad(OPR)heeft instemmingsrecht op het plan. 2.3. Basisdocumenten Het SWV is qua regio een voortzetting van het Regionale Samenwerkingsverband 43.2. In de nieuwe situatie zijn hier de besturen van de scholen voor VSO cluster 3 en 4 bij gekomen. De regio kent verder een geschiedenis als Regionale Alliantie Roosendaal. In de beleidsuitwerking van Passend Onderwijs is voorafgaande aan de huidige wetgeving een ontwikkeling ingezet met samenwerking op het niveau van het primair, voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs. De Regionale Alliantie Roosendaal heeft zich in die tijd aangemeld voor een zgn. Veldinitiatief Passend Onderwijs. Het is echter nooit tot honorering gekomen daar tot een beleidswijziging werd besloten richting de uitwerking die nu in de wet is vastgelegd. Begin 2012 is een start gemaakt met de samenwerking tussen de betrokken VO/VSO-‐scholen. Gestart is met een intentieverklaring ,visiedocument en werkagenda (Zie bijlage 2.1., 2.2.en 2.3) Daarnaast zijn er in de loop van 2012 en 2013 documenten ontwikkeld en vastgesteld die sturing hebben gegeven aan de inhoudelijke ontwikkeling ( als bijlage 2.4 is de hoofdlijnennotitie opgenomen).
§ 3. MISSIE, VISIE EN UITGANGSPUNTEN 3.1. Missie
Het Samenwerkingsverband Roosendaal eo. wordt gevormd door de reguliere VO-‐scholen in de regio van de gemeenten Roosendaal, Halderberge en Moerdijk en VSO-‐ scholen voor cluster 3 en 4-‐ onderwijs. We richten ons specifiek op de leerling in de VO-‐leeftijd, die extra ondersteuning nodig heeft in zijn onderwijsleerproces. Deze leerling heeft op basis van specifiek eigen kenmerken naast of in de praktijk van het reguliere voortgezet onderwijs extra aandacht, ondersteuning , dan wel zorg nodig. Dit extra arrangement kan gericht zijn op de reguliere setting met extra ondersteuning , en kan ook betekenen dat er sprake is van onderwijsopvang in een specifieke, specialistische onderwijsomgeving ( zoals het voortgezet speciaal onderwijs). Hiermede tracht het SWV te garanderen dat elke leerling zijn optimale leerresultaten kan behalen. Het SWV gaat uit van de opvatting dat de leerling zich ontwikkelt in de dynamiek van een lerende context , hetgeen inhoudt dat er steeds gezocht wordt naar nieuwe en betere onderwijsarrangementen. Dit alles met de focus op het doorlopen van een optimale schoolcarrière. Bij het inrichten van de optimale onderwijsleercontext spelen verschillende actoren een rol. Het SWV besteedt expliciete aandacht aan het maken van heldere en transparante afspraken tussen de actoren. Hierdoor wordt vanaf het begin gewerkt vanuit de opdracht dat ieders verantwoordelijkheden duidelijk omschreven worden. Dan is het ook evident dat er alleen maar vanuit individuele en gezamenlijke verantwoordelijkheid ontwikkelingen gegarandeerd kunnen worden. Hiermede is ook aangegeven dat de betrokken bevoegde gezagen in gezamenlijkheid de verantwoordelijkheid hebben voor het dekkende netwerk aan onderwijsarrangementen en deze ook etaleren. Het SWV staat voor de opdracht voor de leerling in de VO-‐leeftijd, die aangewezen is op een extra 6
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
dan wel specifiek onderwijsarrangement , zo veel als mogelijk een passende plaats te bieden. Gegeven de opdracht voor het SWV om in gezamenlijkheid de basisondersteuning te definiëren en ook in de eigen school uit te werken is de inhoudelijke focus ook gericht op alle VO-‐leerlingen woonachtig in de regio. 3.2. Visie De samenwerkende scholen in het SWV willen een professionele, lerende organisatie zijn, gebaseerd op respect voor de medemens en de samenleving. In deze omgeving kunnen leerlingen met een specifieke ondersteuningsvraag op (ortho)pedagogisch en/of (ortho)didactisch gebied, door middel van extra onderwijs en onderwijsondersteuning ( en daar waar gewenst in samenhang met extra zorg) voor kortere dan wel langere tijd competenties verwerven en toepassen om: •
zo verantwoord mogelijk succesvol het regulier voortgezet onderwijs te kunnen volgen;
•
door te kunnen stromen naar het regulier vervolgonderwijs (MBO en HBO);
•
daar uiteindelijk een startkwalificatie te kunnen behalen;
•
of via ondersteuning in de arbeidstoeleiding aan het werk te komen;
•
of optimaal toegerust te worden voor een zinvolle dagbesteding;.
•
en zich te ontwikkelen tot volwaardig en mondig lid van onze samenleving .
Het SWV wil zo veel als mogelijk de leerling opvangen in het reguliere onderwijs. Om dit te bereiken wordt de deskundigheid van het personeel op de reguliere scholen vergroot op zowel didactisch als pedagogisch gebied. Tevens wordt de ( op elke VO-‐school aanwezige) basisondersteuning professioneel ingezet en verder ontwikkeld. Elke VO-‐school stelt een ondersteuningsprofiel op. De gezamenlijke profielen en het VSO-‐profiel Cluster 3 en 4 onderbouwen het dekkende netwerk in de regio Roosendaal eo. De reguliere VO-‐ school is niet altijd in staat de leerling op te vangen en te begeleiden. In de situaties waarin de extra’s nodig zijn , voorziet het SWV in de vorm van extra middelen en arrangementen op schoolniveau en specialistische voorzieningen. Leerlingen maken voor een bepaalde tijd gebruik van de voorzieningen. Er wordt pragmatisch gewerkt vanuit de gedachte van het handelingsgericht werken. De focus ligt op het onderwijsproces. Hoe sterker of beter de docent is toegerust en competent is in het realiseren van een extra arrangement, hoe beter. Het SWV streeft naar kwaliteitsimpulsen op het gebied van professionalisering in het domein “omgaan met verschillen”. Er wordt samengewerkt met partners, waarbij de optie van “thuisnabije oplossingen” hoge prioriteiten heeft . Daar waar het niet mogelijk is , wordt gezocht naar passend arrangementen buiten de regio. Niemand tussen de wal en het schip, maar op het spoor van het bereiken van startkwalificaties, begeleiding richting arbeid of zinvolle dagbesteding. 7
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
3.3. Samenwerking De opdracht om zorg te dragen voor onderwijs op maat en voor iedere leerling een passende onderwijsplek te realiseren is zo omvattend dat samenwerking een noodzaak is. Kenmerkend voor deze samenwerking is de interdisciplinaire benadering, waarbij rekening gehouden wordt met ieders eigen verantwoordelijkheid. Samenwerking speelt zich af op verschillende niveaus. Tussen bevoegde gezagen, scholen,gemeenten en instellingen voor de jeugdhulpverlening. En op het domein van onderwijs uiteraard tussen regulier VO en VSO, tussen basisonderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs en voortgezet (speciaal) onderwijs en MBO/HBO. 3.4. Kernthema’s Bij de uitwerking van het ondersteuningsplan baseren we ons ( naast de missie en visie) op de volgende kernthema’s. 1. Iedere leerling heeft zoveel als mogelijk recht op een juiste en passende leeromgeving, een omgeving die in staat is in te spelen op de onderwijsbehoefte(n) van de leerling . Die een onderwijsleercontext kan realiseren waarin de leerling –uitgaande van zijn /haar ontwikkelingsperspectief – optimale resultaten kan behalen. 2. Het SWV is verantwoordelijk voor een dekkende ondersteuningsstructuur. Dekkend wordt opgevat als een rijkdom aan onderwijsarrangementen, waardoor elke leerling de ondersteuning kan krijgen, die nodig is. 3. Er is de overtuiging dat passend onderwijs gestalte krijgt in het dagelijkse handelen van de school. In de dagelijkse pedagogisch-‐didactische context worden de doelstellingen van passend onderwijs gerealiseerd. Hierbij is er aandacht voor differentiëren, opbrengstgericht werken en professionalisering. 4. Bij de bestuurlijke inrichting van het SWV gelden eenvoud en transparantie als leidend beginsel. Uitgaande van eigen kracht en zelforganiserend vermogen wordt een effectieve en efficiënte bestuurlijke organisatie ontwikkeld. 5. Het gaat op alle niveaus om verbinden en samenwerken. Passend onderwijs is niet mogelijk als iedereen het op eigen houtje probeert uit te werken. In de opdracht tot vorming van het SWV speelt de dialoog een cruciale rol. En de dialoog is iets anders dan discussie, waarbij het er om gaat het eigen standpunt niet te verlaten. 6. Kwaliteitsbeleid vormt een integraal onderdeel van Passend Onderwijs. Op alle niveaus is het gewenst vanuit deze visie te handelen. 7. De uitwerking van Passend Onderwijs heeft naast een hoogwaardige inhoudelijke component een gezonde bedrijfsvoering nodig. In een cultuur, waarin verantwoordelijkheid wordt gegeven en genomen past ook het afleggen van verantwoording. Dit geschiedt op transparante en efficiënte wijze. Een goed ingerichte administratieve functie in onontbeerlijk. 8
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
8. De ondersteuning van leerlingen richt zich op alle leerlingen in de voortgezet onderwijs-‐leeftijd. Dit betekent dat er aandacht is voor talentontwikkeling op zowel het VMBO, als de HAVO en als het VWO, maar met name voor de leerlingen , die daar extra ondersteuning nodig hebben. 9. De leerlingen, geïndiceerd binnen de thematiek van cluster 1 en cluster 2 , vallen buiten de verantwoordelijkheid van het SWV. Deze leerlingen zitten echter wel op de VO-‐scholen. Vandaar dat een samenwerking met de instellingen voor Cluster 1 en 2 onderwijs gewenst is. Deze samenwerking komt tot uiting in de afspraken tussen de individuele VO-‐school en de betreffende instelling. 10. Er is sprake van een gedeelde en gezamenlijke verantwoordelijkheid. De scholen zijn zelf verantwoordelijk voor het te geven onderwijs. Indien het niet (meer) lukt zonder extra ondersteuningsmiddelen komt de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het SWV in beeld. 3.5. Strategie Passend Onderwijs vraagt een omslag in denken en handelen. De onderwijsbehoefte van de leerling is steeds het vertrekpunt bij de inrichting van het onderwijsleerproces van die leerling. De vraag “Wat heeft deze leerling nodig ?”is veel relevanter dan de zoektocht naar de mogelijke tekorten van de leerling. Deze denkwijze vraagt om handelingsgerichte medewerkers ( en organisaties en ook leerlingen !!). Bij de uitvoering van de “praktijk” van Passend Onderwijs hanteren we 7 principes . 1. Creëer een rijke leeromgeving ( betekenisvol, uitdagend en boeiend onderwijs; de rijke leeromgeving is van toepassing op de leerling, de docent, het management, het schoolbestuur, het SWV.) 2. Handelingsgericht werken ( Wat doen we om aan te sluiten bij de talenten en mogelijkheden van de leerling ?) 3. Handelingsbekwaamheid van de docent ( Elke school zorgt voor het voldoende toerusten van het docententeam door deskundigheidsbevordering of extra ondersteuning in de klassensituatie.) 4. De school is dé plek. (We huldigen het principe dat de ondersteuning en ook het ondersteuningsbudget de leerling volgt. En geen export van problemen, maar import van oplossingen.) 5. Betrokken ouders. (De school zorgt voor een zorgvuldige afweging; kan de school eventuele extra ondersteuning ook daadwerkelijk bieden ? Hierbij worden ouders nadrukkelijk betrokken. Zij denken mee in het ontwikkelingsperspectief van hun zoon/dochter en geven alle informatie die nodig is in de afweging omtrent een passend onderwijsplek.) 6. Schoolondersteuningsprofiel . (Elke VO-‐school heeft de basis-‐ en breedteondersteuning en daar wordt ook de eigen innovatieve kracht benut.)
9
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
7. Het SWV biedt hulp bij de extra arrangementen ( Dit speelt zich af in de breedte-‐ en diepteondersteuning) 3.6. Beoogde resultaten Het bestuur van het SWV ziet kansen en mogelijkheden om een passender, flexibeler, meer vraaggestuurd, sterker en efficiënter systeem in te richten. Onderstaand wordt weergegeven welke resultaten beoogd worden door het SWV. 1. Alle leerlingen in de VO-‐leeftijd hebben – zo veel als mogelijk-‐ een onderwijsplaats, die past bij hun onderwijsbehoefte(n). 2. Het onderwijs wordt-‐ zoveel als mogelijk-‐ thuisnabij verzorgd. 3. Het percentage verwijzingen naar het VSO daalt t.o.v. het percentage op 1 oktober 2012 ( de peildatum waarop de verevening is gebaseerd). 4. Het percentage leerlingen waarvoor reguliere VO-‐ scholen een uitgebreide en langdurige extra begeleiding en ondersteuning nodig hebben daalt t.o.v. het percentage rugzakken op 1 oktober 2012. 5. De basisondersteuning is versterkt op de reguliere VO-‐scholen. 6. Bij aanvragen voor extra ondersteuning wordt uitgegaan van wat in deze situatie mogelijk en wenselijk is om de kansen op succes zo groot mogelijk te maken. 7. Scholen gaan bij de extra ondersteuning uit van het ontwikkelingsperspectief van de leerling. 8. Leerlingen en ouders zijn betrokken bij aanvragen en uitwerkingen van het ontwikkelingsperspectief. 9. Ouders en leerlingen die vanuit het samenwerkingsverband extra ondersteuning krijgen zijn hierover tevreden. Dit wordt jaarlijks gemeten. 10. Scholen zijn tevreden over het samenwerkingsverband. Dit wordt jaarlijks gemeten. 11. Het samenwerkingsverband beschikt over een efficiënte en effectieve administratieve functie. 12. Het samenwerkingsverband beschikt over een effectieve en efficiënte financiële administratie. 13. De opdracht van Passend Onderwijs wordt in gezamenlijkheid vormgegeven; samenwerking en krachtenbundeling staan centraal. 14. De noodzakelijke informatie voor ouders en personeel is voldoende toegankelijk via de besturen en/of via het samenwerkingsverband. 10
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
15. Het samenwerkingsverband heeft een positief oordeel van de rijksinspectie.
§ 4. ORGANISATIE VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND 4.1. Algemene gegevens Het Samenwerkingsverband draagt de naam: Stichting Samenwerkingsverband VO Roosendaal eo, afgekort SWV VO Roosendaal eo. De Stichting heeft haar zetel in de gemeente Roosendaal. Het adres is Laan van Henegouwen 16, 4707 CP Roosendaal ( correspondentie-‐adres: Postbus 1648, 4700 BP Roosendaal). Hieronder het overzicht van alle betrokken bevoegde gezagen en de scholen. Hierbij ook de aangesloten bevoegde gezagen , die participeren omdat zij een leerling dan wel leerlingen onderwijs bieden op een school buiten de regio van SWV VO 30-‐02. BEVOEGD GEZAG
SCHOOL
BRINNR
ADRES
Stichting Markland College
Markland College Oudenbosch
06XL00
Pagnevaartweg 7, 4731 AA, Oudenbosch
Markland College Zevenbergen
30EU00
Da Vinci College
20ZK00
Gertrudis College
20ZK02
Norbertus College
20ZK04
Stichting ROC West-‐ Brabant
Prinsentuin Oudenbosch
21CY03
Groene Woud 54a, 4731 GV, Oudenbosch
Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Roosendaal
Jan Tinbergen College
19EN00
Burg.Schneiderlaan 2, 4706 EZ, Roosendaal
Stichting Katholiek Primair Onderwijs Roosendaal
De Kameleon
16LO00
Gerard ter Borchstraat 51, 4703 NC, Roosendaal
OMO scholengroep Tongerlo
Gildelaan 82, 4761 BA, Zevenbergen Laan van Henegouwen 16, 4701 CP, Roosendaal Bovendonk 115, 4707 ZH, Roosendaal Lyceumlaan 10, 4702 XG, Roosendaal
11
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
Stichting R.K. Mytylschool Roosendaal
Mytylschool Roosendaal
02SZ00
Gezellelaan 13, 4707 CC, Roosendaal
Stichting Het Driespan
Berkenhofcollege Breda
02RH00
Galderseweg 87, 4836 AD, Breda
02RH02
De Verlenging 10, 4616 AX, Bergen op Zoom
Aventurijncollege Bergen op Zoom
Daarnaast hebben verschillende VSO-‐leerlingen een passende onderwijsplaats op een VSO-‐school buiten de regio: P.I.-‐school de Hondsberg Oisterwijk RMPI school Dordrecht Mytylschool de Schalm Breda Mytylschool Tilburg Tilburg Schreudercollege Rotterdam Warandecollege Oosterhout Liduinaschool Breda De bevoegde gezagen van deze scholen hebben zich niet aangesloten bij de Stichting. De leerlingen zijn in het verleden geplaatst en zullen daar naar alle waarschijnlijkheid hun schoolcarrière afmaken. Of er nog nieuwe aanmeldingen richting deze vormen van speciaal voortgezet onderwijs zullen plaatsvinden is op dit moment niet te overzien. In paragraaf 5.1 worden de exacte leerlingaantallen vermeld in een totaaloverzicht. 4.2. Bestuursvorm
Er is gekozen voor de stichtingsvorm(zie voor stichtingsakte bijlage 4.1en 4.2). De stichting draagt de naam: Stichting Samenwerkingsverband VO Roosendaal e.o., afgekort SWV VO Roosendaal eo. De stichting is gevestigd in Roosendaal, Laan van Henegouwen 16 , 4701 CP Roosendaal (correspondentieadres: Postbus 1648, 4700 BP Roosendaal) De onderliggende argumenten voor de keuze voor de stichting waren: a. het aantal deelnemende schoolbesturen is beperkt b. wens van een lichte bestuurlijke constructie c. slechts één laag, waarin elk schoolbestuur vertegenwoordigd is d. optimale garanties voor een gedegen afweging tussen centraal en decentraal 12
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
De wet passend onderwijs verklaart de wettelijke bepalingen die gaan over Good Governance, en dan met name de scheiding van besturen en intern toezicht, van overeenkomstige toepassing op het SWV. De Wet Voortgezet Onderwijs (WVO) geeft de mogelijkheid om deze functies organiek dan wel functioneel te scheiden. Gekozen is voor een bestuur-‐directie-‐model, een vorm van functionele scheiding. Het bestuur neemt de rol op zich van intern toezichtsorgaan. De meeste bestuursbevoegdheden worden gemandateerd aan de directeur van het SWV. Het bestuur keurt de begroting, het ondersteuningsplan, het jaarverslag etc. goed en bewaakt de koers van het SWV ( doelen en beoogde resultaten). Het bestuur ontwikkelt samen met de directeur het toezichtskader en stelt zich vervolgens op als toezichthouder door de resultaten te monitoren. De directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering en heeft daarin een vooraf bepaalde handelingsruimte. Het bestuur kan in geval van mandatering besluiten van de directeur eventueel herroepen cq. wijzigen. Er is voor dit model gekozen, omdat 1. De betrokkenheid van elk schoolbestuur in dit model groot is; 2. Het bestuur de eindverantwoordelijkheid behoudt; 3. Er flexibiliteit in vrijheidsgraden voor de directeur is middels het mandaat. 4.3. Bestuur van het SWV Het eerste bestuur bestaat uit 7 bestuurders. Voor de eerste maal werden tot bestuurder benoemd: Dhr. G.W.P.Snoeijs, namens Stichting Markland College Mevr. M.J.C.Broodbakker, namens Ons Middelbaar Onderwijs Dhr. A.C.J.Flink, namens Stichting ROC West-‐Brabant Dhr. J.C. van Wettum, namens Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Roosendaal Dhr. A.J.W.H.Stadhouders, namens Stichting Katholiek primair Onderwijs Roosendaal Dhr. G.J.J.Kusters, namens Stichting R.K.Mytylschool Roosendaal Dhr. R.S.Hofkes, namens Stichting Het Driespan De eerste 6 genoemden zijn “verplichte”aangeslotenen; deze bevoegde gezagen hebben een school/scholen in het regiogebied. De laatste genoemde is een “vrijwillige”aangeslotene . Stichting Het Driespan heeft scholen buiten de regio, waar een aanzienlijk aantal leerlingen VSO,cluster 4 onderwijs volgen. Alle genoemde bevoegde gezagen hebben zich aangesloten bij de Stichting middels de aansluitingsovereenkomst ( zie bijlage 4.3) 4.4.Medezeggenschap
De wet Passend Onderwijs stelt dat het SWV verplicht is een Ondersteuningsplanraad (OPR) op te richten. De OPR gaat op het niveau van het SWV functioneren als een bovenbestuurlijke medezeggenschapsraad. De leden van de OPR worden per bestuur afgevaardigd door de afzonderlijke MR’n en wel zo dat het aantal leden, afgevaardigd vanuit het personeel onderscheidenlijk vanuit de ouders/leerlingen, elk de helft van het aantal leden van de raad bedraagt. De afvaardiging geschiedt vanuit de individuele MR’n. Om uniformiteit in het “afvaardigingsproces” te verkrijgen, wordt bij de stichting Markland een vertegenwoordiging vanuit de GMR afgevaardigd. Het Driespan is een onderwijsvoorziening in het dekkend netwerk van het SWV, maar heeft geen 13
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
vestiging in de regio van het SWV ( cluster 4 onderwijs voor 135 leerlingen en 75 rugzak-‐leerlingen in twee scholen , één in Breda en één in Bergen op Zoom). Wettelijk is Het Driespan geen “verplichte deelnemer, maar een “vrijwillige deelnemer” in het SWV. Volgens de regelgeving zou er dan ook geen sprake kunnen zijn van een afvaardiging naar de OPR. Het SWV-‐bestuur staat op het standpunt dat de deelname vanuit Het Driespan, gezien de cruciale positie in het dekkend netwerk , zeer gewenst is. Voor de afvaardiging vanuit het ROC geldt een afwijkende regeling. Het ROC ( bevoegd gezag van de school Prinsentuin) kent geen MR/GMR , maar een Ondernemingsraad. In het medezeggenschapsreglement van het SWV is derhalve opgenomen dat vanuit Prinsentuin een personeelslid wordt afgevaardigd door de Ondernemingsraad van het ROC en een oudervertegenwoordiger vanuit de Ouderraad van de school. Gegeven het bovenstaande leidt dit tot de volgende samenstelling: GMR Markland 1 ouder-‐ en 1 personeelslid MR Sg Tongerlo 1 ouder-‐ en 1 personeelslid MR JTC 1 ouder-‐ en 1 personeelslid MR Mytylschool 1 ouder-‐ en 1 personeelslid MR Kameleon 1 ouder-‐ en 1 personeelslid OR ROC 1 personeelslid Ouderraad Prinsentuin 1 ouderlid MR Het Driespan 1 ouder-‐ en 1 personeelslid Samengevat, een OPR bestaande uit 14 afgevaardigden, 7 personeels-‐ en 7 ouderafgevaardigden. Bovenstaande medezeggenschapsregeling is vastgelegd in een tweetaldocumenten, het Medezeggenschapsstatuut en het Medezeggenschapsreglement ( zie bijlagen 4.4 en 4.5). Het door de OPR vastgestelde Huishoudelijk Reglement is eveneens toegevoegd ( zie bijlage 4.6 ) Naast deze vorm van medezeggenschap kent het SWV een Medezeggenschapsraad, samengesteld vanuit het personeel in dienst bij het SWV. Het SWV heeft er voor gekozen bij de start van de werkzaamheden per 1 augustus 2014 te werken met contracten met ZZP’ers op uurcontractbasis en gedetacheerden vanuit de samenstellende besturen. Ook al kiest het SWV voor deze constructie, dan nog moet er een MR opgericht worden. De Wet Medezeggenschap Scholen verstaat immers onder personeel eveneens die personen die ten minste 6 maanden te werk zijn gesteld zonder benoeming bij het bestuur van het SWV. 4.5. Organogram
BESTUUR OPR
B BESTUUR DIRECTEUR
STAFBUREAU
14
SCHOOL DIRECTIES
ZORGCOÖR-‐ DINATOREN
WERK-‐ GROEPEN
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
In bovenstaande schema is een leeg hokje getekend. Gedoeld wordt op de Medezeggenschapsraad van het Samenwerkingsverband. Het beleid omtrent deze MR moet nog nader ingevuld worden. De organisatie stelt zich ten doel op een slagvaardige manier de taken uit te voeren, die in het kader van de wettelijke opdracht zijn bepaald. De focus is daarbij gelegen op het versterken van de individuele scholen en het stimuleren van hun onderlinge samenwerking . Het bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid en de directeur is belast met de ontwikkeling, voorbereiding en uitvoering van het ondersteuningsplan en de activiteiten van het SWV. De bevoegdheden zijn vastgelegd in het managementstatuut. De directeur geeft tevens leiding aan het personeel dat verbonden is aan het SWV, dan wel diensten uitvoert ten behoeve van het SWV. Het scholenoverleg bestaat uit de leden van de directies van de aangesloten scholen. De activiteiten zijn gericht op het ontwikkelen, voorbereiden en uitvoeren van het inhoudelijk beleid van de stichting. Daarnaast kent het een specifieke taak: het zorg dragen voor de uitvoering van het ondersteuningsplan binnen de eigen schoolorganisatie, alsmede het nakomen van de in dat kader genomen besluiten en gemaakte afspraken. Het scholenoverleg is tevens de ontmoetingsplaats voor wederzijdse informatie-‐ en gedachtenuitwisseling. De SWV-‐directeur zit het scholenoverleg voor. In het geval er inhoudelijke thema’s uitgewerkt worden, kunnen er werkgroepen worden geïnstalleerd. Er is sprake van een duidelijk omschreven opdracht met definiëring van de te verwachten opbrengst vanuit het SWV en de werkgroep heeft per definitie een tijdelijk bestaan. Het werkoverleg Zorgcoördinatoren is een overleg-‐ en informatieplatform voor overleg over aangelegenheden betreffende de inhoudelijke ontwikkelingen op het gebied van de beleidsuitwerkingen in de concrete realiteit van alle dag in de scholen; tevens is het een ontmoetingsplaats voor deskundigheidsbevordering en intervisie. De deelnemers aan dit werkoverleg zijn afkomstig uit het reguliere en speciaal onderwijs.
§ 5. DE REGIO IN BEELD 5.1. Relevante gegevens Onderstaand wordt in tabellen weergegeven de relevante kengetallen betreffende aantallen leerlingen in de regio (kengetallen van 1 -‐10-‐2013). AANTALLEN LEERLINGEN REGULIERE VO-‐SCHOLEN NAAM SCHOOL
ADRES
SG Tongerlo Da Vinci
Laan van Henegouwen 16
AANTAL LEERLINGEN 899
4701 CP Roosendaal SG Tongerlo Gertrudis
Bovendonk 115
1429 15
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
4707 ZH Roosendaal SG Tongerlo Norbertus
Lyceumlaan 10
1334
4702 XG Roosendaal Jan Tinbergen College
Burg.Schneiderlaan 2
1349
4706 EZ Roosendaal Markland Zevenbergen
Gildelaan 83
957
4761 BA Zevenbergen Markland Oudenbosch
Pagnevaartweg 7
1450
4731 AA Oudenbosch Prinsentuin Oudenbosch
Groene Woud 54A
464
4731 GV Oudenbosch
TOTAAL 7830 LEERLINGEN
AANTALLEN LWOO-‐ EN PRO-‐LEERLINGEN LWOO
PRO
793
283
VSO-‐LEERLINGEN(PER CATEGORIE) VSO CAT 1
218
VSO CAT 2
9
VSO CAT 3
36
TOTAAL
263
VSO-‐LEERLINGEN PER SCHOOL De scholen Mytylschool Roosendaal en De Kameleon behoren tot de “verplichte deelnemers”; de scholen van Het Driespan (Aventurijncollege en Berkenhofcollege) behoren tot de “vrijwillige deelnemers”. De overige scholen bieden een specifiek voortgezet speciaal onderwijs arrangement; deze scholen zijn buiten de regio gevestigd. 16
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
SCHOOL MYTYLSCHOOL ROOSENDAAL
CAT 1
CAT 2
CAT 3
TOTAAL
17
17
13
67
KAMELEON ROOSENDAAL
54
BERKENHOFCOLLEGE BREDA
61
61
AVENTURIJNCOLLEGE BERGEN OP ZOOM
84
84
PI-‐HONDSBERG OISTERWIJK
1
1
RMPI DORDRECHT
2
2
MYTYLSCHOOL BREDA
4
VSO-‐SCHOLEN BUITEN DE REGIO
MYTYLSCHOOL TILBURG
8
1
5
17
1
SCHREUDERCOLLEGE ROTTERDAM
1
1
WARANDECOLLEGE OOSTERHOUT
2
2
LIDUINASCHOOL BREDA
9
TOTAAL
218
1
10
9
36
263
AANTALLEN RUGZAKKEN
LWOO/PRO
OVERIG VO
TOTAAL
CLUSTER 4
12
68
80
LG
0
14
14
MG
1
1
2
LZ
1
16
17
ZMLK
1
1
2
TOTAAL
15 100 115 17
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
DEELNAMEPERCENTAGE (AFGEZET TEGEN LANDELIJK GEMIDDELDEN)
LWOO
PRO
VO 30-‐02
10,06 %
3,59 %
LANDELIJK
10,61 %
2,93 %
VSO CAT 1
VSO CAT 2
VSO CAT 3
VSO TOTAAL
RUGZAKKEN
VO 30-‐02
2,77 %
0,11 %
0,46 %
3,34 %
1,46 %
LANDELIJK
3,15 %
0,11 %
0,34 %
3,61 %
1,94 %
LEERLINGEN CLUSTER 1 EN 2 SCHOOLGAAND IN VO
CLUSTER 1
(RUGZAK) SCHOOLGAAND IN HET VSO
CLUSTER 2
9
16
7
5
5.2. Conclusies Het SWV behoort qua aantallen leerlingen tot de kleine verbanden. Cruciale kengetallen zijn het deelnamepercentage aan het voortgezet speciaal onderwijs en de rugzakken in het reguliere vo-‐ onderwijs. Wat het eerste betreft is de conclusie dat op basis van de oktobertelling van 2013 het deelnamepercentage ligt onder het landelijk gemiddelde ( 3,34 % resp. 3,61 %). Het aantal rugzakken ligt eveneens onder het landelijk gemiddelde (1,46 % resp. 1,94 %). Deze feiten zijn bepalend voor de financiële situatie ( zie Hoofdstuk 14). Specifieke aandacht wordt gelegd op het gegeven dat er 34 leerlingen buiten de regio het voortgezet speciaal onderwijs volgen. ( nb. Dit met uitzondering van de VSO-‐cluster 4 leerlingen bij de Stichting Het Driespan). Er liggen verschillende (historische) redenen ten grondslag aan deze plaatsingen. Bij de start van het SWV op 1 augustus 2014 worden deze plaatsingen gerespecteerd en ook bekostigd. In de loop van het schooljaar 2014-‐2015 worden in elke casus specifieke afspraken gemaakt over de toelaatbaarheid (sverklaring) van de betrokken leerling. 18
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
Verder wordt gewezen op de situatie van de leerlingen, die onderwijs volgen in een cluster 1-‐ of 2 -‐ instelling of een extra arrangement hebben in het reguliere VO (vgl. rugzak) vanuit deze instellingen. Op het niveau van het SWV zijn geen verantwoordelijkheden belegd inzake passend onderwijs t.b.v. cluster 1 en 2 onderwijs. De VO-‐scholen maken zelf afspraken met de betrokken instellingen. 5.3. Monitoring van deze gegevens Het bestuur hecht grote waarde aan het hebben van een correct overzicht van de genoemde kengetallen. Zij vormen de basis van de bekostiging van het SWV en derhalve geven zij de bestedingsruimten van de verschillende budgetten aan. Het SWV investeert in een efficiënt en effectief administratiesysteem. Het is verder evident dat er zorgvuldig moet worden omgegaan met het doorgeven van de noodzakelijke administratieve gegevens. Het SWV opteert in dezen voor een professionele omgangscultuur van administratieve bewustwording, melding en verwerking.
§ 6. DE ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR 6.1. Visie op onderwijsondersteuning
De wet schrijft voor dat iedere VO-‐ school een schoolondersteuningsprofiel moet hebben. Daarin geeft de school aan welke maatregelen genomen worden voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Het profiel wordt voor een periode van 4 jaar vastgesteld. De medezeggenschapsraad van de individuele VO-‐school heeft adviesrecht inzake de vaststelling van het profiel door het bevoegd gezag. Scholen wordt gevraagd om aan te geven welke activiteiten zij verrichten in het belang van de schoolloopbaan van de leerlingen. Dit geldt in zijn algemeenheid, maar in het kader van passend onderwijs zondermeer voor de leerling die behoefte heeft aan extra ondersteuning in zijn onderwijs-‐ leerproces. We onderscheiden 3 niveaus van ondersteuning:
diepteondersteuning
breedteondersteuning
basisondersteuning A. BASISONDERSTEUNING Het is de ondersteuning die de school zelf in en om de groepen en binnen de eigen organisatie biedt aan alle leerlingen. Hieronder vallen ook licht preventieve en licht curatieve 19
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
de maatregelen van de school die open staan voor alle leerlingen, zoals het bieden van remediale hulp of trainingen, extra begeleiding op een bepaald leerdomein. De school bekostigt deze ondersteuning vanuit de eigen lumpsum-‐middelen. B. BREEDTEONDERSTEUNING De school wil zelf de verantwoordelijkheid blijven dragen voor het onderwijs, de ontwikkeling van de leerling en de ondersteuning, maar heeft daarbij de hulp van andere(n) nodig. Er is sprake van twee scenario’s. Het is mogelijk om extra ondersteuning in de klas te organiseren. Daarnaast is het mogelijk de leerling tijdelijk in een bovenschoolse voorziening te plaatsen. In beide gevallen blijft de leerling ingeschreven op de eigen school. Toewijzing van extra ondersteuning is een taak van het SWV en betekent toewijzing van extra middelen. Indien er sprake is van een arrangement in de breedteondersteuning is er een ontwikkelingsperspectief opgesteld.
C. DIEPTEONDERSTEUNING De leerling heeft een arrangement nodig, dat niet in de reguliere VO-‐school kan worden geboden. De leerling is derhalve aangewezen op plaatsing op een school voor voortgezet speciaal onderwijs. Ook hier is er sprake van een ontwikkelingsperspectief en valt de verantwoordelijkheid voor het onderwijsaanbod bij de VSO-‐school ( waar de leerling ook wordt ingeschreven). 6.2. Ondersteuningsprofielen van de scholen In het kader van de realisering van de doelstellingen van passend onderwijs wordt van de VO-‐scholen verwacht dat zij een ondersteuningsprofiel vaststellen. Hierin wordt een omschrijving vastgelegd van de voorzieningen die zijn getroffen voor de leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Hierdoor ontstaat inzicht in de beschikbare onderwijsarrangementen, met daarnaast inzicht in de grenzen van de mogelijkheden van de arrangementen. Het is ook een instrument voor de school om vanuit een schets van de huidige situatie ambities voor de toekomstige ontwikkelingen te beschrijven. Dit profiel wordt in de schoolgids geplaatst, zodat ouders/leerlingen en andere partijen inzicht hebben in de mogelijkheden van de extra ondersteuning van de school. Het SWV heeft ervoor gekozen voor alle reguliere scholen een uniform format te hanteren.(zie bijlage 6.1) 6.3.Basisondersteuning Bij het ontwikkelen van de basisondersteuning heeft het SWV zich laten leiden door de volgende 7 standaarden voor basisondersteuning: 1. De school heeft zicht op de leerontwikkeling van alle leerlingen en werkt opbrengstgericht; 2. De school werkt handelingsgericht en versterkt de handelingsbekwaamheid en competentie van het personeel; 3. De school heeft een goed pedagogisch klimaat en is fysiek en sociaal veilig voor leerlingen en personeel; 20
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
4. De school neemt leerlingen zorgvuldig aan en draagt leerlingen zorgvuldig over; 5. De school werkt samen met partners aan een effectieve ondersteuningsstructuur; 6. De school heeft de verantwoordelijkheden van leerling, ouders, docenten en ondersteuner vastgelegd; 7. De school stelt jaarlijks de effectiviteit van de ondersteuning vast. Bovenstaande heeft geresulteerd in de volgende beschrijving van de Basisondersteuning (voor een uitgebreide beschrijving van de basisondersteuning zie bijlage 6.2.)
Passend Onderwijs is erop gericht iedere leerling een onderwijsplaats te bieden, die past bij de ondersteuningsbehoeften van die leerling. Het SWV gaat ervan uit, dat elke leerling recht heeft op een optimale en ononderbroken ontwikkelingsgang waarbij de leerling zich goed voelt en met respect en waardering behandeld wordt. Passend Onderwijs vindt zoveel mogelijk plaats dichtbij de leefomgeving van de leerling. Het onderwijs op de deelnemende scholen is afgestemd op de onderwijsbehoeften en mogelijkheden van de leerling. Voor het reguliere voortgezet onderwijs geldt hierbij het uitgangspunt dat het perspectief voor de leerling steeds is “het behalen van een diploma”. Het SWV houdt een efficiënte en functionele ondersteuningsstructuur in stand, zowel in de scholen, als tussen de scholen onderling, zodanig dat iedere leerling Passend Onderwijs ontvangt. Hierbij hoort, daar waar nodig persoonlijke ondersteuning , ondersteuning in de opvoedingssituatie en mogelijk (para)medische zorg. In dit kader etaleren de partners een proactieve houding door de dialoog te zoeken met de regionale partners op het gebied van onderwijs, welzijn en jeugdbeleid. De uitwerking van de basisondersteuning kent 4 aspecten: A. Preventieve en licht curatieve activiteiten Hieronder vallen de vroegtijdige signalering van leer-‐, opgroei-‐ en opvoedingsproblemen, een aanbod met dyslexie en dyscalculie en onderwijsprogramma’s en leerlijnen die afgestemd zijn op leerlingen met meer of mindere intelligentie. Naast orthodidaktische en/of (ortho)pedagogische hulpprogramma’s is er ook aandacht nodig voor de gebouwtechnische zaken. Tot slot valt hier het protocol voor medisch handelen ook onder. B. Een tweede aspect gaat in op de onderwijsondersteunings-‐ en begeleidingsstructuur op de school. Elke VO-‐school beschikt over een ZAT (Zorg Advies Team). De uitwerking op organisatieniveau valt onder de verantwoordelijkheid van de school zelf. In 2012 is een uitvoerige evaluatie gehouden en is er voor elke school een individueel evaluatierapport opgesteld. Tevens is er een gezamenlijke evalutierapportage gemaakt. ( zie bijlage 6.3). C. Het uitvoeren van een goede dagelijkse praktijk is sterk onderhevig aan een strak systeem van planmatig handelen. Te denken is aan het hanteren van een samenhangend systeem voor het volgen van de prestaties en de ontwikkelingen van de leerlingen, het systematisch volgen en analyseren ervan. Vervolgens wordt de ondersteuning planmatig uitgevoerd met regelmatige voortgangsevaluatie. D. Het laatste aspect gaat in op de basiskwaliteit zoals geformuleerd in het toezichtskader van de onderwijsinspectie: de leerprestaties en leeropbrengsten zijn tenminste voldoende en het onderwijsleerproces en de ondersteuning en begeleiding voldoen aan de gestelde norm. Dit 21
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
resulteert in een toekenning van een zgn. basisarrangement. Elke VO-‐school streeft ernaar om te voldoen aan de criteria voor het basisarrangement. Samengevat verstaat het SWV onder de “Basisondersteuning”: De afgesproken preventieve en licht curatieve activiteiten en interventies die * binnen de onderwijsondersteuningsstructuur van de school vallen * onder regie en verantwoordelijkheid van de school worden uitgevoerd * waar nodig met inzet van expertise van andere worden uitgevoerd * geen indicatiestelling kennen * bekostigd worden uit de eigen lumpsum * planmatig worden uitgevoerd * een overeengekomen kwaliteitsniveau hebben (Zie verder bijlage 6.2) Het Samenwerkingsverband heeft in het schooljaar 2013-‐2014 een “Protocol medisch handelen” ontwikkeld. Het protocol geldt voor zowel het VO-‐ als het VSO-‐onderwijs. Het protocol dient per school(bestuur) te worden vastgesteld.( zie bijlage 6.4.) 6.4. Breedteondersteuning Binnen de breedteondersteuning onderscheiden we 2 niveaus: A. Individueel arrangement B. Bovenschools arrangement In het eerste niveau gaat het om ondersteuning in het onderwijsleerproces van die leerling, die aangewezen is op “iets extra’s bovenop het reguliere”. Het gaat dus om een (extra) onderwijsarrangement, dat gewenst is om – gegeven het ontwikkelingsperspectief-‐ de leerling binnen de school te helpen. Dit arrangement kan variëren van incidenteel tot structureel, van intensief en langdurig tot kortdurend. We kennen geen “aanbod-‐arrangementen” ( standaarden), om reden van de focus op de individuele leerling die specifieke ondersteuningsbehoefte(n) heeft. De leerling blijft binnen de verantwoordelijkheid van de eigen school vallen; hij wordt dus niet uitgeschreven. Het SWV neemt een besluit over het toekennen van een extra arrangement. De leerling wordt geregistreerd in de administratie van het SWV en voor deze leerling wordt een ontwikkelingsperspectief vastgesteld en ook geregistreerd bij het SWV. De school rapporteert middels een rendementsverslag over de effecten van de inzet van de extra middelen. Gegeven het standpunt dat geen enkele VO-‐school zich profileert op een specifiek “ondersteuningsdomein” ( bv. Asperger, Autisme) , heeft elke VO -‐school een rijk arsenaal aan ondersteuningsarrangementen, passend binnen het profiel van de school. Het tweede scenario gaat over de bovenschoolse voorziening. De Reboundvoorziening, het project Op de Rails en het project Herstart worden geïntegreerd tot één organisatorische eenheid. Bij dit arrangement is er sprake van een tijdelijke “uit de school plaatsing”. De leerling wordt in de bovenschoolse voorziening geplaatst, en blijft ingeschreven op de “eigen” VO-‐school. De inrichting van het onderwijsleerproces geschiedt in samenwerking tussen de VO-‐school en de bovenschoolse voorziening . (Zie verder hoofdstuk 8) 22
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
6.5. Diepteondersteuning In het SWV zijn 3 VSO-‐besturen aangesloten. Zij verzorgen onderwijs voor leerlingen die een indicatie/toelaatbaarheidsverklaring hebben voor het voortgezet speciaal onderwijs. Mytylschool Roosendaal. Deze school biedt VSO-‐onderwijs in combinatie met kinderrevalidatie voor leerlingen met een motorische beperking. Verder is dit onderwijsarrangement ook bedoeld voor leerlingen met lichamelijke en/of meervoudige handicaps of met een chronische ziekte. (oude terminologie lg,mg,lz). In nieuwe termen geformuleerd: categorie 1, 2 en 3. De Kameleon Doelgroep is de leerling die zeer moeilijk leert (zmlk). De school is eveneens een onderwijsvoorziening voor de zmlk-‐leerling met een zeer beperkt ontwikkelingsperspectief (ZML/MG). Alle leerlingen hebben verstandelijke beperkingen met vaak daarnaast bijkomende problematieken zoals autistisch, hechtingstoornis, syndroom van Down, epilepsie. In nieuwe termen geformuleerd: categorie 1 en 3.
Het Driespan Dit bevoegd bezag verzorgt voortgezet speciaal onderwijs voor leerlingen met een ernstige gedragsstoornis en/of psychiatrische stoornis. Het bestuur heeft verschillende locaties in de regio. Elke locatie heeft een eigen onderwijsprofiel, waardoor het onderwijs zo goed mogelijk afgestemd kan worden op de onderwijsbehoeften van de leerling. In nieuwe termen geformuleerd: categorie 1. Daarnaast kan het voorkomen dat een leerling op een andere VSO-‐school buiten de regio het onderwijs volgt. Dit heeft te maken met in het verleden gemaakte afspraken over plaatsing in een specifiek onderwijsarrangement. Deze gemaakte afspraken worden gerespecteerd, waardoor de leerling zijn schoolcarrière daar kan afmaken. Het SWV zal elke nieuwe TLV-‐aanvraag beoordelen op mogelijkheid van plaatsing op een school behorende bij het samenwerkingsverband. Indien er geen passende plaats gevonden kan worden, volgt er nader beraad met ouders en betrokken school. 6.6. Ondersteuning cluster 1 en 2 Na de invoering van de Wet Passend Onderwijs zal het onderwijs in Cluster 1 landelijk georganiseerd blijven. De redenen hiervoor zijn de beperkte omvang van de doelgroep en de specialistische expertise. In onze regio is Koninklijke Visio de organisatie die de ondersteuning voor blinde en slechtziende leerlingen (Cluster 1) biedt. Cluster 1 gaat wettelijk geen deel uitmaken van het samenwerkingsverband. Vanuit Visio Onderwijs is er een contactpersoon verbonden aan het samenwerkingsverband die benaderd kan worden bij vragen rondom het onderwijs aan visueel beperkte leerlingen. Het streven van Visio Onderwijs is zoveel mogelijk kinderen met een visuele beperking op reguliere, of andere vormen van speciale scholen onderwijs te laten volgen. Op dit moment wordt bijna 75% van de leerlingen door de Ambulant Onderwijskundige Dienst van Visio begeleid. Om dit te realiseren wordt ondersteuning op maat geboden. Op basis van de onderwijsbehoeften van het kind en de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht wordt een begeleidingsplan opgesteld. Ondersteuning 23
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
aan docenten en leerlingen kan bestaan uit: ambulante onderwijskundige begeleiding, advies, coaching, instructie, collegiale consultatie en cursussen. Naast ondersteuning door de ambulant onderwijskundig begeleider blijven er financiële middelen beschikbaar t.b.v. de visueel beperkte leerling. De toekenning van deze middelen zal centraal via Cluster 1 gaan lopen. Zodra de exacte invulling hiervan bekend is, wordt deze gecommuniceerd met de scholen en samenwerkingsverbanden. Wanneer er sprake is van (een vermoeden van) een visuele beperking, kunnen ouders, maar ook de school, hun kind/de leerling aanmelden bij Koninklijke Visio. Na onderzoek beoordeelt de Commissie van Onderzoek of de leerling op basis van de landelijke toelatingscriteria recht heeft op een Cluster 1 indicatie. Hierbij wordt ook aangegeven of de leerling recht heeft op ambulant onderwijskundige begeleiding of op onderwijs op één van de scholen voor leerlingen met een visuele beperking van Visio. De leerlingen van cluster 2-‐onderwijs kunnen begeleiding verkrijgen vanuit De Spreekhoorn te Breda. Bij deze leerlingen gaat het om auditieve en/of communicatieve beperkingen. De begeleiding vanuit de Ambulante Dienst van De Spreekhoorn is vraag-‐ en dialooggestuurd en bestaat uit:
* het geven van voorlichting op scholen over de problematiek van de leerling; * het opstellen en evalueren van begeleidingsplannen; * het bieden van ondersteuning bij de realisatie van handelingsplannen; * het geven van advies over het inzetten van mensen en middelen; * het coachen van docenten en remedial teachers; * het coördineren van alle hulpverlening aan de leerling. De Ambulante Dienst kent drie vormen van begeleiding: Geïndiceerde begeleiding Deze is gericht op de leerling met een “rugzak”. De begeleiding betreft het optimaliseren van de reguliere VO-‐leeromgeving van de leerling met als doel, dat deze zich binnen de bestaande VO-‐ settting kan ontwikkelen. Terugplaatsingsbegeleiding Deze vorm van begeleiding is gericht op de leerling, die vanuit de VSO-‐school teruggeplaatst wordt in het reguliere VO-‐onderwijs. Er is geen sprake meer van een “indicatie”. De begeleiding duurt maximaal één jaar. Preventieve begeleiding Deze wordt gegeven in de vorm van consultatie of, in speciale gevallen, in de vorm van kortdurende begeleiding. Het doel is de docenten in een vroeg stadium te adviseren over een gerichte aanpak. Aanmelding voor plaatsing in het Cluster-‐2 onderwijs geschiedt via het aanmeldpunt ZEON Breda , gevestigd in het gebouw van De Spreekhoorn. 24
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
6.7. Relatie individuele school en SWV Het samenwerkingsverband heeft met betrekking tot de schoolondersteuningsprofielen, die op alle scholen aan de orde zijn een inventariserende, stimulerende, faciliterende en toezichthoudende taak. Inventariseren Met behulp van een format wordt door het SWV aan de scholen gevraagd een beschrijving te maken van het schoolondersteuningsprofiel. Op basis van de beschrijvingen maakt het SWV een inventarisatie van het ondersteuningsaanbod in de regio van het SWV. Stimuleren De beschrijvingen en de inventarisatie omvatten ook sterkte/zwakte-‐analyses, veelal in de vorm van gesignaleerde en geformuleerde ontwikkelpunten. Deze punten kunnen de basis vormen voor zowel een schoolgebonden als een bovenschoolse vorm van professionalisering. Faciliteren Financiële middelen van het SWV kunnen worden ingezet voor de verdere ontwikkeling van de scholen. Scholen kunnen middelen verwerven voor professionalisering. Deze activiteiten leveren een bijdrage aan de versterking van het schoolondersteuningsprofiel. De hier genoemde middelen zijn afkomstig uit het “oude “ samenwerkingsverband 43.2 en alleen bedoeld voor de reguliere Vo-‐ scholen. Toezicht houden Het ondersteuningsplan drijft voor een gedeelte op de schoolondersteuningsprofielen van de scholen. Het SWV houdt toezicht op de uitvoering daarvan; dit geschiedt op basis van het vastgesteld bestuurlijk beleid van het SWV. Daarnaast onderzoekt het SWV de afstemming ( afgesproken tussen de besturen in het SWV) van de ondersteuning tussen de scholen. Regelmatige consultatie en audits worden uitgevoerd om de ontwikkeling van de profielen te volgen en gerichte adviezen te geven.
§ 7. TOEWIJZING VAN EXTRA ONDERSTEUNING 7.1.Toewijzing extra ondersteuningsmiddelen Leerlingen voor wie de basisondersteuning niet voldoende is komen in aanmerking voor extra ondersteuning. Dit kan in de vorm van de inzet van extra middelen of ondersteuning zijn, de plaatsing in de bovenschoolse voorziening,of plaatsing in het VSO. In het kader van de samenwerking met de jeugdhulpverlening kan er ook sprake zijn van een integrale benadering vanuit onderwijs en jeugdzorg. Op iedere ondersteuningsvraag van een leerling wordt een passend antwoord geboden. Scholen signaleren tijdig stagnaties in het onderwijsleerproces en treffen passende maatregelen. Bij handelingsgerichte diagnostiek staat de ondersteuningsvraag van de leerling binnen de context van de school-‐ en thuissituatie centraal. Deze ondersteuningsvraag wordt vertaald in directe en haalbare handelingssuggesties. Dit is onderdeel van de basisondersteuning. Bij leerlingen die meer nodig hebben dan de basisondersteuning volgt er een multidisciplinaire beoordeling van de 25
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
ondersteuningsbehoeften. Dit mogelijk in combinatie met jeugdzorg. Het ZAT van de school ondersteunt het proces van toewijzen van extra middelen . Het is de taak van het ZAT snelle en passende hulp en ondersteuning te arrangeren . En indien gewenst deze hulp en het arrangement af te stemmen met de inzet vanuit jeugdhulpverlening. Het SWV hanteert voor het proces van toewijzing van extra ondersteuning de volgende criteria: •
Op basis van (multidisciplinaire) handelingsgericht diagnostiek
•
Vanuit het principe van thuis-‐ en schoolnabijheid
•
Na overleg met de ouders
•
Met transparante procedures
•
Met minimale bureaucratie
Arrangeren geschiedt op basis van het IVO-‐model (Indiceren vanuit onderwijsbehoeften). De ondersteuning wordt beschreven op de 5 velden van het IVO. Deze zijn: -‐ Hoeveelheid aandacht -‐ Onderwijsmateriaal -‐ Fysieke omgeving -‐ Benodigde expertise -‐ Verwevenheid met andere instanties Deze vijf velden vormen de kern van het ontwikkelingsperspectief. Leerlingen die extra ondersteuning krijgen en waarvoor een ontwikkelingsperspectief is opgesteld worden geregistreerd. Deze gegevens worden opgenomen in BRON(basisregistratie onderwijs). Zoals eerder aangegeven gaat het bij de extra ondersteuning ( dus zowel in de breedte-‐ als de diepteondersteuning ) om arrangementen. Deze arrangementen kunnen individueel zijn en groepsarrangementen. Bij deze laatste gaat het om plaatsing in de bovenschoolse voorziening of het voortgezet speciaal onderwijs. Het SWV heeft gekozen voor een combinatie van leerling-‐, school-‐ en expertisemodel. Uitgangspunt is dat gekozen is voor het model waarbij ‘geld de leerling volgt”. Voorafgaand aan de procedure van een extra arrangement is de vaststelling over de inzet en van de basisondersteuning. Met andere woorden, heeft de school voldoende gedaan om de leerling in het primaire proces te ondersteunen: -‐
er wordt aangetoond dat de extra mogelijkheden die beschikbaar zijn in de school doelmatig zijn ingezet;
-‐
een psychodiagnostisch onderzoek kan ondersteunend zijn ten aanzien van het bepalen en formuleren van de onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften;
-‐
de leerling is in het ZAT van de school besproken en er is gewerkt met handelingsplannen en deze zijn recentelijk geëvalueerd en besproken met de leerling en ouders;
26
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
-‐
er is gewerkt vanuit een integrale benadering waarbij de drie leefwerelden steeds zijn betrokken: de school, het gezin en de vrije tijd;
-‐
de school is op grond van alle gegevens, zoals leerlingenkenmerken, gegevens testen en toetsen, ontwikkeling, communicatie met ouders en eventueel externen tot de conclusie gekomen dat de school, binnen de basiskwaliteit en basisondersteuning, niet in voldoende mate tegemoet kan komen aan de onderwijsbehoeften van de leerling.
Vanuit bovenstaande gegevens wordt via het aanmeldformulier een aanmelding ingediend bij het SWV. De directeur van het SWV is verder verantwoordelijk voor de SWV-‐bespreking. Het SWV hanteert het model , waarbij een commissie van deskundigen een advies geeft( verder “Adviescommissie”genoemd”) . De directeur van het SWV neemt een besluit tot toekenning van het extra budget. In het begin wordt het budget conform het rugzakbudget toegekend (met daarop een korting van 25%; in de “novemberbrief”wordt aangegeven dat – indien de financiële ruimte voldoende is – er mogelijke besloten kan worden de volledige 100% te bekostigen). In de loop van de eerste twee schooljaren zal een praktijk ontwikkeld worden van gedifferentieerde budgettering. Dit thema is één van de ontwikkelspeerpunten van het SWV. Voorwaardelijk is verder dat de school een ontwikkelingsperspectief vaststelt en op het eind van het schooljaar een rendementsverslag inlevert. In het schooljaar 2014-‐2015 geldt dat de toekenning van het extra budget geldt voor één schooljaar. In de loop van genoemd schooljaar worden nader afspraken over continuering in het daaropvolgende schooljaar gemaakt. 7.2. Plaatsing in PRO Conform huidige procedure; hier verandert in 2014-‐2015 niets. Voor het daaropvolgende schooljaar zijn er mogelijk wel wijzigingen als gevolg van nieuwe wetgeving. 7.3.Toewijzing /ondersteuning VMBO met leerwegondersteuning Conform huidige procedure; hier verandert in 2014-‐2015 niets. Voor het daaropvolgende schooljaar zijn er mogelijk wel wijzigingen als gevolg van nieuwe wetgeving. 7.4.Plaatsing in bovenschoolse voorziening Voor plaatsing in de bovenschoolse voorziening geldt in principe eenzelfde procesgang als geschetst onder 7.1. Met de aanvulling dat in het overleg van de adviescommissie in voorkomend geval een plaats is ingeruimd voor een vertegenwoordiger van de bovenschoolse voorziening. Daarnaast wordt bij de aanmelding gebruik gemaakt voor een specifiek aanmeldingsformulier. 7.5.Toelaatbaarheidsverklaring In die situaties waarbij de basisondersteuning en het eventuele extra arrangement ( in de breedteondersteuning) niet hebben geleid tot een passende onderwijsplek, komt de vraag aan de orde of de leerling is aangewezen op het voortgezet speciaal onderwijs. Voordat hierover een standpunt ingenomen wordt ,dient de school aan de voorwaarden te voldoen zoals ook geschetst bij 27
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
de aanvraag van het extra arrangement ( zie 7.1. hierboven). Het bevoegd gezag van de school vraagt dan aan het SWV een TLV (Toelaatbaarheidsverklaring). De toewijzing van een TLV is een besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (tegen die beslissing staat bezwaar en beroep open, zie verder hoofdstuk 15). Het SWV zal een commissie van deskundigen installeren vóór 1 augustus 2014, bestaande uit een orthopedagoog en afhankelijk van het ontwikkelingsperspectief van de leerling over wiens toelaatbaarheid wordt geadviseerd andere deskundigen. Het bestuur kiest voor flexibiliteit in de samenstelling van de adviescommissie en beraadt zich over de samenstelling. De directeur van het SWV besluit bij een positief “vso-‐advies” tot het afgeven van een TLV met daarop vermeld het nummer van de toelaatbaarheidsverklaring, de start-‐ en einddatum en het overeengekomen bekostigingsniveau van de ondersteuning . De Wet Passend Onderwijs onderscheidt de volgende drie categorieën voor zware ondersteuning: •
Categorie 1,
huidige zml, lzk,cluster 4
•
Categorie 2,
huidige lg
•
Categorie 3,
huidige mg.
De duur van de TLV is ten minste één jaar. Doorgaans zal na iedere twee schooljaren opnieuw bekeken worden welk arrangement past bij de leerling. Voor EMB-‐leerlingen geldt een afwijkende regeling. Bij EMB-‐leerlingen gaat het om leerlingen met A. een laag ontwikkelingsperspectief ten gevolge van een ernstige verstandelijke beperking (IQ<35), vaak met moeilijk te “lezen”gedrag en ernstige senso-‐motorische problematiek ( zoals ontbreken van spraak, bijna niet kunnen zitten/staan), of B. een matig tot lichte verstandelijke beperking ( IQ tussen 35 en 70) en een grote zorgvraag ten gevolge van ernstige en complexe lichamelijke beperkingen, of C. een matig tot lichte verstandelijke beperking (IQ tussen 35 en 70) in combinatie met moeilijk te reguleren gedragsproblematiek als gevolg van ernstige psychiatrische stoornissen. NB. Middels het bovenstaande is eveneens de leerling met Down-‐syndroom weergegeven. Het Samenwerkingsverband hanteert een vereenvoudigde procedure voor het vaststellen van de toelaatbaarheid van de EMB-‐leerling. Deze houdt in dat de toelaatbaarheidsverklaring eenmalig wordt afgegeven en vervolgens geldig is gedurende het gehele verblijf in het VSO. Bij de overstap van het SO naar het VSO moet een TLV aangevraagd worden bij het SWV VO. De instroom in het VSO vindt plaats op het eind van het schooljaar waarin de leerling in het SO de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt. De leerlingen verlaten het VSO uiterlijk op het eind van het schooljaar, waarin zij de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt. De VO-‐Raad zal in samenspraak met de PO-‐Raad het aantal vso-‐leerlingen, dat gebruik maakt van het wettelijke recht tot zijn 20ste het VSO te volgen, monitoren. Op basis van de uitkomsten van deze monitor kan er eventueel een heroverweging op het uitvoeringsbesluit plaatsvinden. 28
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
7.6 Procedure en beleid over terug-‐ of overplaatsing van leerlingen, bij wie de TLV is verstreken Uit de voortgang van het onderwijsleerproces in de aangepaste specifieke speciaal onderwijs setting kan blijken dat de doelen naar boven bijgesteld kunnen worden. Het gevolg hiervan kan zijn dat een reguliere vorm van onderwijs (weer) tot de mogelijkheden gaat behoren. De VSO-‐school zal in nauw overleg met de leerling en ouders een terugplaatsingsplan opstellen. Binnen het SWV is verder de volgende procedure afgesproken: 1. Vanuit het SWV wordt gezocht naar de meest geschikte onderwijssetting. Dit geschiedt op basis van de behoefte(n) van de leerling in relatie tot de schoolondersteuningsprofielen van de scholen; 2. Vanuit het SWV zal contact gelegd worden met de “gastschool”en wordt er een plan opgesteld; 3. Er vindt een proefplaatsing plaats van max. 3 maanden; 4. Er vindt een evaluatie plaats met alle betrokken partijen ten einde antwoord te krijgen op de vraag of er wordt besloten tot definitieve plaatsing of dat dit toch niet tot de mogelijkheden behoort; 5. Er kan ook worden gekozen voor een arrangement, waarbij gedacht kan worden aan een symbioseconstructie ( onderwijs volgen op èn VO èn VSO) 7.7. Ontwikkelingsperspectief De Wet Passend Onderwijs geeft aan dat er voor leerlingen, die extra onderwijsondersteuning ontvangen, een ontwikkelingsperspectief moet zijn, dat is vastgesteld na op overeenstemming gericht overleg met de ouder(s). Wanneer deze ondersteuning van de school een onderdeel vormt van het reguliere basisondersteuningsaanbod zoals bv. begeleiding bij dyslexie, remedial teaching, training sociale vaardigheid ed., is er geen ontwikkelingsperspectief nodig.
Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs stellen voor elke leerling een ontwikkelingsperspectief op. Voor nieuwe leerlingen moet dit binnen 6 weken na inschrijving gebeuren. Voor zittende leerlingen kunnen deze perspectieven reeds in het schooljaar 2013-‐2014 opgesteld worden. Voor elke leerling in het reguliere onderwijs die extra ondersteuning krijgt in de breedteondersteuning , stelt het bevoegd gezag met ingang van 1 augustus 2014 een ontwikkelingsperspectief op. Voor leerlingen die tijdelijk in de bovenschoolse voorziening worden geplaatst wordt een ontwikkelingsperspectief vastgesteld door de “eigen” school ( in samenwerking met de bovenschoolse voorziening). In aansluiting op de Algemene Maatregel van Bestuur moeten de volgende onderdelen in het ontwikkelingsperspectief zijn opgenomen: * De te verwachten uitstroombestemming van de leerling * De onderbouwing van de verwachte uitstroombestemming van de leerling 29
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
* Ondersteuning en begeleiding Het bevoegd gezag van de school stelt het ontwikkelingsperspectief vast, nadat het hierover op overeenstemming gericht overleg heeft gevoerd met de ouder(s). De school evalueert dit perspectief jaarlijks met de ouders en leerling en stelt het zonodig bij. Het is van belang dat scholen over de juiste en goede instrumenten beschikken om de ouders zo volledig en goed mogelijk te informeren over dit overleg en de mogelijkheden van beroep en bezwaar. Scholen voor regulier onderwijs moeten vanaf 1 augustus 2014 in het Basisregister Onderwijs (BRON) aangeven wanneer een leerling een ontwikkelingsperspectief heeft. Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs zijn bij wet reeds gehouden aan het vaststellen van ontwikkelingsperspectieven van alle op hun school ingeschreven leerlingen. Voor het SWV is het van groot belang goed zicht te hebben op de samenstelling, de regievoering en de evaluatie van het werken met het ontwikkelingsperspectief. Dan ontstaat er ook goed zicht op de besteding van de extra ter beschikking gestelde budgetten. Dit thema vormt dan ook een cruciaal onderdeel van de verantwoordingscyclus. Een werkgroep heeft in 2013-‐2014 een advies geformuleerd over een uniform format voor het SWV (zie bijlage 7.1). 7.8. Leerlingen met epilepsie Leerlingen met epilepsie en aanverwante neurologische stoornissen kunnen, als er sprake is van specifieke onderwijsbehoeften, een beroep doen op ondersteuning vanuit het Landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie (LWOE). Het LWOE wordt gevormd door de ambulante diensten van de twee Nederlandse Epilepsiescholen “De Berkenschutse” in Heeze en “De Waterlelie”in Cruquius. Beide scholen zijn verbonden aan een Epilepsiecentrum ( 3e-‐lijns ziekenhuis) voor epileptologie en neurologisch bepaalde stoornissen, respectievelijk Kempenhaeghe en Stichting Epilepsie Instellingen Nederland (SEIN). Het LWOE biedt ondersteuning aan leerlingen met epilepsie in het reguliere onderwijs en leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Na aanmelding bij het LWOE door ouders, arts, school of samenwerkingsverband volgt directe, preventieve betrokkenheid door een onderwijskundig begeleider van het LWOE. Indien meer intensieve ondersteuning nodig is, worden de ondersteuningsbehoefte en het begeleidingsarrangement voor de betreffende leerling ontwikkeld en vastgesteld. Naast de eerste preventieve interventie worden de volgende arrangementen onderscheiden: lichte begeleiding, medium begeleiding en zware onderwijszorg. De lichte begeleiding is screenend en kortdurend van aard. De medium begeleiding is handelingsgericht en langer durend van aard. In voorkomende gevallen zal het LWOE het samenwerkingsverband zware onderwijszorg adviseren om een leerling toe te laten tot het voortgezet speciaal onderwijs. Ter toerusting van docenten biedt het LWOE een signaleringslijst aangaande het herkennen van epilepsieproblematiek. Tevens biedt het LWOE voorlichting, workshops en scholing met betrekking tot epilepsie, leren en gedrag. 30
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
7.9.Privacyreglement Het SWV dient te beschikken over een privacyreglement. Dit reglement wordt in de loop van de tweede helft schooljaar 2013-‐2014 ontwikkeld.
§8.TIJDELIJK OP EEN ANDER SPOOR 8.1. Uitgangspunten van de vernieuwing
Het SWV-‐bestuur kiest vooralsnog voor het in stand houden van een bovenschoolse voorziening ( arrangement in de breedteondersteuning). Gedoeld wordt op een omzetting, voortzetting en integratie van de Reboundvoorziening, Op de Rails en Herstart en de Plusvoorziening. De Reboundvoorziening kenmerkt zich door tijdelijkheid in de opvang van leerlingen met gedragsproblemen, die als gevolg van die gedragsproblemen niet te handhaven zijn in de eigen school. De mogelijkheden van de basisondersteuning zijn uitgeput en de leerling kan ook niet verder met een individueel arrangement in de breedteondersteuning. Herstart richt zich op de leerplichtige thuiszitter, die via een traject van maximaal 16 weken naar een passende onderwijsplek wordt begeleid. Het project Op de Rails biedt leerlingen met gedragsproblemen een opvang van maximaal één jaar om wederom een start te kunnen maken in een onderwijssetting. De Reboundvoorziening is een bestaande voorziening, gecoördineerd vanuit het oude VO-‐ samenwerkingsverband ( VO 43.2). Herstart en Op de Rails zijn twee projecten die een voorziening vormen binnen REC 4. De Plusvoorziening is een project , dat tot aan 1 augustus 2015 behoort tot het Regionale Projectaanbod inzake (het tegengaan van) Vroegtijdig Schoolverlaten (VSV). De wijzigingen per 1 augustus 2014 in bovengenoemde constructie betreffen het onderbrengen van Rebound , Herstart en Op de Rails in het nieuwe SWV VO. Wat betreft de Plusvoorziening geldt de opmerking dat deze tot 1 augustus 2015 onderdeel vormt van het Regiobeleid VSV .Per genoemde datum loopt het onderliggende convenant af en wordt niet verlengd dan wel vernieuwd. Na die datum worden de middelen – naar alle waarschijnlijkheid -‐ toegevoegd aan de opdracht van de VO-‐ Samenwerkingsverbanden of de reguliere VO-‐scholen. 8.2. Opdracht t.b.v de visieontwikkeling
Om te komen tot integratie van genoemde voorzieningen wordt er in het schooljaar 2013-‐2014 gewerkt naar een hernieuwde visie op de bovenschoolse opvangvoorziening. Vanuit visie-‐uitgangspunten geredeneerd moet er een bovenschoolse voorziening zijn, waarin leerlingen tijdelijk opgevangen worden. Immers de “eigen”school blijft verantwoordelijk voor het passend onderwijsaanbod en de bovenschoolse voorziening is een tussenoplossing op weg naar een definitieve oplossing. Er is alle redenen voor om Herstart en Op de Rails te combineren met Rebound. Vaak gaat het om aan elkaar gerelateerde problematieken; waardoor er ook ruimte komt om de expertise die reeds ontwikkeld is efficiënter te benutten. De Plusvoorziening is geen fysieke omgeving, maar een begeleidingsproces . Dit past uitstekend in de gedachte van Passend Onderwijs ( de leerling blijft de verantwoording van de school waar deze is ingeschreven). Maar er zijn zeker winsten te behalen uit een inhoudelijke integratie van alle 31
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
genoemde voorzieningen. De visie-‐ontwikkeling moet in mei /juni 2014 afgerond zijn. Vervolgens wordt een implementatieplan vastgesteld voor invoering van het gewijzigd beleid.
§9.BESTAANDE VOORZIENINGEN HERZIEN 9.1. Nieuw beleid LWOO/PRO Van oudsher is er een intensieve relatie tussen het (oude) regionale samenwerkingsverband en het LWOO en het PRO. Deze relatie is verankerd in wet-‐ en regelgeving . De brief van 5 april 2013 over hoofdlijnen voor LWOO en PRO in de toekomst wordt aangegeven dat LWOO en PRO geïntegreerd worden in het SWV Passend Onderwijs. Dit heeft consequenties voor de inhoudelijke ontwikkeling van de scholen en voor de toelating (procedures) van de leerlingen. Er ligt een voornemen om vanaf schooljaar 2015-‐2016 de taakstelling van de RVC onder te brengen bij het SWV. Daar er in de loop van de periode 2014-‐2016 de nodige veranderingen gaan optreden in het beleid inzake LWOO/PRO acht het SWV het gewenst in het schooljaar 2014-‐2015 een werkgroep te installeren met de volgende opdrachten: a. Overname taakstelling RVC b. Taakstelling toeleiding naar lwoo/pro. Bij deze taakstelling wordt ook het SWV Primair Onderwijs betrokken; c. Taakstelling betreffende veranderende inrichting van het LWOO en PRO na 1 augustus 2016. Hierin is tevens begrepen de financiële taakstelling.
§10.SAMENWERKING MET OUDERS 10.1.Zorgplicht
Een van de belangrijkste uitgangspunten van Passend Onderwijs is de versterking van de samenwerking tussen ouders en school. In het bijzonder gaat het hier om ouders van leerlingen met ondersteuningsvragen. Dankzij de wet (en met name de zorgplicht) kunnen ouders veel gerichter geadviseerd worden. De scholen zijn verplicht de ouders te betrekken bij het opstellen en uitvoeren van het ontwikkelingsperspectief van hun zoon/dochter. Het is de taak van de school om ouders zo volledig mogelijk te informeren over de voortgang van de vorderingen van de leerlingen en niet wanneer er pas problemen worden gesignaleerd. Verder besteden de scholen bijzondere aandacht aan de kwaliteit van de communicatie met de ouders. De kwaliteit wordt gewaarborgd door vertrouwen, respect en verbondenheid met de leerling. De school verwacht van de ouders dat zij alle relevante informatie verstrekken die belangrijk geacht wordt voor de aanvraag, toekenning en realisatie van de extra ondersteuning. Ten behoeve van de ouders en leerlingen ontwikkelt het SWV een heldere brochure. Tevens is alle 32
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
relevante informatie te vinden op de website van het SWV. Maar de belangrijkste plaats voor de communicatie is de tafel waaraan het gesprek plaatsvindt. 10.2.Aanmelding en toelating van leerlingen Aanmelding bij een school geschiedt schriftelijk. Hier gelden procedures voor die in het reguliere BOVO-‐overleg zijn vastgelegd. Ouders informeren de school bij aanmelding over alle relevante zaken betreffende de extra onderwijsondersteuning en zorg van hun zoon/dochter. Hierdoor wordt de VO-‐school in de gelegenheid gesteld te onderzoeken of de VO-‐school het noodzakelijk geachte onderwijs -‐ arrangement (eventueel gecombineerd met zorgarrangement) kan bieden. De mogelijkheden hangen samen met de expertise en het schoolondersteuningsprofiel, maar ook met de afspraken in het SWV. Op grond van de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte hebben scholen de plicht te onderzoeken of de school de extra ondersteuning in de vorm van doeltreffende aanpassingen zelf kan bieden. Een aanpassing moet worden getroffen, tenzij deze voor de school een onevenredige belasting vormt. 10.3. Schoolondersteuningsprofiel De VO-‐school beschrijft in het ondersteuningsprofiel de wijze waarop de school vorm geeft aan de zorgplicht. De aanmeldingsprocedure wordt hierin weergegeven. Voor de concrete uitwerking van de zorgplicht wordt verwezen naar de bijlage “Stroomschema’s Zorgplicht” in het Bijlagenboek. Bij het vaststellen van het schoolondersteuningsprofiel speelt de MR van die school een belangrijke rol. De MR ( en dus ook de oudergeleding) heeft een adviesbevoegdheid op het vaststellen en wijzigen van het ondersteuningsprofiel van de school . 10.4. Ontwikkelingsperspectief Het bevoegd gezag van de VO-‐school stelt , nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders, een ontwikkelingsperspectief vast : a. Voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven, voor zover het betreft leerlingen die voorbereidend beroepsonderwijs, middelbaar of hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs volgen; b. Voor leerlingen die praktijkonderwijs volgen ( zie WVO, artikel 26) Het bevoegd gezag van de VSO school stelt het ontwikkelingsperspectief vast na advies van de commissie van begeleiding/commissie van onderzoek en nadat op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de ouders, dan wel, indien de leerling meerderjarig is en handelingsbekwaam is, met de leerling. (zie WEC, artikel 41a) Bovenstaande geeft duidelijk weer dat de communicatie met de ouders/leerling van cruciale betekenis is bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief. Het opstellen, maar ook het evalueren, bijstellen of wijzigen kan niet zonder de ouders en de leerling. Dat ouders(en leerling) dan ook uitgenodigd worden bij de desbetreffende leerlingbespreking spreekt voor zich. 33
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
10.5 .Afspraken over communicatie met ouders als er meerdere ondersteuners zijn. In het geval er sprake is van én extra ondersteuning in de onderwijsomgeving én extra ondersteuning vanuit de jeugdzorg, is het gewenst dat de school in samenwerking met de jeugdhulpverleningsinstelling de communicatie met de ouders organiseert. 10.6. Procedures bij conflict en geschil Zie hoofdstuk 15.
§ 11. ONDERDEEL VAN EEN REGIONAAL NETWERK 11.1. Samenwerking met instellingen Het Ondersteuningsplan wordt niet vastgesteld voordat over het concept van het plan Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) heeft plaatsgevonden met Burgemeester en Wethouders van de betrokken gemeenten . Daarnaast wordt er overleg gevoerd met het SWV Primair Onderwijs dat geheel dan wel gedeeltelijk samenvalt met het SWV VO 30-‐02. Zonodig treedt het SWV in overleg met een aantal instellingen, zoals instellingen uit de Jeugdzorg, Jeugdgezondheidszorg, Maatschappelijk werk of Jeugdzorgaanbieders. 11.2. Overleg met Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Met het Samenwerkingsverband PO Roosendaal eo. (PO 30-‐02) is overleg gevoerd over een gezamenlijke agenda. Afgesproken is dat 2 x per jaar er een gezamenlijk bestuurlijk overleg plaatsvindt. Onderwerpen van gesprek zijn: Inhoud en wijzigingen van het Ondersteuningsplan, Afspraken over het beleid ten aanzien van de overgang SO naar VSO, Afspraken over het beleid met betrekking tot de overgang van de “zorgleerling” met extra ondersteuningsbehoeften in het reguliere onderwijs, Doorgaande “zorg/ondersteuningslijnen”, Gezamenlijk overleg met de gemeenten, Toelating van leerlingen en afstemming met andere SWV’n, Gezamenlijke geschillenregeling. Daarnaast zullen beide directies overleg hebben over concrete dagelijkse afstemmingsthema’s. De vergaderingen worden voorbereid door beide directeuren en kennen een wisselend voorzitterschap. 11.3. Relatie met de gemeenten Inzet van het OOGO is de samenhang tussen het beleid in het kader van Passend Onderwijs en de plannen in het kader van de jeughulpverlening. Het SWV passend Onderwijs vervult een belangrijke 34
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
rol in de educatieve infrastructuur van ondersteuning en zorg in de regio. Centraal voor het onderwijs is de verantwoordelijkheid voor de schoolloopbaan van de leerling. Door de invoering van Passend Onderwijs komt daarbij de bijzondere verantwoordelijkheid zorg te dragen voor een passende plaats voor de leerling met extra ondersteuningsbehoeften. Algemeen is het besef aanwezig dat de school voor de uitvoering van haar taakstelling het niet alleen kan en samenwerking nodig heeft met instellingen met expertise vanuit de jeugdhulpverlening. In onze situatie kennen we een reeds bestaand overleg tussen het SWV en de betrokken gemeenten. We werken met een overlegconstructie, waarbij er vertegenwoordigers van het SWV en ambtenaren van de gemeenten in een projectgroep besprekingen voeren over de bovenvermelde samenhang en afstemming. Daarnaast wordt er overleg gevoerd met de betrokken wethouders omtrent de REA-‐ agenda(Regionaal Educatieve Agenda). In de afgelopen jaren is er een gezamenlijk visiedocument ontwikkeld ( zie bijlage 11.1) In dit visiedocument is vanuit vier grote veranderingen in het sociale domein, te weten Passend Onderwijs, Transitie van de zorg voor de jeugd, Uitbreiding van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de Paricipatiewet uitgewerkt welke thema’s in gezamenlijkheid ontwikkeld worden. Deze uitwerking is neergelegd in de Beleidsagenda REA ( zie ook het visiedocument). Het betreft de volgende thema’s: 1. Samenhang onderwijs-‐, ondersteunings-‐ en hulpstructuur voor jeugd 2. Overgang po-‐vo-‐mbo 3. Tegengaan voortijdig schoolverlaten en thuiszitters 4. Aansluiting onderwijs-‐ arbeidsmarkt V(S)O-‐MBO 5. Passend Onderwijs in relatie tot onderwijshuisvesting en leerlingenvervoer Inzake het voeren van het OOGO is een procedure vastgesteld. Hierbij is gebruik gemaakt van de modelprocedure ontwikkeld door PO-‐Raad, VO-‐Raad en VNG. In de procedure is ook een geschillenregeling opgenomen. Deze geschillenregeling is het vangnet voor de partijen als ze er onderling niet uitkomen. Het reglement is opgenomen in het Bijlagenboek. ( zie bijlage 11.2) 11.4. Onderdeel van een netwerk en integraal werken Een aantal ingrijpende veranderingen staat voor de deur. Gemeenten, schoolbesturen en hun samenwerkingspartners hebben of krijgen te maken met: de invoering van passend onderwijs, de invoering van de jeugdwet, de invoering van de wet participeren naar vermogen en de veranderingen in de AWBZ. Het is de primaire taak van de schoolbesturen om zorg te dragen voor kwalitatief goed onderwijs en een goed functionerend samenwerkingsverband, waarin de zorgplicht gerealiseerd kan worden en er een dekkende zorgstructuur is en er geen leerling tussen de wal en het schip terecht komt. In dat perspectief wordt van het onderwijs verwacht dat: -
de school een positief pedagogisch klimaat heeft en veilig is; 35
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
-
de handelingsbekwaamheid en competenties van leraren versterkt worden ook ten aanzien van het signaleren van ondersteuningsbehoeften en het omgaan met verschillen; er zicht is op de leerontwikkeling van alle leerlingen, de factoren die dat beïnvloeden (o.a. gezin en vrije tijd) en dat er opbrengstgericht gewerkt wordt; -‐ samenwerking met ouders gezocht wordt om gezamenlijk de ontwikkeling van jeugdigen te bevorderen; -‐ er samen met partners om de school gewerkt wordt aan een effectieve ondersteuningsstructuur -‐ er planmatig wordt gewerkt en er een zorgvuldige overdracht en aanname van leerlingen is. Deze onderwerpen komen ook sterk aan de orde bij de verdere ontwikkeling van de school-‐ ondersteuningsprofielen. Streven is dat de samenwerking met instellingen voor jeugdhulp een structureel onderdeel gaat worden van de schoolorganisatie. Het is de bedoeling dat dit leidt tot heldere en transparante afspraken tussen de school en de instellingen voor jeugdhulp. De gemeente(n) kunnen daarbij een faciliterende rol vervullen in het samenwerkingsverband. Op die manier wordt gezamenlijk gewerkt aan een versterking van het vangnet en een dekkende zorgstructuur. Om een gezamenlijke aanpak te realiseren, is het gewenst dat alle betrokkenen werken vanuit een gemeenschappelijke visie en concept. Daarin moeten in ieder geval de volgende elementen een plaats hebben:
een omslag in denken en handelen bij direct betrokkenen; samenwerking is van wezenlijk belang voor de kwaliteit van de ondersteuning en begeleiding van jongeren; de erkenning dat problemen van jeugdigen zich gewoonlijk niet beperken tot één werkveld of één leefwereld; een bestuurlijke erkenning binnen organisaties dat investeren in samenwerking met andere partners van grote betekenis is voor de kwaliteit van het werk; de erkenning dat integraal werken tot gevolg heeft dat werkprocessen in onderwijs, zorg en veiligheid anders en beter zullen verlopen; de erkenning dat ouders en jeugdigen zelf een beslissende invloed hebben op de inrichting van het onderwijs-‐ zorgarrangement. Kortom, de komende jaren zijn gericht op meer verbinding, samenwerking en kwaliteit. Onderstaand een kort overzicht van concrete afspraken die nodig zijn in de komende jaren: schets van de regionale overlegstructuur van onderwijs, instellingen jeugdhulp en leerplicht (op beleidsniveau en uitvoeringsniveau / wellicht hier ook samenhang met overleggen in het kader van vsv, plusvoorzieningen, risicojeugd e.d.); -‐ regionale afspraken over inzet van medewerkers cjg en basisinstellingen als: leerplicht, jeugdgezondheidszorg, schoolmaatschappelijk werk ed.; afspraken over inzet op schoolniveau en bewaking van de uitvoering ervan; betrokkenheid bij vroegsignalering van jongeren; inzet van werkzaamheden voor onderscheiden doelgroepen jongeren; 36
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
afspraken over overdracht van informatie van primair-‐, speciaal onderwijs naar voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs; betrokkenheid bij overlegstructuur van scholen zoals zorgteam en zorg-‐ en adviesteam; betrokkenheid instellingen jeugdhulp bij de professionalisering en competentieversterking van leraren (denk bijvoorbeeld aan onderwerpen als: kwaliteiten van bejegening jongeren, kennis van jeugdcultuur e.d.); betrokkenheid bij commissies als Adviescommissie TLV en PCL; betrokkenheid bij voorzieningen als Bovenschoolse voorziening (Rebound, Op de Rails en Herstart en Plusvoorziening. Te denken is aan een grote diversiteit aan mogelijkheden: betrokken bij plaatsing, uitvoering van werkzaamheden, trainingen, ouderondersteuning e.d.); afspraken over coördinatie, afstemming en regievoering. Dergelijke afspraken moeten voor de komende jaren ook geplaatst worden in het kader van resultaatgericht werken. Dat betekent het Samenwerkingsverband nog sterker dan voorheen let op kwaliteit en maatregelen neemt om de kwaliteit van de samenwerking regelmatig te evalueren op effect en rendement (zie ook toezichtkader van de inspectie). 11.5. Samenwerking onderwijs/jeugdhulp In het kader van dit ondersteuningsplan worden de belangrijkste aspecten van doel en structuur van de samenwerking tussen onderwijs en instellingen voor jeugdhulp weergegeven. DOEL: het realiseren van betere kansen en gezondere groei en ontwikkeling voor jeugdigen. MIDDEL: een gezamenlijke inzet vanuit de jeugdhulp en het (speciaal) voortgezet onderwijs op het moment dat er naast de inspanningen van ouders en andere opvoeders zowel inzet vanuit (speciaal) onderwijs als jeugdhulp nodig is: -
waarbij de juiste ondersteuning ingezet wordt om de doelen van jeugdigen en gezinnen te behalen (eenvoudig of intensief en alles ertussen); waarbij het integraal werken bijdraagt aan effectieve preventie en het versterken van het handelingsrepertoire van professionals; waarbij beslissingen over de juiste inzet niet apart georganiseerd worden, maar (methodisch) onderdeel van onderwijs-‐ en zorgprocessen of trajecten zijn.
Integraal werken is succesvol wanneer de beoogde doelen op het niveau van jeugdigen en gezinnen worden gehaald, op de meest efficiënte en duurzame manier. Overeenstemming over de doelen van integraal werken en over de manier waarop er wordt samengewerkt vormen het fundament van de samenwerking. Concreet moeten er afspraken worden gemaakt over: -‐ -‐ -‐
doel, doelgroep en het beoogde resultaat; de structuur van de samenwerking; de inhoud van de aanpak. Verwacht wordt dat dankzij de inzet van de jeugdhulp op meerdere niveaus van de ondersteuningsstructuur van de school (preventie, vroegsignalering, diagnostiek en analyse, 37
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
ontwikkeling ontwikkelingsperspectief en planmatig werken, ondersteuning opvoedingsproces thuissituatie, afstemming en coördinatie) er meer resultaten geboekt kunnen worden op het niveau van de schoolorganisatie als de concrete ondersteuning aan jongeren.
§12. KWALITEITSZORG EN KWALITEITSBORGING 12.1. Belang van de kwaliteitszorg en –borging Voor het SWV ligt er een duidelijk belang in het invoeren van gericht kwaliteitsbeleid. Niet alleen omdat de inspectie erop toeziet, maar omdat het behoort tot een professioneel ingerichte organisatie. Deze is zich sterk bewust van voortdurende kwaliteitsverbetering en is nadrukkelijk gericht op het plannen, uitvoeren, controleren/analyseren en verbeteren van de eigen werkwijze en beleidsontwikkeling. Het SWV draagt zorg voor een breed draagvlak bij de bevoegde gezagen om dat beleid steeds aan te scherpen en dus niet te vergeten. Bij het kwaliteitsdenken gaat het om de volgende aandachtspunten: 1. Het belang onderschrijven van het systematisch verzamelen van data 2. Belang onderschrijven van kwaliteitszorg en –borging in het SWV 3. Algemene afspraken vastleggen over kwaliteit en werkprocedures (pdca-‐cyclus) 4. Inspelen op het toezichtskader van de inspectie 5. Het vaststellen van evaluatieprocedures en –termijnen 6. Het vaststellen van een indicatorenstelsel 7. Samenstellen van financiële verantwoording en rapportages 8. Monitoren van afspraken over inzet van middelen, de verantwoording ervan en het behalen van resultaten en daarbij bijzondere aandacht voor de relatie met instellingen voor jeugdhulpverlening 9. Afspraken over de inzet van middelen en verwachte en behaalde rendement en de verantwoording van die inzet en evaluatie daarvan 12.2. Toezichtskader rijksinspectie Het toezicht op het SWV is integraal toezicht, het omvat –in samenhang-‐ kwaliteitstoezicht, nalevingstoezicht als financieel toezicht. Het toezichtskader bestaat uit een werkwijze die de inspectie hanteert en een waarderingskader: de kwaliteitsaspecten en indicatoren waarop de inspectie het SWV beoordeelt. Om de kwaliteit van het SWV te kunnen beoordelen is het nodig dat de inspectie weet of leerlingen de ondersteuning krijgen waar ze recht op hebben. Daarnaast gaat het om zicht op de doelmatigheid van de bestuurlijke en organisatorische inrichting. Tenslotte is het zaak te weten of de besteding van de middelen rechtmatig en doelmatig is geschied. Om hier zicht op te verkrijgen hanteert de inspectie de volgende kwaliteitsaspecten: 38
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
1. Resultaten Het SWV voert de opgedragen wettelijke taken uit en realiseert een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen, zodanig dat alle leerlingen die extra ondersteuning behoeven zoveel als mogelijk een passend plaats in het onderwijs krijgen.
2. Management en organisatie Het SWV weet zijn missie en doelstellingen binnen het kader van de wet passend onderwijs te realiseren door een slagvaardige aansturing, effectieve interne communicatie en een doelmatige, inzichtelijke organisatie. 3. Kwaliteitszorg Het SWV heeft zorg voor kwaliteit door systematische zelfevaluatie, planmatige kwaliteitsverbetering, jaarlijks verantwoording van gerealiseerde kwaliteit en borging van gerealiseerde verbeteringen. Het risicogestuurd toezicht gaat uit van zes parameters. -‐ thuiszitters, leerlingen die niet deelnemen aan het onderwijs (verzuim) -‐ spreiding en doorstroom in het onderwijs(leerlingenstromen en extra ondersteuning) -‐(eerder gegeven) inspectieoordelen op scholen en instellingen -‐ signalen (tekortkomingen bij de uitvoer van passend onderwijs in de regio, input van gemeenten, klachten en bezwaren) -‐ondersteuningsplan, jaarverslag en verdeling van de ondersteuningsmiddelen -‐ deskundigheid van de docent op het gebied van extra ondersteuning (voldoende pedagogisch/didactische vakbekwaamheid voor leerlingen met extra ondersteuning) 12.3. Uitwerking kwaliteitsbeleid Indachtig het vermelde onder 12.1 en 12.2 heeft het SWV-‐bestuur besloten continue aandacht voor het kwaliteitsdenken en kwaliteitsbeleid te organiseren. Er zal gewerkt worden met rapportages en evaluaties. Deze worden gebruikt om knelpunten of trends te signaleren op grond waarvan nieuwe ontwikkelingen in gang gezet worden of bestaande situaties worden verbeterd. De rapportages worden besproken in het Scholenoverleg, in een aantal gevallen voorzien van een advies van het werkoverleg ZOCO’s. Dan gaat het over : •
Jaarrapportages van scholen over extra onderwijsondersteuning bij leerlingen die deze ondersteuning nodig hebben( rendementsverslag);
•
Jaarrapportage over de ondersteuning vanuit het CJG
•
Jaarrapportage van de Bovenschoolse voorziening
•
Jaarrapportage van de Adviescommissie
•
Evaluatie Scholenoverleg 39
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
•
Evaluatie werkoverleg ZOCO’s
•
Evaluatie tijdelijke werkgroepen
Naast genoemde rapportages worden op het niveau van het SWV kengetallen gegenereerd van: -‐
Aantal leerlingen dat een individueel arrangement heeft met SWV-‐middelen + ontwikkelingsperspectief en rendementsverslag;
-‐
Aantal leerlingen dat bovenschools arrangement heeft + ontwikkelingsperspectief en rendementsverslag;
-‐
Aantal leerlingen dat naar het VSO overstapt;
-‐
Aantal leerlingen dat in het VSO verblijft ( binnen en buiten de regio);
-‐
Aantal leerlingen dat thuiszit.
In de periode februari-‐juli 2014 wordt een kwaliteitsdocument ontwikkeld vanuit de opmerkingen hierboven weergegeven. Ten behoeve van een efficiënte administratieve functie wordt met behulp van het programma Kindkans een “eigen”leerling-‐administratie ingevoerd.
§ 13. COMMUNICATIE Het samenwerkingsverband positioneert zich in de komende jaren in een netwerk van scholen, instellingen en gemeenten. Vastgesteld kan worden dat door het Samenwerkingsverband veel taken op meerdere terreinen uitgevoerd moeten worden en dat het Samenwerkingsverband met veel onderscheiden doelgroepen te maken heeft. Om de communicatie met al deze groepen goed te laten verlaten verlopen, is een aantal beleidsuitspraken in algemene zin over communicatie van groot belang. a. Het SWV kenmerkt zich als een netwerkorganisatie, dat betekent, dat er veelvuldig contact is tussen alle partners van het verband. b. Er wordt gestreefd naar korte, open en transparante communicatielijnen, waarbij ook gebruik gemaakt wordt van de digitale en sociale media. c. De werkprincipes van good governance worden nagestreefd. Het werkprincipe van good governance betekent zowel een verticale als een horizontale verantwoording naar alle partners. Bij verticale verantwoording is dat gericht op de overheid en bij horizontale verantwoording gaat dat in de richting van de bevoegde gezagen, de scholen, de ouders, leerlingen, de instellingen voor zorg -‐en jeugdhulpverlening. Ten behoeve van het onderhouden van de hierboven genoemde contacten zet het SWV diverse communicatiemiddelen in. 40
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
13.2. Onderhouden van een website Het Samenwerkingsverband onderhoudt een website. Deze site heeft de volgende functies: -
informeren: het geven van informatie over alle relevante ontwikkelingen inzake het Samenwerkingsverband; communiceren: het uitwisselen van informaties, verslagen, meningen en ervaringen; ondersteuning bij administratieve processen: het gaat dan om het gebruik van de website voor aanmeldingen, indienen van verzoeken, inschrijven e.d.; opiniëren: het bieden van een platform aan het verspreiden en delen van meningen; delen van verbandsgebonden informatie: het gaat hier om een gesloten forum dat toegankelijk is voor een beperkte groep betrokkenen binnen het Samenwerkingsverband met daarin opgenomen verslagen van vergaderingen e.d.
13.3. Verspreiden van nieuwsbrieven Het Samenwerkingsverband verspreidt frequent berichten en mededelingen aan de diverse doelgroepen. Bedoeling hiervan is om deze doelgroepen te informeren over ontwikkelingen binnen het Samenwerkingsverband. Daarnaast wordt informatie verstrekt over landelijke en regionale ontwikkelingen die betrekking hebben op onderwijs en zorg. Het samenwerkingsverband vindt het belangrijk dat scholen en bevoegde gezagen op een goede en efficiënte wijze communiceren met een aantal doelgroepen voor passend onderwijs. Daarbij zijn vooral de ouders van groot belang. Deze worden zowel geïnformeerd over de algemene doelstellingen van passend onderwijs, de verschillen met vroeger als over een aantal specifieke maatregelen in verband met ondersteuning aan individuele leerlingen. De website voorziet daarin door de plaatsing van een aantal documenten voor ouders.
§ 14. FINANCIËN 14.1 Financiële uitgangspunten Hieronder worden de belangrijkste facetten van de wet passend onderwijs en aanvullende regelgeving weergegeven ten aanzien van de financiën van het samenwerkingsverband passend onderwijs. -‐ Het bevoegd gezag van de school die als kassierschool van het (oude) samenwerkingsverband functioneert, draagt zorg voor de verdeling en de overdracht van de nog niet bestede bekostiging van dat samenwerkingsverband aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen die op die dag deelnamen aan dat samenwerkingsverband. Deze overdracht moet binnen één jaar (na oprichting / doorstart) hebben plaatsgevonden. -‐ Het nieuwe bekostigingssysteem passend onderwijs vervangt het bekostigingssysteem voor het voortgezet speciaal onderwijs en de leerlingengebonden financiering. -‐ De manier waarop de middelen voor ‘lichte ondersteuning’ ten behoeve van het voormalige samenwerkingsverband worden toegekend, blijft dezelfde. In het voortgezet onderwijs zijn dat de middelen ten behoeve van het regionale zorgbudget en de reboundmiddelen. Daaraan 41
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
-‐
-‐
-‐
-‐
-‐
wordt toegevoegd de middelen voor Herstart en Op de Rails die aan de REC’s werden toegekend. Waarschijnlijk worden vanaf het schooljaar 2015-‐2016 de middelen voor leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs aan de lichte ondersteuning toegevoegd. De financiering van extra ondersteuning is niet meer afhankelijk van een landelijke indicatiestelling. Het samenwerkingsverband ontvangt de beschikbare middelen voor extra ondersteuning en kan deze op basis van eigen inzichten verdelen. Het bestuur verdeelt vervolgens de middelen over de scholen waar de extra ondersteuning nodig is. Een deel van de middelen gaat naar het (v)so, op basis van het aantal kinderen dat het samenwerkingsverband daar plaatst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen basiskosten (vergelijkbaar met de gemiddelde kosten voor een reguliere leerling) en kosten voor extra ondersteuning (zoals nu bij lwoo). Elke school, ook vso -‐ scholen (en waarschijnlijk vanaf 2015-‐2016 ook voor lwoo en pro), krijgt vanuit het rijk de basisbekostiging per ingeschreven leerling. Aanvullend daarop is er een budget voor extra ondersteuning beschikbaar. De omvang van het budget per samenwerkingsverband wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband, vermenigvuldigd met een normbedrag. Zo ontstaat er een normatief ondersteuningsbudget voor het samenwerkingsverband. Omdat deze nieuwe berekening leidt tot een andere verdeling van het budget, geldt er een overgangsregeling. In 5 jaar tijd, vanaf het tweede jaar na invoering van de wet per 1 augustus 2014, groeit het samenwerkingsverband naar het nieuwe budget toe. Hierbij wordt op basis van de peildatum 1 oktober 2011 het niet-‐verevende bedrag (dat is de ‘oude’ situatie) vergeleken met het volledig verevende bedrag (de nieuwe situatie). Het verschil tussen beide bedragen is het correctiebedrag. Het ondersteuningsplan bevat de afspraken (procedure en criteria) die de rechtspersoon heeft gemaakt over de verdeling, besteding en toewijzing van de middelen voor extra ondersteuning en de voorzieningen voor extra ondersteuning aan de scholen, inclusief een meerjarenbegroting. Uit het toezichtkader blijkt dat de inspectie ook verantwoordelijk is voor het toezicht op de rechtmatige verkrijging en besteding van onderwijsmiddelen. De uitvoering van dit toezicht ligt bij de instellingsaccountant. De inspectie is verantwoordelijk voor de aansturing van dit toezicht. Jaarlijks controleert de inspectie steekproefsgewijs de kwaliteit van de controle door de instellingsaccountants.
De personele inrichting van het Samenwerkingsverband ziet er als volgt uit: Directeur Orthopedagoog Financieel medewerker Controller Kwaliteitsmedewerker Adm/medewerker ll.adm
0,6 Fte 0,5 Fte 0,2 Fte 0,2 Fte 0,2 Fte 0,8 Fte
Het vaststellen van de budgetten lichte en zware ondersteuning wordt gedaan door DUO. Het SWV beschikt over een berekeningsmodel bekostiging lichte en zware ondersteuning. Deze zijn ook te 42
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
vinden op de website Passend Onderwijs. In ons SWV is er een positieve verevening, waardoor het budget in 5 jaar zal toenemen met € 501.137,-‐. 14.2. Toelichting op de meerjarenbegroting In de meerjarenbegroting worden de beleidskeuzes zoals vastgesteld door het bestuur financieel vertaald. Uit dit ondersteuningsplan blijkt dat er over het algemeen is gekozen om in het eerste jaar voor de verdeling en toewijzing van de gelden zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande situatie. Voor de opstelling van de meerjarenbegroting is hiervan uitgegaan. Vervolgens zullen de eerste twee boekjaren worden gebruikt om procedures en daarmee ook de verdeling en toewijzing van de middelen te herzien. Het samenwerkingsverband is opgericht op 31 oktober 2013. De feitelijke activiteiten starten met ingang van 1 augustus 2014. Er is sprake van een verlengd eerste boekjaar namelijk tot en met 31 december 2014. Een accountant controleert de jaarrekening nadat deze door het bestuur is vastgesteld. De eerste controle zal plaatsvinden in eerste helft van 2015 na afloop van het eerste verlengde boekjaar. Er is voor gekozen om een accountant te selecteren die niet de huisaccountant is van één van de aangesloten scholen in het samenwerkingsverband. Criteria voor verdeling besteding en toewijzing van de ondersteuningsmiddelen 2014-‐2015. Elke regio ontvangt een normbekostiging (basis landelijk geldende percentages per 1 oktober 2011 voor de lichte en zware ondersteuning). Voor onze regio geldt dat het percentage VSO leerlingen 3,16% van totale VO leerlingen ten opzichte van landelijk percentage van 3,44%. De bekostiging is nu nog gebaseerd op het aantal leerlingen dat op 1 oktober 2011 zware ondersteuning kreeg. Het verschil tussen deze en de normbekostiging bedraagt € 501.000 (normbekostiging hoger). Dat verschil wordt tot 2020 geleidelijk toegekend en dit systeem waarbij de financiering van het samenwerkingsverband steeds meer volgens de normbekostiging verloopt wordt verevening genoemd. Het landelijk percentage leerlingen met zware ondersteuning wordt op deze wijze taakstellend voor alle regio’s. Overdracht van middelen zware zorg naar het VSO vindt plaats op basis van het aantal geplaatste leerlingen binnen het VSO op basis van DUO bekostigingssysteem. In de begroting is vooralsnog uitgegaan van gelijkblijvend aantal VSO leerlingen in de komende jaren. Leerlingen die op 1 augustus 2014 staan ingeschreven in het (V)SO met een geldige indicatie kunnen maximaal nog twee jaar in het (V)SO blijven. Voor leerlingen die per 1 augustus 2014 overstappen van een SO-‐school naar een VSO school, geldt dat de toelatingsbeslissing voor die datum genomen moet zijn op basis van de voor 1 augustus 2014 geldende bepalingen. Voor leerlingen waarvoor na 1 augustus 2014 een toelaatbaarheidsverklaring VSO wordt aangevraagd, besluit bestuur van het Samenwerkingsverband op advies van de Adviescommissie. Per 1 augustus 2014 wordt het schooldeel van de rugzakmiddelen toegevoegd aan het budget zware ondersteuning van het samenwerkingsverband. De WEC-‐middelen blijven vooralsnog bij de VSO-‐ 43
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
scholen. Binnen het samenwerkingsverband worden afspraken gemaakt over de inzet van het WEC-‐ deel vanaf 1 augustus 2015. Uit dit ondersteuningsplan blijkt het algemene uitgangspunt van het bestuur namelijk de middelen volgen de leerling. Dit betekent voor de rugzakgelden dat de beschikbare middelen vanaf schooljaar 2014-‐2015 worden doorbetaald aan de scholen rekening houdend met een korting van 25%. Met deze middelen kan de begeleiding van reeds geplaatste rugzakleerlingen worden gecontinueerd. In het eerste schooljaar wordt beleid ontwikkeld op zware ondersteuning binnen het reguliere onderwijs. De beleidskeuzes zullen worden vertaald in verdeling van budgetten. Aanleiding van de korting is de verschuiving van het aantal leerlingen van VSO 1 naar dure categorie 3 op 1 oktober 2012 in vergelijking met 1 oktober 2011. Op grond hiervan gaat meer van het beschikbare budget van de stichting naar VSO dan ten tijde van de verevening was voorzien. Mocht in de loop van het eerste schooljaar blijken dat voldoende middelen binnen het samenwerkingsverband aanwezig zijn dan zal alsnog maximaal het 25% deel worden door betaald aan de scholen. Voor de lichte ondersteuning (zorgbudget, rebound, herstart en op de rails) is € 87 per leerling beschikbaar. De zorgbudgetgelden worden toebedeeld aan de scholen op basis van het aantal VMBO leerjaar 3 en 4 leerlingen. De hoogte van de vergoeding per leerling is afhankelijk van het gegeven of een leerling wel of niet een lwoo of pro beschikking heeft. Deze toewijzingssystematiek blijft in het eerste schooljaar daarmee conform de verdelingswijze binnen het oude samenwerkingsverband. Rebound, Herstart en op de rails zijn nu drie voorzieningen. Uitgangspunt in de meerjarenbegroting is dat deze organisatorische wijziging moet leiden tot een besparing van de kosten. De afspraken (procedure en criteria) die zijn en worden gemaakt over de verdeling, besteding en toewijzing van de middelen voor extra ondersteuning en de voorzieningen voor extra ondersteuning worden op basis van de vastgestelde schoolprofielen vastgelegd in een beleidsnotitie en toegekende bedragen worden opgenomen in de meerjarenbegroting. Deze beleidsnotitie zal jaarlijks ontwikkeld worden en wordt in april van enig jaar bestuurlijk vastgesteld. De 1ste beleidsnotitie wordt in mei 2014 vastgesteld. Er worden geen algemene reserves ingebracht in het samenwerkingsverband vanuit de “oude” samenwerkingsverbanden VO en/of REC’s. De reserves van het Regionale Samenwerkingsveband 43.2 (oude VO-‐verband) zijn deels benodigd voor Rebound-‐personeel van het Da Vinci College. Het andere deel wordt ingezet op professionalisering van de VO-‐medewerkers op domeinen gerelateerd aan Passend Onderwijs. Om in aanmerking te komen kunnen betreffende VO-‐scholen te zijnder tijd aanvragen indienen. De streefwaarde van het weerstandsvermogen van de stichting (eigen vermogen t.o.v. baten in boekjaar) bedraagt 5%. De afwegingen om tot dit percentage te komen zijn: -‐ -‐
Niet werken met open eind constructies. Er kan niet meer geld worden uitgegeven dan aan gelden beschikbaar is; Geen personeel indienst. Er wordt gewerkt met externen. Op deze wijze wordt het risico op hoge personele lasten als gevolg van ziekte en verlof beperkt;
44
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
-‐
Invullen van control functie en governance als belangrijk agendapunt erkennen. Hierbij is ook een goede planning & control cyclus essentieel zodat risico’s/onvoorziene omstandigheden tijdig worden gesignaleerd. De risico-‐analyse krijgt een structurele plek op de agenda van het bestuur. 14.3. Overdracht van middelen Het betreft hier de overdracht van middelen bij plaatsing in het VSO na 1 oktober van enig jaar. Het ministerie heeft aangegeven voor het schooljaar 2014-‐2015 dit nog te verzorgen. Dit houdt in dat de groeibekostiging voor het VSO van 16 januari 2014 nog uitgevoerd wordt door het Ministerie. Hierna is het aan het SWV om zelf de regeling vast te stellen. Deze regeling betekent een korting van € 7 per leerling op het budget zware ondersteuning. In de ,door OCW aangekondigde, financiële overzichten( april/mei 2014), zal het exacte bedrag duidelijk worden. 14.4. Compensatieregeling AWBZ In de afgelopen jaren hebben de REC’s de verantwoording gehad (regeling loopt tot 1 augustus 2014) voor de uitvoering van deze regeling. Het gaat om leerlingen in het VSO, die extra begeleiding en ondersteuning nodig hebben in het kader van verzorging ; ontbreekt deze extra ondersteuning , dan kan de leerling geen onderwijs volgen. Dit budget wordt vanaf 1 augustus 2014 versleuteld in het budget “zware ondersteuning”. Daarnaast speelt ook nog de decentralisatie van de AWBZ naar de gemeenten. Het bestuur heeft dit thema ingebracht in het REA-‐overleg. In de bestuursvergadering van 9 april 2014 heeft het bestuur in het kader van onderhavig thema het volgende besloten: Na inventarisatie van de mogelijke aanvragen handelen conform het advies zoals geformuleerd in de publicatie AWBZ-‐compensatieregeling. 14.5 Consequenties Tripartite-‐akkoord Het akkoord betreft de inzet van de medewerkers, voornamelijk van de VSO-‐scholen, die bij het verleggen van de geldstromen hun baan gaan verliezen. De VSO-‐besturen krijgen vanaf 1 augustus 2015 de gelden voor de Ambulante Begeleiding niet meer rechtstreeks vanuit OCW. De Samenwerkingsverbanden krijgen deze gelden. Het bestuur van het SWV heeft voor het schooljaar 2014-‐2015 niet gekozen voor de opting-‐out-‐ constructie. Dit betekent dat de AB-‐middelen nog naar de VSO-‐scholen gaan. In schooljaar 2014-‐ 2015 zal vervolgens een besluit genomen worden omtrent het vervolg van dit thema.
45
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
§15. GESCHILLENREGELINGEN 15.1. Geschillen in verband met beroep en bezwaar In het kader van passend onderwijs is een aantal maatregelen genomen in verband met beroepbezwaar inzake beslissingen over plaatsing en de ondersteuning aan leerlingen. Beroep en bezwaar binnen het samenwerkingsverband De wet passend onderwijs regelt in artikel 17a, lid 13 dat het samenwerkingsverband een adviescommissie van deskundigen samenstelt. Deze commissie adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs. Let wel; de adviescommissie sluit aan bij artikel 17a, lid 13 en is in overeenstemming met artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht. 46
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
Landelijke Arbitragecommissie Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs Op 4 april 2013 is de nieuwe Landelijke Arbitragecommissie Samenwerkingsverbanden passend onderwijs van start gegaan. De commissie is ondergebracht bij onderwijsgeschillen. De commissie is geïnstalleerd door de sectororganisaties. De Arbitragecommissie beslecht geschillen binnen het samenwerkingsverband, die betrekking hebben op: de statuten (in de oprichtingsfase), de onderlinge verhoudingen, het beleid ten aanzien van de extra ondersteuning en de (verdeling van de) bekostiging daarvan. Regeling landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief Deze commissie sluit aan op artikel 45, vierde lid van de Wet op de Expertisecentra. De wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van onder meer de wet op de expertisecentra in verband met de kwaliteit van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Staatsblad. 2012, 545) heeft tot doel een kwaliteitsverbetering in het (voortgezet) speciaal onderwijs tot stand te brengen. Deze wet verplicht scholen met ingang van 1 augustus 2013 tot het vaststellen van een ontwikkelings-‐perspectief voor alle leerlingen en schrijft eveneens voor dat scholen hierover op overeenstemming gericht overleg met ouders dienen te voeren en de voortgang van de ontwikkeling van de leerlingen moeten registreren. Als ouders het niet eens zijn met het vastgestelde ontwikkelingsperspectief, dan kunnen zij hierover een oordeel vragen aan de landelijke tijdelijke geschillencommissie ontwikkelingsperspectief. Geschillencommissie toelating en verwijdering Deze commissie sluit aan op Artikel 34.9. van de wet en is opgenomen in de AMvB Passend Onderwijs . De leden worden benoemd op gezamenlijke bindende voordracht van de landelijke ouderorganisaties, de landelijke patiënten-‐ en gehandicaptenorganisaties en de sectororganisaties.
§16. TOT SLOT De kern van het werken aan Passend Onderwijs ligt in het creëren van een passende onderwijsplaats voor alle leerlingen. De focus van het SWV ligt voor het grootste gedeelte bij die leerlingen, die gegeven hun specifieke ondersteuningsbehoeften aangewezen zijn op extra arrangementen. Om dit alles te kunnen realiseren wordt van iedere betrokkene gevraagd innovatief vermogen te etaleren, waarbij samenwerking met anderen hoge prioriteit heeft. Onderhavig ondersteuningsplan is het stuurmechanisme om bovenstaande vorm te kunnen geven. Het bestuur wenst dan ook alle uitvoerders, van bestuurder tot ondersteunend personeel, alle succes, wijsheid en daadkracht toe. En hierbij is “alignment” één van de sleutels tot succes.
47
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
AFKORTINGENLIJST AB AWBZ BRON BOVO CJG DUO EMB ISOVSO GMR HBO IVO LWOE MBO MG MR OOGO OP OR OPR PCL PRO REA REC ROC RVC SEIN SO SWV-‐PO SWV-‐VO TLV VMBO VO-‐RAAD VSO VSO-‐MLK VSO-‐LOM VSV WEC WVO
Ambulante Begeleiding Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Basis Registratie Onderwijs BasisOnderwijsVoortgezetOnderwijs Centrum Jeugd en Gezin Dienst Uitvoering Onderwijs Ernstig Meervoudige Beperkingen Interimwet Speciaal Onderwijs Voortgezet Speciaal Onderwijs Gemeenschappelijke MedezeggenschapsRaad Hoger Beroeps Onderwijs Indiceren Vanuit Onderwijsbehoeften Landelijk Werkverband Onderwijs en Epilepsie Middelbaar BeroepsOnderwijs Meervoudig Gehandicapt MedezeggenschapsRaad Op Overeenstemming Gericht Overleg OndersteuningsPlan OndernemingsRaad OndersteuningsPlanRaad Permanente Commissie Leerlingzorg PRaktijkOnderwijs Regionaal Educatieve Agenda Regionaal Expertise Centrum Regionaal OpleidingsCentrum Regionale VerwijzingsCommissie Stichting Epilepsie Instellingen Nederland Speciaal Onderwijs SamenWerkingsVerband Primair Onderwijs SamenWerkingsVerband Voortgezet Onderwijs ToeLaatbaarheidsVerklaring Voorbereidend Middelbaar BeroepsOnderwijs Voortgezet Onderwijs Raad Voortgezet Speciaal Onderwijs Voortgezet Speciaal Onderwijs Moeilijk Lerende Kinderen Voortgezet Speciaal Onderwijs Leer-‐ en Opvoedingsmoeilijkheden Vroegtijdig School Verlaten Wet Expertise Centra Wet Voortgezet Onderwijs 48
Ondersteuningsplan SWV VO Roosendaal eo. VO 30-‐02, 9 april 2014
ZML ZMLK ZAT ZOCO ZZP
ZeerMoeilijk Lerend Zeer Moeilijk Lerende Kinderen ZorgAdviesTeam ZOrgCOördinator Zelfstandige Zonder personeel
49