RESULTATEN PILOT PRESTATIEBESCHRIJVINGEN FARMACEUTISCHE ZORG
Adviesrapport aan de NZa Definitieve versie (2.0) Amsterdam, 26 mei 2011 Projectnummer: 37649
Inhoud 1. Inleiding
2
2. Opdracht voor de pilot
3
3. Advies aan de NZa
6
2.1 2.2
Opdrachtformulering Werkwijze van de pilot
3.1 3.2 3.3 3.4
Terhandstelling van een UR-geneesmiddel Instructie patiënt UR-geneesmiddel ± gerelateerd hulpmiddel Medicatiebeoordeling chronisch UR-geneesmiddelengebruik Extra begeleiding van chronische of ernstige zieke patiënten met complexe UR-geneesmiddelenproblematiek 3.5 Voorlichting farmaceutisch zelfmanagement voor patiëntengroep 3.6 Farmaceutische begeleiding i.v.m. ontslag uit het ziekenhuis 3.7 Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname of polikliniekbezoek 3.8 Advies farmaceutische zelfzorg 3.9 Advies reizen 3.10 Onderlinge dienstverlening 3.11 Begripsbepalingen
4. Algemene adviezen en overwegingen
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Proces tot aan 1 januari 2012 Kwaliteit van dienstverlening Dossierhouderschap Vrije module Communicatie richting de verzekerde / patiënt
3 3 6 7 7
8 9 9 9 10 10 10 10
12 12 12 13 14 15
1
1.
INLEIDING
Op 30 november 2010 heeft de Raad van Bestuur van de NZa de concept prestatiebeschrijvingen voor de farmaceutische zorg vastgesteld. Voorafgaand daaraan hebben betrokken veldpartijen ingestemd met deze concept prestatiebeschrijvingen. Daarbij zijn aandachtspunten geïdentificeerd die door veldpartijen nader bekeken zouden worden in een pilot. De uitkomsten van de pilot en mogelijke consequenties daarvan voor de prestatiebeschrijvingen moeten voor 1 juni aan de NZa gerapporteerd worden. Op 18 maart 2011 zijn vertegenwoordigers van de zorgverzekeraars, openbare apothekers, ketenapotheken, ziekenhuisapothekers, poliklinische apothekers en apotheekhoudende huisartsen bijeengekomen om gezamenlijke afspraken te maken over de uit te voeren pilot. Tijdens deze gezamenlijke bijeenkomst is gesproken over de scope en focus van de pilot, de te behalen resultaten en de werkwijze. Afgesproken is dat de pilot alleen gaat over de inhoud van de prestatiebeschrijvingen, resulterend in een inhoudelijk advies aan de NZa over mogelijke tekstuele aanpassingen voor de prestatiebeschrijvingen. In april is de pilot uitgevoerd;; drie werkgroepen zijn allen vier keer bij elkaar gekomen om de prestaties inhoudelijk met elkaar te analyseren. De resultaten daarvan vormen de belangrijkste input voor dit rapport. Op 11 mei 2011 zijn alle betrokken partijen (van 18 maart en de deelnemers aan de pilot) opnieuw bij elkaar gekomen om de resultaten van de pilot met elkaar te bespreken en om, waar mogelijk, tot een gezamenlijk advies te komen aan de NZa. Deze rapportage vormt dit inhoudelijk advies aan de NZa over de concept beleidsregel ³3UHVWDWLHEHNRVWLJLQJIDUPDFHXWLVFKH]RUJ´ en is gebaseerd op de uitkomsten van de pilot die veldpartijen in de afgelopen maanden gezamenlijk hebben uitgevoerd. In hoofdstuk twee wordt stilgestaan bij de exacte opdracht die de veldpartijen voor de pilot hebben vastgesteld en de werkwijze waarmee de pilot is uitgevoerd. Hoofdstuk drie vormt het hart van deze rapportage en behandelt de adviezen voor aanpassingen van de huidige formulering van de prestatiebeschrijvingen. In het laatste hoofdstuk wordt een aantal algemene adviezen en overwegingen besproken ten aanzien van de NZa-beleidsregel. In de bijlagen bij dit rapport staan alle resultaten van de pilot per prestatie weergegeven en zijn de verslagen van alle bijeenkomsten van de werkgroepen opgenomen. Deze bijlagen zijn in een apart document opgenomen.
2
2.
OPDRACHT VOOR DE PILOT
2.1
OPDRACHTFORMULERING
Op de bijeenkomst van 18 maart hebben partijen afgesproken dat de pilot alleen gaat over de inhoud en formulering van de prestatiebeschrijvingen. In de pilot moet elke prestatie onderzocht en getoetst worden aan de hand van de onderstaande vragen en criteria: x Zijn de prestaties (en de inhoud ervan) duidelijk en eenduidig beschreven? x Zijn de prestaties compleet? x Zijn de prestaties inkoopbaar voor de zorgverzekeraar en hoe gaat deze met de prestaties om? x Zijn de prestaties declareerbaar voor apothekers en hoe gaat deze met de prestaties om? x Zijn de prestaties: o Materieel controleerbaar? o Formeel controleerbaar? o Niet stapelbaar? o Inkoopbaar/declareerbaar? o Eindig? Wanneer is een prestatie afgerond? Prestaties moeten dus tot op declaratieniveau worden bekeken. Belangrijk aspect daarbij is om ook te kijken naar de verschillende typen informatiestromen;; welke informatie moet minimaal vastgelegd en uitgewisseld kunnen worden en wat zijn daarvoor de consequenties voor de ICT-systemen. De aanpassingen aan de ICT-systemen van partijen maken echter expliciet geen onderdeel uit van de pilot, maar partijen erkennen dat het wel belangrijk is om de uitkomsten van de pilot in te brengen in de lopende ICT-trajecten van de verschillende partijen. Deze rapportage gaat hier verder niet op in. In de bijlagen staat een samenvatting van de gevolgen voor de ICT-systemen per prestatie. 2.2 WERKWIJZE VAN DE PILOT Omwille van de beperkte doorlooptijd en de deadline van 1 juni waarop het advies aan de NZa gereed moet zijn, is het geen echte praktische pilot geworden, waarbij prestaties in de praktijk zijn getoetst. Het is meer een theoretische pilot geworden, waar in groepen inhoudelijk en gedetailleerd is gesproken over de prestatiebeschrijvingen. Voor het uitvoeren van de pilot zijn daarom drie werkgroepen in het leven geroepen, met daarin vertegenwoordigers van alle partijen van de bijeenkomst van 18 maart. Iedere werkgroep is in vier bijeenkomsten van ieder drie uur bijeengekomen. In de werkgroep zaten mensen met praktijkkennis van de activiteiten en werkzaamheden van een farmaceutische zorgverlener (o.a. eerste- en tweedelijns apothekers en een apotheekhoudende huisarts) en met kennis van het inkopen van farmaceutische zorg. Op basis van praktijkervaringen zijn de prestaties stuk voor stuk grondig met elkaar doorgesproken. (Tussen-)resultaten van de verschillende werkgroepen zijn ook voortdurend op elkaar afgestemd.
3
De focus lag bij de prestaties die in het rapport van het CVZ 1 van mei 2010 als verzekerde zorg zijn aangemerkt. De CVZ duiding van mei 2010 was een duiding op basis van een eerdere versie van de beleidsregel. In deze eerdere versie was nog sprake van veertien prestaties, die later zijn teruggebracht naar de huidige tien prestaties. Per prestatie lag de focus van de analyse bij de mogelijke aanpassingen en aanvullingen van de huidige formuleringen van de prestatiebeschrijvingen. Paragraaf in Verzekerde zorg beleidsregel
Prestatie 1. Terhandstelling van een UR-geneesmiddel
5
9
2. Instructie patiënt geneesmiddel ± gerelateerd hulpmiddel
6
9
3. Medicatiebeoordeling c hronisch geneesmiddelengebruik
7
9
4. Extra begeleiding van chronische of ernstig zieke patiënten met complexe geneesmiddelenproblematiek
8
9
5. Voorlichting farmaceutische zelfmanagement voor patiëntengroep
9
8
6. Farmaceutische begeleiding i.v.m. ontslag uit het ziekenhuis
10
9
7. Farmaceutische begeleiding bij ziekenhuisopname of polikliniekbezoek
11
9
8. Advies farmaceutische zelfzorg
12
8
9. Advies reizen
13
8
10. Onderlinge dienstverlening
14
8
Per prestatie zijn mogelijke problemen en/of knelpunten in kaart gebracht. Hiervoor zijn door de deelnemers concrete tekstvoorstellen gemaakt die in de werkgroepen zijn besproken en de basis vormen voor de adviezen aan de NZa in het volgende hoofdstuk. Voor de oplossingen met betrekking tot de in kaart JHEUDFKWHSUREOHPHQHQRINQHOSXQWHQ]LMQYLMIPRJHOLMNHµRSORVVLQJVQLYHDXV¶ bepaald. Naast de mogelijke aanpassingen van de NZa-beleidsregel, waren er nog vier niveaus waarop een mogelijke oplossing van toepassing kon zijn. De onderstaande figuur geeft de verschillende niveaus weer: NZa 1
Verzekerde
1
In aanpassing en/of aanvulling van de beleidsregels van de NZa
2
In (minimale) richtlijnen en protocollen van de beroepsgroep
3
In het inkoopcontract tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder
4
In polisvoorwaarden van zorgverzekeraars (gaat niet om concurrentiële bepalingen)
5
In communicatie naar verzekerde / patiënt toe
5 4
2
Apotheker
3
Verzekeraar
1
Er zal nog definitieve duiding komen, maar de planning hiervan is complex. Partijen wijzen erop (zie ook paragraaf 4.1) dat zij voor verschillende redenen gebaat zijn bij snelheid in dit proces.
4
Dit heeft naast de inhoudelijke adviezen over de huidige formulering van de prestatiebeschrijvingen ook geleid tot aanbevelingen voor de betrokken partijen: x Aanbevelingen voor het inkoopcontract x Aanbevelingen voor de richtlijnen van de beroepsgroep x Aanbevelingen voor de polisvoorwaarden x Aanbevelingen voor de communicatie richting verzekerde / patiënt In de bijlagen van dit rapport (bijlage 1) zijn alle aanbevelingen per prestatie weergegeven. Dit rapport focust zich alleen op de inhoudelijke adviezen aan de NZa. Van iedere bijeenkomst zijn verslagen opgesteld en deze zijn afgestemd met alle werkgroepen om zo de afstemming tussen de verschillende werkgroepen te waarborgen. De verslagen van de bijeenkomsten zijn opgenomen in bijlagen 2 van dit rapport. Deze verslagen geven meer duidelijkheid over de achtergrond van gewenste aanpassingen in de NZa-beleidsregel, zoals die in het volgende hoofdstuk beschreven staan. In de laatste bijeenkomst is de conceptrapportage (in presentatievorm) met de werkgroepen besproken en aangescherpt.
5
3.
ADVIES AAN DE NZA
In dit hoofdstuk worden de adviezen uit de pilot per prestatie besproken. Daarbij wordt duidelijk aangegeven wat gezamenlijke adviezen zijn waarover alle partijen het met elkaar eens zijn en wat (individuele) adviezen zijn waarover geen overeenstemming bestaat tussen de partijen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk worden ten slotte de begripsbepalingen uit de huidige NZa- beleidsregel besproken. 3.1 TERHANDSTELLING VAN EEN UR-GENEESMIDDEL 3.1.1
Standaardterhandstelling
Gezamenlijke adviezen x Uitbreiden van de tekst van activiteit 1 van een standaardterhandstelling met GHEHJULSSHQ³UDWLRQHHOHQGRHOPDWLJ´ Nieuwe tekst is: ³%HRRUGHOHQRIhet recept leesbaar, authentiek, rationeel en GRHOPDWLJLV´ Met deze aanvulling wordt meer inhoud gegeven aan het doel van de beoordeling. Een iets nadere omschrijving doet meer recht aan de professionele aspecten van de beoordeling. Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.1.2 Weekterhandstelling Gezamenlijke adviezen x Eerste alinea, eerste zin: vervangen van het woord ³LQVDPHQVSUDDN´ door ³LQJH]DPHQOLMNHEHVOXLWYRUPLQJ´ x Tweede alinea, eerste zin: toevoegen aanhalingstekens bij het woord verblijf;; ³«YRRUGHIXQFWLHµYHUEOLMI¶´ x De derde alinea kan in zijn geheel verwijderd worden uit de prestatiebeschrijving;; ³'HWRHVODJNDQQLHWLQUHNHQLQJ««PHWHHQ SV\FKRVRFLDDOSUREOHHPYRRUPDOLJYHU]RUJLQJVKXLV ´ De derde alinea kan verwijderd worden, omdat hij in de ogen van de betrokken partijen weinig toevoegt aan de prestatiebeschrijving. Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.1.3 Toeslag bij eerste terhandstelling Gezamenlijke adviezen x Veranderen van de titel van deze prestatie in: ³%HJHOHLGLQJELM start van QLHXZPHGLFDWLHJHEUXLN´ x Consistent doorvoeren van bovenstaande wijziging in de tekst van de prestatiebeschrijving Partijen geven aan dat deze titel de lading van de prestatie beter dekt, omdat de genoemde extra handelingen niet altijd plaatsvinden bij de eerste terhandstelling. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij het chronisch gebruik van geneesmiddelen vinden deze handelingen vaker plaats bij de tweede/vervolg terhandstelling. Het is vooral belangrijk dat een zorgaanbieder de genoemde
6
activiteiten uitvoert en in zijn/haar apotheeksysteem registreert. Het is daarbij niet van belang bij welke terhandstelling dit gebeurt. Partijen zijn er mee akkoord dat deze activiteiten als eerste terhandstelling worden gedeclareerd. Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.1.4 Overige toeslagen bij terhandstelling Er zijn geen gezamenlijke of individuele adviezen voor de overige toeslagen 2 bij een terhandstelling;; x Toeslag bij terhandstelling tijdens ANZ x Toeslag bij een bijzondere magistrale bereiding x Toeslag bij reguliere magistrale bereiding x Toeslag bij dienstverlening thuis 3.2 INSTRUCTIE PATIËNT UR-GENEESMIDDEL ± GERELATEERD HULPMIDDEL Gezamenlijke adviezen x Geen aanpassingen in de prestatiebeschrijving x Partijen geven aan gezamenlijk een limitatieve lijst op te stellen van hulpmiddelen waarvoor deze prestatie geldt. Het gaat dan in eerste instantie om parenteralia en inhalatiegeneesmiddelen, waarbij het in de dagelijkse praktijk gangbaar is dat de patiënt deze zichzelf toedient en waarvoor een instructie door een zorgaanbieder voor zelfgebruik noodzakelijk is. Deze lijst wordt, in goed overleg tussen ZN en de KNMP (in overleg met overige apotheekhoudenden), aangepast op het moment dat er een UR- geneesmiddel gerelateerd hulpmiddel nieuw op de markt verschijnt en dit ten eerste passend is binnen de richtlijn van de beroepsgroep ten opzichte van deze prestatie en ten tweede dat partijen hierover overeenstemming bereiken om dit aan de lijst toe te voegen Partijen vinden dat het aanvullen van de richtlijn met een hierboven genoemde limitatieve lijst de prestatie meer onderscheidend maakt ten opzichte van prestatie één over de terhandstelling Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.3 MEDICATIEBEOORDELING CHRONISCH UR-GENEESMIDDELENGEBRUIK Gezamenlijke adviezen x Eerste alinea, laatste zin kan verwijderd worden;; ³'H]HSUHVWDWLHNDQQLHW JHGHFODUHHUGZRUGHQLQFRPELQDWLHPHWGHSUHVWDWLHµWHUKDQGVWHOOLQJ85- JHQHHVPLGGHO¶´ x Partijen zijn het eens dat een medicatiebeoordeling geen onderdeel is van een standaardterhandstelling, maar zien wel de mogelijkheid dat een medicatiebeoordeling gelijktijdig met een terhandstelling plaats vindt of kan leiden tot een terhandstelling x De activiteiten die vallen onder de standaardterhandstelling kunnen echter niet als aparte prestatie (medicatiebeoordeling) worden gedeclareerd 2
De vraag of toeslagen nog kunnen in een vrije markt wordt verder behandeld in paragraaf 3.11
7
x
Tekstvoorstellen voor de, in de opsomming van de ten minste uit te voeren activiteiten, genoemde activiteiten: o $FWLYLWHLWWZHH³JHVWUXFWXUHHUGHNULWLVFKHHYDOXDWLH´YHUYDQJHQGRRU ³JHSURWRFROOHHUGHHYDOXDWLH´ o $FWLYLWHLWWZHHWRHYRHJHQWXVVHQKDDNMHVDFKWHU³PHGLVFKH LQIRUPDWLH´³GHLQGLFDWLHV ZDDUYRRUGHJHQHHVPLGGHOHQ]LMQ YRRUJHVFKUHYHQHQGHUHOHYDQWHNOLQLVFKHZDDUGHQYDQGHSDWLsQW´
Individuele adviezen x Een aantal zorgverzekeraars geeft aan de huidige prestatiebeschrijving niet helder genoeg te vinden. Daarnaast hebben zij, naar eigen zeggen, nog te weinig zicht op de toegevoegde waarde van deze prestatie. x Afgesproken is dat de richtlijnen van de KNMP en de NHG op elkaar worden afgestemd en dat de gezamenlijke richtlijn die dan ontstaat het vertrekpunt zal zijn voor de prestatie. Zorgverzekeraars geven aan hier mee akkoord te zullen gaan, maar willen graag gekend worden in het proces dat leidt tot deze gezamenlijke richtlijn x Zorgverzekeraars geven aan graag te kunnen differentiëren (bijvoorbeeld in GHµ]ZDDUWH¶YDQGHPHGLFDWLHEHRRUGHOLQJ ELMKHWLQNRSHQvan deze prestatie 3.4 EXTRA BEGELEIDING VAN CHRONISCHE OF ERNSTIGE ZIEKE PATIËNTEN MET COMPLEXE UR-GENEESMIDDELENPROBLEMATIEK Gezamenlijke adviezen x Geen aanpassingen voor de prestatiebeschrijving x Partijen hebben moeite met deze prestatie en zien hem niet als breed toepasbaar en onduidelijk voor welke doelgroep deze prestatie geldig is. x Partijen vinden dat richting verzekerden / patiënten voorkomen moet worden dat er ten aanzien van deze prestatie onrealistische verwachtingen worden gewekt. x Tegelijk wordt het belang van extra begeleiding wel onderschreven. In de prestaties moet echter wel ondubbelzinnig zijn dat het een prestatie betreft die niet reeds in een ander kader wordt uitgevoerd. Tegelijk moet de prestatie ook enigszins ondubbelzinnig en helder zijn. Dat is op dit moment nog niet het geval. Individuele adviezen x Er wordt door apothekers voorgesteld deze prestatie te vervangen voor een SUHVWDWLH³VSHFLILHN farmaceutisch FRQVXOW´³HHQLQGLYLGXHHOFRQVXOWWXVVHQ consument en zorgaanbieder waarin de zorgaanbieder de consument van VSHFLILHNHQLHWGLUHFWYHUVWUHNNLQJVJHUHODWHHUGH EHJHOHLGLQJYRRU]LHW´ x Zorgverzekeraars geven aan dat de door apothekers voorgestelde prestatie YRRUHHQ³specifiek IDUPDFHXWLVFKFRQVXOW´LQKXQRJHQQRJQLHWYROGRHQGHLV XLWJHZHUNWHQ]LM]LHQUXLPWHYRRU]R¶QSUHVWDWLHRPLQGHYULMHPRGXOHYHUGHU ontwikkeld te worden. Zorgverzekeraars stellen daarom voor deze prestatie te schrappen uit de beleidsregel x Apothekers willen GHSUHVWDWLH³specifiek IDUPDFHXWLVFKFRQVXOW´nader uitwerken en koppelen aan een limitatieve lijst van risicogroepen waarvoor deze prestatie van toepassing is x Apothekers geven aan graag vóór 1 juni met een verder ontwikkelde en met risicogroepen (één specifiek voor terminale patiënten en één specifiek voor therapietrouw) DDQJHYXOGHSUHVWDWLHEHVFKULMYLQJYRRUKHW³specifiek IDUPDFHXWLVFKFRQVXOW´ te willen komen, maar zorgverzekeraars geven aan HHQODQJHUHWLMGQRGLJWHKHEEHQRP]R¶QSUHVWDWLHJRHGWHNXQQHQ
8
beoordelen. Apothekers geven aan dan graag hiermee in de vrije module te willen experimenteren 3.5
VOORLICHTING FARMACEUTISCH ZELFMANAGEMENT VOOR PATIËNTENGROEP
Gezamenlijke adviezen x Geen aanpassingen voor de prestatiebeschrijving x Partijen vragen wel aan de NZa waarom dit in dit kader geen verzekerde zorg is, maar waarom patiëntenvoorlichting over een ziektebeeld in groepsverband bij ketenzorg (IB) wel als verzekerde zorg wordt gezien Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.6 FARMACEUTISCHE BEGELEIDING I.V.M. ONTSLAG UIT HET ZIEKENHUIS Gezamenlijke adviezen x 3DUWLMHQVWHOOHQYRRURPGHSUHVWDWLHV³RQWVODJ´HQ³RSQDPH´LQGH beleidsregel van plaats te laten wisselen. Dus eerst de prestatie voor ³RSQDPH´DOVSUHVWDWLH]HVHQGDDUQDGHSUHVWDWLHYRRU³RQWVODJ´DOVSUHVWDWLH zeven x Voor de eerste alinea van deze prestatie (voor ontslag) wordt een nieuw tekstvoorstel geadviseerd: ³Bij ontslag uit het ziekenhuis of binnen 24 uur na afloop van een polikliniekbezoek worden alle wijzigingen in of toevoegingen aan het geneesmiddelenoverzicht en andere relevante medische en farmaceutische gegevens van de patiënt door het ziekenhuis overgedragen aan de door de patiënt opgegeven farmaceutische zorgaanbieder en de huisarts van de patiënt. Overdracht vindt plaats conform de vigerende IGZ-ULFKWOLMQµ2YHUGUDFKWPHGLFDWLHJHJHYHQV¶ De prestatie kan alleen worden gedeclareerd indien een gesprek met de patiënt plaatsvindt en een vastlegging plaats vindt in het digitale patiëntendossier.´ x De tweede alinea blijft ongewijzigd en dat geldt ook voor de mogelijke toeslagen Partijen geven aan dat het hierboven voorgestelde tekstvoorstel beter aansluit bij de praktijk. Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.7 FARMACEUTISCHE BEGELEIDING BIJ ZIEKENHUISOPNAME OF POLIKLINIEKBEZOEK Gezamenlijke adviezen x 3DUWLMHQVWHOOHQYRRURPGHSUHVWDWLHV³RQWVODJ´HQ³RSQDPH´LQGH beleidsregel van plaats te laten wisselen. Dus eerst de prestatie voor ³RSQDPH´DOVSUHVWDWLH]HVHQGDDUQDGHSUHVWDWLHYRRU³RQWVODJ´DOVSUHVWDWLH zeven x Voor de eerste alinea van deze prestatie (voor opname) wordt een nieuw tekstvoorstel geadviseerd: ³Het verzamelen van en vervolgens vastleggen in het digitale patiëntendossier van het geneesmiddelenoverzicht en andere relevante medische en farmaceutische gegevens van een patiënt conform de
9
vigerende IGZ-ULFKWOLMQ³2YHUGUDFKWPHGLFDWLHJHJHYHQV´WHQEDWHYDQGH behandeling in het ziekenhuis. De zorgaanbieder moet zich hierbij vergewissen dat hij/zij alle relevante informatie voorhanden heeft. De zorgaanbieder moet hierbij tenminste de volgende documenten vastgelegd hebben in het digitale patiëntendossier teneinde de prestatie te kunnen declareren: actueel gebruikte medicatie inclusief toedientijdstippen door de patiënt van alle zelfzorg, UAD, UA en UR geneesmiddelen. De prestatie kan alleen worden gedeclareerd indien een gesprek met de patiënt plaatsvindt. Deze prestatie geschiedt vóór of op het moment dat de behandeling in het ziekenhuis aanvangt.´ 'HWRHVODJYRRU³GLHQVWYHUOHQLQJWKXLV´NDQZRUGHQYHUZLMGHUG
x Partijen geven aan dat het hierboven voorgestelde tekstvoorstel beter aansluit bij de praktijk. Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.8 ADVIES FARMACEUTISCHE ZELFZORG Gezamenlijke adviezen x Eerste alinea, laatste zin moet worden ingekort tot: ³5HOHYDQWHJHJHYHQV PRHWHQZRUGHQYDVWJHOHJGLQKHWGLJLWDOHSDWLsQWHQGRVVLHU´ Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.9 ADVIES REIZEN
Gezamenlijke adviezen x Opsplitsen in twee aparte prestaties: o ³9HUVWUHNNHQYDQDGYLHVRYHUKHWJHEUXLNHQKHWEHZDUHQYDQGH patiënt zijn/haar UR-geneesmiddelen tijdens een reis en/of in een DQGHUZHHUVNOLPDDW´ o ³8LWYRHUHQYDQPHGLFDWLHEHJHOHLGLQJYRRUreizigersspecifieke middelen en het verstrekken van informatie over welke optimale preventieve EHKDQGHOLQJHQHU]LMQYRRUHHQEHWUHIIHQGJHELHG´ Partijen geven aan dat het hierboven voorgestelde tekstvoorstel beter aansluit bij de praktijk. Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.10 ONDERLINGE DIENSTVERLENING Gezamenlijke adviezen x Geen gezamenlijke adviezen Individuele adviezen x Geen individuele adviezen 3.11 BEGRIPSBEPALINGEN Gezamenlijke adviezen
10
x x
x x
x
x
Partijen vragen aan de NZa om de gebruikte terminologie aan te passen aan die van de van toepassing zijnde IGZ-richtlijn Partijen geven aan dat definities voor de overige belangrijke kernwoorden uit GHSUHVWDWLHV]RDOV³ELM]RQGHUHPDJLVWUDOHEHUHLGLQJ´HQ³UHJXOLHUH PDJLVWUDOHEHUHLGLQJ´LQGHOLMVWYDQEHJULSVEHSDOLQJHQPRHWHQZRUGHQ opgenomen )DUPDFHXWLVFKH]RUJELMKHWEHJULS³IDUPDFHXWLVFKH]RUJ´ZRUGWYHUZH]HQ naar artikel 2.8 uit het besluit zorgverzekering. Tekst wordt aangepast: ³IDUPDFHXWLVFKHzorg, zorg zoals de apotheker GH]HSOHHJWWHELHGHQ´ 3UHVWDWLH³RI´PRHWZRUGHQWRHJHYRHJGDDQGHGHILQLWLH1LHXZHWHNVWOXLGW ³(HQSUHVWDWLHRPYDWKHWOHYHUHQYDQIDUPDFHXWLVFKH]RUJDDQHHQSDWLsQW bestaande uit het ter hand stellen van geneesmiddelen, advisering en / of EHJHOHLGLQJ´ 7RHVODJSDUWLMHQJHYHQDDQGDWGHWHUP³WRHVODJ´QLHWYDQWRHSDVVLQJNDQ zijn in een geliberaliseerde markt, waar prijzen vrij onderhandelbaar zijn. Partijen geven wel de voorkeur aan het handhaven van deze definities in de beleidsregel onder een andere naam. ANZ-dienstverlening: eerste zin wordt aangepast. Nieuwe tekst luidt: ³(ULVVSUDNHYDQ$YRQG1DFKW=RQGDJ-dienstverlening indien de apotheek is geopend in het kader van een gecontracteerde dienstwaarneming en indien GH]RUJYUDDJELQQHQGHRQGHUVWDDQGHWLMGHQELQQHQNRPW«´
Individuele adviezen x Zorgaanbieder: apothekers geven aan dat een verwijzing naar de Wet BIG benodigd is om een minimaal kwaliteitsniveau van de gecontracteerde zorgaanbieder te kunnen garanderen. Partijen zijn het hierover niet eens met elkaar. In het volgende hoofdstuk (paragraaf 4.2) wordt hier nader op ingegaan.
11
4.
ALGEMENE ADVIEZEN EN OVERWEGINGEN
Naast de concrete tekstvoorstellen voor de prestatiebeschrijvingen zoals in het vorige hoofdstuk zijn benoemd en de aanbevelingen voor inkoopcontracten, richtlijnen en polisvoorwaarden zoals in de bijlagen zijn opgenomen heeft de pilot ook geresulteerd in een aantal algemene adviezen en overwegingen ten aanzien van de NZa-beleidsregel die partijen graag willen meegeven aan de NZa. Deze adviezen en overwegingen worden in dit hoofdstuk beschreven. Daarbij wordt duidelijk aangegeven van welke partij(en) het advies / de overweging afkomstig is. 4.1 PROCES TOT AAN 1 JANUARI 2012 In antwoord op een spoedvraag vanuit de pilot over het nader specificeren van de aanspraak in de polisvoorwaarden heeft de NZa ook aangegeven hoe het proces er tot aan 1 januari 2012 zal uitzien. Op 1 juni 2011 moet het inhoudelijk advies van veldpartijen (vastgelegd in deze rapportage) bij de NZa binnen zijn. Uiterlijk op 1 juli 2011 wordt de NZa-beleidsregel definitief vastgesteld. Daarna zal deze beleidsregel, volgens een mail van de NZa, nogmaals door het CVZ geduid worden en zal duidelijk worden welke prestaties wel en welke prestaties niet onder de verzekerde zorg zullen vallen. Partijen hebben in de pilot aangegeven niet met dit proces te kunnen leven en vragen met klem aan de NZa en het CVZ om dit proces te versnellen door al voor 1 juli 2011 beide taken in samenhang op te pakken. Partijen hebben zo snel mogelijk zekerheid over de duiding van het CVZ nodig, bijvoorbeeld voor de eigen polisvoorwaarden, maar ook voor de onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Conclusie Partijen zien graag dat de NZa en het CVZ in juni gezamenlijk oplopen, zodat de duiding door het CVZ ook op 1 juli 2011 gereed is. 4.2 KWALITEIT VAN DIENSTVERLENING Partijen hebben tijdens de pilot veelvuldig discussies gehad over of en zo ja op welke wijze in de NZa-beleidsregel, waarin prestaties op functionele wijze zijn omschreven, het kwaliteitsniveau van de zorgverlener kan worden gegarandeerd. De discussie laat zich herleiden tot de vraag of een verwijzing naar een bepaald kwaliteitsniveau moet worden opgenomen in de NZa- beleidsregel. Hieronder staan de standpunten van de apothekers en de zorgverzekeraars kort samengevat: Standpunt van de apothekers x Apothekers geven aan het belangrijk te vinden dat de gecontracteerde zorgaanbieder een bepaald gewenst kwaliteitsniveau van dienstverlening kan garanderen en dat dit voor een patiënt duidelijk herkenbaar is x De huidige NZa-beleidsregel waarborgt dit kwaliteitsniveau in hun ogen onvoldoende x Apothekers stellen daarom voor om in de begripsbepalingen de definitie voor zorgaanbieders aan te passen met een verwijzing naar artikel 3 van de Wet BIG
12
Standpunt van de zorgverzekeraars x Zorgverzekeraars vinden dat een verwijzing naar dit artikel niet thuishoort in een functioneel gerichte omschrijving van de NZa-beleidsregel x Zorgverzekeraars zijn zelf verantwoordelijk om te zorgen dat de kwaliteit van een gecontracteerde zorgaanbieder voldoende is voor haar verzekerden. Zij geven aan dat daartoe de polisvoorwaarden en de inkoopovereenkomst hen ter beschikking staan x Zorgverzekeraars vinden een verwijzing niet noodzakelijk Conclusie Tijdens de pilot en tijdens de bijeenkomst op 11 mei zijn partijen niet tot een gezamenlijke conclusie gekomen. De apothekers stellen voor dat de NZa de hierboven genoemde verwijzing opneemt in de NZa-beleidsregel, maar de zorgverzekeraars geven aan het daar niet mee eens te zijn. Partijen zijn het wel eens dat in de begripsbepalingen de tekst over farmaceutische zorg kan worden uitgebreid met ³IDUPDFHXWLVFKH]RUJ]RUJ]RDOV de apotheker deze pleegt WHELHGHQ´ 4.3 DOSSIERHOUDERSCHAP Eerstelijns apothekers maken zich grote zorgen over het digitale patiëntendossier. In de huidige NZa-beleidsregel is het digitale patiëntendossier beschreven en gedefinieerd vanuit het perspectief van de komst van een landelijk EPD (en landelijk schakelpunt). Door het afschaffen van het landelijk EPD door de Eerste Kamer is dit perspectief sterk veranderd. Eerstelijns apothekers maken zich nu zorgen dat het patiëntendossier onvoldoende aandacht krijgt in de prestatiebeschrijvingen. Eerstelijns apothekers ervaren in de praktijk dat er nog veel fout gaat bij het actueel houden van het patiëntendossier, zeker bij momenten van overdracht. Daarnaast constateren zij dat zorgaanbieders zich niet automatisch verantwoordelijk voelen voor het (actief) actueel houden van een patiëntendossier. Eerstelijns apothekers geven aan daardoor veel tijd kwijt te zijn met het actief en structureel actueel houden van de dossiers van hun eigen patiënten. Bovendien is niet altijd duidelijk waar de medicatiegegevens van een patiënt opgevraagd kunnen worden, respectievelijk kunnen worden doorgegeven. Daarom willen zij dat het ³VWUXFWXUHHODFWXHHOKRXGHQYDQKHWSDWLsQWHQGRVVLHU´ als aparte prestatie wordt opgenomen in de NZa-beleidsregel. Zorgverzekeraars en tweedelijns apothekers (poliklinisch en ziekenhuis) erkennen wel degelijk het hierboven geschetste probleem en erkennen ook het belang van een betrouwbaar en actueel dossier. Zij zien de oplossing meer in het handhaven van de IGZ-richtlijn en het aanspreken van de zorgverlener op de eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast stellen zij dat een actueel patiëntendossier randvoorwaardelijk is voor het uitvoeren van elke prestatie uit de NZa-beleidsregel. Hieronder staan de standpunten van beide groepen kort samengevat: Standpunt van de eerstelijns apothekers x Apothekers maken zich zorgen over het digitale patiëntendossier dat vanuit het perspectief van een landelijk EPD beschreven en opgenomen is in de NZa-beleidsregel x Apothekers vinden dat huidige richtlijnen slechts een ad hoc (maar niet gevalideerd) overzicht bewerkstelligen
13
x
x
x
Apothekers wijzen erop dat zij in de praktijk merken dat er niet altijd sprake is van een goede uitwisseling tussen landelijke werkende apotheken en de apotheek in de eigen woonomgeving. Ook de uitwisseling tussen ziekenhuisapotheken (en de meeste poliklinische apotheken) en de apotheek in de eigen woonomgeving vindt niet altijd op de juiste wijze plaats. Apothekers geven aan hierdoor meerdere keren per dag actief bezig te zijn met het actualiseren van dossiers Apothekers wijzen op het belang van een actieve dossierhouder die (pro)actief en structureel verantwoordelijk is voor het actueel houden van zijn/haar patiëntendossiers en zorgt voor uitwisseling van gevalideerde informatie Apothekers zien dit als apart te financieren prestatie, die door zorgverzekeraars gecontracteerd zou moeten worden
Standpunt van de zorgverzekeraars en tweedelijns apothekers (ziekenhuis en poliklinisch) x Zorgverzekeraars en tweedelijns apothekers geven aan de huidige problemen bij het actueel houden van patiëntendossiers te onderkennen, maar zien het actueel houden van het patiëntendossier als randvoorwaardelijk om farmaceutische zorg te kunnen leveren x Zij geven aan dat wat hen betreft in de richtlijn medicatieoverdracht heel duidelijk is opgenomen dat er pas zorg kan worden geleverd nadat de zorgaanbieder zich ervan vergewist heeft dat hij een compleet dossier (actueel aflever- en medicatieoverzicht) tot zijn beschikking heeft x Tweedelijns apothekers vinden daarnaast dat bij elke prestatie elke farmaceutische zorgverlener zorg moet dragen voor goed dossierbeheer als onderdeel van verantwoorde farmaceutische zorg. Tevens dient, volgens hen, elke farmaceutische zorgverlener zijn deel hierin actief over te dragen aan andere betrokken zorgverleners. In plaats van één apotheker/apotheek als dossierhouder zien tweedelijns apothekers meer in een regionaal (geschakeld) servicepunt. x Zorgverzekeraars geven aan dit indirect in te kopen door andere prestaties in te kopen (waarin dit als uit te voeren activiteit voorkomt). Zorgaanbieders kunnen hier op regionaal gebied onderlinge afspraken over maken x Zorgverzekeraars geven wel aan regionale ontwikkelingen in het kader van digitale patiëntendossiers te willen stimuleren Conclusie Tijdens de pilot en tijdens de bijeenkomst op 11 mei zijn partijen niet tot een gezamenlijke conclusie gekomen. Besloten is om de discussie voor te leggen aan de NZa. Daarbij wordt nogmaals opgemerkt door de eerstelijns apothekers dat zij hierover serieuze zorgen hebben. 4.4 VRIJE MODULE Vanuit de NZa is aangegeven dat in de definitieve beleidsregel een vrije module als extra prestatie zal worden opgenomen. Alle partijen zijn het eens dat een vrije module als extra prestatie van toegevoegde waarde is voor de NZa- beleidsregel. Partijen stellen dat de vrije module gebruikt moet kunnen worden om als veldpartijen onderling nieuwe (innovatieve) of nadere afspraken te kunnen maken of met uitbreidingen en/of varianten van de bestaande prestaties te kunnen experimenteren.
14
Partijen zijn het eens met de randvoorwaarde van de NZa dat er alleen sprake kan zijn van een prestatie onder de vrije module als dat een gezamenlijk (tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder) afgesproken prestatie is. Partijen vinden echter GDWHHQPHOGLQJVSOLFKWYRRU]R¶QSUHVWDWLHDDQGH1=DDIGRHQGHPRHW zijn. Een (marginale) toetsing door de NZa is in hun ogen niet nodig. Ten slotte vinden partijen het wenselijk dat onder de vrije module meerdere prestaties onder te brengen zijn. Conclusie Partijen hebben de uitdrukkelijke wens dat de vrije module in de NZa- beleidsregel wordt opgenomen. Daarnaast vragen partijen aan de NZa om zo snel mogelijk duidelijkheid te geven of prestaties in het kader van de vrije module ook onder de verzekerde zorg vallen, en/of welke randvoorwaarden hieraan gesteld zullen worden (eventueel in afstemming met het CVZ) en/of andere zorgaanbieders dan wel zorgverzekeraars een voorgestelde vrije module moeten volgen. 4.5 COMMUNICATIE RICHTING DE VERZEKERDE / PATIËNT Partijen hebben tijdens de pilot veelvuldig gesproken over het belang van goede communicatie richting de verzekerde / patiënt over de veranderingen die per 1 januari 2012 merkbaar zullen zijn. Partijen vinden het belangrijk dat de verzekerde / patiënt hierover tijdig geïnformeerd moet worden en zien daarbij ook een belangrijke rol voor het ministerie van VWS. Partijen stellen dat de communicatie tweeledig moet zijn. Ten eerste moet de verzekerde worden geïnformeerd over wat er verandert aan zijn/haar polis. Ten tweede moet de patiënt worden geïnformeerd over wat hij/zij in 2012 van zijn zorgaanbieder mag verwachten. Partijen hebben voorgesteld om een gezamenlijke brief op te stellen die met de nieuwe polisvoorwaarden kan worden meegestuurd en zullen in een later stadium bepalen of een gezamenlijk communicatietraject moet worden opgestart. Belangrijk is dat de eigen communicatie van partijen en die van VWS zoveel mogelijk op elkaar wordt afgestemd.
15