Requisitoir in de zaak tegen M.J. Kroon Geachte voorzitter, leden van de rechtbank,
De strafzaak tegen Marco Kroon is een bijzondere zaak. Dit ligt niet aan de strafbare feiten waarvan Kroon wordt verdacht. Dit zijn feiten die relatief vaak voorkomen en veelal in een kort tijdsbestek door de politierechter worden afgehandeld. Deze zaak is om meerdere redenen bijzonder. De verdachte is geen anonieme burger, maar een bekende Nederlander. Hij is bekende Nederlander omdat hij is onderscheiden met de hoogste militaire onderscheiding die Nederland kent: de Militaire Willemsorde. Hierdoor staat de zaak, vanaf het moment dat bekend werd dat Kroon verdacht werd van overtreding van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie, enorm in de belangstelling bij de media. Deze belangstelling is mede door de verdediging en de verdachte gevoed, omdat zij op verschillende momenten interviews hebben gegeven aan de Telegraaf en andere kranten en de raadsman daarnaast meermalen op de televisie zijn visie op de zaak heeft verwoord. De zaak is ook bijzonder omdat het belang van Kroon om te worden vrijgesproken van harddrugsbezit zeer groot is. Niet zozeer vanwege de te verwachten straf. Wel vanwege de consequentie die een veroordeling voor harddrugsbezit mogelijk voor hem zal hebben. Het beleid van Defensie op dit vlak is immers helder. Bij drugsbezit volgt in de regel ontslag. Normaal gesproken zou bij onderhavige feiten een kort requisitoir volstaan. Gelet echter op de uitspraken die door de verdachte en de verdediging in de media en op zitting zijn gedaan en de daarbij geschetste alternatieve scenario’s, is het in deze zaak wél noodzakelijk om een uitgebreid requisitoir te houden. Voordat ik verder ga, merk ik nog het volgende op. Ik heb het al gezegd op de vorige zitting en ik herhaal het nu nog een keer. Het OM realiseert zich terdege dat de vervolging van Kroon voor hem buitengewoon belastend is. Het gaat in deze zaak om de strafbare feiten waarvoor de verdachte wordt vervolgd. Het OM doet daarmee niets af aan de heldendaden die Kroon heeft verricht en waarvoor hij de Militaire Willemsorde heeft ontvangen. Dit zijn nadrukkelijk twee verschillende zaken. Ik zal in mijn requisitoir achtereenvolgens de volgende onderwerpen bespreken: - de keuze voor vervolging in Arnhem; - het opsporingsonderzoek; 1
-
het overdragen en voorhanden hebben van stroomstootwapens (feit 2 + 3); het voorhanden hebben van cocaïne en XTC in vereniging (feit 1); strafmotivering.
De keuze voor vervolging in Arnhem In het onderzoek zijn verschillende andere personen als verdachte aangemerkt. Dit zijn allen burgers. Het merendeel van deze personen zal worden gedagvaard voor de rechtbank in ’s-Hertogenbosch. Het OM had ervoor kunnen kiezen ook Kroon voor deze rechtbank te dagvaarden. Het OM heeft er echter voor gekozen om Kroon te dagvaarden voor de Militaire Strafkamer in Arnhem, omdat ten aanzien van het 2e en 3e feit op de dagvaarding geen deelnemingsbepalingen ten laste gelegd zijn. Ten aanzien van het 1e feit is medeplegen wel tenlastegelegd, maar geldt dat hier sprake is van de verdenking van harddrugsbezit ten aanzien van een militair (Kroon) en een niet-militair (Van den H). Nu in het algemene strafvorderingsbeleid van het OM ten aanzien van drugsbezit onderscheid gemaakt wordt tussen militairen en niet-militairen, waarbij ten aanzien van militairen wordt uitgegaan van een algeheel niet-gedogen, is het OM van oordeel dat het opportuun is om Kroon, als militair, te vervolgen voor de Militaire Strafkamer in Arnhem.
Het opsporingsonderzoek Op 16 oktober 2009 is gestart met het opsporingsonderzoek onder de naam Groen. Aanleiding tot het instellen van dit onderzoek is een procesverbaal van de CIE van 12 oktober 2009, met de strekking dat Kroon regelmatig grote hoeveelheden cocaïne zou halen bij een persoon genaamd W. op het Hinthamereinde in Den Bosch. Deze informatie werd door de CIE als betrouwbaar beoordeeld en was van meerdere informanten afkomstig. In het verhoor bij de RC van de chef CIE heeft de verdediging geprobeerd te achterhalen of ieder onderdeel van de gegeven informatie afkomstig was van meerdere informanten, of dat er ook delen van de CIE-informatie van één informant afkomstig waren. Hier heeft de chef CIE geen antwoord op kunnen geven in verband met het belang van bronbescherming. Het is naar het oordeel van het OM uiteindelijk niet van belang of het gehele CIE-pv afkomstig is van informatie van meerdere informanten. De jurisprudentie hierover is helder. Concrete en gedetailleerde, betrouwbaar geoordeelde CIE-informatie is voldoende om een opsporingsonderzoek in
2
te stellen en om het inzetten van bijzondere opsporingsmiddelen te legitimeren. Ook als het zou gaan om informatie van één informant. In casu gaat het om concrete, gedetailleerde en betrouwbaar geoordeelde CIE-informatie. Op basis van deze informatie zijn de telefoongegevens van Kroon, W. en mensen in hun directe omgeving geanalyseerd en zijn er door de politie observaties uitgevoerd. In deze fase was het onderzoek er in de eerste plaats op gericht om de gestelde informatie in het CIE-pv te verifiëren. Kon bijvoorbeeld worden vastgesteld of er inderdaad contacten waren tussen W. en Marco Kroon? Op 2 november 2009 werd door de politie via de internetwebsite ‘Hyves.nl’ vastgesteld dat W. op 31 oktober 2009 aanwezig was geweest op het Halloweenfeest in café Vinny’s (het café dat Kroon samen runt met Van den H.). W. is op de foto zichtbaar als een persoon die op uitbundige wijze het Halloweenfeest in café Vinny’s meeviert (delictpv p. 50). Ook Kroon en Van den H. waren op dit feest aanwezig, zo blijkt uit foto’s op Hyves. Hierdoor was het zeer aannemelijk geworden dat er contact was geweest tussen W. en Kroon. Nadat deze bevindingen waren vastgesteld, heeft het OM op 3 november 2009 aan de rechter-commissaris gevraagd om een machtiging om te telefoon van Kroon te kunnen tappen (BOB-dossier p. 167). De taps zijn dus pas gaan lopen nadat het contact tussen Kroon en W. kon worden bevestigd. Op 10 november 2009 kreeg het onderzoeksteam de beschikking over een 2e proces-verbaal van de CIE met de strekking dat Kroon op zaterdag 31 oktober 2009 (de datum van het genoemde Halloweenfeest) een aanzienlijke partij cocaïne had gekocht van W. uit Den Bosch. Ook deze informatie werd door de CIE als betrouwbaar beoordeeld. Gedurende het opsporingsonderzoek heeft het OM steeds nadrukkelijk de belangen van Kroon meegewogen. Om stigmatisering te voorkomen, gezien zijn statuur en zijn bekendheid als drager van de Militaire Willemsorde, is het onderzoek zo discreet mogelijk verricht. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat Kroon zich bezighield met het bestellen en weer doorleveren van stroomstootwapens. Het onderzoeksteam had zicht op de leverancier van deze wapens, en ook weer op de leverancier van deze leverancier. Uiteindelijk bleek het te gaan om een handel waarbij een behoorlijke hoeveelheid stroomstootwapens in het maatschappelijk verkeer werd gebracht. Het is duidelijk dat er dan een plicht rust op politie en openbaar ministerie om snel op te treden en zoveel mogelijk wapens uit het verkeer te halen. 3
Daarom is besloten tot de politieactie van 21 december 2009, waarbij op verschillende adressen doorzoekingen zijn verricht in het kader van de Wet Wapens en Munitie en bij familieleden van Kroon de uitlevering van stroomstootwapens is gevorderd. Bij Kroon is geen doorzoeking verricht, noch is er door de politie uitlevering van stroomstootwapens gevorderd. Hier is bewust voor gekozen, omdat die handelingen direct zichtbaar zouden zijn voor de omgeving, wat een enorme opschudding zou hebben veroorzaakt gezien de status van Kroon. Het OM heeft hier uitdrukkelijk het persoonlijke belang van Kroon laten prevaleren boven het concrete opsporingsbelang. Uiteindelijk is uit het onderzoek niet gebleken dat Kroon zou handelen in harddrugs of daarbij betrokken zou zijn. Er was uit het onderzoek wel informatie gekomen dat Kroon en Van den H. cocaïne gebruikten. Aan de hand van tapgesprekken en observaties kon worden aangenomen dat zij deze cocaïne bestelden bij B. Er is daarop besloten om B. aan te houden en deze actie zoveel mogelijk parallel te laten lopen met de actiedag van 21 december 2009. B. is op 19 december 2009 aangehouden en in verzekering gesteld. B. werden in het verhoor sms’jes voorgehouden met Van den H., waaruit naar ons oordeel bleek dat Van den H. cocaïne bestelde bij B. Omdat B. dit tijdens haar inverzekeringstelling niet wilde toegeven, en het OM wilde voorkomen dat B. en Van den H. hierna samen een verklaring voor deze sms’jes zouden kunnen verzinnen, is Van den H. op 22 december 2009 verzocht om naar het bureau te komen om een verklaring af te leggen. Kroon heeft haar naar het bureau gebracht en heeft vervolgens telefonisch contact met vermoedelijk zijn moeder en daarna zijn broer (delictpv wapens p. 73). Kroon zegt in dat gesprek dat hij zich niet druk maakt omdat hij ze niet heeft. De vrouw die vermoedelijk zijn moeder is zegt dat ze bij haar alles hebben meegenomen. Kroon geeft aan dat hij het vreemd vindt dat hij niet wordt aangesproken, want de kroeg is van hem. Uit dit gesprek maak ik op dat Kroon ervan uitgaat dat Van den H. zal worden gehoord over stroomstootwapens en niet over cocaïne. Van den H. geeft die middag op het bureau volmondig toe dat de sms’jes met B. gaan over cocaïne. Uiteindelijk wordt Kroon op 29 januari 2010 als verdachte door de politie gehoord (ruim vijf weken na de verhoren van Van den H. en B.). Ook Van den H. wordt op 29 januari 2010 als verdachte gehoord. Zij wordt op 29 januari 2010 aangehouden en in verzekering gesteld. In tegenstelling tot zijn medeverdachten wordt Kroon niet aangehouden en niet in verzekering gesteld. Er is op geen enkel moment sprake geweest van vrijheidsbeneming. De verhoren van Kroon hebben niet in Den Bosch plaatsgevonden maar in Uden, om in het belang van Kroon zoveel mogelijk discretie te 4
betrachten. Voordat Kroon als verdachte werd gehoord is hij meermalen gewezen op de mogelijkheid tot bijstand van een advocaat. Op 29 januari 2010 heeft hij steeds geweigerd van een advocaat gebruik te maken. Vanaf 30 januari 2010 heeft hij zich laten bijstaan door een advocaat. De advocaat heeft vervolgens alle volgende verhoren van Kroon bijgewoond en een aantal keren de vrijheid genomen om in de verhoren te interveniëren1. Voordat het eind-pv werd opgemaakt, heeft het OM voldaan aan alle nadere onderzoekswensen die van de zijde van de verdediging werden geuit. Iedere getuige die door de verdediging werd aangedragen is door de politie gehoord. Het eind-pv is pas opgemaakt nadat de raadsman had gemeld geen verdere onderzoekswensen meer te hebben. Daarna heeft het OM op verzoek van de verdediging gewacht op de resultaten van de contra-expertise van het TMFI, alvorens een beslissing te nemen over de vervolging. Er heeft in de zomer van 2010 een informeel gesprek plaatsgevonden tussen het OM en de raadsman. Doel van dit gesprek was om met de raadsman te kijken naar mogelijkheden om Kroon een rechtsgang te besparen. Eén van de besproken opties was dat Kroon de dienst zou verlaten of zou toegeven drugs te hebben gebruikt. Als Kroon uit eigen beweging de dienst zou verlaten, of als Defensie daartoe zou besluiten, zou dat een reden voor het OM kunnen zijn om – uit oogpunt van opportuniteit – de drugszaak op beleidsmatige gronden te seponeren. Dit in verband met de consequenties die Kroon dan al uit andere hoofde zou hebben ervaren. Kroon zou dan nog wel worden vervolgd voor het voorhanden hebben en verstrekken van stroomstootwapens. Dit zou dan met een OM-transactie in de vorm van een werkstraf kunnen worden afgedaan. Dit gesprek, waarbij met de raadsman was afgesproken dat de inhoud van dit gesprek niet naar buiten zou gaan, is alleen gevoerd met het oog op de belangen van Kroon, zoals gezegd om hem een rechtsgang te besparen. Dit vanuit de inschatting dat een rechtsgang, gezien de te verwachten media-aandacht, enorm belastend zou zijn voor Kroon. Kroon heeft
1
Op het moment dat de verhoorders van Kroon wilden weten waarom hij in zijn
onderzoeksverslag had opgenomen dat er veel dure kleding achterbleef in zijn café heeft de raadsman voor zijn cliënt antwoord gegeven (p. 120 persoonsdossier). Op het moment dat de verhoorders van Kroon wilden weten waarom hij zijn borstharen had afgeschoren toen duidelijk was dat er meer haren nodig waren voor het borsthaaronderzoek (p. 123 persoonsdossier) heeft de raadsman voor zijn cliënt antwoord gegeven (DVD-opname van het verhoor d.d. 25-2-2010 om 13.13 uur).
5
ervoor gekozen om het toch op een rechtszaak aan te laten komen en dat is natuurlijk zijn goed recht. De definitieve vervolgingsbeslissing van het OM is eerst aan de raadsman en pas daarna door middel van een persbericht publiekelijk bekend gemaakt. De concepttekst van dit persbericht is overigens van tevoren aan de raadsman verstrekt, waarbij de raadsman in de gelegenheid is gesteld deze tekst te becommentariëren. Zijn opmerkingen zijn vervolgens in de definitieve versie van het persbericht verwerkt.
Conclusie De politie en het OM hebben zo discreet mogelijk onderzoek gedaan naar door Kroon en andere personen gepleegde strafbare feiten met uiteindelijk maar één doel: waarheidsvinding. Het onderzoek was nadrukkelijk gericht op het vergaren van belastend én ontlastend bewijs. Het OM is hierbij zeer zorgvuldig te werk gegaan en heeft, zoals gezegd, de belangen van Kroon steeds zwaar laten meewegen bij de wijze waarop het opsporingsonderzoek is verricht. Ik sta hier op deze plek zo expliciet bij stil, omdat de verdediging na de vorige regiezitting uitspraken heeft gedaan in de media die naar mijn oordeel volstrekt misplaatst zijn en op geen enkele wijze recht doen aan het optreden van politie en OM in deze zaak. Deze uitspraken van de verdediging zijn het nieuws gaan domineren op de bewuste middag en avond van de 29e november 2010, waarbij de raadsman in de uitzending van Pauw en Witteman laat op de avond die uitspraken nog eens heeft herhaald en toelicht. In de uitzending van Pauw en Witteman op 29 november 2010 verwijt de raadsman het OM karaktermoord te plegen, hij verwijt het OM zijn magistratelijke rol niet te hebben vervuld, hij verwijt het OM volstrekt voorbarig te keer te zijn gegaan en hij verwijt het OM dat de verdachtmakingen zijn gedaan ‘vanuit die befaamde tunnelvisie waar we helaas zo vaak zijn ingekomen’. Het OM kan op zo’n moment op dergelijke uitspraken niet reageren, omdat dit zou betekenen dat we het debat in de media gaan voeren terwijl het debat hier, op de openbare terechtzitting, gevoerd moet worden. Het OM doet niet aan ‘trial by media’. Als het OM dit wel zou doen, zou het verwijt terecht zijn dat wij onze magistratelijke rol niet zouden vervullen. Vandaag kan het OM wel reageren op deze beschuldigingen. En daar kan ik kort over zijn. In het licht van de wijze waarop het opsporingsonderzoek is verricht, gezien de grote mate van zorgvuldigheid en discretie die steeds is betracht, gezien de wijze waarop de belangen van 6
Kroon steeds zijn meegewogen, gezien het feit dat is voldaan is aan alle onderzoekswensen van de raadsman vóórdat het eindpv werd opgemaakt, missen de beschuldigingen van de raadsman iedere grond. Het OM gaat in beginsel nooit – en zeker niet in deze zaak – lichtvaardig tot dagvaarding over. Dat is pas gebeurd nadat het bewijs tegen Kroon zorgvuldig is beoordeeld en gewogen. Op het moment dat het OM tijdens een regiezitting zijn opvatting verwoordt over een tenlastegelegd feit, dan voldoet het OM aan zijn maatschappelijke opdracht. Het OM doet dan gewoon zijn werk.
Voorhanden hebben en overdragen van stroomstootwapens Strafrechtelijk verwijt: Voorhanden hebben van een of meer stroomstootwapens (artikel 26 lid 1 WWM) en het overdragen van een of meer stroomstootwapens (artikel 31 lid 1 WWM). Uit het onderzoek is gebleken dat er op 2 verschillende data stroomstootwapens geleverd zijn aan Kroon: op 3 december 2009 en op 11 december 2009. Kroon bestelde de stroomstootwapens bij D. in Den Bosch. Op 3 december 2009 belt D. naar Kroon en vraagt hoeveel Kroon nodig heeft. Kroon zegt twee. D. zegt dat hij ze vanavond langs brengt. Kroon vindt het goed (p. 31 delictpv). Diezelfde middag belt Kroon naar Van den H. en zegt dat P. straks die dingen af komt geven. ‘Wat?’, vraagt Van den H. ‘Die tasers’, zegt Kroon. Kroon vertelt dat hij er twee van heeft besteld, een voor C. en een voor hem, en vraagt of Van den H. even 160 euro wil klaarleggen (p. 33 delictpv). Door het observatieteam wordt op 3 december 2009 tussen half 7 en kwart voor 8 ’s avonds gezien dat D. met een onbekende persoon in café Vinny’s verschijnt en een blauwe plastic zak met inhoud overdraagt aan Van den H. (p. 38 delictpv). Op 6 december 2009 is er telefonisch contact tussen Kroon en zijn broer C. Kroon geeft aan dat hij er meer kan leveren, voor zijn vrienden of zo. C. moet ze dan wel zeker afnemen want dan bestelt Kroon ze. C. zegt dat hij er nog twee bij wil hebben (p. 35 delictpv). Op 11 december 2009 in de ochtend belt D. naar een onbekende vrouw. Hij zegt dat iedereen die dingen nu wil hebben, dat hij gisteren naar Vinny’s was gegaan, dat het een gekkenhuis was en zelfs ene M. er een wilde hebben. D. zegt dat hij er vandaag gelijk weer twee naar Marco moet brengen, die moet er weer twee hebben (p. 56 delictpv). 7
Op 11 december 2009 in de avond belt Kroon naar het telefoonnummer van zijn broer C. en vraagt aan een onbekende vrouw of zij tegen C. wil zeggen dat hij de twee dingen die C. besteld heeft binnen heeft (p. 61 delictpv). Op 15 december 2009 belt Kroon naar zijn broer C. en vraagt of hij die twee gehad heeft. C. bevestigt dit en vraagt of Kroon het geld gehad heeft. Dit bevestigt Kroon. Kroon zegt vervolgens: ‘als ik nog meer van die dingen heb of waarvan je zegt rare dingen, dan bel ik wel’. C. zegt dat dit goed is (p. 62 delictpv). Op 21 december 2009 worden bij de verdachten B. en D. doorzoekingen uitgevoerd in het kader van de WWM. Uit tapgesprekken was gebleken dat D. de wapens kocht van B. Bij B. werden o.a. 4 stroomstootwapens aangetroffen. B. verklaarde dat hij een groot aantal stroomstootwapens had gekocht in Tsjechië en dat hij tussen de 23 en 30 stroomstootwapens had verkocht aan D. Bij D. werden bij de doorzoeking o.a. 4 stroomstootwapens en 2 vuurwapens in beslag genomen. Later heeft D. nog 17 stroomstootwapens bij de politie afgeleverd (delictpv p. 16). Deze wapens had hij opgehaald bij personen aan wie hij deze wapens eerder had geleverd. Op 21 december 2009 levert C. 1 stroomstootwapen uit aan de politie. De woning van C. wordt niet doorzocht omdat hij voldoet aan de vordering tot uitlevering van de politie. Later heeft C. nog 2 stroomstootwapens afgegeven bij de politie. C. weigert te verklaren van wie hij de stroomstootwapens gekocht heeft. Op 21 december 2009, als de politie weer is vertrokken, belt C. zijn broer Marco op. Dit gesprek krijgen we mee over de tap. Weergave tapgesprek d.d. 21 december 2009 15.27 uur (delictpv p. 63): Marco wordt gebeld door zijn broer C. C. vraagt of de politie ook bij Marco is geweest. Marco ontkent dat en vraagt hoezo. C. zegt dat Marco die dingen maar weg moet brengen. Marco vraagt wat er dan is, C. zegt dat hij een inval heeft gehad en ze van die andere twee ook wisten. C. zegt dat hij medewerking heeft verleend en dat het gewoon een verloren zaak is, Marco zegt dat hij het gelijk doet. Marco vraagt: ‘aan wie heb je die verkocht dan?’ ‘Aan dinges, weet gij wel, kent gij wel’, zegt C. Marco zegt dat het duidelijk is. C. zegt dat hij niet heeft gezegd hoe hij eraan kwam en aan wie hij heeft doorverkocht. C. zegt dat hij, C., morgen moet zorgen dat die andere twee terugkomen. Tijdens dit gesprek wordt het woord wapen of taser niet in de mond genomen, en toch weet Kroon meteen waar het over gaat als C. tegen hem 8
zegt dat de politie bij hem is geweest en dat hij ‘die dingen’ maar weg moet brengen. Ook weet Kroon dat C. één of meer wapens heeft doorverkocht, gezien zijn vraag aan wie C. ‘die’ verkocht heeft. Uit dit gesprek blijkt duidelijk dat Kroon en zijn broer C. weten, dan wel er ernstig rekening mee houden, dat het hier gaat om verboden wapens. Het door de verdediging in eerste instantie in de media geschetste beeld dat Kroon dacht dat stroomstootwapens legale wapens zijn, klopt dus niet2 3. Op de zitting van vorige week heeft Kroon op de vraag van het militaire lid van deze rechtbank, of hij wist dat de wapens illegaal waren, bevestigend geantwoord. Als er daarna nadere vragen worden gesteld, zegt Kroon dat hij met deze mogelijkheid rekening hield toen hij de wapens kocht. Daarnaast blijkt uit het door mij aangehaalde gesprek met zijn broer C., maar ook uit een eerder tapgesprek met C., dat het de bedoeling was dat C. de door Kroon geleverde wapens aan derden zou verkopen. Kroon heeft er dus bewust voor gekozen stroomstootwapens in het maatschappelijk circuit te brengen (dus: buiten de familiesfeer). Het door de verdediging in de media geschetste beeld dat Kroon louter en alleen ter bescherming van zijn vriendin en zijn broer de stroomstootwapens had besteld, klopt dus niet. In de verhoren van 29 januari 2010 wordt Kroon met de bevindingen uit het onderzoek geconfronteerd. Hij probeert vanaf het begin de schade voor zichzelf zoveel mogelijk te beperken. Als hem het gesprek met D. wordt voorgehouden waarbij Kroon zegt dat hij er twee nodig heeft, zegt hij dat het gaat over twee stokken kaarten. Pas als hem een tapgesprek wordt voorgehouden waarbij Kroon zelf het woord ‘taser’ gebruikt, geeft hij in het verhoor toe dat het gaat over tasers en dat die naar zijn broer zijn gegaan. Vervolgens ontkent hij stellig in het verhoor zelf in het bezit van een taser te zijn geweest (persoonsdossier p. 67). Hij heeft zo’n wapen niet nodig, hij heeft wapens genoeg op de kazerne, zo verklaart Kroon (DVD-opname van het verhoor d.d. 29-1-2010 om 14.12 uur). Deze uitspraak is verbazingwekkend, want het zal toch niet zo zijn dat Kroon meent dat hij defensiewapens zou kunnen inzetten voor privédoeleinden.
2
Overigens heeft C. op 21 december 2009 ten overstaan van de politie toegegeven dat hij wist dat het bezit van een stroomstootwapen verboden is (delictpv p. 128). Ook B. en D. hebben verklaard dat zij wisten dat het ging om verboden wapens. 3
Het is overigens voor de bewezenverklaring en de strafbaarheid van de verdachte niet
relevant of verdachte wist of had moeten vermoeden dat stroomstootwapens verboden wapens zijn. De WWM vereist geen bewustheid van de ongeoorloofdheid van de gedraging.
9
Vervolgens wordt Kroon het tapgesprek voorgehouden dat hij op 21 december 2009 met zijn broer C. heeft gevoerd vlak nadat de politie bij C. was weggegaan (nadat de politie bij C. de uitlevering van de stroomstootwapens had gevorderd). Als de politie hem vraagt wat C. bedoelt als hij tegen Kroon zegt dat hij ze maar weg moet brengen, antwoordt Kroon dat C. daar zijn messen mee bedoelde. Dit gesprek kan volgens Kroon niet over stroomstootwapens gaan want die had hij dus niet, aldus Kroon (DVD-opname van het verhoor d.d. 29-1-2010 om 14.52 uur). Vervolgens wordt Kroon een gesprek voorgehouden dat hij op 21 december 2009 om 17.38 uur gevoerd heeft met zijn vader, en waarin Kroon letterlijk zegt: ‘ik ga nou effe die zooi wegleggen’ (delictpv p. 66). Verbalisant vraagt waar dit gesprek over gaat. Kroon zegt dat het gesprek gaat over de messen die hij links en rechts had liggen. Hierna wordt Kroon een gesprek voorgehouden dat hij op 21 december 2009 om 17.51 uur heeft gevoerd met Van den H., waarbij Kroon vraagt of hij hem gewoon zal weggooien of niet en Van den H. zegt: ‘ja, doe maar dan’ (delictpv p. 68). Verbalisant vraagt waar dit gesprek over gaat. Kroon zegt dat hij een mes heeft weggeflikkerd. Hij blijft erbij dat hij nooit in het bezit is geweest van een taser. Pas nadat hij wordt geconfronteerd met de verklaring van Van den H., die heeft verklaard dat het gesprek met Kroon gaat over een taser, erkent Kroon dat het gesprek inderdaad gaat over een taser. Hij geeft dan toe dat hij een stroomstootwapen voorhanden heeft gehad en na het telefoontje van zijn broer C. heeft vernietigd. Als hij bekent, en als de verbalisant verzucht dat deze bekentenis de nodige tijd en moeite heeft gekost, zegt Kroon dat hij natuurlijk niet alles in één keer gaat prijsgeven (DVD-opname van het verhoor d.d. 29-1-2010 om 15.04 uur). In het verhoor stelt Kroon zich op als iemand die voortdurend opnieuw positie kiest aan de hand van de informatie die hij van de politie krijgt. Pas als hij weet welke belastende informatie de politie heeft, geeft hij voor die belastende informatie een verklaring. Als die verklaring dan niet blijkt te kunnen kloppen, omdat de politie in het verhoor de verklaring van Kroon kan weerleggen of omdat de politie in het verhoor met nieuwe informatie komt, verandert Kroon van positie en geeft hij een andere verklaring. Hij zegt het uiteindelijk zelf: hij gaat niet meteen alles in één keer prijsgeven. Hij geeft pas toe dat hij in het bezit is geweest van een stroomstootwapen als hij met zoveel bewijs wordt geconfronteerd dat het volstrekt ongeloofwaardig zou worden als hij dit niét zou toegegeven.
10
Op de zitting vorige week liet Kroon hetzelfde gedrag zien. Als hij door de voorzitter wordt ondervraagd over het bezit van stroomstootwapens, zegt hij: ‘dat heb ik nooit ontkend’. Als de voorzitter hem vervolgens zijn verklaringen bij de politie voorhoudt waaruit blijkt dat hij in eerste instantie wel degelijk ontkende, geeft hij weer toe. Kroon zegt dan dat hij voor het eerst van zijn leven op het politiebureau werd verhoord en dat hij niet wist wat hem overkwam. Ik verbaas me daarover. Als iemand zich in deze zaak heeft kunnen voorbereiden op het politieverhoor is het Marco Kroon. Hij wist vanaf 21 december 2009 dat hij mogelijk verdacht werd van het bezit van stroomstootwapens en vanaf 22 december 2009 dat hij mogelijk verdacht werd van cocaïnebezit (hij heeft ongetwijfeld van zijn partner van den H. gehoord dat haar op het politiebureau een tapgesprek met B. werd voorgehouden dat betrekking had op cocaïne). Kroon wordt op 29 januari 2010 voor het eerst als verdachte gehoord; ruim vijf weken later. Hij heeft zich hierdoor – mogelijk samen met Van den H. – uitstekend kunnen voorbereiden op de verhoren. Het is duidelijk wat zijn tactiek is geweest op het bureau: ontkennen, zo weinig mogelijk prijsgeven en steeds alternatieve verklaringen verzinnen voor de belastende gegevens die hem worden voorgehouden. Kroon is verdachte, dus deze manier van verklaren is zijn goed recht. Niemand is gehouden om aan zijn eigen veroordeling mee te werken. Laat daar geen misverstand over zijn. Deze manier van verklaren tast naar het oordeel van het Openbaar Ministerie wel de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid aan van de verklaringen die Kroon in deze zaak heeft afgelegd. Kroon bekent uiteindelijk (p. 109) in de maand december 2009 drie stroomstootwapens aan zijn broer C. te hebben verstrekt. Hij weet niet meer of dit in 1 of in 2 keer is gegaan. Als hij geconfronteerd wordt met de gegevens uit het onderzoek waaruit blijkt dat er minimaal sprake is van een tweetal leveringen, zegt hij ‘dan zal het zo zijn gegaan, ja dat meen ik echt’ (DVD-opname van het verhoor d.d. 30-1-2010 om 20.31 uur). Uit het onderzoek is gebleken dat Kroon minimaal 3 stroomstootwapens heeft geleverd aan zijn broer C. en minimaal 1 stroomstootwapen in zijn bezit had toen hij op 21 december 2009 door zijn broer C. werd gebeld nadat de politie bij C. was binnengevallen. Daarmee kan wettig en overtuigend worden bewezen dat Kroon in de tenlastegelegde periode meerdere stroomstootwapens voorhanden heeft gehad en meerdere stroomstootwapens heeft overgedragen.
Voorhanden hebben van cocaïne en XTC
11
Strafrechtelijk verwijt Het meermalen voorhanden hebben van een hoeveelheid cocaïne en MDMA in vereniging gepleegd (artikel 2 onder C Opiumwet). Ik begin met het maken van een aantal opmerkingen over het forensisch technische bewijs in deze zaak. Het haaronderzoek Allereerst de borstharen. Er kan veel gezegd worden over de verhoren van de drie deskundigen die vorige week op zitting zijn geweest en uitspraken hebben gedaan over het onderzoek naar de borstharen van Kroon. Voor alle duidelijkheid ga ik eerst in op de wijze waarop Kroon de 6 borstharen heeft afgestaan. Kroon heeft namelijk niet onmiddellijk ingestemd met de afname van de borstharen. Ik verwijs hierbij naar de DVD-opname van het verhoor van 30 januari 2010 om 20.32 uur. Als de verhoorders Kroon vragen of hij bereid is lichaamshaar af te staan, wendt Kroon zich tot de raadsman. De raadsman geeft aan het prima te vinden, als Kroon zegt dat hij niets te verbergen heeft. Kroon wil er toch eerst over nadenken ‘want dat is een stukje…ja’. Hij vraagt naar de bedenktijd die hij heeft. Verbalisanten geven aan dit graag zo snel mogelijk te willen weten. Kroon vraagt: ‘en als ik nee zeg?’. De verhoorders leggen uit dat hij hiermee kan aantonen dat hij echt geen drugs heeft gebruikt. Voordat de verhoorders het in de gaten hebben, gaat Kroon staan en trekt een aantal borstharen uit. Hierop hebben de verhoorders deze haren veiliggesteld. Deze gang van zaken verklaart waarom niet op reguliere wijze door de politie haar is afgenomen. Eén ding staat vast: de discussie die door de drie haardeskundigen vorige week op zitting is gevoerd, had voorkomen kunnen worden als Kroon had voldaan aan het verzoek van het OM om meer borstharen af te staan. Kroon heeft dit in de visie van het OM geweigerd en vervolgens zijn uiterste best gedaan om aannemelijk te maken dat hij dit niet geweigerd heeft. De hele gang van zaken rondom het afstaan van meer borstharen reconstrueert het OM als volgt. Aan het eind van het verhoor op zaterdagavond 30 januari 2010 worden zes borstharen van Kroon in beslag genomen. Op dinsdag 2 februari 2010 ontvang ik via de politie het bericht van het NFI dat het voor het onderzoek gewenst is om meer borstharen te hebben. Ik heb dit diezelfde middag telefonisch aan de raadsman 12
doorgegeven en hem gevraagd of zijn cliënt wederom bereid zou zijn om haren af te staan. Ik heb hierbij aangegeven dat dit ontlastend bewijs zou kunnen opleveren (zie mijn pv hierover d.d. 11 februari 2010, delictpv p. 523). Kolonel S., die door Defensie was aangewezen als begeleider van de verdachte Kroon, heeft bij de RC verklaard dat hij op donderdag 4 februari 2010 van de raadsman had gehoord dat het NFI had aangegeven ‘dat ze te weinig haar hadden’. Ik verwijs hierbij naar zijn verhoor bij de RC op 21 maart 2011. S. geeft aan hiervan een aantekening te hebben gemaakt in zijn logboek. Kolonel S. heeft eveneens verklaard dat Kroon op 4 februari 2010 ’s avonds een gesprek had met zijn advocaat. Het kan niet anders dan dat Kroon en de raadsman het toen hebben gehad over het verzoek van het OM om meer haren af te staan. Uitgaande van het scenario dat Kroon het slachtoffer is van een complot, dat hij, zoals Kolonel S. het heeft verwoord, ‘geraffineerd gepakt wordt’, dan zou toch de meest logische stap zijn om onmiddellijk meer haren af te staan. Op deze wijze zou door het NFI kunnen worden vastgesteld dat Kroon geen cocaïne heeft gebruikt. Daarmee zou Kroon van alle blaam gezuiverd zijn. Kroon staat echter niet meer haren af. Kroon stelt in plaats daarvan een zogenaamd ‘onderzoeksverslag’ op dat hij op maandag 8 februari 2010 ondertekent. In dit onderzoeksverslag stelt Kroon – heel kort gezegd – het slachtoffer te zijn geworden van dreigbrieven, hij stelt dat er dure kledingstukken zijn achtergebleven in het café die hij is gaan dragen, hij stelt mogelijk gedrogeerd te zijn op 26 december 2009 en hij stelt dat dit misschien vaker gebeurd is. Op dinsdag 9 februari 2010 ontvang ik een brief van de raadsman, waarin de volgende zinsnede is opgenomen: ‘tenslotte laat ik u weten dat dhr. Kroon geen langere lichaamsharen op het lichaam heeft, dan de haren die hij reeds heeft afgestaan’. Het is volstrekt helder dat ik niet gevraagd heb om langere haren, maar om meer haren. Ik verwijs naar hetgeen Kolonel S. heeft verklaard, namelijk dat hij op 4 februari 2010 van de raadsman óók heeft begrepen dat het NFI had aangegeven te weinig haren te hebben voor het onderzoek. Ik verwijs nogmaals naar zijn ondertekende verklaring bij de RC op 21 maart 2011. Op het moment dat ik de brief van de raadsman las waarin hij stelt dat zijn cliënt geen langere haren heeft, begon ik te vermoeden dat er met het OM een spelletje werd gespeeld.
13
Dit vermoeden blijkt helaas te kloppen. Op woensdag 10 februari 2010 vertel ik de raadsman nogmaals dat het gaat om een verzoek om meer haren. De raadsman geeft aan dit verzoek over te brengen aan zijn cliënt (zie mijn pv hierover d.d. 11 februari 2010, delictpv p. 523). Op donderdag 11 februari 2010 geeft de heer Knoops via de mail aan mij door dat Kroon bereid is meer haren af te staan. Als een verbalisant van de KMAR Kroon diezelfde dag belt om hierover een afspraak te maken, laat Kroon weten dat hij op dat moment geen lichaamsbeharing meer heeft en dat hij zich om de drie a vier dagen scheert of laat scheren (delictpv p. 522). Kroon heeft op de zitting aangegeven dat hij zich ‘enkele dagen’ voor dit telefoongesprek had geschoren. In het verhoor bij de politie op 25 februari 2010 verklaart Kroon: ‘normaal scheer ik mij gemiddeld 1 keer per week helemaal. Ik scheer al mijn lichaamsbeharing af’ (persoonsdossier p. 122). Ook zegt Kroon: ‘ik wil wel haren afstaan. Ik laat het nu zelfs groeien. Ik probeer dus het onderzoek niet te frustreren’. Het behoeft geen betoog dat dit aanbod, gedaan op 25 februari 2010, voor deze strafzaak natuurlijk geen enkele waarde meer had. Onderzoek naar de nieuw aangegroeide haren zou immers niet relevant zijn voor de periode waarbinnen het opsporingsonderzoek is verricht en waarbij de verdenking is ontstaan dat Kroon zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van harddrugs. De politie toetst het waarheidsgehalte van de verklaring van Kroon en vindt op de Hyves-pagina van feestcafé Vinny’s een zestal foto’s waarbij Kroon te zien is met goed zichtbare lichaamsbeharing (borstbeharing en/of beharing op armen). Deze foto’s zijn genomen in de periode tussen 14 februari 2009 t/m 22 november 2009. Door de politie zijn geen foto’s aangetroffen waarop te zien is dat lichaamsbeharing bij Kroon ontbreekt (delictpv p. 525). Daarnaast blijkt uit het rapport van het NFI van 14 juli 2010 dat enkele borstharen van Kroon die op 30 januari 2010 waren afgenomen naar schatting ongeveer twee maanden oud waren. Als Kroon op de zitting wordt geconfronteerd met zijn verklaring bij de politie, namelijk dat hij zich gemiddeld 1 keer in de week helemaal scheert, stelt hij zijn verklaring bij. De uitspraak dat hij zich gemiddeld eens in de week helemaal scheert klopt niet, zo stelt Kroon. Het gebeurde ook wel eens 1 keer in de maand of 1 keer in de twee maanden. En nee, dat hij zich dan ‘helemaal’ scheert klopt ook niet. Normaliter scheert hij zijn armen niet, behalve die keer, 14
toen hij in bad in slaap was gevallen, M. voor de grap één arm had geschoren en hij noodgedwongen de andere arm ook moest scheren. Dit is schijnbaar gebeurd in de periode dat het OM via de advocaat om méér haren had verzocht. En trouwens, er waren nog wél haren beschikbaar voor de politie. Hij had namelijk zijn haren met een tondeuse geschoren, dus hij had nog wel hele kleine haartjes, maar daar had de politie niet om gevraagd. Aldus Kroon. Op de zitting is vervolgens de vraag gesteld waarom Kroon bij de politie heeft verklaard dat hij zich gemiddeld eens in de week helemaal scheert. Kroon antwoordt dat de politie maar bleef doorvragen en dat hij toen maar iets heeft gezegd. Deze uitspraak van Kroon vind ik vreemd. Het gaat om het verhoor van 25 februari 2010. Dit verhoor wordt bijgewoond door de raadsman. Kroon weet wat er op het spel staat. Kroon zegt zelf als militair getraind te zijn in krijgsgevangenen-ondervragingen (persoonsdossier p. 48). En dan zou hij nu ‘zwichten’ voor de druk van twee verhoorders die hem misschien een paar keer dezelfde vragen stellen? Dit is volstrekt ongeloofwaardig. Overigens heeft Kroon tegen de rechtbank gezegd dat de verhoorders ook nog foto’s van hem toonden waarop hij met beharing te zien was. Dit is onwaar, zo blijkt onomstotelijk uit de DVD-opname van het verhoor. De politie is die foto’s pas gaan zoeken nadát Kroon zijn verklaring had afgelegd dat hij zich gemiddeld eens per week helemaal scheert. Dr. Kintz heeft op zitting verklaard dat borstharen van ongeveer 2,7 cm in zijn visie minimaal drie maanden oud zijn. Kroon neemt op dat moment de regie van de zitting over en verklaart dat hij een deel van zijn borstharen niet scheert, en dat het dus heel goed mogelijk is dat die haren ouder zijn dan drie maanden. Ik heb het al gezegd. Natuurlijk hoeft Kroon niet mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Maar denkt Kroon nu echt dat er nog iemand is die zijn verhaal serieus neemt? Kroon gaat tot het uiterste om zichzelf vrij te pleiten en verliest daarbij uit het oog dat hij daarbij volstrekt ongeloofwaardig wordt. Naar het oordeel van het OM staat buiten redelijke twijfel vast dat Kroon er bewust voor heeft gekozen om niet méér lichaamsharen af te staan. Het OM heeft het NFI zeker niet onder druk gezet om – ondanks de geringe hoeveelheid haren – toch te rapporteren. Deze suggestie van de verdediging is volstrekt ongegrond. Het is gegaan zoals dr. Lusthof het op zitting heeft gezegd. Toen bleek dat het niet mogelijk was om het geringe haarmonster aan te vullen, omdat Kroon al zijn lichaamsbeharing had afgeschoren, is er overleg geweest met het NFI. Het NFI gaf aan dat het 15
geringe monster wel degelijk kon worden onderzocht, maar dat geringe concentraties cocaïne dan niet aangetroffen zouden worden. In dit overleg is door het NFI niet gesproken over de gevaren van externe contaminatie bij een dergelijke geringe hoeveelheid. Vervolgens heeft het OM besloten het onderzoek toch uit te laten voeren. Het OM kon uit de rapportage van het NFI concluderen dat externe contaminatie door het wassen van de haren grotendeels werd uitgesloten (zie rapport NFI d.d. 29 maart 2010 p. 8). Het OM werd hierin bevestigd door de rapportage van het TMFI, waarin – stelliger dan door het NFI – werd aangegeven dat externe besmetting was uitgesloten (zie rapport TMFI d.d. 19 oktober 2010 p. 4). Natuurlijk verdient de wijze waarop de borstharen zijn uitgetrokken niet de schoonheidsprijs. Op basis van de beschikbare gegevens konden wij echter niet vermoeden dat de externe contaminatie die hiervan het gevolg zou (kunnen) zijn, niet met het wassen (door het NFI ‘decontamineren’ genoemd) zou (kunnen) worden verwijderd. Dit inzicht is pas ontstaan ter terechtzitting door de inbreng van dr. Kintz. Natuurlijk is het opvallend als de twee deskundigen van het NFI en het TMFI op de zitting terugkomen op eerdere rapportages en bevindingen. Het is duidelijk dat zowel dr. Lusthof als prof. dr. De Wolff hun meerdere moesten erkennen in dr. Kintz uit Straatsburg. Het OM sluit zich aan bij de visie van dr. Kintz en gaat ervan uit dat de meting van het NFI ten aanzien van de hoeveelheid cocaïne en MDMA in de borstharen van Kroon correct is geweest (met inachtneming van de gestelde foutmarge). Het staat vast dat Kroon een hoeveelheid cocaïne en MDMA in zijn borsthaar had. We weten niet hoe deze hoeveelheid cocaïne en MDMA in zijn borsthaar is gekomen. Actief gebruik is mogelijk en externe contaminatie is mogelijk. Het OM zal de aanwezigheid van cocaïne en MDMA in de borstharen van Kroon daarom niet gebruiken als bewijsmiddel in deze strafzaak. Dit is naar het oordeel van het OM – gezien de andere bewijsmiddelen in het dossier – ook niet noodzakelijk.
Het onderzoek aangaande de jas, de broek en de auto Ik ga nu in op de gevonden cocaïnesporen in de jas, de broek en de auto van Kroon. Om misverstanden te voorkomen: het OM gaat er zonder meer vanuit dat de aangetroffen cocaïne velerlei oorzaken zou kunnen hebben. Ik noem er hier een paar.
16
De cocaïne in de auto zou kunnen worden verklaard door het feit dat het een tweedehands auto is en een eerdere eigenaar wellicht cocaïnegebruiker is. De cocaïne op de jas zou kunnen worden verklaard door contaminatie met een andere jas (bv de jas van een cocaïnegebruiker). Het zou kunnen dat de jas van Kroon, waarvan hij eerst zegt dat het zijn enige jas is, toch niet zijn jas is. De cocaïne in de zakken van de jas zou kunnen worden verklaard door de mogelijkheid dat de eerste eigenaar van de jas cocaïnegebruiker is. De cocaïne op de broek kan worden verklaard door het contact met een cocaïnegebruiker, namelijk van den H. (zo citeer ik Kroon uit het verhoor van 30 januari 2010). De cocaïne in de broekzakken zou kunnen worden verklaard door de bijna-lege gripzakjes cocaïne die Kroon naar eigen zeggen in zijn café aantrof en uit schaamte in zijn broekzakken zou hebben gestopt. Het kan allemaal. Op het gevaar af een groot deel van het pleidooi van de verdediging overbodig te maken: het OM zal ook deze bevindingen niet gebruiken als zelfstandige bewijsmiddelen in deze strafzaak. Deze bevindingen kunnen naar het oordeel van het OM alleen als ondersteuning dienen bij de weging van de bewijsmiddelen die ik hierna ga bespreken. Ik kom daar verderop in mijn betoog op terug.
De alternatieve scenario’s van de verdediging Nu het OM de gevonden cocaïnesporen in de borstharen, de auto, de jas en de broek niet zal gebruiken als zelfstandige bewijsmiddelen, is het niet nodig om in mijn requisitoir veel aandacht te besteden aan de alternatieve scenario’s die door de verdediging zijn geschetst. Het is bijvoorbeeld niet meer nodig om aandacht te besteden aan de geloofwaardigheid van het verhaal dat Kroon het slachtoffer is geweest van een complot, dat er doelbewust door onbekenden een samenzwering op touw is gezet om hem schade te berokkenen, en dat hij in dat kader mogelijk meermalen is gedrogeerd. Het blijft een verhaal, waarvoor het onderzoek geen enkele reële ondersteuning heeft opgeleverd, maar meer dan dat hoeft daar niet meer over gezegd te worden. Hetzelfde geldt voor het verhaal van de jas. Het is voor mij nog steeds onduidelijk hoeveel jassen Kroon in eigendom had, hoeveel jassen hij van andere personen in beheer had en hoeveel jassen hij feitelijk in gebruik had. Ook blijft onduidelijk waarom Kroon zich zo tegen de inbeslagname van zijn jas bleef verzetten, met het verhaal dat hij maar één jas had, terwijl hij een week later in zijn ‘onderzoeksverslag’ verwoordt dat er een X-tal
17
jassen in zijn café zijn blijven hangen waarvan hij er zelf een aantal in gebruik nam. Verder blijft onduidelijk waarom Kroon zich op het politiebureau niet realiseerde dat de jas die in beslag zou worden genomen, niet zijn jas was. Maar meer dan dat hoeft er niet meer over gezegd te worden, nu het OM ervoor kiest de aangetroffen cocaïne in en op de jas niet als zelfstandig bewijsmiddel te gebruiken.
De bewijsconstructie Ik ga nu in op de bewijsmiddelen die het OM in deze zaak aan de orde acht. Deze bewijsmiddelen kunnen worden gevonden in de getapte gesprekken, de sms’jes, de waarnemingen van het OT, de wisselende, tegenstrijdige en onaannemelijke verklaringen van Kroon en Van den H., de verklaringen van de huisdealer B. en de aangetroffen cocaïne in de woning van B. Uit deze bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van het OM dat er op vier verschillende momenten sprake is geweest van het voorhanden hebben van cocaïne, in vereniging, door Kroon en Van den H. Opvallend is dat het steeds gaat om vrijdag- en zaterdagmiddag en -avond: zaterdag 14 november 2009, vrijdag 20 november 2009, zaterdag 28 november 2009 en vrijdag 11 december 2009. Om de tapgesprekken en sms’jes te kunnen duiden is het van belang om eerst drie belangrijke onderzoeksresultaten te noemen die ondubbelzinnig zijn gebleken en naar het oordeel van het OM niet ter discussie staan. 1. van den H. gebruikte in de tenlastegelegde periode cocaïne op het adres Pensmarkt 5. Zij heeft in de tenlastegelegde periode meermalen cocaïne besteld bij B. Ze gebruikte de cocaïne uitsluitend in het café en de woning daarboven (dus: op het adres Pensmarkt 5). Dit heeft Van den H. zowel bij de politie als vorige week op de zitting verklaard. 2. B. leverde cocaïne aan van den H. op het adres Pensmarkt 5. Dit hebben B. en Van den H. bij de politie verklaard en dit wordt ondersteund door waarnemingen van het OT. B. gaf Van den H. de cocaïne in café Vinny’s of boven in de woonruimte (delictpv. 160). Dat het gaat om cocaïne en niet om een andere stof kan worden opgemaakt uit de verklaringen van B. en Van den H. en uit het gegeven dat op 19 december 2009 bij een doorzoeking bij B. vijf gripzakjes met cocaïne zijn aangetroffen4.
4
Zie het pv van bevindingen d.d. 7 april 2011, gehecht aan mijn requisitoir, voor een volledig overzicht van de bewijsketen ten aanzien van de bij B. in beslag genomen zakjes cocaïne.
18
3. van den H. bewaarde cocaïne op het adres Pensmarkt 5 . Van den H. heeft op 22 december 2009 verklaard 2 dagen met een halve gram cocaïne te doen. Zij maakte de door B. geleverde cocaïne dus niet gelijk op maar bewaarde een deel voor een ander tijdstip. Van den H. heeft verklaard dat ze de cocaïne die ze overhield bij zich stopte en bij zich hield (persoonsdossier p. 42). De politie vraagt in het verhoor aan Van den H. of ze op dat moment in het bezit is van cocaïne. Ze zegt dan: ‘ja, volgens mij wel’. Ze wil daar op het bureau afstand van doen. Ze doorzoekt haar handtas maar vindt niets. De politie vraagt vervolgens of zij thuis nog cocaïne heeft. Hierop antwoordt Van den H.: ‘ja, volgens mij wel’. De politie spreekt met haar af dat ze deze cocaïne bij de politie komt inleveren (persoonsdossier p. 25). Op zitting heeft Van den H. verklaard dat ze een deel van de cocaïne in haar broekzak bewaarde en dat ze thuis (ze bedoelt dan het adres Pensmarkt 5) had gekeken of er nog cocaïne in haar broekzak zat. Dit bleek niet het geval te zijn. Marco Kroon en van den H. woonden en werkten in de tenlastegelegde periode samen op het adres Pensmarkt 5. Weliswaar had Van den H. een ander GBA-adres, maar volgens haar verklaring sliep zij altijd op het adres Pensmarkt 5 (persoonsdossier p. 28). Van den H. gebruikte cocaïne op dit adres, de cocaïne werd door B. geleverd op dit adres en van den H. bewaarde de cocaïne op dit adres. Als kan worden aangetoond dat Kroon dit wist, kan Kroon het in vereniging voorhanden hebben van een hoeveelheid cocaïne worden verweten. Naar het oordeel van het OM kan buiten redelijke twijfel worden gesteld dat Kroon dit wist. Hij wist het niet alleen, hij maakte er zelf ook gebruik van. Dit blijkt onmiskenbaar uit de tapgesprekken en sms-jes en de wisselende, tegenstrijdige en onaannemelijke verklaringen die Kroon en Van den H. daarover hebben afgelegd. Ik zal nu de vier data bespreken waarbij naar het oordeel van het OM sprake is geweest van het voorhanden hebben van cocaïne, in vereniging, door Kroon en Van den H.
1) Zaterdag 14 november 2009 (delictpv p. 93-96) 13.49 uur: (telefoongesprek) Kroon vraagt of Van den H. nog wat heeft. 15.42 uur: sms-bericht van Kroon aan Van den H.: ‘moeten we nog iets hebben van voor vanavond? Was wel goeie. Kwerd er geil van trouwens Haha’. 18.06 uur: (telefoongesprek) Kroon vraagt of Van den H. nog iets over heeft. Van den H. zegt ja. Marco zegt okee en vraagt of ze het bij zich heeft. 19
20.09 uur: (telefoongesprek) Kroon vraagt of Van den H. nog iets heeft boven, even klaarleggen, dat hij even op en neer rent, of heeft ze niks meer? Van den Hoven zegt jawel, ze heeft nog wel, een klein beetje. Kroon geeft op 29 januari 2009 – nadat hij delen van de opnamen van de gesprekken twee keer te horen heeft gekregen – de volgende verklaringen. 15.42 uur: sms-bericht van Kroon aan Van den H.: ‘moeten we nog iets hebben van voor vanavond? Was wel goeie. Kwerd er geil van trouwens Haha’. Dit gaat volgens Kroon over een speeltje van de seksshop. 18.06 uur: Kroon vraagt of Van den H. nog iets over heeft. Van den H. zegt ja. Marco zegt okee en vraagt of ze het bij zich heeft. In eerste instantie zegt Kroon dat het over een geishabal gaat. In tweede instantie zegt Kroon dat het over de natte doos van M. gaat. In derde instantie (op de zitting) zegt Kroon dat het over lachgaspatronen gaat. 20.09 uur: Kroon vraagt of Van den H. nog iets heeft boven, even klaarleggen, dat hij even op en neer rent, of heeft ze niks meer? Van den H. zegt jawel, ze heeft nog wel, een klein beetje, ja (onverstaanbaar) gesproken lukt dat. Iets klaarleggen is, volgens Kroon, een teken dat zij inderdaad gaat liggen. Dat gaat over ons seksspelletje. Kroon merkt in het verhoor bij de politie op dat hij wel eens tegen M. zegt dat hij die natte doos even komt halen, of dat hij zegt: ‘leg die natte doos even klaar voor me’ (delictpv p. 98). Hier wreekt zich naar het oordeel van het OM de neiging van Kroon om heel snel een verklaring te verzinnen voor belastende tapgesprekken (zoals we al eerder zagen bij de tapgesprekken die betrekking hadden op stroomstootwapens). De verklaringen die hij geeft kloppen niet met de woorden die in de gesprekken worden gebruikt en zijn ook inhoudelijk niet logisch. Als je aan iemand vraagt of die persoon nog iets over heeft, dan is het volstrekt niet logisch dat je daarmee de natte doos van die persoon bedoelt (ter zitting heeft Kroon het over lachgaspatronen, maar dat is niet overtuigend nu hij bij de politie al twee andere verklaringen voor dit gesprek heeft gegeven). Als je aan iemand vraagt om iets klaar te leggen, is het volstrekt onlogisch dat je dan bedoelt dat die persoon klaar moet gaan liggen. Want waarom zou je dat dan niet gewoon zeggen? Als Van den H. in het telefoongesprek zegt dat ze nog een klein beetje heeft, is het volstrekt ongeloofwaardig dat ze daarmee een seksspelletje zou bedoelen. Want van welk spelletje zou je nog een klein beetje hebben?
20
Op de zitting heeft Kroon verklaard over zijn seksleven, de spaarkaart bij de seksshop en zijn voorkeur voor lachgas of CO2-patronen. Alles goed en wel, maar het gaat natuurlijk om de vraag of deze uitspraken de getapte gesprekken werkelijk verklaren. En dat is niet het geval. Van den H. geeft op de zitting geen verklaring voor deze tapgesprekken, als die door de voorzitter aan haar worden voorgehouden. Ze beroept zich op haar zwijgrecht. Kennelijk gaan de gesprekken in ieder geval niet over lachgas of CO2, zo concludeer ik, want hier verklaart ze later in het verhoor op zitting open over. Naar mijn oordeel is er maar één logische verklaring voor deze gesprekken tussen Kroon en Van den H. Het gaat over iets dat je bij je kunt hebben, iets waar je nog een beetje van over kunt hebben, iets waar je nog een klein beetje van kunt hebben en iets wat van goede kwaliteit kan zijn en waar je geil van wordt. En dit met inachtneming van het gegeven dat Van den H. cocaïne gebruikte en cocaïne bij zich hield. Het is volstrekt helder dat buiten redelijke twijfel kan worden gesteld dat deze gesprekken over cocaïne gaan. Van den H. bewaarde de cocaïne en hierdoor was Kroon genoodzaakt steeds bij Van den H. te informeren of ze ‘nog heeft’, of ze ‘nog iets over heeft’ en of ze ‘het bij zich heeft’. 2) Vrijdag 20 november 2009 (delictpv p. 115-125) Een week later, op vrijdag 20 november tussen 16.10 en 16.35 uur, sms’t Van den H. verschillende keren naar B. met de vraag of ze nog langs komt en of ze dan wat bij zich heeft. B. antwoordt met: ‘natuurlijk tot straks’. Op 19.32 uur belt Kroon naar Van den H. om te vragen of ze ‘dinges’ nog gebeld heeft. Van den H. vraagt: ‘K?’ Kroon zegt: ‘ja’. Van den H. bevestigt dat. Kroon vraagt: ‘okee, en?’ Van den H. zegt: ‘ja’. Kroon vraagt: ‘nou?’ Van den H. antwoordt: ‘ja’. Op 20 november 2009 om 22.02 stuurt Van den H. opnieuw een sms naar B. met de vraag of ze nog komt. Ze krijgt de bevestiging van B. om 22.04 dat B. echt nog komt. Zowel B. als Van den H. hebben verklaard dat de sms’jes gaan over cocaïne. Zij hebben beiden verklaard dat B. op 20 november 2009 inderdaad een hoeveelheid cocaïne heeft verstrekt aan Van den H. Dat B. daadwerkelijk die avond in het café is geweest wordt bevestigd door de waarnemingen van leden van het OT die zien dat B. op 20 november om 22.52 uur café Vinny’s betreedt en dat zij korte tijd later met van den H. naar de bovenverdieping gaat.
21
Kroon heeft bij de politie verklaard (persoonsdossier p. 94) geen flauw idee te hebben waarom hij op 20 november 2009 van den H. heeft gebeld om te vragen of zij B. heeft gebeld en vervolgens vraagt: ‘oké, en?’. Op zitting verklaart Kroon dat hij toen in de veronderstelling was dat B. de lachgaspatronen zou leveren (later bleek van den H. ze bij de Blokker te halen, aldus Kroon). Deze verklaring is buitengewoon ongeloofwaardig. Niet alleen verklaart Kroon dit op de zitting voor het eerst, maar daarnaast is het ook onlogisch: waarom zou Kroon speciaal van den H. bellen om te informeren of B. lachgaspatronen komt leveren, nu van den H. heeft verklaard dat zij die patronen in de winkel kocht? En wat moeten we dan geloven: dat als Kroon vraagt (nadat hij de bevestiging heeft gekregen dat van de H. B. heeft gebeld): ‘okee, en?’ dat hij dan bedoelt te vragen of B. lachgaspatronen meebrengt? En dat van den H., als zij ‘ja’ zegt, weer iets anders bedoelt? Van den H. kan immers met haar ‘ja’ niet bedoeld hebben dat B. inderdaad lachgaspatronen kwam brengen, nu zij die patronen naar eigen zeggen zelf in de winkel kocht en zij alleen cocaïne bestelde bij B. Met andere woorden: als Kroon dit gesprek wil verklaren door te zeggen dat hij in de veronderstelling was dat B. lachgaspatronen zou komen brengen, dan is dit volstrekt ongeloofwaardig. Het enige dat B. kwam brengen was cocaïne. Nu uit het gesprek tussen Kroon en Van den H. duidelijk blijkt dat zij, ondanks het cryptische taalgebruik, elkaar prima begrijpen, kán het gesprek niet over lachgasptronen gaan. Nogmaals: Van den H. haalde die zelf in de winkel. En nogmaals: het enige dat B. leverde was cocaïne. Kroon raakt hier verstrikt in zijn eigen leugens, zonder dit zelf in de gaten te hebben. De voorzitter heeft Kroon vorige week gevraagd waarom dit gesprek zo cryptisch wordt gevoerd. Hierop heeft Kroon geantwoord dat hij geen idee heeft. Kroon heeft geen idee, en dat is opvallend. Nogmaals: - Tussen 16.10 en 16.35 uur sms’t Van den H. verschillende keren naar B. met de vraag of ze nog langs komt en of ze dan wat bij zich heeft. B. antwoordt met: ‘natuurlijk tot straks’. - Op 19.32 uur belt Kroon naar Van den H. om te vragen of ze ‘dinges’ nog gebeld heeft. Van den H. vraagt: ‘K?’ Kroon zegt: ‘ja’. Van den H. bevestigt dat. Kroon vraagt: ‘okee, en?’ Van den H. zegt: ‘ja’. Kroon vraagt: ‘nou?’ Van den H. antwoordt: ‘ja’. - Op 20 november 2009 om 22.02 stuurt Van den H. opnieuw een sms naar B. met de vraag of ze nog komt. - Diezelfde avond komt B. en levert aan Van den H. cocaïne.
22
Het is Kroon die Van den H. opbelt om te vragen of ze dinges nog gebeld heeft. Het gaat niet om een passage uit een veel langer gesprek, nee, Kroon belt haar speciaal op om te vragen of ze dinges nog heeft gebeld. Het was dus kennelijk voor Kroon van belang om dit te weten, zo concludeer ik. Daarna is het opvallend dat Van den H. kennelijk begrijpt wie Kroon bedoelt met ‘dinges’, gezien haar vraag ter bevestiging: ‘K?’. Ook daarna is het voor beiden helder waar het gesprek over gaat, gezien het verdere verloop van dit gesprek: Kroon die ‘okee, en?’ vraagt en Van den H. die tot tweemaal toe ‘ja’ zegt. En dit natuurlijk in samenhang gezien met de onweerlegbare feiten dát Van den H. die middag en avond sms-contacten heeft gehad met B, dát die contacten gingen over het leveren van cocaïne en dát B. die avond inderdaad cocaïne heeft geleverd, Dit gesprek tussen Kroon en Van den H. is cruciaal voor de bewijsconstructie. Kroon verklaart op zitting echter laconiek dat hij voor sommige zaken gewoon geen verklaring heeft. Hij denkt kennelijk dat, zolang hij en Van den H. maar volhouden dat deze gesprekken niet over cocaïne gaan, het allemaal wel los zal lopen. De gesprekken krijg je daarmee echter niet ‘weggepoetst’. Die blijven staan en vragen om een verklaring. Zowel Kroon als Van den H. zijn echter niet in staat een aannemelijke verklaring te geven. Integendeel. Van den H. heeft zoals gezegd bij de politie toegegeven dat de sms’jes tussen haar en B. op 20 november 2009 gaan over cocaïne. Zij heeft geen antwoord willen geven op de vraag van de politie waarom Marco aan haar vroeg of ze B. nog gebeld had (p. 42 persoonsdossier). Ze wil dan verder niets meer verklaren. Ze wil niet over andere mensen verklaren, ze bedoelt daarmee onder andere Marco Kroon. Laat één ding duidelijk zijn: het gesprek met Marco en de vraag of ze B. nog heeft gebeld gaat niet over seks. Mocht de rechtbank al het idee hebben gehad dat de terughoudendheid waarmee Van den H. op zitting heeft verklaard mogelijk te maken heeft met schaamte om over seks te praten, dat kan dat in ieder geval geen rol hebben gespeeld bij dít gesprek. Ook Kroon heeft dit gesprek niet in verband gebracht met seks. Van den H. heeft bij de politie verklaard geen antwoord te willen geven omdat ze niet over andere mensen wil verklaren, waarmee ze onder andere Marco Kroon bedoelt. Deze uitspraak is maar voor één uitleg vatbaar: Van den H. wil niet belastend over Marco Kroon verklaren. Op de zitting is nogmaals aan Van den H. gevraagd waarom zij niet wil antwoorden op de vraag waarom Marco haar belde om te informeren of zij B. nog gebeld had. Van den H. heeft deze vraag niet willen beantwoorden en zich wederom op haar zwijgrecht beroepen.
23
Van den H. heeft bij de politie verklaard (persoonsdossier p. 50) dat de telefonische contacten die ze had met B. doorgaans gingen over het bestellen van cocaïne en misschien een enkele keer om te vragen hoe het ging. Van den H. heeft bij de politie verklaard dat de sms’jes met B. op 20 november ’s middags betrekking hadden op de vraag of B. nog cocaïne zou komen brengen. Op het moment dat Kroon een paar uur later Van den H. belt met de vraag of zij B. nog heeft gebeld, en hij, nadat Van den H. dit heeft bevestigd, vervolgens vraagt: ‘okee, en?’, is er naar mijn oordeel maar één aannemelijke verklaring: dat Kroon informeert bij Van den H. of B. die avond nog cocaïne komt brengen. Ook B., die ervoor terugschrikt Kroon in haar verklaring te belasten, geeft dit impliciet toe. Als haar het tapgesprek wordt voorgehouden waarbij Kroon aan Van den H. vraagt of Van den H. B. heeft gebeld zegt B.: ‘we weten alle drie waar dit gesprek over gaat’. De verhorende verbalisanten merken op dat zij denken dat in dit gesprek Kroon Van den H. belt om te informeren of B. die avond nog cocaïne komt brengen. B. antwoordt: ‘wat wij alle drie denken waar dit gesprek over gaat dat is de waarheid maar ik kan het op dit moment niet benoemen want daar heb ik het heel moeilijk mee. Ik weet heel goed dat alleen Marco Kroon in dit hele verhaal iets te verliezen heeft’ (delictpv p. 158). 3) Zaterdag 28 november 2009 (delictpv p. 328) Weer een weekend later, op zaterdag 28 november 2009, vindt er op 21.04 uur een gesprek plaats tussen Kroon en Van den H. waarbij naar het oordeel van het OM gesproken wordt over het bezit van verdovende middelen. Kroon vraagt aan Van den H.: ‘je hebt nog genoeg’? Van den H. verstaat het niet en Kroon vraagt nog een keer: ‘heb je nog’? Van den H. verdraait dan haar stem en zegt, kennelijk plagend: ‘heb je nog? Heb je nog?’ Kroon lacht en zegt dan dat van den H. dat niet zo moet zeggen, dat ze dat lekker moet zeggen door de telefoon. Van den H. zegt: ‘alleen als je lief bent’ waarop Kroon reageert met: ‘nee ik bedoel nu!’ En hij vraagt nog een keer: ‘heb je bij je’? Dit gesprek gaat op een zelfde manier als de gesprekken van 14 november 2009. Kroon belt Van den H. en wil weten of ze nog heeft, of ze nog genoeg heeft en of ze bij zich heeft. Als de verbalisanten Kroon voorhouden dat ze sterk het vermoeden hebben dat dit gesprek over verdovende middelen gaat, zegt Kroon dat dit klopt. Het gaat om verdovende middelen die niet strafbaar zijn: lachgaspatronen. Daar word je high en geil van. Alles wat niet strafbaar is proberen ze uit, aldus Kroon (persoonsdossier p. 90). 24
De voorzitter heeft vorige week op zitting aan Kroon gevraagd waarom hij, als het alleen maar gaat om lachgaspatronen, tegen Van den H. zegt: ‘dat moet je niet zo zeggen, dat moet je lekker zeggen door de telefoon’. Kroon heeft toen geantwoord: ‘geen idee, meneer de voorzitter’. Bij de politie zegt Van den H. dat ze niet weet waar dit gesprek over gaat, maar dat ze wel weet dat het niet over cocaïne gaat en meer zegt ze er niet over (p. 44 persoonsdossier). Dit is merkwaardig, uitgaande van het scenario dat dit gesprek betrekking heeft op lachgaspatronen. Mocht de verdediging stellen dat Van den H. bij de politie te verlegen of te beschaamd was om de praten over lachgaspatronen, dan acht ik dat niet geloofwaardig. Van den H. weet heel goed dat het belang van Kroon om niet met drugs te worden geassocieerd zeer groot is. Als dit gesprek inderdaad betrekking zou hebben gehad op lachgaspatronen, dan zie ik geen logische reden waarom Van den H. dit niet bij de politie zou willen verklaren. Zeker niet nu het gebruik van lachgas of CO2 niet per se iets met seks te maken hoeft te hebben en Van den H. op zitting prima in staat was om open te praten over lachgas en CO2-patronen. Gezien het verhullende taalgebruik waarvoor Kroon geen verklaring geeft, gezien de woordkeuze en de opvallende overeenkomsten met de eerder door mij aangehaalde tapgesprekken van 14 november 2009 (waarbij buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat die gesprekken gaan over cocaïne), vind ik het alleszins aannemelijk dat dit gesprek over hetzelfde gaat: Kroon informeert bij Van den H. of er nog cocaïne is. 4) Vrijdag 11 december 2009 (delictpv p. 436) Het laatste weekend dat ik wil bespreken is het weekend van 11 december 2009. Op vrijdagavond om 21.22 uur stuurt Van den H. een sms’je aan B.: ‘leg er 4 voor mij klaar op de wc. X’. Uit de waarnemingen van het OT blijkt dat B. zich in café Vinny’s bevindt op het moment dat Van den H. dit sms’je stuurt. Ongeveer twintig minuten later belt Kroon vanuit het café naar Van den H. en zegt dat ze naar beneden moet komen, want het is erg druk. Van den H. heeft in het verhoor op 22 december 2009 verklaard dat ze op 11 december 2009 vier zakjes cocaïne bij B. heeft besteld, twee voor zichzelf en twee voor een andere persoon wiens naam ze niet wil noemen. Op 30 januari 2010 verklaart Van den H. dat de vier zakjes cocaïne die ze op 11 december 2009 bij B. had besteld, allemaal voor haarzelf bestemd waren. Ze heeft die avond cocaïne gebruikt en de cocaïne die ze had overgehouden bij zich gestopt en bij zich gehouden. Ze wilde niet dat Kroon erachter kwam dat ze cocaïne gebruikte. Op de vraag waarom ze,
25
als ze cocaïne gaat gebruiken en niet wil dat haar partner erachter komt, vier zakjes bestelt, verklaart ze dat ze dat niet weet. En toch is dit een redelijke vraag, nu Van den H. heeft verklaard dat ze 2 dagen met 1 zakje cocaïne deed. Het duurde dus minimaal 8 dagen voordat ze alles zelf had gebruikt. Het is duidelijk dat Van den H. in haar verklaring van 30 januari 2010 alle schuld op zich neemt. De eerste verklaring van Van den H. is geloofwaardiger, namelijk dat ze vier zakjes bestelt, twee voor zichzelf houdt en twee aan een andere persoon geeft. Deze verklaring heeft zij afgelegd als getuige, zeer kort nadat zij door de politie was uitgenodigd op het bureau te verschijnen om een verklaring af te leggen. Toen zij op het bureau kwam, wist ze niet waarover ze gehoord zou worden. Ze wordt gehoord als getuige maar wel met de nadrukkelijke vermelding dat, als zij zichzelf zou belasten in haar verklaring, zij dan als verdachte is aan te merken en zij niet tot antwoorden is verplicht (persoonsdossier p. 22). Van den H. wordt vervolgens geconfronteerd met de tekst van de sms’jes met B. en verklaart spontaan dat de sms’jes over cocaïne gaan en dat ze vier zakjes cocaïne had besteld, twee voor haarzelf en twee voor een andere persoon. Naar het oordeel van het OM kan er in redelijkheid geen twijfel bestaan over de identiteit van die andere persoon: Marco Kroon. Dat hierover in redelijkheid geen twijfel kan bestaan, wordt ondersteund door de hiervoor door mij gememoreerde tapgesprekken en sms’jes tussen Kroon en Van den H. Deze gesprekken duiden erop dat Van den H. degene was die de cocaïne bewaarde en dat Kroon daarom steeds bij Van den H. informeerde of ze nog wat heeft, of ze nog wat over heeft, of B. nog komt en of ze nog bij zich heeft. Kroon presenteert zich in deze zaak als een fervent tegenstander van drugs. Hij heeft zijn eer, zijn ziel en zaligheid gelegd in het drugsvrij maken van zijn café. Dit is het beeld dat hij van zichzelf heeft gecreëerd en dat blijft hij maar herhalen, zowel tijdens de verhoren als in de media. Het verwijt dat hij cocaïne gebruikt kán eenvoudigweg niet kloppen. Hij wil immers niets met die rotzooi te maken hebben. Kroon heeft verteld dat bij de vorige eigenaren van café Vinnys sprake was van een ‘fout’ publiek en er veel cocaïne werd gesnoven. Wat heeft Kroon, gezien zijn enorme aversie tegen drugs, dan bewogen om juist deze kroeg te kopen? Ook de rechtbank vroeg zich dit vorige week af. Kroon heeft hier geen overtuigend antwoord op kunnen geven. Dat Kroon meer bekend is met drugs dan hij zelf beweert, wordt overigens nog eens extra geïllustreerd door het volgende tapgesprek. Op 8 december 2009 wordt Kroon gebeld door een ex-vriendin van hem, E. In dit gesprek hebben zij het over het drugsprobleem van de partner van E. Kroon moet erg lachen om een opmerking van E. E vraagt: ‘wat heb je op?’ Kroon zegt dan: ‘niks helemaal niks…ja drugs, nee…(lacht)…ja een
26
beetje GHB, dat vond ik wel lekker’. Vervolgens gaat het gesprek over oud en nieuw. Kroon zegt dat E. ook bij hen kan komen, zij hebben ook een oudejaarsfeestje. E. vraag: ‘heb je dan ook een pot poeder in de WC staan?’. Kroon snapt het niet en E. zegt nog een keer: ‘een pot poeder’. Kroon zegt: ‘…oh coke,…oh maar daar kunnen we zeker aankomen. Dat is helemaal geen probleem, ja ik kan overal aankomen bij ons. Ik kan er hele voetballijnen mee trekken denk ik’. Als Kroon dit gesprek wordt voorgehouden in het verhoor (persoonsdossier p. 77) vertelt Kroon dat hij een beetje melig was tijdens dit gesprek. Op de vraag waarom hij praat over drugs zegt Kroon dat hij een beetje stoer wilde doen. Hij kan er zo aankomen, geen probleem, aldus Kroon. Daarom zegt hij dat. Ik heb met verbazing kennisgenomen van deze verklaring van Kroon. Kroon presenteert zichzelf als iemand die volledig antidrugs is, die met dat spul niets te maken wil hebben en juist tegen die rotzooi vecht. Waarom is het dan stoer om ten overstaan van je ex-vriendin op te scheppen dat je GHB – dus drugs – hebt gebruikt en dat je heel eenvoudig aan cocaïne kunt komen? Dit gesprek draagt naar mijn oordeel bij aan de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van Kroon. Het draagt ook bij aan mijn overtuiging dat de gesprekken die Kroon met Van den H. voerde en die ik zojuist de revue heb laten passeren, buiten redelijke twijfel over cocaïne gaan.
Ik kom tot een afronding. Vast staat dat Van den H. in de tenlastegelegde periode cocaïne gebruikte op het adres Pensmarkt 5. B. leverde Van den H. op dit adres cocaïne. Van den H. bewaarde op dit adres de cocaïne. Naar het oordeel van het OM kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat Kroon dit wist. Hij wist het niet alleen, hij maakte er zelf ook gebruik van. Dit blijkt onmiskenbaar uit de door mij genoemde tapgesprekken en sms-jes en de wisselende, tegenstrijdige en onaannemelijke verklaringen die Kroon en Van den H. daarover hebben afgelegd. Zoals gezegd worden de positieve uitslagen van het NFI aangaande de gevonden cocaïne bij het haaronderzoek, het onderzoek aan de jas, de broek en de auto, niet als zelfstandige bewijsmiddelen gebruikt. Voor al deze positieve uitslagen zijn alternatieve scenario’s denkbaar die niet op voorhand kunnen worden uitgesloten. Deze bevindingen zijn echter niet strijdig met de bewijsconstructie die het OM zojuist aan uw rechtbank heeft gepresenteerd. Integendeel. Deze bevindingen ondersteunen juist deze bewijsconstructie. En dat is natuurlijk van belang bij de vraag of uw rechtbank van oordeel is dat er niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewijs is in de zaak tegen Marco Kroon.
27
Het Openbaar Ministerie acht wettig en overtuigend bewezen dat Kroon, in vereniging met Van den H., in de tenlastegelegde periode cocaïne voorhanden heeft gehad. Het Openbaar Ministerie acht niet bewezen dat Kroon, al dan niet in vereniging, MDMA voorhanden heeft gehad. Nu ik het rapport van het NFI aangaande het haaronderzoek niet als bewijsmiddel gebruik, en het opsporingsonderzoek geen bewijs heeft opgeleverd ten aanzien van het voorhanden hebben van MDMA, verzoek ik u Kroon van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
Strafmotivering Voorhanden hebben en verstrekken van stroomstootwapens Een stroomstootwapen is een wapen waarmee stroomstoten kunnen worden toegediend. Met dit wapen kan men spieren tijdelijk verlammen. Een bekend type stroomstootwapen is de taser. Ook in deze zaak gaat het om tasers. Stroomstootwapens zijn in Nederland verboden wapens. De ratio hierachter is dat het gebruik van stroomstootwapens een risico voor de algemene veiligheid van personen veroorzaakt. Door het toedienen van een elektrische lading kunnen personen worden uitgeschakeld. Stroomstootwapens worden gebruikt voor afdreiging, met stroomstootwapens worden overvallen gepleegd en met stroomstootwapens worden mensen mishandeld en gemarteld (de schokken van een stroomstootwapen zijn erg pijnlijk, maar laten geen opvallende verwondingen na). Vooral bij mensen met een zwak hart en/of een zwakke gezondheid kan het gebruik van een stroomstootwapen ernstige gevolgen hebben, en incidenteel zelfs leiden tot de dood. Verdachte spreekt zich op de zitting vorige week tegen. Enerzijds vindt hij tasers geen wapens en gaat het wat hem betreft om gadgets. Anderzijds vindt hij stroomstootwapens geschikt om als verdedigingsmiddel te gebruiken bij een wedderechtelijke aanranding. Kroon heeft op de zitting gezegd stroomstootwapens ongevaarlijk te vinden. Voor hem waren het pakken melk. Op vragen van de rechtbank moet hij vervolgens toegeven dat hij de wapens niet eerst zelf heeft onderzocht om het gevaarsrisico te testen. Kroon laat op de zitting een nonchalante houding zien als het gaat om het voorhanden hebben en verstrekken van stroomstootwapens. Het is voor hem net zoiets als door rood licht rijden.
28
De wetgever heeft er echter niet voor niets voor gekozen om aan deze feiten een maximum gevangenisstraf van 4 jaar te verbinden, juist in verband met de gevaarzetting die aan het gebruik van dergelijke wapens verbonden is. Kroon hield er rekening mee dat stroomstootwapens verboden zijn. Het past niemand om zich in zijn vrije tijd met het verkrijgen, voorhanden hebben en verstrekken van verboden wapens bezig te houden. Het OM rekent het verdachte aan dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het illegale bezit van stroomstootwapens. Het OM rekent het hem ernstiger aan dat hij meerdere stroomstootwapens aan zijn broer heeft verstrekt terwijl hij wist dat zijn broer die wapens aan één of meer derde(n) zou verkopen. Mede door zijn handelen zijn verboden wapens in het maatschappelijk verkeer terecht gekomen en heeft hij daarmee de samenleving in gevaar gebracht. Verdachte kan worden veroordeeld voor het voorhanden hebben van meerdere stroomstootwapens en het overdragen van meerdere stroomstootwapens. Volgens de OM-richtlijn is een passende straf voor deze feiten, rekening houdend met het aantal wapens dat Kroon voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, een werkstraf voor de duur van 110 uur. Ik zie geen reden om van die richtlijn af te wijken. Voorhanden hebben van hoeveelheden cocaïne in vereniging Drugs worden binnen Defensie niet getolereerd en het beleid is dat het bezit van harddrugs leidt tot ontslag. Het ‘zero tolerance’-beleid ten aanzien van militairen is genoegzaam bekend en ook Kroon heeft in zijn verhoor aangegeven hiervan op de hoogte te zijn. Militairen krijgen bij Opiumwetdelicten een andere behandeling van het OM dan gewone burgers. De ratio hierachter is het grote belang van de operationele gereedheid van de krijgsmacht en het gebruik van (zware) wapens en kostbaar materieel. Het bezit van geringe hoeveelheden drugs is voor militairen daarom niet toegestaan en wordt in beginsel altijd strafrechtelijk vervolgd. Dit beleid wordt bevestigd door uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof te Arnhem. Ik verwijs hierbij naar twee rechterlijke uitspraken. 1. BL0910, Rechtbank Arnhem 25-01-2010: ‘Voor militairen geldt een zogenaamd ‘zero-tolerance’ beleid. Zo geldt het gedoogbeleid ten aanzien van het voorhanden hebben van kleine hoeveelheden drugs voor eigen gebruik niet voor militairen. Voor een militair geldt een zwaarder verantwoordelijkheidsbewustzijn dan voor gewone burgers’.
29
2. BC5513, Gerechtshof Arnhem 28-02-2008: ‘Het hof is van oordeel dat boven iedere twijfel verheven is dat in de krijgsmacht geen verdovende middelen mogen worden gebruikt en dat ter zake ook een ‘zero-tolerance’ beleid wordt gehanteerd. Elke militair dient zich er rekenschap van te geven dat hij of zij met overtreding van dat beleid het risico van strafvervolging over zich afroept’. Het OM houdt ernstig rekening met de mogelijkheid dat Kroon, bij een veroordeling voor harddrugsbezit, daarvan grote gevolgen zal ondervinden bij Defensie. Het OM vindt het billijk om met deze mogelijke consequenties ernstig rekening te houden bij het bepalen van de straf. Gezien de landelijke bekendheid van Kroon en de daarmee gepaard gaande media-aandacht is de vervolging bovendien voor Kroon duidelijk meer belastend dan de vervolging voor een doorsnee-militair of gewone burger. Het OM realiseert zich dit terdege en houdt hiermee ernstig rekening bij het bepalen van de strafeis. Alles afwegend is het OM van oordeel dat ten aanzien van de feiten die het OM bewezen acht (voorhanden hebben van cocaïne, voorhanden hebben en overdragen van stroomstootwapens) de volgende straf passend is: 120 uur werkstraf Tot slot. Op pagina 38 van het persoonsdossier treft u een overzicht aan van de voorwerpen die bij Kroon in beslag genomen zijn. Gezien het gegeven dat op of in al deze voorwerpen cocaïne is aangetroffen, vorder ik de onttrekking aan het verkeer van deze voorwerpen.
30