Respect-Pespet, Stedelijke vernieuwing op de Nederlandse Antillen
Colofon Paul Hermans Academie van Bouwkunst Rotterdam Juni 2003 Projectnummer: 275 Scriptie behorende bij het afstudeerproject wat gepresenteerd is op 12 februari 2003 Afstudeercommissie: Annet Tijhuis (voorzitter), Willem Giezeman (mentor), Vernon Daal (begeleider), Marien de Langen (begeleider), Jan v.d. Brink (secretaris) Dit project is tot stand gekomen met financiële steun van de Van Eesteren - Fluck & Van Lohuizen Stichting uit Den Haag en de Centrum Supermarkt uit Mahaai, Willemstad (Curaçao).
INHOUDSOPGAVE 1
Voorwoord
3
2
Inleiding
4
3
Eindconclusies
5
4
Vooronderzoek
6
5
Identiteit en architectuur
9
6
Hòfi Hubenil
11
7
Conclusies uit het onderzoek
14
Sintando, pensando, trahando, soñando riba nos komo futuro hobennan. Nos ilushon ta traha un lugá pa nos dibertshon i edukashon, pasobra hobennan ta futuro di korsou. Un lugá pa nos rekreá, eduka, anima i konsentra na bienestar di nos bario. Kuidele, mantené p’e keda nètchi i bunita. Un lugá dushi, pa duna ehempel na otro hobennan di korsou. Apresiá! No tin ku sinta lombra wowo mas na kas. Ku mente sano, ku yen di energia.
Zittend, denkend, werkend, dromend over onszelf, de jeugd van de toekomst. Onze hoop is een plek te maken ter vermaak en lering, omdat wij, de jeugd, de toekomst zijn van Curaçao. Een plek voor recreatie, educatie, plezier, reflectie, voor het welzijn van onze buurt. Verzorg het, onderhoud het, dat het niet verloedert maar mooi blijft. Een fijne plek, een voorbeeld voor de andere jongeren van Curaçao. Waardeer! Blijf niet thuis niks doen. Draag zorg voor een gezonde geest, vol energie.
2
1. VOORWOORD
Nederlandse Antillen, Stedelijke Vernieuwing en Architectuur De Nederlandse Antillen, stedelijk vernieuwing en architectuur hoe komen die samen in een afstudeerproject van een student van de Academie van Bouwkunst? De relatie van Nederland met de Nederlandse Antillen en Aruba is een lange en curieuze relatie. Eerst waren de eilanden als handelsbezitting van de VOC relatief onafhankelijk, later werden het koloniën die de Nederlandse Staat liever kwijt dan rijk was, toen bracht plotselinge welvaart een culturele breuk teweeg en vervolgens werden de Antillen klaar gestoomd voor onafhankelijkheid op een manier die ze juist afhankelijk maakten van Nederland. Dit alles heeft de relatie tot een Gordiaanse knoop gemaakt, waarvan het nog lang gaat duren eer die ontward is. Schuld, schaamte, trots, paternalisme, corruptie, (machts)-misbruik, verwijten over en weer, vormen de rode draad in die knoop. De berichtgeving over de Nederlandse Antillen en haar bewoners is onregelmatig, maar wanneer ze in het nieuws zijn is het meestal in ongunstige zin. Mijn indruk hierbij is dat de problemen daar in wezen niet veel verschillen van de problemen die wij in de Nederlandse grote steden kennen, maar dat de aanpak ervan op zich laat wachten doordat er teveel aandacht uitgaat naar schuldvragen, verwijten en het ontlopen van verantwoordelijkheden. Deze constatering is voor mij de aanleiding om de sociale problemen op de Antillen in relatie te brengen met de stedelijke vernieuwingsopgave in Nederland. Bij de opzet van het project bleek de combinatie stedelijke vernieuwing en architectuur echter niet zo vanzelfsprekend want naar de rol van architectuur binnen de stedelijke vernieuwing is nog maar weinig onderzoek verricht. Wat vreemd is omdat de stedelijke vernieuwing zich richt op de samenhang tussen drie componenten, te weten: het sociale, het economische en het fysieke, waarbij architectuur een belangrijk instrument vormt binnen de fysieke component. Ook is het vak al geruime tijd op zoek naar haar betekenis binnen een veranderende maatschappij, welke juist is te vinden in sociale vernieuwingsopgaven. Het onderzoek wat ik heb verricht bestaat uit twee delen: de samenwerking tussen Nederland en de Nederlandse Antillen ten behoeve van een op het Grotestedenbeleid gebaseerde verbeteringsaanpak en de rol van de architect bij stedelijke vernieuwing. Een architectonisch plan is gebruikt als ervaringsbron om de door mij gestelde vragen te beantwoorden. De resultaten van het onderzoek zijn gepresenteerd op de Academie van Bouwkunst te Rotterdam op 12 februari 2003. Mijn dank gaat uit naar de mensen van Ban Duna Un Man. Zij hebben mij geïntroduceerd in Brievengat, geholpen de problemen helder te krijgen, meegedaan aan het organiseren van de workshop bij Feffik en het onderzoek bij tijd en wijlen van commentaar voorzien. Ik hoop dat zij het plan adopteren, want pas dan ben ik geslaagd. Verder wil ik op Curaçao bedanken: Dito Abbad (Plan’d2), Roy Martina en Mevr. Bryson (Feffik) de diensten Openbare Werken en Ruimtelijke Ordening en Verkeer voor de verleende diensten, Lionel Janga (DROV), Lloyd Narrain, Adri Williams, Leon Weeber, en Dhr. Post van Centrum Supermarkt Mahaai. In Zweden: Christer Nordström (CNA). In Nederland: Willem Giezeman, Vernon Daal, Marien de Langen, Nicol van Twillert, Geurt Donze (W/E adviseurs), Van Schagen architekten, Fenna ter Haar, dhr. en mevr. van den Boom, en de EFL-stichting. En vooral Mylène vanwege haar steun en geduld. Paul Hermans Juni 2003
3
2. INLEIDING
Herpositionering van de Architectuur Onze tijd is er een waarin beeld steeds belangrijker wordt en niet zelden los komt te staan van de inhoud. Zodra beeld zijn betekenis verliest, moet je jezelf afvragen wat nog de betekenis is van een beeldend vak. Wat er toe geleid heeft dat ook de beoefenaars van het vak architectuur, net als die van andere beeldende disciplines, gedwongen zijn opnieuw de positie van hun beroep in de maatschappij te bepalen. Een aspect wat bij deze herpositionering tot nu toe onderbelicht is gebleven is de rol die architectuur kan spelen bij sociale vernieuwing. Dit is jammer, want het vak heeft een centrale positie binnen verbeteringsprocessen, waarbij kennis, eisen en belangen van vele partijen samenkomen binnen één ontwerp. Als de architect in staat is bij dit soort processen het overzicht te bewaren kan hij al die afzonderlijke kennis, eisen en belangen integreren. Met name sociale vernieuwingsopgaven hebben behoefte aan deze integraliteit wanneer sociale samenhang het uitgangspunt is en omdat integraliteit met dezelfde middelen meer mogelijk maakt.
Sociale vernieuwing in Nederland en op de Nederlandse Antillen In Nederland is de laatste jaren ervaring opgedaan met integrale sociale vernieuwingsopgaven middels het grotestedenbeleid. Ondanks de kritiek op de uitvoering ervan bestaat er geen twijfel over het nut van deze aanpak. Wat hierbij opvalt is dat architecten nauwelijks zijn toegerust op deze opgaven terwijl een enorme stedelijke vernieuwing voor de deur staat. Hiernaast is het vreemd dat in een ander deel van het Koninkrijk der Nederlanden, de Nederlandse Antillen, waar minstens zulke sociale problemen leven als in Nederland, de kennis van hier niet gebruikt wordt om de problemen daar aan te pakken. Het lijkt er zelfs op dat Nederland met het gevoerde beleid ten aanzien van de Antillen de sociale problemen in haar eigen steden vergroot.
Het ontwerpproces als voertuig voor meerdere doelen Dit project verenigt drie verschillende doelen in zich. Ten eerste wil het laten zien waar de samenwerking tussen Nederland en de Nederlandse Antillen verbeterd moet worden om de ervaringen uit het grotestedenbeleid te delen. Het tweede doel is het in kaart brengen wat werken aan sociale opgaven van de werkwijze van architecten verlangt. En als laatste doet het middels een architectonisch ontwerp een voorstel voor het oplossen van een sociaal probleem op Curaçao. Essentieel bij dit onderzoek is het feit dat het ontwerpproces tevens als ervaringsbron dient waarmee de andere twee vragen beantwoord kunnen worden. Het ontwerp is tot stand gekomen na een uitvoerig onderzoek naar een geschikte projectaanpak, de juiste personen en initiatieven om bij aan te sluiten, de lokale culturele en klimatologische kenmerken, een programma van eisen en een geschikte locatie. Sinds de goedkeuring van het afstudeervoorstel heb ik twee keer Curaçao bezocht. Tijdens het eerste onderzoek (november 2001) zijn er bezoeken geweest aan essentiële personen en organisaties, is de wijk waar de opgave zich bevindt nader onderzocht en is in samenwerking met belanghebbenden uit de wijk de bouwkundige opgave benoemd: het ontwerp van een jongerencentrum. Tijdens het tweede bezoek (maart 2002) is er een workshop georganiseerd op een middelbare school in de wijk waarbij jongeren, bewoners, vertegenwoordigers van instellingen, politie en politiek aanwezig waren. Tijdens een derde en laatste bezoek aan Curaçao is het ontwerp op symbolisch overhandigd aan vertegenwoordigers van de wijk. Vanaf dit moment zijn zij verantwoordelijk voor een mogelijk vervolg.
4
3. EINDCONCLUSIES
Drie verbeterpunten voor samenwerking Naar aanleiding van ervaringen opgedaan tijdens mijn afstudeerproject noem ik drie punten waar de samenwerking tussen Nederland en de Nederlandse Antillen verbeterd moet worden t.b.v. een op het grotestedenbeleid gebaseerde verbeteringsaanpak. Financiële middelen. Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: indien men werkelijk sociale verbetering wil op de Nederlandse Antillen zal er geïnvesteerd moeten worden. Ten eerste moet Nederland haast maken met eerder beloofde gelden. Ten tweede, de Antillen zullen nog eens goed hun begroting er op na moeten slaan om extra middelen vrij te maken. En ten derde, een extra inspanning van Nederland is gewenst. Dit laatste is in het eigenbelang van het Nederland, want de sociale uitholling van de eilandengroep komt hoe dan ook uiteindelijk als een boemerang terug in de Nederlandse steden. Kennis en leiderschap. Naast de financiële basis spelen leiderschap en specifieke kennis, voor professionals en voor burgers, een belangrijke rol bij het slagen van een op het grotestedenbeleid gebaseerde aanpak. Kennis, zoals het vinden van de meest geschikte projectvorm, het bereiken van diverse groepen mensen en het werken aan breed gedragen oplossingen. Integratie van beleid. Wil er ooit van ‘Toekomst in Samenwerking’ (MinBZK 1999) sprake zijn in de goede zins des woords, dan zal er een gezamenlijk beleid moeten komen, waarbij men lering trekt uit elkaars sterke en zwakke kanten, op basis van respect, anders dan wat in de huidige praktijk neerkomt op een afhaalbalie voor steun.
5
4. VOORONDERZOEK
Schipperen tussen paternalisme en desinteresse Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat naast Nederland uit Aruba en de Nederlandse Antillen. Ze hebben samen een curieuze relatie die inmiddels drieënhalve eeuw oud is. De eerste anderhalve eeuw waren Aruba en de Nederlandse Antillen niet meer dan een handelsbezitting van een Nederlandse multinational (West Indische Compagnie), waar de overheid zich verre van hield. Aan het begin van de negentiende eeuw nam de Nederlandse overheid de eilanden over als kolonie. Er werden in dezelfde eeuw herhaaldelijk andere landen gezocht om de koloniën aan te verkopen. Door de komst van de olie-industrie (Shell) is, in de eerste helft van de twintigste eeuw, de samenleving van de Nederlandse Antillen drastisch gemoderniseerd. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond, door internationale ontwikkelingen, de wederzijdse wil tot minder afhankelijkheid. Dit resulteerde in 1954 tot het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden, waarin uiteindelijke onafhankelijkheid van de overzeese gebiedsdelen werd vastgesteld. In tegenstelling echter tot Suriname is er bij de Nederlandse Antillen en Aruba het tegenovergestelde gebeurt. De afgelopen tien jaar is er met succes gewerkt aan een verzakelijking van de verstandhouding. Sindsdien fungeert uiteindelijke onafhankelijkheid niet meer als doel binnen de relatie. Aan het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw waren de Nederlandse Antillen vrijwel failliet, met Aruba ging het, sinds de aparte status midden jaren tachtig, beter. Een grootschalige sanering van de Antilliaanse economie en het overheidsapparaat was onvermijdelijk. Door deze sanering zijn er veel Antillianen naar Nederlandse steden uitgeweken, waardoor Nederland voor het eerst direct in aanraking kwam met de gevolgen van een jarenlange sociale verwaarlozing op de Nederlandse Antillen. Met name het niet investeren in de vorming van de jeugd heeft een schrikbarend resultaat gehad. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw is de uittocht van Antillianen nog steeds in volle gang waardoor waarschijnlijk ook de problemen, met een deel van hen, zullen blijven toenemen. De Antilliaanse regering heeft onlangs besloten om meer prioriteit te geven aan de vorming van de jeugd. Ondanks de tijd die dit gaat kosten, minimaal één generatie naar verwachting, is het de enige mogelijkheid om de spiraal van geweld, drugs, criminaliteit, en ontwrichte gezinnen te doorbreken, en daarmee de eilanden van hun ondergang te redden.
Democratische participatie Sinds de jaren vijftig is er vanuit Nederland flink geïnvesteerd in sociale, economische en zelfs bestuurlijke zaken op de Nederlandse Antillen. Kenmerkend was dat daarbij vooral vanuit Nederland geïmporteerde voorbeelden gebruikt werden, die niet gericht waren op de specifieke lokale cultuur die na driehonderd jaren met relatief weinig Nederlandse inbreng was ontstaan. Vreemd is dan ook niet de constatering, die Gert-Jan Oostindie in zijn boek ‘Het paradijs overzee’ maakt, dat met deze steun de Nederlandse Antillen ‘Nederlandser’ zijn geworden, juist in een periode dat onafhankelijkheid het doel was. Deze van bovenaf gestuurde investeringen hebben twee grote nadelen gehad: omdat ze ter plaatse nooit ‘geadopteerd’ zijn, zijn burgers en beleidsmakers niet verantwoordelijk gemaakt voor de ontvangen steun èn waren de resultaten vaak slecht of niet blijvend. In Nederland is er de afgelopen jaren, sinds de invoering van het grotestedenbeleid (GSB), veel ervaring opgedaan met een aanpak waarbij democratische participatie een belangrijke rol speelt. Ondanks dat er kritiek is op de uitvoering van het GSB, met name over de snelheid van de uitvoering, is de aanpak zelf van onbesproken nut. Een aanpak die mijns inziens ook mogelijkheden biedt voor investeren op de Nederlandse Antillen: want de kracht van het GSB zit immers in de poging om naast het fysieke ook het sociale en het economische aan de orde te stellen, waarbij culturele diversiteit het uitgangspunt is. Deze aanpak ‘van onderuit’ dient hierbij om de expertise van burgers en andere betrokkenen volledig te benutten, wat eveneens draagvlak voor de vernieuwing moet garanderen.
6
Investeren in de jeugd Waar in dit onderzoek democratische participatie een onderzoeksbenadering is zo is een architectonisch plan een gereedschap, of nog beter een voertuig. Hiervoor is een concreet probleem op Curaçao gezocht wat om een bouwkundige oplossing vraagt. Dit is gevonden in een ontwerp voor een jongerencentrum in de grote volkswoningwijk Brievengat. In deze wijk spelen problemen op het sociale vlak en op het fysieke vlak. Wat in het ene geval gaat over slechte verhoudingen tussen verschillende wijkverenigingen; minimale betrokkenheid van buurtbewoners met hun omgeving; en de slechte naam en positie van de jeugd in de wijk, wat nog eens versterkt door de aanwezigheid van een groot opleidingscentrum voor jongeren. In het andere geval zijn dat problemen zoals: weinig groen; slecht op het klimaat uitgeruste woningen en stedenbouw; slechte sociale controle; overlast; parkeren; en vuil. Van de relationele problemen nodigen die met jongeren het meeste uit om naar een bouwkundige opgave te vertalen. Omdat de problemen met de jongeren veelal te maken hebben met het ontbreken van een eigen plek voor recreatie, uiting, identificatie en vorming is een jongerencentrum als bouwkundige opgave zeer geschikt voor dit onderzoek. In het geval van de fysieke problemen zal ik oplossingen aandragen op de schaal van een gebouw en zijn omgeving, die ook op grotere schaal als voorbeeld kunnen dienen.
Jongeren en Brievengat Om aan deze opgave te werken heb ik contact gelegd met Ban Duna Un Man, een wijkorganisatie met daarin vertegenwoordigers van diverse verenigingen en instellingen en de politie van Brievengat. Zij hanteren als belangrijkste doelstelling het verbeteren van de relaties in de wijk. Omdat zij, net als ik, het belang van een jongerencentrum onderschrijven is er tot samenwerking overgegaan. Ook heb ik het opleidingscentrum (Feffik) benaderd om mee te werken. Deze organisatie biedt namelijk een ingang om met jongeren in contact te komen, maar ook is er een bouwkundige, logistieke, en een horecaopleiding, wat gezien de aard van de opgave mogelijkheden biedt. Uit gesprekken met deze twee organisaties en bezoeken aan de wijk kwamen de volgende problemen met jongeren naar voren. Openbare ruimte en overlast De openbare ruimte is niet gericht op activiteiten van jonge mensen. Doordat bijvoorbeeld enkele kleine kavels midden tussen woonhuizen liggen ontstaat er veel overlast door sportende jongeren. Vaak met irritaties en ruzie tot gevolg. Verveling en criminaliteit Er is op dit moment te weinig te doen voor Jongeren in de wijk Brievengat. Verveling leidt snel tot niet acceptabele vormen van vermaak. Hierdoor zijn vandalisme, criminaliteit en drugsgebruik veel voorkomende problemen met jongeren. Rondhangen en scooters Ook wie zich niet schuldig maakt aan crimineel gedrag maar noodgedwongen wat rondhangt of door de wijk toert op zijn of haar scooter wordt in verband gebracht met vandalisme en criminaliteit. Imago en zelfbeeld Dit alles draagt bij aan een negatief beeld en zelfbeeld van de jongeren. De positieve en energieke kanten van jongeren raken erdoor op de achtergrond. Deze stigmatisering kan het probleem verder versterken.
Doel van het ontwerp Deze problemen kennende kan overgegaan worden naar het bepalen van de doelen waarop het bouwkundige project zich moet richten.
7
Identiteit Jongeren zitten veelal met vragen over zichzelf en wat zij willen. Volwassenen besteden hier te weinig aandacht aan. Een citaat uit de workshop: “Wij hebben hulp nodig van volwassen bij onze dromen.” Imago De te ontwerpen plek moet op een positieve manier bijdragen aan het beeld wat mensen van jongeren hebben. Zelfvertrouwen Jongeren moeten weten dat zij er toe doen en dat hun bijdrage gewaardeerd wordt. Kennis Kennis is een belangrijke bron van inkomsten waarop men later altijd kan terug vallen. Deze kennis moet ook bereikbaar zijn op een niet schoolse manier.
Contacten Om hun sociale netwerk duurzamer te maken moeten jongeren elkaar kunnen ontmoeten, van elkaar weten wie zij zijn en wat hun interesses zijn. Informele vorming Vorming van de jeugd is iets dat decennialang te weinig aandacht heeft gekregen. Een goede manier om aan de vorming te werken is via informele activiteiten. Sociale monitor Door activiteiten te doen met jongeren kan een sociale monitor gecreëerd worden. Het stelt volwassen in staat om, ook voorbij het individu, sociale problemen in de wijk te signaleren.
Voor en door jongeren Deze doelen hebben geresulteerd in het idee om een jongerencentrum te ontwerpen wat voor en door jongeren wordt opgericht. Het moet een jongerencentrum worden waarbij jongeren sterk bijdragen aan de bouw en de organisatie. Professionele ondersteuning moet hierbij worden gewaarborgd door participatie van de vakopleiding Feffik. De bedoeling is dat hierdoor het centrum ‘geadopteerd’ wordt door de jongeren, basisvoorwaarde voor het slagen. Hiernaast moet het hen helpen bij het vergaren van vakkundige kennis terwijl Feffik het jongerencentrum kan gebruiken voor stageplaatsen, waaraan het een constant tekort heeft, een plek waardoor het onderwijs de wijk intrekt (een andere behoefte) en wat als visitekaartje kan dienen. De jongeren binnen de organisatie moeten ervoor garant staan dat door hun betrokkenheid het centrum zich continu kan vernieuwen. Een ander voordeel is dat jongeren er zich op een positieve manier mee kunnen laten zien aan de gemeenschap en daarmee bijdragen aan een positiever imago van hun groep. Verder moet het een plek zijn waar ze dingen kunnen doen die de wijk hen niet kan bieden. Door het meedoen aan deze ‘onschuldige’ activiteiten, zoals sport, dans, muziek, theater, computergebruik kunnen de begeleiders de activiteiten tegelijkertijd gebruiken als sociale monitor, zo kunnen ze vroegtijdig problemen bij en rond de jongeren van de wijk te constateren. Het moet een plek zijn waar ze elkaar kunnen ontmoeten, elkaar leren kennen, zichzelf leren kennen. Een plek waar ze eenvoudigweg kunnen zijn. Om de behoeftes van jongeren helder te krijgen en om mensen deelgenoot te maken van het plan is er, voor de aanvang van het werkelijke onderzoek, een workshop georganiseerd in samenwerking met Ban Duna Un Man en Feffik, hierbij waren verschillende personen en instanties aanwezig: vertegenwoordigers van Buurtcentrum Brievengat en diverse wijkorganisaties, politie, de eilandsraad, Vishon Korsou, een jongerensportverenigingen, en uiteraard jongeren uit de wijk zelf.
8
5. IDENTITEIT EN ARCHITECTUUR
Cultureel en fysiek open architectuur Om het ontwerp naar de voor mij relatief onbekende Curaçaose identiteit te kunnen schikken heb ik een architectonisch concept samengesteld waarin duurzaam bouwen en zelfbouw geïntegreerd worden. Zelfbouw omdat het een praktische en goedkope manier van bouwen is die ter plaatse zeer algemeen is, en die daarnaast de mogelijkheid tot individuele en zelfs culturele ontplooiing biedt. Duurzaam bouwen omdat, wanneer respectvol wordt omgegaan met lokale kenmerken, het kan bijdragen aan meer waardering voor de gegeven natuurlijke en culturele identiteit. Door genoemde praktische eenvoud, kostenbesparingen, ontplooiing en identiteit sluit het concept naadloos aan op de uitgangspunten voor het jongerencentrum. Geld is er immers weinig voor sociale projecten, de jongeren moeten het zelf gaan bouwen en werken aan identiteit speelt een hoofdrol.
Culturele gespletenheid en identiteitsverwarring Voor een belangrijk deel is dit architectonisch concept gebaseerd op de in 1983 door de Curaçaose architectuur historicus Ir. Ronald Gill voorgedragen diësrede ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar van de Universiteit van de Nederlandse Antillen. In deze rede, die, mijns inziens, nog steeds actueel is, worden de voorwaarden genoemd voor een lokaaltypische architectuur voor de Antillen. In de tekst schetst Ronald Gill eerst de geografische en culturele achtergrond van de Antillen, constateert vervolgens daarin een tweeslachtigheid, en haalt hij twee voorbeelden aan waaruit lessen getrokken kunnen worden voor een eigen Antilliaanse architectuur. Hieruit trekt hij de volgende conclusie: "Tegen de achtergrond van de geschetste problemen van kulturele gespletenheid en identiteitsverwarring als ook tegen de achtergrond van een markante fysische geografie van de Antilliaanse eilanden, kan de les in bouwen die we kunnen trekken uit de analyse van Lafour's en Rietveld's werk om te komen tot een eigen gebouwd profiel van de Antilliaanse samenleving worden samengevat als: 6. een streven naar fysieke konsistentie door de integratie van klimatologische, topografische en technologische faktoren tot een lokaaltypisch geheel; 7. een streven naar een gebouwde struktuur die kultuurontvankelijk is, proscriptief is in plaats van prescriptief, gebouwd is naar wat kan in plaats van wat moet; kortweg een architektuur die zowel fysiek als kultureel "open" is. De architectonische benadering die voorwaarde is voor het bereiken van het gestelde doel is ondogmatisch, zonder vaste stijlkenmerken.” Hij moedigt dus een architectuurbenadering aan die in harmonie is met de natuurlijke en technologische context, en die uitnodigt tot culturele ontplooiing. Wat daarnaast opvalt is dat hij die benadering omschrijft als iets wat een beweging moet veroorzaken maar die zelf ook in beweging is.
Bouwen naar wat kan in plaats van naar wat moet Zelfbouw is een praktische oplossing voor het op een goedkope manier creëren van een eigen leefwereld. In het gerealiseerde product ziet de bouwer zichzelf terug en het verleent hem status en betaalbaar leefcomfort. Echter, de werking van zelfbouw heeft ook een maatschappelijk gevolg: het is een welkome kennisverrijking voor mensen met een lage opleiding; vanwege de financiële, lichamelijke en emotionele investering die mensen doen ontstaat er meer betrokkenheid bij de woonomgeving. Hiernaast kan zelfbouw ook op een meer ongrijpbaar maatschappelijk vlak van betekenis zijn: het bijdragen aan het definiëren van een lokale identiteit, iets waaraan het ontbreekt in grote delen van het Caraïbische gebied.
9
Dat zelfbouw op deze manier van nut kan zijn voor de ontwikkeling van een eigen architectuur zegt Gill zo: "Bij beschouwing van architektuur als aktief element in het proces van kulturele ontwikkeling kan inpassing van zelfbouw in een architektonisch kader met een duidelijke "hardware", en daar op haar buurt ook naar vervormbaar is, leiden tot een kultuureigen beeldtaal van de gebouwde ruimte." De aan Ronald Gill ontleende idee van een fysiek en cultureel open architectuur sluit aan bij de definitie van duurzaam bouwen waarin bepaalt wordt dat duurzaam bouwen uitgaat van de potenties van de plek, zonder daarbij het welzijn van anderen nu en in de toekomst te belasten.
Architectonisch concept Het te ontwerpen jongerencentrum moet in harmonie zijn met de natuurlijke en technologische context, en uitnodigen tot culturele en individuele ontplooiing. Zelfbouw en duurzaam bouwen worden ingezet om, naast hun praktische voordelen, de meerwaarde van lokaaltypische oplossingen te laten zien. Verder moet het voldoen aan de volgende uitgangspunten. 8. Goedkoop Gezien de economische situatie op het eiland zal het jongerencentrum goedkoop in bouw en onderhoud moeten zijn. 9. Eenvoudig Om bouw en onderhoud te vergemakkelijken moet in het ontwerp worden uit gegaan van ongeschoolde krachten en handelingen die door een paar mensen al uit te voeren zijn, zonder specialistische kennis. 10. Beperking bouwmaterialen Vanuit duurzaam bouwen oogpunt moet er zuinig met bouwmaterialen worden omgegaan. 11. Lokale bouwmaterialen Indien mogelijk moet er gebouwd worden met lokaal verkrijgbare bouwmaterialen. Dit gaat uit van de lokale identiteit en het reduceert energieverbruik voor transport. 12. Aansluiten bij bouwtraditie Door het aansluiten bij de lokale bouwtraditie kan het gebouw in de toekomst eenvoudig getransformeerd worden. Tevens brengt het de bouwer kennis bij gericht op de lokale markt. 13. Beperken energieverbruik Reduceer het verbruik van energie, o.a. voor verlichting en verkoeling. 14. Beperken watergebruik Beperk het waterverbruik en zorg voor een eigen watervoorziening. Het beste kan met het programma worden aangesloten op een bestaand gebouw. Hiermee kan al aan een belangrijk deel van deze uitgangspunten tegemoet worden gekomen: het kan de bouwkosten drukken en zal het materiaalgebruik beperken; door de meerwaarde van lokaaltypische oplossingen zichtbaar te houden ten opzichte van de bestaande bouw worden de mogelijkheden voor culturele ontplooiing benadrukt. Hiernaast levert de zichtbare vernieuwing een nieuwe en eigen identiteit op.
10
6. HòFI HUBENIL
Het ontwerp van een oase voor de jeugd Curaçao is heet, plakkerig, stoffig, droog, ruw, fel. Het jongerencentrum moet dit alles niet zijn. Het moet koel zijn, zacht, met fris helder water, een plek om vrienden te ontmoeten, om mensen te leren kennen. Een plek die veilig is, een plek om te spelen, om te dansen, een plek voor sport, voor educatie en vorming. Een plek waar je mag rondhangen, waar je mag zitten, waar je gezien mag worden waar je kunt kijken, nadenken, zijn. Het jongerencentrum moet een oase zijn in de sociale woestenij die Curaçao op dit moment is. De plek Het echte ontwerpen begint met een goede locatiekeuze. Na een inventarisatie van de wijk Brievengat bleken er een paar plekken in de wijk aanwezig die op een of andere manier in de aanmerking komen voor de bouw van een jongerencentrum. Na weging van de voor- en nadelen van elke locatie is gekozen voor een leegstaand pand aan de Willem Hoyerstraat. Hiervoor zijn drie redenen. 7. Ten eerste heeft het een goede ligging in de wijk: nabij het buurtcentrum, diverse sportvelden en voorzieningen; het ligt tussen de enige twee doorgaande wegen op buurtniveau van de wijk; en van de mogelijke bouwlocaties heeft het de meeste woningen (dus bewoners) in zijn bereik. 8. Ten tweede draagt men door het hergebruiken van een bestaand gebouw bij aan het beperken van bouwmaterialen èn sloopafval, beide belangrijke doelen bij duurzaam bouwen. 9. En ten derde het is een plek waarbij steun van de omgeving te verwachten is, vaak een probleem bij jongerencentra, daar het door de leegstand op dit moment allerlei randfiguren aantrekt die in de buurt voor overlast zorgen.
De Oase Een letterlijke en figuurlijke oase maken op Curaçao is niet gemakkelijk. Een oase laat zich bijvoorbeeld aanzien als een plek die zich losmaakt van zijn omgeving. In de woestijn is dit eenvoudig. Maar hoe bereik je dat in een wijk als Brievengat, die gekenmerkt wordt door een gelijkmatig patroon van vrijstaande bebouwing? Een ander gegeven is het aangename klimaat van een oase. Curaçao is droog, en de bodem houdt water slecht vast. Daarnaast is een oase groen, terwijl op Curaçao het geraffineerde zeewater eigenlijk te kostbaar is om voor de tuin te gebruiken en door het uit de grond te halen verzilt het weinige water in de bodem. Om deze problemen het hoofd te bieden bestaat het ontwerp uit de volgende drie hoofddelen. De hof De oase begint met het te onderscheiden van zijn omgeving. Hiervoor bestaat op Curaçao het type van de lusttuin of ter plaatse hòfi genoemd. In dit geval is daarvoor aangesloten op de u-vormige plattegrond van het bestaande gebouw. Containers Met de ommuring is de ruimte voor het jongerencentrum gelegd, om het bruikbaar te maken zijn plekken nodig die privacy bieden en die dienen als beschutting tegen diefstal en vuil. In deze behoefte wordt voorzien door containers, ze zijn voordelig tweedehands aan te schaffen, kunnen vrij eenvoudig omgebouwd worden, en lenen zich prima voor geleidelijke uitvoering van het programma. Het dak Om schaduw aan de plek te geven, water op te kunnen vangen om het een groene plek te kunnen maken, en wind door te kunnen laten is komt er over de hof een dak.
11
Het Dak Het dak is het conditionerende element: het maakt de oase groen. Het mag echter geen op zichzelf staand ding worden wat zich niks aantrekt van wat er onder hem gebeurt en waarvan de constructie vooral in de weg staat. Ook moet de constructie eenvoudig zijn, met weinig en geen specifiek onderhoud. Hiernaast moet het iets zijn waarmee de Curaçaoënaar zich kan identificeren. Basis Als fundering worden er betonblokken gebruikt. Behalve steunpunten zijn dit tevens zitplekken die zich gelijkmatig over het jongerencentrum verdelen waardoor het dak naast conditionerend ook structurerend werkt. Ze dienen net als de haspels van de high-flyingparks die Curaçao kent als basis voor allerlei ontmoetingsplekken. Constructie De constructie bestaat uit makkelijk in elkaar te zetten onderdelen die kunnen scharnieren. Ze zijn zonder steigers op te zetten met weinig mankracht. De palen zijn van hout, deze worden net als staal niet lokaal geproduceerd, maar behouden op de tweedehandsmarkt langer hun waarde. De koppelingen zijn van staal die door scholieren van Feffik bij wijze van werkstuk vervaardigd kunnen worden. Zeildoek De vorm van het dak verwijst naar de ‘barkjes’, het kenmerkende beeld uit het centrum van Willemstad waar bootjes uit Venezuela fruit en vis aanprijzen in de schaduw van hun eigen zeildoek. Zo moet ook het jongerencentrum fungeren: als een markt met schaduw waar van alles te vinden is. Het zeildoek (van duurzaam kunststof) laat voldoende licht door, waardoor overdag, ondanks de schaduw van het dak, geen kunstlicht gebruikt hoeft te worden. Hiernaast dient het voor de opvang van regen wat opgeslagen in een grote waterbak het water levert voor de planten, het gras en de bomen van de oase. Het zeildoek is licht van gewicht en eenvoudig aan te brengen.
Containers Het leven op het eiland wordt sinds de komst van de Hollanders sterk beïnvloedt door de aanwezigheid van de haven, op dit moment de grootste in de regio. Dit ziet men terug in de bevolkingssamenstelling, die ongekend divers is, maar bijvoorbeeld ook in de gebruikte bouwmaterialen. De zeilschepen brachten bakstenen mee, na de industrialisatie leverde de haven de cultuur van bouwen met staalplaat en hout. Op dit moment zijn het vooral containers die het havenbeeld bepalen en ook dit is terug te zien in de bouw. Een bekende internetprovider is bijvoorbeeld gehuisvest in twee achter elkaar geplaatste 40 voetscontainers, een christelijke jongerengroep in Brievengat heeft hun clubhuis in een container in de schaduw van een boom achter hun kerk, en zo is ook het buffet van de openluchtkantine van Feffik een container. Het voordeel van het toepassen van containers is niet alleen dat ze al hun weg in de lokale bouwcultuur gevonden hebben, maar ook hun relatief voordelige prijs, het feit dat men door de toepassing van afgeschreven tweedehands containers bouwmaterialen en schrootafval beperkt, en de mogelijkheid om gefaseerd, naar gelang de financiële middelen het toestaan, aan het jongerencentrum te bouwen. Ventilatie Om een ondraaglijk binnenklimaat tegen te gaan moeten de containers de constant aanwezige wind vrijspel geven. Hiertoe worden de zijwanden verwijderd, iets wat de constructie goed toelaat. Om ze af te kunnen sluiten worden de zijwanden aan een scharnierend systeem aan het dak bevestigd. Wanneer de container ook privacy moet geven kan de opening dicht gezet worden met een lamellenwand van hout. In het geval van het jongerencentrum zouden hiervoor de spanten gebruikt kunnen worden die door het nieuwe dak overbodig zijn geworden. In het geval dat een container niet in de schaduw staat kan het bekleed worden met hetzelfde materiaal als waarvan het dak gemaakt is wat dan op enkele centimeters van de stalen wand gespannen wordt.
12
De Hof De plattegrond van het gebouw sluit aan op die van het traditionele Curaçaose landhuis. Het nadeel is echter dat de gevels erg gesloten zijn wat een goede ventilatie in de weg staat. Ventilatie is onmisbaar indien men een comfortabel binnenklimaat wilt bereiken zonder dit te zoeken bij energie- en geldverslindende mechanische klimaatbeheersing. Om dit te bereiken wordt het bestaande gebouw getransformeerd naar een voorbeeld van fysiek en open architectuur zoals in het vorige hoofdstuk omschreven. Ringbalk Een terugkerend element in de gebouwen op Curaçao is de z.g. ringbalk, een betonen balk die elke verdiepingshoge muur van betonblokken afsluit. De balk zorgt voor stabiliteit en draagt de spatkrachten van het dak af aan de muren. Er is echter een kenmerk wat onvoldoende benut wordt, de muren hoeven in feite niet zo gesloten te zijn. De balk maakt namelijk veel grotere overspanningen mogelijk dan de gebruikelijke raam en deursparingen, waarmee dus de gewenste openheid eenvoudig bereikt wordt. Transformatie In het ontwerp is eerst het bouwval gestript van de nog aanwezige ramen en deuren, de inrichting en van de dakspanten. In het overgebleven casco worden de gevels opengewerkt om de noordoost passaat toegang te kunnen verschaffen. De openingen die verder geen dienst kunnen bewijzen worden gedicht. Zoals bijna overal op Curaçao is het gebouw opgetrokken uit betonblokken die op het eiland zelf gemaakt worden. Wanden van dit materiaal hebben de eigenschap een monoliete massa te worden zodra ze opgemetseld zijn, waaruit men, gelijk een steengroeve, met een diamantzaag nieuwe blokken kan zagen. Het materiaal wat vrijkomt na het uitzagen van de grote gevelopeningen kan in de laatste fase van de transformatie gebruikt worden om de grenzen van de hof aan te geven. Behalve een bouwkundige transformatie is de ingreep ook in geschiedkundige zin een transformatie van het Curaçaose landhuis. Dit werd tot eind achttiende eeuw gebouwd met een kern, de representatieve ‘sala’, met daaromheen gaanderijen, de slaapkamers bevonden zich boven. In feite werd er vooral op de gaanderijen geleefd omdat door deze opbouw de sala te benauwd was. Toen in de negentiende eeuw rijke burgerij zich buiten Willemstad ging vestigen, maakte het type een ontwikkeling door. De basisvorm van de nieuwe woningen was die van het landhuis, maar kreeg ook patio’s en bovendien werd de sala halfvrij geplaatst, waardoor de wind meer vrij spel kreeg. Het ontwerp voor het jongerencentrum gaat nog verder. De sala wordt als afzonderlijke ruimte opgeheven, het is een open plek geworden, multifunctioneel midden in de oase. Klimaat en waterhuishouding Het dak speelt een belangrijke rol in de conditionering van de oase. In de eerste plaats zorgt het dat de belangrijkste functies op de warmste momenten van de dag in de schaduw liggen. Daarnaast trekken openingen tussen de verschillende dakvlakken de wind ver het gebouw in. De planten in een lange plantenbak naast de lokalen zorgen voor een visuele afscherming, maar koelen ook de wind wanneer die door de bladeren gaat. Het dak leidt regenwater naar een grote afgesloten regenbak, aan de zuidwestzijde van het gebouw. Waarmee de oase op een voordelige èn milieuvriendelijke manier groen gehouden wordt. Ruimtelijke opzet Er is veel aandacht geschonken aan het trekken van publiek. Het bij de ingangen geplaatste sportveld en de tafeltennistafel (blz. 4, 7 en 8) vervullen hierin een belangrijke rol. De ingangen zelf trekken de aandacht door plantenbakken met bosschages fel gekleurde bloemen, die een luxe zijn op Curaçao, van dichtbij laten ze echter onverwacht de groene ‘leegte’ van de oase zien. Verder is de ruimtelijke organisatie van het jongerencentrum zo opgezet dat er veel ruimte is voor informele momenten, waarbij met name beschaduwde zitplekken fungeren als structurerend element. Bij de ingangen b.v. waar ze als ontmoetingsplaatsen ervoor zorgen dat mensen van binnen en buiten het jongerencentrum zich mengen. Of de lange zitbanken met planten die met hun bladeren de wind afkoelen (36) en die tevens privacy geven aan de twee les/vergaderlokalen van het centrum. Door blokken weg te laten ontstaan grotere open plekken binnen het grid; zoals de sala en het terras (12 en 40). Het buffet (dè Curaçaose
13
ontmoetingsplaats bij uitstek) is direct zichtbaar van de straat (8) en lokt de toevallige en dorstige voorbijganger.
7. CONCLUSIES UIT HET ONDERZOEK
Sociale vernieuwing op de Nederlandse Antillen Met het ontwerp voor een jongerencentrum heb ik niet alleen een bijdrage willen leveren aan de oplossing van een concreet sociaal probleem op Curaçao, het is ook een bron van ervaring geweest waarmee ik de overige twee onderzoeksvragen heb behandeld. In dit deel is dat: wat is er nodig om de kennis die in Nederland op gedaan is binnen de Stedelijke Vernieuwing te kunnen gebruiken op de Nederlandse Antillen? Financiële middelen Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: zonder geld is er geen kans op verbetering. Zoals bekend zijn de financiële middelen op de Nederlandse Antillen schaars. Er is nog steeds een grootschalige sanering van de Antilliaanse economie en het overheidsapparaat aan de gang die langzaam maar zeker nu de eerste vruchten begint af te werpen. Hier komt bij dat Nederland, zoals in de nota ‘Toekomst in Samenwerking’ is bepaald, alleen financiële steun geeft voor kwaliteit van bestuur, duurzame economische ontwikkeling, en onderwijs. Geld voor sociale vernieuwingsprojecten is er niet. Een ander groot probleem is het feit dat Nederland de financiële toezeggingen alleen wilde nakomen na goedkeuring door het IMF van het Antilliaanse beleid, Nederland heeft dit, ondanks dat die goedkeuring al geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden, nog steeds niet gedaan. Ten eerste moet Nederland zo snel mogelijk beginnen met het nakomen van beloften, niet alleen omdat belofte schuld maakt, maar ook omdat het Nederlandse gedrag allerlei populistische politici in kaart speelt die er een bedenkelijke manier van politiek bedrijven op na houden, zoals o.a. de recente verkiezingen op Curaçao laten zien. Ten tweede moet er naast geld voor bestuur, economie en onderwijs ook geld voor sociale verbeteringen komen. Hieraan moeten niet alleen de eilanden zelf een bijdrage leveren maar ook Nederland, want zolang de sociale situatie op de Nederlandse Antillen nog niet op orde is zullen er nog veel sociaal zwakkeren van de Antillen naar de Nederlandse steden komen. Waarbij je geen ervaringsdeskundige hoeft te zijn om te beseffen dat die de extra problemen, die hier ongetwijfeld uit voortkomen, absoluut niet aankunnen. Kennis en leiderschap Als er voldoende geld zou zijn voor een sociale vernieuwingsaanpak op de Nederlandse Antillen ontbreekt nog de kennis waarmee dit kan. Dit feit, wat overigens ook de stedelijke vernieuwing in Nederland parten speelt, heb ik op Curaçao ervaren. Door mijn speurtocht naar initiatieven om van te leren en op aan te sluiten heb ik veel mensen ontmoet die zich met hart en ziel in zetten voor de goede zaak. Ik heb hierbij veel professionals ontmoet met de juiste hoeveelheid kennis en leiderschap, maar ook heb ik gezien hoe projecten niet van de grond komen of gefrustreerd raken door onervarenheid, gebrek aan samenwerking en organisatorische missers, of teveel draaien op de kracht van een enkele figuur. Dit laatste heb ik gemerkt bij de wijkorganisatie die mij geholpen heeft met het opzetten van dit project. De groep is opgezet als initiatief van het vormingscentrum. De mensen zijn gerekruteerd uit diverse organisaties en instellingen uit de wijk Brievengat en zijn ongeveer een jaar lang begeleid door het vormingscentrum. Na dat jaar is de projectleidster echter doorgegaan met de begeleiding, maar dan onbetaald (terwijl zij zelf niet eens gebonden is aan de wijk) omdat ze de groep, die zeker kwaliteiten heeft, nog niet op eigen kracht wilde laten varen. Een van de prioriteiten is dus het kweken van kennis en leiderschap, uitwisselingsprojecten kunnen hierbij een rol spelen en net zoals een eigen opleiding op de Antillen voor opbouwwerk.
14
Integratie van beleid Hoewel men officieel spreekt van samenwerking heerst er binnen de onderlinge verhoudingen nog steeds een tweedeling in een hulpvragende en een hulpverstrekkende partij. Het huidige systeem met onafhankelijke instanties als doorgeefluik en het wisselvallige politieke bedrijf in beide landen versterken dat nog eens. Wil er ooit van ‘Toekomst in Samenwerking’ (MinBZK 1999) sprake zijn dan zal er gezamenlijk beleid moeten komen. Als voorbeeld gelden mijn eigen pogingen om subsidieverstrekkers voor mijn project te interesseren. Hierbij kwam ik meerdere instanties tegen die initiatieven m.b.t. de Nederlandse Antillen steunen, maar waarbij het voor dit project onmogelijk was steun te krijgen zolang het een ‘Nederlands’ project betrof. Slechts wanneer de aanvraag vanaf de Antillen was gedaan had het project een kans gemaakt. Bij het zoeken naar subsidieverstrekkers op het gebied van stedelijke vernieuwing daarentegen moest het vooral om een project in Nederland gaan. Ook hier met het gevolg dat financiële steun uitbleef. Dit maakte mij duidelijk dat indien er daadwerkelijk sprake wil zijn van een toekomst voor de ‘Toekomst in Samenwerking’, met de wil te leren van elkaars sterke en zwakke kanten (Ik heb met dit project op de Antillen ervaring op gedaan voor de Nederlandse situatie, die ik in Nederland niet op had kunnen doen.) er eerst en vooral een gemeenschappelijk beleid moet zijn, op basis van respect, anders dan wat in de praktijk neerkomt op een afhaalbalie voor steun.
15