Rode jihadisten? Een vergelijking tussen de Nederlandse communistische interbrigadisten, die tussen 1936-1939 naar Spanje vertrokken, en de huidige Nederlandse jihadistische Syrië-gangers
Nederlandse interbrigadisten in Albacete (Spanje)
Nederlandse jihadisten in Syrië
Gemaakt door: Rutger Postma en Carlijn Verweij Klas: V6a Datum van inlevering: 22 januari 2016 Docent: D.M.F. Rewijk Katholieke Scholengemeenschap Hoofddorp
Voorwoord Dit profielwerkstuk (PWS) is geschreven in het kader van ons eindexamen. Geschiedenis is het kernvak van dit PWS. Na lang beraadslagen over het thema kwamen wij uit op de Spaanse Burgeroorlog als historisch ijkpunt. Wij hebben de Spaanse Burgeroorlog gekozen omdat het dit jaar tachtig jaar geleden is dat de oorlog begon. In mei zal een grote herdenking plaatsvinden bij het Spanjemonument in Amsterdam- Noord. Het leek ons interessant om de geschiedenis naar het heden te halen en zo kwamen wij op de vergelijking tussen de Nederlandse communistische interbrigadisten, die ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog tussen 1936 en 1939 vertrokken, en de huidige Nederlandse jihadistische Syrië-gangers. De recente aanslagen in Parijs op 13 november 2015, waarbij zeker één teruggekeerde Syrië-ganger betrokken was1 en de daardoor verhevigde angst voor aanslagen door teruggekeerde Syrië-gangers in Europa maken dit een zeer actueel onderwerp. Tot slot willen wij Marjolein Marreveld, mevrouw G. Klatser en mevrouw E. van Dijk bedanken. Wij kwamen via het Verzetsmuseum in contact met mevrouw Marreveld. Zij hielp ons aan de interviews met mevrouw Klatser en mevrouw van Eijk. Mevrouw Klatser en mevrouw van Eijk zijn nabestaanden van oud-Spanjestrijders. Wij willen hen bedanken vanwege hun gastvrijheid en het vertellen van hun verhalen. Trudie Groen, Simone van Lingen en Marieke Verweij bedanken wij voor het nalezen van de teksten en het discussiëren over het onderwerp. Als laatste bedanken wij onze profielwerkstukbegeleider meneer D.M.F. Rewijk voor zijn wijze adviezen en het eeuwige vertrouwen dat hij in ons had.
Rutger Postma en Carlijn Verweij
1
Groen, J., (11 december 2015), Rechter pakt alle ruimte tegen terreur. Volkskrant, voorpagina
2
Inhoudsopgave Voorwoord.............................................................................................................................................. 2 Inleiding .................................................................................................................................................. 5 Spaanse burgeroorlog (1936-1939)............................................................................................... 6 Syrische Burgeroorlog (2011-heden) ............................................................................................ 9 Hoofdstuk 1: Wereldbeeld ................................................................................................................. 12 Ideologie........................................................................................................................................... 12 Wereldbeeld communisme............................................................................................................ 14 Wereldbeeld jihadisme................................................................................................................... 15 Hoofdstuk 2: Ontvankelijkheid voor ideologie ................................................................................ 19 Internationale Brigade .................................................................................................................... 19 Nederlandse interbrigadisten ........................................................................................................ 20 Nederlandse jihadisten .................................................................................................................. 21 Motivatie ........................................................................................................................................... 22 Nederlandse interbrigadisten .................................................................................................... 22 Nederlandse jihadisten .............................................................................................................. 23 Hoofdstuk 3: Nederlandse wet- en regelgeving ............................................................................. 26 Wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek van de interbrigadisten ......................... 26 Wet- en regelgeving met betrekking tot de terugkomst van de interbrigadisten................... 29 Wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek van de jihadisten ................................... 33 Wet- en regelgeving met betrekking tot de terugkomst van de jihadisten ............................. 38 Hoofdstuk 4: Verwachtingen ............................................................................................................. 42 Vervulling ideologisch-militaire doelstellingen ............................................................................ 42 Nederlandse interbrigadisten .................................................................................................... 42 Nederlandse jihadisten .............................................................................................................. 43 Dagelijks leven ................................................................................................................................ 46 Nederlandse interbrigadisten .................................................................................................... 46 Nederlandse jihadisten .............................................................................................................. 48 Interne spanningen ......................................................................................................................... 50 Nederlandse interbrigadisten .................................................................................................... 50 Nederlandse jihadisten .............................................................................................................. 53 Conclusie ............................................................................................................................................. 56 Discussie .............................................................................................................................................. 58 3
Bronnenlijst .......................................................................................................................................... 59 Bijlage ................................................................................................................................................... 65 Bijlage 1............................................................................................................................................ 65 Bijlage 2............................................................................................................................................ 69 A.
Uitwerking interview met Giny Klatser (14 oktober 2015) ............................................ 69
B.
Uitwerking interview met Elly van Eijk (20 oktober 2015)............................................. 79
Bijlage 3............................................................................................................................................ 96 A.
Logboek Rutger Postma .................................................................................................... 96
B.
Logboek Carlijn Verweij ................................................................................................... 102
4
Inleiding “Zij hadden geen flauw idee hoor. … Zij hadden geen militaire ervaring. Op een enkeling na. Die al iets ouder was en in militaire dienst had gezeten maar de rest kon geen geweer vasthouden bij wijze van spreken.” (Klatser, G. 2015) In bovenstaand citaat beschrijft Giny Klatser dat de Nederlandse mannen die naar Spanje vertrokken om zich bij de Internationale Brigade aan te sluiten, geen idee hadden van wat hen te wachten stond. In dit profielwerkstuk wordt een vergelijking gemaakt tussen de Nederlandse communistische brigadisten in de Spaanse Burgeroorlog en de Nederlandse jihadisten in Syrië. De hoofdvraag luidt als volgt: in hoeverre kunnen de Nederlandse communisten die naar Spanje vertrokken ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog, vergeleken worden met de huidige Nederlandse jihadisten die naar Syrië vertrekken? De brigadisten trokken ten strijde omdat zij in het communisme geloofden. Jihadisten die nu vertrekken, gaan naar Syrië omdat zij in de ideologie jihadisme geloven. Beide groepen vertrekken vanwege hun ideologie. Het maken van een vergelijking tussen de brigadisten en jihadisten kan helpen bij het vinden van een oplossing om het jihadisme tegen te gaan. In het boek Nederlanders in de heilige oorlog: zoeaven, brigadisten en jihadisten maakt Berger (2015) een vergelijking tussen Nederlandse jihadisten, Nederlandse brigadisten en Nederlandse zoeaven.2 De uitleg van de wereldbeelden, de Nederlandse wet- en regelgeving en de verwachtingen die de groepen hebben over de strijd worden weinig tot niet besproken. In dit profielwerkstuk worden deze onderwerpen uitgelicht. Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag wordt er gebruik gemaakt van deelvragen. In elk hoofdstuk wordt een deelvraag behandeld. In hoofdstuk één worden de wereldbeelden van het communisme en het jihadisme besproken. De tweede deelvraag luidt als volgt: welk verband is er tussen de sociaaleconomische achtergrond van brigadisten en jihadisten en hun ideologische ontvankelijkheid? In hoofdstuk drie wordt antwoord gegeven op de vraag: wat is de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek en de terugkomst van de Nederlandse communisten en de Nederlandse jihadisten? In hoofdstuk vier wordt gekeken in hoeverre de verwachtingen van de communisten over Spanje en de jihadisten over Syrië overeen kwamen met de door hen ondervonden werkelijkheid aldaar. Voordat wordt begonnen aan het beantwoorden van de deelvragen wordt verderop in deze inleiding eerst een uiteenzetting gegeven van de Spaanse en Syrische burgeroorlog. Daarmee worden de deelvragen in een historische context geplaatst. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van twee methoden, namelijk een literatuurstudie en interviews. De literatuurstudie bestond uit het lezen van boeken, artikelen en websites van relevante auteurs en organisaties. Deze auteurs en organisaties zijn grotendeels internationaal en/of landelijk bekend als wetenschappelijke bron. Vooraf zijn twee oriënterende interviews gehouden met Giny Klatser en Elly van Eijk. De echtgenoot van Giny Klatser, Leo Klatser heeft als interbrigadist in de Spaanse Burgeroorlog gevochten. De vader van Elly van Eijk, Jan van Eijk, heeft ook als interbrigadist in de Spaanse Burgeroorlog gevochten en heeft toen de moeder van Elly ontmoet. Dit leverde interessante gesprekken op omdat wij op deze manier heel dicht bij ons 2
Zoeaven reisden tussen 1860 en 1870 naar Italië om de paus te helpen met de verdediging van zijn Pauselijke Staat. Het boek vergelijkt vooral de ontvankelijkheid voor de ideologieën.
5
onderwerp kwamen. Ook was het heel interessant om de levensverhalen van beide mannen te horen en hoe beide vrouwen hiermee omgingen. De interviews hebben we zo af en toe in de tekst verwerkt en hebben we als transcriptie uitgewerkt en zo opgenomen in bijlage 2. Spaanse burgeroorlog (1936-1939)3 In 1931 verliet koning Alfonso XIII van Spanje na een voor hem negatieve verkiezingsuitslag het land en werd Spanje een republiek. De Tweede Republiek was geboren. Bij de eerste parlementsverkiezingen in juni 1931 behaalden de socialisten en de verschillende linksrepublikeinse groeperingen een grote overwinning. Het nieuwe bewind moest voor modernisering gaan zorgen in een door tegenstellingen verscheurd land. Het karakter van de Spaanse samenleving werd sinds lang bepaald door sociaaleconomische, politieke, ideologische en regionale tegenstellingen. Conservatieven, grootgrondbezitters, de Spaanse adel, monarchisten, onder wie de ultra-reactionaire carlisten, fascisten, de katholieke kerk en een aantal personen binnen het leger waren tegen de Republiek. Spanje kreeg ook nog de gevolgen van de wereldwijde Grote Depressie te verduren. Zo nam de werkloosheid sterk toe.4 In 1934 kwam na nieuwe verkiezingen een rechts-conservatieve regering aan de macht. Deze regeringswissel leidde een periode van scherpe polarisatie in, met aan de ene kant de nationalisten en aan de andere kant de links-republikeinen. Monarchisten, de katholieke kerk en fascisten vormden samen de nationalisten. Tegenover hen stonden anarchisten, socialisten, communisten en republikeinen, hoewel deze stromingen vaak ver uit elkaar lagen. Links verenigde zich in het Volksfront, rechts in het Nationaal Front.5 In 1936 werden nieuwe algemene verkiezingen gehouden. Door het gebruikte verkiezingsstelsel leverde een kleine meerderheid van stemmen voor het Volksfront een grote zetelmeerderheid op. Uit angst voor de ingrijpende veranderingen die het Volksfront mogelijk zou gaan invoeren, vestigden vele nationalisten steeds meer hun hoop op een staatsgreep.6 Op 17 juli 1936 begon een opstand in Spaans Marokko.7 Van de generaals die deze opstand begonnen, zou Francisco Franco de bekendste worden. Al snel werd hij de leider van de opstand. Een dag later sloeg de rebellie over naar het vasteland. Op het vaste land mislukte de staatsgreep echter op veel plaatsen, omdat een deel van de bevolking in verzet kwam tegen de opstandelingen.8 De opstand werd in de linkse bolwerken Barcelona en Madrid neergeslagen door milities van anarchisten, socialisten en communisten en loyale eenheden van het leger en de politie. Toch kregen de nationalisten al spoedig een deel van het zuiden en noordwesten van Spanje in handen, terwijl de republikeinen in het zuid- en noordoosten aan de macht bleven.9 3
Voor een zeer uitgebreide beschrijving van de Spaanse Burgeroorlog raden de auteurs u aan het boek The battle for Spain: the Spanish civil war 1936-1939 van Antony Beevor te lezen. 4 Dankaart, H., Flinterman J-J., Groot, F., Vuurmans, R., (1986). P. 14-19, De oorlog begon in Spanje: Nederlanders in de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Amsterdam: Gennep B.V. 5 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 14-19 6 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 14-19 7 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 14-19 8 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 27 9 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 19 en Hartmans, R., (2006). Misbruikt idealisme: de Spaanse Burgeroorlog en de Komintern. De Groene Amsterdammer. Geraadpleegd op 16 januari 2016, http://www.groene.nl/artikel/misbruikt-idealisme
6
Door het verzet van een deel van de bevolking tegen de opstandige militairen was de staatsgreep uitgelopen op een burgeroorlog.10 Toch zou het conflict uitgroeien tot meer dan een strikt Spaanse aangelegenheid. Vanuit het nationalistische kamp werd bijstand gevraagd aan Duitsland en Italië. Hitler en Mussolini reageerden hier positief op.11 Italië leverde, naast veel zwaar materieel, in totaal ongeveer 75.000 soldaten. Hitler stuurde het Condorlegioen, dat bestond uit Luftwaffe- en tankeenheden en ongeveer tienduizend man telde. De republikeinen kregen vooral buitenlandse steun vanuit de Sovjet-Unie. De Sovjet-Unie zond naast tanks, vliegtuigen, munitie en lichtere wapens ook officieren en instructeurs. Wat betreft bewapeningen en manschappen bleef de hulp aan de Republiek echter ver achter bij de hulp aan Franco.12 Eind 1936 begonnen groepen buitenlanders zich spontaan aan te sluiten bij het republikeinse leger. De vanuit de Sovjet-Unie geleide internationale communistische beweging, de Komintern, haakte in op deze spontane uitingen van solidariteit. De Komintern besloot de werving van vrijwilligers voor Spanje en hun transport systematisch te organiseren. De werving werd gedelegeerd aan de communistische partijen in de afzonderlijke landen.13 In Nederland was dit de CPN.14 Samen vormden de buitenlandse vrijwilligers de ‘Internationale Brigades’. Het totale aantal ‘interbrigadisten’ wordt geschat op ongeveer 35.000 personen.15 Het aantal Nederlanders dat deelnam aan de strijd wordt geschat tussen de 600 en 800 vrijwilligers.16 Zij kwamen vaak terecht bij onder andere de Duitstalige bataljons ‘Thälmann’ en ‘Edgar André’, die deel uitmaakten van de XIde Brigade. Binnen het Edgar André-bataljon werd in augustus 1937 de Hollandse compagnie gevormd, waarin Nederlanders uit de bataljons van de XIde Brigade en andere bataljons zoveel mogelijk werden geconcentreerd.17 In maart 1938 kreeg de compagnie de naam Zeven Provinciën. De Internationale Brigades waren stoottroepen en werden ingezet waar offensieven werden gestart of waar vijandelijke aanvallen moesten worden opgevangen. Hierdoor waren de verliezen groot. In de burgeroorlog bewezen zij vooral in het begin hun positieve militaire waarde voor de Spaanse republikeinen door een aantal successen in de strijd, zoals de stabilisering van het front bij Madrid.18
10
Dankaart, H., e.a. (1986). P. 24 De rechts-conservatieve denkbeelden van de nationalisten sloten voor een groot deel aan bij hun eigen politieke denkbeelden en daarnaast zagen zij het vooral ook als een kans om het opkomende socialisme en communisme in Spanje, waar zij tegen waren, aan te pakken. 12 Berger, M. (red.), 2015, p. 45, Nederlanders in de heilige oorlog: zoeaven, brigadisten en jihadisten, 2015, Den Haag: Boom Juridische uitgevers en Dankaart, H., e.a. (1986). P. 24-25 en Hartmans, R., (2006). 13 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 30-31 14 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 40 15 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 31 16 Digitaal platform oud-Spanje strijders, (2014). Stand van zaken, augustus 2015. 7 januari 2016, https://dps3639.wordpress.com/2015/08/10/stand-van-zaken-augustus-2015/ 17 De vorming van een Nederlandse compagnie in augustus 1937 paste in de strategie om de strijdbaarheid van de Nederlanders te versterken. Met de samenvoeging van de Nederlanders in een compagnie speelde men in op de nationale gevoelens van de vrijwilligers, die ondanks het internationale karakter van de brigades kennelijk nog bij hen leefden. (Dankaart, H., e.a. (1986). P.8894) 18 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 31 11
7
Uit angst voor een verdere uitbreiding van het conflict in Spanje stelde de Franse regering begin augustus 1936 een non-interventiepact voor.19 De burgeroorlog moest een binnenlandse aangelegenheid blijven en niet uitmonden in een Europees of misschien zelfs wereldwijd conflict. De Britse regering stemde direct met het plan in en later in de maand volgden nog 24 landen, waaronder Italië, Duitsland, de Sovjet-Unie en Nederland. Begin september vond de eerste vergadering van de non-interventiecommissie20 plaats in Londen. In maart 1937 werd een controlecommissie ingesteld om de internationale naleving van de afspraken van de non-interventiecommissie te controleren.21 Volgens het pact zouden staten zich moeten onthouden van elke bijdrage aan een van de in Spanje strijdende partijen. Troepenzendingen en wapenleveringen zouden verboden worden. Begin 1937 werd aan het pact de afspraak toegevoegd dat de lidstaten het uitzenden van vrijwilligers voor de strijd aan de zijde van een van de strijdende partijen zouden tegengaan.22 Gevangenisstraffen en verlies van het staatsburgerschap werden in nationale wetgevingen in het vooruitzicht gesteld bij militaire dienstneming in Spanje en de werving van vrijwilligers voor dat doel.23 Ondanks hun lidmaatschap aan de non-interventiecommissie hielden Duitsland, Italië en de Sovjet-Unie zich niet aan de hierin gemaakte afspraken en namen zij zoals eerder aangegeven actief deel aan de strijd in Spanje. Toen Franco na een aantal republikeinse nederlagen aan de winnende hand raakte en de situatie van de republikeinen hopeloos verloren begon te worden, werden de Internationale Brigades eind 1938 ontbonden en verlieten de meeste interbrigadisten in de daaropvolgende maanden het land. Op 1 april 1939 werd de hoofdstad Madrid definitief door de nationalisten ingenomen en was de Spaanse Burgeroorlog in militair opzicht ten einde. Het totale aantal slachtoffers van het conflict is ongeveer 500.000.24 Spanje werd een dictatuur onder Francisco Franco, die pas in 1975 zou eindigen.25 De Spaanse burgeroorlog werd een conflict waarin twee autoritaire ideologieën met elkaar in botsing kwamen: de fascistische van Duitsland en Italië tegenover de communistische van de Sovjet-Unie. De botsende ideologieën werden weerspiegeld in hun Spaanse componenten, de falangisten en de Volksfrontcoalitie, met in een bijrol de derde Europese ideologie, de democratische van christelijke of liberale structuur.26
19
In Berger, M. (red.), 2015, wordt op p. 48 beweerd dat het voorstel tot oprichting van een noninterventiecommissie gedaan werd door de Volkenbond. Bij de auteurs zijn de bronnen waar deze bewering vandaan komt onbekend en na kort onderzoek door de auteurs zijn geen bronnen gevonden, die deze bewering ondersteunen. 20 Deze commissie staat officieel bekend als ‘International Committee for the Application of the Agreement regarding Non-intervention in Spain’ 21 Kreeftmeijer, R. (17 december 2008). Onder zachte dwang uit de Gouw: De Nederlandse bijdrage aan de International Board for Non-intervention in Spain (1937 – 1939). P 32-38. Geraadpleegd op 16 januari 2016, http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=127354 22 Voor de specifieke reactie van de Nederlandse autoriteiten, zie: Hoofdstuk 3: Nederlandse wet- en regelgeving 23 Berger, M. (red.), 2015, p. 48 24 Dankaart, H., e.a. (1986). P. 35 25 History.com Staff (2009). FRANCISCO FRANCO. 7 januari 2016, http://www.history.com/topics/francisco-franco 26 Berger, M. (red.), 2015, p. 49
8
Deze vier kaarten tonen de opmars van de nationalistische troepen onder leiding van Franco (blauw) en het terreinverlies van de republikeinse troepen (paars/roze) gedurende de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) in juli 1936 (linksboven), maart 1937 (rechtsboven), maart-april 1938 (linksonder) en februari 1939 (rechtsonder)
Syrische Burgeroorlog (2011-heden) In navolging van diverse opstanden in de Arabische wereld, tegen nationale regeringen, die samen ook wel de ‘Arabische Lente’ worden genoemd, werd ook in Syrië via sociale media opgeroepen tot een ‘Syrische revolutie’ tegen het regime van president Bashar al-Assad. De eerste demonstraties vonden plaats in maart 2011 en in april, mei en juni werden deze protesten telkens groter. 27 President Assad probeerde met disproportioneel geweld de demonstraties neer te slaan, waardoor de protesten escaleerden. De oproep aan president Assad voor hervormingen sloeg om in een oproep om af te treden. Al snel ontstond er een gewapend conflict, waarbij enorme aantallen burgerslachtoffers vielen, in eerste instantie vooral door toedoen van het Syrische regeringsleger van Assad.28 De gewapende oppositie was zeer verdeeld vanwege zowel etnische als sektarische en ideologische verschillen. De grootste oppositiegroep was in het begin van het conflict het Vrije Syrische Leger (FSA29). De aanhang van deze groep had een hoofdzakelijk seculiere, dus niet-religieuze ideologie en bestond uit verschillende sektarische en etnische groepen.30 Veel soennitische31 Syriërs sloten zich aan bij dit leger32. Vanaf 2012 begonnen steeds meer soennitische en sjiitische rebellen, van gematigd tot extreem-islamitisch, zich te bemoeien met het conflict. Ook kreeg het gewapend conflict voor het eerst officieel de status ‘burgeroorlog’. Zowel regering als rebellen maakten zich schuldig 27
Europa Nu (z.d.). Burgeroorlog in Syrië. Geraadpleegd op 9 januari 2016, http://www.europanu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie 28 Berger, M. (red.), 2015, p. 72 29 ‘Free Syrian Army’ 30 Berger, M. (red.), 2015, p. 72-73 31 Zie: Hoofdstuk 4 voor meer informatie over de verschillende geloofsgroepen in Syrië, waaronder de soennieten en sjiieten, en hun onderlinge verhoudingen. 32 http://www.europa-nu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie
9
aan schendingen van mensenrechten en het dodenaantal liep in 2012 op tot 45.000.33 De Verenigde Naties (VN) begon zich vanaf 2012 actief te bemoeien met het Syrisch conflict, om het geweld te beëindigen. Rusland en China gebruikten meerdere keren hun vetorecht en hielden hiermee veel voorgestelde maatregelen van de VN tegen Assad tegen.34 Westerse landen hadden vanaf het begin van het conflict duidelijk gemaakt dat hun sympathie bij de oppositie lag, maar waren terughoudend in het geven van financiële en militaire steun. Met het stijgen van het aantal slachtoffers en de miljoenen vluchtelingen binnen en buiten Syrië, liep de druk op bij de internationale gemeenschap om militair in te grijpen. Door de tegenstand van Rusland en China gebeurde dit echter niet.35 In 2012 en 2013 bleek meer en meer dat de kleine, extreem-islamitische groeperingen als Jabhat al-Nusra, de lokale afdeling van al-Qaida, en ISIS36 veel succesvoller waren in de strijd tegen het regeringsleger van Assad dan de seculiere oppositie. Dit kwam vooral vanwege hun organisatiegraad, onverschrokkenheid en doelgerichtheid. Hierdoor en door de ideologische doelstelling om een islamitische staat te stichten, waarbij de invoering van een hardvochtige variant van de Sharia centraal staat, zorgden voor een grote aantrekkingskracht tot deze groepen op strijders uit zowel binnen- als buitenland.37 Het conflict werd in 2014 gekenmerkt door steeds heftiger confrontaties tussen de soennitische rebellen onderling. Het dodenaantal liep aan het eind van 2014 op tot meer dan 200.000. Begin 2014 werden er vredesonderhandelingen gestart in Geneve tussen de verschillende Syrische partijen. Deze gesprekken hadden uiteindelijk weinig resultaat. De Syrische rebellen waren, net zoals de Verenigde Staten en Rusland, te verdeeld. Men kwam er onder andere niet uit of president Assad deel uit mocht blijven maken van de Syrische regering.38 In februari 2014 verbrak Jabhat-al Nusra de banden met ISIS. Tussen de groepen waren meningsverschillen ontstaan over de te volgen strategie.39 Op één juli riep ISIS, met de nieuwe naam ‘Islamitische Staat’ (IS) het ‘kalifaat’ uit. Hiermee claimde de organisatie een streng islamitische ‘heilstaat’, die de landgrenzen van Syrië en Irak overschrijdt, te hebben gesticht. Abu Bakr al Baghdadi, leider van IS, werd uitgroepen tot kalief.40 Aan de oproep van IS aan alle moslims ter wereld om naar dit ‘nieuwe’ kalifaat te komen, werd ruim gevolg gegeven, ook vanuit Nederland. Het is niet de eerste keer dat moslims aangetrokken worden door een conflict in een moslimland. Nooit eerder vertrok echter zo’n groot aantal buitenlandse strijders om deel te nemen aan een jihadistische strijd als in het geval van de Syrische burgeroorlog en het kalifaat van IS. 41
33
http://www.europa-nu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie http://www.europa-nu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie 35 Berger, M. (red.), 2015, p. 72-73 36 De ‘Islamitische Staat in Irak en al-Sham (Syrië)’ 37 Berger, M. (red.), 2015, p. 72-73 38 http://www.europa-nu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie 39 http://www.europa-nu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie. Het ‘Nusra-front’ wilde samenwerken met zoveel mogelijk verschillende oppositiegroepen. ISIS zag zichzelf eerder als een leidende organisatie waaraan anderen zich zouden moeten onderwerpen. 40 Pegtell, A. (september 2014). LESSEN: IS roept kalifaat uit. Historisch Nieuwsblad. 9 januari 2016, http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/41406/lessen-is-roept-kalifaat-uit.html 41 Berger, M. (red.), 2015, p. 67-68 34
10
Na snelle veroveringen door IS van gebieden in Syrië en Irak, waarbij IS zich schuldig maakte aan ongeëvenaarde wreedheden tegen zowel Syrische en Irakese militairen als tegen de burgerbevolking en na de onthoofding van Amerikaanse journalisten besloot het Westen tot militair ingrijpen. De interventiemacht die bestond uit Westerse landen, waaronder Nederland, en Arabische landen begon in oktober 2014 aan bombardementen op IS-stellingen.42 In 2015 ging de oorlog in Syrië onverminderd door. Assad kwam dat jaar weer steviger in het zadel te zitten en IS bleef gebombardeerd worden door de internationale coalitie. Er zijn eind 2015, sinds het uitbreken van de protesten, meer dan 250.000 doden gevallen.43 Verschillende landen hebben de verdeeldheid in Syrië gevoed door verschillende groeperingen te steunen, al naar gelang die pasten bij de eigen sektarische of ideologische boodschap. Syrië werd een internationaal speelveld waar regionale geopolitieke spanningen en rivaliteiten werden uitgevochten, waar invloedssferen werden beschermd en relaties in stand werden gehouden.44 Aan het einde van 2015 spraken onder meer de buurlanden van Syrië, de Verenigde Staten, Rusland en de Europese Unie over Syrië. Het leidde tot een zogeheten 'routekaart naar vrede'. Volgens het plan moet eerst een staakt-het-vuren tot stand komen om later in 2016 'vrije en eerlijke' verkiezingen te houden. Op 25 januari 2016 staat onder leiding van de VN een overleg gepland tussen de Syrische regering en belangrijke rebellengroepen.45
De situatie in Syrië op 4 januari 2016 (rechts-bovenin staat 2015, dat moet 2016 zijn) met de gebieden onder de controle van troepen van Assad (rood), gematigde rebellen (zoals de FSA) en/of extreem religieuze rebellen, onder wie Jabhat al-Nusra (groen), Koerdische strijders (geel) en IS (zwart) 42
Berger, M. (red.), 2015, p. 74 http://www.europa-nu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie 44 Berger, M. (red.), 2015, p. 72. Voor meer informatie over de politieke verhoudingen in Syrië, zie: Hoofdstuk 4: Verwachtingen 45 http://www.europa-nu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie 43
11
Hoofdstuk 1: Wereldbeeld In dit hoofdstuk wordt de eerste deelvraag behandeld: Wat zijn de wereldbeelden van de Nederlandse communistische brigadisten en de Nederlandse jihadisten? De ideologieën van het communisme en het jihadisme hebben net als alle ideologieën een opbouw in onderdelen. Eerst wordt meestal beschreven en geanalyseerd hoe het huidige wereldbeeld eruit ziet. Daarna wordt een ideale wereld geschetst en een utopie beschreven waarin wordt voorgeschreven hoe de wereld er het beste uit zou moeten zien. Van deze utopie worden vervolgens specifieke waarden en normen afgeleid. Als laatste volgt meestal het operationele deel waarin beschreven wordt hoe men van het huidige wereldbeeld naar het ideale wereldbeeld kunt gaan. De verschillen en overeenkomsten tussen het wereldbeeld van het communisme en het jihadisme zullen hier volgens deze indeling besproken worden. Ideologie Een ideologie is, op zijn simpelst gezegd, een structurele ordening van ideeën die betekenis en inhoud geeft aan concepten als vrijheid, gelijkheid, democratie et cetera.46 Ideologie is een filosofisch en politiek begrip. Eigenlijk is ideologie ingewikkelder dan een ordening: het is een netwerk van elkaar ondersteunende (politieke) concepten die elkaar daardoor ook weer inhoud geven, binnen een bepaalde cultuurhistorische achtergrond. Het inhoud geven aan concepten als bijvoorbeeld vrijheid en democratie gebeurt door middel van aannames op basis van culturele en sociale argumenten. Ideologieën geven interpretaties van, en zin aan feiten en gebeurtenissen. Ze kunnen algemeen zijn maar ook specifiek, bijvoorbeeld toegespitst op de politiek of de economie. Ideologie is daarom ook een politiek apparaat. Het meest belangrijke kenmerk van een ideologie is de manier waarop de aannames het (politieke) perspectief isoleren van kritische analyse. Kritiek is normaal gesproken een belangrijk aspect voor de ontwikkeling en bijsturing van ideeën. Maar bij een ideologie zijn de aannames zo gesteld dat kritiek altijd ongelijk heeft. De Tracy begon in de 19e eeuw de wetenschap voor ideeën te ontwikkelen. Dit deed hij zonder zich te baseren op de metafysica of een religie. Zijn ideeënleer moest gaan fungeren als referentiekader om sociale en politieke ideeën en de manier waarop deze ideeën concreet in de maatschappij tot uiting komen, te analyseren. De Tracy probeerde zo een moraal te ontwikkelen los van metafysische of religieuze aannames. Marx en Engels ontwikkelde deze ideeënleer tot het begrip ideologie in 1846. In een ideologie is er sprake van een gedachte- en ideeënordening die de basis worden van de politieke orde. De ideeën en de argumenten hebben overtuigingskracht en dat leidt tot een vertekening van materiële omstandigheden. Marx en Engels noemden dit ideologische illusies en keerden zich daarom tegen de ideologievorm van bijvoorbeeld het geloof. Marx en Engels waren de eersten die ideologie en klasse aan elkaar verbonden. De machtspositie van een heersende klasse binnen een bepaald historisch systeem wordt door middel van ideeën gerechtvaardigd, dit gebeurd door zowel de heersende als de overheerste klasse. Dit zijn ook ideologische illusies. Ideologie legt een filter over de wereld die daardoor anders overkomt dan die in werkelijkheid is. Het is de vraag of de werkelijkheid te kennen is. Is de werkelijkheid objectiveerbaar of is zij altijd een interpretatie? Tegelijkertijd ontwikkelde Marx en Engels zelf 46
Freeden, M., (2003). Ideology, a very short introduction. Cornwall: TJ International Ltd
12
een ideologie, namelijk het marxisme waar het communisme uit voortkwam. Zo kreeg ideologie in het communisme een dubbel karakter. Enerzijds was het een illusie die ongelijke machtsverhoudingen in stand hield, anderzijds was het een platform voor strijd tegen het kapitalisme.47 Hierover later in dit hoofdstuk meer. In de twintigste eeuw zijn een aantal belangrijke ideologieën te herkennen: het socialisme, het communisme, het marxisme, het nationalisme, het fascisme, het liberalisme, het conservatisme en het anarchisme. Ook het feminisme en ecologisme of milieuactivisme zouden wel onder de definitie van ideologie kunnen vallen.48 Drie belangrijke autoritaire en totalitaire ideologieën zijn het communisme, het nationaalsocialisme en het fascisme. Dit houdt in dat het politieke systeem het dagelijks leven van mensen controleert en dat er een dictator is die alle macht in handen heeft. In het communisme is de klassenstrijd bepalend voor de toekomst. Het communisme wordt daarom ingedeeld bij het links-radicalisme dat strijd voor gelijkheid van mensen ten aanzien van middelen en macht. In het nationaalsocialisme is de rassenstrijd bepalend met als belangrijkste onderdeel het antisemitisme. Het nationaalsocialisme en het fascisme zijn beiden vormen van rechtsradicalisme. In deze beide vormen van rechtse radicale ideologieën zijn een aantal centrale waarden te herkennen. De centrale staat en leider nemen een belangrijke plaats in. Kenmerkend is het sterke nationalisme, het anti-individualisme en het anti-internationalisme. Ook is men tegen het streven naar politieke en economische gelijkheid. Om de samenleving te kunnen laten functioneren moeten capaciteiten van mensen ongelijk worden beloond. Dat betekent dat er groepen en individuen worden buitengesloten. Het democratische principe van gelijkheid, ongeacht afkomst, wordt afgewezen. Er is sprake van een autoritaire hiërarchie waarbij waarden als heldhaftigheid, plichtbesef, discipline en traditie erg belangrijk zijn.49 Het fascisme lijkt sterk op het nationaalsocialisme maar bevat niet altijd het antisemitisme en is niet gebaseerd op de rassenleer. Ook in de 21e eeuw zijn het fascisme en nationaalsocialisme nog te herkennen en worden dan neofascisme en neonazisme genoemd. Vooruitlopend op de volgende hoofdstukken en herhalend vanuit de inleiding kan gezegd worden dat tijdens de Spaanse burgeroorlog twee totalitaire ideologieën in botsing kwamen, namelijk het fascisme en het communisme. De liberale/christelijke democratische ideologie speelde een bijrol.50 Volgens Freeden (2003) is democratie geen ideologie maar een rechtsstaat waarbinnen politieke stromingen of een ideologie bepalend kunnen zijn. Tegelijkertijd worden binnen een democratie bepaalde waarden van gelijkheid en individualisme nagestreefd die wel in de richting van een ideologie wijzen. Bepaalde religies worden ook weleens als ideologie gezien.51 Het jihadisme is een religieuze politieke ideologie op basis van het salafisme als stroming binnen de Islam. Het communisme is juist een niet-religieuze, seculiere politieke ideologie. Beide ideologieën blijken totalitair te zijn, dat wil zeggen dat het politieke/religieuze systeem sterk doordringt in het dagelijks leven van mensen en het leven controleert. 47
Freeden, M., (2003). H.1 Open Universiteit Nederland, Open Educational resources, Politieke stromingen, p.54-59, 19 januari 2016, https://www.ou.nl/c/document_library/get_file?uuid=99fa49eb-621a-4a5d-85c5b3726b2dc113&groupId=10815 49 Open Universiteit Nederland, Open Educational resources, Politieke stromingen, p.49-51. 50 Berger, M. (red.), 2015, p. 49 51 Open Universiteit Nederland, Open Educational resources, Politieke stromingen, p.21 48
13
Ideologieën kennen verschillende onderdelen zoals een beschrijving van de wereld zoals die er nu uit ziet en een beschrijving van de wereld zoals hij er idealiter uit zou moeten zien. Ook wordt er in meer of mindere mate beschreven hoe het ideaal bereikt kan worden. Hieronder volgt een beschrijving van wereldbeeld van het communisme en het jihadisme. Wereldbeeld communisme Het communisme is een radicale richting in het socialisme dat door Marx en Engels is ontwikkeld rond 1845. Samen schreven zij het Communistisch Manifest dat in 1848 gepubliceerd werd. Hierin beschreven zij het communisme. Het is in de twintigste eeuw een wereldwijde politieke ideologie geweest in onder andere de Sovjet-Unie, China, Cuba, Korea, Vietnam. Er werd gestreefd naar een klasseloze maatschappij waarin alle kennis, rijkdom en macht bij de arbeidersklasse lag. Om dit te bereiken is een revolutie noodzakelijk. Met de revolutie moet direct ook begonnen worden met de opbouw van een permanent revolutionaire samenleving en mentaliteit. In het communistisch wereldbeeld zijn politieke, economische, filosofische, atheïstische, ethische, psychologische, sociologische en juridische principes te herkennen. Deze principes zijn gebaseerd op keuzes en aannames die wetenschappelijk te verantwoorden zijn. Dat wil nog niet zeggen dat alle aannames bleken te kloppen. Het wereldbeeld van het communisme wordt bepaald door het feit dat er een relatief kleine groep mensen is die alle kennis, rijkdom, natuurlijke hulpbronnen en macht beheerst en er een relatief grote groep proletariërs, de arbeidersklasse, is. Er is sprake van een uitzichtloze klassenstrijd waarin weinig verandert in de machtsverhoudingen. Volgens het gedachtegoed van Marx is geloof is opium voor het volk waarmee het volk wordt bedwelmd en krachteloos gemaakt zodat zij zich neerlegt bij de ongelijke verdeling van geld en macht. In het ideale wereldbeeld is de kloof tussen de arbeidersklasse en de kennis, rijkdom en macht overbrugt. Er is een klasseloze samenleving waarin iedereen gelijk is en de macht bij het proletariaat ligt. Alles wat het proletariaat verbetert is moreel goed. Er zijn mensenrechten maar alleen als dat ten dienste staat van het communisme. Bij de vestiging van een communistische wereldregering zal blijken dat deze mensenrechten niet meer nodig zijn omdat iedereen gelijk is. De positie van de vrouw is gelijk aan die van de man. Fabrieken zijn staatseigendommen, waarbinnen de regels van de staat gelden. Vrouwen mogen daarom in fabrieken werken.52 De democratie kan de huidige klassenstrijd niet stoppen omdat zij een instrument is van de ongelijke machtsverdeling en dus ontoereikend is. Om gelijkheid tussen de klassen te bereiken en de macht aan het proletariaat te geven is een revolutie, een totale omwenteling van de machtsverhoudingen noodzakelijk. De productiemiddelen komen in handen van de staat. Vanuit het communisme volgens Marx, ontstonden twee varianten. De Sovjet-Unie koos ervoor om de fabrieksarbeiders tot het ultieme volk te kronen die voor de revolutie moest zorgen. Lenin, de stichter van de communistische Sovjet-Unie (1917), vond de boeren ondergeschikt om een wereldrevolutie in gang te kunnen zetten.
52
Koolen, B., (2014). ¡No pasaran! De Spanjestrijders: Deel twee van drieluik ‘de heilige strijd’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, 5, p. 21-41.
14
Het symbool van het communisme werd wel een hamer en een sikkel om de eenheid van de arbeider en agrariër te symboliseren. Het symbool verscheen voor het eerst tijdens de oktoberrevolutie in 1917 in Rusland. Het rode leger gebruikte de ster als symbool en werd daarna boven de hamer en de sikkel geplaatst.53 Vlag van het communisme
De andere variant was het agrarisch communisme. Mao Zedong, stichter van de Volksrepubliek China (1949), koos in China voor deze variant. Hij vond, in tegenstelling tot Lenin, dat de boeren wel in staat waren om een wereldrevolutie in gang te zetten.54 Het Westen, met name Amerika, zag China en de Sovjet-Unie als een communistisch blok. In werkelijkheid was dit niet het geval. In 1969 droegen verschillende gebeurtenissen bij aan de breuk tussen de Sovjet Unie en China. Chroestjov stelde in 1956 de persoonlijkheidscultus van Stalin, de opvolger van Lenin, aan de kaak. Mao was een fanatieke volger van het Stalinisme en gebruikte Stalins ideeën in zijn regeringsvorm. Hij was het niet eens met Chroestjov over de destalinisatie.55 Na de Cuba-crisis in oktober 1962, waar de start van een atoomoorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in de lucht in, wilde de SovjetUnie niet meer constant is angst leven.56 Mao zag dit anders. Hij wilde voor alles de wereldrevolutie beginnen en het kapitalisme en democratie daarmee uitschakelen. Mao vond ook dat er een permanente revolutionaire mentaliteit onder de samenleving moest heersen. De revolutie zou voor eeuwig doorgaan omdat er altijd mensen zouden zijn die niet communistisch genoeg waren.57 Het communisme bestaat nog steeds, bijvoorbeeld NoordKorea, maar in de praktijk is wel duidelijk geworden dat het ideaal niet bereikt is. Ook in het communistische politieke systeem was en is er veel ongelijkheid in kennis, geld en macht.58 Wereldbeeld jihadisme Het jihadisme is een nieuwe radicale religieuze ideologie die gebaseerd is op het salafisme. Binnen de islam zijn twee hoofdstromingen te onderscheiden: de soennieten en de sjiieten. Ongeveer 85% van alle moslims ter wereld zijn soennitisch. Het salafisme is een orthodox religieus politieke stroming binnen de soennitische islam en claimt de zuivere islam te zijn omdat zij geënt is op Saoedi-Arabië, het gebied waar de islam is ontstaan. Er zijn duidelijke regels over wat wel en niet mag en onrecht tegen moslims wordt veroordeeld. Het jihadisme is een kleine radicale afsplitsing van het orthodoxe salafisme.59 In 1979 maakte het jihadisme een belangrijke groei door. Drie gebeurtenissen in dat jaar leidden tot het inzetten van de islam als middel voor een politieke en gewapende strijd. 53
Lange, M., van, (2013). Symbolische betekenis van de hamer en sikkel, Is geschiedenis. 24 januari 2016, http://www.isgeschiedenis.nl/citaat-uit-het-nieuws/symbolische-betekenis-van-de-hamer-ensikkel/ 54 Figes, O., (2014). Revolutionairy Russia, 1891-1991. Londen: Penquin Books, Gedeelte 19 55 Brown, A., (2009). De opkomst en ondergang van het communisme. Houten: Spectrum, H. 16 56 Brown, A., (2009). H. 17 57 Wijngaert, M., van den, Prins, H., de, (2005). Oost tegen West, Noord tegen Zuid: De wereldgeschiedenis van 1950. Antwerpen: Garant, p. 112 58 Verzetsmuseum, communisme. 27 december 2015, https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweedewereldoorlog/achtergrond/achtergrond,communisme 59 Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, (2009). Ideologie en strategie van het jihadisme, Breda: Koninklijke Broese & Peereboom, p. 5-6
15
De eerste gebeurtenis was de Iraanse revolutie. Ayatollah Khomeini stichtte een (sjiietische) islamitische republiek in Iran. De revolutie was een succes en had veel invloed op islamitische bewegingen, bijvoorbeeld umma60, in andere landen. Deze bewegingen wilden net als in Iran een islamitische staat waarbij de Sharia, islamitisch recht, werd toegepast. Daarnaast sprak het verzet tegen de westerse cultuur en de secularisatie veel mensen aan. De tweede gebeurtenis was de bezetting van de heilige moskee in Mekka en de transformatie van het salafisme in Saoedi-Arabië. Binnen het Saoedische salafisme was tot 1979 geen belangstelling voor politiek. Dit veranderde langzaam vanaf de jaren vijftig. Moslimbroeders uit verschillende landen brachten hun politieke islam voor het voetlicht. Zo ging een jonge generatie salafisten zich interesseren voor politiek en leverde kritiek op nietislamitische leiders. In november 1979 bezette een groep extremistische salafisten de heilige moskee in Mekka. De groep eiste dat er een einde moest komen aan de dynastie van de Saoed familie. De Saoed dynastie regeert sinds de 18e eeuw over het land. In 1744 nam emir Moehammad Ibn Sa’oed de politieke en militaire leiding over van de herstelbeweging van het wahabisme. Het wahabisme is een extreem puriteinse stroming binnen de islam. Het salafisme heeft steeds meer kenmerken van het wahabisme overgenomen en zo het wahabisme uiteindelijk verdrongen. Door deze religieuze herstelbeweging te verbinden met militaire macht werd in 1765 uiteindelijk een soevereine staat Saoedi-Arabië gesticht. Vanaf die tijd is de Sa’oed familie juridisch soeverein en met behulp van een uitgebreid familienetwerk, aan de macht als wereldlijk en geestelijk leider. Saoedi-Arabië heeft de grootste aardolievelden ter wereld en behoort tot de rijkste landen ter wereld.61 De extremistische salafisten vonden in 1979 dat de dynastie van Saoed corrupt was en teveel de westerse cultuur ging volgen. De laatste gebeurtenis die bijdroeg aan de groei van het jihadisme was de inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan in december 1979.62 In 1965 was Afghanistan communistisch geworden maar veel mensen waren het hier niet mee eens. Daardoor viel in 1979 de Sovjet Unie binnen om het communistische regime aan de macht te houden in Afghanistan. Deze oorlog zou uiteindelijk 1989 duren.63 Door deze drie voorvallen dreven de staatsgezinde salafisten en politieke salafisten steeds verder uit elkaar. De Saoedische machthebbers zagen deze gebeurtenissen als een bedreiging. Als de Iraanse revolutie zou worden overgenomen in Saoedi-Arabië zou dat het einde betekenen van de Saoed dynastie. Bovendien was Saoedi-Arabië soennitisch en Iran sjiitisch. De bezetting van de heilige moskee in Mekka was een bedreiging want de bezetters waren tegen de dynastie. De inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan werd als een bedreiging ervaren. Saoedi-Arabië steunde de strijd tegen de invasie. Toen deze oorlog in 1989 ten einde was, hadden veel islamitische strijders een verlangen naar een voortzetting van de strijd. De Taliban werd een jihadgroep waar veel strijders zich bij aansloten. Naast de Taliban groeide ook Al Qaida, onder leiding van Osama Bin Laden, uit tot een belangrijke beweging.
60
Umma is een wereldwijde islamitische gemeenschap. Küng, H., (2006). De Islam. De toekomst van een wereldreligie. Kampen: Ten Have, p. 537-539. 62 Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, (2009), p. 29-30 63 Bos, M., (2008). De inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan. Historisch Nieuwsblad. 21 januari 2016 http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/7007/de-inval-van-de-sovjet-unie-in-afghanistan.html 61
16
Het jihadisme is samengesteld uit theologische, dogmatische, liturgische, ethische, juridische en politieke leerstukken en begrippen. Deze verschillende perspectieven zijn niet gemakkelijk apart te onderscheiden. Het is meer een groot verhaal waarin kleinere verhalen chronologisch en retorisch verteld worden. De waarden en normen, idealen, redenaties en consequenties grijpen als een kluwen in elkaar tot zogenaamde master narratives64. In master narratives zijn er Vlag van het jihadisme ‘Er is geen God dan God en Mohammed is verbindingen tussen verschillende verhalen en in zijn profeet’ de verhalen zelf. De verhalen gaan over gebeurtenissen en met de verbindingen die gelegd worden tussen en in die gebeurtenissen, wordt de geschiedenis verklaard. De grondbegrippen van deze ideologie zijn gebaseerd op deze master narratives en bijvoorbeeld niet op wetenschappelijke aannames. De verhalen van de master narratives staan, wil het effectief zijn, dichtbij de culturele contexten van een (etnische) groep maar vervormen wel. Een voorbeeld van zo’n master narrative is het verhaal dat er 72 maagden in het hiernamaals staan te wachten voor de martelaars. Er is geen wetenschappelijke grond voor deze aanname maar tegelijkertijd zijn er jihadisten die er van overtuigd zijn dat het zo is.65 De leerstukken en begrippen van het jihadisme zijn:66 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Enigheid van God Geloof en ongeloof Aanbidding van God De plicht om de goddelijke wet- en regelgeving toe te passen Loyaliteit en afkeer De gemeenschap der moslims Prediking en missiewerk De gewapende strijd Heroprichting van de Islamitische Staat
De eerste acht begrippen zijn overgenomen van het salafisme. Het verschil is dat het jihadisme de begrippen radicaal interpreteert en hier activistische daden aan verbindt door middel van geweld. Het eerste begrip ‘Enigheid van God’ is het meest belangrijk. Hier vloeit afwijzing voort van: wereldlijke (in plaats van Goddelijke) wetten en recht, scheiding van kerk en staat, democratie, ongelovigen (iedereen behalve moslims), afvalligen (erger dan ongelovigen), sjiieten. Omgang met ongelovigen, afvalligen of sjiieten moet worden vermeden. Het laatste leerstuk, het stichten van een kalifaat, heeft het jihadisme zelf toegevoegd. Het kalifaat is een Islamitische heilstaat voor moslims. In het huidige wereldbeeld is de samenleving, volgens jihadisten, moreel corrupt. De manier waarop waarden worden nagestreefd past niet bij de leefwijze van serieuze moslims. Democratie is een onderdrukkend (met name voor moslims) en immoreel systeem. Democratie is om meerdere redenen huichelarij. Er worden wetten door mensen gemaakt en dat kan niet want 64
Halverson, J., Goodall, H., Jr., Corman, S., (2011)., Master Narratives of Islamist Extremism. New York: Palgrave Macmillan, p. 14 65 Halverson, J., Goodall, H., Jr., Corman, S., (2011)., p. 1-16. 66 Letterlijk overgenomen uit: Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, (2009), p. 29-30
17
alleen God kan wetten maken. Ook staat democratie voor vrijheid en gelijkheid maar die is voor Moslims in het Westen onbereikbaar want Moslims worden gediscrimineerd.67 Daarom wil men de Islamitische Staat stichten. Om deze theocratie te kunnen stichten, is volgens het jihadisme gebruik van geweld noodzakelijk. Dit kan in de vorm van een (guerrilla)oorlog68 of terrorisme.69 Het meedoen hieraan is een plicht voor elke zuivere moslim en levert de beloning van martelaarschap op in het hiernamaals. Kennis en naleving van islamitische leerstellingen zijn belangrijker dan het navolgen van rituelen. Als jihadist kun je min of meer autodidact zijn omdat de rituelen niet collectief verplicht zijn. Het gaat uiteindelijk om een ‘pure’ en ‘echte’ interpretatie van de islam.70 Het ideale wereldbeeld is volgens de jihadistische ideologie het tot stand brengen van het kalifaat, de Islamitische heilstaat, het tot stand brengen van morele rehabilitatie van moslims en het versterken van banden en betrokkenheid van moslims onderling. De islam is een universele binding die cultuur en nationaliteit overstijgt. De Islamitische heilstaat en de Sharia wetgeving worden gezien als bevrijdend en rechtvaardig. Door middel van prediking, politieke middelen en geweld kan het kalifaat worden gesticht. Onder prediking worden Da’wa-activiteiten verstaan. Dit is missiewerk waarin mensen worden uitgenodigd tot de Islam, ze worden geboden het goede te doen en het kwade wordt verboden. Da’wa-activiteiten zijn een voorbereiding op de jihad en omvatten getuigenissen over de Islam als het ware geloof. Ook zijn bepaalde rituelen (formules, gedrag, handelingen) belangrijk. Da’wa-activiteiten hebben een openbaar karakter die een publieke impact hebben zoals bijvoorbeeld het geval is bij een bekering. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen het communisme en jihadisme? Het grootste verschil tussen de ideologieën is dat het jihadisme gebaseerd is op religie en het communisme is dat niet. Bij het communisme wordt religie juist als opium beschouwd. Daarnaast heerst er in het communisme een permanente revolutionaire mentaliteit. Zelfs als de utopie gecreëerd is, gaat de revolutie door. Dit is anders bij het jihadisme want zodra het kalifaat gesticht is en men zichzelf kan zijn, volgens de Sharia leeft en zonder dat men in verleiding van zondes gebracht kan worden, stopt de strijd. Een overeenkomst is dat het bij beide totalitaire ideologieën zijn dat het dagelijks leven controleert en beheerst. Ook is geweld bij beide ideologieën onontkoombaar en heeft het een heldhaftige status. Ook wordt bij beide het individu weggecijferd en is het grote geheel, de staat of de staat en God, het belangrijkst. Daarnaast wijzen zowel het communisme als het jihadisme democratie af omdat dit voor arbeiders resp. moslims onrechtvaardig is. In hoofdstuk drie wordt de mening van de Nederlandse publieke opinie over het communisme en jihadisme weergegeven door middel van de Nederlandse wet- en regelgeving. Eerst volgt nu hoofdstuk twee waar in gegaan wordt op de sociaaleconomische achtergronden van de Nederlandse brigadisten en Nederlandse jihadisten en hun ontvankelijkheid voor de ideologieën. 67
Koning, M. de, Becker, C., Roex, I., Aarns, P. (2014), Eilanden in een zee van ongeloof: het verzet van acivistische Da’wa-netwerken in België, Nederland en Duitsland. Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit van Amsterdam, IMES Report Series. 68 Een guerrillaoorlog is een strijd die gevoerd wordt door ongeregelde strijdkrachten van gewapend volk, die geen gesloten frontlijn vormen. 69 Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, (2009), p. 14 70 Berger, M., Rademakers, M., (2015). Allahoe Akbar!, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, 6, p. 5-25.
18
Hoofdstuk 2: Ontvankelijkheid voor ideologie In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de volgende deelvraag: Welk verband is er tussen de sociaaleconomische achtergrond van brigadisten en jihadisten en hun ideologische ontvankelijkheid? Volgens Freeden is iedereen een ideoloog omdat we ons bewust zijn van de politieke omgeving waar we deel van uit maken en een mening hebben over de voor- en nadelen van die omgeving.71 Zonder de structuur en ordening van een ideologie zouden we de informatie om ons heen niet begrijpen. Ideologieën geven ons richting in de politieke en sociale wereld maar vertegenwoordigen geen objectieve, externe werkelijkheid buiten ons om. Ideologieën geven interpretaties van (politieke) feiten en gebeurtenissen. Om de sociaaleconomische achtergrond te bepalen wordt er gekeken naar het milieu waarin iemand opgroeit en de sociaaleconomische status. De sociaaleconomische status van iemand wordt in actueel onderzoek vastgesteld door middel van drie indicatoren. Deze indicatoren zijn opleidingsniveau, beroepsstatus en hoogte van inkomen. Met deze factoren wordt de positie van mensen in de samenleving bepaald.72 In de onderzoeksliteratuur over de Interbrigadisten is deze indeling niet als zodanig terug te vinden. De informatie over de context en de motieven van hen geven wel aanknopingspunten. Hieronder zal dit worden besproken voor de Internationale Brigadisten en de jihadisten. Internationale Brigade De achtergrond van Internationale Brigadisten is aan de hand van verschillende aspecten te beschrijven. Nationaliteit, sociale klasse en sociaaleconomische status, leeftijd, ras en politiek.73 Nationaliteit: In totaal waren er ongeveer 35.000 Internationale Brigadisten. De Fransen vormden de grootste groep, ongeveer 9.000. Daarnaast waren Duitsers, Polen, mensen van de Balkan, Italianen, Britten, Belgen, Amerikanen en Scandinaviërs als aanzienlijke groep te onderscheiden. De ongeveer 700 Nederlandse Brigadisten vormden nog geen 2% van het totaal. Het beeld dat door de media in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië over de Internationale Brigade verspreid raakte, is dat de Brigade voor een groot deel uit bourgeoisintellectuelen zou bestaan. Dit idee ontstond doordat bekende Amerikanen en Engelsen mee deden in de strijd en zij veel in de media verschenen. De intellectuelen waren welbespraakt en hadden toegang tot uitgeverijen. Toen na verloop van tijd de intellectuelen de communistische werkelijkheid te zien kregen, keerden velen van hen terug naar huis. De intellectuelen die wel bleven, hadden vaak schuldgevoelens vanwege hun geprivilegieerde positie en wilden deze benutten in de klassenstrijd. Dit maakten velen van hen geschikte soldaten.
71
Freeden, M., (2003) Verweij, A., Mulder, M., 6 december 2015, http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/sociaaleconomische-status/beschrijving/ 73 Jackson, M.W. (1994). p. 31-36, Fallen Sparrows: the international Brigades in the Spanish Civil War. Philadelphia: The American Philosophical Society 72
19
In werkelijkheid bestond de groep Britse vrijwilligers voor bijna tachtig procent uit arbeiders die ontslag hadden genomen of werkloos waren. Een deel van hen wilde ontsnappen uit hun saaie leven. Een andere deel had al sterke afkeer van fascisten. De Britse fascistische politieke partij BUF, the British Union of Fascists, had veel aanhangers.74 Het laatste deel had geen flauw benul van wat oorlog was en ging zonder enig idee de strijd in. Meer dan vijftig procent van de vrijwilligers was lid van de communistische partij. Velen van hen voelden zich zonder de partij een eenling maar met de partij voelden zij zich belangrijk. Natuurlijk waren er vrijwilligers die naar Spanje gingen voor de kick maar het overgrote deel ging omdat zij het fascisme als een bedreiging zagen.75 Nederlandse interbrigadisten Het precieze aantal van Nederlandse vrijwilligers dat naar Spanje vertrok is niet bekend. De schatting ligt tussen zes- en achthonderd mensen.76 Tussen de 80 en 85 procent van de brigadisten was lid van de Communistische Partij van Nederland (CPN). Het overige deel bestond uit sympathisanten, sociaal-democraten en katholieken. Velen van hen vertrokken zonder dat zij hun familie op de hoogte hadden gesteld.77 Van alle interbrigadisten waren er 37 vrouw. Dankaart (1986) schrijft dat hij een document vond waarin 118 Nederlandse vrijwilligers beschreven werden. Drie mannen waren jonger dan twintig jaar, 78 waren tussen de twintig en dertig en 37 waren boven de dertig. De meerderheid van deze brigadisten waren voor hun vertrek handarbeiders van beroep. 31 vrijwilligers komen uit Amsterdam, twaalf uit Rotterdam en zeven uit Den Haag. Veel mannen waren ook opgegroeid in ‘rode’ buurten zoals Amsterdam Noord.78 Natuurlijk is het niet mogelijk om een representatieve conclusie uit deze kleine aantallen te trekken maar het lijkt gerechtvaardigd om te zeggen dat de meeste van alle Nederlandse Brigadisten tussen de twintig en dertig jaar zijn, afkomstig zijn en uit de stedelijke arbeidersklasse komen.79 Wel is bekend dat velen van hen een minimale schoolopleiding hadden en vaak werkloos waren.80 Leeftijd: De meeste brigadisten waren jong. Over de Nederlandse brigadisten zijn geen leeftijdgegevens beschikbaar maar een steekproef onder Amerikaanse brigadisten geeft aan dat 70% onder de 30 jaar is. Daarentegen is het percentage 30- tot 40-jarigen onder de Canadese brigadisten 53%: zij zijn significant ouder. Is leeftijd belangrijk als context? Je zou kunnen zeggen dat oudere mensen voorzichtiger en volwassener zijn en daardoor een meer evenwichtige visie hebben op de strijd dan de jongere, misschien romantischere, brigadisten. Ras: Hierover zijn weinig echte feiten bekend. Duidelijk is dat er ongeveer 7000 joodse brigadisten waren vanwege de connectie tussen fascisme en antisemitisme. De republikeinse regering van Spanje hanteerde een open vluchtelingenbeleid. In 1935 waren al 2000 Joden naar Spanje gevlucht vanuit landen waar antisemitische regeringen de macht hadden. Veel joodse jongeren sloten zich bij communistische en zionistische partijen aan vanwege de antisemitische regeringen.81 Velen kozen voor de Communistische Partij omdat 74
Smart, V., Underwood Phillips, J., 7 december 2015 http://www.holocaustresearchproject.org/holoprelude/mosley.html 75 Beevor, A., (2006). p. 173-175, The Battle for Spain: The Spanish Civil War 1936-1939, Londen: Weidenfeld & Nicolson 76 Spanje3639, 7 december 2015, http://spanje3639.org/achtergrond/ 77 Koolen, B., (2014) 78 Interview met G. Klatser (2015) 79 Dankaart, H., Flinterman J-J., Groot, F., Vuurmans, R., (1986)., p. 58-59 80 Koolen, B., (2014) 81 Bakkenes, B., ‘De joodse strijd tegen de nazi’s in de Spaanse Burgeroorlog. Een hoofdstuk in de geschiedenis van de Internationale Brigade’, De Anti Fascist. Februari 2006, p. 13
20
deze partij het meest antifascistisch leek.82 Joodse jongeren grepen deze kans om naar Spanje te gaan om tegen het fascisme te vechten. Daarnaast wordt gesproken over enkele honderden zwarte Amerikaanse brigadisten. In mei 1936 had Mussolini een invasie gestart in Ethiopië omdat hij een nieuw Italiaans rijk wilde stichten. Toen hij twee weken later Franco ging helpen, kwamen veel Afrikaanse Amerikanen in actie tegen het fascisme en wilden zij vechten in de Spaanse Burgeroorlog.83 Politiek: Het decor van de Spaanse burgeroorlog is de wereldwijde economische crisis en de Europese dreiging van democratie tegenover fascisme. Participatie in de Spaanse burgeroorlog geschiedde niet vanuit patriottisme. Deelname werd door nationale regeringen waaronder Nederland, zelfs ontmoedigd. Nederlandse brigadisten raakten, net als in omringende landen, hun Nederlands staatsburgerschap kwijt door het dienen in een buitenlands leger en werden stateloos. In hoofdstuk 3 zal hierop nader worden ingegaan. Wel belangrijke politieke motieven waren het antifascisme en het communisme. Er was een sterke impuls om de democratie te verdedigen tegen de dreiging van het fascisme. Dit werd vooral sterk gevoeld door Duitsers en Italianen maar het antifascisme was wel een bindend thema voor alle brigadisten. In Italië was de fascistische dictator Mussolini sinds 1922 aan de macht en in Duitsland was de nationaalsocialistische dictator Hitler sinds 1933 aan de macht. Veel Duitsers en Italianen wilden niet dat ook Spanje een fascistische regering kreeg. Vanuit de vakbondideologie werd de strijd tegen het fascisme gezien als dezelfde strijd die de vakbondleden streden: een betere positie en leven voor arbeiders, een onderdeel van de strijd van de communisten. In de politieke propaganda waren alle brigadisten broeders in één en dezelfde strijd. In de praktijk waren de motieven (zie voorgaande paragraaf) per individu verschillend. Het politieke karakter van de brigadisten was radicaal. Dit radicalisme was echter niet de tegenhanger van nationalisme. Integendeel, de nationale democratie bleek voor bijv. de Amerikaanse brigadisten een nastrevenswaardig ideaal. En vaak werd door de verschillende bevolkingsgroepen de verschillende nationale volksliederen gezongen, in plaats van de Internationale. Het fundamentele nationalisme werd afgewezen als onderdeel van het fascisme. De communistische propaganda benadrukte de ene keer de gezamenlijke antifascistische karakter van de brigade, dan weer het aandeel van de communisten in de strijd.84 Nederlandse jihadisten De teller van Nederlandse jihadisten die naar Syrië vertrokken stond in november 2015 op ongeveer 220. Hiervan zijn er ongeveer veertig zijn teruggekeerd. Het zijn overwegend mannen die vertrekken maar het aandeel van vrouwen die vertrekken neemt toe. Zij vechten niet aan het front.85 De meeste Nederlandse jihadisten zijn jonger dan 25 jaar. De Syriëgangers hebben verschillende etnische en sociaaleconomische achtergronden. De moslimbevolking in Nederland bestaat uit: 1/3 Marokkaans, 1/3 Turks, het overige deel bestaat vooral uit Surinamers, Irakezen en Afghanen. Het is onduidelijk welke afkomst de meeste jihadisten hebben. Wel is bekend dat zij vaak uit tweede en derde generatie immigrantenfamilies komen. De meeste gezinnen wonen in de Randstad. De gezinnen zijn lage klasse of lage middenklasse en wonen in relatief slechte buurten. De jihadisten zijn 82
Brown, A., (2009). H. 7 Abraham Lincoln Archives, (2008). African Americans in the Spanish Civil War. 20 januari 2016, http://www.alba-valb.org/resources/lessons/african-americans-in-the-spanish-civil-war 84 Jackson, M.W. (1994). 85 Rijksoverheid (2015). 28 december 2015 https://www.rijksoverheid.nl/ file:///E:/Downloads/tksamenvatting-dreigingsbeeld-terrorisme-nederland-40%20.pdf 83
21
daarentegen vaak hoog opgeleid. Ondanks hun goede opleiding zijn ze relatief vaak werkloos. Het percentage van bekeerlingen in Nederland is onbekend. Het aantal Europese bekeerlingen is zes procent. Deze tweede en derde generatie van immigrantenfamilies willen vaak verbondenheid met hun afkomst. Dit zoeken zij dan in de islam waarbij de kennis en de naleving van islamitische leerstellingen belangrijker wordt dan het navolgen van rituelen. Op het moment dat deze radicalisering plaats vindt, weet de omgeving vaak van niets.86 Motivatie Bij motivatie wordt onderscheid gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Intrinsieke motivatie komt vanuit de persoon zelf. Er is persoonlijke interesse om iets te doen en te willen. Bij extrinsieke motivatie zijn er factoren buiten de persoon zelf. Externe factoren kunnen beloningen zijn die het aantrekkelijk maken om iets te doen of willen maar het kan ook gaan om angst zoals bij straffen.87 Naast dit onderscheid in intrinsieke en extrinsieke motivatie zijn er binnen beide categorieën veel verschillende beweegredenen en doelstellingen te onderscheiden. Hiermee worden de redenen bedoeld die gebruikt worden om werkelijk iets te doen en te willen. Dat kan variëren van het hebben van werk, het leren van een vak, het verdienen van geld, persoonlijke ontwikkeling, sociale contacten, weg uit de sleur. Motivatie is niet alleen maar een persoonskenmerk. Het is een wisselwerking tussen de persoon, zijn achtergrond en de vormgeving van datgene waar de motivatie op is gericht.88 In de literatuurstudie over de motivatie van vrijwillige soldaten beschrijft Rozema (2010) het onderzoek van Bagozzi, Bergami en Leoni (2003) waarin 43 verschillende soorten motieven worden gevonden en onderverdeeld in drie grote categorieën: intrinsieke motieven zoals zelfvertrouwen en passie; extrinsieke motieven zoals bijvoorbeeld werk en economische zekerheid; sociale motieven zoals patriottisme en juist handelen als voorbeelden van hoe de persoon tegenover een grotere groep staat. In dit onderzoek wordt duidelijk welke motieven hoe vaak genoemd worden. Ook wordt het duidelijk welke motieven leiden tot het noemen van andere motieven. Bijv. het motief ‘werk’ leidde vaak naar het motief ‘financiële zekerheid’. Nederlandse interbrigadisten Iedereen die zich aansloot bij de Internationale Brigade had zich vrijwillig aangemeld. Niemand werd gedwongen om naar Spanje te gaan. Dit is bijzonder omdat de Brigadisten niet voor hun vaderland vochten maar voor hun ideologie. In 1937 had Stalin de Comintern, Communistische Internationale, de opdracht gegeven om een wereldwijde werving van vrijwilligers op te zetten, maar zonder dwang. Veel mensen reisden af zonder dat ze zich hadden aangesloten bij de Comintern. Daarnaast probeerden ronselaars bij stempellokalen werklozen over te halen om te vechten in Spanje. De Britse beeldhouwer en vrijwilliger Jason Gurney beschreef vijf typen vrijwilligers: idealisten, politieke opportunisten, ideologen, avonturiers en schurken.89 Hij gaf geen duidelijke verschillen tussen idealisten, politieke opportunisten en ideologen aan. De Amerikaanse journalist en vrijwilliger John Reed vond dat er vier typen vrijwilligers 86
Berger, M., Rademakers, M., (2015). p. 5-25. Zimbardo, P., Johnson, R., McCann, V. (2013), Psychologie, een inleiding. Pearson Benelux B.V. 88 Verloop, N., Lowyck, J. (red.) (2003), Onderwijskunde. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 89 Jason Gurney, 8 december 2015, http://spartacus-educational.com/TUgurneyJ.htm 87
22
bestonden: idealisten, communisten, vakantiegangers en avonturiers. Reed gaf niet aan wat het verschil was tussen idealisten en communisten. Gurney en Reed beschouwden zichzelf als idealisten. Uiteindelijk waren alle Brigadisten idealisten. Zij waren idealisten omdat ze het idee hadden om naar Spanje te gaan en daadwerkelijk ook gingen. Zij vochten voor een groter doel. Niet iedereen had hetzelfde doel. De een vocht tegen het fascisme, de ander vocht voor wereldvrede en weer een ander vocht voor de vooruitgang van de mensheid.90 Er waren verschillende push- en pull-factoren in het spel. Push-factoren waren die aspecten die de brigadisten uit Nederland wegduwden. Pull-factoren waren die aspecten die de brigadisten aantrokken om naar Spanje te gaan. Een push-factor voor de brigadisten was dat zij een sterke identificatie met de ideologie van het communisme hadden maar deze was niet gangbaar in Nederland. Zij wilden hun sociale opvattingen verwezenlijken maar stuitten op weerstand van de Nederlandse maatschappij. Een andere push-factor waren de sociaaleconomische omstandigheden. Veel brigadisten kwamen uit arme gezinnen en hadden geen werk. Deze materiële uitzichtloosheid vonden velen verschrikkelijk. Door naar Spanje te gaan, hoopten zij dat dit zou verbeteren. Er waren vier pull-factoren die de brigadisten aantrokken. De eerste was dat de burgeroorlog een wereldwijde fysieke strijd was waarbij hun idealen op het spel stonden. Een tweede was dat ondanks dat de Nederlandse samenleving in het algemeen het communisme niet steunde, zij de drijfveer om naar Spanje te gaan om het fascisme te bestrijden toch deelde. Deze gedeeltelijke loyaliteit kan als pull- en ook als push-factor worden gezien. Een derde pull-factor was de zucht naar avontuur en het zin geven aan het leven. Werkloze interbrigadisten waren op avontuur uit. De laatste factor was het gevoel van een eindstrijd die de interbrigadisten kregen. Een eindstrijd om het fascisme tegen te houden. Nu of nooit, want bij Duitsland en bij Italië was het al te laat.91 Nederlandse jihadisten De groep Nederlandse jihadisten die naar Syrië vertrekken, zijn op verschillende manieren in aanraking gekomen met de strijd. Een deel is voormalig lid van de jihadistische variant van het salafisme in Nederlandse groeperingen. Een aantal van die groeperingen zijn: Sharia4Holland, Street Dawah en Behind Bars. Een ander deel is in aanraking gekomen met salafistische en jihadistische ideeën. Als laatst vindt online rekrutering plaats door jihadistische organisaties. Jihadisten hebben verschillende motivaties om naar Syrië te gaan. Een motivatie om te gaan is het avontuur en de zingeving aan het leven. Het gevoel van sociale uitsluiting die sommige jihadisten hebben kan een factor spelen. Naast de uitsluiting is er de bedreiging van de identiteit. Het Westen heeft een sterke afwijzing van de islamitische levensstijl maar tegelijkertijd wijzen de Syrië-gangers de Westerse gebruiken af. Veel strijders zijn ook gefrustreerd over de politieke situatie in het Midden-Oosten. Door naar Syrië te vertrekken hebben zij het idee dat ze iets aan de situatie kunnen veranderen. Vaak geven ze het Westen de schuld van conflicten. Amerika wordt als oorzaak van de Irakese burgeroorlog aangewezen en het Westen wordt verweten dat er niet wordt ingegrepen bij de conflicten in Palestina en Syrië. Daarnaast denken ze dat het Westen de controle wil behouden op de islamitische wereld. Voor velen is er ook een religieuze motivatie. Deze motivatie heeft twee 90 91
Jackson, M.W. (1994). p. 36-42 Berger, M., (2014)
23
aspecten. De ene is de wereldlijke motivatie. Dit betekent dat de islam verspreid moet worden. De andere is de apocalyptische motivatie. De Profeet heeft namelijk voorspeld dat er ooit een eindstrijd tussen een islamitisch leger en een ongelovig leger zou komen. Het is een eindstrijd tussen goed en kwaad. Als laatste en overkoepelende motivatie is er de Islamitische Staat als thuisland en heilstaat. De Islamitische Staat moet gesticht worden. Voor iedere moslim wordt het een land waarbij iedereen zichzelf kan zijn en iedereen een nieuw leven kan beginnen. In deze staat wordt er volgens de islamitische levenswijze geleefd. Iedereen is op deze manier vrij van zondes.92 Net als de Nederlandse communistische interbrigadisten hebben de Nederlandse jihadisten ook met push- en pull-factoren te maken. Veel van de boven genoemde motivaties zijn ook push- en pull-factoren. Het gevoel van een eindstrijd en de zucht naar avontuur en zingeving aan het leven zijn pull-factoren. Andere pull-factoren zijn de wereldwijde fysieke strijd waarbij hun idealen op spel staan en het geven van je leven voor een hoger doel. Onderdeel van dit hogere doel is het martelaarschap. Dit is tegelijkertijd een onderdeel van de jihad ideologie. Men voelt zich aangetrokken tot IS omdat zij wel hun idealen delen. Een push-factor dat tegelijkertijd een motivatie is, is de sociale uitsluiting. Jihadisten voelen zich gediscrimineerd en vervreemding vindt plaats. Andere push-factoren is de sterke identificatie met de islamreligie. Deze sterke identificatie willen zij graag kunnen uitdragen maar omdat dit niet gangbaar is in de Nederlandse samenleving, ontmoeten zij weerstand. De Nederlandse samenleving lijkt de drijfveren om naar Syrië te gaan niet te delen. Daarnaast zijn de maatschappelijke spanningen rondom de islam nog een belangrijke push-factor. Als laatste hebben veel vertrekkende jihadisten slechte sociaaleconomische omstandigheden. Hoewel vaak hoog opgeleid zijn velen van hen werkloos.93 In het proces van radicalisering zijn vier belangrijke kenmerken te onderscheiden. Ten eerste geldt er een streng voorschrift om alleen Gods wetten en regels te volgen. Bovendien worden autoriteiten als onwettig waargenomen, te wijten aan discriminatie of onheuse bejegening dat leidt tot wantrouwen van autoriteiten. Een tweede kenmerk is dat de eigen groep van gelovigen, de zogenoemde ‘ingroup’, als superieur wordt gezien en alle andere groepen (‘ongelovigen’) als inferieur en niet te vertrouwen. Het derde kenmerk is het afstand ervaren tot andere mensen. Hiervoor zijn verschillende verklaringen mogelijk. Het kan zijn dat men een glazen plafond ervaart omdat het moeilijk is om op te klimmen op de sociale ladder. Ook kan men ervaren dat de eigen cultuur als anders wordt ervaren: de eigen groepsnormen botsen met de dominante Nederlandse normen. Het laatste belangrijke kenmerk voor een radicaal geloofsysteem is sociale vervreemding van de Nederlandse samenleving. Deze vervreemding is deels te wijten aan de verschillende normen en waarden die in de eigen ‘ingroup’ worden gehanteerd. Alle vier kenmerken van radicalisering worden geassocieerd met neigingen tot geweld. Doosje, Loseman en van den Bos (2013) onderzochten drie potentiële factoren die er mogelijk voor zouden zorgen dat islamitische jongeren in Nederland radicaliseren. Bij dit onderzoek waren 131 niet-geradicaliseerde islamitische jongeren uit Nederland tussen de 12 en 21 jaar betrokken: 81 mannen en 51 vrouwen. In dit onderzoek zijn drie bepalende factoren van radicalisering onderzocht: ‘persoonlijke onzekerheid’, ‘gevoel van onrechtvaardigheid’ en ‘gevoel van bedreiging als groep’ door de Nederlandse samenleving. 92 93
Berger, M., Rademakers, M., (2015) Berger, M., (2014)
24
De hypothese was dat jongeren die zich onzeker voelen eerder een radicaal geloof zullen omarmen. Specifieker nog, men nam aan dat deze onzekerheid een voorspeller zou zijn voor waargenomen ‘ingroup’ superioriteit omdat dit een manier kan zijn om eigen onzekerheid te verminderen. Een andere hypothese was wanneer mensen zich als groep bedreigd voelen, zij meer geneigd zijn tot het gebruik van geweld. In het onderzoek werd de significantie van alle drie factoren en de hypothesen bevestigd. Het onderzoek toont aan hoe mensen ontvankelijk of beter gezegd, kwetsbaar, kunnen worden voor een extreme ideologie: persoonlijke onzekerheid en waargenomen onrechtvaardigheid en waargenomen groepsbedreiging zijn belangrijke bepalende factoren van een radicale overtuiging. Deze radicale geloofsovertuiging (bijv. waargenomen superioriteit van moslims, onwettigheid van Nederlandse autoriteiten, afstand tot anderen, en gevoel van vervreemding) voorspelt op zijn beurt weer de neiging tot geweld.94 Wat zegt het voorgaande over het verband tussen de sociaal economische achtergrond en de ontvankelijkheid voor een ideologie? Het (gegeneraliseerde) profiel van de Nederlandse communistische brigadisten is als volgt: jonge mannen (20-30 jaar), laagopgeleid, arm, werkloos, opgegroeid in socialistisch/communistisch milieu, lage SES, Randstad. Het (gegeneraliseerde) profiel van Nederlandse jihadisten is: jonge mensen (18-25 jaar), hoogopgeleid, relatief vaak werkloos, opgegroeid in 2e en 3e generatie migrantenfamilie met lage SES, Randstad. De push-factoren komen overwegend voort vanuit gevoel van onrechtvaardigheid en bedreiging/uitsluiting van communisten of moslims als groep. Het onderzoek van Doosje, Loseman en van den Bos (2013) bevestigt de push-factoren van de jihadisten. De pull-factoren voor de jihadisten ontstaan vanuit solidariteit met internationale moslims die een islamitische heilstaat willen vestigen. De brigadisten en jihadisten hebben als pull-factor dat zij een sterke identificatie hebben met het communisme of het jihadisme. Duidelijk is dat bij beide groepen, de Nederlandse communistische brigadisten en de jihadisten, de sociaaleconomische status een rol speelt in de ontvankelijkheid voor de ideologie. Als de leefomstandigheden verre van ideaal zijn en er is een leer die zicht op een ontsnapping daaruit geeft, dan stijgen de kansen dat iemand ontvankelijk is voor de ideologie.
94
Doosje, B., Loseman, A., Bos, K. van den, (2013). Determinants of radicalization of islamic youth in the Netherlands: Personal uncertainty, perceived injustice, and perceived group treat, Journal of Social Issues, 3, p. 586-604
25
Hoofdstuk 3: Nederlandse wet- en regelgeving In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op de vraag: Wat is de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek en de terugkomst van de Nederlandse communisten en de Nederlandse jihadisten? Wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek van de interbrigadisten Nadat de Nederlandse autoriteiten begin december 1936 voor het eerst lucht kregen van de werving van oorlogsvrijwilligers vanuit Nederland, gingen zij in de loop van de volgende maanden over tot actieve tegenwerking van de werving en het vertrekken van vrijwilligers.95 In de loop van 1937 verzamelden de Nederlandse autoriteiten een grote hoeveelheid informatie over het functioneren van het wervingsapparaat, over de route naar Spanje en over de daar verblijvende Nederlanders. Dit verzamelen van informatie gebeurde onder andere door middel van het verhoren van deserteurs in Nederlandse consulaten in Valencia, Barcelona, Marseille en Parijs. Daarnaast werden in Nederland zelf onderzoeken gedaan waarbij familieleden en bekenden van de betrokkenen ondervraagd werden. Verder maakten de autoriteiten gebruik van infiltranten.96 Terwijl er steeds meer informatie bekend werd over de werving en de oorlogsvrijwilligers zelf, kampten de Nederlandse autoriteiten met een probleem: er waren geen wettelijke middelen beschikbaar om het vertrek of helpen van vrijwilligers naar Spanje te verhinderen.97 Al in december 1936 informeerde de minister van Justitie bij zijn collega van Buitenlandse Zaken, of het niet mogelijk zou zijn effectieve maatregelen tegen de werving van vrijwilligers te treffen in verband met de volkenrechtelijke en internationaal-politieke aspecten van de zaak. In februari 1937 werd de non-interventie-overeenkomst tot buitenlandse combattanten, die door de Nederlandse regering gesteund werd, uitgebreid.98 Uit het feit dat de suggestie van de minister van Justitie al drie maanden eerder was gedaan, blijkt dat men in de Nederlandse regering de werving van vrijwilligers voor de Internationale Brigades op zich, los van de non-interventiepolitiek, ongewenst vond.99 Vermoedelijk vond de regering het zorgwekkend, dat het wervingsapparaat in Nederland deel uitmaakte van een oncontroleerbaar internationaal netwerk. De Centrale Inlichtingendienst, de huidige AIVD, vreesde bovendien dat de oorlogsvrijwilligers sterk geradicaliseerd en gehard door de strijd terug zouden komen. Dat de meesten communist waren, was een extra reden om ze scherp in de gaten te houden.100 Al dan niet getraumatiseerde communisten met militaire ervaring zouden in Nederland misschien wel voor grote problemen kunnen gaan zorgen wanneer ze terug zouden komen. Begin januari 1937 bracht het ministerie van Buitenlandse Zaken een persbericht uit, waarin werd gewezen op het feit dat op de Spanjestrijders de wet van 1892, artikel 7 lid 4, op het 95
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 47 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 47-49 97 Dankaart, H., e.a., 1986, p 49 98 Voor meer over de interventie-overeenkomst, zie: Inleiding 99 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 50 100 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 50 en http://www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2014/juni/StrijdlustigeNederlanders-in-de-Spaanse-Burgeroorlog.html 96
26
Nederlanderschap van toepassing was. Dit hield in dat het Nederlanderschap verloren zou worden “door zonder Ons verlof zich te begeven in vreemden krijgs-of staatsdienst”. De Spanje-gangers zouden hun Nederlandse nationaliteit dus verliezen als zij zich zouden aansluiten bij de Internationale Brigades en bij hun terugkeer worden behandeld als vreemdelingen. De Spanjestrijders zouden hierdoor in Nederland onder andere geen actief en passief kiesrecht meer hebben en zouden geen ondersteuning vanuit het gemeentelijke armbestuur kunnen krijgen. De Spanjestrijders bleven wel dienstplichtig, als de dienstplicht was ontstaan in de periode dat zij nog officieel Nederlander waren.101 Eind januari bepaalde de regering dat er geen paspoorten meer afgegeven mochten worden aan werklozen die aangaven in Spanje werk te willen zoeken. In de loop van de volgende maand kwam er een nieuwe maatregel, die inhield dat alle nieuwe paspoorten door middel van een stempel ongeldig voor Spanje werden gemaakt. Alleen als je kon aantonen dat je naar Spanje vertrok voor niet-militaire doeleinden, kon je een voor Spanje geldig paspoort krijgen.102 Het vooruitzicht van verlies van het Nederlanderschap en bovenstaande maatregelen hadden echter niet het gehoopte effect. In de volgende maanden kwam de stroom uit Nederland namelijk pas goed op gang. Een paspoort was niet onmisbaar voor iemand die via Zuid-Frankrijk naar Spanje wilde reizen. De Franse overheid was immers bereid het vertrek van vrijwilligers heimelijk toe te staan.103 Daarnaast vroegen de republikeinse autoriteiten van Spanje niet aan vrijwilligers of hun paspoort voor Spanje geldig was, als ze überhaupt al een paspoort hadden.104 De wettelijke mogelijkheden van de overheid om Spanje-gangers tegen te houden schoten te kort en daarom vonden de autoriteiten dat er nieuwe wettelijke mogelijkheden moesten komen. In maart 1937 loodste de regering een nieuw wetsontwerp ‘voorbehoud tot het nemen van maatregelen met het oog op vijandelijkheden Spanje’ zonder veel moeite door het parlement. In de Tweede Kamer hoefde er geen hoofdelijke stemming plaats te vinden en alleen woordvoerders van de CPN, die een belangrijke rol had in de werving van Spanjestrijders, en de RSAP wilden het duidelijk hebben dat zij tegen zouden hebben gestemd. De wet werd van kracht op 8 april 1937 en gaf de regering een vrijbrief om alle maatregelen te treffen die zij noodzakelijk achtte.105 Activiteiten van de niet-partijgebonden commissie Hulp aan Spanje, die artsen en verpleegsters opriep naar Spanje te gaan en geld inzamelde voor onder andere medische spullen en levensmiddelen, werden door de autoriteiten gedwarsboomd. Zo werd een Spaanse priester, die op een bijeenkomst zou spreken, Nederland uitgezet wegens 'politieke
101
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 49 en Berger, M. (red.), 2015, p. 60-61 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 49-50 103 Vanuit het linkse karakter van het Franse Front Populaire-kabinet, dat bestond uit socialisten, linksradicalen en socialistische-republikeinen (Nl.wikipedia.org (z.d.). Volksfront (Frankrijk). Geraadpleegd op 18 januari 2016, https://nl.wikipedia.org/wiki/Volksfront_(Frankrijk)), is sympathie voor de republikeinse zaak en daarmee voor de linkse interbrigadisten vrij logisch te verklaren. Andere handelingen van dit kabinet ten opzichte van de burgeroorlog, zoals het initiatief tot het oprichten van een non-interventiecommissie, corresponderen echter niet in dezelfde mate met deze sympathie. Het Franse beleid ten aanzien van de Spaanse Burgeroorlog en de schijnbare tegenstellingen daarin zouden een interessant onderwerp vormen voor verder onderzoek. 104 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 49-50 105 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 49-50 102
27
activiteiten'. Ook werden collectes verboden en moest tijdens een collecte in Hilversum het woord 'Republica', dat op een ambulance was geschilderd, afgedekt worden.106 Op 11 juni 1937 werden bij koninklijk besluit dienstneming in Spanje, wapenleveranties, scheepstransport van vrijwilligers en de bevordering van werving verboden. Dit besluit was ruim geformuleerd en na de uitvaardiging konden de autoriteiten overgaan tot een actief opsporings- en vervolgbeleid. Ondertussen was er genoeg informatie over hoe de werving in zijn werk ging beschikbaar voor de autoriteiten en al snel werden de eerste mensen gearresteerd.107 Het grootste deel van de Nederlandse Spanjestrijders bevond zich toen echter al in Spanje, aangezien de meeste Nederlandse vrijwilligers waarschijnlijk in de periode van december 1936 tot en met de zomer van 1937 naar Spanje waren vertrokken.108 Ook de Amsterdamse vrijwilligers Leo Klatser en Jan van Eijk waren in deze periode vertrokken109 en trokken zich daarmee dus weinig aan van de inspanningen van de autoriteiten om mensen zoals zij tegen te houden. De autoriteiten brachten in de zomer en het najaar van 1937 forse slagen toe aan het wervingsapparaat in Nederland. Bij de CPN-leiding zorgde dit voor de angst dat als de autoriteiten rechtsgeldig bewijsmateriaal voor de betrokkenheid van de partij bij de werving in handen zou krijgen, de partij verboden zou worden. Deze angst was niet ongegrond aangezien men binnen Justitie nadacht over het verbieden van de communistische hulporganisatie Nederlandse Rode Hulp (NRH), een nauw met de CPN verbonden solidariteitsorganisatie. De NRH werd door de regering gezien als de voornaamste organisator van de werving. De angst voor een verbod leidde ertoe dat binnen de CPN maatregelen werden genomen om de top van het wervingsapparaat te vrijwaren van strafrechtelijke vervolging, zoals het verplaatsen van mensen op belangrijke posities binnen het apparaat naar andere functies.110 In de zomer van 1937 kwam de zaak dat mensen in Nederland ‘geronseld’ zouden worden voor dienstneming in het leger van de republikeinen in Spanje, na eerdere aandacht in december 1936, opnieuw en sterker dan ooit in de belangstelling te staan. Dit had te maken met het eerder genoemde actieve opsporings- en vervolgbeleid van de overheid vanaf de zomer van 1937 en met het feit dat de desertie en terugkeer van Nederlandse Spanjegangers een vrij forse omvang aannam. In de pers ontstond een ware strijd tussen linkse en rechtse bladen over de vraag wie nou precies verantwoordelijk was voor de werving van de vrijwilligers en vooral over wat de rol van CPN hierin was. De communistische krant ‘Het
106
Lowenhardt, A., (1996). Statenloos strijden voor democratie. Trouw. Geraadpleegd op 8 december 2015, http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2604483/1996/11/02/STATENLOOSSTRIJDEN-VOOR-DEMOCRATIE.dhtml 107 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 50-51, en Berger, M. (red.), 2015, p. 60-61 108 http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2604483/1996/11/02/STATENLOOS-STRIJDENVOOR-DEMOCRATIE.dhtml en Dankaart, H., e.a., 1986, p. 56 109 Interviews met G. Klatser en E. van Eijk (2015) en Dankaart, H., e.a., 1986, p. 79 en http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2604483/1996/11/02/STATENLOOS-STRIJDENVOOR-DEMOCRATIE.dhtml 110 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 52-53, 41. Zo werd CPN-lid Chris Smit, die belast zou zijn met de landelijke leiding wat betreft het ronselen van vrijwilligers naar Spanje, mede vanwege deze reden van zijn taak ontheven en naar Moskou gestuurd, nadat zijn naam was genoemd door een opgepakte deserteur.
28
Volksdagblad’ zag zich in 1937 zelfs genoodzaakt de betrokkenheid van de CPN bij de werving rechtstreeks te ontkennen.111 De in 1937 terugkerende Spanjestrijders legden aan de Nederlandse autoriteiten vaak verklaringen af met een twijfelachtig waarheidsgehalte. De vrees om het Nederlanderschap en daarmee de kans om goed terug te keren naar het vaderland te verliezen, bracht een aantal interbrigadisten ertoe om te verklaren dat zij met valse voorwendselen naar Spanje waren gelokt. Hoewel de autoriteiten dit met scepsis aanhoorden, lieten zij wel ruimte open voor deze mogelijkheid.112 Na de zomer van 1937 nam de werving van vrijwilligers voor Spanje af. Deze ging echter nog door tot in ieder geval de zomer van 1938. De vervolging door Justitie ging ook door en bereikte een hoogtepunt rond de jaarwisseling 1938/1939. De strafmaat was nu opvallend genoeg vaak hoger dan in eerdere vonnissen. Eerdere straffen behelsden vaak een verblijf in de gevangenis voor een aantal weken, nu werd dat een aantal maanden. Intussen waren de Internationale Brigades ontbonden en was daardoor de werving gestopt. Preventie zou dus niet meer de reden kunnen zijn voor de zwaardere straffen. Het Volksdagblad zag politieke motieven als oorzaak. Communisten zouden doelgericht aangepakt worden vanwege hun politieke overtuiging.113 Het is de autoriteiten nooit gelukt om mensen te veroordelen die bij de landelijke leiding van de werving betrokken waren geweest. De pogingen van de autoriteiten om bewijsmateriaal over de betrokkenheid van de CPN bij de werving in handen te krijgen mislukten.114 Wet- en regelgeving met betrekking tot de terugkomst van de interbrigadisten Op 21 september 1938 sprak de Spaanse minister-president Negrín in Genève in een toespraak tot de vergadering van de Volkenbond, de voorganger van de huidige Verenigde Naties,115 : “De Spaanse regering, vastbesloten ieder voorwendsel uit de weg te ruimen, dat twijfel kan werpen op het nationale karakter van de zaak waarvoor de legers van de Republiek strijden, heeft zojuist besloten tot onmiddellijke en volledige terugtrekking van alle niet-Spaanse strijders die aan de zijde van de regering vechten.” Negrín probeerde met de terugtrekking van de buitenlandse vrijwilligers politieke steun te verwerven in West-Europa. Het aantal buitenlanders in de Internationale Brigades was echter al flink geslonken naar ongeveer 13.000. De meeste interbrigadisten waren ervan overtuigd geraakt dat de burgeroorlog in Spanje een verloren zaak was voor de republikeinen. Desalniettemin deed het de nog in Spanje aanwezige Nederlandse vrijwilligers pijn om afscheid te nemen van het land waar zij voor hadden gevochten. Tijdens een grote afscheidsparade in oktober 1938 in Barcelona toonden vele Spanjaarden hun waardering voor de interbrigadisten.116 Hoewel de Nederlanders die in het Spaanse leger hadden gediend op grond van artikel 7 sub 4 van de wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap officieel hun nationaliteit hadden verloren, had de Nederlandse regering in de non-interventiecommissie toegezegd om deze ‘ex-Nederlanders’ op haar grondgebied toe te laten. Ook de repatriëring, de 111
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 53-55 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 56 113 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 57 114 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 57-58 115 Bijwaard, M., (14 februari 2014), Geschiedenis van de Volkenbond. Geraadpleegd op 23 december 2015, http://www.isgeschiedenis.nl/toen/geschiedenis-van-de-volkenbond/ 116 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 132-133 112
29
terugkeer naar het vaderland, van de krijgsgevangenen moest de Nederlandse regering tot haar verantwoordelijkheid nemen.117 Een eerste groep van 117 Nederlanders kon op 3 december met de trein naar Nederland vertrekken. Het contrast tussen het warme afscheid in Barcelona en de kille ontvangst in Nederland door de autoriteiten kon echter bijna niet groter zijn. Aangekomen in Nederland werden zij bij Roosendaal opgewacht door de Marechaussee en rechercheurs. Koffers werden opengemaakt en bestudeerd, de vrijwilligers werden gecontroleerd op wapenbezit en er werd hen medegedeeld, dat zij stateloos waren geworden. Na deze ‘ontvangst’ in Roosendaal werden de strijders onder begeleiding van de autoriteiten verder het land in gebracht.118 Jan van Eijk reisde ook mee met deze trein, maar zijn zwangere vrouw, een Spaanse met wie hij tijdens zijn verblijf in Spanje was getrouwd, mocht niet mee. Ze bleef in Spanje achter en kwam uiteindelijk na een zware reis in een vluchtelingenkamp in Portbou aan de SpaansFranse grens terecht.119 Na het vertrek van deze groep waren er nog 62 Nederlanders in Spanje die gerepatrieerd moesten worden. Zij zaten nog in de zuidelijke sector van republikeins Spanje en konden daardoor nog niet mee met het eerste transport. Leo Klatser was een van hen. De groep waartoe hij behoorde, trok begin 1939 samen met Spaanse groepen de Spaans-Franse grens over. De Franse regering had voor de honderdduizenden vluchtelingen uit Spanje, waaronder deze vluchtende interbrigadisten, interneringskampen opgezet, waar de omstandigheden zeer slecht waren. Nederlanders verbleven in deze kampen vaak maar voor relatief korte duur. Klatser kwam terecht in het kamp in Argelès-sur-Mer, met aan de ene kant zee en aan de andere kant prikkeldraad. Daar heeft hij een paar weken gezeten. “Ik werd daar ziek, kreeg geelzucht en het militaire ziekenhuis was zo smerig dat ik er schurft opliep. Toen ik er uitkwam, bleken de andere Nederlanders weg te zijn, door bemiddeling van de Amsterdamse wethouder De Miranda. Gelukkig hebben Franse communisten er toen voor gezorgd dat ik er wegkwam, met een vissersbootje.” Met de trein ging hij terug naar Nederland en daar ging hij meteen naar het ziekenhuis.120 Er waren ook nog Nederlanders die als krijgsgevangenen in nationalistische interneringskampen in Spanje terecht waren gekomen. In de loop van de Tweede Wereldoorlog (1939-1945) werden sommigen van hen vrijgelaten, maar de meesten hebben langer dan vier jaar moeten wachten op hun vrijlating. Deze vertraging kan grotendeels worden toegewezen aan de steeds veranderende houding van de Nederlandse overheid ten opzichte van de Nederlandse gevangen Spanje-strijders en aan de tegenwerking van de Spaanse nationalistische autoriteiten. Het feit dat de officiële Nederlandse regering na de Duitse verovering van Nederland vanaf mei 1940 in Engeland verbleef maakte de zaak ook niet gemakkelijker, hoewel de sympathie voor de krijgsgevangen vanuit de overheid wel groter werd.121 117
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 138 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 133-134 119 Interview met E. van Eijk (2015) 120 Interviews met G. Klatser (2015) en http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2604483/1996/11/02/STATENLOOS-STRIJDENVOOR-DEMOCRATIE.dhtml 121 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 135-146 118
30
Zoals eerder gezegd moest de regering als gevolg van het non-interventiepact haar restrictieve maatregelen verzachten. Vrijwilligers werden in staat gesteld om op kosten van het land terug te keren en zo nodig zou hen financiële hulp aangeboden worden. Bij terugkeer stelde de regering zich daarom op het standpunt dat zij toegang tot Nederland kregen, vrij waren om werk te zoeken en eventueel in aanmerking kwamen voor financiële ondersteuning.122 De terugkerende Nederlandse interbrigadisten hadden wel in theorie hun Nederlanderschap verloren. Er moest echter bij de terugkeer bepaald worden of iemand wel echt bij de Internationale Brigades had gevochten en daardoor zijn Nederlanderschap kwijt was. Bij sommigen, zoals bij de groep die na de ontbinding van de Internationale Brigades in december 1938 terugkeerde, was dat vrij duidelijk. Bij Nederlanders die al eerder al dan niet alleen terugkeerden was dat veel moeilijker.123 Leo Klatser en Jan van Eijk raakten beiden hun Nederlanderschap kwijt.124 Terwijl hij zijn Nederlanderschap kwijt was, reisde Jan van Eijk met het rijbewijs van een vriend per auto naar het vluchtelingenkamp waarin zijn vrouw terecht was gekomen. Zij wist het kamp met hulp van een secretaresse van de burgemeester van het dorp te ontvluchten. Daarna ging ze met haar man op weg naar Nederland. In Nederland kon ze echter het land niet zomaar in. Op 19 maart wist Jan van Eijk zijn vrouw via de botersmokkelroute het land in te smokkelen. Op die bewuste dag letten de douanes niet goed op, omdat ze op de radio zaten te luisteren naar een voetbalwedstrijd tussen België en Nederland. Toen Van Eijk zijn vrouw wilde opgeven werd hij gearresteerd. Hij moest dertig gulden betalen, maar op dat moment had hij dat niet. Hij heeft toen een maand in de gevangenis van Breda gezeten.125
Jan van Eijk en zijn vrouw
Onopgemerkt terugkeren uit Spanje was waarschijnlijk niet gemakkelijk, al moet een deel van de oud-Spanjestrijders erin geslaagd zijn om de Nederlandse autoriteiten rond hun verblijf in Spanje in het ongewisse te laten of om de tuin te leiden. Op het moment dat de autoriteiten vermoedden dat iemand naar Spanje was gereisd om daar op een of andere manier deel te nemen aan de Spaanse Burgeroorlog, raakten de oorlogsvrijwilligers hun Nederlanderschap kwijt. Op grond van verzamelde gegevens over een individu in persoonsdossiers werd gekeken of artikel 7 sub 4 van toepassing was. In een aantal gevallen waren de gegevens, op basis van welke het Nederlanderschap werd ontnomen, erg beperkt.126 Volgens het genoemde non-interventiepact zouden de lidstaten de terugkerende exinterbrigadisten niet straffen. Het afnemen van het Nederlanderschap gold in Nederland 122
Berger, M. (red.), 2015, p. 61 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 149 124 Interviews met G. Klatser en E. van Eijk (2015) 125 Interview met E. van Eijk (2015) 126 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 150 123
31
echter niet als straf, maar als maatregel. Toch had deze actie ingrijpende en onaangename gevolgen voor de betrokkenen. De positie van oud-Spanjestrijders was die van een soort tweederangsburger. Een stateloze moest zich als vreemdeling regelmatig melden bij de vreemdelingenpolitie om zijn verblijfsvergunning te verlengen, terwijl hij niet uitgezet kon worden. Ook moest een stateloze telkens bij het wisselen van een baan een werkvergunning aanvragen, waarbij de werkgever een deel van de kosten moest betalen. Ook in het burgerlijke procesrecht was er verschil tussen de rechtspositie van Nederlanders en statelozen. Bovendien was een oud-Spanjestrijder door zijn stateloosheid vaak gemakkelijk herkenbaar als iemand die ideeën had gehad die tegen de publieke opinie waren geweest. De stateloosheid was een soort schandvlek.127 Ook Jan van Eijk ondervond veel last van deze maatregel.128 Doordat veel Spanjeveteranen tijdens de Duitse bezetting actief aan het verzet hadden deelgenomen en door de bijdrage van het Russische leger aan de Duitse nederlaag verminderde het anticommunisme in Nederland voor korte tijd sterk. De CPN en de oudSpanjestrijders kregen een grote populariteit en al snel leek de naturalisatie van de exinterbrigadisten zeer dichtbij te zijn.129 Het optimisme ten spijt brak echter al snel de Koude Oorlog aan. Het anticommunisme vierde opnieuw hoogtij en de oud-vrijwilligers konden hun naturalisatie in de komende jaren vergeten. Pas in de jaren zestig veranderde het tij weer in de goede richting voor de oudSpanjestrijders. Met de hernieuwde belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog en de ontspanning van het Koude-Oorlogsklimaat nam in de jaren zestig de waardering van en belangstelling voor de Spanjeveteranen weer toe.130 Politieke overtuiging zou vanaf toen buiten beschouwing worden gelaten bij de naturalisatie en in de loop van dit decennium kreeg een groot aantal ex-interbrigadisten hun Nederlanderschap terug. Tussen 1938 en 1969 hebben ongeveer 150 oud-Spanjestrijders hun nationaliteit teruggekregen. Over naturalisaties na 1970 is niet veel bekend. Door de praktische gevolgen en bovendien het gevoel van miskenning en verontwaardiging over het aangedane onrecht zullen veel oudSpanjestrijders dit eerherstel als te laat hebben ervaren.131 Leo Klatser kreeg zijn Nederlanderschap terug in 1946 of 1947, al wist hij dat niet eens meteen. Hij had ook geen vast adres in die tijd. De reden van de teruggave van zijn nationaliteit was het feit dat hij, toen hij vertrok, minderjarig was. Iedereen die minderjarig was geweest kreeg zijn Nederlanderschap terug. Bij zijn vertrek uit Nederland was Klatser twintig jaar en vanaf het 21ste jaar was men meerderjarig.132 Jan van Eijk was rond de 27 toen hij vertrok en was wel meerderjarig. Zijn dochter Elly, die in 1939 werd geboren, had al op haar vijftiende (rond 1955) de Nederlandse nationaliteit ontvangen. Hijzelf moest echter zo’n tien jaar langer wachten. Nadat de vader van een 127
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 151-152 en interview met Elly van Eijk (2015) Interview met E. van Eijk (2015) 129 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 153 130 Vossen, K., (2006). Een geannoteerde versie van mijn bijdrage aan: H. Hermans (e.a.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog. Una mirada holandesa sobre la Guerra Civil española. Cervantes Instituut/Instituto Cervantes Utrecht (Utrecht 2006), 21-34, Geraadpleegd op 23 december 2015, http://media.leidenuniv.nl/legacy/vossen---artikel-nederland-en-de-spaanse-burgeroorlog.pdf 128
131 132
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 153-163 Interview G. Klatser (2015)
32
vriendin van Elly, een officier van Justitie in Den Haag, hoorde over Van Eijks stateloosheid, kreeg hij twee weken later zijn Nederlanderschap per brief terug.133 Ook zijn vrouw ontving hierbij haar Nederlanderschap.134 Met een simpel briefje waren de jaren van verblijfs- en werkvergunningen aanvragen eindelijk voorbij.
Met deze brief ontvingen Jan van Eijk en zijn echtgenote hun Nederlanderschap
Wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek van de jihadisten Op het moment van schrijven van dit profielwerkstuk, rond de jaarwisseling van 2015 op 2016, is de terroristische dreiging tegen Nederland substantieel.135 Dat betekent dat de kans op een aanslag in Nederland reëel is. Op dit moment zijn er echter geen concrete aanwijzingen voor een op handen zijnde terroristische aanslag. De voornamelijk jihadistische dreiging is complex en kent een veelheid aan actoren. De dreiging gaat in potentie uit van internationale en lokale netwerken en van eenlingen.136 Een belangrijke bedrage aan het actuele dreigingsbeeld levert het conflict in Syrië en Irak. Van Nederlandse jihadisten die daar heen gaan en weer terugkomen, gaat in potentie een dreiging uit. Door de AIVD wordt gevreesd dat de vertrokken strijders na terugkomst een veiligheidsrisico vormen als zij getraind, geweldsbereid en mogelijk getraumatiseerd van het strijdtoneel komen, of doelbewust getraind zijn om aanslagen in het Westen te plegen.137 Betrokken instanties als de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van Veiligheid en Justitie, de politie, 133
Interview met E. Van Eijk (2015) Document Elly Van Eijk: Brief over naturalisatie tot Nederlander voor Jan van Eijk en zijn vrouw. 135 Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (z.d.). Opbouw 4 dreigingsniveau. Geraadpleegd op 29 december 2015, https://www.nctv.nl/onderwerpen/tb/dtn/opbouw/ In Nederland bestaan vier niveaus van oplopende dreiging: minimaal, beperkt, substantieel en kritiek. Op het moment van schrijven van dit profielwerkstuk geldt het op één na hoogste dreigingsniveau in Nederland. 136 Van der Steur, G.A., Minister van Veiligheid en Justitie (9 november 2015). Brief aan de Tweede Kamer, Beleidsimplicaties Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 40 137 Berger, M. (red.), (2015), p. 75 134
33
het OM, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTV) en de AIVD overleggen voortdurend over de actuele dreiging. Ook hebben ze frequent contact met bestuurders in de ‘jihadconcentratiegebieden’ van Nederland. Dat zijn de gemeenten Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Amsterdam, Delft, Zoetermeer, Gouda en Arnhem, waar relatief veel geradicaliseerde jongeren wonen.138 Het voorkomen of bemoeilijken van potentieel uitreizen van jihadisten is een van de speerpunten van het beleid van de Nederlandse overheid om jihadisme tegen te gaan en daarmee de jihadistische dreiging voor Nederland te verminderen. Tegen uitreizigers en/of terugkeerders kunnen zowel strafrechtelijke als bestuursrechtelijke maatregelen worden getroffen.139 Bij een ‘redelijke’ verdenking dat een persoon naar Syrië wil reizen voor de jihad, wordt er door de autoriteiten strafrechtelijk ingegrepen. De potentiële uitreiziger wordt als verdachte aangehouden.140 Als blijkt dat de verdachte van plan was zich, al dan niet binnen het verband van een terroristische organisatie, in het buitenland schuldig te maken aan terroristische of andere strafbare feiten, wordt er een strafrechtelijk onderzoek gestart.141 Bij een ‘gegrond’ vermoeden dat er sprake is van uitreis, waarbij de verdachte in het buitenland handelingen zal verrichten die een bedreiging vormen voor Nederland, kunnen reisdocumenten, zoals paspoorten en identiteitskaarten, vervallen worden verklaard en geweigerd.142 In november 2014 waren van meer dan 40 personen het paspoort afgenomen om te voorkomen dat zij zouden uitreizen.143 Onderkende uitreizigers die zich aansluiten bij een terroristische strijdgroepering worden geplaatst op de nationale terrorismelijst. Alle tegoeden worden bevroren en alle financiële diensten worden geweigerd. Iedereen - dus ook vrienden en familie - die direct of indirect geld beschikbaar stelt aan hen is daarmee zelf ook strafbaar.144 Als verdere maatregel wordt de directe omgeving van de betrokkene geïnformeerd en gewaarschuwd over diens plannen tot uitreis, met als doel het voorkomen van die uitreis. Als bij een vermoedelijke uitreis een minderjarige betrokken is, worden kinderbeschermingsmaatregelen getroffen.145 De Nederlandse overheid werkt samen met de islamitische gemeenschap in het tegengaan van radicalisering. Samen met hen en andere betrokken burgers, bijvoorbeeld jeugdwerkers, wordt geprobeerd maatschappelijke tegengeluiden te organiseren en de weerbaarheid tegen radicalisering te vergroten. Zo worden er bijvoorbeeld lokale voorlichtingsbijeenkomsten over radicalisering gehouden en wordt informatie verspreid die negatieve ervaringen met het 138
Lensink, H., Alberts, J., (18 februari 2015), De 126 jihadisten waar we bang voor zijn. Vrij Nederland, Geraadpleegd op 29 december 2015, https://www.vn.nl/de-126-jihadisten-waar-we-bangvoor-zijn/ 139 Ministerie van Veiligheid en Justitie, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (29 augustus 2014). Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties, Geraadpleegd op 29 december 2015, de link van het pdfbestand is te vinden op: https://www.nctv.nl/onderwerpen/tb/actieprogramma-integrale-aanpakjihadisme/ en Berger, M. (red.), (2015), p. 86 140 Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014). p. 11 141 Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 11. Voor meer over deze strafrechtelijke vervolging, zie: Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot de terugkomst van de jihadisten 142 Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 11. 143 Berger, M. (red.), (2015), p. 87. Recentere cijfers hierover zijn bij de auteurs van dit profielwerkstuk onbekend. 144 Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 7 145 Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 11
34
jihadisme ‘van binnenuit’ (bijvoorbeeld door mensen die terug zijn gekomen en spijt hebben van hun uitreis hierover te laten spreken) laten zien. In samenwerking met onder andere onderwijsinstellingen, jeugdwerkers en werkgevers worden jongeren in beeld gebracht die dreigen te radicaliseren. Voor deze jongeren wordt een persoonsgerichte aanpak opgesteld. Onderdeel van die aanpak is het creëren van een alternatief, zoals een baan, sport of scholing.146 Verder heeft de Nederlandse regering het voornemen om jihadstrijders hun Nederlandse nationaliteit te ontnemen.147 Uit de praktijk blijkt dat verdachten ondanks het ingrijpen van justitie geregeld alsnog vertrekken. Bij vermoedens van ‘terreurdreiging’ treden opsporingsinstanties meteen op. Verdachten worden vaak eerst opgepakt en dan pas grondig onderzocht, met het risico dat de autoriteiten niet genoeg bewijs vinden en dat de verdachte vrijgelaten moet worden.148 Zelfs bij een succesvolle vervolging is het allerminst zeker dat Nederland een uitreis kan voorkomen. Zo kreeg de Amsterdammer Omar H. in begin 2015 in hoger beroep achttien maanden cel, omdat hij zich voorbereidde op deelname aan de internationale gewelddadige jihad. Bij de zitting in hoger beroep verscheen hij echter niet. Volgens berichten zou hij zich, terwijl hij zijn hoger beroep in vrijheid mocht afwachten, eind 2014 aangesloten hebben bij IS en zou hij op het moment van de zitting in de Iraakse stad Fallujah verblijven. Dit is opmerkelijk, aangezien zijn paspoort ingenomen was, zijn tegoeden bevroren waren en justitie en veiligheidsdiensten hem al langere tijd beschouwden als een groot gevaar.149 Dit is voor het Openbaar Ministerie (OM) een ingewikkeld probleem, want het heeft ter plekke geen opsporingsmiddelen. Vanwege de huidige situatie zijn rechtshulpverzoeken aan de autoriteiten van Irak uiterst lastig en aan Syrië zinloos. Desalniettemin starten de Nederlandse autoriteiten wel degelijk onderzoeken naar afgereisde jihadisten. De opsporingsinstanties leggen een dossier aan van iedere vermeende ‘foreign fighter’. Daarin staat bijvoorbeeld wat de verdachten op sociale media plaatsen en wat terugkeerders bij een verhoor eventueel over hun voormalige strijdmakkers hebben verteld.150 In april zou de 23-jarige Omar H. bij een gevecht omgekomen zijn in het noorden van Syrië.151 Toch hoeft een bericht van het overlijden van een Syrië-ganger niet direct te leiden tot het sluiten van het strafrechtelijk onderzoek naar die persoon. Het OM is voorzichtig met het verwijderen van dossiers over jihadisten. Door de Nederlandse autoriteiten wordt rekening gehouden met bewust verspreide valse informatie over de dood van Nederlandse jihadisten. Autoriteiten zouden minder scherp letten op een doodgewaande jihadist en dat zou voor die persoon een voordeel kunnen zijn bij een eventuele terugreis. Om zekerheid over het overlijden van een jihadist te krijgen, doet het Openbaar Ministerie pogingen om het 146
Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 17-19 Voor meer informatie over deze maatregel, zie: Wet- en regelgeving met betrekking tot de terugkomst van de jihadisten 148 https://www.vn.nl/de-126-jihadisten-waar-we-bang-voor-zijn/ 149 https://www.vn.nl/de-126-jihadisten-waar-we-bang-voor-zijn/ en Salome, R. en Wal, C. van der (3 februari 2015). Amsterdamse jihadist ontloopt cel en sluit zich aan bij IS. Het Parool. Geraadpleegd op 1 januari 2016, http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/3843373/2015/02/03/Amsterdamsejihadist-ontloopt-cel-en-sluit-zich-aan-bij-IS.dhtml 150 https://www.vn.nl/de-126-jihadisten-waar-we-bang-voor-zijn/ 151 Redactie Het Parool (22 april 2015). 'Amsterdamse jihadist Omar H. omgekomen in Syrië'. Het Parool. Geraadpleegd op 1 januari 2016, http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/3973250/2015/04/22/Amsterdamsejihadist-Omar-H-omgekomen-in-Syrie.dhtml 147
35
DNA van gesneuvelde jihadisten te verkrijgen. Dat was tot en met februari 2015 één keer gelukt.152 Een andere manier van de Nederlandse autoriteiten om het uitreizen van Syrië-gangers te voorkomen is om het ‘ronselen’, het werven voor de strijd, van jihadisten tegen te gaan. Zo wordt het probleem van radicalisering, met als gevolg uitreis naar Syrië, in het vroegste stadium aangepakt. Artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht, zegt over ronselen: “Hij die, zonder toestemming van de Koning, iemand voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd werft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie. (…) Indien de gewapende strijd waarvoor wordt geworven, het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf (…) met een derde verhoogd.”153 Ronselaars kunnen dus in Nederland aan de hand van het strafrecht vervolgd worden. In het specifieke geval van de werving voor de jihad (in Syrië), kan de straf verhoogd worden, omdat de personen, die zich aansluiten bij een terroristische organisatie als IS of Jabhat alNusra in Syrië, daar zeer waarschijnlijk terroristische misdrijven zullen plegen.154 Ook bij ‘haatzaaien’ en oproepen tot geweld in extremistisch kader kan strafrechtelijk worden ingegrepen. Online en offline producenten van jihadistische propaganda worden geïdentificeerd en informatie over hen wordt actief gedeeld met de ‘handelingsbevoegde’ instanties en ‘relevante dienstverleners’. Onderkende ‘facilitatoren’ worden op de nationale terrorismelijst geplaatst. Predikers uit visumplichtige landen, die oproepen tot haat en geweld, wordt een visum geweigerd. Bij het tegengaan van de verspreiding van de jihadistische boodschap door radicale predikers wordt nauw samengewerkt met Nederlandse moskeeën en imams. Verder wordt de verspreiding van online radicaliserende, haatzaaiende, gewelddadige jihadistische ‘content’ bestreden.155 Artikel 205 is op 10 december 2015 voor het eerst toegepast bij het ‘jihadproces’. De rechtbank in Den Haag heeft alle negen verdachten die terecht stonden veroordeeld tot gevangenisstraffen die oplopen tot 6 jaar. Op drie ‘meelopers’ na, vormden de verdachten volgens de rechters een criminele, terroristische organisatie, die erop uit was jongeren te ronselen voor de gewelddadige jihad. Door toedoen van de groep zijn tientallen jongeren naar Syrië vertrokken. Een aantal van hen is daar gesneuveld.156 De groep “maakte met een bombardement van opruiende berichten, verspreid via diverse mediakanalen op internet, jonge geesten rijp voor de radicale opvatting, dat het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syrië voor elke moslim een individuele verplichting is.” De rechters kwamen tot het oordeel dat de verdachten de grenzen van de vrijheid van meningsuiting en religie ver hebben overschreden. Enkele verdachten hebben al aangegeven dat zij in hoger beroep zullen gaan. Verdachten hebben niet direct opgeroepen tot gebruik van geweld, noch specifieke personen geronseld. Volgens rechtsgeleerde Afschin
152
https://www.vn.nl/de-126-jihadisten-waar-we-bang-voor-zijn/ Artikel 205 (Sr), lid 1 en 2 154 Voor meer over de precieze definitie van terrorisme, te vinden in artikel 134a (Sr.), zie: Wet- en regelgeving met betrekking tot de terugkomst van de jihadisten 155 Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 13-14 156 Groen, J., (11 december 2015), Rechter pakt alle ruimte tegen terreur. Volkskrant, voorpagina 153
36
Ellian hoeft dat ook niet. Het ‘bespelen, overreden, het stelselmatig rijp maken van geesten’ is volgens hem al strafbaar.157 Ondanks alle pogingen van de overheid om uitreizen te beletten, vinden er nog steeds nieuwe uitreizen plaats. Gemiddeld gaat het om ongeveer 5 personen per maand. Tot 1 november 2015 zijn er vanuit Nederland in totaal circa 220 personen vertrokken. Het aantal terugkeerders staat op ongeveer 40. Het aantal uit Nederland afkomstige gesneuvelden bij de strijd in Syrië en Irak is zeer waarschijnlijk 42, dit zijn uitsluitend mannen. Het aantal Nederlandse personen met jihadistische intenties in Syrië en Irak is rond de 140.158 Bovendien is het maar de vraag of het tegenhouden van jihadisten die willen vertrekken naar Syrië echt de dreiging voor Nederland zal verminderen. Sterker nog, zal het die dreiging niet gelijk houden of zelfs juist verhogen? Volgens een bron binnen Franse justitie gaf een Franse radicale moslim, die van plan was een aanslag op Franse militairen te plegen, na zijn arrestatie aan dat hij eerst van plan was om naar Syrië te gaan om de jihad te voeren, maar dat hij, toen zijn paspoort ingetrokken was, besloot een aanslag op Frans grondgebied te plegen.159 De overheid onderkent dat “de dreiging niet beperkt is tot uitreizigers en terugkeerders, maar tevens afkomstig is van gefrustreerde personen van wie de uitreis is tegengegaan of mislukt. (…) De aanpak van deze personen past binnen de kaders van de aanpak in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Naar personen van wie de uitreis is tegengegaan of die een mislukte uitreispoging hebben ondernomen, wordt waar mogelijk een strafrechtelijk onderzoek gestart. Politie, AIVD en overige betrokken partijen blijven alert op ontwikkelingen en delen van relevante informatie.”160 Kortom, voor deze groep personen bestaan er geen concrete specifieke maatregelen. Er is door de overheid wel het wetvoorstel ‘Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding’ ingediend. Deze wet zou de mogelijkheid creëren om “bestuursrechtelijke maatregelen te treffen op onder andere tegengehouden en mogelijk gefrustreerde uitreizigers.” Voorbeelden van dit soort bestuurlijke maatregelen zijn een periodieke meldplicht of een contactverbod.161 Het wetvoorstel is op het moment van schrijven van dit profielwerkstuk ingediend bij de Tweede Kamer en is in schriftelijke behandeling.162
157
Groen, J., (11 december 2015), Rechter pakt alle ruimte tegen terreur. Volkskrant, voorpagina Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (November 2015). Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 40 159 Irish, J., Dalgleish J., (10 november 2015). France says foiled Islamist attack on navy personnel. Geraadpleegd op 31 december 2015, http://www.reuters.com/article/us-france-islamist-arrestidUSKCN0SZ2Y320151110?feedType=RSS&feedName=worldNews#xslEqlxRxBEQl28i.97 160 Van der Steur, G.A., (2015), Beleidsimplicaties DTN 40 161 Van der Steur, G.A., (2015), Beleidsimplicaties DTN 40 162 Vereniging van Nederlandse Gemeenten (z.d.). Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. Geraadpleegd op 1 januari 2016, https://vng.nl/onderwerpenindex/veiligheid/aanpak-radicalisering/wetsvoorstellen/tijdelijke-wetbestuurlijke-maatregelen-terrorismebestrijding 158
37
Wet- en regelgeving met betrekking tot de terugkomst van de jihadisten Ondanks de potentiële dreiging is er vastgesteld dat van de meeste terugkeerders, vaak personen die teleurgesteld zijn door hun ervaringen in de strijdgebieden, in de huidige groep geen geweldsdreiging uit gaat.163 Dit gegeven is voor de Nederlandse regering echter geen reden om haar repressieve beleid te verzachten. Bij terrorisme gaat het namelijk juist om het individu en niet om de groep. De aard van een terreuraanslag is immers dat een enkeling in staat is om middels willekeurige slachtoffers brede maatschappelijke paniek te veroorzaken.164 De recente aanslagen in Parijs, waarbij zeker één terrorist naar Syrië vertrokken was en teruggekeerd om in Parijs de aanslag van 13 november 2015 te plegen,165 zijn hiervan een duidelijk voorbeeld en zullen zeker in het achterhoofd van de Nederlandse autoriteiten meespelen bij het bepalen van de omgang met terugkeerders uit Syrië. Officier van justitie Bart den Hartigh vertelt in februari 2015 in een artikel in Vrij Nederland: “We willen iedereen die terugkomt horen. Aanvankelijk was dat niet standaard, maar sinds ruim een half jaar is dat staand beleid.” Hij noemt de terugkeerders “niet zo open”. “Maar het beeld dat iedereen die terugkomt wordt opgesloten, is niet reëel. Alleen bij voldoende verdenking volgt een aanhouding.”166 Afreizen naar Syrië op zichzelf is niet strafbaar. Om terugkeerders te vervolgen moet sprake zijn van strafbare feiten die in Syrië zijn gepleegd. Syrië-gangers kunnen bij vervolging met zowel het Nederlandse strafrecht als het internationale humanitaire recht beoordeeld worden. Het internationale humanitaire recht sluit de toepassing van een ander recht niet uit. Nederlanders die misdrijven plegen in het buitenland, kunnen daarvoor dus in Nederland vervolgd worden.167 Terugkerende jihadisten kunnen volgens het Nederlandse strafrecht allereerst voor gangbare misdrijven als moord en doodslag worden vervolgd. In het geval van de jihadisten hebben de Nederlandse autoriteiten binnen het strafrecht echter ook nog een aantal andere mogelijkheden. Deze staan vermeld in artikel 134a en artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht.168 Artikel 134a169 heeft betrekking op het (willen) plegen van een terroristisch misdrijf en 140a170 gaat over deelname aan een terroristische organisatie. Ook kan de straf bij gangbare misdrijven worden verhoogd als er sprake is van een ‘terroristisch oogmerk’171. Als een Nederlander zich dus in Syrië aansluit bij en organisatie als IS of Jabhat al-Nusra, is 163
Samenvatting DTN 40 (nov. 2015) Berger, M. (red.), (2015), p. 83 165 Groen, J., (11 december 2015), Rechter pakt alle ruimte tegen terreur. Volkskrant, voorpagina 166 https://www.vn.nl/de-126-jihadisten-waar-we-bang-voor-zijn/ 167 Berger, M. (red.), (2015), p. 84 168 Berger, M. (red.), (2015), p. 84 169 Art. 134a Sr: “Hij die zich of een ander opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerft of een ander bijbrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.” 170 Art. 140a lid 1 Sr: “Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie” 171 Art. 83a Sr: “Onder terroristisch oogmerk wordt verstaan het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.” 164
38
dat strafbaar, aangezien deze organisaties staan op de lijst van internationaal erkende terroristische organisaties.172 Als bewezen kan worden dat iemand, die wilde uitreizen, maar is tegengehouden, van plan was een van bovenstaande misdrijven te plegen, kan die persoon door de Nederlandse autoriteiten vervolgd worden met behulp van de bovenstaande wetten. De strafrechtelijke vervolging bij uitreis, die in het vorige hoofdstuk al genoemd was, zou zich dus baseren op deze artikelen. Een jihadist kan ook vervolgd worden wegens een schending van het internationaal humanitair recht. Dit recht is van toepassing als een conflict zich ontwikkeld heeft tot een ‘niet-internationaal gewapend conflict’, oftewel een burgeroorlog. De oorlog in Syrië heeft deze status sinds 2012. Dat recht omvat diverse verdagen, waaronder de Geneefse Conventies en mensenrechtenverdragen. Het recht geldt voor zowel staten als organisaties en individuen binnen die organisaties, als zij delen van het grondgebied beheersen. Het geldt dus ook voor de Syrië-gangers, die zich aansluiten bij een organisatie als IS, die grote delen van het grondgebied in Syrië in handen heeft. Met het internationaal humanitair recht kunnen jihadistische strijders in Syrië bijvoorbeeld vervolgd worden voor oorlogsmisdaden.173 Het grote probleem bij het strafrechtelijk vervolgen van teruggekeerde jihadisten is dat het zeer moeilijk is om aan bewijs te komen. Omstandigheden in Syrië zijn niet geschikt voor strafrechtelijk onderzoek.174 Daarnaast kan het moeilijk zijn om schendingen van het internationaal humanitair recht door wie dan ook in Syrië te onderscheiden van propaganda.175 Om de dreiging van terugkeerders tegen te gaan heeft de Nederlandse regering het voornemen om jihadstrijders hun Nederlandse nationaliteit te ontnemen.176 De minister van Justitie kan het Nederlanderschap intrekken van een persoon die onherroepelijk is veroordeeld wegens: “een misdrijf omschreven in de titels I tot en met IV van het Tweede Boek van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.”177 De in totaal veertig misdrijven die hierin worden genoemd hebben vooral betrekking op aanslagen tegen staatsorganen of bevriende staatshoofden en op vormen van landverraad (art. 92 t/m 124 Sr).178 Ook kan het Nederlanderschap ontnomen worden bij “een misdrijf als bedoeld in de artikelen 83 of 205 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht”.179 Deze artikelen hebben 172
Berger, M. (red.), (2015), p. 84-85 Berger, M. (red.), (2015), p. 84. Bij de auteur is er geen geval bekend van vervolging van een Syrië-ganger volgens het internationaal humanitair recht 174 Berger, M. (red.), (2015), p. 84 175 Fleck,D. Bothe M., Dörmann, K, e.a., (2013). The Handbook of International Humanitarian Law. Third Edition. Geraadpleegd op 2 januari 2016, https://books.google.nl/books?id=BTFrAAAAQBAJ&pg=PA653&lpg=PA653&dq=international+humanit arian+law+war+crimes+syria&source=bl&ots=YARNYLgQIC&sig=7Pc8Vm1Kr6wJqonqw7X32sJmtBQ &hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwjlh7O89orKAhUCDw8KHX52AlQQ6AEIWTAH#v=onepage&q=syria&f=fa lse 173
176
Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 6 Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel 14a. 178 Berger, M. (red.), (2015), p. 113 179 Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel 14b. 177
39
betrekking op het plegen van een terroristisch misdrijf (83180) en het werven van iemand voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd (205181). Om het Nederlanderschap specifiek te kunnen ontnemen van de jihadisten is door de minister van Veiligheid en Justitie ook een wetsvoorstel ingediend. Dit voorstel breidt in de Rijkswet op het Nederlanderschap de mogelijkheid uit tot ontneming van het Nederlanderschap bij het plegen van terroristische activiteiten of bij de voorbereiding van zulke activiteiten. Het voorstel is door de Tweede Kamer aangenomen. Op 16 februari 2016 zal in Eerste Kamer worden gestemd, waar het voorstel zal worden aangenomen of verworpen.182 Het Nederlanderschap kan tegenwoordig alleen maar ontnomen worden bij uitreizigers met meer nationaliteiten dan enkel de Nederlandse. Het merendeel van de huidige uitreizigers is in het bezit van een dubbele nationaliteit.183 Het ontnemen van het Nederlanderschap mag geen staatloosheid tot gevolg hebben.184 Uitreizigers, die het Nederlanderschap verliezen, worden gesignaleerd als ongewenst vreemdeling voor het Schengengebied en worden ongewenst verklaard.185 De intrekking van het Nederlanderschap moet volgens de regering worden gezien als een ordemaatregel en niet als sanctie of straf.186 Bij intrekking van het Nederlanderschap is een strafrechtelijke veroordeling geen vereiste.187 Zonder te wachten op de uitkomst van een strafproces kan een terugkerende jihadist worden beperkt “om zich vrijelijk legaal in de westerse wereld te bewegen”.188 Tot 1 november 2015 zijn er in Nederland in totaal twee terugkeerders veroordeeld. Op deze datum werden drie terugkeerders vervolgd.189 Verdachten en veroordeelden voor een
180
Hieronder vallen zeer veel verschillende misdrijven, waaronder het eerder genoemde artikel 140a Voor de inhoud van dit artikel, zie: Wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek van de jihadisten 182 Eerste Kamer der Staten-Generaal (z.d.). Verruiming mogelijkheden ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven. Geraadpleegd op 30 december 2015. https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/34016_verruiming_mogelijkheden en Tweede Kamer der Staten-Generaal (4 september 2014). 34 016 (R2036) Wijziging van de rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven. Geraadpleegd op 30 december 2015, https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20140904/voorstel_van_wet/document3/f=/vjn0cwzlgzzb.pdf Het voorstel behelst dat in artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de rijkswet op het Nederlanderschap na «de artikelen 83» 134a ingevoegd wordt. 183 Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 6. Het merendeel bezit zowel een Nederlandse als een niet-EU nationaliteit. 184 Rijkswet op het Nederlanderschap. Artikel 14 lid 6 185 Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 6. 186 Berger, M. (red.), (2015), p. 120 187 Eerste Kamer der Staten-Generaal (11 december 2015). Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven. Nadere memorie van antwoord. Geraadpleegd op 2 januari 2016, https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20151211/nadere_memorie_van_antwoord/document3/f=/vjz ritfddiza.pdf 188 Berger, M. (red.), (2015), p. 118 189 https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20151211/nadere_memorie_van_antwoord/document3/f=/ vjzritfddiza.pdf 181
40
terroristisch misdrijf worden direct geplaatst op de Terroristen Afdeling (TA) in Vught of Rotterdam.190 Overigens waren er in de eerste helft van 2015 maar twee terugkeerders. De regering denkt dat dit komt, doordat het moeilijk is om toestemming te krijgen het ‘kalifaat’ te verlaten191. Ook denkt de regering dat de strafrechtelijke vervolging, die terugkeerders in Nederland boven het hoofd hangt, afschrikkend werkt.192 Het vooruitzicht van strafrechtelijke vervolging voor Syrië-gangers vormt blijkbaar geen reden om niet uit te reizen, maar speelt blijkbaar wel een rol bij de beslissing of zij terugkeren of niet. De overheid zelf ziet succes van haar beleid. De zichtbaarheid van de jihadistische beweging in Nederland is het laatste jaar sterk afgenomen. De overheid wijt dit aan de afwezigheid van organisatiecapaciteit en leiderschap (charismatische initiatiefnemers hebben een uitreis ondernomen of zitten in detentie) en “een mogelijk toegenomen veiligheidsbewustzijn in het licht van een als repressief gepercipieerd klimaat.”193 Het Openbaar Ministerie erkent de beperkingen van een repressieve koers. Officier van justitie Ben den Hartigh in Vrij Nederland: “(…) wij zijn van de repressie, en daarmee is onze rol beperkt.” Hij vindt dat hij geen keuze heeft, want het OM kan moeilijk besluiten Syriëgangers ongehinderd te laten gaan: “Het zijn natuurlijk wel onze jongens en meisjes die elders in de wereld mensen gaan vermoorden. Dat kun je als Nederlandse samenleving niet accepteren. We hebben een plicht om daar tegen op te treden.” Repressieve acties ogen volgens hem daarnaast ook “lekker daadkrachtig”. Het is ook volgens hem de vraag wat er gedaan moet worden als jihadisten vrij komen. “Dat is het grote zoeken van iedereen. Opsluiten is nog het gemakkelijkst. Iemands gedachten veranderen, dat is vele malen moeilijker.” 194 Bij beide groepen voerde de overheid een beleid met hoofdzakelijk repressieve wet- en regelgeving. Strafrechtelijke vervolging en bestuurlijke maatregelen werden gebruikt om het ‘uitreizen’ naar Spanje of Syrië te voorkomen en bij beide groepen was dit niet altijd succesvol. Ook bij terugkomst krijgen de twee groepen te maken met wet- en regelgeving. Deze wet- en regelgeving is voor beide groepen echter zeer verschillend. Bij de terugkerende Spanjestrijders is de belangrijkste maatregel de ontneming van het Nederlanderschap. Er vond weinig tot geen verdere strafrechtelijke vervolging plaats bij hen. Bij de Jihadisten is de strafrechtelijke vervolging juist het belangrijkste onderdeel van de weten regelgeving bij hun terugkomst. Bij de jihadisten wordt vooral gekeken naar de strafbare feiten die in Syrië door hen zijn gepleegd en de mogelijkheid van strafbare feiten, die zij mogelijk nog in Nederland zullen gaan plegen. Bij de teruggekeerde Spanjestrijders werd er door de overheid nauwelijks aandacht besteed aan wat zij in Spanje gedaan hadden.
190
Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties. (2014) p. 5 Voor meer informatie over het verlaten van het kalifaat, zie: Hoofdstuk 4: Verwachtingen 192 Samenvatting DTN 40 (nov. 2015) 193 Samenvatting DTN 40 (nov. 2015) 194 https://www.vn.nl/de-126-jihadisten-waar-we-bang-voor-zijn/ 191
41
Hoofdstuk 4: Verwachtingen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag: In hoeverre komen de verwachtingen195 van de communisten over Spanje en die van de jihadisten over Syrië overeen met de door hen ondervonden werkelijkheid in deze gebieden? Het is moeilijk om voor de jihadisten, van wie de meesten nog in Syrië verblijven, te bepalen of hun verwachtingen werkelijkheid zijn geworden in Syrië, aangezien de berichtgeving vanuit het ‘kalifaat’, vooral op sociale media, hoogstwaarschijnlijk propaganda is en dus geen betrouwbare informatie. Om een antwoord te kunnen formuleren op deze deelvraag voor de jihadisten, zal vooral gefocust worden op verhalen van terugkeerders. Er wordt gebruik gemaakt van gegevens over Nederlandse terugkeerders, maar ook van gegevens over terugkeerders uit andere landen uit Europa en het Midden-Oosten. De groep van de terugkeerders uit Syrië is een minderheid van deserteurs. Deze groep bestaat uit verschillende mensen met een verschillende achtergrond en met verschillende belangen om bepaalde dingen te zeggen en te verzwijgen. Toch worden hun verhalen, die veel overeenkomsten bevatten en eenzelfde soort beeld geven in verschillende studies,196 door de auteurs van dit profielwerkstuk beoordeeld als betrouwbaar en representatief voor de meeste jihadisten. De verwachtingen en het niet uitkomen daarvan van beide groepen, worden aan de hand van een aantal deelonderwerpen besproken. Deze deelonderwerpen zijn: vervulling ideologisch-militaire doelstellingen, dagelijks leven en interne spanningen. Vervulling ideologisch-militaire doelstellingen Nederlandse interbrigadisten De belangrijkste motivatie en ideologische doelstelling voor de interbrigadisten om naar Spanje vertrekken was om de opkomst van het fascisme tegen te houden. In Europa was het fascisme in opkomst, met als belangrijkste vertegenwoordigers de fascistische regimes in Duitsland en Italië. In Nederland was het fascisme in de vorm van de NSB ook in opkomst. Het gevaar van de NSB school volgens de communisten echter niet zozeer in de omvang van haar aanhang in Nederland, als wel in haar verbondenheid met het internationale fascisme. De opstand van militairen, monarchisten en fascisten tegen de Spaanse Republiek en de hulp van Duitsland en Italië aan de rebellen, bevestigden de vrijwilligers in hun overtuiging dat het fascisme uit was op heerschappij over heel Europa.197 In Spanje moest een strijd geleverd worden die de opkomst van het fascisme zou stoppen. De Nederlandse antifascistische vrijwilligers vertrokken met deze gedachten naar Spanje en hoopten en verwachtten misschien ook wel dat hun hulp ervoor zou zorgen dat het fascisme gestopt zou worden in haar opmars in Spanje en daarmee in heel Europa.
195
De verwachtingen van de communisten en de jihadisten komen voort uit hun ideologie en hangen sterk samen met hun motieven om te vertrekken naar de strijdgebieden. Voor meer informatie over hun ideologie en motieven, zie: Hoofdstuk 2: Ontvankelijkheid voor ideologie 196 Neumann, P., R., (2015). Victims, Perpetrators, Assets: The Narratives of Islamic State Defectors. Geraadpleegd op 18 januari 2015. http://icsr.info/wp-content/uploads/2015/09/ICSR-Report-VictimsPerpertrators-Assets-The-Narratives-of-Islamic-State-Defectors.pdf, 197 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 61 en 69
42
In november 1936 bevond het republikeinse leger zich in een fase van opbouw en reorganisatie. Gedurende deze opbouwfase kwam de hulp van de Internationale Brigadisten goed van pas. Zij vormden eenheden die ingezet konden worden op plaatsen waar Spaanse troepen door onervarenheid zouden falen.198 Vrijwilligers uit andere landen dan Nederland, die niet neutraal waren geweest in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) hadden vaak al wel oorlogservaring. Als stoottroepen werden de brigades gebruikt om vijandelijke aanvallen op te vangen en republikeinse offensieven te starten. Nadat medio 1937 de reorganisatie van het republikeinse leger was voltooid, nam de betekenis van de buitenlandse vrijwilligers af. Desalniettemin werden zij ook in de tweede helft van 1937 en in 1938 vaak ingezet bij de zwaarste gevechten.199 De brigadisten bewezen zeker hun waarde voor de republikeinse zaak, maar uiteindelijk kon hun hulp een definitieve nederlaag niet voorkomen. Mede dankzij de buitenlandse hulp van het fascistische Duitsland en Italië wist Franco te overwinnen. Op 1 april 1939 werd de hoofdstad Madrid definitief door de nationalisten ingenomen en was de Spaanse Burgeroorlog in militair opzicht ten einde. Het totale aantal slachtoffers van het conflict is ongeveer 500.000.200 Spanje werd een dictatuur onder Francisco Franco, die pas in 1975 zou eindigen.201 De Nederlandse vrijwilligers hebben hun belangrijkste ideologische doelstelling van het tegenhouden van de fascistische opmars niet kunnen waarmaken. De verwachte overwinning op de nationalisten en daarmee de fascisten,202 was uitgebleven. Uiteindelijk zou er zelfs nog een wereldoorlog aan de pas moeten komen om de fascistische regimes in Duitsland en Italië te verdrijven. Voor veel interbrigadisten zal de nederlaag een zware teleurstelling zijn geweest. Leo Klatser kwam echter redelijk positief terug uit Spanje. Hij was niet gedesillusioneerd en “keek gelijk naar voren”.203 Net als veel andere oud-Spanjestrijders kwam hij in Nederland al vrij snel terecht in het verzet tegen de bezetting van Nederland door Nazi-Duitsland. In het verzet kwam de oorlogservaring van de oud-interbrigadisten goed van pas. Veel oud-Spanjestrijders zetten met hun deelname aan het verzet de anti-fascistische strijd voort.204 Nederlandse jihadisten Veel jihadisten vertrekken naar Syrië met de motivatie om andere (soennitische) moslims te helpen in hun strijd tegen de (sjiitische en relatief seculiere) regering van Assad en haar gruweldaden in de oorlog, die zij hadden gezien in video’s en waarover ze hadden gehoord 198
Een deel van het leger was in juli 1936 overgelopen naar de nationalisten. Het deel dat overbleef bestond uit een beperkt aantal beroepsmilitairen en een groot aantal vrijwilligersmilities, waarvan de leden over weinig militaire kennis beschikten. De republikeinse regering probeerde met een langdurige reorganisatie deze milities onder te brengen in een professioneel geleid en gedisciplineerd leger. De reorganisatie werd in het voorjaar van 1937 voltooid. (Dankaart, H., e.a., 1986, p. 77) 199 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 77-78 200 Dankaart, H., e.a. (1986), p. 35 201 History.com Staff (2009). FRANCISCO FRANCO. Geraadpleegd op 7 januari 2016, http://www.history.com/topics/francisco-franco 202 Het is maar de vraag hoe fascistisch Franco uiteindelijk precies zou blijken. Sommigen beweren dat zijn ideologie en die van zijn partij, de falangisten, minder fascistisch was dan men tijdens de Burgeroorlog dacht. Toch voelde het voor de interbrigadisten als een nederlaag tegen het fascisme. Hoe fascistisch Franco en zijn partij precies waren en zouden blijken na de oorlog is een interessant onderwerp voor verder onderzoek. 203 Interview met G. Klatser (2015) 204 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 147 en interview met G. Klatser (2015)
43
door predikers. Zij zagen het conflict in een sektarische context205 en geloofden dat (soennitische) moslims in Syrië geconfronteerd werden met een genocide. Het idee van deze ‘existentiële dreiging’, zorgde voor een sterk gevoel van verplichting om de (soennitische) moslims te helpen in Syrië, gebaseerd op humanitaire overwegingen en hun (soennitische) moslim identiteit.206 Een van de belangrijkste kritiekpunten van jihadisten die uit jihadistische organisaties zijn gestapt, staat sterk in verband met de geschetste motivatie met betrekking tot de strijd in sektarische termen. Tussen de soennitische rebellengroepen zoals IS en Jabhat al-Nusra, wordt onderling namelijk vaak fel gevochten, met IS als meest agressieve organisatie jegens andere jihadistische organisaties. Veel deserteurs vonden dat het onderling vechten tussen Soennitische groepen verkeerd, contraproductief en religieus gezien niet legitiem was. Sommigen noemden het onderling vechten ‘fitna’, een moeilijk te vertalen term die verwijst naar periodes van interne verdeeldheid en tweedracht tussen burgers. Veel IS-deserteurs vonden dat IS gefaald had om het Assad-regime goed te confronteren. Het omverwerpen van het regime leek geen prioriteit voor IS en er werd vanuit de organisatie maar weinig gedaan om de (soennitische) moslims die door het regime aangevallen werden te helpen. De aandacht van IS zou te veel uitgaan naar de strijd met andere rebellengroepen. Dit was niet de ‘jihad’ waarvoor zij naar Syrië en Irak waren gekomen om te vechten.207 Ook was voor vele deserteurs de brutaliteit waarmee IS handelde tegen andere (soennitische) moslims een bron van desillusie en een reden om te deserteren. Zij klaagden over gruweldaden en het vermoorden van onschuldige burgers. Hun getuigenissen verwezen naar militaire operaties waarin geen rekening werd gehouden met ‘collateral damage’, (nevenschade), en die leidden tot de dood van meerdere vrouwen en kinderen. Ook het willekeurig doden van gijzelaars, de systematische mishandeling van dorpelingen en executies van soldaten door hun eigen commandanten, zagen zij als reden om te deserteren. Dit heeft echter alleen betrekking op de daden van IS tegen minderheden of anderen die als ‘ongelovigen’ of ‘heidenen’ door de jihadisten gezien worden. De enige brutaliteit waartegen een aantal deserteurs protesteerden was geweld tegen soennitische moslims. Hun rechten moesten worden beschermd en niet die van de niet-soennitische moslims of niet-moslims. De brutaliteit van IS wordt door de gedeserteerde jihadisten dus bekeken door een ‘sektarische’ lens.208 Jihadisten, die met de verwachting vertrokken om mede-(soennitische)moslims te helpen in Syrië, werden dus teleurgesteld. Een andere belangrijke verwachting heeft met een ander deel van de ideologie van veel jihadisten, die naar IS vertrokken, te maken. Met het 205
‘Sektarisme’, het wij-zij-denken waarbij soennieten en sjiieten elkaar verketteren en naar het leven staan, is een plaag die in het Midden-Oosten nooit ver van de oppervlakte is. De strijd tussen het soennisme en het sjiisme gaat terug tot de opvolgingsstrijd na de dood van Mohammed in 632 n. Chr. Van de 1,5 miljard moslims wereldwijd is ruim 85 procent soenniet en is 10 sjiiet. Bashar al-Assad en zijn regime behoren tot de alevieten, een sjiitische minderheid. Landen als Saoedi-Arabië (soennitisch) en Iran (sjiitisch) proberen het sektarisme soms aan te wakkeren voor eigen (geopolitiek) gewin, ten koste van elkaars macht en invloed. Organisaties als IS krijgen door het aangewakkerd sektarisme vaak juist extra aanhang en zijn dus bij oplaaiend sektarisme vaak ‘de lachende derde’. (Andersen, R (9 januari 2016). Vlammende haat en Koude Oorlog. De Volkskrant, Vonk. P. 12-13) 206 Neumann, P., R., (2015), p. 9 207 Neumann, P., R., (2015), p. 10 208 Neumann, P., R., (2015), p.10 en MercyCorps (April 2015). POLICY BRIEFFROM JORDAN TO JIHAD: THE LURE OF SYRIA’S VIOLENT EXTREMIST GROUPS, p. 7
44
uitroepen van het ‘kalifaat’ zorgde IS voor een nieuw motief voor jihadisten om naar Syrië te vertrekken. Het ‘kalifaat’ moet volgens de ideologie van IS beschermd en uitgebreid worden. Het ‘kalifaat’ moet letterlijk groter worden en het liefst zo groot mogelijk. Wereldwijde expansie is een van de belangrijkste zaken die IS propageert. Het voeren van oorlog om het ‘kalifaat’ te vergroten is een van de belangrijkste taken van de kalief, de leider van het ‘kalifaat’. Veel jihadisten voelden zich aangesproken door de oproep van het ‘kalifaat’ aan alle (soennitische) moslims ter wereld naar het ‘kalifaat’ te vertrekken. Zij vertrokken in de verwachting om het kalifaat te verdedigen en uit te breiden. Het geweld dat IS gebruikt is in de ogen van IS altijd ‘defensief’. Alleen al het bestaan van mensen die geen soennitische moslim zijn wordt gezien als een directe bedreiging. Geweld wordt gebruikt om het voortbestaan van de ‘Islamitische Staat’ te waarborgen.209 Op het moment van schrijven van dit profielwerkstuk bombardeert een internationale coalitie onder leiding van de VS IS al ruim een jaar. Ook Rusland bombardeert sinds de herfst van 2015 IS-doelen. IS heeft op het moment van schrijven nog een aanzienlijk gebied in Syrië en Irak in handen. Het lijkt er niet op dat de groepering binnen korte tijd op het slagveld volledig zal worden verslagen. Desalniettemin heeft IS in 2015 een aantal prominente nederlagen bij de grens tussen Turkije en Syrië geleden. De bombardementen en vooral ook de strijd op de grond van Koerdische strijders, soldaten van het Iraakse leger en soennitische en sjiitische milities lijken wel degelijk effect te hebben op IS. IS zal misschien niet snel definitief verslagen worden, maar een grote uitbreiding van het ‘kalifaat’ lijkt niet in het verschiet te liggen.210 De jihadisten die naar Syrië vetrokken in de verwachting dat zij het kalifaat zouden uitbreiden werden dus teleurgesteld. De ‘apocalyptische motivatie’ is ook een belangrijk onderdeel van de jihadistische ideologie. Dit is de overtuiging dat in de Syrische regio sprake is van een eindstrijd tussen goed en kwaad. Voornamelijk IS-gangers verwijzen hiervoor naar de Koran en naar uitspraken van de Profeet, die een armageddon tussen twee enorme legermachten – een islamitische en een ongelovige – in Syrië in het plaatsje Dabiq (tevens de naam van het glossy propagandatijdschrift van IS) zouden voorspellen. Een islamitische overwinning zou dan zorgen voor het begin van de ‘Apocalyps’, het ‘Einde der Tijden’. De jihadisten zien zichzelf als de vertegenwoordigers van het ‘goede’ islamitische leger en hopen en verwachten dat zij zullen overwinnen bij Dabiq en de ‘Apocalyps’ zullen ontketenen. Bij Dabiq heeft er nog geen dergelijke strijd plaatsgevonden en de ‘Apocalyps’ is nog niet ontketend. De jihadisten die de verachting hadden dat dit wel zou gaan gebeuren, zullen tot nu toe teleurgesteld zijn. Toch zal dit niet hebben geleid tot grote demotivatie van jihadisten met deze denkbeelden. In hun ogen zal het dan nog niet de juiste tijd zijn en zal het later in de toekomst nog gebeuren.211
209
Lewis McFate, J. (15 mei 2015). 'ISIS IS A STATE-BREAKER' — Here's the Islamic State's strategy for the rest of 2015. Geraadpleegd op 21 januari 2016. http://www.businessinsider.com/isisis-a-state-breaker--heres-the-islamic-states-strategy-for-the-rest-of-2015-2015-5?IR=T en Wood, G. (maart 2015). What ISIS Really Wants. The Atlantic. Geraadpleegd op 21 januari 2016. http://www.theatlantic.com/magazine/archive/2015/03/what-isis-really-wants/384980/ en Berger, M. (red.), 2015, p. 67-68 210 Fantz, A., (2 december 2015). Which nations are attacking ISIS? Geraadpleegd op 23 januari 2016, http://edition.cnn.com/2015/12/02/world/war-on-isis-whos-doing-what/ en Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (12 januari 2016). Leven bij ISIS, de mythe ontrafeld. P. 11-15. En Andersen, R (2016) 211 Berger, M. (red.), 2015, p. 81 en http://www.theatlantic.com/magazine/archive/2015/03/what-isisreally-wants/384980/ en Vreeken, R. (25 februari 2015). 'IS is geobsedeerd door de Apocalyps'.
45
Samen met de stichting van het kalifaat publiceerde IS in 2014 veroveringsplannen voor de (op dat moment) komende vijf jaar. Deze kaart zou laten zien hoe de wereld er uit zou zien als deze plannen werkelijkheid zouden worden.
Dagelijks leven Nederlandse interbrigadisten Vrijwel alle vrijwilligers hadden één ding gemeen: zij hadden geen oorlogservaring. Terugblikkend op zijn besluit om te gaan zegt de oud-Spanjestrijder Karel Neijssel: En ik geloof ook (…), dat je in werkelijkheid niet weet, wat je doet eigenlijk. Wel wat je doet, maar niet wat je te wachten staat. Onder dienst krijg je een opleiding, je leert schieten, maar je weet toch niet, wat de oorlog is, [die] hebben wij toch niet meegemaakt. Van de realiteit waarmee men in Spanje geconfronteerd zou worden, kon waarschijnlijk geen van de Nederlandse vrijwilligers zich een adequate voorstelling maken.212 Misschien ook omdat men zich geen voorstelling kon maken van het frontleven, kenden de vrijwilligers bij aankomst weinig twijfels over hun toetreding tot de Internationale Brigades. Het was voor hen een vanzelfsprekende zaak.213 Uit de interviews met G. Klatser en E. Van Eijk blijkt dat het voor Leo Klatser en Jan van Eijk een bewuste keuze was om te vertrekken naar Spanje. Toch ging dit gepaard met een zekere naïviteit. Eigenlijk wisten ze niet zo goed wat ze zouden moeten verwachten van het leven aan het front.214 Zoals al eerder genoemd is in dit hoofdstuk werden de Internationale Brigades gebruikt als stoottroepen. Zij vochten vaak in de zwaarste gevechten van de oorlog. Het dagelijks leven van de interbrigadisten vond dus vooral plaats aan het front. De Internationale Brigadisten telden veel gewonden en doden. Het percentage gesneuvelden wordt geschat op zeventien procent, het percentage gewonden op 63. Vijftig procent herstelde zich van de Volkskrant. Geraadpleegd op 23 januari 2016, http://www.volkskrant.nl/buitenland/-is-is-geobsedeerddoor-de-apocalyps~a3873450/ 212 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 69-70 213 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 73 214 Interviews met G. Klatser en E. Van Eijk (2015)
46
verwondingen, maar dertien procent werd als ‘onherstelbaar gewond’ aangemerkt. Het zegt wel iets over het ‘bedrijfsrisico’ van de gemiddelde interbrigadist.215 De brigadisten stonden voortdurend onder psychische en fysieke druk. Zij vochten onder moeilijke omstandigheden in een vreemd land. Zij spraken geen Spaans en de contacten met de Spaanse bevolking waren soms hartelijk, maar meestal oppervlakkig.216 Angst was een alledaags verschijnsel onder de vrijwilligers volgens de oud-Spanjestrijder Arie van Poelgeest: “Je hebt drie soorten mensen: één bibbert vóór de strijd, één bibbert tijdens de strijd en één bibbert na de strijd, maar bibberen doe je allemaal. Het ergste is, als je tijdens de strijd bibbert. Maar een voorzichtig mens bibbert vóór de strijd en een held bibbert na de strijd. Dus ik bibberde vóór de strijd. Nou ja, je weet…je kwam toch ergens voor.” 217 De interbrigadisten kregen in Spanje talrijke klappen te verwerken die hun moreel zwaar op de proef stelden. Desertie kwam regelmatig voor in de Internationale Brigades.218 Vooral rond grote veldslagen kwam het voor dat brigadisten deserteerden. Ook in het Nederlandse contingent was desertie een pijnlijk probleem. Volgens een schatting van een Nederlandse zaakgelastigde in de Republiek waren er tot eind 1938 50 à 75 Nederlandse interbrigadisten gedeserteerd. Deserteurs die aangaven dat zij niet naar Spanje waren gekomen om dienst te nemen in het leger, konden van hem een paspoort krijgen voor de terugreis naar Nederland. Veel vrijwilligers vertelden aan de zaakgelastigde dat zij naar Spanje waren gekomen in de verwachting daar werk te zullen krijgen.219 Veel vrijwilligers werden door hun sterke politieke overtuiging gestimuleerd om de strijd vol te houden. Desondanks deserteerden soms ook politiek bewuste vrijwilligers. Ook bij hen konden heimwee, oorlogsmoeheid of een zenuwinstorting een vroegtijdige terugkeer naar huis in hand werken. Jan van Eijk was getuige van zulke ‘slijtageverschijnselen’: “De eerste keer bij Teruel, toen waren we in niemandsland, daar waren loopgraven gemaakt door deserteurs. Want er waren bij ons ook deserteurs, niet omdat ze niet wilden vechten, maar die konden het niet verwerken, en die moesten dan voor straf in niemandsland in de nacht gaten maken, waar wij in konden. [Dat waren mensen van] Alle nationaliteiten, er waren zelfs Hollanders ook bij. De angst had die mensen te pakken gekregen, want als je zo om je heen iedereen dood ziet vallen, sommigen kunnen er wel tegen, anderen kunnen er niet tegen. Doordat je dag en nacht…in huizen sliep je niet meer, je sliep buiten, in loopgraven en dergelijke. Je had een band met iedereen en dan zag je die vallen. Sommige jongens konden dat niet verwerken.” 220 Zodat de soldaten gemotiveerd zouden blijven vechten, werd in elk legeronderdeel door ‘politiek commissarissen’ met scholing en propaganda duidelijk gemaakt waarvoor zij 215
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 78 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 95, 98-101 217 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 79 218 De straf voor desertie tijdens het gevecht was volgens de regels in het republikeinse leger het vuurpeloton. De Internationale Brigades vormden daarop geen uitzondering. Deze straf werd echter niet in alle gevallen toegepast. Het is onduidelijk of onder de slachtoffers ook Nederlanders waren. De straf voor desertie buiten de gevechten was lichter. Deserteurs werden ingezet als ‘zapadores’ (geniesoldaten) in een strafcompagnie, kregen gevangenisstraffen of belandden in een strafkamp (bij Albacete). Toch heeft men waarschijnlijk zoveel mogelijk geprobeerd soldaten na lichte straffen weer in te zetten aan het front of elders. (Dankaart, H., e.a., 1986, p. 88-94) 219 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 88-94 220 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 88-94 216
47
vochten. De politieke overtuiging van de interbrigadisten werd met een soort onderhoudsbeurt op spanning gehouden.221 Hierin werd vooral de nadruk gelegd op de strijd tegen het fascisme.222 In de zomer van 1937 kwam er een nieuwe verlofregeling, met als doel de oorlogsmoeheid van vele brigadisten te verminderen. Interbrigadisten die zes maanden aan het front waren geweest of zwaarwegende redenen hadden (zoals familieomstandigheden of een herhalingsoproep voor militaire dienst in Nederland), konden in aanmerking komen voor een verlofperiode in eigen land. Een aantal brigadisten is inderdaad ook teruggekeerd naar Spanje, maar velen grepen deze mogelijkheid aan om definitief afscheid te nemen van het front. 223 Er was ook een kern van vrijwilligers, die tot het bittere eind in Spanje bleef. Leo Klatser en Jan van Eijk224 hoorden bij deze groep van ‘volhouders’ die zolang mogelijk in Spanje verbleven. Of de vrijwilligers het volhielden in Spanje en terugkeerden naar het front, zal sterk hebben afgehangen van hun politieke en persoonlijke motivatie, van hun karakterstructuur en ook van de aanwezigheid van enkele kameraden op wie ze konden terugvallen.225 Nederlandse jihadisten Jihadisten die naar Syrië vertrekken hebben willens en wetens de keuze gemaakt om te gaan leven in een oorlogsgebied. De jihadisten, die zich aansluiten bij IS hebben grote verwachtingen van het leven in het ‘kalifaat’. Het ‘kalifaat’ zou volgens de propaganda van IS een perfecte islamitische staat zijn, waarin de islamitische wetgeving, de sharia, streng wordt gehandhaafd en waarin de omstandigheden zeer goed zijn. Veruit de meeste mensen die besluiten om naar IS in Syrië of Irak af te reizen, denken ook een reëel beeld te hebben van het leven dat ze te wachten staat. De werkelijkheid valt echter vaak tegen.226 Na aankomst worden IS-leden geacht hun leven letterlijk en figuurlijk te geven voor het voortbestaan van de ‘staat’. Door propaganda op internet te volgen en door contact met ISleden in Syrië weten de meeste uitreizigers voorafgaand aan hun reis dat IS dergelijke verwachtingen van ze heeft.227 Mannen, vrouwen en eventueel kinderen worden van elkaar gescheiden bij aankomst. Mannen moeten eerst trouw zweren aan ‘kalief’ Abu Bakr al-Baghdadi. Dit maakt hen IS-lid en verplicht hen om bevelen van IS op te volgen. Daarna volgen uitgebreide ondervragingen, 221
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 95 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 98-101 223 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 88-94. Door doden en gewonden, deserteurs en een ruim aantal brigadisten dat niet meer terugkeerde na hun verlofperiode namen de Internationale Brigades af met één derde (ongeveer 10.000 man). De lege plaatsen werden opgevuld door vrijwillige en dienstplichtige Spanjaarden en vormden vanaf begin 1938 de meerderheid in de brigades. 224 Jan van Eijk kreeg bij een gevecht in Teruel een schot door zijn linkerhand, waardoor deze gevoelloos werd en hij er geen geweer meer mee kon bedienen. Toch keerde Van Eijk terug naar het front met ‘dat rare handje’. Omdat hij daar als gewoon soldaat weinig kon doen, kreeg hij een taak als ordonnans bij de brigadestaf.( Dankaart, H., e.a., 1986, p. 94 en Interview met E. Van Eijk (2015)) 225 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 88-94 en Interviews met G. Klatser en E. Van Eijk (2015) 226 Neumann, P., R., (2015), p. 9 en AIVD (12 januari 2016), p. 5-11 227 AIVD (12 januari 2016), p. 5-11. 222
48
om te controleren of zij geen spionnen zijn. Ook krijgen mannen een opleiding, waarin het gedachtegoed van IS onderwezen wordt. Als een man definitief tot IS is toegelaten, krijgt een man een fysiek zware militaire training van enkele weken. Het nieuwe IS-lid kan zelf kiezen welke rol hij bij de groepering gaat vervullen. De meeste uitreizigers kunnen een keuze maken tussen het verrichten van ondersteunende taken, actief zijn als strijder of het plegen van een zelfmoordaanslag. Over het algemeen hebben de meeste uit Nederland uitgereisde mannen een voorkeur voor een leven als strijder. Voor hun diensten krijgen mannen van IS een klein salaris, om in de basisbehoeftes te voorzien. Wie strijdt, krijgt meer betaald dan wie een niet-militaire rol vervult.228 Veel gedeserteerde jihadisten vonden dat hun gevechtstaken niet voldeden aan hun verwachtingen. Zij verwachtten veel actie en wilden vechten als helden. Het leven van een IS-strijder bestaat echter voor een groot deel uit wachtlopen en het bewaken van checkpoints en andere locaties, niet bepaald de taken met de meeste actie. IS-strijders moeten wel altijd oproepbaar zijn voor de strijd. Als de nood aan de man is, moet iedereen meevechten. Van de een op de andere dag kan een militair leider of ‘emir’ zijn strijders opdragen naar een slagveld in Syrië of Irak te vertrekken. Dit maakt het bestaan voor de ISmannen erg onzeker. Als de groepering een dorp of gebied inneemt, is het niet ongewoon dat deze leden op bevel van IS executies, martelingen en verkrachtingen uit moeten voeren. Als dit tegen andere soennitische moslims gericht is, zullen veel strijders dit ervaren als geweld tegen de ‘verkeerden’.229 Er zijn maar weinig Europese strijders, die in de hiërarchie van jihadistische organisaties stijgen. Velen spreken het Arabisch niet of niet heel goed en hebben geen ervaring in het voeren van een oorlog. Het stijgen in de rangorde van de organisatie is daarom voor veel Europese jihadisten vrijwel onmogelijk. Sommige deserteurs voelden zich uitgebuit en gebruikt als ‘kanonnenvoer’.230 Vrouwen hebben bij jihadistische groeperingen hele andere taken dan mannen. Van vrouwen in IS-gebied wordt verwacht dat zij zich actief voor de groepering inzetten. Primair draait het hierbij om zo snel en zo veel mogelijk kinderen te krijgen. Vrouwen moeten hun zoons opvoeden tot IS-strijders. Dochters dienen op hun beurt met strijders te trouwen en met hetzelfde doel als hun moeder kinderen te krijgen. Ook hebben vrouwen de taak om propaganda te produceren en daarmee andere vrouwelijke uitreizigers, vaak familie of vriendinnen, te rekruteren. Veel uitgereisde vrouwen zouden graag met IS mee willen vechten, maar krijgen hier vooralsnog geen toestemming voor. Voor kinderen is het leven in het ‘kalifaat’ zwaar en traumatiserend. Zij kunnen moeilijk wennen aan hun nieuwe leefomgeving en worden regelmatig geconfronteerd met de dood van familieleden, bombardementen en publieke executies.231 228
AIVD (12 januari 2016), p. 5-11. Een voorbeeld van een niet-militaire functie die uitgereisde jihadisten bekleden, is die van agent voor de Hisba, de religieuze politie, die mensen op straat aanspreekt, beboet of arresteert als ze de regels van IS overtreden. Ook doen veel mannen volop aan rekrutering en het verspreiden van propaganda. 229 AIVD (12 januari 2016), p. 5-11 en Neumann, P., R., (2015), p. 11. Voor meer over de kijk van jihadisten op geweld tegen (soennitische) moslims, zie: Vervulling ideologisch-militaire doelstellingen 230 Leigh, K., (29 augustus 2014). For European Jihadi Fighters, a Raise in Profile – but No Promotion. Geraadpleegd op 28 december 2015. http://www.syriadeeply.org/articles/2014/08/6020/europeanjihadi-fighters-raise-profile-promotion/ en Neumann, P., R., (2015), p. 11 231 AIVD (12 januari 2016), p. 5-11. Er zijn op het moment van schrijven van dit van schrijven van dit profielwerkstuk ongeveer 70 Nederlandse kinderen in door jihadisten gecontroleerd gebied in Syrië en
49
Volgens de propaganda van IS is er voor elke uitreiziger een comfortabel huis beschikbaar in Syrië of Irak, met gratis gas en elektriciteit. De beschikbare huizen, die veelal door gevluchte Syriërs of Irakezen zijn achtergelaten, verkeren echter vaak in slechte staat. Ook worden gezinnen regelmatig gedwongen te verhuizen om plaats te maken voor IS-leden met een prominentere positie. Vaak verblijven meerdere gezinnen met jonge kinderen in één huis. Huizen in door IS gecontroleerd gebied hebben over het algemeen maar een paar uur per dag toegang tot elektriciteit.232 In verschillende propagandavideo’s schept IS op over de gezondheidszorg die de groepering zegt te kunnen bieden aan de inwoners van het kalifaat. Alle bewoners van IS-gebied kunnen, tegen betaling, gebruik maken van artsen en ziekenhuizen, maar de kwaliteit van de gezondheidszorg is uitermate slecht. De hygiëne in de ziekenhuizen laat te wensen over en is er een sterk tekort aan medicijnen, medische apparatuur en gekwalificeerd medisch personeel. Vrouwen mogen volgens de regels van IS alleen door vrouwelijke artsen en verpleegkundigen geholpen worden, waar een groot tekort aan is. Bevallingen in IS-gebied zijn over het algemeen dan ook levensgevaarlijk voor moeder en kind. Vooral als er complicaties ontstaan bij de geboorte, ontbreekt het aan de juiste kennis of middelen om een goede afloop te kunnen garanderen.233 Door de bombardementen en militaire nederlagen die IS in 2015 heeft geleden, wordt het steeds moeilijker voor de groepering om mensen en middelen van en naar verschillende delen van IS-gebied te vervoeren. Deze ontwikkeling heeft grote gevolgen. In Raqqah, de officieuze hoofdstad van IS in Syrië, zijn de prijzen van levensmiddelen verdubbeld. Ook lukt het IS niet om strijders hetzelfde salaris te blijven betalen, wat leidt tot verdere onrust en ontevredenheid onder de leden van de organisatie. Velen vinden het daarnaast erg zwaar te moeten leven in een oorlogsgebied, met grote angst voor bombardementen. 234 Veel uitreizigers vertrekken naar Syrië met hoge verwachtingen, die voortkomen uit de propaganda van jihadistische organisaties. Hun verwachtingen over het dagelijks leven in Syrië lijkt echter maar weinig overeen te komen met de werkelijkheid.
Interne spanningen Nederlandse interbrigadisten De interbrigadisten hielden zich vooral bezig met de internationale context van de oorlog. De binnenlandse politiek van Spanje was voor de meeste interbrigadisten een netelig onderwerp en voor hen vaak minder interessant dan de buitenlandse politiek, waaraan zij immers hun motieven ontleenden om naar Spanje te gaan. Aan het front waren de interne republikeinse tegenstellingen ook minder voelbaar dan in het achterland. Karel Neijssel zegt hierover het volgende: “Van die politieke situatie kon je je eigenlijk geen voorstelling maken. Je was naar Spanje gegaan en je wist, dat daar het volk bedreigd werd en dat de fascisten probeerden Irak, waarvan veruit de meesten bij IS. Ongeveer een derde is daar geboren en twee derde is door één of beide ouders meegenomen. Het daadwerkelijke aantal in Syrië of Irak geboren kinderen ligt waarschijnlijk hoger, omdat dit zeer moeilijk te verifiëren is. 232 AIVD (12 januari 2016), p. 5-11. 233 AIVD (12 januari 2016), p. 5-11. 234 AIVD (12 januari 2016), p. 5-11.
50
het Spaanse volk te onderdrukken. Nou, daar vocht je tegen. Maar die politieke verhoudingen, dat werd wel summier uitgelegd, maar dat interesseerde me eigenlijk niet zoveel. Nee, op dat moment niet. (…) Dáár dacht je niet aan. (…) Er was oorlog, dus winnen of verliezen. En al die politieke verhoudingen…” 235 Binnen het republikeinse kamp bestonden grote interne spanningen tussen verschillende groepen. In de Internationale Brigades kwamen dan ook onvermijdelijk de grote politieke spanningen in het republikeinse kamp ter sprake. De belangrijkste is het conflict tussen de anarchisten en de politieke partij de POUM (Partido Obrero de Unificación Marxista), die allebei eigen milities hadden, aan de ene kant en de communistische republikeinen aan de andere kant. De anarchisten en de POUM groepen werden gezien als groepen die radicaler waren dan de communisten en die te veel eigen zelfstandigheid wilden, ten koste van de eenheid van het republikeinse front. De Nederlandse vrijwilligers kregen hierover informatie vanuit een communistische visie, vaak zonder enige nuancering.236 Er waren grote spanningen tussen de anarchisten en de Internationale Brigades. Het is bekend dat niet elke politieke groepering in Spanje enthousiast was over de komst van de buitenlandse vrijwilligers. Bij de leiding van de Internationale Brigades bestond een groot wantrouwen jegens anarchistische milities en men sloot gewapende confrontaties niet uit. De interbrigadisten werden in gebieden met een sterke anarchistische traditie soms niet al te vriendelijk ontvangen. De bevolking daar gedroeg zich soms vijandig, wantrouwend of afstandelijk. Ook gingen er verhalen rond dat anarchisten wel eens zouden hebben geschoten op interbrigadisten.237 De POUM was een anti-stalinistische partij en de leiding bestond voornamelijk uit excommunisten die regelmatig de Sovjet-Unie bekritiseerden. Vooral tegen de POUM werden grove beschuldigingen geuit door (door de Sovjet-Unie gesteunde en geleide) communisten in Spanje. De POUM zou ‘trotskistisch’ zijn en daarmee Trotski, een politieke tegenstander van Stalin, de leider van de Sovjet-Unie, steunen. Tegen de POUM werden grove beschuldigingen geuit door veel Spaanse communisten. De POUM zou contacten met de vijand onderhouden en spionage voor hen uitvoeren. Ook zouden POUM-soldaten interbrigadisten hebben vermoord. De POUM zou zelfs een dekmantel zijn voor een fascistische organisatie.238 In mei 1937 braken in Barcelona straatgevechten uit tussen anarchisten en de POUM aan de ene kant en Spaanse communisten aan de andere kant. Deze gevechten door de communisten als ‘putsch’ van de POUM en de anarchisten werd afgeschilderd.239 Het is hoogst onwaarschijnlijk dat volledige eenheden van de Internationale Brigades hebben deelgenomen aan de gevechten in Barcelona in mei 1937 (‘de burgeroorlog binnen de burgeroorlog’), maar het is niet onmogelijk dat er kleinere groepen vrijwilligers uit de 235
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 104-106 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 101-104 237 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 106-110 238 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 101-104 239 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 101-104. De gevechten, die vijf dagen duurden en honderden doden kostten, kunnen echter onmogelijk worden teruggebracht tot een simpele machtsgreep van één partij. De gevechten waren het gevolg van een maandenlange strijd tussen enerzijds de anarchistische beweging en de POUM en anderzijds de voorstanders van een sterke greep op de overheid op het openbare leven. Bij deze voorstanders liepen de communisten voorop. 236
51
Brigades van het front zijn gehaald en in Barcelona zijn ingezet. Waarschijnlijk heeft ook een klein aantal Nederlandse interbrigadisten uit de XIde Brigade deelgenomen aan de strijd in Barcelona. Het is opvallend, dat enkele commandanten van de XIde Brigade kennelijk bereid waren hun mensen in te zetten tegen anarchisten en ‘trotskisten’. Men koos daarvoor waarschijnlijk politiek betrouwbare vrijwilligers uit. Communisten waren bereid om de POUM en de anarchisten, zo nodig zelfs met het geweer, op andere gedachten te brengen. Het tekent de politieke tegenstellingen tussen de communisten en de andere twee stromingen.240 In juni 1937 werd de POUM verboden en werden velen leden gearresteerd. Dit gebeurde mede op initiatief van de Sovjet geheime dienst, de NKVD. Ook werd een groot aantal ‘oncontroleerbare’ anarchisten opgepakt. Pas in oktober 1938 werden de beschuldigingen tegen de POUM ontkracht.241 De gevechten in Barcelona legden de verdeeldheid in het republikeinse kamp pijnlijk bloot. Voor veel Nederlandse interbrigadisten zal het onderling vechten van de republikeinen onbegrijpelijk zijn geweest. Terwijl de brigadisten aan het front hun leven in de waagschaal stelden, stond men elkaar in de achterhoede letterlijk naar het leven. De oorlog in Spanje bleek geen duidelijke strijd te zijn tussen het communisme en het fascisme. Wel zullen veel interbrigadisten het erover eens zijn geweest dat het geweld tegen de POUM en de anarchisten gerechtvaardigd zal zijn geweest, niet in het minst vanwege de vele propaganda vanuit communistisch perspectief, die zij te horen kregen van de ‘politiek commissarissen’ in de Brigades. Arie van Poelgeest: “(…) Als je een oorlog wilt, moet je hem voeren, met alles wat daarbij komt. Daar ben je nou eenmaal onderhevig aan. En als je zoiets [de gevechten in Barcelona] wilt organiseren, is dat gewoon een tegenrevolutie.” 242 Binnen de Internationale Brigades zelf bestonden ook grote interne spanningen. In de Internationale Brigades heerste namelijk een probleem. Zoals een ‘goede’ politieke overtuiging werd gezien als garantie voor een goede discipline, werd er in het geval van ongedisciplineerd gedrag soms te snel aan een ‘verkeerde’ politieke overtuiging gedacht. De angst voor verraad in eigen gelederen hield alle politieke partijen in Spanje, maar vooral de communisten, bezig. Interbrigadisten moesten waakzaam zijn tegen de ‘fascistische spionage’ van anarchisten en ‘trotskisten’. Binnen de brigades leek het wantrouwen zich niet zozeer te richten tegen pure ‘trotskisten’ en anarchisten, waarschijnlijk ging het eerder om ongedisciplineerd gedrag of een kritische houding van manschappen en om competentieverschillen tussen officieren, die politiek vertaald werden. Men zocht er ‘trotskisme’ of een andere ernstige afwijking achter en de straf kon dan zwaarder uitvallen.243 Na de slag bij Brunete in juli 1937 werd de paranoia binnen de Internationale Brigades, terwijl er een heksenjacht gaande was op ‘trotskisten’, bijna ongelooflijk. Elke blunder werd toegeschreven aan opzettelijke sabotage. Ondertussen verslechterde het moreel binnen de brigades aanzienlijk. Onder leiding van de beruchte NKVD-commandant Aleksandr Orlov zetten de Russen in Spanje een netwerk van kampen en gevangenissen op, met Spaanse communisten als bewakers, waarin kritische of ‘defaitistische’ interbrigadisten of dissidente Spanjaarden werden opgesloten. Naar schatting zijn er in deze miniatuur-Goelag zo’n
240
Dankaart, H., e.a., 1986, p. 106-110 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 101-104 242 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 106-110 243 Dankaart, H., e.a., 1986, p. 113-117 241
52
drieduizend mensen geëxecuteerd.244 De Internationale Brigades zetten ook een eigen ‘concentratiekamp’ op, genaamd Kamp Lukács. Minstens 4000 mannen werden hiernaartoe gestuurd in de loop van drie maanden vanaf één augustus.245 Voor veel Nederlandse interbrigadisten zullen de interne spanningen, binnen het republikeinse kamp en binnen de brigades zelf, zeer demotiverend zijn geweest en niet hebben gecorrespondeerd met hun verwachtingen van een strijd tussen het gesloten front van communisten tegenover de fascisten. Nederlandse jihadisten Binnen veel jihadistische organisaties bestaan grote interne spanningen. De Syriërs binnen de organisatie en de buitenlandse strijders kunnen niet altijd even goed met elkaar overweg. Er zijn bijvoorbeeld verschillen tussen de Syrische strijders en de buitenlanders als het gaat om sociale normen en waarden, hoe de islam moet worden gepraktiseerd en wat voor soort straffen er gegeven moeten worden bij overtredingen hiervan. Syrische strijders zijn vaak niet betrokken bij bepaalde geweldsdelicten. Er zijn bijna geen Syrische zelfmoordterroristen en ze lijken ook niet vaak betrokken bij de meest gruwelijke daden, zoals onthoofdingen. Syriërs voelen zich niet op hun gemak bij dit soort gebruiken, waarvan zij geloven dat het geen basis heeft in de eigen cultuur en geschiedenis. Al deze zaken maken de buitenlandse strijders onder de Syrische bevolking niet erg populair.246 In de rangen van IS neemt daarnaast de paranoia onderling toe. De leiding van de groep heeft een obsessie met het vinden van ‘spionnen’ en ‘verraders’ en daar gaat dan ook veel aandacht naar uit. Volgens sommige deserteurs neemt dit zoveel aandacht in beslag dat de eigenlijke doelen van de organisatie, zoals het uitbreiden van het ‘kalifaat’ op de achtergrond raken.247 IS is bang dat bewoners het ‘kalifaat’ uit angst voor de luchtaanvallen en uit ontevredenheid over militaire en financiële tegenvallers massaal willen gaan verlaten. Massadesertie zou voor IS voor aanzienlijke imagoschade zorgen, aangezien bij de groepering de plicht voor soennitische moslims om zich te vestigen in IS-gebied centraal staat. Daarom maakt IS het leden steeds moeilijker om te vertrekken uit Syrië of Irak. Zelfs voor een tijdelijk bezoek aan Turkije is toestemming van IS nodig. Het wordt nu steeds moeilijker om goedkeuring te krijgen om het gebied tijdelijk te verlaten, doordat sommige leden de groepering de rug toekeerden, terwijl ze slechts toestemming van IS hadden om het gebied te verlaten voor bijvoorbeeld medische redenen. Vrouwen die complicaties bij een bevalling verwachten, krijgen ondertussen geen toestemming meer om een ziekenhuis buiten IS-gebied te bezoeken. Sinds december 2014 is het in sommige delen van IS-gebied zelfs verplicht om te allen tijde een door de religieuze politie uitgegeven identiteitskaart te dragen. Zonder 244
Hartmans, R., (7 juli 2006). Misbruikt idealisme. Essay: de Spaanse Burgeroorlog en de Komintern. Geraadpleegd op 16 januari 2016, http://www.groene.nl/artikel/misbruikt-idealisme 245 Beevor, A. (2006). The battle for Spain: the Spanish civil war 1936-1939. London: Phoenix, p. 320321. Volgens Dankaart (1986, p. 116-117) is er onder de Nederlandse interbrigadisten één geval van politieke disciplinering bekend. In oktober 1937 werd Jef Last, die in de zomer was overgeplaatst van de een Spaans legeronderdeel naar de XI Brigade, ervan beschuldigd contacten te hebben gehad met de POUM in verband met de ‘putsch’ in Barcelona. Het was waarschijnlijk een poging om Last onschadelijk te maken. Hij bleek echter over een goed alibi te beschikken en kon de beschuldigingen weerleggen. Verdere informatie over het aantal Nederlanders, dat in een kamp voor dissidenten terecht is gekomen, is bij de auteurs onbekend. 246 http://www.syriadeeply.org/articles/2014/08/6020/european-jihadi-fighters-raise-profile-promotion/ 247 Neumann, P., R., (2015), p. 12-13
53
identiteitskaart kunnen bewoners van dit gebied niet met de bus reizen of grensposten passeren.248 Binnen IS neemt ook de vrees toe dat vijandelijke overheden of strijdgroepen de groepering proberen te infiltreren. Uit angst voor gerichte luchtaanvallen op belangrijke locaties of personen wil IS, voorkomen dat externe partijen voor hen nuttige informatie vergaren. IS is bang dat kwaadwillenden bewust inlichtingen wegsluizen, die voor de groepering schadelijk zijn, maar ook vrezen zij dat bewoners onbedoeld bijvoorbeeld locatiegegevens prijsgeven.249 Het groeiende wantrouwen van de IS-leiding draagt bij aan het ontstaan van een angstcultuur binnen de organisatie. De zorg voor de ‘interne veiligheid’ heeft als gevolg dat het veiligheidsapparaat een steeds belangrijkere rol krijgt in Syrië en Irak. Veiligheidspersoneel van IS doet veel onderzoek naar vermeende spionnen en deserteurs. Informatie wordt onder andere verzameld door verdachten te verhoren of martelen. Als er dan volgens een sharia-rechtbank voldoende ‘bewijs’ is verzameld voor spionage of plannen voor desertie, wordt de verdachte persoon ter dood veroordeeld. IS probeert steeds meer informatie te verzamelen over de bewoners van het door de groepering bezette gebied, om eventuele spionnen en deserteurs te kunnen arresteren. Ook wil IS de communicatie van de eigen leden en burgers met personen buiten het eigen gebied controleren. In Raqqah is het sinds juli 2015 niet meer toegestaan om gebruik te maken van draadloos internet. Internetten kan alleen in goedgekeurde internetcafés. Hier wordt zorgvuldig bijgehouden wie welke sites bezoekt. Iedereen die een van de IS-leiding afwijkende mening uitdraagt wordt door IS-leden terecht gewezen. Veiligheidsfunctionarissen van IS gaan actief opzoek naar personen die het ‘kalifaat’ openlijk bekritiseren. Als iemand de intentie heeft om het IS-gebied te verlaten, is het dan ook zeer gevaarlijk om anderen hierover in vertrouwen te nemen.250 De IS-leiding lijkt zich steeds meer te ontwikkelen tot een totalitair regime. Het is de vraag in hoeverre de angstcultuur binnen IS de groepering op de langere termijn parten gaat spelen. Er zijn nu al steeds meer signalen dat sommige IS-strijders ontevreden zijn en het kalifaat zelfs willen ontvluchten. Als IS de komende tijd vaker te maken krijgt met aansprekende nederlagen, neemt de interne druk waarschijnlijk verder toe. IS doet er alles aan om negatieve signalen over het tegenvallende leven in het ‘kalifaat’ in de kiem te smoren. Vooral de jihadisten, die niet uit Syrië zelf komen, worden onder druk gezet om een positief beeld van het leven in Syrië te geven. Klachten over de slechte leefomstandigheden bereiken slechts zeer zelden jihadistische kringen in Nederland. Het is te gevaarlijk om IS af te vallen in het huidige angstklimaat. Bovendien bestaat er een grote kans dat negatieve verhalen door IS-aanhangers worden weggezet als ‘westerse propaganda’. Het feit dat deze signalen de Nederlandse jihadisten niet bereiken is een van de redenen dat er nog elke maand jihadisten uit Nederland naar IS-gebied proberen uit te reizen.251 Als het deserteurs al lukt om het gebied van IS te ontvluchten, wacht hen andere obstakels. Getraumatiseerd door het leven in het ‘kalifaat’ is het voor hen zeer moeilijk om een ‘normaal’ leven op te kunnen bouwen in het thuisland. In dat land is er vaak angst dat zij een 248
AIVD (12 januari 2016), p. 11-15 AIVD (12 januari 2016), p. 11-15 250 AIVD (12 januari 2016), p. 11-15 251 AIVD (12 januari 2016), p. 11-15 249
54
bedreiging vormen voor de samenleving en bestaat er veel scepsis over hun motieven om terug te keren. Bovendien wacht hen strafrechtelijke vervolging in de landen waar zij vandaan komen. 252 Bij beide groepen werden de ideologisch-militaire doelen niet gehaald. De verwachtingen die zij hierover hadden op het moment dat zij uit Nederland vertrokken, kwamen dus niet uit. De Nederlanders die als oorlogsvrijwilligers naar Spanje vertrokken, hadden maar weinig verwachtingen van het dagelijks leven aan het front. Sommigen raakten oorlogsmoe en deserteerden. Misschien viel het leven aan het front hen veel zwaarder dan gedacht. Anderen bleven tot het bittere eind. Het dagelijks leven voor de jihadisten in Syrië bleek voor velen in schril contrast te staan met de verwachtingen die in propaganda werden gewekt. Grote interne spanningen waarmee zowel de interbrigadisten als de jihadisten respectievelijk in Spanje en Syrië te maken kregen, toonden hen dat de organisaties, waarbij zij zich aansloten, niet de eenheid vormden die zij hadden verwacht. In theorie zou het voor de jihadisten tegenwoordig mogelijk moeten zijn om een beter beeld te krijgen van de situatie in Syrië. Met het internet en sociale media is er tegenwoordig een mogelijkheid om bijna ‘live’ de situatie in Syrië te volgen vanuit verschillende oogpunten. Ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog bestonden deze mogelijkheden niet en konden de communisten niet in dezelfde hoeveelheid en snelheid informatie krijgen over de situatie in Spanje. De jihadisten zouden beter moeten kunnen weten, dat hun verwachtingen van Syrië niet uit zullen komen. Waarom jihadisten toch nog steeds naar Syrië vertrekken is te verklaren uit het gegeven dat zij alle negatieve verhalen over het leven in Syrië, of ze nou komen van de traditionele media of van gedeserteerde jihadisten, beschouwen als Westerse propaganda.
252
AIVD (12 januari 2016), p. 11-15 en Neumann, P., R., (2015), p. 12-13. Voor meer informatie over de strafrechtelijke vervolging in Nederland, zie: Hoofdstuk 3: Nederlandse wet- en regelgeving
55
Conclusie De hoofdvraag van dit PWS was: in hoeverre kunnen de Nederlandse communisten die naar Spanje vertrokken ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog, vergeleken worden met de huidige Nederlandse jihadisten die naar Syrië vertrekken? Om antwoord te kunnen geven werd er gebruik gemaakt van vier deelvragen. In hoofdstuk één werden de wereldbeelden van het communisme en het jihadisme behandeld. De ideologieën hebben overeenkomsten maar er zijn ook veel verschillen. Het communisme en jihadisme zijn totalitaire ideologieën waarbij het dagelijks leven gecontroleerd en beheerst wordt. Beide wijzen ook democratie af en vinden een revolutie met geweld noodzakelijk. Naast deze overeenkomsten zijn er ook verschillen. Het jihadisme is gebaseerd op de islam terwijl het communisme religie juist verbiedt. Volgens het jihadisme is de strijd klaar als het kalifaat gesticht is. Dan kan men in rust volgens de Sharia leven. Dit is anders bij het communisme, deze ideologie gaat uit van een constante revolutionaire mentaliteit. De revolutie stopt nooit. In het tweede hoofdstuk werd er een verband gezocht tussen de sociaaleconomische achtergrond van Nederlandse brigadisten en Nederlandse jihadisten en hun ontvankelijkheid voor het communisme en jihadisme. De brigadisten bleken over het algemeen iets ouder te zijn dan de jihadisten. Beide groepen kwamen/komen uit de lagere klasse uit de Randstad. Opvallend was dat bij beiden relatief veel mannen werkloos waren of zijn, maar dat jihadisten over het algemeen hoger opgeleid zijn. Voor de brigadisten en de jihadisten gold en geldt het gevoel van onrechtvaardigheid en uitsluiting van hen als groep. De sociaaleconomische status speelt bij zowel de brigadisten als de jihadisten een rol in de ontvankelijkheid voor de ideologie. Wanneer leefomstandigheden voor jong volwassenen niet ideaal zijn en er is een leer die een route geeft om te daaraan te ontsnappen, dan stijgt de kans dat iemand vatbaar wordt voor de ideologie. In het derde hoofdstuk is er gekeken naar welke wet- en regelgeving er rond het vertrek naar respectievelijk Spanje en Syrië en de terugkomst naar Nederland er bij beide groepen bestond en bestaat. Bij beide groepen is er een angst voor een dreiging, die van de Spanjestrijders en jihadisten uit zou gaan als zij zouden terugkeren naar Nederland. Hoewel de angst voor dreiging voor de communisten niet gebagatelliseerd moet worden, lijkt de angst voor de dreiging van de jihadisten bij de overheid groter, aangezien er reële kansen op aanslagen zijn in Nederland en in andere landen ook daadwerkelijk aanslagen gepleegd zijn door teruggekeerde Syrië-gangers. Bij beide groepen is de reactie van de overheid op het uitreizen van de twee groepen hoofdzakelijk repressief. Strafrechtelijke vervolging en bestuurlijke maatregelen werden gebruikt om het ‘uitreizen’ naar Spanje of Syrië te voorkomen. Bij beide groepen zorgden de maatregelen er echter niet voor dat alle uitreizen voorkomen werden. Bij terugkomst kregen beide groepen te maken met verschillende maatregelen. De Spanje-strijders raakten hun Nederlanderschap kwijt en werden stateloos. De jihadisten kunnen wel hun Nederlanderschap verliezen, maar ze kunnen nooit stateloos worden. Een ander verschil is dat bij de jihadisten de strafrechtelijke vervolging vooral betrekking heeft op de strafbare feiten die in Syrië gepleegd zijn. Bij de communisten werd er door de overheid vrijwel geen aandacht besteed aan wat zij als interbrigadisten in Spanje precies gedaan hadden. In het vierde hoofdstuk kwam aan bod in hoeverre de verwachtingen van beide groepen overeen kwamen over respectievelijk Spanje en Syrië met de door hen ondervonden 56
werkelijkheid in deze gebieden. Het is gebleken dat de belangrijkste verwachtingen, die zij hadden, niet overeen kwamen met de door hen ondervonden werkelijkheid aldaar. Beide groepen haalden hun ideologisch-militaire doelen niet. De Spanjestrijders hadden bij hun vertrek maar weinig verwachtingen over het dagelijks leven aan het front. Voor sommigen viel dit leven blijkbaar toch tegen en zij deserteerden. Anderen bleven wel in Spanje tot het bittere eind. De verwachtingen van de jihadisten over het dagelijks leven in Syrië bleken niet overeen te komen met de werkelijkheid daar. Beide groepen kwamen niet terecht in een eenheid, zoals zij hadden verwacht, maar in partijen met grote interne spanningen. Samenvattend kan worden gesteld dat er wel een vergelijking gemaakt kan worden tussen de Nederlandse communisten, die naar Spanje vertrokken ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog, en de huidige Nederlandse jihadisten die naar Syrië vertrekken. Deze vergelijking betreft het wereldbeeld dat achter het communisme en het jihadisme schuil gaat; de sociaal-economische status en ontvankelijkheid voor een ideologie; de Nederlandse weten regelgeving; en het waarmaken van de verwachtingen. Op het eerste gezicht lijken de twee groepen veel gemeen te hebben zoals motivatie en radicale opvattingen. Uit dit profielwerkstuk is gebleken dat er, naast overeenkomsten, wel degelijk verschillen tussen de Nederlandse brigadisten en Nederlandse jihadisten zijn.
57
Discussie Dit onderzoek heeft een aantal opmerkelijke resultaten opgeleverd. Wij zijn ons bewust geworden van de complexiteit en actualiteit van de vergelijking tussen Nederlandse brigadisten en Nederlandse jihadisten. Het onderwerp was leerzaam voor ons omdat we door het bestuderen van de geschiedenis meer begrip hebben gekregen van de actualiteit. Als wij het onderzoek opnieuw zouden doen, zouden wij eerder beginnen en meer interviews afnemen. Uiteindelijk is het door een goede planning goed gekomen, maar in het begin van het hele proces hadden wij meer kunnen doen. Daarnaast was het afnemen van interviews met mevrouw Klatser en mevrouw van Eijk heel interessant maar achterafgezien was het beter geweest als we de interviews later in het proces hadden afgenomen. Dan hadden wij na een theoretische oriëntatie meer verdiepende vragen kunnen stellen. Sommige deelvragen waren heel breed waardoor nog steeds een keuze moest worden gemaakt in focus. Nog specifiekere deelvragen hadden dit misschien kunnen voorkomen. Tegelijkertijd is het onderwerp heel groot en complex, dus door de keuze van het onderwerp, een vergelijking tussen de interbrigadisten en jihadisten, is de complexiteit ook niet helemaal te verkomen. Wel hebben we er voor gekozen om bepaalde onderwerpen niet uit te werken zoals de Sharia wetgeving en de Marxistische dialectiek. Voor een mogelijk vervolgonderzoek zijn er nog veel onderwerpen die verder uitgelicht kunnen worden. Het jihadisme staat dagelijks in de krant. In een vervolgonderzoek zou de publieke opinie meer onderzocht kunnen worden. Wij hebben met opzet de keuze gemaakt om geen jihadisten of ouders van jihadisten te interviewen. Het onderwerp is daarvoor nog te actueel. Jihadisten en hun ouders zouden bepaalde belangen kunnen hebben en daardoor niet de waarheid kunnen spreken. De teruggekomen jihadisten zouden bijvoorbeeld kunnen beweren dat zij nu vinden dat de strijd in Syrië niet goed is en dat zij geen jihadistische denkbeelden meer hebben, om strafrechtelijke vervolging te voorkomen. Ouders hebben nu nog een te emotionele band met het onderwerp. Over een aantal jaar, als het jihadisme minder actueel is, zouden interviews met voormalig jihadisten, ouders en nabestaanden wel relevant kunnen zijn.
58
Bronnenlijst Abraham Lincoln Archives, (2008). African Americans in the Spanish Civil War. Geraadpleegd op 20 januari 2016, http://www.alba-valb.org/resources/lessons/african-americans-in-the-spanish-civil-war Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (12 januari 2016). Leven bij ISIS, de mythe ontrafeld. Andersen, R (9 januari 2016). Vlammende haat en Koude Oorlog. Volkskrant, Vonk. P. 12-13 Bakkenes, B., ‘De joodse strijd tegen de nazi’s in de Spaanse Burgeroorlog. Een hoofdstuk in de geschiedenis van de Internationale Brigade’, De Anti Fascist. Februari 2006, p. 13 Beevor, A., (2006). The Battle for Spain: The Spanish Civil War 1936-1939, Londen: Phoenix Berger, M., (2014). Nederlanders en de heilige strijd – conclusies, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, 6, p. 26-32 Berger, M. (red.), (2015). Nederlanders in de heilige oorlog: zoeaven, brigadisten en jihadisten, Den Haag: Boom Juridische uitgevers Berger, M., Rademakers, M., (2015). Allahoe Akbar!, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, 6, p. 5-25. Bijwaard, M., (14 februari 2014), Geschiedenis van de Volkenbond. Geraadpleegd op 23 december 2015, http://www.isgeschiedenis.nl/toen/geschiedenis-van-de-volkenbond/ Bos, M., (2008). De inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan. Historisch Nieuwsblad. Geraadpleegd op 21 januari 2016 http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/7007/de-inval-van-de-sovjet-unie-inafghanistan.html Brown, A., (2009). De opkomst en ondergang van het communisme. Houten: Spectrum Dankaart, H., Flinterman J-J., Groot, F., Vuurmans, R., (1986). De oorlog begon in Spanje: Nederlanders in de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939, Amsterdam: Gennep B.V. Digitaal platform oud-Spanje strijders, (2014). Stand van zaken, augustus 2015. Geraadpleegd op 7 januari 2016, https://dps3639.wordpress.com/2015/08/10/stand-van-zaken-augustus-2015/ Doosje, B., Loseman, A., Bos, K. van den, (2013). Determinants of radicalization of islamic youth in the Netherlands: Personal uncertaint, perceived injustice, and perceived group treat, Journal of Social Issues, 3, p. 586-604 Eerste Kamer der Staten-Generaal (11 december 2015). Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven. Nadere memorie van antwoord. Geraadpleegd op 2 januari 2016, https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20151211/nadere_memorie_van_antwoord/doc ument3/f=/vjzritfddiza.pdf Eerste Kamer der Staten-Generaal (z.d.). Verruiming mogelijkheden ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven. Geraadpleegd op 30 december 2015. https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/34016_verruiming_mogelijkheden
59
Europa Nu (z.d.). Burgeroorlog in Syrië. Geraadpleegd op 9 januari 2016, http://www.europa-nu.nl/id/vip3ic6okipx/burgeroorlog_in_syrie European Commission, (2008). Radicalisation processes leading to acts of terrorism. Geraadpleegd op 13 december 2015, http://www.clingendael.nl/sites/default/files/20080500_cscp_report_vries.pdf Fantz, A., (2 december 2015). Which nations are attacking ISIS? Geraadpleegd op 23 januari 2016, http://edition.cnn.com/2015/12/02/world/war-on-isis-whos-doing-what/ Fleck,D. Bothe M., Dörmann, K, e.a., (2013). The Handbook of International Humanitarian Law. Third Edition. Geraadpleegd op 2 januari 2016, https://books.google.nl/books?id=BTFrAAAAQBAJ&pg=PA653&lpg=PA653&dq=internati onal+humanitarian+law+war+crimes+syria&source=bl&ots=YARNYLgQIC&sig=7Pc8Vm1 Kr6wJqonqw7X32sJmtBQ&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwjlh7O89orKAhUCDw8KHX52AlQ Q6AEIWTAH#v=onepage&q=syria&f=false Freeden, M., (2003). Ideology, a very short introduction. Cornwall: TJ International Ltd Graaf, B. de, (2014). Anton de Kom-lezing De vlam van het verzet. Nederlandse strijders in het buitenland, vroeger en nu. Geraadpleegd op 27 december 2015, http://www.republiekallochtonie.nl/de-vlam-van-het-verzet-nederlandse-strijders-in-hetbuitenland-vroeger-en-nu Griffioen, P., Habold, E., e.a., (1992). En gij…Wat deed gij voor Spanje?: Nederlanders en de Spanje Burgeroorlog 1936-1939, Amsterdam: Verzetsmuseum Groen, J., (11 december 2015), Rechter pakt alle ruimte tegen terreur. Volkskrant, voorpagina Halverson, J., Goodall, H., Jr., Corman, S., (2011)., Master Narratives of Islamist Extremism. New York: Palgrave Macmillan Hartmans, R., (2006). Misbruikt idealisme: de Spaanse Burgeroorlog en de Komintern. De Groene Amsterdammer. Geraadpleegd op 16 januari 2016, http://www.groene.nl/artikel/misbruikt-idealisme History.com Staff (2009). FRANCISCO FRANCO. Geraadpleegd op 7 januari 2016, http://www.history.com/topics/francisco-franco Interview met Elly van Eijk over haar vader Jan van Eijk, Bijlage 2 B. Interview met Giny Klatser over haar echtgenoot Leo Klatser, Bijlage 2 A. Irish, J., Dalgleish J., (10 november 2015). France says foiled Islamist attack on navy personnel. Geraadpleegd op 31 december 2015, http://www.reuters.com/article/us-france-islamist-arrestidUSKCN0SZ2Y320151110?feedType=RSS&feedName=worldNews#xslEqlxRxBEQl28i. 97 Jackson, M.W. (1994). Fallen Sparrows: the international Brigades in the Spanish Civil War. Philadelphia: The American Philosophical Society Koning, M. de, Becker, C., Roex, I., Aarns, P. (2014). Eilanden in een zee van ongeloof: het verzet van acivistische Da’wa-netwerken in België, Nederland en Duitsland. Radboud Universiteit Nijmegen, Universiteit van Amsterdam, IMES Report Series. Koolen, B., (2014). ¡No pasaran! De Spanjestrijders: Deel twee van drieluik ‘de heilige strijd’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, 5, p. 21-41. Kreeftmeijer, R. (17 december 2008). Onder zachte dwang uit de Gouw: De Nederlandse bijdrage aan de International Board for Non-intervention in Spain (1937 – 1939). Geraadpleegd op 16 januari 2016, http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=127354 60
Küng, H., (2006). De Islam. De toekomst van een wereldreligie. Kampen: Ten Have Lange, M., van, (2013). Symbolische betekenis van de hamer en sikkel, Is geschiedenis. Geraadpleegd op 24 januari 2016, http://www.isgeschiedenis.nl/citaat-uit-het-nieuws/symbolische-betekenis-van-de-hameren-sikkel/ Leigh, K., (29 augustus 2014). For European Jihadi Fighters, a Raise in Profile – but No Promotion. Geraadpleegd op 28 december 2015. http://www.syriadeeply.org/articles/2014/08/6020/european-jihadi-fighters-raise-profilepromotion/ Lensink, H., Alberts, J., (18 februari 2015), De 126 jihadisten waar we bang voor zijn. Vrij Nederland, Geraadpleegd op 29 december 2015, https://www.vn.nl/de-126-jihadisten-waar-we-bang-voor-zijn/ Lewis McFate, J. (15 mei 2015). 'ISIS IS A STATE-BREAKER' — Here's the Islamic State's strategy for the rest of 2015. Geraadpleegd op 21 januari 2016. http://www.businessinsider.com/isis-is-a-state-breaker--heres-the-islamic-states-strategyfor-the-rest-of-2015-2015-5?IR=T Lowenhardt, A., (1996). Statenloos strijden voor democratie. Trouw. Geraadpleegd op 8 december 2015, http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2604483/1996/11/02/STATENLOOSSTRIJDEN-VOOR-DEMOCRATIE.dhtml Melissen, H.J., (2015). IS – Tot alles in staat: De opmars van een terreurbeweging. Amsterdam: Carrera MercyCorps (April 2015). POLICY BRIEFFROM JORDAN TO JIHAD: THE LURE OF SYRIA’S VIOLENT EXTREMIST GROUPS Ministerie van Veiligheid en Justitie, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (29 augustus 2014). Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme: Overzicht maatregelen en acties, Geraadpleegd op 29 december 2015, de link van het pdfbestand is te vinden op: https://www.nctv.nl/onderwerpen/tb/actieprogramma-integrale-aanpak-jihadisme/ Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, (2009). Ideologie en strategie van het jihadisme, Breda: Koninklijke Broese & Peereboom Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (November 2015). Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 40 Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (z.d.). Opbouw 4 dreigingsniveau. Geraadpleegd op 29 december 2015, https://www.nctv.nl/onderwerpen/tb/dtn/opbouw/ Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (z.d.). Terrorismebestrijding. Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme Neumann, P., R., (2015). Victims, Perpetrators, Assets: The Narratives of Islamic State Defectors. Geraadpleegd op 18 januari 2015. http://icsr.info/wpcontent/uploads/2015/09/ICSR-Report-Victims-Perpertrators-Assets-The-Narratives-ofIslamic-State-Defectors.pdf Nl.wikipedia.org (z.d.). Volksfront (Frankrijk). Geraadpleegd op 18 januari 2016, https://nl.wikipedia.org/wiki/Volksfront_(Frankrijk) NPO, (1993). Vraaggesprek met Leo Klatser. Geraadpleegd op 13 oktober 2015, http://www.npo.nl/een-leven-lang/11-02-1993/IMX_NOS_722281
61
NPO geschiedenis, (2014). Strijdlustige Nederlanders in de Spaanse Burgeroorlog: Vrees voor radicalisering. Geraadpleegd op 13 oktober 2015, http://www.npogeschiedenis.nl/nieuws/2014/juni/Strijdlustige-Nederlanders-in-deSpaanse-Burgeroorlog.html Open Universiteit Nederland, Open Educational resources, Politieke stromingen, p.54-59, 19 januari 2016, https://www.ou.nl/c/document_library/get_file?uuid=99fa49eb-621a4a5d-85c5-b3726b2dc113&groupId=10815 Pegtell, A. (september 2014). LESSEN: IS roept kalifaat uit. Historisch Nieuwsblad. Geraadpleegd op 9 januari 2016, http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/41406/lessen-is-roept-kalifaat-uit.html Redactie Het Parool (22 april 2015). 'Amsterdamse jihadist Omar H. omgekomen in Syrië'. Het Parool. Geraadpleegd op 1 januari 2016, http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/3973250/2015/04/22/Amsterd amse-jihadist-Omar-H-omgekomen-in-Syrie.dhtml Rijkswet op het Nederlanderschap. Artikel 14a en 14b, lid 2. Geraadpleegd op 29 december 2015, http://wetten.overheid.nl/BWBR0003738/geldigheidsdatum_29-122015#Hoofdstuk5 Rijkswet op het Nederlanderschap. Artikel 14 lid 6. Geraadpleegd op 29 december 2015, http://wetten.overheid.nl/BWBR0003738/geldigheidsdatum_29-12-2015#Hoofdstuk5 Salome, R. en Wal, C. van der (3 februari 2015). Amsterdamse jihadist ontloopt cel en sluit zich aan bij IS. Het Parool. Geraadpleegd op 1 januari 2016, http://www.parool.nl/parool/nl/4/AMSTERDAM/article/detail/3843373/2015/02/03/Amsterd amse-jihadist-ontloopt-cel-en-sluit-zich-aan-bij-IS.dhtml Scholten, Y., (2011). Fanny Schoonheyt: Een Nederlands meisje strijdt in de Spaanse Burgeroorlog, Amsterdam: Meulenhoff Tweede Kamer der Staten-Generaal (4 september 2014). 34 016 (R2036) Wijziging van de rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen van het Nederlanderschap bij terroristische misdrijven. Geraadpleegd op 30 december 2015, https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20140904/voorstel_van_wet/document3/f=/vjn0c wzlgzzb.pdf Van der Steur, G.A., Minister van Veiligheid en Justitie (9 november 2015). Brief aan de Tweede Kamer, Beleidsimplicaties Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 40 Vereniging van Nederlandse Gemeenten (z.d.). Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding. Geraadpleegd op 1 januari 2016, https://vng.nl/onderwerpenindex/veiligheid/aanpakradicalisering/wetsvoorstellen/tijdelijke-wet-bestuurlijke-maatregelen-terrorismebestrijding Verloop, N., Lowyck, J. (red.) (2003) Onderwijskunde. Groningen/Houten: WoltersNoordhoff Verweij, A., (2010). Wat is sociaaleconomische status?. Geraadpleegd op 6 december 2015, http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/segv/wat-is-sociaaleconomische-status/ Verweij, A., Mulder, M., (2014). Sociaaleconomische status: Wat is de huidige situatie?. Geraadpleegd op 6 december 2015, http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/sociaaleconomische-status/wat-issociaaleconomische-status/
62
Verzetsmuseum, Communisme en de Sovjet-Unie. Geraadpleegd op 27 december 2015, https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweedewereldoorlog/achtergrond/achtergrond,communisme Verzetsmuseum, Fascisme. Geraadpleegd op 27 december 2015, https://www.verzetsmuseum.org/museum/nl/tweedewereldoorlog/achtergrond/achtergrond,fascisme Vossen, K., (2006). Een geannoteerde versie van mijn bijdrage aan: H. Hermans (e.a.), Een Nederlandse blik op de Spaanse Burgeroorlog. Una mirada holandesa sobre la Guerra Civil española. Cervantes Instituut/Instituto Cervantes Utrecht (Utrecht 2006), 2134, Geraadpleegd op 23 december 2015, http://media.leidenuniv.nl/legacy/vossen---artikel-nederland-en-de-spaanseburgeroorlog.pdf Vreeken, R. (25 februari 2015). 'IS is geobsedeerd door de Apocalyps'. Volkskrant. Geraadpleegd op 23 januari 2016, http://www.volkskrant.nl/buitenland/-is-isgeobsedeerd-door-de-apocalyps~a3873450/ Wetboek van Strafrecht, artikel 205, lid 1 en 2. Geraadpleegd op 29 december 2015, http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/TweedeBoek/TitelVIII/Artikel205/geldigheidsdatu m_29-12-2015 Wetboek van Strafrecht (Sr.) Artikel 83. Geraadpleegd op 29 december 2015, http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/EersteBoek/TitelIX/Artikel83/geldigheidsdatum_ 29-12-2015 Wetboek van Strafrecht (Sr.) Artikel 83a. Geraadpleegd op 2 januari 2016, (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/EersteBoek/TitelIX/Artikel83a/geldigheidsdatum _02-01-2016) Wetboek van Strafrecht (Sr.) Artikel 134a. Geraadpleegd op 2 januari 2016, http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/TweedeBoek/TitelV/Artikel134a/geldigheidsdatu m_02-01-2016) Wetboek van Strafrecht (Sr.) Artikel 140a lid 1. Geraadpleegd op 2 januari 2016, http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/TweedeBoek/TitelV/Artikel140a/geldigheidsdatu m_02-01-2016) Wood, G. (maart 2015). What ISIS Really Wants. The Atlantic. Geraadpleegd op 21 januari 2016. http://www.theatlantic.com/magazine/archive/2015/03/what-isis-reallywants/384980/ Wijngaert, M., van den, Prins, H., de, (2005). Oost tegen West, Noord tegen Zuid: De wereldgeschiedenis van 1950. Antwerpen: Garant Zimbardo, P., Johnson, R., McCann, V. (2013) Psychologie, een inleiding. Pearson Benelux B.V.
63
Bronnenlijst afbeeldingen Voorpagina Foto Spanje-gangers: Dankaart, H., e.a. (1986). Tussen P. 32 en 33. (Privécollectie) Foto Syriëgangers: Mediawerkgroep Syrië (12 augustus 2013). Nederlandse Marokkaan Saddik Sbaa gedood in Syrië. Geraadpleegd op 9 januari 2016 https://mediawerkgroepsyrie.wordpress.com/2013/08/12/nederlandse-marokkaan-saddiksbaa-gedood-in-syrie/ Inleiding Kaart verloop Spaanse Burgeroorlog: Zonu.com. (2009). Evolution of the Spanish Civil War 1936-1939. Geraadpleegd op 16 januari 2016. http://www.zonu.com/fullsizeen/2009-12-08-11359/Evolution-of-the-Spanish-Civil-War-1936-1939.html Kaart Situatie Syrische burgeroorlog: Ostaeyen , P., van., Linge, T. van. (5 januari 2016). Syria ~ Map Update dd January 4, 2016 Jan. Geraadpleegd op 16 januari 2016 https://pietervanostaeyen.wordpress.com/2016/01/05/syria-map-update-dd-january-42016/ Hoofdstuk 3: Nederlandse wet- en regelgeving Foto van Jan van Eijk en zijn vrouw: Persoonlijk archief E. Van Eijk Foto van de brief over naturalisatie tot Nederlander voor Jan van Eijk en zijn vrouw.: Persoonlijk archief E. Van Eijk Hoofdstuk 4: Verwachting en politiek-maatschappelijke verhoudingen Kaart ambitie IS: Hall, J. (30 Juni 2014). The ISIS map of the world: Militants outline chilling five-year plan for global domination as they declare formation of caliphate - and change their name to the Islamic State. Geraadpleegd op 21 januari 2016. http://www.dailymail.co.uk/news/article-2674736/ISIS-militants-declare-formationcaliphate-Syria-Iraq-demand-Muslims-world-swear-allegiance.html
64
Bijlage Bijlage 1
Minimale schoolopleiding De meesten waren (werkloze) handarbeiders uit arme gezinnen uit de Randstad. Bijna de helft kwam uit Amsterdam, Den Haag en Rotterdam Niets tot weinig
Overeenkomsten en verschillen Kenmerken Nederlandse communistische brigadisten (1) Wereldbeeld 1. Er is een relatief kleine groep mensen die alle kennis, volgens ideologie: rijkdom, natuurlijke hulpbronnen en macht beheerst en 1. Hoe is het een relatief grote groep proletariërs. Een uitzichtloze huidige klassenstrijd vindt plaats. Geloof is opium voor het wereldbeeld? volk. Op deze manier wordt het volk bedwelmd en 2. Hoe zou het krachteloos gemaakt moeten zijn? 2. Deze kloof moet worden overbrugd en iedereen moet 3. Hoe komen we gelijk zijn en de macht komt bij het proletariaat te daar? liggen 3. De democratie kan dit niet. De klassenstrijd kan alleen worden gestopt door middel van een revolutie
Sociaaleconomische Status: Opleidingsniveau Beroepsstatus Hoogte van inkomen
Nederlandse jihadisten (2) Wereldbeeld vanuit de jihadistische variant van het salafisme vanuit Nederland: 1. 2. Het tot stand brengen van het kalifaat (= Islamitische heilstaat) Zij zien de islam als globale universele binding die cultuur en nationaliteit overstijgt Iedereen behalve salafisten en jihadisten worden gezien als ongelovigen en de omgang met hen moet worden vermeden. Kennis en naleving van islamitische leerstellingen belangrijker dan navolgen van rituelen. Zij zijn autoritatief en het gaat om een ‘pure’ en ‘echte’ interpretatie van de islam Door middel van prediking, politieke middelen of geweld kan het kalifaat worden gesticht. Dit laatste betreft het jihadisme: geweld tegen ongelovigen en vijanden is gelegitimeerd.
Ze zijn vaak hoog opgeleid Uit gezinnen uit lage klasse of lage middenklasse en opgegroeid in relatief slechte buurten Afwijzing door Nederlandse omgeving Relatief hoge werkloosheid
Achtergrond
Motivaties
Avontuur en zin geven aan het leven Politieke motivatie Antifascisme Verschillende typen vrijwilligers: idealisten, politieke opportunisten, ideologen, avonturiers en schurken (4) Zij vochten ook voor een groter doel. Niet iedereen had hetzelfde doel. De een vocht tegen het fascisme, de ander vocht voor wereldvrede en weer een ander vocht voor de vooruitgang van de mensheid (4)
Tussen 80 en 85 procent van de Nederlandse interbrigadisten was lid van de Communistische Partij van Nederland (CPN), overig waren sympathiserend, sociaal-democraten of katholieken Vaak vertrokken ze zonder familie op de hoogte te stellen Tussen de 600 en 800 Nederlandse interbrigadisten vertrokken naar Spanje. 37 vrouwelijke vrijwilligers, de rest was man grotendeels tussen de twintig en dertig jaar
Avontuur en zin geven aan het leven Sociale uitsluiting in Nederland en Westen sluit islamitische wereld uit Bedreiging identiteit Syrië-gangers wijzen Westerse gebruiken af. Westen heeft sterke afwijzing van islamitische levensstijl Politieke motivatie Frustratie over politieke situatie in het Midden-Oosten. Geven het Westen vaak de schuld. Religieuze motivatie Islam verspreiden (wereldlijke motivatie), eindstrijd tussen goed en kwaad (apocalyptische motivatie) IS is thuisland en heilstaat Thuisland: een nieuw
Verschillende etnische en socio-economische achtergronden: 1/3 Marokkaans, 1/3 Turks, 1/3 overig (vooral Surinaams, Irakees en Afghaans) Jonge moslims, vaak uit tweede en derde generatie immigrantenfamilies. Percentage bekeerlingen onbekend, Europese bekeerlingen 6% Moslims wonen vooral in de Randstad Voor de jongere generatie moslims is de islam belangrijk voor hun identiteit (religieuze en culturele moslims) Religieuze moslims: kennis en naleving van islamitische leerstellingen belangrijker dan navolgen van rituelen Radicalisering vindt plaats, vaak weet de omgeving niets Tot 1 november 2015 zijn vanuit Nederland ongeveer 220 mensen vertrokken. Overwegend mannen. De meesten zijn jonger dan 25 jaar. Veertig mannen keerden terug naar Nederland. Vrouwen vertrekken ook naar Syrië maar vechten niet aan het front (5)
66
Push-factoren (3)
Wereldwijde fysieke strijd waarbij hun idealen op het spel staan Drijfveren worden meer door de Nederlandse samenleving gedeeld Zucht naar avontuur en zin geven aan het leven Gevoel van een eindstrijd, nu of nooit, om het fascisme tegen te houden
Sterke identificatie met de ideologie van het communisme (niet gangbaar in Nederland, sociale opvattingen willen verwezenlijken maar stuitte op weerstand) Sociaaleconomische omstandigheden: armoede, materiële uitzichtloosheid
Wereldwijde fysieke strijd waarbij hun idealen op het spel staan Drijfveren worden niet door de Nederlandse samenleving gedeeld Zucht naar avontuur en zin geven aan het leven Voor het hogere doel je leven geven, martelaarschap is onderdeel van de ideologie Gevoel van een eindstrijd, nu of nooit, om voor de Islamitische Staat te vechten
Sterke identificatie met de islamreligie (niet gangbaar in Nederland, religie willen kunnen uitdragen maar weerstand ontmoeten) Maatschappelijke spanningen Uitsluiting, discriminatie en vervreemding Sociaaleconomische omstandigheden: relatief hoge werkloosheid
begin, jezelf zijn. Heilstaat: vrij van zonde, iedereen leeft volgens islamitische regels
Pull-factoren (3)
Stalin geeft opdracht aan de Communistische Internationale om een wereldwijde werving van vrijwilligers op te zetten Werklozen werden overgehaald door ronselaars
Lid van de jihadistische variant van het salafisme in Nederlandse groeperingen: Sharia4Holland, Street Dawah en Behind Bars Jonge moslims kwamen in aanraking salafistische en jihadistische ideeën Online rekrutering door jihadistische organisaties
Na de strijd
In aanraking gekomen met de strijd
Verloren Nederlanderschap, wel werken en dienstplicht geen kiesrecht
Verliezen Nederlanderschap 1. Wegens vreemde militaire dienst 2. Wegens misdrijven Reacties heftiger want men denkt dat de teruggekomen jihadisten hun strijd zullen voortzetten in Nederland 67
Legenda van bronnen:
1. Koolen, B., (2014). ¡No pasaran! De Spanjestrijders: Deel twee van drieluik ‘de heilige strijd’, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, 5, p. 21-41. 2. Berger, M., Rademakers, M., (2015). Allahoe Akbar!, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, 6, p. 5-25. 3. Berger, M., (2014). Nederlanders en de heilige strijd – conclusies, Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid, 6, p. 26-32 4. Jackson, M.W. (1994). Fallen Sparrows: the international Brigades in the Spanish Civil War. Philadelphia: The American Philosophical Society 5. Rijksoverheid (2015). Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland https://www.rijksoverheid.nl/ file:///E:/Downloads/tksamenvatting-dreigingsbeeld-terrorisme-nederland-40%20.pdf Geraadpleegd op 28 december 2015
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, (2009). Ideologie en strategie van het jihadisme, Breda: Koninklijke Broese & Peereboom
68
Bijlage 2 A. Uitwerking interview met Giny Klatser (14 oktober 2015) U bent nu nog steeds erg betrokken met eh… Niet met het monument want dat werd geplaatst, want toen leefden die mensen allemaal nog. Die er echt bij betrokken waren. We hebben vorig jaar pas een stichting opgericht, Stichting Spanje 1936-1939. En daar ben ik voorzitter van maar nu probeer ik langzamerhand wat jongere mensen binnen te halen. Vind u het goed als wij het gesprek opnemen? Ja hoor, ik vind mijn stem altijd verschrikkelijk om terug te horen maar dat vindt iedereen. Mijn man was een van de Nederlanders die daar naar toe is gegaan. Ja. En zodoende ben ik er bij betrokken. Wanneer heeft u uw man leren kennen? In 1950. Dus na de oorlog. Ja, ik was, ik zeg altijd, toen ik, toen de Spaanse Burgeroorlog was, schreef ik nog brieven naar Sinterklaas. Dat was voor mij Spanje. Ik had er geen flauw idee van en ik kwam ook niet uit een gezin wat daar bij betrokken was dus ik had er nog nooit eerder over gehoord eigenlijk. En toen ontmoette u hem en viel het gesprek daar toen snel op of heeft het heel lang een beetje. Dat weet ik eigenlijk niet hoor maar ik denk dat ik het wel wist. U voelde wel dat er iets eh.. Nou ja, hij heeft, het was kort na de tweede wereldoorlog he, 1950. En er waren, iedereen had wel iets meegemaakt. Ernstig of niet ernstig, toch de oorlog meegemaakt. Iedereen die je kende. Maar daar werd eigenlijk nooit over gepraat. Nee, ook thuis niet? Nee. Nooit eh, okee. En hoe is dat later gegaan? Ja, maar dat is ook als je het na gaat in de geschiedenis, dan komt dat altijd pas na een jaar of 20, 25. Dan gaan mensen het erover hebben. Dat is hier ook zo gegaan. En toen heeft u, neem ik aan, het er wel eens over gehad. Ja. En heeft hij toen alles verteld? Of hield hij sommige dingen ook een beetje van zich af?
Ja, hij ging nou niet is een avond zitten vertellen. Maar je ontmoet andere mensen en die zijn er ook bij betrokken geweest. En nou ja, we waren altijd erg politiek geïnteresseerd dus het ging altijd wel over van alles. Heeft hij ook wel eens verteld waarom hij daar heen is gegaan? Want hij zat natuurlijk al bij de communistische jeugdbeweging en kreeg communistische invloeden maar is hij toevallig ook door anderen gestimuleerd om daar heen te gaan? Nou het was helemaal een tijd, je moet je voorstellen, in de dertiger jaren al. Hij kwam wel uit een… Zijn vader was ook wel politiek betrokken en hij had ook vrienden. Hij was veel ouder dan ik hè. Hij zou nu bijna honderd zijn geweest. Het was toen de tijd eh… het fascisme kwam op in Duitsland zo voor de oorlog, vanaf ’33 kwamen heel veel vluchtelingen uit Duitsland. Niet alleen Joden maar ook politieke vluchtelingen. En daar kwam hij weer mee in aanraking dus hij wist wat er aan de gang was allemaal. Ja, en toen raakte hij geïnspireerd en dacht hij: ik moet hier iets tegen doen. Ja, en toen kwam Franco in Spanje aan het bewind. Fascisten. Dat zag iedereen toen al wel want hij was bevriend met die Italiaan, Mussolini. En daar wilden ze iets tegen doen. En heeft hij toen snel besloten om daar naar toe te gaan? Hij is in 1937 gegaan. Dus een jaar nadat het begonnen is eigenlijk. Ja, een klein jaar ja. En was dat het moment dat hij dacht: nu gaat het helemaal mis. Nu moet ik er per se heen. Er was een beweging van mensen die ook al hulpinzamelingen hielden en steun. En zat hij daar dan ook bij? Dat weet ik eigenlijk niet. En er was hier veel werkloosheid, dat moet je ook niet vergeten hè. Hij was op zijn vijftiende, geloof ik, al ontslagen omdat hij te duur werd. Hij ging op zijn veertiende werken en na een jaar werd hij al te duur. Hij zwier ook een beetje van het een, naja zoals een beetje van die jongeren zwierven van het ene baantje naar het andere. Je had ook nog geen bijstand of uitkeringen of zo. Dus je moest maar wat verzinnen. Ze hadden dus ook wel veel tijd, denk ik, om met elkaar te praten en te discussiëren en zo. Is hij ook samen met mensen gegaan, uit zijn vriendengroep? Ja, hij ging met een of twee. Toevallig kreeg, niet zo lang geleden, mijn zoon een briefje of een boekje toegestuurd van iemand die dat weer bij zijn vader had gevonden. En wat mijn man aan hem had gestuurd uit Spanje. Heeft u daar veel contact mee, met andere personen of nabestaanden van mensen die daar heen zijn gegaan? Wel met enkelen maar niet heel veel. Er zijn natuurlijk wel nabestaanden maar onderling contact is niet zo geweldig. Komt dat ook misschien dat uw man zich een non conformist noemde? Iemand die zich niet bond aan anderen. Iemand die heel erg zijn eigen richting ging. Ja, dat was hij wel ja. 70
Maar waren ze misschien dat wel niet allemaal? Allemaal een beetje eigenwijs. Overtuigd van de eigen mening. Ja, dat kan je eigenlijk wel zeggen. Ze hadden allemaal wel iets in hun kop. Een sterke doelgerichtheid. Ja. En in hoeverre deelt u zijn mening daar in? Ja, u was veel jonger in die tijd maar snapt u dat hij daar naar toe is gegaan? Ja, zeker onder al die omstandigheden toen. Ik weet niet of ik het ook gedaan zou hebben. Dat is natuurlijk moeilijk te zeggen. Er gingen ook wel vrouwen. Niet zo heel veel maar toch. Ook uit Nederland. Een stuk of tien. Verpleegsters in het algemeen. En de mannen gingen er heen om eh… Ja, maar zij hadden geen flauw idee hoor. Heel moeilijk vind ik dat. Zij hadden geen militaire ervaring. Op een enkeling na. Die al iets ouder was en in militaire dienst had gezeten maar de rest kon geen geweer vasthouden bij wijze van spreken. Het is nu allemaal zo anders he, door de televisie en doordat iedereen veel reist. Maar ik heb me altijd, want we zijn verschillende keren in Spanje geweest op allerlei herdenkingstochten en het is daar dan zo groot en hoe hebben ze daar ooit de weg kunnen vinden? Mensen spraken geen Spaans. Helemaal geen andere taal. Een beetje Duits misschien. En dan ga je daar gewoon naartoe van nou vechten! Dus eigenlijk wist hij niet helemaal wat hem zou overkomen. Of had hij misschien een beetje een idee van wat hij daar zou kunnen betekenen. Nee, niet echt natuurlijk. Hij is daar toen terecht gekomen. In een opleidingskamp en dat heette Albacete. En was dat echt een basisopleiding? Daar was het hoofdkwartier van de Internationale Brigade. Weet u ook in welke eenheid hij terecht kwam? Want eerst werd hij niet direct naar het front gestuurd maar als fotograaf kwam hij aan het werk. Nou hij heeft daar wel een opleiding gehad natuurlijk en hij is ook wel naar het front geweest. Maar toen besloten ze dat hij beter fotograaf kon zijn. En wat was dan het doel van zijn foto’s? Moest hij dan de glorieuze strijd laten zien? Ik denk meer voor het archief. Pasfoto’s of zo. Ik weet het niet precies hoor. Hij had daar ook niks van over. Hij had geen enkele foto meer. Behalve eentje waar hij zelf opstaat. Die is op zijn 21e verjaardag in Spanje gemaakt. Hij heeft daar ook een uniform aan. Hij is heel kort bij het front geweest, ook bij Jarama. Heeft hij daar nog iets over verteld? Heeft hij uiteindelijk echt gevochten om mensen te doden? Dat weet ik niet maar hij heeft vooral waarnemingen gedaan. Hij heeft wel verhalen verteld dat hij dingen in kaart moest brengen.
71
Plattegronden maken. Ja. Ergens op een berg zitten met allerlei apparaten. En daarna werd hij fotograaf inderdaad. Hoe lang is hij daar gebleven? Hij is een van de laatste die terug is gekomen want toen ze in oktober 1938, toen werden ze gedwongen om ermee op te houden. Toen mocht het niet meer. Toen zijn ze allemaal vertrokken maar hij zat toen in het zuiden en hij is daar nog een tijdje achter gebleven. Hij is pas, denk ik, in januari of februari ’39 uit Spanje vertrokken. Toen is hij in Argeles terecht gekomen, in Frankrijk. Dat is een heel beruchte plek. Waar ze gewoon de mensen op het strand zetten en prikkeldraad er omheen en zoek het maar uit. Was dat door de Franse regering gedaan? Ja, de Fransen deden dat. Die wisten waarschijnlijk ook niet wat ze ermee aanmoesten. Ik weet nog dat mijn zoon een keer opbelde, hij was toen met vakantie, en hij zei toen enthousiast dat hij in Argeles zat. Dus ik zei: oh zal je vader leuk vinden. Die heeft daar echt goede herinneringen aan. Maar mijn man was helemaal niet in wrok achterom kijken. Hij heeft later ook in concentratiekampen gezeten. Ja hij heeft in Buchenwald gezeten. Ja. Heeft gewoon alle narigheid verdrongen. Hij vertelde alleen de leuke verhalen. Hij hield het heel erg binnen. Als je mijn zoon hoort zei hij wel: oh pap, het was zo leuk in Buchenwald hè. Mooie films gezien en allemaal leuke mensen. Ja zo bekeek Leo het, dat was zijn karakter. Hij draaide alles gewoon positief. Wat vond zijn omgeving er eigenlijk van dat hij naar Spanje ging? Zijn omgeving was een beetje ingewikkeld. Zijn moeder was al overleden, dat is ook een factor hè. Het gezin was al opgebroken en hij was door zijn vader de deur uitgezet. En hij zwierf toch al een beetje rond toen hij weg ging. Dus hij had misschien ook minder banden met de samenleving. Nou, niet met familie. Hij had heel veel vrienden maar geen familie waar hij zich iets van aantrok. Waren er wel mensen waar hij zich iets van aantrok? Ja, dat denk ik wel. Hij noemt zichzelf heel erg eigenwijs maar toch luisterde hij wel naar bepaalde mensen? Binnen de partij? Ja, hij vond de oude Reve, de vader van Gerard Reve, geweldig. Nou ja, naar zulke mensen luisterde hij wel. Een beetje de oudere communisten. En hoe lang is hij toen in Frankrijk gebleven? Daar heeft hij een paar weken gezeten en toen was hij hartstikke ziek en toen is hij met de trein terug naar huis gekomen. En meteen naar het ziekenhuis gegaan.
72
Dus je mocht alleen weg als je ziek was. Mocht je daar überhaupt gewoon weg of zat je daar gevangen tussen de bewakers? Dat weet ik eigenlijk niet. Duitsers konden bijvoorbeeld niet terug naar hun eigen land want daar was Hitler. En zij zijn toen in allemaal andere kampen in Frankrijk terecht gekomen, in Zuid-Frankrijk. Maar hij was natuurlijk toch een Nederlander, al was hij staatloos. Want iedereen staatloos hè. Maar ja, dat deed de Nederlandse regering. Die pakte aan de grens paspoorten af. En eenmaal in Nederland, wat gebeurde er toen? Ja, toen was het 1939 en is hij eigenlijk meteen het verzet in gerold. Want hij was dus nog ziek, toen werd hij beter en pakte hij zijn oude contacten weer op. Toen is hij bij vrienden in huis gegaan. En meteen in het verzet. Heeft hij ooit zijn Nederlandsschap terug gekregen? Ja, en dat is al ergens vroeg geweest. Al in ’46 of ’47 maar dat wist hij niet eens. Hij had ook niet echt een vast adres in die tijd. Is er ook een reden waarom hij zijn staatsschap terug heeft kunnen krijgen? Ja, omdat hij minderjarig was toen hij naar Spanje ging. Iedereen die minderjarig was, kreeg zijn Nederlanderschap terug. En dat was omdat er ook heel veel mannen tijdens de bezetting naar het oostfront waren gegaan. Hij was onder de achttien toen hij naar Spanje vertrok. Nee, 21. 21 was meerderjarig. Ik dacht al, anders is het wel heel jong! Als zeventienjarige jongen. Nee, hij was twintig toen hij wegging. En wat voor activiteiten heeft hij gedaan in het verzet? Ook als fotograaf gewerkt? Dat weet ik niet precies hoor. Van alles. Hij is natuurlijk ook een tijdje in Buchenwald geweest. Hij heeft eerst een tijdje op de Weteringschans, daar naast Paradiso, in de gevangenis een poosje gezeten. Maar daar is hij weer vrijgelaten en toen is hij weggegaan naar, die mensen wilden eigenlijk naar Engeland en dat kon alleen als je via Frankrijk, Spanje en Portugal, daar is hij dus aan begonnen. Die reis. En toen werd hij in Toulouse gearresteerd. Toen is hij eerst in Compiègne in gevangenschap geweest en daarvandaan naar Buchenwald. Tot het eind van de oorlog. Hij ging weer terug naar Spanje eigenlijk. En in welk jaar werd hij toen opgepakt? Zeg maar, in Toulouse? Ik denk eind ’43. Dus hij heeft best wel een tijdje in Buchenwald gezeten. Ja, maar daarvan zei hij altijd dat hij zijn leven te danken had aan Duitsers. Want daar zaten al heel veel mensen die hij uit Spanje kende en daar vormden toch weer een soort club mee. Vrienden. Ja dat klinkt heel cru af en toe maar mensen in kampen. Ja je bent toch geneigd 73
om te zeggen als ik jou tegenkom van ‘nou kom maar mee, ik heb een plekje voor je’. Ja zo ging dat. Dat is nou eenmaal zo. Ja precies. Want hij had helemaal geen contact meer met de mensen uit Spanje. Ja dat weet ik niet. Je kon niet sms’en met je vrienden. Dat ging allemaal heel moeizaam in die tijd. Hij was ook deels Joods van afkomst. Ja. Maar dat heeft nooit een rol gespeeld. Hij heeft zich ook nooit Joods gevoeld. Nee absoluut niet. En dat was ook geen reden dat hij naar Buchenwald is gestuurd. Nee, politiek gevangene was hij. En hij sprak achteraf, niet perfect, maar hij sprak heel veel talen. Ja? Wat voor talen? Nou Frans, Duits, Spaans, Engels. Die had hij zichzelf aangeleerd? Ja. Dat deed hij zelf. Hij heeft heel weinig school gehad. Een paar jaar avondschool. Ja, ik vond het altijd onbegrijpelijk omdat zijn vader vooral van het ‘je moet zus en je moet zo’ maar niet van het ‘ga jij nou eens naar de HBS’. Hij is nooit naar het hogere onderwijs gegaan. Nee, behalve avondschool. Hij heeft natuurlijk wel iets gedaan maar ja. Het was een hele slimme man. Hij was slim ja. En kon heel goed praten. Hij kon mensen ook heel goed.. Een soort Fidel Castro. Grote menigte toespreken. En niet zoals ik dat dan doe in drie minuten. Toch zet u een soort van zijn strijd voort. Ja dat is wel mijn eh.. Om het verhaal van hem te vertellen. Naja niet per se zijn verhaal maar van die hele groep mensen die helemaal vergeten zijn eigenlijk. Dat zijn er toch iets van achthonderd geweest. Dat is vrij veel. Naja, echt veel is het natuurlijk niet. Nee niet echt veel maar het zijn toch achthonderd personen. En nu het laatste jaar wordt er echt aan gewerkt om het een beetje inzichtelijk te maken. Er is een website, hebben wij. Als stichting. Hoe heet de site?
74
Die heet spanje3639.org. En er wordt ook gewerkt aan een digitaal platform sinds een jaar, nog niet eens. En de bedoeling is dan om al die achthonderd mensen, dat in ieder geval de namen en basisgegevens bekend zijn. En er zijn geloof ik al tachtig biografietjes geschreven. Die komen binnenkort allemaal op een website. Okee en ook over uw man? Ja. Dat wordt dan beheerd door het IISG, Internationaal Instituut Sociale Geschiedenis. Ja, dat zit ook in Amsterdam toch? Ja. Bent u daar verder nog aan verbonden? Ik niet nee. Ja, alleen als ik af en toe weer een doos vol papier heb. Dan gooi ik het daar naar toe. En ik help wel mee aan die biografietjes. Dus ik heb er wel contact mee. En volgend jaar wordt het dan herdacht. Ja het monument was er dus geplaatst in 1986 en daar is elk jaar een herdenking bij. Op welke datum? Ja, dat is verschillend. Dat is een beetje raar eigenlijk. Maar het monument is geadopteerd door een school die er naast staat, het Bredero College. En dan hangt het een beetje af van hoe zij met examens zitten en vakanties. De bedoeling was om het altijd op 4 mei te doen. Want alle monumenten zijn geadopteerd door scholen en dat was oorspronkelijk, ik weet niet of dat op de meesten is, maar dat was op 4 mei. Maar ja, 4 mei is vaak een vrije dag en leerlingen hebben geen zin om dan terug te komen dus we doen het vaak ergens in mei of eind april. Ergens in mei. En wilt u dan een grote herdenking, een nationale herdenking met politici? Nou we zouden het mooi vinden als de burgermeester weer eens kwam. Het is onthuld door de burgemeester van Amsterdam. En een enkele keer was de ambassadeur van Spanje of de consul er wel bij maar de laatste jaren ook niet. Ja dat is wel wat minder... Waarom is dat monument in Noord gezet? Er waren erg veel mensen die uit Amsterdam Noord kwamen en de initiatiefnemers kwamen ook uit Amsterdam Noord dus ja.. Waren er veel mensen met communistische sympathieën? Vroeger wel ja. Noord was een arbeidersbuurt, rood. Kwam uw man ook uit Noord? Nee, mijn man kwam uit West. Maar in die straat woonden toen ook veel communisten. Toen hij terugkwam uit Spanje werd hij hartelijk ontvangen door zijn communistische vrienden of? Kunt u ons daar nog iets meer over vertellen? Ja die hadden al veel over hem gehoord. Ik heb wel een briefkaart van zijn vader. Die schrijft: ‘Je kan wel een nachtje bij mij blijven’. Ja, heel erg cru hè? Ja, zijn vader was heel raar. Heel merkwaardige man.
75
Ja? Wat was er zo merkwaardig? Zoveel rare eigenschappen had die man. Heel erg. Om geld ook. Alles moest precies in een potje. Ik zal je een voorbeeld geven. De eerste keer, ik liep met mijn man op straat in de Weesperstraat, dat was toen nog de oude Jodenbuurt. En toen zei hij: ‘Kijk daar aan de overkant loopt mijn vader.’ Hij sprak hem ook aan met ‘hé ouwe’. Ik gaf hem ook een hand. En toen zei hij tegen Leo: ‘Weet je dat ik nog elf cent van je krijg?’ Ja, zo was hij altijd. Hij viel over elke cent die man. Hij is ook, ik geloof dat ie. Toen mijn man achttien werd, toen was hij al de deur uit gezet want het was geen hotel, en toen heeft zijn vader twee stel ondergoed, een paar sokken, een paar schoenen, een pak en een overhemd voor hem gekocht en gezegd: ‘Zo en dit is het laatste dat ik aan je uitgeef.’ Een rare man. Ja, zo was die man. Leo heeft ook nooit van zijn leven later nog een cadeautje van zijn vader gekregen. Hij kwam wel, zijn vader, maar dan zei hij: ‘Jij hebt al wat gehad.’. Dan gaf hij mij bijvoorbeeld een tientje en zei: ‘Koop maar een kip.’ Leek uw man toch nog enigszins op zijn vader? Uiterlijk wel ja maar innerlijk niet nee. Mijn man interesseerde zich absoluut niet in geld. Ook wel eens vervelend hoor. Ook misschien wel juist daardoor. Ja. Ik heb nooit zo een rare man als mijn schoonvader meegemaakt. Nee echt niet. We hebben een keer bij hem gelogeerd. Hij woonde toen in Zandvoort. We hebben een keer bij hem gelogeerd en toen bracht hij ons weer naar de trein, schudde ons de hand en zei: ‘Nou dat was gezellig en leuk maar dat moeten jullie niet elke week doen want de spruitjes kosten toch 88 cent.’ Ja heel raar. Zo raar. Ja. Dat je denkt: hoe komt iemand zo raar? En uw man heeft zich, hij was een communist. Maar was hij ook voor een wereldrevolutie met een proletariaat aan de macht, zal ik maar zeggen? Nou hij zei zelf dat hij Marxist was. En hij werd meteen in ’46 uit de communistische partij gezet omdat hij het niet eens was met bepaald kritiek. Want wat was zijn kritiek? Nou ja dat weet ik niet precies. Ik heb begrepen dat hij de wereldrevolutie, de echte kern, wat minder realistisch vond? Dat hij zich vooral inzette voor kleine veranderingen in de democratie, in de politiek. Heeft u daar nog iets van meegekregen? Nou ja, je ziet zo om je heen dat het anders kan. De verdeling onder de mensen, toch? Jazeker. Maar hoe dat dan precies moet, zoals dat in de Sovjet Unie ging, dat ging natuurlijk ook niet goed.
76
Hoe keek hij daar naar? Want dat is natuurlijk ongeveer tegelijk met de tijd dat hij naar Spanje ging. Toen had hij dat nog niet zo door hoor. Toen was hij echt nog wel pro Sovjet Unie ook. Maar ik heb dat nooit goed kunnen begrijpen want het was toen al wel bekend dat met Stalin en zijn processen. Maar ja dat wilde niemand zien in die tijd. Uw man ook niet? Nee je had natuurlijk ook nog die oorlog en dan waren het bondgenoten. Hij kwam dus redelijk positief terug eigenlijk. Niet gedesillusioneerd. Uiteindelijk hebben ze wel de zaak verloren in Spanje. Ja. Toen kwam hij terug en keek hij naar voren. Altijd naar voren ja. Nooit teleurgesteld. Ik zal nooit vergeten dat hij toen hij al doodziek was er iemand kwam om hem nog eens te interviewen en die zei: ‘Heeft u nog plannen?’. En ik dacht: hij kan helemaal niks meer. Hij kon niet meer lopen, hij kon niet meer lezen. En hij zei: ‘O ja, ik heb heel veel plannen.’ Ja zo was hij nou eenmaal. Ik denk ook dat het komt omdat hij van de ene oorlog in de andere oorlog rolde. Ja. Sloeg hij niet in een leeg zwart gat van saaiheid? O nee. Hij ging meteen aan de slag met de volgende. Ja, en daarna ook. Iedereen ging van alles en nog wat verzinnen om te doen. En zijn er boeken die u echt zou aanraden? Romans of? Die echt goed weergeven van de strijd. Ik heb een hoop in de boekenkast staan. We zijn ook wel op busreizen naar Spanje gegaan. Bussen vol. Ja? Met allemaal Nederlanders? Ja, in 1986 ben ik voor het eerst meegegaan. En toen hadden we echt een bus vol Nederlanders. En uit andere landen kwamen natuurlijk ook allemaal bussen. Amerikanen, Engelsen, Duitsers. Allemaal die daar gevochten hadden? Ja. Dat waren heel indrukwekkende bijeenkomsten. Hoe was de sfeer dan? Ja, geweldig. Bedompt en bedrukt? 77
Nee. Soms ook wel heel gek hoor. Ik weet nog wel dat we door Belchite, dat is een klein stadje dat helemaal door Franco als ruïne is blijven bestaan, en daar liepen met zo een groepje door en elke Nederlander omhelsde elke Spanjaard die ze tegen kwamen en riepen: ‘Kameraad!’ Maar ja die Spaanse fascisten lopen ook gewoon nog rond dus je kan zomaar de verkeerde omhelzen. Ik vond het af en toe een beetje pijnlijk maar goed. Ja, volgens mij is het nog steeds een heel moeilijk onderwerp voor Spanjaarden. Ja. Bent u ook bij dat monument geweest voor Franco, zijn graf? Nee, daar zijn we nooit geweest. Bewust niet gedaan? Bewust ja. Zo lang Franco aan het bewind was zijn we ook niet in Spanje geweest. Ik geloof een jaar voordat hij dood ging, zijn we geweest. Ik geloof ’74. Het was ook heel gek toen hoor. Franco leefde nog maar in de boekwinkels kon je marxistische boeken kopen. Daar zat een rare redenering achter: die arbeiders kunnen toch niet lezen. Einde interview
78
B. Uitwerking interview met Elly van Eijk (20 oktober 2015) Wij hebben begrepen van mevrouw Klatser dat uw vader in Spanje heeft gezeten. Ja. Jan van Eijk. Ja. Wij zijn benieuwd wat u daarover kan vertellen. Ja. Hij was geïnteresseerd in de politiek eigenlijk, indertijd. En ze hadden weleens bijeenkomsten en op een van die bijeenkomsten heeft hij een vriend ontmoet en dat is Arie Kater. Dat…Met hem samen is hij naar Spanje gegaan, maar eerst via Parijs. Maar hij dus wel eigenlijk communist. Ja, zat hij ook bij de communistische jeugdbeweging, of bij de partij of… Nee, want mijn vader heeft namelijk al die jaren gevaren. Toen hij acht jaar was stierf zijn moeder aan de Spaanse Griep. Toen bleef mijn opa met vijf kleine kinderen achter en jaren later kregen ze een huishoudster en daar trouwde hij mee. En daar had mijn vader niet zo’n goede relatie mee en toen hij veertien was, is hij weggelopen van huis en is hij bij Vink en Kooij in Amsterdam steeds bij de scheepvaartmaatschappij gaan zitten tot op een gegeven moment een van die schippers zei: ‘oké, ga maar mee’. Toen is mijn vader tien jaar lang gaan varen, en nooit meer thuis gekomen. Oké En hij heeft ook in Hoofddorp bij zijn oma en opa in die tijd, dat zijn moeder dood was daar… en vaak bij Schiphol in de buurt…hebben ze dus een huisje gehad. Heel vroeger toen, daar is mijn oma, heeft mijn oma jaren gewoond. Ze is 28 jaar geworden. Dus mijn vader was de oudste en een beetje opstandig in huis gezien dat hij dus niet gelukkig was. Hij kon eigenlijk omdat als oudste kind zijn moeder het beste herinneren, want de jongste was een jaar. Ja Mijn opa heeft ze niet naar een weeshuis gebracht, wat normaal wel heel gewoon was in die tijd. Hij heeft ze ondergebracht bij zijn broers en zussen en ging heel hard werken om ze te… en heeft ze nog wel bij elkaar gehouden, wat toch wel mooi van mijn opa was… Zeker… in die tijd. En later hebben ze in Aalsmeer, dat is vlakbij Hoofddorp, hebben ze, de andere broers en zussen, anjerkassen gehad en daar heeft mijn vader ook veel bij gezeten, maar… Ja, hij ging dus varen, kwam terug, heeft veel van de wereld gezien en toen hij in Nederland aankwam is hij dus met zo’n…communistische dingen in aanraking gekomen en ging hij veel naar vergaderingen en op een gegeven moment, dus naar Spanje. Via Parijs, dat weet je wel, iedereen ging via Parijs. En dan over de Pyreneeën moesten ze lopen, dat heb ik begrepen en toen kwamen ze aan in…waar precies weet ik dus niet, waar ze aankwamen, maar…je vraagt nooit veel aan je ouders…pas als ze dood zijn denk je: ‘wat had ik wel graag dingen aan je willen vragen.’ Maar ik heb nog wel wat papieren, die ik even kan pakken zo meteen, misschien is dat wat. En mijn vader is gewond geraakt in Teruel bij een offensief en toen is hij naar een ziekenhuis gebracht, vlakbij Mataró. En mijn moeder is een Spaanse. En die werkte voor het ziekenhuis en zo hebben ze elkaar leren kennen, zijn verliefd geworden, in Mataró getrouwd…ik ben 79
zelfs…ze zijn in september getrouwd, in december is mijn moeder van mij zwanger geraakt, dus ik ben wel ‘made in Spain‘, maar ik ben niet geboren in Spanje, want mijn moeder kwam met vijf maanden…ja ongeveer, vijf maanden in Nederland. Ze is op negentien maart op haar verjaardag in Nederland aangekomen. Maar mijn vader was al eerder met de gewondentrein teruggestuurd naar Nederland. Maar mijn moeder mocht niet mee, ondanks dat ze getrouwd waren. Ze hebben haar uit de trein gezet en toen is zij lopend van Figueres…ik weet niet of je weet waar dat is, vlakbij, tussen Barcelona en de grens…Ja …gelopen met de koffer op haar hoofd en zwanger van mij is ze dus naar…over de berg heen gegaan, was erg koud, het was decembertijd, in december is mijn vader ook met de trein naar Nederland gekomen. En toen is mijn moeder in een soort vluchtelingenkamp gestopt. En daar een paar maanden gebleven, maar…hoe…heel toevallig had mijn moeder en alle kinderen, alle Spaanse kinderen, haar neefjes en nichtjes en haar man, een adres in België opgegeven, want daar zat namelijk in een klooster…zaten vijf kinderen, die waren uit Bilbao, daar was in de buurt gevochten bij Guernica enzo, dus ze vluchtten en die kinderen werden naar een klooster gebracht in België…en dat adres had mijn moeder en in alle kinderen hun jasjes had ze dat adres genaaid en ook aan mijn vader meegegeven en mijn moeder schreef dus vanuit Frankrijk ene brief naar…dat klooster, ik ben er trouwens jaren later geweest, in Charleroi was het, en daar…dat nichtje schreef dus weer naar mijn vader en zo hebben ze mekaar weer gevonden. Mijn vader is toen met een rijbewijs van een Joodse vriend van hem , wat ook stom was in die tijd, maar goed, is hij…hij had geen rij…hij had geen Nederlanderschap meer, dat was hem ontnomen, toen hij aankwam in Nederland waren ze stateloos en toen is hij op een rijbewijs van een Joodse vriend naar Portbou die kant op gegaan, daar was een kamp en toen heeft hij contact gelegd, dat mijn moeder wist dat hij er was, maar mijn moeder mocht niet mee, terwijl het raar is natuurlijk , want ze waren toch getrouwd…en mijn moeder werd elke avond opgesloten, maar overdag mocht ze rondlopen en toen was er een vrouwtje, een secretaresse van de burgemeester van het dorp, die heel…ook links was, gelukkig, en die heeft gezorgd dat mijn moeder overdag uit het kamp kon vluchten. En toen moest ze naar…had ze dat vrouw…, dat vrouwtje had mijn moeder op een trein gezet, mijn moeder heeft wel zowat al haar spullen achter moeten laten in dat kamp, want ze kon niets meenemen, alleen maar wat ze op haar lijf deed, papieren en dingen, en toen in… ze zei tegen dat vrouw…dat vrouwtje zei: ‘ga maar naar Marseille, daar zal je man zijn’ en haar man, dat was mijn vader, was daar met Arie Kater, zijn vriend, ze waren met zijn tweetjes haar gaan zoeken en hebben haar gevonden. En toen kwamen ze naar Nederland. En toen mocht ze niet het land in. Ze hebben haar weer steeds teruggestuurd. Dus op een gegeven moment hebben ze het ook via een vluchtroute, via de botersmokkelroute, heeft mijn vader mijn moeder Nederland binnen weten te smokkelen, maar toen werd hij dus gearresteerd, moest hij dertig gulden betalen, had hij niet, toen heeft hij een maand in Breda, in de gevangenis gezeten. Maar het was zijn eigen vrouw , het was heel gek Ja. Ja . Dat ze dat deden. Maar ze waren natuurlijk anti…anti, dus die mensen…communisten, socialisten en veel intellectuelen waren erbij, ja, dus ja dat was…en mijn vader, die heeft natuurlijk, overtuigd dat hij was, zei hij dus dat ze probeerden in Spanje het fascisme tegen te houden, waardoor er dan geen wereldoorlog zou komen. Maar je weet de gevolgen…dus dat is natuurlijk niet waar…ja…maar jij hebt ook vragen misschien?
80
In welk jaar vertrok uw vader naar Spanje? Hij is in 1937 vertrokken. En wanneer is hij weer teruggekomen? In 1939, december…nee ’38…begin jaar…hij is…ja of misschien is hij wel eind, in eind ’36…want hij heeft er anderhalf à twee jaar gezeten en maar, in december, ik geloof dat het , dat ze acht december aangekomen zijn zo’n beetje, is er een trein gekomen met…uit Ne…uit Spanje met alle…die er nog over waren. Er waren 600 zoveel, ze zeggen tegenwoordig dat er nog meer waren…en er zijn er 300 zoveel teruggekomen, die anderen zijn allemaal gesneuveld. Vrienden van mijn vader zijn ook gesneuveld. Ik weet niet of jij iemand ooit… maar die jongen zijn we kwijt, die is ook een half Spanjaard en halve Nederlander, De Lathouder, heb je daar wel eens van gehoord? Willy de Lathouder? Nee, heb ik niet van gehoord. Die vader, dat was een onderwijzer. Zijn ouders waren uit Den Haag, was een architectenfamilie en hij moest…hij was heel intelligent…hij gaf de Nederlanders dus Spaanse les, dus toen zei hij: ‘daar ben ik niet voor gekomen, ik wil naar het front’. Toen is hij naar het front gegaan en de eerste de beste bom was voor hem, maar toen liet hij wel een vrouw in Spanje achter met een jongetje. Want Willy is een jaar ouder dan ik. Ja. En dat was een heel triest verhaal eigenlijk, want die vrouw Rosario, die kwam naar Nederland…na de…wel...na de oorlog met de, met haar kind, want de familie uit Den Haag hebben haar opgevangen en toen trouwde ze later met Evert Ruivenkamp en dat was ook een oud-Spanjestrijder en die is in de oorlog gefusilleerd. Dus die vrouw had twee keer, binnen zes jaar, was ze weduwe. Heftig. Heftig hè? Ja heel heftig. Heftig hè, hoe het gaat dan met mensen, hè. Dus het was heel verdrietig. (…) [Ze zet thee en haalt een koffertje.] Mijn vader heeft in het Thälmann-bataljon gezeten, niet bij de…Piet Laros, nee Thälmannbataljon. Hij was scherpschutter en ze moesten ook voor…ze gingen voor de dingen uit… Ja, als een soort verkenners? Ja als verkenners. En later is hij, omdat hij gewond is geraakt, werd hij ‘entlasser’, dat betekent ‘verbindingsman’. En dat deed hij zelfs met een ezel heb ik begrepen. Dat moest hij…berichten meenemen, weet je wel? (…) [Ze ziet een document van het ANJV, waar zij zelf vroeger lid van wat.] Ik hoefde van mijn vader geen communist te worden, mijn vader zei altijd: “je moet het zelf uitzoeken”. Want hij wilde niet dat wij dat werden,…zomaar. Hij ging ons niet indoctrineren… Hij wilde wel dat u er dan goed over na zou denken...Jaja, dat deed hij, echt…
81
Ik ben links, maar ik ben geen communist meer, want kijk, je kan eigenlijk niet achter een systeem staan. Ik vind communisme op zich een goed systeem, maar het is niet uit te voeren met de mens. Dat kan niet. Dat is het verschil. Maar weet je, de intentie was mooi en vooral de eerste mensen, die dus daarnaartoe gingen, ook Nederlanders, die…zagen het als een soort vernieuwing van de wereld, want je weet hoe slecht het toen was ook…Ook in Rusland veel lijfeigenen, die echt behandeld werden als…stukken vuil, bij wijze van spreken. Want nu zijn ze wel met de slavernij bezig, maar vroeger hadden de mensen het nergens pre…goed. Tuurlijk is slavernij afschuwelijk, daar gaat het niet om, maar er zijn heel veel mensen die kunnen zeggen: “mijn voorouders zijn ook afschuwelijk behandeld”. Als je in Drenthe in het veen moest werken en je stond van ’s morgens zeven tot ’s avonds acht met je benen in het water en dan kwam je thuis in een hutje waar geen gas en licht was en…water en de volgende dag weer terug. Er komt een film uit, ‘Publieke werken’, dat is van Rosenboom, en dat gaat dus over die tijd, dat is ook niet best geweest. En in die t….daar waren veel mensen communistisch, maar dat komt omdat de mensen een iets beter leven hoopten te krijgen, daar gaat het om… Maar het systeem, de macht. Mensen zoeken macht en door de macht verpest alles. En zag uw vader dat toen ook? Ja, mijn vader is er toen ook uitgestapt, ja, die was het er ook niet…en met Hongarije toen…Maar dat was natuurlijk ook…Toen was ik nog wel bij het ANJV, en toen waren er katholieke jongeren en die gingen toen…ons belagen, toen we daar waren, ja. ANJV was best een hele fijne leuke club, want we waren ook allemaal leu…mensen met idealen, echt waar. Die heb je niet meer tegenwoordig, tegenwoordig heb je alleen nog maar je iPad en je bent een selfie van jezelf aan het maken, maar er is weinig…moois eigenlijk voor die jongelui van tegenwoordig. Wij gingen met zijn allen op de fiets naar Elst en we gingen…over allerlei onderwerpen van de wereld praten, we gingen demonstreren, omdat er in Afrika was er toen…weet…even de naam niet meer van het dorpje, daar werden toen al die negermensen doodgeslagen, omdat ze dus aan het protesteren waren en wij werden hier in Amsterdam met knuppels door de politie geslagen, wij gingen demonstreren te…Vietnam, dat soort dingen…Nou je zult toch de kinderen van tegenwoordig, die…het is toch echt andere tijd. Dus u bent misschien toch wel geïnspireerd door uw vader? U bent toch wel politiek geëngageerd geraakt…? Onbewust waarschijnlijk. Maar hij zei altijd: ‘ik wil niet dat je doet wat ik toen heb gedaan, je moet je eigen…zelf…alles onderzoeken’. Het lijkt het geloof wel ‘onderzoekt alles en behoud het goede’. Gelovig ben ik niet, jullie wel? (…) Ik ook niet,/ ik ben wel gelovig opgevoed, maar niet streng ofzo, niet streng. Ik ben gedoopt, je bent gedoopt… Ik ben niet gedoopt, mijn moeder was katholiek, van huis uit, maar die was haar geloof zo kwijt in de oorlog, wat er allemaal voor ellende was…kon zij niet bevatten en mijn vader is nooit gelovig geweest. Hij kreeg wel een strenge tweede moeder, die gereformeerd was, maar hij is nooit…maar hij heeft het toch later gewaardeerd, dat zij dus een man met vijf kinderen trouwde. Toen hij ouder werd besefte hij natuurlijk dat…een jongen van veertien, puberteit, hè, opstandig…en hij heeft haar naar mij genoemd…ik ben naar haar genoemd, sorry. Ze heeft mij dus naar haar genoemd…en daar was ze heel erg blij mee, want ze heeft nooit kinderen gekregen,…en ik was haar lievelingskleinkind…door die naam, dat deden ze 82
vroeger. Maar ze vond het heel lief van hem en ze had ook nooit verteld dat zij mijn oma niet was, maar mijn andere neefjes zeiden: ‘je hoeft oma niet meer te zoenen hoor, want dat is onze oma niet’. En toen ging ik naar haar toe, want ik was gek op haar, ‘zeg oma, ben jij mijn oma niet?’ ‘Nee, dat ben ik niet, maar heeft papa dat nooit verteld?’, zei ze. ‘Mijn vader heeft me nooit wat verteld.’ ‘Ach die Joop,’ want ze noemde hem Joop, Johannes heette hij, want dat vond ze…wel heel heel fijn, hij was toch eigenlijk de enige van de kinderen, die haar toch waardeerde. Omdat ze dacht, ‘hij heeft toch later wel gezien, hoe zwaar zoiets moet zijn’. En zij was heel gereformeerd. Ik heb wel een foto van mijn moeder (…) [Ze zoekt en pakt de foto.] Hoe oud was uw vader toen hij naar Spanje vertrok? Hij was, even denken,…28 denk ik…even denken…ik ben namelijk geboren in ’39 en mij n vader is van 1910, dus hij was 29, dat hij mij kreeg, dus zo 27 denk ik. (…) [Ze pakt een foto.] Dat zijn mijn vader en moeder…, hier heb ik nog een foto. Ik had een hele mooie van mijn moeder, maar die zie ik even niet. Dat waren ze toen ze een jaar of veertig waren…Uit welk jaar komt deze foto? Uit veertig…hier was uw vader veertig?…1950…na de oorlog, na de oorlog, ja misschien waren ze wel 45…dat heb ik nooit, dat weet ik eigenlijk niet, wat stom… Weet je wat het is, mijn vader praatte niet graag over de oorlog, hij heeft ook in het verzet gezeten in de Tweede Wereldoorlog. Ik had nog zo’n bandje van hem. Weet je wel, dat had hij om. (…) [Ze zoekt iets (een foto) en mompelt wat. Ze kan het niet vinden.] (…) [Ze wijst iets aan uit de koffer.] Die hebben we gekregen in Spanje, we hebben namelijk een paar keer zo’n bijeenkomst gehad…met mijn vader en moeder…en met ons allen zijn we daarnaartoe gegaan…mijn broer ook mee, mijn zus en… Hoe was dat voor hem, was dat heel erg emotioneel…? Die ken je hè, Scheerboom, die heeft in Spanje in de gevangenis gezeten en is daarna naar de Irene brigade gegaan in Engeland. Maar die is pas overleden, nog niet zo lang geleden. Wanneer is hij overleden? In 2010. Hij was erg oud. Hij had een schotwond, in…bij zijn kaak. (…) Oh kijk… [Ze pakt wat documenten, waaronder een paspoort en een trouwakte.] Maar sprak… Mijn vader heeft natuurlijk Spaans geleerd in Spanje, mijn moeder sprak alleen Spaans. En die kon niemand verstaan natuurlijk. Die heeft ook nooit Nederlands geleerd…? Jawel, ze heeft Nederlands geleerd natuurlijk, want…ze leefde in Nederland, ja, je had natuurlijk geen inburgeringscursus… Ze heeft zichzelf Nederlands leren lezen, omdat…wij gingen op school…boekjes, kinderboekjes, en dan ging ze met ons lezen, zo heeft ze het geleerd, ze was dol op lezen, want ze zat bij de bibliotheek…ze heeft heel veel gelezen in haar leven en ze sprak dus op het laatst wel Nederlands.
83
Maar hij kwam dus terug in Nederland en hoe werd er eigenlijk gereageerd vanuit zijn omgeving? Nou hij werd niet goed ontvangen, wel door zijn vader, maar hij werd…ze werden stateloos verklaard…kon geen werk vinden…moest drie keer per dag stempelen en mijn vader ging toch werk zoeken, maar dat was dan…de krant door heel Amsterdam proberen rond te brengen, dat heeft hij ook nog gedaan. Maar hij heeft eigenlijk pas heel laat,…toen was ik al 24/25,…heeft hij zijn Nederlanderschap pas terug gekregen en dat was door een vriendinnetje van mij…Ik werkte bij de rep(…)maatschappij Amsterdam, op kantoor en haar vader was officier van justitie van Den Haag en we hadden het er wel eens over…en toen had ze aan haar vader verteld dat ik dus een kind was van een oud-Spanjestrijder…ik had wel op mijn vijftiende mijn Nederlanderschap teruggekregen…of gekregen…voor het eerst…want mijn vader had het nog steeds niet. En toen had hij de papieren opgevraagd bij mij en toen had mijn vader binnen twee weken zijn Nederlanderschap, door die officier van justitie. Maar er was nog een oom, die heette De Kolonia, die kreeg het nog veel later. En ze hadden in de oorlog een brief gekregen van Prins Bernhard, dat ze zulk goed werk hadden gedaan, maar toch werden ze niet erkend. En hij moest altijd bij een bedrijf een verblijfsvergunning aanvragen en een werkvergunning, al die jaren…de NSB’ers hadden het eerder terug, ja… Kunt u nog iets meer vertellen over zijn achtergrond? Over zijn ouders, wie waren zij, uit wat voor omgeving kwamen zij? Mijn opa was een kraandrijver…kwam dus uit Hoofddorp uit die kant vandaan…geboren in de Haarlemmermeer. Hij was…zijn vader had een klein stukje grond met wat koetjes, maar ze waren gewoon boeren, ik denk, ze zijn waarschijnlijk daar in die buurt terecht gekomen voor het veen denk ik…Graan voor Visch ken je natuurlijk. Dat stuk grond moet van die familie zijn geweest en eerst was het natuurlijk water en daarna kwam er graan op, Graan voor Visch. Hij was dus op een gegeven moment kraanmachinist, maar zijn broers gingen in de rozen, bij Aalsmeer en die hebben daar allemaal kassen gekregen en mijn opa niet, want die had geen geld om mee te doen, omdat hij vijf kinderen had en geen vrouw meer. Maar hij heeft heel hard gewerkt als kraanmachinist. Mijn vader was zeeman en die had geen baan en toen heeft mijn opa hem thuis geleerd hoe je moest kraan drijven, helemaal voorgedaan. Elke keer weer en toen heeft mijn vader gesolliciteerd als kraandrijver en toen is hij kraandrijver geworden, jarenlang, een torenkraan zelfs, maar een diploma had hij niet. Maar dat heeft zijn vader hem geleerd. Zijn vader was van de SDAP en zijn vader heeft ook veel gestaakt. En dan kon je soms 6 weken…kreeg je geen eten…of wat dan o…geen geld. Uit zo’n soort gezin, uit een SDAP…, was mijn opa. Politiek actief… Ja, dat was mijn, daar kwam mijn opa uit. Maar die broers hebben het heel goed gemaakt, in Aalsmeer, zijn allemaal rijke jongens geworden. (…) [Ze vertelt iets over deze broers] En werd er thuis veel over de Spaanse burgeroorlog gesproken?
84
Niet veel. Mijn vader was heel gesloten, dat is jammer, maar dat zijn ze haast allemaal want ze zijn gewoon…kijk, het was geen grapje natuurlijk, want over de Tweede Wereldoorlog weet ik ook niks, dat vertelde mijn vader ook niet…en hij zat bij Gerben Wagenaar, dat weet jij natuurlijk niet, maar dat was een hele belangrijke verzetsgroep, daar zat mijn vader bij. Met zijn vriend, een rode joodse man, die heet Max Meijer en die is zelfs niet doodgegaan in de oorlog, gelukkig. Na de oorlog heeft hij dus ook veel protesten gedaan, maar die man was rood, rood van zichzelf… Dus geen communist? Hij was ook een communist, maar hij had rood haar, Helemaal rood Rood van binnen, rood van buiten. Ja. Mijn vader heeft meegedaan ook in de Tweede Wereldoorlog met het in brand steken van het bevolkingsregister, heeft niets uitgehaald achteraf, want ze hadden kopieën, filmrollen in Den Haag. En hij heeft natuurlijk…naja wat hij allemaal gedaan heeft, dat weten wij dus niet, want dat vertelde hij niet, wilde hij nooit…ja. In Spanje heeft hij ook veel narigheid meegemaakt. Ze waren dus in een dorpje, hij was ondergebracht bij de Castelijn, want ze hadden het veroverd en toen hadden de fascisten het dus weer veroverd, maar later hadden zij het weer veroverd en toen hadden ze die twee dochters en die man gedood…die daar woonden. Dat deden ze gewoon. En mijn vader vertelde van Marokkaanse mannen, die waren aan de kant van Franco en die doodden je niet met een geweer, daar hielden ze niet van…die hadden ijzerdraad en die probeerden je vanachter te kelen. Dat was in de Spaanse Burgeroorlog. En ze hadden die meisjes hun borsten afgesneden. Dus ik bedoel…O god, verschrikkelijk. Waarom, hè? Wat beestachtig is een mens. Klein laagje vernis, vind je niet? Kwam hij ook getraumatiseerd terug? Ja, hij was al…het ergste was dat hij…net toen de oorlog…net dat de Canadezen in Nederland kwamen…dus ook dat was natuurlijk jammer, is mijn vader aangereden door een Canadees die links uitweek, omdat hij natuurlijk gewend was om links te rijden. En hij heeft mijn vader op de dienstmotor, mijn vader was kapitein in het leger…hebben ze hem aangereden en hij heeft een schedelbasisfractuur gehad…heeft hij heel lang in coma gelegen en toen is hij naar Oog en Al gebracht, dat is een militair hospitaal. Daar is hij een hele tijd geweest. Hij kwam fel over been terug, op een gegeven moment was hij toch weer beter geworden, want de dokter zei, niet tegen mijn moeder, maar tegen mijn opa: “hij is een vechter, misschien redt hij het.” En hij heeft het gered. Maar daarna is hij toch altijd een beetje anders…volgens mijn moeder ook anders geweest…ik was acht dat het gebeurde, ja. Hoe bedoelt u anders? Ja gesloten, een beetje bozig altijd. Een beetje anders. Een beetje nors? Ja. En in het ziekenhuis had hij hallucinaties…hij is op paviljoen drie terecht gekomen van het Wilhelminagasthuis, want hij dacht steeds dat hij in Spanje was en hij ging vechten tegen de verpleegsters en de verplegers. Dat deed hij in zijn…dat hij weer een beetje bijkwam, weet je wel? Hij was een beetje gek eventjes, maar dat is later weer helemaal goed gekomen. Maar hij was een gesloten man, en stil, en hij vertelde niet veel, niks… 85
Hij vertelde niets over hoe het was in Spanje? Ja een paar dingen die ik dan hoorde, die hij dan vertelde, via…aan anderen…er is wel eens een keer nog een jongen geweest, studenten vroeger, die een boekje hebben geschreven, ken je het boekje? [Ze zoekt een bepaald boekje, wat deed gij voor Spanje of iets dergelijks. Haar zus heeft het waarschijnlijk.] Mijn vader was 28 jaar toen hij trouwde, dus hij was niet jong dat hij naar Spanje ging. Ik ken iemand, die heet Teeuwen, Herman Teeuwen heette die, uit Haarlem, die was zeventien. Die is heel ernstig gewond geweest, overal ga…kogels in zijn lijf. Heb je daar ook van gehoord? Die is ook al een tijdje dood. Kunt u nog wat meer vertellen over zijn motivatie om daar heen te gaan. Hij wilde iets betekenen, tegen het fascisme… Ja, hij hoorde bij een groep mannen, alsook Krijn Breur. Is in de oorlog gefusilleerd en die was ook een oud-Spanjestrijder, die is gewond teruggekomen en die was, dat was een vriend van hem. Zijn vader was onderwijzer in Amsterdam-Noord. En mijn oma en opa woonden in Amsterdam-Noord. En die waren, die was van de AJC, dat ken je ook. Ze waren echt dus links en hadden het idee dat ze het fascisme dus tegen moesten houden, ze hadden een groepje met idealistische vrienden. Hij wilde iets betekenen voor de wereld… Ja, het grappige was dat hij later, toen de oorlog afgelopen was zei: ‘Het wordt later een hele mooie wereld voor jullie.’ Dat dacht hij. Het is natuurlijk geen slechte wereld, maar kijk om je heen. Het kan nooit gebeuren, maar dat was echt een beetje…hoe kan je dat nou denken, hè? ‘Jullie zullen het allemaal later goed krijgen en fijn, met elkaar.’ Dat dacht mijn vader. Dat de mensheid geleerd had van de oorlog en met elkaar opbouwde. Was het misschien ook een soort zingeving aan zijn leven? Ja,…hij dacht dat dat allemaal niet voor niks was geweest…Na de oorlog waren mensen natuurlijk ook optimistisch enzo en samen opbouwen dat was natuurlijk een hele mooie, eigenlijk haast een communistische gedachte. En dat is mijn vader lang gebleven, hij was er lang van overtuigd dat je het met elkaar moest doen. Maar natuurlijk niet met strafkampen en de boeren hun land afpakken en kolchozen bouwen, dat soort dingen, maar dat weet je niet. Je stapt…dat is zo gevaarlijk om achter iemand te gaan staan, je weet niet wat de mensen boven jou doen en wat hun motivaties zijn. Vind ik, hè. Dus je kan nergens eigenlijk bij horen. Ja die mensen in de regering ook, die vertegenwoordigen dan ons, het is natuurlijk niet zo…ze spuien hun eigen ideeën, ja,… Maar er was ook een soort zekere naïviteit, wist hij wel waar hij naartoe zou gaan? Naïef ja. Dat wist hij niet. Hij was nog nooit naar een oorlog geweest, maar hij heeft natuurlijk wel gevaren. Hij was natuurlijk iemand die wel wist hoe de wereld een beetje in elkaar zat en hoe arm alles was en hoe nodig het eigenlijk was om te hervormen. Ik bedoel…dat is het verschil van mijn vader geweest, die wel wist dat het een zooitje was in de wereld. Dat weet je niet als je netjes thuis zit en ’s avond netjes weer thuiskomt, hij heeft veel gezien. Dat heeft hij ook wel gezegd, veel armoede gezien en ellende. Tien jaar gevaren. Dat is wel lang.
86
Zijn motivatie was dus eigenlijk idealistisch, maar is dat haalbaar? Geloof jij in een maakbare wereld? (…) tot op een zekere hoogte, denk ik Mijn moeder is te voet van Barce…van Bilbao, mijn tante…, toevallig zie ik iemand die op mijn tante lijkt, mijn moeder is daar terecht gekomen. Bij in Bilbao, bij Guernica in de buurt, bij die kleine dorpjes daar, die Baskische dorpjes werd er veel gevochten en geëxperimenteerd met vliegtuigen van de Duitsers. En toen zijn ze…en maar mijn tante had een man en vier zonen en die gingen in het leger tegen Franco, dus die jongens en de vader en toen zei mijn tante tegen mijn moeder en haar moeder: ‘ik ga achter het leger aan’. Dus die nam haar twee…een jongetje van acht en een kleintje mee en mijn moeder ging mee en haar moeder ging mee lopend achter de soldaten, totdat ze eindelijk in Falset aankwamen, bij Mataró in de buurt. En toen is mijn moeder zich op gaan geven bij de mensen om te vrijwillig te helpen bij de ziekenhuizen… Dus uw moeder kwam uit het noorden van Spanje, uit Baskenland. Ja. Was zij later ook voor onafhankelijkheid van Baskenland, … Nou de ETA, weetje, mijn moeder was daar niet geboren, ze was zeven dat ze in Baskenland aankwam, ze is geboren in een dorpje tussen Léon en Palencia en dat het daar…mijn opa was een edelsmid…het was daar heel armoedig en een paar dochters waren al…ze kregen veel kinderen vroeger…naar Bilbao gegaan en die vroegen of de vader en de moeder en mijn moeder dan, de laatste ook daarnaartoe kwamen. Dus ze zijn in Bilbao opgegroeid, ze was gek op Bilbao, ze was ook gek op de Basken, maar ze was niet voor die ETA. (…) [Ze noemt een aantal gruweldaden van de ETA.] Ik vind het geen goed systeem, ook wat de Catalanen nu doen niet. Tegen afscheiding van bijvoorbeeld ook de Friezen. Dan moeten ze helemaal ‘selfsupporting’ worden. En wat zou uw vader ervan… Mijn vader was ook niet voor de ETA, helemaal niet. Mijn vader heeft wel… (…) [Er volgt een kort gesprek over de eenwording Europa] Bent u nog steeds politiek actief? Nee joh, ik ben 76. U heeft geen ambities om…? Nee (…) [Ze vertelt over haar zoon en Duitsland.] Ik wilde uit principe nooit naar Duitsland, maar ik ben uiteindelijk toch maar een keer gegaan. Je kan maar zo iemand tegen komen die een hartstikke slecht mens is geweest. Ja, stom. Een aard van een mens kan je niet helemaal breken. [Zoon:] ‘Ergens voel ik toch ergens dat ik een beetje uit een rood nest kom.’ Hij [haar zoon] had er moeite mee als hij gefêteerd of ‘omgekocht’ met bijvoorbeeld wijn werd…‘wilt u het naar kantoor sturen, ik werk met een team van 29 man, ik heb toch het gevoel dat een beetje nog het rode er in zit.’ Voor het samen, het collectief, dat bedoelde hij daarmee. Niet hij, maar met elkaar er beter van worden. 87
Hij heeft mijn vader wel wat dingen gevraagd en hij persoonlijk zegt dat zijn opa hem dingen heeft verteld, maar dat opa had gezegd dat hij het niet verder mocht vertellen, dus hij heeft mij nooit verteld wat opa…want hij is een keer bij opa gaan zitten praten… Heeft u ook geen idee, wat… in welke richting we moeten denken of… Ja, hij heeft natuurlijk ook mensen moeten doden denk ik, ik was een…trut toen ik jong was als klein meisje, toen zei ik: ‘nou dan ben je een moordenaar, ook al was het een Duitser, misschien heb je wel een Duitser doodgeschoten’. Ik was een gek kind, dat dacht: ‘doodschieten, afschuwelijk, iemand die ook een gezin heeft.’ (…) [Ze zegt iets over de Eerste Wereldoorlog] Toen werd mijn vader een beetje kriegel, dat ik dat zei. Eigenlijk beschuldigde ik hem. Snap je wat ik bedoel? Maar verder zei hij er niks over, dat het wel een doel had ofzo? Ja, dat zei hij. Maar ik kon het toen niet begrijpen, ik was te dom. En kunt u het nu wel begrijpen? Ja… mijn vader hield niet van geweren, mijn broertje mocht geen geweer thuis, hè, revolvertje spelen, toen had hij geruild met een vriendje, een speelgoedje geruild, en toen heeft zijn vader het stukgeslagen…Dat deed hij, hij pakte het geweertje en hij sloeg het zo stuk. Dus ook hij vond het niet leuk om te hebben moeten doden, denk ik. Mijn moeder heeft in zo’n kamp gezeten (laat foto zien), in Frankrijk. Het zijn opvangkampen, vluchtelingenkampen. Zoveel anders zien ze er nu niet uit. Nee hè. Mijn vader ging ook wel naar Spanje met…kende je Karel Neijssel? Heb je daarover gehoord? Die heeft nooit in Spanje gevochten. (…) [Ze laat foto zien van vader bij onthulling van een monument voor de Internationale Brigade in Spanje, als afgevaardigde van Nederland. De tekst erbij is geschreven in Catalaans.] (…) Wat mooi was van de Spaanse bijeenkomsten, mensen uit 52 landen allemaal … idealistische mensen, die kwamen bij elkaar en dat was zeer emotioneel. Mensen uit Israël, (zegt iets over aardige Israëliërs) En ook uit Amerika hele goede mensen…[zegt iets over Amerika, het leven daar, ‘ook dat is een farce’] U heeft wel een beetje een cynisch wereldbeeld, of noemt u het realistisch? Dat weet ik niet, dat laat ik aan jou over…
88
Ik heb geen slecht leven gehad, ik ben opgegroeid in een tijd dat je een touwtje uit de deur kon hangen…vrij leuk op straat kon spelen, er waren niet zoveel auto’s, ik heb een goed leven gehad, ik kreeg een baan, heb mogen leren, ik heb het niet slecht gehad, liefdevolle ouders, maar (…) [Ze zegt iets over vluchtelingen. Ze heeft angst voor verandering, omdat ze denkt dat ze geen werk zullen krijgen en de beloofde gouden bergen niet zullen vinden, het zal leiden tot teleurstelling. Daarna praat ze over volksverhuizingen.] (…) [Ze vertelt wat over dat mensen zich niet aanpassen] Zag uw vader dat ook? Of mijn vader dat vond weet ik niet. [Ze vertelt over Somalisch gezin uit de buurt] Was uw vader zachtaardig in huis, hij kon dus ook heel streng zijn… Hij sloeg niet echt, hij heeft me wel eens geslagen, maar dat was vroeger ook gewoon, een pak op je broek, dat mag nu niet meer, maar hij was een liefdevolle vader, dat wel… (…) [Ze vertelt over dat ze een typemachine van haar vader kreeg] Ik mocht niet naar de MAVO, ik zei tegen mijn vader: ‘ik wil helemaal niet naar de huishoudschool’. ‘Nou dan ga je daar niet heen, jij gaat naar de MAVO’. En mijn vader ging naar het hoofdonderwijs en zei: ‘mijn kind gaat naar de MAVO’. Ik wist helemaal niet dat je ook daarin kan beslissen. Sommige kinderen mochten niet met mij spelen, omdat mijn vader na de oorlog wel lijst één van de communistische partij had opgehangen en dan mochten ze niet met mij spelen. En als het de Tachtigjarige Oorlog was, kregen we ruzie op straat met de kinderen, want die gingen dan met ons vechten, want wij hadden een Spaanse moeder. Ik heb al heel vroeg ontdekt dat je er niet bij hoort. Vanwege uw achtergrond… Ja. (…) gesprek over mogelijke jihadisten bij de hedendaagse vluchtelingen, zij verteld over hen en Molukkers. Deze jongens hebben zich onbewust minderwaardig gevoeld en de kansen niet gekregen of gegrepen, soms grijp je ze en soms krijg je ze. Je moet niet alles willen krijgen. Je moet niet alleen maar hopen dat een ander je helpt, daar kan je niet op zitten wachten. Ze zijn gehersenspoeld en gefrustreerde kinderen. Het is niet van een kant, het is ontstaan en dat vind ik zielig. Hoe kijkt u dan…er wordt wel eens een vergelijking gemaakt met jongens die naar Spanje gingen en daar kan je natuurlijk heel erg vraagtekens bij zetten, maar er zijn natuurlijk ook overeenkomsten dat het jongen jongens zijn die niet altijd even gewenst waren in misschien in Nederland… Hun hersenen zijn nog niet helemaal volgroeid. Maar die zijn dus echt nodig, dus waarschijnlijk voor dat soort dingen, ik denk dat oorlog en wraak en al die…oorlog zit in de 89
mens denk ik, zelfs apen maken oorlog en ik denk dat je er niet aan ontkomt, het zit in je DNA denk ik. Dus of je ze wilt vergelijken met…Ik vind het iets ernstiger omdat ze zich tussen onschuldige mensen begeven met bommen om en in hun eigen land...vaak, met het zelfde geloof alleen een ander kleurtje. Katholiek/christelijk, het was hier ook natuurlijk. We hebben vroeger ook de hoekse en de kabeljauwse twisten gehad. We hebben vroeger ook de katholieken tegen de christenen gehad, het Leids verzet…Daar waren wel de Spanjaarden, maar de meeste doden waren ook gevallen, omdat ze de oorlog met elkaar… ze pikten van elkaar ook elkaars bezittingen. De ene was voor oranje en de ander was weer voor Spanjaarden. Ik weet niet of dit ooit goed komt in de mens, er is altijd tweespalt…en ik heb het idee dat de Spaanse mensen, omdat er echt de meeste naar Spanje gingen een iets beter… [Vraagt of we thee willen] Ja misschien zijn ze met een elkaar te vergelijken qua idealisme, hun idealisme is hun idealisme, ja toch? En wie zijn wij om te zeggen dat hun...wat is fout en wat is goed? Wat zegt u dan? Ik zou het niet weten na al die jaren niet. Ik denk wel dat er een klein verschil is omdat met de jihadisten van nu is het echt een religiestrijd en in Spanje was dat toch… Het was geen religies, het was een burgeroorlog. Het waren broers tegen broers, in één familie kon je twee soorten groepen hebben. Armoede hè, dat doet ook heel wat. Hè, armoede ook in Nederland. Mensen die geen werk hadden, die waren er ook bij, die dus eigenlijk dachten, we willen gewoon dat er een betere wereld komt, dat we met ze alle oplossen. Maar het is niet op te lossen denk ik. Denk jij dat het op te lossen is? Jij bent nog zo heerlijk lekker jong en idealistisch. Ik weet het niet ik denk dat het moeilijk zal zijn, maar we kunnen het altijd proberen toch? Kijk mijn moeder zei altijd: er zijn meer goede mensen op aarde dan slechte, anders was het leven niet leefbaar…en zo moeten we doorgaan. Er zijn meer goede mensen die goed willend zijn, die wat voor elkaar over hebben dan slechte mensen, maar je hebt slechte erbij, het is niet te geloven maar het is wel zo. Ze kunnen er niks aan doen, ze worden zo geboren, onthoud dat ook even. Je wordt toch geboren met wat je krijgt en daar moet je het mee doen. De één heeft waarschijnlijk een brein om te frauderen en om iets anders te doen. Wat is dat in een mens...en een ander is altruïstisch en vriendelijk, maar dat…kan je wel over je borst slaan. Maar dat moet je eigenlijk, het is een geluk, het is een geluk als jij tot de soort behoort die niet moorden en doen…ja…of die niet wil dat…je huis afpakken hè en dat soort dingen. Wat heeft u nog meer voor dingen liggen? Nou dit is weer later gekomen. Ze worden nu opgegraven de oud-Spanjestrijders enzo en mensen die vermoord zijn. Want wanneer is uw vader voor het eerst teruggegaan naar Spanje? Oh, toen Franco dood was…Meteen daarna?...eerder wilde hij niet…want kijk mijn moeder had natuurlijk familieleden in Spanje. In die tijd dat mijn moeder in Nederland woonde, is haar moeder overleden, ze hadden geen telefoon…het enige was brieven schrijven en mijn 90
oma heeft natuurlijk die hele reis te voet afgelegd, helemaal daarnaartoe. Die is op een gegeven moment gestorven net na de oorlog. Ik was 5 maanden oud. Ze heeft wel geweten dat ik bestond, maar mijn moeder heeft haar moeder nooit meer terug gezien en nog een zuster nooit meer terug gezien. Ik was achttien jaar toen ik met mijn moeder naar Spanje ging, met mijn moeder, want we moesten sparen omdat natuurlijk…en toen hadden we heel veel familieleden die stonden allemaal op ons te wachten. We gingen in de bergen picknicken, dat was heel bijzonder. Mijn moeder raakte haar stem kwijt van emotie. En jaren later is mijn vader pas mee gegaan. Dan kwamen wij vertellen dat ze het in Spanje niet zo slecht hadden thuis, want ze kochten een eigen huis in Spanje (heel veel mensen hebben in Spanje geen huurhuis, ik weet niet of je dat weet), maar ze hadden daar meer kans…en ik zei: het gaat helemaal goed in Spanje, nou mijn vader die werd hels. Hij zei: dat kan ik me niet voorstellen. Franco is net weg, weet je wel…dat kon hij zich niet voorstellen dat ze in Spanje het goed hadden…beter dan wij, wij woonden in een huurhuisje! Maar ja dat kon hij niet aanhoren… Nee, dat kon hij niet voorstellen. Dat ondanks dat Franco daar de baas was geweest dat het toch beter was met de mensen. Even kijken… oké aankomst in Spanje eind 36…dat zie ik hier staan, Johannes Kasper van Eijk heette hij…36…in december 36. Hij is ook vertegenwoordiger geweest. Toen hij klaar was met sparen, is hij vertegenwoordiger geworden “Commerciante”. Hij hoorde bij de “Secoro Rojo”, de rode hulp, internationale rode hulp brigade, de rode hulp, hij zat bij de 11de brigade de Ernst Thälmann brigade…‘voordat ik gewond werd, soldaat, later verkenner en ordonnans geworden’, Teruel, Madrid, Brunete, bij de fronten Westkaap Zaragoza, Guadalajara en Guarana heeft hij gevochten. Plaatsen type verwonding in Teruel op 6 januari 1938 gewond geraakt. Dus meteen al bij de eerste slag eigenlijk lijkt het, of is dit in chronologische volgorde? Nee, nee, nee, want hij is daar overal bij geweest en Teruel hebben we opgeschreven gewoon, maar dat was niet de eerste slag, want anders kan die nooit bij Madrid en Huesca en al die andere dingen hebben gezeten. Ik heb het allemaal opgeschreven voor mijn vader, hè toen. Hij was gewond geraakt aan zijn arm. Hij was… Oja, dat moet ik ook nog even vertellen, hij speelde…Mijn stief-oma was gouvernante geweest in Wassenaar bij een rijke familie. En toen zij dus bij mijn opa kwam, toen moesten de jongetjes viool studeren. Dus mijn vader die heeft viool gestudeerd. Mijn vader heeft zelfs in een orkest gezeten en mijn vader die kon na de oorlog, waar hij was verwond geraakt, kon hij alleen nog kijkend viool spelen. Hij had zijn viool nog, die had mijn oma bewaard en ik moest accordeon spelen. Daar hield ik niet van, maar ik moest accordeon spelen van mijn vader. En dan ging mijn vader met mijn viool spelen. Maar hij kon niet meer viool, hij kon eigenlijk niet meer in dat orkest spelen, omdat hij na de oorlog gewond was geraakt. Maar hij heeft in een orkest gespeeld. Hij is in de Tweede Wereldoorlog compagniescommandant geworden, en bij de NBS gezeten, Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten, ja, en raad van verzet heeft hij gezeten, (…)groep NSF, en dat is mijn vader en zijn handtekening. Dus dat weet je iets meer, niet door mij. Mijn vader moest in Duits allerlei van dat soort briefjes over brengen en die briefjes heeft mijn moeder allemaal verstopt in haar kleren meegenomen naar Nederland. Wat mooi dat ze dat mee hebben genomen 91
Wat vreemd hè, ze had nog iets. Dat zij had gewerkt voor een hele belangrijkste socialist in Spanje in de oorlog, en de consul in Amsterdam die wilde dolgraag van mijn moeder de originele hebben om in een museum te doen. Wij bergen dus nog de kopie. Waar zijn de originele nu? In de IISG, daar moet je ook eens naar toe gaan, daar kun je van alles vinden. (Zij staat er ook in). We zijn hier natuurlijk gekomen via mevrouw Klatser, maar heeft u…u heeft blijkbaar nog veel contact? Ja, we zien elkaar elk jaar en we sturen kerstkaarten en vroeger meer dan nu, en we gingen met mekaar een aantal keer naar Spanje om de reünie. Daar hebben we hele goede vriendschappen aan over gehouden, haar man Leo Klatser, ook een belangrijke man… Gaat u elk jaar ook naar de herdenking? Ja elk jaar in Amsterdam in de school…[wijst iets aan] dat is ook van mijn vader, hij was dus echt compagniescommandant, het is van het ministerie van oorlog, compagniecommandant J. K van Eijk, dus dat is mijn vader in de oorlog geworden, wat mijn vader voor heel veel dingen heeft gedaan in de oorlog, die ik niet weet maar die dus wel waar zijn, anders wordt hij niet compagniescommandant. En hij heeft prins Bernard en dat soort dingen ontmoet en die heeft hem een keer een brief geschreven. Heeft u die brief ook nog? Alles is nu allemaal daarheen gegaan. Ik heb daar geen kopie van gemaakt, ik heb wel twee dozen bewaard, maar… Maar je moet dus dit meenemen, dat ding, dat kregen kinderen op die school, misschien dat je daar iets uit kan halen (uiteindelijk, als ik dood ga gooi…de meeste mensen gooien natuurlijk al je spulletjes weg) Kijk dit is ook van hommage, de A.A.I.B. dat is Spaanse jongelui. Die zijn daar nog veel, die kinderen stonden daar allemaal met hun vuisten, ik heb ook nog videobanden,…Dat is zo bijzonder we werden in een haag ontvangen me vader, me moeder en iedereen en ze waren echt nog tamelijk links. Bijna als een soort helden…Maar het gekke is dat wij hier helemaal geen partijtjes meer hebben met actieve jongeren, dat is er niet meer, maar daar leeft het nog, Vindt u uw vader een held? Nee tuurlijk niet. Omstandigheden vormen de mensen toch, nee. Mijn vader zei: ‘je doet soms dingen, zonder erbij na te denken.’ Helden bestaan eigenlijk niet denk ik, de een ziet iemand in het water vallen en springt, dat is ook in Amsterdam, er vallen wel eens mensen in de gracht, er staan mensen te kijken, en er zijn mensen daar kunnen ze niks aan doen denk ik, ze worden paralyzed, verstijfd van angst. Sommigen mensen zijn actief en die springen, achteraf gezien is het misschien stom of kunnen ze waarschijnlijk dood gaan. Ben je dan een held? Het is gewoon wat je als bagage hebt meegekregen, de een is dit en de ander is...dat. Zag uw vader dat ook zo? Ja, en zo is het. Je doet het, en je doet het ook, maar je zit ook in een flow dat je het gaat doen, je gaat mensen helpen, je gaat mensen onder laten duiken, je gaat mensen eten 92
brengen, want ook alle onderduikers moesten eten. Het is een heel gedoe geweest om jaren mensen onder te laten duiken, is ook heel erg eng, dat zei mijn vriendin, ik heb een joodse vriendin in Nederland in Landsmeer die zei ‘’Elly, als alle kinderen die rood haar hadden vervolgd zouden worden, weet ik niet of ik een rood kind in huis zou nemen’’. Dat zegt ze nu, haar vader en moeder zijn vergast. Zij is als kind ondergedoken geweest. Dat zei ze. Ik vind het heel erg moedig, want je eigen kinderen lopen ook gevaar, en dat was ook zo, er werden moeders opgepakt en die kinderen bleven achter, die moeder werd naar Ravensbruck gestuurd, en die moeders gingen dood. Je doet het, maar als je achteraf misschien die vrouw had gevraagd dan had ze gedacht ik moet voor mijn kinderen zorgen. Maar het verdriet dat je ziet. Dat mensen vervolgd worden. Dan doe je dingen. Het zijn omstandigheden die de mens vormen, zo zie ik het? Ben jij het daar mee eens? (…) Ook acties, voor de acties, de een kan het en de ander kan het niet. En heeft u nog iets, als wij een boek zouden moeten lezen over de Spaanse burgeroorlog of over de Nederlanders, heeft u dan een boek waarvan u zegt, dat moet je zeker lezen? Nee dat heb ik niet. Ik weet niet of ik dat andere boek nog heb. (rommelt in boekenkast) Dat is het boek niet, jij hebt dit boek. Dat is hem niet. En nog een boek. Dit boek, dit is ook van iemand en dat is een neger, die komt uit Amerika, die heeft dit boek persoonlijk aan mij gegeven. Hij was al heel oud. Hij was ook bij een reünie in Spanje en hij heeft het ook over de oorlog. Hij heeft in Spanje gevochten, bij de Lincoln brigade. [Ze bekijkt verschillende krantensnippers en andere spullen die ze op de tafel heeft gelegd]. Ik kan wel alles meegeven…nou we zoeken de boeken wel op. Kijk Guernica, heeft u het in het echt gezien? Ja ik ben in Madrid geweest. [Ze vertelt dat zij daar familie heef.t] Kijk dit is over de oorlog gewoon. Maar er staat, ik denk dat daar iets in staat over die jongen die ook in de Spaanse burgeroorlog heeft gezeten dat was de vader van Dunya Brure, die is helaas dood. Dat meisje had een archief, jongen. Ik ben maar een doodgewoon mensje. Zij had gestudeerd, Slavische talen en ging ze alles van de Spaanse burgeroorlog uitzoeken, alles, alles. Maar ja, ik heb ook nog even… Wij Nederlanders, misschien een beetje raar. Veteranen in Nederland, die zijn trots op zichzelf, die zijn gestuurd voor politionele acties. Maar hoe kan koningin Juliana nou gaan tekenen? We waren net 5 jaar bevrijd van de oorlog…tekenen om daar die mensen weer te onderdrukken en dat deden ze, ze hebben niet veel achtergelaten qua mooiigheid. [Ze spreekt kritisch over de politionele acties] Dat waren jongens die in opstand kwamen, waren dat jihadisten? Ze wilden bevrijd zijn, wij wilden toch ook bevrijd zijn? Dan zijn we allemaal moordenaars als we tegen de Duitsers hebben gevochten. [Ze houdt niet van de Nederlandse zelfverheerlijking] En wat vond uw vader ervan? Dus wat gebeurt er, die jongens komen terug uit Indonesië, de vlaggen hingen uit. In onze straat Evert, Evert Exalto. Hij ging douchen…[minder relevant stuk]. Iedereen had de vlag uit hangen behalve wij. Toen zei ik: ‘Papa, ik wil ook een vlag uit hangen, want Evert is teruggekomen’ en toen zei mijn vader, ‘nee’, en toen zei mijn vader ‘want deze jongen heeft de Indonesische vrijheidsstrijders helpen doden’ [uiteindelijk mochten zij de vlag toch ophangen. Hij snapte de kinderen wel, maar was het er niet mee eens.] Ik heb ‘la pasionaria’ persoonlijk ontmoet, dat is die mijnwerkersvrouw. Ik kwam in Mataró daar ben ik gemaakt [Ze vertelt iets over Mataró]. 93
(…) Mijn vader was ook op de dam op 7 mei, toen al die mensen doodgeschoten werden, Hollandse club hè, hier is de Hollandse club en dan werden ze doodgeschoten. (verhaal hierover). Ja dat zijn dus de soldaten uit Spanje, die foto heb ik uit de krant geknipt toen ik in Spanje was. Wat is vrijheid hè? He grappig, ik had toch verteld dat mijn vader kraandrijver wilde worden? Ik vind hier dat hij aangenomen is (gesprek over dit feit). Want mijn vader was dus aan zijn linkerhand eigenlijk invalide. We waren ook bij de receptie van de Spaanse consul… Ik heb nog een oude Waarheid! (enthousiast over de echte “De Waarheid”). Mijn vader werd gehuldigd door de burgemeester van Landsmeer (…) Hij heeft wel een oorkonde gekregen. (…) Heeft u nog steeds nog steeds contact met andere nabestaanden van oud-Spanjestrijders? Ja Enoi Paez. Die woont in Utrecht [minder relevant stukje]. Ook een half Spanjaard. [Zijn moeder is Spaans]. Mijn moeder is in Valencia geboren. En bij die consul zijn we geweest. Oja er was een vrouw [in 62]…aanvraag om naar Spanje te gaan. Mijn moeder had geen paspoort. Die consul zei tegen mijn moeder: ‘U bent met een stateloze getrouwd, u bent uw Spanjaardschap nooit kwijt geweest.’ Soldaat van Nijbeek, heeft een geweer?...Hier is hij in Albacete. Kameraad van Eijk vertrekt uit het hospitaal 22-9-32. Dat was de dokter, Hauptman. Oh Capa was er ook, Robert Capa. Hele bekende fotograaf. En magnum foto’s. [Ze kijkt zelf niet zo vaak naar die documenten.] [Ze zegt iets over een brief die haar moeder geschreven heeft.] April 39. Toen was ze al in Nederland? Ja mijn moeder is 19 maart aangekomen in Nederland. En mijn moeder kon namelijk zo goed door de smokkelroute komen, omdat op die dag was er een wedstrijd België-Nederland en de douanes die zaten te luisteren naar de radio en die letten niet goed op. Maar ze hebben uren gescholen en gedaan om Nederland binnen te komen en toen ging mijn vader haar opgeven en toen werd hij gearresteerd. Dus vanwege zijn verleden of omdat…? Tuurlijk! Als hij geen oud-Spanjestrijder was geweest dan was dat in orde geweest. Maar dan pakken ze je natuurlijk. [ Vertelt kort over het feit dat haar vader een huis heeft gekraakt. Op D-day vluchtten alle fascisten en zij gingen toen in dat huis wonen. Daarnaast vertelt ze iets over het feit dat een bom precies naast het huis van haar oma en opa is gevallen. Zij zat onder de tafel.] (…) Iets van Jenny gekregen, verpleegster in Spaanse burgeroorlog, haar man is in de Spaanse oorlog gesneuveld, later trouwde ze met Esser, naja, ze leefde met hem. Naar Spanje omdat er een gebrek was aan verplegend personeel. Ik kan ook vertellen wanneer mijn vader Nederlander werd. 94
Dat kreeg je in zo’n briefje? Ja en later kwam het in de Staatscourant. [Elly was 15 en haar broertje 10 toen ze Nederlands werden.] Hij mocht ook niet stemmen, dat was heel erg. Deze jongen Evert Ruivenkamp, die was eerst Rosario die trouwde met de Lathouder en later met Ruivenkamp. [Ruivenkamp ook oud-Spanjestrijder.] Dat is ook een hele goeie vriend, als je hem googlet…hij is een heel begenadigd fotograaf geworden. Ook een oud-Spanjestrijder en persoonlijke vriend van mij, ook naar Rusland geweest. Oorlogsvoeren, dat maakte hij. Hans Sibbelee. Zijn foto’s zijn jammer genoeg verbrand (...) In Tiel bommenplof…. Juli 1943 bombardement in noord. Die Hans ook in China geweest. Mijn moeder was getrouwd met een internationale brigadist, dan moet je niet vergeten, dan was je wel verdacht. Mijn vader heeft nationaal herdenkingskruis gekregen van het ministerie. Commandant sectiespecialist vliegende colonne. Daar is mijn vader van geweest [in Nederland] dus hij bleef natuurlijk zijn idealen trouw. Mijn vader is ridder geworden, ridder orde. Willems orde, maar mijn vader wilde hem niet komen halen. De burgemeester is thuis gekomen. Die Arie Kater, SDAP ’er… Mijn vader is niet via de communistische [Ze leest iets voor] partij uitgestuurd, die is zelf meegegaan met hem. [Ze schrijft iets op] Lid van vrij Spanje. [Ze leest iets voor uit een krant]. [Minder relevant stuk] Einde interview
95
Bijlage 3 A. Logboek Rutger Postma
Datum Voor vakantie (PWS presentatie)
Tijd
Tijdens zomervakantie ‘15 18-08-2015
20-08-2015
Min. 180
30 100
13:25
50
21-08-2015
90
29-08-2015 + 30-08-2015
120
02-09-2015
18-09-2015 (en week hiervoor)
13:25
120
120
Handeling Groep met Carlijn gevormd. Interesses voor onderwerpen besproken. Richting onderwerp besloten. Hulp van meneer Rewijk hierbij. Veel gebrainstormd over wat voor onderwerp we zouden willen kiezen nemen Voorlopig onderwerp: (genocide romeinen in Gallië en Armeense genocide). Afgekeurd door mnr. Rewijk Aantal keer contact over eventueel onderwerp
Resultaat
Korte herhaling presentatie PWS Gebrainstormd over onderwerp met Carlijn Kort gesprek met mvr. Cramer. Mevr. Cramer biedt eventuele hulp aan, mocht het onderwerp iets met Spanje te maken hebben ‘Thema’ (Sp. Burgeroorlog) besloten en besproken met mnr. Rewijk Informatie m.b.t. Sp. Burgeroorlog opgezocht Brainstorm over onderwerp Boek (van Beevor) ontvangen van mnr. Rewijk In gelezen Informatie opgezocht over Sp. Burgeroorlog Onderwerp mogelijkheden vastgesteld Onderwerp mogelijkheden besproken en uitgewisseld met Carlijn Gesprek met Carlijn en mnr. Rewijk Aantal mogelijkheden voor onderwerpen besproken Informatie opgezocht Met Carlijn deel PWSintakeformulier ingevuld Voorlopige 96 deelvragen
Uiteindelijk idee: iets met Spaanse Burgeroorlog (1936-1939)
Onderwerp: (motieven van) Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog Voorlopige deelvragen
22-09-2015
23-09-2015
50
14.15
50
27-09-2015
10
28-09-2015
20
02-10-2015
15
03-10-2015
60
07-10-2015
120
13-10-2015
22.00
120
14-10-2015
10.30
150
15-10-2015
20
vastgesteld Begin met planning gemaakt Afspraak met Carlijn en mnr. Rewijk Indeling van het PWS en deel van plan van aanpak besproken E-mail versturen aan Verzetsmuseum Bronnen gezocht Met Carlijn besproken wat te doen als Verzetsmuseum terugmailt (Carlijn in Hongarije) Mail van Verzetsmuseum ontvangen Contact met Carlijn hierover Korte mail teruggestuurd naar Verzetsmuseum Mail met verzoek om eerst huishistoricus te contacteren gekregen van Verzetsmuseum Informatie gezocht en besproken met Carlijn Met Carlijn mail naar R. Lindeman (huishistoricus verzetsmuseum) gestuurd met specifieke vragen Carlijn heeft G. Klatser gebeld, afspraak voor volgende week gemaakt Bronnen gezocht Vragen voor Klatser bedacht Interview met Leo Klatser gevonden en deels beluisterd Interviews over Leo Klatser luisteren Interview met Giny Klatser Nieuwe afspraak met Elly van Eijk gemaakt Onderzoek naar bronnen gedaan Met Rewijk interview besproken Contact met Carlijn over bronnen Mail van R. Lindeman teruggekregen (kan weinig voor ons betekenen) Met Carlijn alternatieven besproken 97
Conclusie: We moeten een goede bronnenlijst formeren Informatie van welke spullen er over de Spaanse Burgeroorlog in het Verzetsmuseum zijn
18-10-2015 19-10-2015
14.00 19.00
45 60
20-10-2015
11.00
200
21-10-2015, 22-10-2015, 03-11-2015
300
04-11-2015
60
11-11-2015
120
13.25
120
23-11-2015 24-11-2015
30 50
24-11-2015, 25-11-2015
40
29-11-2015
90
01-12-2015 02-12-2015
13:00
40 35
Bronnen zoeken Informatie zoeken over Jan van Eijk Verder bronnenonderzoek Interview met Elly van Eijk Begonnen met uitschrijven interview Uitschrijven interview
Eerste indruk over bronnenmateriaal IISG
Bronnen geïnventariseerd Vorige week informatie opgezocht, gelezen Afspraak met Rewijk en Carlijn Concrete deelonderwerpen onder woorden gebracht Voorlopige bronnenlijst besproken Hoofd- en deelvragen herformuleren met Carlijn en Rewijk Gewerkt aan deelvragen Met Carlijn aan deelvragen gesleuteld Besproken met Rewijk Deelvragen beetje aanpassing nodig Nagedacht en besproken over verbeteringen deelvragen met Carlijn Bronnenlijsten uitgewisseld met Carlijn Voorlopig deel logboek in document gezet Bronnen zoeken Gesprek met Carlijn en Rewijk Aan deelvragen gesleuteld en definitieve vorm besloten
98
Hoofdvraag: In hoeverre kunnen de Nederlandse communisten die naar Spanje vertrokken ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog, vergeleken worden met de huidige Nederlandse Jihadisten die naar Syrië vertrekken? Deelvragen: 1. Wat zijn de wereldbeelden van het communisme en het jihadisme? 2. Welk verband is er
tussen de sociaaleconomische achtergrond van brigadisten en jihadisten en hun ideologische ontvankelijkheid? 3. Wat is het Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek en de terugkomst van de Nederlandse communisten en de Nederlandse Jihadisten? 4. In hoeverre komen de verwachtingen van de communisten over Spanje en die van de jihadisten over Syrië overeen met de door hen ondervonden werkelijkheid in deze gebieden? 05-12-2015
13.50
06-12-2015
130 30
Met Carlijn alle bronnen uitgezocht en beoordeeld op relevantie Gelezen in Boekje Nederlanders in Spaanse Burgeroorlog m.b.t. de eerste deelvraag Gewerkt aan deelvraag 3 Gewerkt aan deelvraag 3 Gewerkt aan definitief plan van aanpak Gewerkt aan deelvraag 3, inleiding en deelvraag 4
08-12-2015 13-12-2015 16-12-2015
14.30
30 195 35
23-12-2015
10.00
435
24-12-2015 25-122015/26-122015/27-122015 28-12-2015 29-12-2015 30-12-2015 31-12-2015 01-01-2016 02-01-2016 03-01-2016
17.00
100 45
Gewerkt aan deelvraag 3 en 4 Gewerkt aan deelvraag 3 en 4
60 290 240 475 230 230 370
Gewerkt aan deelvraag 3 en 4 Gewerkt aan deelvraag 3 en 4 Gewerkt aan deelvraag 3 en 4 Gewerkt aan deelvraag 3 en 4 Gewerkt aan deelvraag 3 Gewerkt aan deelvraag 3 en 4 Deelvraag 3 afgerond en gewerkt aan deelvraag 4 Met Carlijn opmaak van
11.15 9.45 10.30 10.00
99
05-01-2016 06-01-2016 07-01-2016 08-01-2016 09-01-2016
60 60 60 45 210
10-01-2016 13-01-2016
30 45
15-01-2016
13:35
135
16-01-2016
10:00
280
17-01-2016 18-01-2016
75 150
19-01-2016
180
20-01-2016
300
21-01-2016 22-01-2016 23-01-2016 24-01-2016 25-01-2016
140 100 400 470 105
11:00 14:00
het werkstuk, inleiding, voorwoord en voortgang van het gehele werkstuk besproken en geschetst wat er nog precies gedaan moet worden Voetnoten deelvraag 3 aangepast Bronnen geordend Gewerkt aan inleiding Gewerkt aan inleiding Gewerkt aan inleiding Gewerkt aan inleiding Gewerkt aan inleiding en deelvraag 4 Gewerkt aan inleiding Gewerkt aan inleiding en hoofdstuk 4 Afspraak met Carlijn en Rewijk over zijn feedback (Dat duurde ongeveer 25 minuten.) Gewerkt aan opmaak van interview met E. van Eijk Gewerkt aan opmaak deelvraag 3 Gewerkt aan inleiding Gewerkt aan inleiding Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan onderdeel van de feedback van Rewijk bij deelvraag 3 Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan inleiding en iets toegevoegd aan voorwoord Deelvraag 4 veranderd en verandering besproken met Rewijk Gewerkt aan deelvraag 4
Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan feedback 100
Deelvraag 4 luidt nu: In hoeverre komen de verwachtingen van de communisten en de jihadisten over Spanje en Syrië overeen met de door hen ondervonden werkelijkheid in deze gebieden?
26-01-2016
180
Rewijk over de interviews Gewerkt aan deelvraag 4 Gewerkt aan de bronnenlijst Gewerkt aan deelvraag 3 Gewerkt aan de conclusie Gewerkt aan opmaak
101
B. Logboek Carlijn Verweij
Datum Voor vakantie (PWS presentatie)
Tijdens zomervakantie ‘15 18-08-2015
Tijd
Min. 180
30 100
02-09-2015
13.25 120
18-09-2015 (en week hiervoor)
120
22-09-2015
50
23-09-2015
14.15 15
27-09-2015
10
Handeling Groep met Rutger gevormd. Interesses voor onderwerpen besproken. Richting onderwerp besloten. Hulp van meneer Rewijk hierbij. Veel gebrainstormd over wat voor onderwerp we zouden willen kiezen nemen Voorlopig onderwerp: (genocide romeinen in Gallië en Armeense genocide). Afgekeurd door mnr. Rewijk Aantal keer contact over eventueel onderwerp
Resultaat
Korte herhaling presentatie PWS Gebrainstormd over onderwerp met Rutger Kort gesprek met mvr. Cramer. Mevr. Cramer biedt eventuele hulp aan, mocht het onderwerp iets met Spanje te maken hebben ‘Thema’ (Sp. Burgeroorlog) besloten en besproken met mnr. Rewijk Gesprek met Rutger en mnr. Rewijk Aantal mogelijkheden voor onderwerpen besproken Informatie opgezocht Met Rutger deel PWSintakeformulier ingevuld Voorlopige deelvragen vastgesteld Begin met planning gemaakt Afspraak met Rutger en mnr. Rewijk Indeling van het PWS en deel van plan van aanpak besproken E-mail versturen aan Verzetsmuseum
Uiteindelijk idee: iets met Spaanse Burgeroorlog (1936-1939)
Met Rutger besproken wat te doen als Verzetsmuseum terugmailt (ik zat in Hongarije) 102
Onderwerp: (motieven van) Nederlandse vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog Voorlopige deelvragen
Conclusie: We moeten een goede bronnenlijst samenstellen Informatie van welke spullen er over de Spaanse Burgeroorlog in het Verzetsmuseum zijn
28-09-2015
20
03-10-2015
10
07-10-2015
120
13-10-2015
22.00 120
14-10-2015
10.30 90
15-10-2015
20
18-10-2015 19-10-2015
14.00 45 19.00 60
20-10-2015 02-11-2015
11.00 150 20.00 120
03-11-2015
19.00 120
04-11-2015
60
11-11-2015
13.25 90
15-11-2015
20.00 45
Mail van Verzetsmuseum ontvangen Contact met Rutger hierover Mail met verzoek om eerst huishistoricus te contacteren gekregen van Verzetsmuseum Mail naar R. Lindeman (huishistoricus verzetsmuseum) gestuurd met specifieke vragen Carlijn heeft G. Klatser gebeld, afspraak voor volgende week gemaakt Bronnen gezocht Vragen voor G. Klatser bedacht Interviews over L. Klatser luisteren Interview met G. Klatser Nieuwe afspraak met Elly van Eijk gemaakt Onderzoek naar bronnen gedaan Met Rewijk interview besproken Contact met Rutger over bronnen Mail van Lindeman teruggekregen (kan weinig voor ons betekenen) Met Carlijn alternatieven besproken R. Lindeman teruggemaild om hem te bedanken voor zijn bijdrage. Bronnen zoeken Informatie zoeken over Jan van Eijk Interview met Elly van Eijk Interview met G. Klatser uitypen Interview met G. Klatser uitypen Afspraak met Rewijk en Carlijn Concrete deelonderwerpen onder woorden gebracht Voorlopige bronnenlijst besproken Hoofd- en deelvragen formuleren met Rutger en Rewijk Hoofd- en deelvragen 103
16-11-2015
15
24-11-2015
50
29-11-2015
90
02-12-2015
13.00 35
herformuleren Hoofd- en deelvragen aan Rewijk laten zien Met Rutger aan deelvragen gesleuteld Besproken met Rewijk Deelvragen beetje aanpassing nodig Bronnenlijsten uitgewisseld met Carlijn Voorlopig deel logboek in document gezet Gesprek met Rutger en Rewijk Aan deelvragen gesleuteld en definitieve vorm besloten
104
Hoofdvraag: In hoeverre kunnen de Nederlandse communisten die naar Spanje vertrokken ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog, vergeleken worden met de huidige Nederlandse Jihadisten die naar Syrië vertrekken? Deelvragen: 5. Wat zijn de wereldbeelden van het communisme en het jihadisme? 6. Welk verband is er tussen de sociaaleconomische achtergrond van brigadisten en jihadisten en hun ideologische ontvankelijkheid? 7. Wat is het Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot het vertrek en de terugkomst van de Nederlandse communisten en de Nederlandse Jihadisten? 8. In hoeverre komen de verwachtingen van de communisten over Spanje en die van de jihadisten over Syrië overeen met de door hen ondervonden werkelijkheid in deze gebieden?
05-12-2015
13.50 130
06-12-2015
15.00 260
07-12-2015 08-12-2015 17-12-2015
19.30 160 19.30 190 07.45 30
27-12-2015
09.15 360
28-12-2015
10.00 420
29-12-2015 30-12-2015 02-01-2016 03-01-2016
10.30 10.15 11.30 13.45
04-01-2016
20.30 180
17-01-2016
13.30 120
18-01-2016
18.00 180
19-01-2016 20-01-2016
20.00 90 18.00 240
21-01-2016 22-01-2016 23-01-2016 24-01-2016
19.30 16.30 12.00 19.45
25-01-2016
20.00 120
26-01-2016
18.30 120
27-01-2016
19.00 90
360 300 180 350
180 120 120 180
Met Rutger alle bronnen uitgezocht Schrijven aan deelvraag 2 Interview Giny Klatser uittypen Werken aan deelvraag 2 Werken aan deelvraag 2 Plan van aanpak nagekeken en ingeleverd Werken aan deelvraag 2 & 1 en de inleiding (ideologie) Werken aan tabellen en bronnenlijst geordend Werken aan deelvraag 2 Werken aan deelvraag 2 & 1 Werken aan deelvraag 2 & 1 Werken aan deelvraag 2 & 1, inleiding (inleidende deel), bronnenlijst en opmaak Met Rutger opmaak van het werkstuk, inleiding, voorwoord en voortgang van het gehele werkstuk besproken en geschetst wat er nog precies gedaan moet worden Werken aan deelvraag 2 en opmaak Feedback verwerken en bronnenlijst verbeteren Feedback verwerken in de inleiding en deelvraag 2 en het voorwoord schrijven Feedback verwerken Werken aan deelvraag 1, feedback verwerken in deelvraag 2 Werken aan deelvraag 1 Werken aan deelvraag 1 Werken aan deelvraag 1 Werken aan deelvraag 1 en conclusie Werken aan deelvraag 1, conclusie en discussie Werken aan de opmaak en conclusie Werken aan de opmaak, conclusie en discussie
105
Eerste versie ingeleverd