Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Doelstellingen en uitgangspunten Werkingsgebied Organisatie Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden Lokaal stralingsdeskundigenoverleg Geschillen Uitgangspunten voor stralingsbeschermingsmaatregelen Schriftelijke interne toestemming Periodieke controles Administratie en registratie Radiologisch werkers Ingekapselde radioactieve bronnen Open radioactieve stoffen Radioactief afval Röntgentoestellen voor medische diagnostiek en opleidingsdoeleinden Röntgentoestellen voor medische therapie Deeltjesversneller voor radiotherapeutische doeleinden Ioniserende straling uitzendende toestellen voor wetenschappelijk onderzoek Dierproeven Incidenten en ongevallen Definitielijst
NB Dit is een gedigitaliseerde versie van de in 1996 door de RvB bekrachtigde Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia). Bij verschillen tussen de twee versies, is de ondertekende versie richtinggevend. Het Erasmus MC heeft naast deze Regeling ook een Regeling voor de Daniel den Hoed en een Regeling voor de faculteit. Deze drie regelingen worden in 2004/2005 geactualiseerd en geïntegreerd tot één regeling voor het Erasmus MC. [ maart 2004]
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
2
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia) Bij het Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia) worden voor medische doeleinden, voor wetenschappelijk onderzoek en voor studie en opleiding gebruik gemaakt van ioniserende straling uitzendende stoffen en toestellen. Aan dit gebruik kunnen naast voordelen ook nadelen zijn verbonden, in de vorm van gezondheidsschade bij mensen en dieren en schade aan het leefmilieu. Om deze nadelige gevolgen te beperken heeft de Raad van Bestuur maatregelen genomen en regelingen getroffen. Overwegende dat het gewenst is een regeling stralingshygiëne in te stellen, en gelet op • de Kernenergiewet en haar uitvoeringsvoorschriften • de Arbeidsomstandighedenwet • de Wet milieubeheer • de Algemene Wet Bestuursrecht • de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg • de Wet op de Paramedische beroepen heeft de Raad van Bestuur van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam besloten de "Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)" vast te stellen.
Raad van Bestuur Academisch Ziekenhuis Rotterdam
Dr. J.T. Braaksma voorzitter
Datum: 7 juni 1996
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
3
Voorwoord Ioniserende straling kan schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen en dieren, voor het milieu en voor goederen. Ter beperking van deze schade en ter bevordering van een veilig en verantwoord * * gebruik van stralingsbronnen heeft de Raad van Bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van de stralingshygiëne. Ter uitvoering van dit beleid stelt zij middelen beschikbaar. Dit beleid, de besluiten tot uitvoering en controle van dit beleid zijn door de Raad van Bestuur vastgelegd in de "Regeling * Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)" , verder Regeling genoemd. Tevens zijn in deze regeling de stralingsbeschermingsorganisatie en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taken vastgelegd. Stralingsbronnen worden uitsluitend gebruikt binnen het kader van de Kernenergiewet, ook bij onderzoek en behandeling van patiënten. De aard en maximale omvang van de stralingsbronnen, die door het Academisch Ziekenhuis Rotterdam kunnen worden gebruikt, zijn vastgelegd in de complexvergunning ex Kernenergiewet. De Regeling is een kaderregeling. In de Regeling zijn de volgende aspecten uitgewerkt: - De doelstellingen en uitgangspunten voor de stralingshygiëne - Het werkingsgebied - De organisatie van stralingshygiëne - De verantwoordelijkheden, bevoegdheden en taakstellingen van de betrokken organisatorische eenheden en personen - Een geschillenregeling - Uitgangspunten voor stralingsbeschermingsmaatregelen De Regeling is voorzien van bijlagen die aanvullende specifieke informatie bevatten. De belangrijkste kenmerken van de Regeling zijn: - Alle stralingstoepassingen zijn gebonden aan de voorwaarden van de complexvergunning - Bij elke toepassing van stralingsbronnen dient het nut van die toepassing groter te zijn dan het daaraan verbonden nadeel - Zowel bij het gebruik van stralingsbronnen alsmede bij het toezicht daarop is deskundigheid in de stralingshygiëne vereist - De zorg voor stralingsbescherming is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Daarnaast heeft een ieder die taken heeft bij stralingstoepassingen en stralingsbescherming een en verantwoordelijkheid - De beheersmatige verantwoordelijkheden ten aanzien van stralingshygiëne zijn neergelegd in de lijnorganisatie; de functionele verantwoordelijkheden bij aangewezen deskundigen - De eindverantwoordelijkheid berust bij de Raad van Bestuur. De functionele verantwoordelijkheid is * gemandateerd aan de algemeen stralingsdeskundige , die in het kader van de complexvergunning optreedt als bevoegd deskundige in de zin van de Kernenergiewet. De algemeen stralingsdeskun* dige geeft leiding aan de Stralingsbeschermingsdienst die zorg draagt voor de uitvoerende taken. De lokale begeleiding en toezicht bij stralingstoepassingen berust bij aangewezen deskundigen - Het gebruik van stralingsbronnen is gebonden aan een "Schriftelijke interne toestemming". Stralingsbronnen mogen alleen worden gebruikt voor zolang en voor zover de algemeen stralingsdeskundige hiervoor toestemming heeft verleend via de "Schriftelijke interne toestemming" - Bij het gebruik van stralingsbronnen dient men de schriftelijke instructies na te leven en dient men de door de deskundigen gegeven aanwijzingen op te volgen. Het Academisch Ziekenhuis Rotterdam en de Erasmus Universiteit hebben het stralingshygiënisch beleid en de beleidsuitvoering op elkaar afgestemd. Het gemeenschappelijk karakter komt tot uiting in de inhoud en structuur van de Regeling Stralingshygiëne van beide instellingen. *
Zie Definities hoofdstuk 21.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
4
1. Doelstellingen en uitgangspunten De Regeling heeft tot doel een optimale gezondheidsbescherming en milieubescherming te waarborgen, samenhangend met het gebruik van stralingsbronnen bij het Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia). Onder optimale bescherming is inbegrepen het creëren en handhaven van verantwoorde en veilige (werk)situaties waardoor onnodige blootstelling wordt voorkomen en de kans op en de gevolgen van incidenten en stralingsongevallen tot een acceptabel laag niveau worden beperkt. Stralingshygiëne omvat alle handelingen en maatregelen die gericht zijn op het bevorderen en in stand houden van organisatie-structuren, situaties en werkmethoden waarbij het gebruik van stralingsbronnen optimaal kan geschieden, overeenkomstig geldende voorschriften en aanvaarde normen. Het stralingshygiënisch beleid is erop gericht de blootstelling van personen, dieren en goederen aan ioniserende straling en de verspreiding van radioactieve stoffen in het milieu, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te beperken. De maatregelen voor de individuele personen worden geacht voldoende bescherming te bieden aan populaties van planten en dieren in het leefmilieu. Daarbij geldt dat ten minste moet worden voldaan aan de wettelijke regelingen en voorschriften. Daarnaast is het beleid er op gericht dat verantwoorde toepassingen van stralingsbronnen niet onnodig worden belemmerd. De ontwikkeling en uitvoering van zinvol geachte toepassingen van stralingsbronnen wordt vanuit de stralingsbeschermingszorg gestimuleerd, begeleid en ondersteund voor zover deze toepassingen passen binnen het beleid van de instelling. Het bevorderen van de eigen deskundigheid van de gebruikers van stralingsbronnen is onderdeel van het beleid. Ook het streven naar een optimale kwaliteit van stralingsbronnen en beeldvormende systemen en het streven naar een optimale toepassing daarvan zijn onderdeel van het beleid. Het beleid inzake stralingstoepassingen en stralingshygiëne steunt op de drie aanvaarde uitgangspunten: * rechtvaardiging, optimalisatie (ALARA ) en dosislimieten. (Zie hoofdstuk 7.1 - 7.3). Het gebruik van stralingsbronnen wordt periodiek getoetst aan deze uitgangspunten. Ter beperking van de stralingsbelasting tot niveaus lager dan de dosislimietwaarden worden adequate dosismeet- en dosisberekeningstechnieken toegepast. Stralingstoepassingen waarbij het niveau van stralingshygiëne niet (meer) in voldoende mate aanwezig is, worden op zo kort mogelijke termijn opgeschort of beëindigd. Deze toepassingen mogen slechts dan worden herbegonnen als de stralingsbeschermingszorg (opnieuw) een adequaat niveau heeft bereikt. Stralingstoepassingen die niet (meer) gerechtvaardigd zijn worden op zo kort mogelijke termijn beëindigd.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
5
2. Werkingsgebied *
De Regeling heeft betrekking op personen , stralingsbronnen en het gebruik hiervan bij het Academisch Ziekenhuis Rotterdam, locatie Dijkzigt Ziekenhuis en Sophia Kinderziekenhuis. De locatie Daniel den Hoed Kliniek beschikt over een afzonderlijke regeling. Het gebruik van stralingsbronnen door de Daniel den Hoed Kliniek is in een aparte vergunning ex Kernenergiewet geregeld. Het gebruik van stralingsbronnen passend binnen de vergunning van de Daniel den Hoedkliniek vallen buiten de werkingssfeer van deze Regeling. Personen De Regeling geldt voor alle personen, die zich op het terrein van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam bevinden en door het gebruik van stralingsbronnen aan ioniserende straling bloot kunnen staan. De bij wet of door algemene maatregelen van bestuur omschreven bevoegdheden van beroepsbeoefenaren, raden en commissies blijven onverkort gehandhaafd, tenzij deze door de regelgeving van de Kernenergiewet (tijdelijk) buiten toepassing worden gesteld. Rekening houdend met de door de Kernenergiewet gestelde grenzen geldt dat beroepsbeoefenaren die bij hun beroepsvereniging geregistreerd staan en die professioneel betrokken zijn bij stralingstoepassingen deze werkzaamheden uitvoeren met behoud van hun eigen professionele zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Als referentiekaders dienen de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zoals deze zijn beschreven in een door de overheid erkend of toepasbaar verklaard beroepsprofiel. Stralingsbronnen De Regeling is van toepassing op alle stralingsbronnen die zich binnen de terreingrenzen van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam bevinden, alsmede op alle stralingsbronnen die zich buiten haar terreingrenzen bevinden, voor zover het Academisch Ziekenhuis Rotterdam verantwoordelijkheid draagt voor deze stralingsbronnen of het gebruik daarvan. Stralingsbronnen mogen uitsluitend binnen of buiten de werkingssfeer van de Regeling worden gebracht * wanneer een geautoriseerd persoon daartoe toestemming heeft gegeven. Het is dan ook verboden zonder toestemming stralingsbronnen van andere rechtspersonen binnen de terreingrenzen van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam te (laten) brengen. Ook is het verboden zonder toestemming stralingsbronnen van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam buiten de terreingrenzen van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam te (laten) brengen. Bovenstaande verbodsbepalingen gelden niet voor bronnen die door een geautoriseerd persoon expliciet buiten de werkingssfeer van de Regeling zijn gesteld. Stralingsbronnen kunnen door een geautoriseerd persoon buiten de werkingssfeer van de Regeling worden gesteld als de door deze bronnen veroorzaakte gezondheidsschade, milieuschade en/of materiële schade verwaarloosbaar klein is en deze bronnen conform de bepalingen van de Kernenergiewet niet gebonden zijn aan verplichtingen tot vergunning en/of aangifte. Stralingsbronnen mogen slechts onder het werkingsgebied van de Regeling worden geplaatst voor zover dit in overeenstemming is met de complexvergunning ex Kernenergiewet. Het gebruik van stralingsbronnen Stralingsbronnen mogen uitsluitend worden gebruikt nadat een geautoriseerd persoon daartoe toestemming heeft gegeven. Afhankelijk van de aard en omstandigheden van deze werkzaamheden wordt deze toestemming per keer of categoraal gegeven. Toestemming wordt verleend door de algemeen stralingsdeskundige door middel van een "Schriftelijke interne toestemming". Blootstelling van personen aan ioniserende straling in het kader van een medische handeling mag
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
6
uitsluitend geschieden door of onder verantwoordelijkheid van een daartoe bevoegd medicus. Blootstelling van vrijwilligers aan ioniserende straling in het kader van een wetenschappelijke studie mag uitsluitend geschieden door of onder verantwoordelijkheid van een daartoe bevoegd medicus. Deze blootstelling mag pas geschieden nadat de Raad van Bestuur het daartoe strekkende voorschrift heeft goedgekeurd. De Raad van Bestuur verleent die goedkeuring niet dan nadat de medisch-ethische commissie, het afdelingshoofd en de algemeen stralingsdeskundige toestemming hebben verleend om deze studie te starten.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
7
3. Organisatie Het Academisch Ziekenhuis Rotterdam is vergunninghouder in de zin van de Kernenergiewet. De Raad van Bestuur treedt op als gevolmachtigde. De verantwoordelijkheid voor een adequate zorg voor stralingshygiëne is een gemandateerde verantwoordelijkheid. De mandaatgever moet zorgen voor een adequaat toezicht op en evaluatie van de gemandateerde stralingsbeschermingszorg. Degene die de uitvoering van (onderdelen van) de stralingsbeschermingszorg op zich neemt (de mandaatnemer) moet, wanneer hij niet kan beschikken over de daarvoor benodigde middelen en voorzieningen, deze gemandateerde zorg zo nodig teruggeven. De verantwoordelijkheid voor het beschikken over en het beschikbaar stellen van middelen om een adequaat niveau van stralingsbescherming te realiseren en in stand te houden berust bij degenen die het beheer voeren over budgetten voor het gebruik van stralingsbronnen (lijnfunctie-management) en de aan dit gebruik verbonden stralingsbescherming. In het mandaat worden de verantwoordelijkheden, bevoegdheden, taakstellingen en zonodig de middelen omschreven. De verdere kenmerken van mandatering inzake stralingshygiëne zijn overeenkomstig de wettelijke regelingen inzake mandaatverlening, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (hoofdstuk 1A), tenzij hiervan expliciet wordt afgeweken. De Raad van Bestuur benoemt een algemeen stralingsdeskundige, na overleg met de op 't gebied van stralingshygiëne werkzame overheidsinstanties, en mandateert de algemeen stralingsdeskundige om het beleid te formuleren ter vaststelling door de Raad van Bestuur en om maatregelen te nemen voor de uitvoering daarvan en het toezicht daarop. De algemeen stralingsdeskundige heeft directe toegang tot de Raad van Bestuur, indien de beroepsinhoudelijke verantwoordelijkheid dit noodzakelijk maakt. De algemeen stralingsdeskundige is direct verantwoording verschuldigd aan de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur stelt een zelfstandige deskundige dienst in, de Stralingsbeschermingsdienst. De Stralingsbeschermingsdienst ressorteert hiërarchisch direct onder het hoofd Facilitaire diensten. Een ieder die stralingsbronnen gebruikt is persoonlijk verantwoordelijk voor de aan hem opgedragen toepassingsgerichte stralingshygiëne. De gebruiker is ook persoonlijk verantwoordelijk voor onderdelen van de algemene stralingsbeschermingszorg voor zover deze in een schriftelijke taakstelling zijn vastgelegd en aan hem bekend zijn gemaakt. Wanneer de algemeen stralingsdeskundige dat nodig acht, worden voor werkeenheden waarbinnen radiologische toepassingen plaatsvinden lokaal deskundigen benoemd. De lokaal deskundige wordt benoemd door zijn afdelingshoofd; de algemeen stralingsdeskundige verleent mandaat aan de lokaal deskundige met betrekking tot taakstellingen in de stralingshygiëne. De lokaal deskundige kan geen mandaat verlenen. Een lokaal deskundige houdt toezicht op de stralingshygiënische aspecten van de radiologische * werkzaamheden binnen een werkeenheid of werkeenheden. Voor afstemming van de praktische stralingsbeschermingszorg komen de lokaal deskundigen en de Stralingsbeschermingsdienst periodiek bijeen in een regulier overleg, het lokaal deskundigen overleg. Leidinggevenden van organisatorische eenheden waarbinnen stralingsbronnen worden gebruikt stellen middelen beschikbaar. Zij zijn uit hoofde van hun positie in de lijnorganisatie medeverantwoordelijk voor de stralingsbescherming bij toepassingen van stralingsbronnen binnen hun eenheid. De beheersverantwoordelijkheid is per stralingsbron steeds aan één lijnfunctionaris gekoppeld. De
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
8
benodigde stralingsbeschermingszorg, inclusief o.a. bouwkundige voorzieningen en materiële voorzieningen, wordt vastgesteld in overleg met de algemeen stralingsdeskundige. De algemeen stralingsdeskundige stelt de kaders vast waaraan ten minste moet worden voldaan. De lijnfunctionaris is ervoor verantwoordelijk dat de lokaal benodigde infra-structuur, personeel en middelen beschikbaar zijn en worden ingezet. De verantwoordelijkheden, taakstelling en bevoegdheden van personen en organisatorische eenheden zijn schriftelijk vastgelegd. Verandering van taakstelling, verantwoordelijkheden en/of bevoegdheden worden van kracht nadat de betrokkenen hierover zijn geconsulteerd en de gewijzigde taken en verantwoordelijkheden opnieuw schriftelijk zijn vastgelegd. De normale gezagsverhoudingen in de (lijn-)organisatie worden door de onderhavige regeling niet aangetast. Met betrekking tot stralingsbeschermingsaangelegenheden geldt echter dat een middels mandaat verleende toezichthoudende taakstelling voorrang heeft op deze gezagsverhoudingen, tenzij de mandaatgever bepaalt dat hiervan tijdelijk kan worden afgeweken. De organisatie van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia) is weergegeven in figuur 1. De voor de stralingshygiëne meest relevante afdelingen en diensten zijn hierin opgenomen. De functionele relatie is weergegeven in figuur 2. De verantwoordelijkheid, taakstelling en bevoegdheden zijn beschreven in hoofdstuk 4. Andere deskundigen en deskundige diensten die invloed kunnen hebben op onderdelen van het stralingshygiënisch beleid en de uitvoering daarvan zijn niet in dit schema opgenomen. Ook betrokken beroepsbeoefenaren met een eigen professionele zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij stralingstoepassingen zoals de bevoegd medicus, klinisch fysicus en apotheker zijn niet in het organigram opgenomen. De kaders van de eigen verantwoordelijkheden van deze beroepsbeoefenaren zijn beschreven in hoofdstuk 4.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
9
Figuur 1. Organogram Academisch Ziekenhuis Rotterdam. Stralingsbronnen worden toegepast bij o.a. de afdelingen Radiotherapie, Radiodiagnostiek, Nucleaire Geneeskunde, Thoraxcentrum, en Urologie.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
10
Facilitaire Diensten
Figuur 2
Functionele organisatie Stralingshygiëne: Verantwoordelijkheids- en beheersstructuur. De gezagsverhoudingen zijn vastgelegd in hoofdstuk 3. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn beschreven in hoofdstuk 4. M mandaat m.b.t. de stralingshygiëne (rapportage naar mandaatgever). B beheer van "middelen". SIT schriftelijke interne toestemming (rapportage beheerder naar algemeen stralingsdeskundige). A aanstelling lokaal deskundige (rapportage lok. desk. naar beheerder).
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
11
4. Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden Achtereenvolgens zijn de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden beschreven van: 1. Raad van Bestuur 2. Algemeen stralingsdeskundige 3. Stralingsbeschermingsdienst 4. Afdelings en Diensthoofden 5. Lokaal deskundigen 6. Bedrijfsgeneeskundigen 7. Beroepsbeoefenaren 8. Andere betrokken personen 4.1 Raad van Bestuur Verantwoordelijkheden van de Raad van Bestuur De Raad van Bestuur draagt de eindverantwoordelijkheid voor de zorg voor stralingsbescherming. De Raad van Bestuur is er verantwoordelijk voor: - dat het gebruik van stralingsbronnen gebeurt overeenkomstig hetgeen bepaald is in wettelijke regelingen, verleende vergunning(en) en de Regeling - dat maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen van stralingstoepassingen, zoveel als redelijker wijze mogelijk is, te beperken - dat de benodigde vergunningen in het kader van de Kernenergiewet aanwezig zijn - dat er een adequate organisatie ten aanzien van stralingshygiëne is - dat er voldoende opgeleid en ervaren personeel is voor uitvoering van de stralingsbeschermingstaken, zoals aangegeven in de Regeling - dat er maatregelen worden genomen en de benodigde middelen worden verstrekt, opdat deskundigen, diensten en commissies hun taken kunnen uitvoeren Taken van de Raad van Bestuur De Raad van Bestuur stelt het beleid vast inzake stralingshygiëne. De Raad van Bestuur treft maatregelen die nodig zijn om situaties en werkmethoden te creëren en in stand te houden zodat stralingsbronnen op verantwoorde en veilige wijze worden toegepast. De Raad van Bestuur benoemt in overleg met de op 't gebied van de stralingshygiëne werkzame overheidsinstanties een algemeen stralingsdeskundige. De Raad van Bestuur mandateert de algemeen stralingsdeskundige om op te treden als bevoegd deskundige in de zin van de Kernenergiewet. De Raad van Bestuur zorgt er voor dat de algemeen stralingsdeskundige directe toegang tot haar heeft, indien zijn beroepsinhoudelijke verantwoordelijkheid dit noodzakelijk maakt . De Raad van Bestuur zorgt er voor dat de algemeen stralingsdeskundige kan beschikken over informatie die nodig is voor het uitvoeren van zijn taken. De Raad van Bestuur draagt zorg voor een adequate vervanging bij afwezigheid van de algemeen stralingsdeskundige. De Raad van Bestuur voorziet in de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van personen die beroepshalve bloot kunnen staan aan ioniserende straling.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
12
De Raad van Bestuur voorziet in de beschikbaarheid van personen die bevoegd zijn om (para)medische handelingen te verrichten waarbij patiënten worden blootgesteld aan straling. De Raad van Bestuur regelt dat (para)medische handelingen waarbij patiënten aan straling worden blootgesteld uitsluitend worden verricht door daartoe bevoegd personeel. De Raad van Bestuur draagt zorg voor regelingen die waarborgen dat elke blootstelling van personen om medische redenen is gerechtvaardigd en dat de stralingsbelasting daarbij zo laag is als redelijkerwijs mogelijk. De Raad van Bestuur stelt een calamiteitenregeling vast. De Raad van Bestuur zorgt middels regelingen en/of het instellen van een commissie voor het beslechten van geschillen. Bevoegdheden van de Raad van Bestuur De Raad van Bestuur is bevoegd tot het nemen van alle maatregelen die nodig zijn om een adequaat niveau van stralingsbescherming te creëren en in stand te houden. Indien deze maatregelen strijdig zijn met maatregelen die genomen en/of regels die gesteld zijn door de algemeen stralingsdeskundige neemt zij deze maatregelen nadat zij de ter zake stralingshygiëne betrokken overheidsinstanties heeft gehoord. 4.2 Algemeen stralingsdeskundige Algemeen * De algemeen stralingsdeskundige is een in de stralingshygiëne geschoold deskundige met ruime werkervaring. Hij beschikt over een stralingsdeskundigheid van niveau 2 of een door opleiding en ervaring hieraan gelijkwaardige deskundigheid. De algemeen stralingsdeskundige treedt inzake de stralingshygiëne op als bevoegd deskundige in de zin van de Kernenergiewet (Besluit stralenbescherming Kernenergiewet, art. 22). De algemeen stralingsdeskundige treedt zelfstandig op, namens de Raad van Bestuur, in aangelegenheden met betrekking tot stralingsbescherming. De algemeen stralingsdeskundige is via de hiërarchische lijn over zijn mandaatstelling verantwoording verschuldigd aan de Raad van Bestuur. De algemeen stralingsdeskundige geeft leiding aan de Stralingsbeschermingsdienst. Verantwoordelijkheden van de algemeen stralingsdeskundige De algemeen stralingsdeskundige is verantwoordelijk voor stralingsbescherming.
een
adequaat
niveau
van
De algemeen stralingsdeskundige is verantwoordelijk voor de voorbereiding van aanvragen van de benodigde vergunningen in het kader van de Kernenergiewet en voor de aan deze vergunningen verbonden aangiften. De algemeen stralingsdeskundige is er voor verantwoordelijk dat afdelings- en diensthoofden en lokaal deskundigen instructies ontvangen. Als hoofd Stralingsbeschermingsdienst is hij verantwoordelijk voor de uitvoering van centrale stralingsbeschermingstaken die in de Regeling zijn vermeld of krachtens de Regeling worden vastgesteld. In deze functie is hij verantwoordelijk voor het beheer en het aanwenden van de middelen
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
13
die aan de Stralingsbeschermingsdienst beschikbaar worden gesteld. De algemeen stralingsdeskundige is er voor verantwoordelijk dat de Raad van Bestuur regelmatig inlichtingen ontvangt over (voorgenomen veranderingen van) het beleid, de taakuitvoering en over gebeurtenissen. Taken van de algemeen stralingsdeskundige De algemeen stralingsdeskundige draagt zorg voor de formulering van het interne beleid voor stralingshygiëne. Hij houdt toezicht en controle op de uitvoering van het vastgestelde beleid en de naleving van de Regeling en de daaraan verbonden voorschriften en instructies. De algemeen stralingsdeskundige stelt voorschriften en instructies vast welke deel uitmaken van de Regeling. De algemeen stralingsdeskundige zorgt voor een adequaat systeem voor het verlenen, evalueren en intrekken van "Schriftelijke interne toestemmingen". De algemeen stralingsdeskundige stelt de "Schriftelijke interne toestemming" vast. De algemeen stralingsdeskundige geeft, indien hij dat voor de stralingsbeschermingszorg nodig acht, in overleg met de leidinggevende van de organisatorische eenheid waarbinnen stralingsbronnen worden gebruikt, mandaat aan één of meer lokaal deskundigen. De algemeen stralingsdeskundige geeft, binnen het kader van de Regeling aanwijzigingen aan de lokaal deskundigen met betrekking tot de stralingshygiëne. De algemeen stralingsdeskundige onderhoudt het contact en draagt zorg voor de correspondentie met ter zake stralingshygiëne werkzame overheidsinstanties. De algemeen stralingsdeskundige draagt zorg voor activiteiten en werkzaamheden die uitvoering geven aan de in hoofdstuk 1 vermelde uitgangspunten. De algemeen stralingsdeskundige adviseert en ondersteunt de Raad van Bestuur, beheerders van afdelingen en diensten waar stralingsbronnen worden toegepast en de lokaal deskundigen. De algemeen stralingsdeskundige draagt zorg voor instructies aan personen die betrokken zijn bij stralingstoepassingen en voor voorlichting aan belanghebbenden. De algemeen stralingsdeskundige draagt zorg voor het up-to-date houden van de Regeling en de daaraan verbonden voorschriften en overzichten. De algemeen stralingsdeskundige treft regelingen en toetst deze opdat de stralingsbelasting zo klein blijft als redelijkerwijs mogelijk is en opdat er voldaan wordt aan de vigerende dosis- en emissielimieten, voor zover van toepassing. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar: - Radiologische werkers - Patiënten en vrijwilligers die worden blootgesteld aan ioniserende straling - Andere personen die binnen de terreingrenzen van de instelling verblijven - Leden van de bevolking De algemeen stralingsdeskundige onderhoudt contacten met andere instellingen en instituten ter bevordering van de stralingshygiëne in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. De algemeen stralingsdeskundige neemt deel aan werkzaamheden van commissies inzake veiligheid, arbeidshygiëne, milieuhygiëne en patiëntenzorg met aandacht voor stralingshygiëne, binnen het Academisch Ziekenhuis Rotterdam alsmede daarbuiten.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
14
De algemeen stralingsdeskundige geeft ter ondersteuning van de medische toepassingen en het wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, passend binnen het kader van zijn taakstelling, leiding aan gecentraliseerde activiteiten op het gebied van stralingshygiëne. Hiertoe behoren o.a. - het adviseren bij en het leveren van bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek en onderwijs met betrekking tot onderwerpen binnen het gebied van de stralingshygiëne - het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op onderdelen van de stralingshygiëne, voor zover dit onderzoek past binnen het instellingsbeleid De algemeen stralingsdeskundige draagt zorg voor een calamiteitenregeling, betrekking hebbende op gebeurtenissen met stralingsbronnen. Binnen het kader van deze calamiteitenregeling geeft hij leiding aan de daaruit voortkomende handelingen. De algemeen stralingsdeskundige werkt nauw samen met de bedrijfsgeneeskundige, die zorg draagt voor de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van personen die bij hun werkzaamheden bloot kunnen staan aan straling. De algemeen stralingsdeskundige werkt samen met anderen die leiding geven aan of zorg dragen voor de arbeidshygiëne, de milieuhygiëne en de patiëntenzorg. De algemeen stralingsdeskundige neemt maatregelen ter entamering en stimulering van het bewust en stralingshygiënisch gebruik van stralingsbronnen. Bevoegdheden van de algemeen stralingsdeskundige De algemeen stralingsdeskundige is bevoegd om, namens de Raad van Bestuur, bindende aanwijzingen te geven met betrekking tot de stralingshygiëne bij het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. De algemeen stralingsdeskundige is bevoegd om te bepalen dat werkzaamheden bij of met stralingsbronnen niet mogen worden begonnen, moeten worden beperkt of moeten worden gestaakt. Wanneer hij van oordeel is dat door deze werkzaamheden de stralingsrisico's ontoelaatbaar (kunnen) toenemen kan hij bepalen dat de werkzaamheden onmiddellijk moeten worden beperkt of gestaakt. Ook is hij bevoegd om te verklaren dat deze werkzaamheden, voor zover het stralingshygiënische aspecten betreft, mogen worden begonnen of mogen worden hervat. De algemeen stralingsdeskundige heeft toegang tot alle ruimten en locaties waar en wanneer dat voor zijn taakuitoefening nodig is. De algemeen stralingsdeskundige is bevoegd bij personen en instanties inlichtingen te vragen die nodig zijn voor een juiste taakvervulling. De algemeen stralingsdeskundige is bevoegd om stralingsbronnen binnen of buiten de werkingssfeer van de Regeling te (laten) brengen. 4.3 Stralingsbeschermingsdienst Algemeen De Stralingsbeschermingsdienst is een zelfstandige gespecialiseerde dienst, gescheiden van productieen exploitatieafdelingen. De Stralingsbeschermingsdienst is een gemeenschappelijk functionerende dienst van de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. De Stralingsbeschermingsdienst is organisatorisch ondergebracht bij de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
15
Binnen het Academisch Ziekenhuis Rotterdam is de Stralingsbeschermingsdienst ondergebracht bij de Facilitaire diensten. De Stralingsbeschermingsdienst adviseert over en zorgt voor de uitvoering van het vastgestelde beleid en ziet toe op de naleving van de voorschriften en instructies die deel uitmaken van de Regeling. De Raad van Bestuur draagt zorg voor adequate vervanging bij langdurige afwezigheid van het hoofd van de dienst. Taken Stralingsbeschermingsdienst De Stralingsbeschermingsdienst heeft adviserende, uitvoerende en toezicht houdende taken, waaronder - het bevorderen van de stralingshygiëne bij toepassingen van stralingsbronnen - het toezicht houden op de toepassing van stralingsbronnen - het opstellen van richtlijnen, voorschriften en instructies - het toezicht houden op de naleving van vastgestelde richtlijnen, voorschriften en instructies die deel uitmaken van de Regeling - het periodiek uitvoeren van evaluaties en controles van toepassingen waarvoor toestemming is verleend - het uitbrengen van stralingsveiligheidsbeoordelingen en milieurapportages - (het doen zorgen voor) de uitvoering van dosimetrie aan personen, de evaluatie van de dosimetrieresultaten en de daaraan verbonden rapportages - het (doen) uitvoeren van aanvullende dosimetrie aan personen - het (doen) uitvoeren van dosimetrie in ruimten en in de omgeving - het zorgdragen van registratie en het voeren van administratie van gegevens in verband met de stralingsbeschermingszorg - het (doen) uitvoeren van analyses van stralingsbeschermingsaspecten van voorgenomen stralingstoepassingen - het (doen) uitvoeren van analyses en evaluaties van stralingsbeschermingsaspecten van lopende stralingstoepassingen - het indelen van stralingsbronnen, stralingstoepassingen, ruimten en personen in categorieën - de organisatie, administratie en andere niet medische taken rondom de medische begeleiding van personen die betrokken zijn bij toepassingen van stralingsbronnen. Deze taken worden in nauwe samenwerking met de bedrijfsgeneeskundigedienst uitgevoerd - de rapportage en melding van beroepshalve aan ioniserende straling blootgestelde personen aan overheidsinstanties, conform uitvoeringsvoorschriften van de Kernenergiewet en vergunningsvoorschriften - het toezien op het correct beheer van stralingsbronnen - het (doen) uitvoeren van regelmatige controles op aanwezigheid van stralingsbronnen - het (doen) verrichten van metingen en berekeningen ter bepaling van stralingsniveaus en besmettingsniveaus - het (doen) nemen van adequate maatregelen in geval stralings- en/of besmettingsniveaus wijzen op of kunnen leiden tot niet aanvaardbare situaties - het toezien op het beheer van beschermingsmiddelen - het treffen van regelingen voor aanschaf, distributie en het zich ontdoen van stralingsbronnen - het adviseren over de aanschaf en het zich ontdoen van stralingsbronnen - het (doen) bijhouden van registratie van mutaties in stralingsbronnen - de rapportage en melding van stralingsbronnen aan overheidsinstanties, conform uitvoeringsvoorschriften van de Kernenergiewet en vergunningsvoorschriften - het treffen van regelingen voor de inzameling, bewerking, tijdelijke opslag en definitieve afvoer van radioactief afval - het (doen) uitvoeren van periodieke controles op radioactieve besmetting van stralingsbronnen en bronopslagplaatsen - het (doen) uitvoeren van periodieke controles van veiligheids- en waarschuwingssystemen van
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
-
-
16
stralingsbronnen en installaties die stralingsbronnen bevatten het ijken en het regelmatig controleren op aanwezigheid en deugdelijkheid van lokale stralingsbeschermingsmeetapparatuur het geven van instructie en het ondersteunen van instructies voor personen die met radiologische werkzaamheden beginnen het geven van voorlichting aan belanghebbenden het ondersteunen bij patiëntbehandelingen, onderwijs en onderzoek met betrekking tot stralingshygiëne het treffen van maatregelen en het uitwerken van voorschriften ter beperking van de gevolgen van incidenten en calamiteiten met stralingsbronnen. Het betreft in het bijzonder - het (doen) opstellen van voorschriften bij incidenten en calamiteiten - het beschikbaar (doen) houden van faciliteiten en middelen - het handelend optreden - het (doen) verrichten van nazorg - het (doen) verzorgen van rapportages - het verzorgen van evaluatie van incidenten en calamiteiten - het (doen) verzorgen van uitvoering en evaluatie van oefeningen het verrichten van overige werkzaamheden die de stralingshygiëne binnen het Academisch Ziekenhuis Rotterdam bevorderen het beheer van stralingsbronnen, bestemd voor centraal gebruik het beheer van beschermingsmiddelen, bestemd voor centraal gebruik het beheer van (meet)apparatuur en systemen die centraal inzetbaar zijn of worden toegepast voor stralingsbescherming het beheer van ruimten, faciliteiten en stralingsbronnen welke nodig zijn voor de werkuitvoering van de Stralingsbeschermingsdienst
Bevoegdheden van geautoriseerde personen van de Stralingsbeschermingsdienst De Stralingsbeschermingsdienst is bevoegd te verklaren dat personen toegelaten worden tot radiologische werkzaamheden, binnen de daartoe opgestelde regelgeving. Ook is zij bevoegd aan deze toelating beperkingen te verbinden en de toelating te beëindigen. De Stralingsbeschermingsdienst heeft toegang tot alle ruimten en locaties waar en wanneer dat voor haar taakuitoefening nodig is. De Stralingsbeschermingsdienst kan werkzaamheden, welke naar haar oordeel een ontoelaatbaar stralingsrisico veroorzaken of kunnen veroorzaken, op termijn of onmiddellijk doen beperken of doen beëindigen. *
4.4 Afdelings- en diensthoofden
Verantwoordelijkheden van het hoofd. Het hoofd is verantwoordelijk voor het nemen en onderhouden van maatregelen die voortvloeien uit de Regeling, voor zover de Regeling betrekking heeft op hun afdeling. Het hoofd is verantwoordelijk voor de aanvraag van een "Schriftelijke interne toestemming" en de juistheid van de vermelde gegevens bij die aanvraag. Het hoofd is er voor verantwoordelijk dat stralingsbronnen slechts dan in zijn afdeling of dienst worden gebruikt wanneer voldaan is aan de daarop betrekking hebbende voorschriften en de lokale stralingsbeschermingszorg voldoet aan de door de algemeen stralingsdeskundige gestelde kaders. Bij medische afdelingen is het medisch-organisatorisch hoofd mede verantwoordelijk voor het handelen van de arts-specialisten en arts-specialisten in opleiding op zijn afdeling, binnen de grenzen van de in de
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
17
beroepsgroep vigerende normen en regels. Met betrekking tot de zorg voor de stralingshygiëne op zijn afdeling of dienst gaat het afdelings- of diensthoofd te werk in overeenstemming met de algemeen stralingsdeskundige. Taken afdelings- of diensthoofden Indien de algemeen stralingsdeskundige dit nodig acht benoemt het hoofd, in overeenstemming met de algemeen stralingsdeskundige, één of meer lokaal deskundigen. Het hoofd stelt voldoende middelen beschikbaar opdat de lokaal deskundige zijn taakstelling adequaat kan uitvoeren. Het hoofd treft, in overleg met de algemeen stralingsdeskundige en de lokaal deskundige, regelingen voor vervanging van de lokaal deskundige bij diens afwezigheid van meer dan één week. Bevoegdheden Het hoofd kan her gebruik van stralingsbronnen in zij afdeling dat naar zijn oordeel een ontoelaatbaar stralingsrisico veroorzaakt of kan veroorzaken, op termijn of onmiddellijk doen beperken of doen beëindigen. Waar mogelijk gebeurt dat in overleg met de lokaal deskundige en de Stralingsbeschermingsdienst. 4.5 Lokaal deskundigen Algemeen Aan elk gebruik van stralingsbronnen is stralingshygiënisch toezicht op lokaal niveau verbonden. Voor uitvoering van stralingsbeschermingstaken op lokaal niveau wordt hiertoe voor elke stralingsbron en/of elke locatie waar stralingsbronnen mogen worden toegepast een lokaal deskundige benoemd. *
De lokaal deskundige treedt op als ter zake kundige met betrekking tot de werkeenheid of werkeenheden waarvoor zijn taakopdracht is gesteld. De lokaal deskundige wordt benoemd door het hoofd van de afdeling of de dienst waartoe de werkeenheid behoort, in overeenstemming met de algemeen stralingsdeskundige. De benoeming is gekoppeld aan de randvoorwaarden en kenmerken van het mandaat dat aan de lokaal deskundige is gegeven door de algemeen stralingsdeskundige. Bij de benoeming wordt vastgelegd wat de beschikbare omvang zal zijn van de tijdsbesteding voor het uitvoeren van de stralingshygiënische werkzaamheden. De benoeming van een functionaris tot lokaal deskundige heeft geen consequenties voor zijn organisatorische positie; hij/zij blijft behoren tot de personele bezetting van zijn organisatorische eenheid. Lokaal deskundigen moeten beschikken over een opleidingsniveau in de stralingshygiëne dat ten minste gelijk is aan: voor röntgentoestellen 4A • voor deeltjesversnellers 3 • voor open radioactieve stoffen • voor diagnostiek/wetenschappelijk onderzoek 3/4B voor therapie 3 voor ingekapselde bronnen • voor diagnostiek/wetenschappelijk onderzoek 4A voor therapie 3 Aanvullend kan de algemeen stralingsdeskundige eisen stellen aan de werkervaring en organisatorische positie, afhankelijk van o.a. de omvang en complexiteit van de radiologische toepassingen.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
18
De lokaal deskundige is voor de uitvoering van de taken met betrekking tot de stralingshygiëne, binnen het kader van het mandaat, verantwoording verschuldigd aan de algemeen stralingsdeskundige. Voor de overige taken is hij verantwoording verschuldigd aan het afdelings- of diensthoofd waartoe de werkeenheid behoort. De lokaal deskundige zorgt voor een regelmatige rapportage aan de algemeen stralingsdeskundige en aan het afdelings- of diensthoofd met betrekking tot taakuitoefening en bevindingen. De algemene taken en bevoegdheden van de lokaal deskundige zijn vastgelegd in de Regeling. Bij de benoeming, en achteraf in overleg met de lokaal deskundige, zijn afdelings- of diensthoofd en de algemeen stralingsdeskundige kunnen taakstellingen en bevoegdheden van de lokaal deskundige worden gewijzigd. Taakstellingen en bevoegdheden, anders dan vermeld in de Regeling worden schriftelijk vastgelegd. Taken lokaal deskundigen De lokaal deskundige heeft tot taak om er voor te zorgen dat stralingsbronnen, apparatuur, voorzieningen en beschermingsmiddelen stralingshygiënisch verantwoord worden gebruikt binnen de kaders van de "Schriftelijke interne toestemming". Dit omvat onder meer: - het nemen van doeltreffende maatregelen, zodat de stralingsbelasting van medewerkers, patiënten, bezoekers en andere personen en het aantal aan ioniserende straling blootgestelde personen zoveel als redelijkerwijs mogelijk worden beperkt - het toezicht houden op het gebruik van stralingsbronnen. Meer in detail zijn deze taken: -
-
-
Begeleiding radiologische werkers het er op toezien dat personen slechts dan met radiologische werkzaamheden beginnen nadat zij door de Stralingsbeschermingsdienst zijn toegelaten tot deze werkzaamheden het ter kennis brengen van regelingen en voorschriften aan betrokken personen het begeleiden van en toezicht houden op de persoonsdosimetrie het begeleiden van aanvullende dosimetrie; het begeleiden van en toezicht houden op het juiste gebruik van (persoonlijke) beschermingsmiddelen het melden van personen bij de Stralingsbeschermingsdienst ten minste één maand voor beëindiging van de radiologische werkzaamheden Stralingshygiëne het toezicht houden op de naleving van voorschriften met betrekking tot de stralingshygiëne het nemen van maatregelen opdat personen, die niet noodzakelijk aanwezig moeten zijn tijdens het gebruik van de stralingsbron(nen) zich niet in de ruimte bevinden, waar met de stralingsbron(nen) wordt gewerkt het zorgdragen dat radioactieve bronnen en/of ioniserende uitstralende toestellen voldoen aan de wettelijke en nationaal aanvaarde eisen ten aanzien van de stralingshygiëne het zorgdragen dat hulp- en beveiligingsmiddelen in goede staat worden gehouden het zo nodig (doen) uitvoeren van stralingsniveaumetingen het nemen van adequate maatregelen in geval van overschrijding van in voorschriften of interne vergunning vermelde stralingsniveaus Administratie, rapportage en contacten het zorgdragen voor de lokale administratie van stralingsbronnen volgens het voorschrift "Administratie stralingsbronnen" het er voor zorgen dat registratie wordt bijgehouden van stralingsmetingen en gebeurtenissen het er voor zorgen dat in voorgeschreven situaties voorschriften, veiligheidsrapporten en/of milieurapportages worden opgesteld
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
-
19
het regelmatig rapporteren aan de Stralingsbeschermingsdienst en het afdelings-of diensthoofd het onderhouden van de nodige contacten met de Stralingsbeschermingsdienst en het afdelings- of diensthoofd het onmiddellijk inlichten van de Stralingsbeschermingsdienst en het afdelings- of diensthoofd over incidenten of ongevallen met stralingsbronnen of het vermoeden daarvan; hieronder wordt inbegrepen het zoek raken, diefstal en verspreiding van radioactieve stoffen het onmiddellijk inlichten van de Stralingsbeschermingsdienst en het afdelings- of diensthoofd in geval van acuut gevaar door stralingsbronnen
De hierboven vermelde taken worden bij het gebruik van open radioactieve stoffen als volgt aangevuld: Open radioactieve stoffen - het nemen van maatregelen om de kans op en de gevolgen van radioactieve besmettingen zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te beperken - het zorgdragen voor periodieke besmettingscontroles en de registratie daarvan - het nemen van adequate maatregelen in geval van overschrijding van in voorschriften of interne vergunning vermelde besmettingsniveaus Bevoegdheden lokaal deskundigen De lokaal deskundige heeft toegang tot ruimten waar en wanneer dat voor zijn taakuitoefening noodzakelijk is. De lokaal deskundige kan werkzaamheden welke naar zijn oordeel een ontoelaatbaar stralingsrisico veroorzaken of kunnen veroorzaken, op termijn of onmiddellijk doen beperken of doen beëindigen. Waar mogelijk gebeurt dat in overleg met de Stralingsbeschermingsdienst en het afdelings- of diensthoofd. De lokaal deskundige is bevoegd om een ieder die naar zijn oordeel stralingshygiënisch onverantwoord te werk gaat, de werkzaamheden met stralingsbronnen (tijdelijk) te verbieden. Na het opleggen van beperkingen of het doen beëindigen van stralingstoepassingen neemt hij zo spoedig mogelijk contact op met de Stralingsbeschermingsdienst en het afdelings- of diensthoofd. De lokaal deskundige is bevoegd om de door hem opgelegde beperkingen van werkzaamheden en maatregelen te herroepen. De maatregelen van de lokaal deskundige blijven van kracht totdat deze door hemzelf dan wel door de algemeen stralingsdeskundige worden herroepen. 4.6 Bedrijfsgeneeskundigen *
De bedrijfsgeneeskundige is verantwoordelijk voor de uitvoering van en de rapportage over de medische onderzoeken van de radiologische werker. Hij stuurt de conclusie van het medisch onderzoek onmiddellijk naar de Stralingsbeschermingsdienst. De bedrijfsgeneeskundige gaat te werk in nauwe samenwerking met de algemeen stralingsdeskundige. De bedrijfsgeneeskundige zorgt er voor dat, als de uitslag van het medisch onderzoek daartoe aanleiding geeft, de benodigde vervolgonderzoeken kunnen worden uitgevoerd en de persoon bij wie het medisch onderzoek plaatsvond wordt geïnformeerd. Dit zal met name het geval zijn als de resultaten van het onderzoek geclassificeerd worden als voorwaardelijk geschikt of ongeschikt. De bedrijfsgeneeskundige houdt het medisch dossier bij volgens de vigerende voorschriften. 4.7 Beroepsbeoefenaren met een eigen professionele verantwoordelijkheid Algemeen De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van (para)medische beroepsbeoefenaren zijn geregeld in de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG-wet). Naast de (para)medische
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
20
beroepsbeoefenaren kunnen ook anderen betrokken zijn bij stralingstoepassingen. Voor een ieder geldt dat de kaders voor elke stralingstoepassing worden aangegeven door de Kernenergiewet. Toepassingen van stralingsbronnen voor medisch diagnostische of therapeutische doeleinden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van personen die voorafgaand aan deze werkzaamheden door het medisch hoofd van de afdeling bevoegd zijn verklaard. Personen die medische onderzoeken of behandelingen uitvoeren met stralingsbronnen kunnen slechts dan bevoegd worden verklaard als zij door de Stralingsbeschermingsdienst zijn toegelaten tot deze radiologische werkzaamheden. Personen die in hun opleiding onder verantwoordelijkheid van een daartoe bevoegd specialist medische onderzoeken of behandelingen met stralingsbronnen uitvoeren mogen dit uitsluitend doen nadat zij door de Stralingsbeschermingsdienst zijn toegelaten tot radiologische werkzaamheden. 4.7.1
De aanvragend of verwijzend arts
De aanvragend of verwijzend arts stelt de vraagstelling op die kan leiden tot onderzoek of behandeling met een stralingsbron. Hij is er mede voor verantwoordelijk dat de uitvoerend medisch specialist voldoende informatie krijgt om te toetsen of de stralingstoepassing medisch gerechtvaardigd is. 4.7.2
De uitvoerend medisch specialist
De uitvoerend medisch specialist is medisch verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek of behandeling met de stralingsbron. Hij is er voor verantwoordelijk dat er voor het onderzoek of de behandeling een adequaat voorschrift beschikbaar is en dat de medische stralingstoepassing verloopt volgens dat voorschrift. Tezamen met de aanvragend of verwijzend arts dient hij te verifiëren of de toepassing medisch gerechtvaardigd is. Deze toetsing dient niet alleen categoraal maar ook bij individuele patiëntbehandelingen plaats te vinden. De uitvoerend medisch specialist is een arts-specialist opgeleid in de radiodiagnostiek, radiotherapie, nucleaire geneeskunde of tandheelkunde. Mede afhankelijk van de medische organisatiestructuur kunnen ook medisch specialisten uit andere disciplines, zoals cardiologie, pulmonologie en urologie, medische handelingen met stralingsbronnen uitvoeren. De uitvoerend medisch specialist kan wanneer hij tevens erkend is als opleider, binnen de kaders van zijn bevoegdheid, onder zijn verantwoordelijkheid medische werkzaamheden laten uitvoeren door artsspecialisten-in-opleiding. Hiertoe dient hij een schriftelijke taakstelling op te stellen en de arts-specialistin-opleiding bij deze toepassingen op adequate wijze te begeleiden. De opleider ziet er op toe dat de artsspecialist-in-opleiding zich de benodigde kennis van het gebruik van de stralingsbron en van de daaraan verbonden stralingshygiëne zo spoedig mogelijk eigen maakt. 4.7.3
De bevoegd stralingsfysicus
De bevoegd stralingsfysicus is een als klinisch fysicus opgeleid en geregistreerd fysicus, met registratie in de specialisatie radiodiagnostiek, nucleaire geneeskunde en/of radiotherapie. De bevoegd stralingsfysicus is verantwoordelijk voor de goede werking en de veilige staat van stralingsbronnen en beeldvormende systemen. Hij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de stralingsbronnen en de daarbij behorende systemen voor diagnostiek en/of therapie. Zijn verantwoordelijkheid strekt zich uit over stralingsbronnen die toegepast worden bij een medische discipline die gerekend wordt tot zijn vakspecialistische registratie en die binnen zijn taakstelling aan hem zijn toevertrouwd. Hij is verantwoordelijk voor het opstellen van voorschriften voor onderzoeksmethoden, de daaraan verbonden kwaliteitscontroles en voor de correcte toepassing van deze voorschriften.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
21
De bevoegd stralingsfysicus kan wanneer hij erkend is als opleider, binnen de kaders van zijn bevoegdheid, onder zijn verantwoordelijkheid werkzaamheden laten uitvoeren door een stralingsfysicusin-opleiding en een klinisch fysisch assistent. Hiertoe dient hij een schriftelijke taakstelling op te stellen en de toepassingen op adequate wijze te begeleiden. De opleider ziet er op toe dat degene die onder zijn verantwoordelijkheid de stralingsbron toepast zich de benodigde kennis van het gebruik van de stralingsbron en de daaraan verbonden stralingshygiëne zo spoedig mogelijk eigen maakt. De bevoegd stralingsfysicus kan, binnen de kaders van zijn bevoegdheid, onder zijn verantwoordelijkheid werkzaamheden laten uitvoeren door daartoe opgeleid en bevoegd para-medisch personeel (klinisch fysisch assistent, radiologisch laborant, medisch nucleair werker). Hiertoe dient hij een schriftelijke taakstelling op te stellen en de toepassingen op adequate wijze te begeleiden. 4.7.4
De radiofarmaceut
De radiofarmaceut is een geregistreerd ziekenhuisapotheker die verantwoordelijk is voor de bereiding en voor de kwaliteit van de toegepaste radiofarmaca in farmaceutische en stralingshygiënische zin. Hij is verantwoordelijk voor het opstellen van bereidingsvoorschriften, kwaliteitscontroles van radiofarmaca en voor de correcte toepassing van deze voorschriften. 4.7.5
De klinisch radiochemicus
De klinisch radiochemicus, een geregistreerd klinisch chemicus met voltooide opleiding in de radiochemie, is verantwoordelijk voor de werkwijze en de kwaliteit van klinisch chemisch in-vitro onderzoek met behulp van radioactieve stoffen. Hij is verantwoordelijk voor het opstellen van voorschriften voor radiochemische bewerkingen en voor de correcte toepassing van deze voorschriften. 4.7.6
De radiologisch laborant/medisch nucleair werker
De radiologisch laborant/medisch nucleair werker, een geregistreerd paramedisch beroepsbeoefenaar, is verantwoordelijk voor de uitvoering van de aan de hem opgedragen werkzaamheden en taken binnen het kader van de door de uitvoerend medisch specialist of de bevoegd stralingsfysicus gegeven aanwijzingen. De verantwoordelijkheid strekt zich uit over het vakgebied waarin men geregistreerd is (radiotherapie, radiodiagnostiek of nucleaire geneeskunde) en over werkzaamheden en taken die onderdeel zijn van de taakstelling. 4.7.7
De verpleegkundige
De verpleegkundige zorg voor patiënten die klinisch worden behandeld met stralingsbronnen berust bij een verpleegkundig team met opleiding en ervaring in de verpleging van deze patiënten. Verpleging van patiënten bij wie radioactieve stoffen zijn aangebracht gebeurt onder de verpleegkundige verantwoordelijkheid van een hoofdverpleegkundige met een opleiding in de stralingshygiëne van ten minste niveau 5 of een opleiding die hieraan kan worden gelijkgesteld. 4.7.8
De radiobioloog
De radiobioloog is een bioloog van academisch niveau met specialisatie radiobiologie, met een opleiding in de stralingshygiëne van ten minste niveau 4. De radiobioloog is er voor verantwoordelijk dat de proefdieren niet onnodig blootstaan aan ioniserende straling. Hij is verantwoordelijk voor het opstellen van voorschriften betreffende de stralingstoepassingen bij proefdieren, kwaliteitscontroles en voor de correcte toepassing van de voorschriften.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
22
4.8 Andere betrokken personen 4.8.1
Leidinggevenden van werkeenheden
Een ieder die leiding geeft aan werkzaamheden (bijv. werkgroepleiders, projectleiders, begeleiders van studenten en stagiaires) waarbij personen bloot kunnen staan aan ioniserende straling dient er voor zorg te dragen dat: - regelingen en voorschriften binnen de eenheid bekend worden gemaakt en worden nageleefd - instructies en aanwijzingen van de lokaal deskundige en de Stralingsbeschermingsdienst worden opgevolgd - voorafgaand aan nieuwe of gewijzigde werkzaamheden en zo vaak als dat nodig is, in overleg met de lokaal deskundige of met de Stralingsbeschermingsdienst, veiligheidsrapporten worden opgesteld - radiologische werkzaamheden binnen zijn eenheid uitsluitend worden uitgevoerd door personen die hiertoe door de Stralingsbeschermingsdienst zijn toegelaten - de lokaal deskundige en de Stralingsbeschermingsdienst geïnformeerd worden over incidenten of ongevallen met stralingsbronnen - de lokaal deskundige en de Stralingsbeschermingsdienst onmiddellijk geïnformeerd worden in geval van acuut gevaar door stralingsbronnen 4.8.2
Personen die werkzaamheden verrichten met of aan stralingsbronnen
Personen die werkzaamheden verrichten met of aan stralingsbronnen zijn er voor verantwoordelijk dat zij zichzelf, andere personen en het milieu in voldoende mate beschermen tegen de mogelijk nadelige gevolgen van deze werkzaamheden. Degene die deze werkzaamheden verricht is verplicht om: - de aan de radiologische werkzaamheden verbonden medische onderzoeken te ondergaan - alle inlichtingen te verschaffen die de bedrijfsgeneeskundige nodig acht in het kader van dit onderzoek - kennis te nemen van richtlijnen, regelingen en voorschriften en volgens de daarin gegeven aanwijzingen te handelen - de aanwijzingen van de lokaal deskundige en van de Stralingsbeschermingsdienst op te volgen - de in het kader van zijn radiologische werkzaamheden gegeven instructies en practica te volgen, tenzij de Stralingsbeschermingsdienst hiervoor vrijstelling heeft verleend - de tekortkomingen en fouten in de werkomstandigheden en in de ontvangen aanwijzingen te melden bij de lokaal deskundige of de Stralingsbeschermingsdienst - de lokaal deskundige en de Stralingsbeschermingsdienst te informeren over incidenten of ongevallen met stralingsbronnen - de lokaal deskundige en de Stralingsbeschermingsdienst onmiddellijk te informeren in geval van acuut gevaar door stralingsbronnen
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
23
5. Lokaal deskundigenoverleg 5.1 Taken en werkwijze van het lokaal deskundigenoverleg Ter bevordering van de algehele zorg voor stralingsbescherming en voor een efficiënte uitwisseling van informatie komen de lokaal deskundigen periodiek bijeen in het zogenaamd lokaal deskundigenoverleg. De gemiddelde frequentie is twee keer per jaar of vaker indien daartoe aanleiding is. De algemeen stralingsdeskundige treedt op als voorzitter en draagt zorg voor de agendavoering. Leden van het lokaal deskundigenoverleg kunnen agendapunten laten opvoeren. In overleg met de voorzitter kunnen andere personen worden uitgenodigd om deel te nemen aan een bijeenkomst. De Stralingsbeschermingsdienst zorgt voor de secretariële ondersteuning en bijkomende coördinerende werkzaamheden. Het verslag van bijeenkomsten wordt beschikbaar gesteld aan de lokaal deskundigen, hoofden van afdelingen en diensten onder wier verantwoordelijkheid stralingsbronnen worden toegepast en aan de bedrijfsgeneeskundigedienst. 5.2 Samenstelling van het lokaal deskundigenoverleg Het lokaal deskundigenoverleg is samengesteld uit: - alle lokaal deskundigen - de algemeen stralingsdeskundige - een stralingsbeschermingsdeskundige van de Stralingsbeschermingsdienst.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
24
6. Geschillen Geschillen over stralingsbeschermingsaangelegenheden worden zo mogelijk geregeld in overleg met de organisatorisch en/of functioneel betrokken leidinggevenden. -
Geschillen tussen medewerkers binnen een werkeenheid worden voorgelegd aan de lokaal deskundige. De lokaal deskundige rapporteert hierover aan het afdelings- of diensthoofd. Geschillen tussen de lokaal deskundige en een medewerker worden voorgelegd aan het hoofd van de afdeling of dienst waartoe de werkeenheid behoort. Geschillen tussen de lokaal deskundige en het afdelings- of diensthoofd worden voorgelegd aan de algemeen stralingsdeskundige. Geschillen tussen lokaal deskundigen onderling en geschillen tussen hoofden van verschillende afdelingen of diensten worden voorgelegd aan de algemeen stralingsdeskundige. Geschillen met de algemeen stralingsdeskundige worden voorgelegd aan de Raad van Bestuur.
De maatregelen van de lokaal deskundige blijven van kracht totdat deze door hemzelf dan wel door de algemeen stralingsdeskundige worden herroepen. Bij een geschil met de algemeen stralingsdeskundige blijven de door de algemeen stralingsdeskundige gegeven maatregelen van kracht, totdat de Raad van Bestuur een beslissing heeft genomen. Wanneer de professionele positie en/of de eigen verantwoordelijkheid van de algemeen stralingsdeskundige in het geding is of kan zijn, beslist de Raad van Bestuur na kennis te hebben genomen van een advies van de op 't gebied van de stralingshygiëne werkzame overheidsinstanties.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
25
7. Uitgangspunten voor stralingsbeschermingsmaatregelen 7.1 Rechtvaardiging De voor- en nadelen van het gebruik van stralingsbronnen moeten worden gewogen. Een stralingsbron mag slechts dan worden gebruikt wanneer de voordelen daarvan groter zijn dan de nadelen. Periodiek wordt getoetst of een stralingstoepassing gerechtvaardigd is. Bij de afweging van de voor- en nadelen wordt rekening gehouden met alle personen, die kunnen blootstaan aan ioniserende straling. Het betreft in het bijzonder de werknemer(s), de patiënt en de bevolking. Bij de afweging worden de gevolgen inzichtelijk gemaakt. Zowel de voordelen en degene(n) die voordeel heeft (hebben) als de nadelen en degenen die nadeel kunnen ondervinden worden benoemd. Wanneer de toepassing vanuit één of meer aspecten onaanvaardbaar is zal het voordeel van de toepassing niet kunnen opwegen tegen het nadeel ervan: de toepassing wordt niet gerechtvaardigd geacht. Er zal dan gezocht moeten worden naar een alternatieve methode waarmee het beoogde doel wordt bereikt. Wanneer het gebruik van een stralingsbron gerechtvaardigd wordt geacht, zullen de aan het gebruik verbonden nadelen door middel van maatregelen en voorschriften zoveel als redelijkerwijs mogelijk is worden opgeheven of verminderd. Bij medische toepassingen speelt het afwegen van de voor- en nadelen op twee niveaus. De rechtvaardiging van een toepassing in zijn algemeenheid wordt beoordeeld bij de verlening van de "Schriftelijke interne toestemming". Deze categoriale rechtvaardiging moet passen binnen de rechtvaardiging van medische toepassingen conform de verleende Kernenergiewetvergunning. Bij elke blootstelling aan ioniserende straling van personen voor medische doeleinden ziet de bevoegd medicus er op toe dat deze blootstelling medisch gerechtvaardigd is. De afweging van de rechtvaardiging van een toepassing bij een individuele patiënt geschiedt bij het stellen van de medische indicatie. De uitvoerend specialist heeft hiertoe gestructureerd overleg over de medische rechtvaardiging met de aanvrager van een onderzoek of behandeling. De beoordeling van rechtvaardiging van toepassingen kan ertoe leiden dat het type toepassing in zijn algemeenheid gerechtvaardigd wordt geacht. Over het algemeen betreft het situaties waar andere methoden niet (meer) voldoen of waarbij de voordelen (bijvoorbeeld goed bruikbare en benodigde medisch diagnostische informatie) aanzienlijk groter zijn dan de nadelen (kleine stralingsbelasting). Voor de beoogde toepassing mag geen adequaat alternatief bestaan, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van stralingsbronnen. Bij de beschrijving van de alternatieven moet aan de orde komen in hoeverre het mogelijk is om vergelijkbare resultaten met minder schadelijke methoden te bereiken. Indien de vergelijkbare of minder schadelijke methoden niet worden toegepast moet worden beargumenteerd waarom niet. 7.2 ALARA Bij het gebruik van stralingsbronnen is een optimale stralingsbeschermingszorg vereist om de stralingsbelasting en daarmee de nadelige effecten van de blootstelling aan ioniserende straling zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te beperken. Eén van de uitgangspunten in het kader van de stralingsbeschermingszorg is het beperken van de bronsterkte (radioactiviteit, emissie van straling).
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
26
Optimalisatie wordt nagestreefd op instituutsniveau, alsmede op lokaal niveau bij elk gebruik van stralingsbronnen. Indien mogelijk wordt het optimum van de stralingsbeschermingszorg kwantitatief afgeleid. In het optimum zijn de kosten in evenwicht met de baten van de stralingshygiënische maatregelen en voorzieningen. De kosten van de optimalisatie-procedure maken deel uit van het totaal aan kosten. Wanneer ter beperking van de stralingsbelasting in ruimten en locaties binnen de terreingrenzen geen optimalisatie-procedure wordt uitgevoerd ter bepaling van lang durende, structurele stralingsbeschermingsvoorzieningen, worden zodanige voorzieningen getroffen dat de stralingsbelasting in deze ruimten beperkt blijft tot 10% van de dosislimieten voor beroepshalve blootstelling. Aan de optimalisatie-procedure is geen ondergrens van de stralingsbelasting verbonden. Aan de bovenzijde is de optimalisatie-procedure begrensd door het stelsel van dosislimieten. Voor zover als van toepassing wordt in de optimalisatie gebruik gemaakt van de in de internationale en/of nationale (vak)literatuur gepubliceerde dan wel door de overheid geaccepteerde monetaire waarde per eenheid van dosisreductie. Maatregelen die in het kader van ALARA worden getroffen worden schriftelijk vastgelegd, periodiek geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Ook van structurele voorzieningen, zoals luchtfiltersystemen, opvangtanksystemen voor radioactief besmet afvalwater en afschermende constructies, worden de kenmerkende gegevens geregistreerd. Werkzaamheden die in het kader van ALARA worden verricht, worden omschreven in voorschriften. Deze voorschriften worden periodiek geëvalueerd en zo nodig aangepast. De stralingsbelasting buiten de terreingrenzen wordt bepaald als de som van de bijdragen van de afzonderlijke toepassingen onder verantwoordelijkheid van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. Indien er stralingstoepassingen blijken te zijn waardoor de extra effectieve dosis buiten de terreingrenzen groter is of groter kan zijn dan 0,1 mSv per jaar, dan worden deze aangemerkt voor sanering. De te treffen maatregelen worden afhankelijk gesteld van de resultaten van dosisschattingen waarbij zogenaamde actuele blootstellingscorrectiefactoren (ABC-factoren) worden toegepast: 0,2 voor belendende instellingen zonder bewoning (0,05 indien de werkzaamheden doorgaans binnen plaatsvinden), 0,10 voor een niet doorgaande weg, 0,01 voor een doorgaande weg en 0,03 voor een park dat vrij toegankelijk is voor het publiek. In relatie tot het ALARA-beginsel wordt jaarlijks een overzicht gegeven van het stralingsniveau op relevante plaatsen buiten de terreingrenzen, ten gevolge van alle stralingsbronnen bij het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. Hiertoe wordt de door meting en/of (model)berekening verkregen dosisschatting schematisch op een plattegrond van de inrichting weergegeven op daartoe relevante plaatsen, zoals bijvoorbeeld de terreingrens. Zo nodig wordt ook het stralingsniveau in radiologische ruimten, verblijfsruimten en eventueel andere algemeen toegankelijke ruimten en/of locaties vermeld. In het jaaroverzicht wordt tevens een schatting opgenomen van de emissie van radioactieve stoffen in de lucht en de lozing van radioactieve stoffen in het riool. Aan de hand van geadministreerde gegevens over toepassingen van radioactieve stoffen voor therapie en diagnostiek zal een schatting worden gemaakt van de stralingsbelasting van huisgenoten, dan wel zal informatie worden gegeven om deze stralingsbelasting te kunnen schatten.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
27
In het jaaroverzicht zal met behulp van jaarcijfers worden aangegeven hoe de trend is van het gebruik en verbruik van stralingsbronnen en de daaraan verbonden stralingsbelasting. 7.3 Dosislimieten Ter beperking van mogelijke gezondheidsschade bij mensen wordt naast het ALARA-beginsel een stelsel van dosislimieten gehanteerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen radiologische werkers, niet-radiologische werkers en leden van de bevolking. Voor een medische behandeling en/of diagnose gelden voor de patiënt geen dosislimieten. Beperking van de stralingsbelasting wordt in dit geval bereikt door het toepassen van het rechtvaardigingsbeginsel en het ALARA-beginsel. Bij planmatige toepassingen van de dosislimieten wordt in de regel de afgeleide dosislimietwaarde gebruikt die hoort bij een periode van een week. Voor de toetsing van de stralingsbelasting aan de dosislimietwaarden wordt gebruik gemaakt van resultaten van dosismetingen en/of modelberekeningen. Wanneer het dosisniveau groter is dan 30% van de dosislimietwaarde zullen ter validatie van de dosisschatting (aanvullende) dosismetingen worden uitgevoerd. De hieronder vermelde dosislimieten hebben betrekking op de som van de stralingsdoses door uitwendige blootstelling en de gedurende 50 jaar (70 jaar voor kinderen) te verwachten stralingsdoses door inname of opname van radioactieve stoffen. Per dosislimiet is steeds de periode vermeld waarop de dosislimietwaarde betrekking heeft. 7.3.1
Beroepshalve blootstelling
Voor de totale individuele stralingsbelasting door beroepshalve blootstelling aan ioniserende straling geldt dat: - de effectieve dosis niet groter mag zijn dan 20 mSv per kalenderjaar - de equivalente dosis van de ooglens niet groter mag zijn dan 150 mSv per kalenderjaar - de equivalente dosis van enig ander orgaan, weefsel of lichaamsdeel niet groter mag zijn dan 500 mSv per kalenderjaar - voor vrouwen, die kinderen kunnen voortbrengen, de in het abdomen ontvangen equivalente dosis niet groter mag zijn dan 5 mSv per 13 opeenvolgende weken bij zwangerschap - de effectieve dosis van de foetus mag, gerekend vanaf de melding van zwangerschap bij de Stralingsbeschermingsdienst tot aan de geboorte, niet groter zijn dan 1 mSv. Bij de berekening van de effectieve dosis wordt de equivalente dosis gelijkgesteld aan de over het orgaan of weefsel berekende gemiddelde waarde. Voor toetsing van de zogenaamde deterministische dosislimieten wordt de equivalente dosis als volgt bepaald: - bij de huid: als de gemiddelde equivalente dosis over een oppervlak van 1 cm² op 70 micrometer diepte - voor de ooglens: als de gemiddelde equivalente dosis op 2 mm diepte - voor alle andere organen en weefsels: als de gemiddelde equivalente dosis over het gehele orgaan of weefsel 7.3.2 -
Opleiding en/of studie
Voor leerlingen en studerenden van achttien jaar en ouder die uit hoofde van hun opleiding of studie stralingsbronnen moeten gebruiken zijn dezelfde dosislimieten van toepassing als vermeld onder
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
-
7.3.1. De dosislimieten voor leerlingen en studerenden vanaf zestien jaar tot achttien jaar die uit hoofde van hun opleiding of studie stralingsbronnen moeten gebruiken zijn gelijk aan 0,3 van de dosislimieten van boven genoemde personen. Voor leerlingen en studerenden tot zestien jaar en voor leerlingen, studerenden en anderen bij wie het gebruik van stralingsbronnen geen verplicht onderdeel is van het onderwijsprogramma, zijn de dosislimieten gelijk aan de dosislimieten voor personen die zich buiten de terreingrenzen bevinden (7.3.4).
7.3.3 -
-
28
Personen die zich binnen de terreingrenzen bevinden
Voor personen die zich binnen de terreingrenzen bevinden en die niet horen onder 7.3.1 en 7.3.2 zijn de dosislimieten gelijk aan 0,1 van de dosislimieten voor personen die beroepshalve worden blootgesteld (7.3.1). bij zwangerschap De effectieve dosis van de foetus mag niet groter zijn dan 1 mSv.
7.3.4
Personen die zich buiten de terreingrenzen bevinden
De stralingsbelasting van individuele leden van de bevolking door stralingsbronnen door of bij het Academisch Ziekenhuis Rotterdam moet kleiner zijn dan 0,1 mSv per kalenderjaar. 7.3.5
Niet beroepshalve blootgestelde personen die patiënten verzorgen
Voor personen die niet-beroepshalve, thuis of in het ziekenhuis, willens en wetens blootstaan aan ioniserende straling door verblijf in de omgeving van patiënten die medisch-diagnostisch of medischtherapeutisch zijn behandeld, is de aan deze blootstelling verbonden dosislimiet gelijk aan ten hoogste 5 mSv per kalenderjaar. 7.3.6
Patiënten
De stralingsbelasting van een patiënt ten gevolge van een diagnostisch onderzoek of een therapeutische behandeling met ioniserende straling is niet verbonden aan een stelsel van dosislimieten. Voor andere patiënten zijn de dosislimieten van toepassing die vermeld staan onder 7.3.3.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
29
8. "Schriftelijke interne toestemming" Inleiding Het gebruik van stralingsbronnen is gebonden aan een systeem van "Schriftelijke interne toestemmingen". Zonder "Schriftelijke interne toestemming" is het gebruik van stralingsbronnen verboden. Een "Schriftelijke interne toestemming" kan een tijdelijk of een permanent karakter hebben. Wanneer een toepassing niet meer gerechtvaardigd is, wordt de "Schriftelijke interne toestemming" ingetrokken. In de "Schriftelijke interne toestemming" worden de kenmerken van de stralingstoepassing en de daaraan verbonden stralingsbeschermingszorg vastgelegd. De som van de stralingstoepassingen die ondergebracht zijn in "Schriftelijke interne toestemmingen" moet zodanig beperkt blijven dat voldaan wordt aan de kaders die gesteld worden door de complexvergunning. Eén keer per jaar of vaker als de Stralingsbeschermingsdienst dit nodig acht zal de Stralingsbeschermingsdienst in overleg met het afdelings- of diensthoofd de kenmerken van de stralingstoepassing in relatie tot de "Schriftelijke interne toestemming" evalueren. Werkzaamheden met stralingsbronnen mogen uitsluitend worden uitgevoerd in de ruimten die in de "Schriftelijke interne toestemming" zijn vermeld. Indien er om acute, dwingende medische redenen in verband met de patiëntenzorg van deze voorwaarden moet worden afgeweken, is registratie verplicht en moet de Stralingsbeschermingsdienst zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd. Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden of het aanbrengen van constructieve wijzigingen in (technische) installaties en in ruimten waar stralingsbronnen worden gebruikt mag alleen plaatsvinden met toestemming van de Stralingsbeschermingsdienst en/of de lokaal deskundige. Aanvraag, wijziging Aanvraag wijziging van een "Schriftelijke interne toestemming" dient te gebeuren in geval van: - wijziging van een lokaal deskundige - aanschaf nieuwe toestellen - verplaatsing van aanwezige, gefixeerde toestellen - nieuwe toepassingen met aanwezige toestellen of wijziging van het toestel en/of de gebruikskenmerken waarbij de in de "Schriftelijke interne toestemming" beschreven gemiddelde dosis- en/of stralingsniveaus met meer dan 30% kunnen toenemen - nieuwe toepassingen met radioactieve stoffen - verandering van locatie en ingebruikname van andere ruimten - verandering van de stralingsbron en/of inrichting van de ruimte waardoor het in de "Schriftelijke interne toestemming" beschreven gemiddelde stralingsniveau en/of de emissie van radioactieve stoffen met meer dan 30% kan veranderen - het gebruik van stralingsbronnen die niet onder de beheersverantwoordelijkheid van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam vallen. Om te kunnen beoordelen of een nieuwe toepassing gerechtvaardigd is, zal in de aanvraag moeten zijn omschreven: - het voordeel van de toepassing (voordelen, degene die voordeel heeft) - de mogelijke nadelen van de toepassing (omvang, degene die de nadelen ondervinden) - de alternatieve methoden die beschikbaar zijn en onderzocht zijn op hun werkzaamheid Bij een aanvraag voor een "Schriftelijke interne toestemming" zal ook moeten zijn aangegeven welke inspanningen zijn en worden verricht in het kader van ALARA. In relatie tot de aard van de toepassing
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
30
kunnen hierbij de volgende aspecten worden beschouwd: - bouwkundige voorzieningen; - inrichting en kenmerken van de ruimte; - de stralingsbeschermingsmaatregelen die genomen zijn en het effect hiervan; - de stralingsbelasting bij de beoogde werkwijze voor diverse (potentieel) blootgestelde groepen van personen; - de milieugevolgen. Een "Schriftelijke interne toestemming" dient te worden aangevraagd bij de Stralingsbeschermingsdienst, conform het voorschrift "Schriftelijke interne toestemming. Aanvraag, wijziging, intrekking.". De algemeen stralingsdeskundige is bevoegd om "Schriftelijke interne toestemmingen" te verlenen en deze na beëindiging van de werkzaamheden of bij constatering van ernstige tekortkomingen in te trekken. Degene die de beheersverantwoordelijkheid draagt over de stralingsbron(nen) is er voor verantwoordelijk dat de Stralingsbeschermingsdienst de benodigde informatie krijgt en dat deze informatie correct is. Beëindiging van een "Schriftelijke interne toestemming" Wanneer de toepassing wordt beëindigd, dient het afdelings- of diensthoofd de Stralingsbeschermingsdienst hiervan in kennis te stellen. Nadat de stralingsbronnen zijn afgevoerd of zijn overgedragen aan een andere beheerder, de radiologische ruimten door de Stralingsbeschermingsdienst zijn vrijgegeven wordt de "Schriftelijke interne toestemming" ingetrokken.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
31
9. Periodieke controles Voor evaluatiedoeleinden en ter toetsing dat dosisgrenswaarden niet worden overschreden, worden periodiek controles uitgevoerd. De werkzaamheden worden verricht volgens daartoe opgestelde voorschriften. Van alle periodieke controles wordt conform de voorschriften registratie bijgehouden. Afwijkingen, storingen, vermissingen en dergelijke worden schriftelijk vastgelegd. In de voorschriften voor controles zal worden vermeld wie de controles uitvoert, wanneer controles worden uitgevoerd, op welke wijze controles worden uitgevoerd, op welke wijze het resultaat geregistreerd wordt en wie geïnformeerd wordt over de resultaten. Ook zal in de voorschriften worden aangegeven dat de conclusie van de controle en de eventuele vervolgacties vermeld moeten worden. Onderstaand is een niet limitatieve opsomming gegeven van deze periodieke controles: Bepaling van de beroepshalve stralingsbelasting De beroepshalve stralingsbelasting wordt permanent gemeten met behulp van daartoe geschikte dosimeters, conform het voorschrift "Persoonsdosimetrie". De permanente dosimeters worden zo nodig aangevuld met andere dosimeters, zoals zakdosimeters en extremiteitendosimeters. Bepaling van de stralingsbelasting van niet-radiologische werkers Ter bepaling van de stralingsbelasting van personen door verblijf in en rondom radiologische ruimten worden periodiek onder normale werkomstandigheden stralingsniveaumetingen verricht. Indien nodig worden deze metingen vervangen door of aangevuld met integrerende metingen. Gemiddeld over een week mag het stralingsniveau niet groter zijn dan 1 µSv per uur De metingen worden uitgevoerd conform het voorschrift "Metingen van stralingsniveaus in en rondom radiologische ruimten". Stralingsbelasting van het milieu Aan de hand van administratieve gegevens, dosismetingen en/of modelberekeningen wordt periodiek gecontroleerd op mogelijke overschrijding van het maximale stralingsniveau aan de terreingrens. De limietwaarde voor de stralingsbelasting aan de terreingrens is gelijk aan 0,1 mSv per jaar. De procedure is beschreven in het voorschrift "Milieu- en bevolkingsbescherming". Controle op aanwezigheid en lekkage van ingekapselde radioactieve bronnen Ingekapselde radioactieve bronnen worden periodiek gecontroleerd op aanwezigheid en lekkage. De 2 maximaal toelaatbare besmetting bedraagt voor beta/gamma-bronnen 3,7 Bq per cm en voor alfa2 bronnen 0,37 Bq per cm . Controle op lekkage van radioactiviteit wordt uitgevoerd volgens het voorschrift "Lektest ingekapselde radioactieve bronnen". Controle op radioactieve besmettingen Op plaatsen waar met open radioactieve bronnen wordt gewerkt wordt ten minste één keer per week gecontroleerd op radioactieve besmettingen. Oppervlaktebesmettingen met beta/gamma emitterende 2 radionucliden moeten kleiner zijn dan 3,7 Bq per cm ; bij alfa-emitters moet de besmetting kleiner zijn 2 dan 0,37 Bq per cm De controle wordt uitgevoerd volgens het voorschrift "Besmettingscontrole". Ventilatie De goede werking van ventilatiesystemen in werkruimten, van zuurkasten en van zogenaamde LAFkasten wordt periodiek gecontroleerd. Filters worden regelmatig gecontroleerd en zo nodig vervangen. De werkwijze is beschreven in het voorschrift "Stralingsbeschermingscontrole van radiologische ruimten".
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
32
Administratie van radioactieve stoffen De voorraad van open en gesloten bronnen wordt periodiek aan de hand van administratieve gegevens gecontroleerd. De werkwijze is beschreven in het voorschrift "Stralingsbeschermingscontrole van radioactieve bronnen". Stralingsniveau- en besmettingsniveaumeetsystemen Stralings- en besmettingsmeetapparatuur wordt ten minste één keer per jaar gecontroleerd en gecalibreerd, conform het voorschrift "Calibratie stralingsmeetsystemen". Ioniserende straling uitzendende toestellen Straling uitzendende apparatuur die gebruikt wordt bij onderzoek of behandeling van patiënten wordt regelmatig gecontroleerd volgens daartoe opgestelde voorschriften voor "Quality assurance". Ook stralingsmeetsystemen die bij medische toepassingen worden gehanteerd worden regelmatig gecontroleerd en gecalibreerd. Waarschuwings- en signaleringssystemen Waarschuwings- en signaleringssystemen van therapie-systemen worden ten minste één keer per half jaar gecontroleerd. Waarschuwings- en signaleringssystemen van diagnostische toestellen worden ten minste één keer per jaar gecontroleerd. Controle geschiedt conform voorschrift "Controle waarschuwings- en signaleringssystemen.".
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
10.
33
Administratie en registratie
Schriftelijke informatie en alle documenten die gericht zijn op de stralingshygiëne worden ondergebracht in een overzichtelijk beheerssysteem. Dit systeem, aangeduid als "Kernenergiewet dossier," wordt beheerd door de Stralingsbeschermingsdienst. De samenstelling van dit systeem is in het bijzonder gericht op: - de interne verantwoording ten aanzien van stralingsbronnen en stralingstoepassingen - de informatievoorziening voor het nemen van passende beleidsmaatregelen - de bestrijding van incidenten en calamiteiten - het samenstellen van jaarplannen en jaarverslagen - de externe bedrijfsverantwoording aan overheidsinspecteurs. Het Kernenergiewet dossier bevat de volgende informatie: - de verleende Kernenergiewet-vergunning(en) - de vergunningaanvrage(n) - de Regeling Stralingshygiëne - taakstelling lokaal deskundigen - voorschriften stralingshygiëne - calamiteitenplan - definities en begrippen - overzichten van: . stralingsbronnen . de aanschaf en overdracht van stralingsbronnen . afvoer van radioactief afval . lozing van radioactieve stoffen in lucht en water . radiologisch werkers . medische keuringen (inkeuringen, periodieke keuringen, uitkeuringen) . registratie van dosimetrieresultaten (permanente dosimetrie, jobdosimetrie) . resultaten van stralingsniveaumetingen . resultaten van besmettingscontroles van ruimten en personen . resultaten van interne inspecties . patiëntbehandeling (aantal, verrichtingen) - afschriften van aangiften van: . radiologisch werkers . stralingsbronnen . besmettingen van personen . calamiteiten; - afschriften van meldingen aan de overheid van: . mutaties in het bestand van lokaal deskundigen . kleine bouwkundige wijzigingen . het jaarverbruik van radioactieve stoffen . radioactief afval (opslag, afvoer, lozing) . beroepshalve stralingsbelasting . emissies van radioactieve stoffen . stralingsbelasting op relevante plaatsen binnen en buiten de terreingrenzen; - interne correspondentie - correspondentie met de overheid - jaarverslagen - overzichten van vervallen documenten Op locaties waar met radioactieve stoffen of ioniserende straling uitzendende toestellen wordt gewerkt wordt een lokale administratie bijgehouden. De inrichting van deze administratie is vastgelegd in het voorschrift "Lokale administratie van stralingshygiëne-gegevens". Bij toepassingen van radioactieve stoffen wordt de administratie zodanig ingericht dat de voorraad aan radioactieve stoffen en de invoer (o.a. aanschaf) en uitvoer (o.a. patiënttoediening) hieruit op eenvoudige wijze valt af te leiden.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
11.
34
Radiologische werkers
Voor radiologische werkers zijn richtlijnen opgesteld met betrekking tot de toelating tot radiologische werkzaamheden, de indeling in categorieën, het medisch toezicht, de persoonsdosimetrie, de gegevensregistratie en de jaarlijkse melding van de gegevens. Medewerkers die in verband met hun radiologische werkzaamheden over een bepaald deskundigheidsniveau in de stralingshygiëne moeten beschikken, zijn verplicht deel te nemen aan (bij)scholingscursussen om hun deskundigheidsniveau op peil te brengen dan wel te houden. Als minimumvoorwaarde geldt dat medewerkers die door hun werk kunnen blootstaan aan ioniserende straling ten minste voldoende moeten zijn voorgelicht en geïnstrueerd. 11.1
Toelating tot radiologische werkzaamheden
Personen worden toegelaten tot radiologische werkzaamheden door de Stralingsbeschermingsdienst. Om deze toelating correct te laten verlopen moet men tijdig de benodigde gegevens verstrekken. De afdeling die het beheer voert over de stralingsbron(nen) waarmee de radiologische werkzaamheden zullen worden uitgevoerd draagt zorg voor de aanmelding van een toekomstig radiologische werker. Op basis van de verstrekte gegevens kan men worden toegelaten tot bepaalde typen radiologische werkzaamheden, gekoppeld aan stralingsbronnen en locaties. Bij verandering van de radiologische werkzaamheden moet men eerst door middel van een mutatie-aangifte toestemming hebben gekregen van de Stralingsbeschermingsdienst. In de regel wordt men toegelaten tot omschreven radiologische werkzaamheden nadat: - bij de medische keuring is gebleken dat er geen medische bezwaren zijn; - men aangetoond heeft over de benodigde stralingshygiënische kennis te beschikken; - men voorzien is van de persoonsdosimeter; - men de benodigde werkvoorschriften heeft ontvangen; - men mondeling geïnformeerd is en - men schriftelijk heeft verklaard de informatie te hebben ontvangen en begrepen. De toelating tot radiologische werkzaamheden kan bij gebleken ongeschiktheid weer door de Stralingsbeschermingsdienst worden ingetrokken. De werkwijze is beschreven in het voorschrift "Toelating van personen tot radiologische werkzaamheden". 11.2
Indeling van personen in categorieën
Personen die bij de uitoefening van hun beroep kunnen blootstaan aan ioniserende straling worden ingedeeld in drie categorieën (A, B en C). Bij de indeling wordt de stralingsbelasting beschouwd die men door deze werkzaamheden ontvangt of redelijkerwijs kan ontvangen. De stralingsbelasting door andere oorzaken wordt hierbij niet mee beschouwd. De indeling van personen die beroepshalve kunnen blootstaan aan ioniserende straling in de drie categorieën A, B en C verloopt als volgt: - personen die bij het verrichten van hun werkzaamheden een stralingsdosis van meer dan 30% van de dosislimiet voor beroepshalve blootgestelde personen kunnen ontvangen worden ingedeeld in categorie A; - personen die bij het verrichten van hun werkzaamheden een stralingsdosis van meer dan 10%, doch minder dan 30% van deze dosislimiet kunnen ontvangen worden ingedeeld in categorie B; - personen die bij het verrichten van hun werkzaamheden een stralingsdosis van minder dan 10% van deze dosislimiet kunnen ontvangen worden ingedeeld in categorie C. Personen die ingedeeld zijn in de categorieën A en B worden radiologische werkers genoemd.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
35
De indeling van personen in de categorieën A, B of C gebeurt door de Stralingsbeschermingsdienst, in overleg met de bedrijfsarts. De indeling van personen in de categorieën A en B wordt schriftelijk aan de betrokkenen medegedeeld. Ook personen die geen dienstverband hebben, doch tijdelijk werkzaam zijn bij de instelling en daarbij kunnen blootstaan aan ioniserende straling worden volgens de hierboven gegeven regels ingedeeld in één van de drie categorieën. Onder bijzondere omstandigheden kunnen ook niet-radiologische werkers radiologische werkzaamheden verrichten. In voorkomende gevallen zullen deze personen in deze werkzaamheden door de Stralingsbeschermingsdienst en/of de lokaal deskundigen worden begeleid. In relatie tot de stralingsbronnen en de locatie waar deze bronnen worden toegepast is in tabel 1 een niet-limitatief overzicht gegeven van de categorie-indeling.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
36
Tabel 1 Categorie-indeling radiologische werkers in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam Werkzaamheden met
Categorie
open radioactieve stoffen - B-laboratorium - C-laboratorium - verpleging therapie-patiënten - in vivo diagnostiek (patiëntmetingen) - proefdierexperimenten (C-laboratorium)
A B B B B
ingekapselde radioactieve bronnen - gammaster (extra corporale bloedbestraling) - ijkbronnen/calibratiebronnen - wisselen van bronnen in de afterloading-toestellen - proefdierexperimenten (manuele loading)
C B A A
röntgendiagnostiek-toestellen - algemeen: * CT * mammografie * bucky * tomografie * doorlichting - interventie radiodiagnostiek - multi purpose room (angiografie) - mobiele radiodiagnostiek-toestellen - simulatoren voor radiotherapie - Urologie - Cardiologie - Pulmonologie
B B B B B B B B B B B B B
radiotherapie-toestellen - versnellers - contacttherapietoestellen
B B
brachytherapie-toestellen - manuele afterloading
B
onderhouds/storings- enreparatiewerkzaamheden - radiotherapietoestellen - brachy-therapie bronnen - afterloading-apparatuur - radiodiagnostiektoestellen
A A A B
conventionele schoonmaak - ruimten met open radioactieve stoffen op B-niveau - ruimten met open radioactieve stoffen op C- of D-niveau - ruimten met gesloten radioactieve bronnen en/of toestellen
C C C
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
11.3
37
Medische begeleiding
Personen die radiologische werkzaamheden willen gaan uitvoeren en daarbij ingedeeld worden in de categorie A of B moeten een medische keuring krijgen voor radiologisch werk. Personen die ingedeeld worden in categorie A worden daarnaast elk jaar medisch gekeurd. Personen die toegelaten zijn tot radiologische werkzaamheden moeten bij beëindiging van hun werkzaamheden opnieuw een medische keuring ondergaan. De medische keuring in verband met radiologische werkzaamheden wordt uitgevoerd door een daartoe opgeleid en bevoegd arts. De medische gegevens worden door deze arts bewaard. Na de keuring meldt de arts aan de Stralingsbeschermingsdienst of de betrokkene medisch geschikt is voor de aangevraagde radiologische werkzaamheden. De uitslag wordt door de arts eveneens aan de betrokkene, het afdelings- of diensthoofd en de afdeling personeelszaken medegedeeld. De Stralingsbeschermingsdienst vraagt de medische keuringen via de afdeling personeelszaken aan. Het medisch toezicht op een radiologische werker van categorie A wordt uitgevoerd door een geneeskundige, die: - ingeschreven is in het register van sociaal geneeskundigen, tak arbeids- en bedrijfsgeneeskunde van de Sociaal Geneeskundigen Registratiecommissie - actief functioneert binnen het kader van de bedrijfsgezondheidszorg - deskundigheid bezit op het gebied van de stralingshygiëne 11.4
Persoonsdosimetrie
Radiologische werkers van de categorie A en B zijn verplicht om bij de uitoefening van hun werkzaamheden een persoonsdosimeter te dragen. Hiermee wordt de beroepshalve ontvangen stralingsdosis geregistreerd. De persoonsdosimeters worden periodiek gewisseld, waarbij iedere radiologische werker een nieuwe, op naam gestelde persoonsdosimeter ontvangt. De Stralingsbeschermingsdienst coördineert de persoonsdosimetrie en zorgt voor de administratieve verslaglegging. De persoonsdosimeter dient voor het bepalen van de totale lichaamsdosis of zo mogelijk voor het schatten van de effectieve dosis. De persoonsdosimeter moet daarom op een eenduidige plaats worden gedragen die representatief is voor het gehele lichaam. De wijze van gebruik van de persoonsdosimeter is voorgeschreven in het voorschrift "Persoonsdosimetrie". De Stralingsbeschermingsdienst kan naast de permanente dosimetrie ook aanvullende dosimetrie voorschrijven, zoals neutronendosimetrie, vingerdosimetrie en ooglensdosimetrie. Soms kan ook ruimtedosimetrie worden voorgeschreven. Indien overschrijding plaatsvindt van vastgestelde referentieniveaus zal de Stralingsbeschermingsdienst een onderzoek instellen. Bij overschrijding van de wettelijk vastgestelde dosisniveaus zullen passende maatregelen worden genomen zal melding plaatsvinden aan de overheid. Bij sommige toepassingen van radioactieve stoffen, zoals bijvoorbeeld bij zuivere beta-stralers, kan de persoonsdosimeter worden vervangen door of worden aangevuld met andere dosimetrietechnieken, zoals meting van radioactiviteit in de excreta. Dit wordt in de "Schriftelijke interne toestemming" vastgelegd. 11.5
Deskundigheid in de stralingshygiëne
Aan personen die stralingsbronnen gebruiken of die toezicht houden op dat gebruik worden eisen gesteld met betrekking tot het opleidingsniveau en/of het kennisniveau in de stralingshygiëne. De vereiste deskundigheid is gekoppeld aan de complexiteit en de mogelijke gevolgen van de radiologische werkzaamheden. Voor personen die toezicht houden op radiologische werkzaamheden is het opleidingsniveau wettelijk vastgesteld. Hierbij worden de niveaus 5A en 5B, 4A en 4B, 3 en 2 onderscheiden.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
38
Voor personen die radiologische werkzaamheden uitvoeren wordt geëist dat zij in voldoende mate deskundig zijn met betrekking tot het gebruik van de stralingsbron en de aan dat gebruik verbonden stralingsbeschermingszorg. In het bijzonder bij medische stralingstoepassingen geldt dat degene die stralingsbronnen gebruikt moet voldoen aan de criteria die voor de beroepsgroep zijn opgesteld. In aanvulling op de bepalingen van de Kernenergiewet worden deze criteria in de Regeling als richtlijn gehanteerd. In tabel 2 is vermeld aan welke opleidings- en/of instructie-eisen men moet voldoen. In de kolom "opleidingsniveau" is het minimale niveau gegeven van de door de overheid erkende opleiding in de stralingshygiëne. Het vereiste niveau moet door middel van een diploma of getuigschrift aantoonbaar zijn. In de kolom "instructieniveau" is het minimale niveau aangegeven dat verkregen moet zijn door (interne) instructie en erkende opleiding tezamen. Het niveau in de stralingshygiëne wordt beoordeeld door de Stralingsbeschermingsdienst. Voor niet-radiologische werkers kan een vergelijkbaar kennisniveau worden verlangd wanneer zij bij stralingstoepassingen worden betrokken. Dit wordt beoordeeld door de Stralingsbeschermingsdienst.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
39
Tabel 2 Indicatie minimaal instructie- en opleidingsniveau in de stralingshygiëne, ingedeeld naar de aard en de locatie van de werkzaamheden Radiologische werkzaamheden
Instructieniveau
Opleidingsniveau
1. open radioactieve stoffen - nucleair geneeskundige - medisch nucleair werker vitro - medisch nucleair werker vivo - klinisch fysicus - verpleegkundige therapie - analist(e) C-lab. - analist(e) B-lab. - radiofarmacie-assistent(e) - proefdieren-analist
3 4B 4B 3 5B 4B/5B 4B/5B 4B/5B 4B/5B
3 4B 3 -
2. radiodiagnostiek-toestellen - radiodiagnost - radiodiagnostisch laborant - klinisch fysicus - arts, niet-radiodiagnost - verpleegkundige - onderhouds-, storingstechnicus
4A/(3M) 4A/5A 3 4A/5A 5A 5A
4A 4A/5A 3 4A/5A -
3. tele- en brachytherapie-toestellen - radiotherapeut - radiotherapeutisch laborant - klinisch fysicus - fysisch assistent - verpleegkundige - radiobiologie-assistent
4A/(3M) 4A 3 3/4A 5A 4A
4A 4A 3 -
5A 4A
-
4B
-
4. Onderhouds/storings- en reparatiewerkzaamheden - onderhoudsmedewerker ioniserende straling uitzendende toestellen - onderhoudsmedewerker installaties met radioactieve bronnen - onderhoudsmedewerker installaties met radioactieve stoffen tenzij wettelijk anders geregeld. 11.6
Jaarlijkse melding
De Stralingsbeschermingsdienst verstrekt jaarlijks in de maand januari aan de in de vergunning vermelde overheidsinstanties een overzicht van alle radiologische werkers in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. Dit overzicht bevat: naam, geboortedatum, geslacht en de categorie.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
12.
40
Ingekapselde radioactieve bronnen
Onder ingekapselde radioactieve bronnen wordt verstaan alle radioactieve bronnen, waarvan de radioactieve stof op hechte wijze in vaste, niet-radioactieve stoffen is opgenomen of is omgeven door een niet-radioactief omhulsel, zodat onder normale omstandigheden elke verspreiding van radioactieve stoffen en elke mogelijkheid van besmetting is voorkomen. Bij het gebruik van ingekapselde bronnen moeten maatregelen worden getroffen om de stralingsbelasting door uitwendige blootstelling, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te beperken. 12.1
Aanschaf, ontvangst, opslag, intern transport en gebruik van ingekapselde radioactieve bronnen
Ingekapselde radioactieve bronnen mogen uitsluitend worden toegepast volgens de kenmerken van de verleende "Schriftelijke interne toestemming". Bij de aanvraag van de "Schriftelijke interne toestemming" zal onder meer moeten zijn aangegeven dat de bronconstructie voldoende bescherming biedt tegen verspreiding van de radioactieve stof, in de omstandigheden waarin de bron zal worden toegepast. De kwaliteit van de radioactieve bron wordt mede beoordeeld aan de hand van de basisrichtlijn "Ingekapselde bronnen" van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ingekapselde radioactieve bronnen mogen uitsluitend worden aangeschaft met toestemming van de Stralingsbeschermingsdienst. Ingekapselde radioactieve bronnen worden in ontvangst genomen volgens het voorschrift "Ontvangst van radioactieve stoffen". Het intern transport van ingekapselde bronnen geschiedt volgens het voorschrift "Intern transport van radioactieve stoffen". Ingekapselde bronnen worden na beëindiging van de werkzaamheden en in ieder geval aan het eind van de werkdag opgeslagen in de in de "Schriftelijke interne toestemming" vermelde bergplaats. Het gebruik van ingekapselde bronnen buiten de normale werkuren is uitsluitend toegestaan met toestemming van de lokaal deskundige of de Stralingsbeschermingsdienst. Hierbij moeten voldoende maatregelen worden genomen om de kans op incidenten en de mogelijke gevolgen daarvan zoveel mogelijk te beperken. Ter beperking van de verspreiding van radioactieve stoffen uit een ingekapselde bron worden ingekapselde bronnen door de Stralingsbeschermingsdienst periodiek (ten minste één keer per jaar) gecontroleerd op lekkage. Deze controle wordt ook uitgevoerd bij incidenten waarbij de bronconstructie beschadigd kan zijn en na het terugvinden van een radioactieve bron bij vermissing. Ingekapselde bronnen die afgekeurd zijn of niet meer geschikt zijn voor gebruik worden tijdelijk opgeslagen in de centrale ruimte voor afvalopslag en vervolgens als radioactief afval afgevoerd. De Stralingsbeschermingsdienst houdt registratie bij van ingekapselde bronnen die zijn aangeschaft, afgekeurd, buiten gebruik gesteld of als afval afgevoerd. Van radioactieve bronnen worden bij de Stralingsbeschermingsdienst en op de werklocatie de volgende gegevens bewaard: - De bronspecificatie, met informatie over de constructie, de activiteit, de fysische halveringstijd, de stralingskwaliteit (type, emissiewaarschijnlijkheid, energie) en de toegestane gebruikscondities. - Het dosistempo op 1 meter afstand. Het dosistempo wordt zo nodig richtingsafhankelijk weergegeven. Indien de kwadratenwet niet van toepassing is wordt het dosistempo als functie van de afstand op grafische wijze weergegeven. - Werkinstructies voor het veilig gebruik en het opslaan van de radioactieve bron, zo nodig afgestemd op de lokale werksituatie. Per type stralingsbron en/of per type stralingstoepassing kunnen naast het algemene voorschrift voor het werken met ingekapselde bronnen één of meer specifieke voorschriften van toepassing zijn. Ingekapselde radioactieve bronnen die zich in een bronhouder bevinden mogen niet onbeheerd worden achtergelaten. De ruimte waarin zich de bron en bronhouder bevinden mag niet toegankelijk zijn voor onbevoegden en moet zijn voorzien van een waarschuwingssymbool.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
41
De bronhouder moet zodanig zijn geconstrueerd dat personen en omgeving in voldoende mate worden beschermd tegen de uitgezonden ioniserende straling. Hierbij worden de volgende eisen aan de bronhouder gesteld: - De bronhouder moet de bron goed omsluiten - Bij het op normale wijze openen van de bronhouder mag de bron niet uit de bronhouder vallen - De aanwezigheid van de bron in de bronhouder moet op eenvoudige wijze zijn vast te stellen - De bronhouder moet een brandwerendheid hebben van ten minste één uur of zodanig zijn gefixeerd dat de bronhouder in geval van een calamiteit snel te verwijderen is - De bronhouder moet zodanig zijn geconstrueerd dat het dosisequivalenttempo op 0,2 meter rondom de bronhouder ten hoogste gelijk is aan 7,5 µSv per uur - De bronhouder moet zijn voorzien van een waarschuwingssymbool van radioactiviteit en van de tekst "radioactieve stoffen" 12.2
Locaties waar met ingekapselde radioactieve bronnen wordt gewerkt
Ingekapselde radioactieve bronnen mogen uitsluitend worden toegepast en bewaard in ruimten die vermeld zijn in een "Schriftelijke interne toestemming". Afhankelijk van het stralingsniveau worden eisen gesteld aan de toegangsbeveiliging. De ruimte moet aan de buitenzijde zijn voorzien van de benodigde waarschuwingsborden en -tekens. De ruimte moet qua oppervlak en inrichting zodanig zijn dat personen in de ruimte niet onnodig worden blootgesteld en de bron(nen) op overzichtelijke wijze kan (kunnen) worden toegepast. De afschermende werking van begrenzende muren, tezamen met andere afschermingsconstructies moet zodanig zijn dat de stralingsbelasting van personen in de belendende ruimten kleiner blijft dan 40 µSv per week Het gedurende een week gemiddelde dosisequivalenttempo in de ruimte, door alle bronnen tezamen, mag niet groter zijn dan 1 µSv per uur. 12.3
Specifieke regels voor brachytherapie
Brachytherapie-behandelingen worden uitgevoerd conform het voorschrift "brachytherapie". De maximale activiteit van de bron(nen) voor een applicatie resulteert in een dosistempo van maximaal 1 mGy/uur op 1 meter afstand van de bron(nen). Het maximale dosistempo op 1 meter afstand van een "high dose rate" brachytherapiesysteem is beperkt tot 50 mGy/uur. De applicaties dienen op basis van het ALARA-principe bij voorkeur volgens de remote-afterloading-techniek te worden uitgevoerd. Indien dit om klinische redenen niet mogelijk is, kan de manuele loading techniek worden toegepast. Voor remote-afterloading geldt verder het volgende: - De bergplaats van de bron(nen) is een onderdeel van het afterloading-systeem. Het afterloadingsysteem dient na gebruik te worden verankerd, zodat verplaatsen en/of ingebruikstelling door onbevoegden niet mogelijk is, of in de daarvoor aangewezen ruimte te worden geplaatst waarna deze ruimte wordt afgesloten - Indien het dosistempo op voor personen toegankelijke plaatsen groter kan zijn dan 1 µSv/uur, dient er een interlock in het systeem te zijn opgenomen dat ervoor zorgt dat bij toepassing de bron(nen) automatisch naar de bergplaats worden getransporteerd, zodra de deur van de bestralingsruimte wordt geopend - Visuele en/of akoestische signalen dienen de status van het systeem weer te geven. Dit geldt in het bijzonder in geval van een ongewenste onderbreking of een storing - Bij het verplaatsen van de ingekapselde bron(nen) van de bergplaats naar de patiënt kunnen storingen optreden, met eventuele deformatie van de omhulling van de bron. Bij haperend transport dient onmiddellijk de lokaal deskundige of de Stralingsbeschermingsdienst te worden gewaarschuwd - De onderhouds- en kwaliteitscontrole-programma's dienen conform de richtlijnen te worden
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
-
42
uitgevoerd. De lektesten van de bronnen dienen volgens het voorschrift "Lektest ingekapselde bronnen" periodiek te worden uitgevoerd.
12.4
Specifieke regels voor ijk- en calibratiebronnen
Bij het gebruik van ijk- en/of calibratiebronnen dient men de veiligheidsvoorschriften na te volgen. Het interne transport van ijk- en/of calibratiebronnen geschiedt in de daarvoor bestemde bronhouder, volgens het voorschrift "Intern transport van radioactieve stoffen". Bij beëindiging van de werkzaamheden moeten de ijk- en/of calibratiebronnen zo spoedig mogelijk worden opgeslagen in de daarvoor bestemde bergplaats. De ijk- en/of calibratiebronnen worden, indien vereist, periodiek gecontroleerd volgens het voorschrift "Lektest ingekapselde bronnen". 12.5
Specifieke regels voor gaschromatografie
De radioactieve bron die deel uitmaakt van een detector voor gaschromatografie wordt beschouwd als een gesloten bron met een relatief kwetsbaar oppervlak. Bij normale gebruikscondities controleert de Stralingsbeschermingsdienst ten minste één keer per jaar op besmetting van de uitgang van de detector, volgens het voorschrift "Lektest ingekapselde bronnen". Na overschrijden van de toegestane detectortemperatuur en na vervuiling van de detector door corrosieve analysemonsters dient onmiddellijk een extra controle plaats te vinden. De lektest op de folie van de bron wordt alleen uitgevoerd als bij een controle een besmetting wordt vastgesteld. De afwrijfbare besmetting van de detectoruitgang moet kleiner zijn dan 20 Bq. Bij gebruik van een tritiumdetector dient het gebruikte dragergas naar buiten te worden afgevoerd. 12.6
Specifieke regels voor ionisatie-rookmelders
Rookmelders met een radioactieve bron zijn voorzien van een folie met oppervlakte-activiteit. Demonteren en aanraken van de folie is verboden. Aangezien de activiteit klein is en de radioactieve stof stevig gehecht is aan de folie, is het waarschuwingsteken als veiligheidsmaatregel voldoende. De rookmelders worden beheerd door de Technische Dienst. De Stralingsbeschermingsdienst houdt toezicht op de rookmelders (onder meer met betrekking tot opslag en afvoer) en voert administratie hiervan. Het interne beleid is er op gericht dat alleen ionisatie-rookmelders worden toegepast die behoren tot de in de regeling "Aanwijzing rookmelders, Kernenergiewet" vermelde rookmelders
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
13.
43
Open radioactieve stoffen
Onder open radioactieve stoffen worden alle radioactieve bronnen verstaan die niet voldoen aan de criteria voor ingekapselde radioactieve bronnen. Werkzaamheden met radioactieve stoffen in de vorm van open radioactieve bronnen zullen zoveel mogelijk worden uitgevoerd in radionuclidenlaboratoria. Daarnaast mogen open radioactieve bronnen in een beperkt aantal gevallen worden gebruikt in daartoe aangewezen en ingerichte ruimten, zoals bijvoorbeeld Jodium 131-therapie kamers en meetkamers voor patiëntenonderzoek voor nucleaire geneeskunde. De algemene regels voor het gebruik van open radioactieve bronnen zijn voor alle ruimten gelijk. Bij het gebruik van open radioactieve bronnen dienen voldoende maatregelen te zijn getroffen om radioactieve besmettingen van personen, de omgeving en het milieu te vermijden. Daarnaast dienen maatregelen te zijn genomen om de stralingsbelasting door uitwendige bestraling te beperken. Voor ruimten waar open radioactieve bronnen worden gebruikt zijn toegangsregelingen van kracht. Het gebruik van open radioactieve bronnen dient te gebeuren volgens het voorschrift "Algemene regels voor het gebruik van radioactieve stoffen", eventueel aangevuld met specifieke regels. Ruimten waar open radioactieve bronnen worden gebruikt worden schoongemaakt conform het voorschrift "Conventionele schoonmaak van radiologische ruimten". 13.1
Aanschaf, ontvangst, intern transport, opslag, afgifte van open radioactieve stoffen
13.1.1 Aanschaf Open radioactieve bronnen mogen uitsluitend worden aangeschaft volgens het voorschrift "Aanschaf radioactieve stoffen". In dit voorschrift zijn de algemene regels opgenomen. In de "Schriftelijke interne toestemming" zijn zo nodig specifieke regels vastgelegd. 13.1.2 Ontvangst Na ontvangst en zo nodig tijdelijke opslag in een daartoe aangewezen kluis worden de radioactieve bronnen naar de afnemer gebracht of door de afnemer opgehaald. Daar wordt gecontroleerd of de juiste goederen zijn afgeleverd. De ontvangst van radioactieve stoffen is beschreven in het voorschrift "Ontvangst van radioactieve stoffen". 13.1.3 Intern transport Radioactieve stoffen mogen uitsluitend intern worden vervoerd door daartoe bevoegde personen volgens het voorschrift "Intern transport van radioactieve stoffen". 13.1.4 Opslag Radioactieve stoffen mogen uitsluitend worden opgeslagen in daartoe geschikte bergruimten die vermeld staan in de "Schriftelijke interne toestemming". Voor opslag van radioactieve stoffen geldt het voorschrift "Opslag radioactieve stoffen". 13.1.5 Afgifte Radioactieve stoffen mogen uitsluitend worden afgegeven aan andere vergunninghouders of afdelingen/instituten, mits de aan hen verleende vergunning c.q "Schriftelijke interne toestemming" voor de desbetreffende stof geldig is.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
13.2
44
Locaties waar met open radioactieve bronnen wordt gewerkt
Bouwkundige en technische voorzieningen Ruimten waarin met open radioactieve bronnen wordt gewerkt worden zodanig ingericht dat zij voldoen aan de eisen en kenmerken zoals beschreven in de richtlijn "Radionuclidenlaboratoria" (september 1994 of latere datum). Er moet voor gezorgd worden dat de voorzieningen, installaties en (stralingsmeet-)apparatuur in goede staat van onderhoud verkeren en regelmatig worden gecontroleerd. Maximaal toegestane hoeveelheid radioactiviteit In de "Schriftelijke interne toestemming" wordt als maat voor de maximaal toegestane activiteit in een radiologische ruimte het aantal radiotoxiciteitsequivalenten (RE's) gegeven, in overeenstemming met de richtlijn "Radionuclidenlaboratoria". Deze grootheid, aangeduid met X, wordt berekend met de formule p+q+r
X = 0,02.10
[Reinh]
waarin p, q en r overeenkomen met de in de richtlijn gegeven parameters. De numerieke waarden van de parameters worden gelijkgesteld aan de waarden die in de richtlijn zijn aangegeven, tenzij in overleg met de overheid hiervan wordt afgeweken. De maximale hoeveelheid radioactiviteit (Amax,i) die per radionuclide mag worden gebruikt, wordt berekend met de formule Amax,i = X / DCC [Bq] waarin DCC de dosisconversiecoëfficiënt is voor de inhalatie van de radionuclide (Sv/Bq), tenzij in overleg met de overheid hiervoor de dosisconversiecoëfficiënt voor orale inname wordt gehanteerd. Het gemiddelde dosisequivalenttempo in één week in de werkruimte mag niet groter zijn dan: H = 1 µSv/uur Bij meer toepassingen, die gelijktijdig in één ruimte gelijktijdig worden uitgevoerd, dient de belastingsfactor te worden berekend volgens: BW =
Σ
i=1 ...n
(ti / 40 * Ai / Amax,i )
waarin ti de tijd (in uren/week) is dat deze radionuclide wordt toegepast. De belastingsfactor mag niet groter zijn dan 1.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
13.3
45
Toediening van radiofarmaca aan patiënten
Radiofarmaca worden toegediend door de nucleair geneeskundige of door een daartoe geautoriseerd medisch nucleair werker. De toediening van radiofarmaca aan patiënten is uitsluitend toegestaan in daartoe aangewezen ruimten. Hierbij zijn de regels van toepassing van de voorschriften "Algemene regels voor het werken met radioactieve stoffen" en "Toediening radiofarmaca". Toediening van radiofarmaca in andere ruimten is alleen toegestaan als de nucleair geneeskundige dit in verband met de gezondheidstoestand van de patiënt noodzakelijk vindt en uitstel van de toediening niet wenselijk is. Hiervan wordt een register bijgehouden en melding gemaakt aan de Stralingsbeschermingsdienst. In ruimten waar radiofarmaca worden toegediend aan een patiënt dienen stralingsniveaumeetinstrumenten en een geschikte monitor aanwezig te zijn voor het kwantitatief bepalen van radioactieve besmettingen. De radioactieve bron moet op goed herkenbare manier zijn aangegeven. Bij het intern transport en tijdens de toedienhandelingen bevindt het radiofarmacon zich in een geschikte afscherming, tenzij dit door speciale omstandigheden niet mogelijk is. Indien radiofarmaca aan patiënten buiten de in de "Schriftelijke interne toestemming" beschreven ruimten wordt toegediend, dan berust de stralingshygiënische verantwoordelijkheid bij de lokaal deskundige van de afdeling, waaronder de radioactieve stoffen vallen. Hij moet vooraf toestemming hebben gegeven tot deze toediening. Na toediening van het radiofarmacon wordt de directe omgeving zo nodig gecontroleerd op radioactieve besmetting. Deze controle wordt in ieder geval aan het eind van de werkdag uitgevoerd. Bij toediening in andere ruimten wordt direct na de toediening gecontroleerd op radioactieve besmetting. De besmettingscontrole en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden gebeuren volgens het voorschrift "Besmettingscontrole". Radioactief besmette oppervlakken worden zo spoedig mogelijk gedecontamineerd en in elk geval wordt verdere verspreiding van radioactieve besmetting tegengegaan. Alle radioactief besmette materialen en voorwerpen worden verzameld en als radioactief afval afgevoerd naar de opslagruimte voor radioactief afval. Na de decontaminatie moet de werkplek opnieuw worden gecontroleerd. Bij overschrijding van het besmettingsniveau van het in de "Schriftelijke interne toestemming" vermelde onderzoeksniveau mag de ruimte pas weer worden gebruikt nadat deze door de lokaal deskundige of de Stralingsbeschermingsdienst is vrijgegeven. Radioactief afval dat ontstaat bij werkzaamheden in de toedienruimte wordt verzameld in een speciale afvalemmer. Aan het eind van de werkdag wordt dit afval naar de opslagruimte voor radioactief afval getransporteerd. 13.4
Ontslag van patiënten aan wie radiofarmaca zijn toegediend
Voor patiënten die na behandeling of onderzoek met radioactieve stoffen de instelling verlaten gelden de volgende regels: - Patiënten die diagnostisch zijn onderzocht mogen zonder verdere restricties de instelling verlaten - Patiënten die therapeutisch zijn behandeld worden pas ontslagen als voldaan is aan de ontslagcriteria die landelijk zijn opgesteld en als zodanig door de overheid worden erkend. In de "Schriftelijke interne toestemming" kunnen aanvullende eisen worden opgenomen. Patiënten die worden ontslagen krijgen zo nodig leefregels("Leefregels bij ontslag") mee.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
14.
46
Radioactief afval
Uitgangspunt is dat radioactief afval gescheiden wordt opgevangen op de plaats waar het afval ontstaat. Vervolgens wordt het radioactieve afval centraal bewaard en na verloop van tijd afgevoerd als conventioneel afval nadat de radioactiviteit van de reststoffen door fysisch verval voldoende is afgenomen of als radioactief afval naar de COVRA. Bij de inzameling van radioactief afval op de plaats waar dit afval ontstaat gelden de volgende uitgangspunten: - Radioactief afval en niet-radioactief afval worden zorgvuldig gescheiden bij de bron - Bij de scheiding van de afvalstromen worden de volgende deelstromen onderscheiden: . kortlevend radioactief waterig afval dat na fysisch verval kan worden geloosd op het riool/oppervlaktewater . kortlevend radioactief vast afval dat na enige tijd door fysisch verval aangemerkt kan worden als conventioneel afval . langlevend radioactief afval dat na tijdelijke opslag wordt overgedragen aan een erkende ophaaldienst voor radioactief afval (COVRA) De wijze waarop radioactief afval al naar gelang de fysische, chemische en/of radiobiologische aard kan worden gescheiden is beschreven in het voorschrift "Inzameling en opslag radioactieve afvalstoffen". - Degene die het radioactief afval aanbiedt voor centrale opslag is verantwoordelijk voor de afvalinzameling en de wijze van aanbieden - Radioactief afval mag nooit onbeheerd buiten de radiologische ruimten of bergplaatsen worden achtergelaten - Radioactief afval moet worden bewaard conform het voorschrift "Inzameling en opslag radioactieve stoffen". Hierin is aangegeven op welke wijze het radioactief afval moet zijn voorzien van juiste etikettering en gevarensymbolen. - Het intern transport van radioactief afval dient te geschieden volgens het voorschrift "Intern Transport van radioactieve afvalstoffen" - Bij ongevallen, vermissing en dergelijke dient men direct de Stralingsbeschermingsdienst te informeren - Radioactief afval dat na fysisch verval als conventioneel afval wordt afgevoerd moet ontdaan zijn van etiketten en labels die verwijzingen naar radioactieve stoffen bevatten.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
15.
47
Röntgentoestellen voor medische diagnostiek en opleidingsdoeleinden
Röntgentoestellen voor opleidingsdoeleinden worden in het vervolg van deze tekst gelijkgesteld aan gefixeerde röntgentoestellen voor medische diagnostiek. Röntgentoestellen mogen alleen in gebruik worden genomen nadat hiervoor via een "Schriftelijke interne toestemming" toestemming is verleend. In de "Schriftelijke interne toestemming" is een beschrijving opgenomen van de gebruiksdoeleinden, de ruimte(n) waar het toestel mag worden gebruikt en de verantwoordelijk lokaal deskundige. De aanwijzingen van de lokaal deskundige moeten door iedereen die bij het gebruik van het toestel betrokken is worden opgevolgd. Röntgentoestellen mogen alleen worden bediend door daartoe bevoegde personen volgens het voorschrift "Algemene regels voor het werken met röntgentoestellen". In principe wordt een röntgentoestel voor medische diagnostiek bediend door een radiodiagnostisch laborant of door een radiodiagnost. Andere medisch specialisten mogen röntgentoestellen uitsluitend bedienen wanneer zij voldoen aan de daarvoor gestelde criteria en zij voor het gebruik toestemming hebben gekregen. Gefixeerde röntgentoestellen mogen alleen worden gebruikt in daarvoor aangewezen en ingerichte werkruimten, de zogenaamde röntgenkamers. Bij elk röntgentoestel dient een schriftelijke bedieningsinstructie aanwezig te zijn, met daarin opgenomen de benodigde veiligheidsvoorschriften, voor zover van toepassing. Mobiele röntgentoestellen mogen alleen buiten een röntgenkamer worden gebruikt wanneer de patiëntenzorg dit noodzakelijk maakt. Personen die direct of indirect betrokken zijn bij radiodiagnostische werkzaamheden en kunnen blootstaan aan röntgenstraling dienen voldoende te zijn geïnstrueerd in het gebruik van de stralingsbeschermingsvoorzieningen. 15.1
Algemeen, kenmerken van röntgentoestellen voor diagnostiek
Diagnostische röntgentoestellen moeten zijn geconstrueerd en geïnstalleerd volgens de daarvoor geldende normen en standaarden en voldoen aan de criteria zoals gesteld in de Kernenergiewet. Het onderhoud dient te worden uitgevoerd volgens de voor de betreffende systemen geldende richtlijnen. Het stralingsniveau rond in werking zijnde röntgenbuizen en röntgentoestellen mag niet hoger zijn dan de daarvoor wettelijk gestelde maxima. De afschermende werking van de buisomhulling en het stralingsniveau rond het systeem dienen periodiek volgens onderhoudsvoorschrift te worden gecontroleerd. Op röntgentoestellen worden ter bevordering van de herkenbaarheid waarschuwingstekens aangebracht op de plaats van de röntgenbuis. De positie van het focus van de röntgenbuis moet duidelijk zichtbaar gemarkeerd zijn aan de buitenzijde van het toestel. De buis moet zijn voorzien van een permanent (inherent) filter waarvan de waarde op de buisomhulling moet zijn aangegeven. Dit inherente filter moet voldoen aan de daarvoor wettelijk vastgestelde waarden. De nuttige bundel dient beperkt te kunnen worden tot het voor het onderzoek relevante gebied. Hiervoor moeten zoveel mogelijk bundelbeperkende middelen zoals diafragma's, tubussen en collimatoren op het systeem aanwezig zijn. De veldgrootte, aangegeven door het lichtvizier, moet overeenkomen met het gegenereerde röntgenveld. Elk röntgentoestel dient door middel van organisatorische en/of mechanische maatregelen doeltreffend te zijn beveiligd tegen gebruik door onbevoegden. Mobiele röntgentoestellen dienen zo nodig te zijn voorzien van een beveiliging door middel van een sleutelsysteem.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
48
Op de bedieningsconsoles dient een indicatie aanwezig te zijn dat aangeeft of het systeem gereed is voor gebruik. Ook de voorbereiding tot het genereren en de daadwerkelijke stralingsemissie moeten zijn aangegeven. Alle röntgentoestellen (met uitzondering van CT) moeten een startknop hebben die daadwerkelijk ingedrukt moet worden en ingedrukt dient te worden gehouden bij het genereren van de straling. Het loslaten van de knop moet tot gevolg hebben dat de opname wordt onderbroken (dodemansknop). Röntgendoorlichtingstoestellen (zowel stationaire als mobiele systemen) moeten zijn voorzien van een beeldversterkersysteem met televisieketen. Zo mogelijk wordt deze televisieketen gecombineerd met een beeldgeheugen. De bundelgrootte mag nooit groter zijn dan het ingangsscherm van de BV-keten, ongeacht de afstand tot het focus. Röntgendoorlichtingstoestellen dienen te zijn uitgerust met een tijdschakelaar die een akoestisch signaal in werking stelt wanneer een doorlichtingstijd van maximaal 5 minuten wordt overschreden. De tijdschakelaar moet worden gereset om het hoorbare signaal te beëindigen. 15.2
Aanschaf, ingebruikname, onderhoud, buitengebruikstelling en afvoer
De aanschaf van röntgendiagnostiektoestellen dient te geschieden in overleg met de Stralingsbeschermingsdienst. Dit overleg betreft aspecten die betrekking hebben op de stralingshygiënische zorg. Ten behoeve van de "Schriftelijke interne toestemming" dient tijdig een aanvraag conform het voorschrift "Schriftelijke interne toestemming. Aanvraag, wijziging en intrekking" te worden ingediend. Over de locatie en de ruimtelijke positie van vast opgestelde röntgentoestellen moet vooraf met de Stralingsbeschermingsdienst overeenstemming zijn bereikt. Iedere wijziging hierin dient opnieuw door de Stralingsbeschermingsdienst te worden geaccordeerd en zo nodig door middel van een wijziging van de "Schriftelijke interne toestemming" te worden vastgelegd. Het afdelings is verantwoordelijk voor de aanvraag van een "Schriftelijke interne toestemming" en voor de aanvraag tot wijziging en intrekking ervan. Elk toestel dat is aangeschaft en geïnstalleerd mag pas in gebruik worden genomen na beoordeling door de Stralingsbeschermingsdienst op grond van de verleende "Schriftelijke interne toestemming" en een technische acceptatietest. De op de stralingshygiëne betrekking hebbende onderdelen van deze acceptatietest moeten plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de lokaal stralingsdeskundige. Elk toestel waarin wezenlijke veranderingen zijn aangebracht moet onderworpen worden aan een technische en stralingshygiënische acceptatietest. De preventieve en correctieve werkzaamheden aan elk toestel dienen te worden bijgehouden in een logboek dat ter inzage ligt bij het toestel. Dit geldt ook voor de werkzaamheden met betrekking tot de kwaliteitscontrole. Bij ontoelaatbare afwijkingen aan de technische specificaties wordt het röntgentoestel tijdelijk, dan wel definitief buiten gebruik gesteld. De beëindiging van het gebruik van een röntgentoestel dient vooraf aan de Stralingsbeschermingsdienst gemeld te worden. De Stralingsbeschermingsdienst draagt vervolgens zorg voor de administratieve afhandeling van de "Schriftelijke interne toestemming".
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
49
Als een toestel wordt afgevoerd moet een aanvraag voor intrekken of wijziging van de "Schriftelijke interne toestemming" worden ingediend. Het toestel mag pas worden afgevoerd nadat de mutatie in de "Schriftelijke interne toestemming" is verwerkt. 15.3
Röntgenkamers voor medische diagnostiek
Röntgenkamers dienen zodanig te zijn gebouwd en ingericht dat de dosislimieten voor niet-radiologische werkers en voor het milieu niet worden overschreden. Röntgenkamers moeten voldoende groot zijn om een onnodige toename van de stralingsbelasting van personen die in de ruimte verblijven te vermijden. De röntgenkamer moet zijn aangepast aan de werkzaamheden die in die kamer worden verricht. Het betreft zowel de inrichting als de plaatsing van de apparatuur alsmede de toegangsmogelijkheden voor de patiënt. De toegang van het personeel tot de kamer dient zich bij voorkeur achter een vaste afscherming te bevinden. Zowel de toegangsdeur als de vaste afscherming mogen niet in de directe röntgenbundel liggen. In de röntgenkamer dienen stralingsverzwakkende constructies en/of mobiele schermen aanwezig te zijn waarachter de aanwezige personen kunnen plaatsnemen tijdens het gebruik van het toestel. Daarnaast dienen in een röntgenkamer voldoende andere stralingsbeschermingsvoorzieningen aanwezig te zijn, zoals loodschorten, loodglasbrillen, schildklierkragen en loodhandschoenen. De afschermende werking van deze hulpmiddelen dient hierop te zijn aangegeven (in millimeterloodequivalent). Röntgenkamers dienen te zijn voorzien van een adequate deursignalering en/of -vergrendeling. Tijdens een röntgenonderzoek dient de patiëntentoegangsdeur te zijn gesloten. Röntgenkamers dienen te zijn voorzien van een waarschuwingsbord, -teken of -tekst, waaruit blijkt dat zich in deze ruimte een stralingsbron bevindt.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
16.
50
Röntgentoestellen voor medische therapie
Deze röntgentoestellen mogen alleen in gebruik worden genomen nadat hiervoor via een "Schriftelijke interne toestemming" toestemming is verleend. Ten behoeve van de "Schriftelijke interne toestemming" dient tijdig een aanvraag conform het voorschrift "Schriftelijke interne toestemming: aanvraag, wijziging, intrekking" te worden ingediend. In de "Schriftelijke interne toestemming" is een beschrijving opgenomen van de gebruiksdoeleinden, de ruimte(n) waar het toestel gebruikt mag worden en de naam van de verantwoordelijke lokaal verantwoordelijk deskundige. Diens aanwijzingen moeten door iedereen die bij het gebruik van het toestel betrokken is worden opgevolgd. Röntgentoestellen mogen alleen worden bediend door daartoe bevoegde personen volgens het daartoe strekkende voorschrift. In principe wordt een röntgentoestel voor medische therapie bediend door een radiotherapeutisch laborant of door een radiotherapeut. Röntgentoestellen voor therapie mogen alleen worden gebruikt in daarvoor aangewezen en ingerichte werkruimten, de zogenaamde röntgenkamers. Op röntgentoestellen worden ter bevordering van de herkenbaarheid waarschuwingstekens aangebracht op de plaats van de röntgenbuis. Bij elk röntgentoestel dient een schriftelijke bedieningsinstructie aanwezig te zijn, met daarin opgenomen de benodigde veiligheidsvoorschriften, voor zover als van toepassing. Elk röntgentoestel dient door middel van organisatorische en/of mechanische maatregelen (bijvoorbeeld door middel van een sleutelsysteem) doeltreffend te zijn beveiligd tegen gebruik door onbevoegden. Personen die direct of indirect betrokken zijn bij radiotherapeutische werkzaamheden en kunnen blootstaan aan röntgenstraling dienen voldoende te zijn geïnstrueerd in het gebruik van de stralingsbeschermingsvoorzieningen. 16.1
Kenmerken van röntgentoestellen voor medische therapie
Röntgentoestellen bestemd voor therapeutische doeleinden moeten zijn geconstrueerd en geïnstalleerd volgens de daarvoor geldende normen en standaarden en voldoen aan de criteria zoals gesteld in de Kernenergiewet. Het onderhoud dient te worden uitgevoerd volgens de voor de betreffende systemen geldende richtlijnen. Het stralingsniveau rond in werking zijnde röntgentoestellen mag niet hoger zijn dan de daarvoor wettelijk gestelde maxima. De afschermende werking van de buisomhulling en het stralingsniveau rond het toestel dienen periodiek volgens onderhoudsvoorschrift te worden gecontroleerd. Op röntgentoestellen worden ter bevordering van de herkenbaarheid waarschuwingstekens aangebracht op de plaats van de röntgenbuis. De positie van het focus van de röntgenbuis moet duidelijk zichtbaar gemarkeerd zijn aan de buitenzijde van het toestel. De nuttige bundel dient beperkt te kunnen worden tot het voor de behandeling relevante gebied. Hiervoor moeten zoveel mogelijk bundelbeperkende middelen zoals diafragma's, tubussen en collimatoren op het toestel aanwezig zijn. Elk röntgentoestel dient door middel van organisatorische en/of mechanische maatregelen doeltreffend te zijn beveiligd tegen gebruik door onbevoegden. Mobiele röntgentoestellen dienen te zijn voorzien van een beveiliging door middel van een sleutelsysteem. Op de bedieningsconsoles dient een indicatie aanwezig te zijn die aangeeft of het systeem klaar staat voor gebruik. Ook de voorbereiding tot het genereren en de daadwerkelijke stralingsemissie moeten zijn aangegeven. Röntgentoestellen voor therapie moeten een voorziening hebben (een noodknop) waarmee de bestraling
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
51
onmiddellijk kan worden onderbroken. 16.2
Aanschaf, ingebruikname, onderhoud, buitengebruikstelling en afvoer
De procedures voor aanschaf, in gebruikname, onderhoud, buitengebruikstellen en afvoer voor röntgentoestellen voor medische diagnostiek (paragraaf 15.2) zijn ook van toepassing op róntgentoestellen voor medische therapie. 16.3
Röntgenkamers voor medische therapie
Deze röntgenkamers dienen zodanig te zijn gebouwd en ingericht dat de dosislimieten voor nietradiologische werkers en voor het milieu niet worden overschreden. Tijdens de bestraling van de patiënt met een buisspanning groter dan 100 kV mogen zich geen andere personen in de behandelruimte bevinden. Deze röntgenkamers dienen te zijn voorzien van een waarschuwingsbord of -teken waaruit blijkt dat zich in deze ruimte een stralingsbron bevindt en dienen te zijn voorzien van een adequate deursignalering en/of -vergrendeling. Zo nodig dient er een voorziening te zijn die het toestel bij het betreden van de behandelkamer uitschakelt. Tijdens een röntgenbehandeling dient de patiëntentoegangsdeur te zijn afgesloten. Bij elke toegangsdeur dient tijdens de bestraling van de patiënt een duidelijk waarschuwingslicht aan de buitenzijde van de kamer te branden.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
52
17.
Deeltjesversneller voor radiotherapeutische doeleinden
17.1
Algemeen
De deeltjesversneller van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam is gesitueerd in de kelder van het gebouw Ca. De afscherming van de deeltjesversneller is gebaseerd op de toenmalige uitgangspunten. Bij vervanging en/of uitbreiding zullen de stralingsbeschermingsberekeningen ten aanzien van de deeltjesversneller voldoen aan de nu vigerende eisen. Dat wil zeggen dat de nu geldende dosislimieten aan de terreingrens niet zullen worden overschreden (rekening houdend met de ABC-factoren) en dat, rekening houdend met reële verblijfsfactoren, de stralingsbelasting voor medewerkers en personen binnen het Academisch Ziekenhuis Rotterdam niet wordt overschreden. Deeltjesversnellers mogen alleen in gebruik genomen worden volgens de kenmerken van de "Schriftelijke interne toestemming" en de daaraan verbonden voorschriften. In de "Schriftelijke interne toestemming" zijn de kenmerken van het toestel, de ruimte, de toepassingen en de stralingsbeschermingsvoorzieningen omschreven. Ook is vermeld wie de lokaal deskundige is. Personen die betrokken zijn bij het gebruik van een deeltjesversnellers moeten de aanwijzingen van de lokaal deskundige opvolgen. Daarnaast dienen zij voldoende geïnstrueerd te zijn in het gebruik van de stralingsbeschermingsvoorzieningen. Deeltjesversnellers mogen alleen worden bediend door daartoe bevoegde personen volgens het voorschrift "Algemene regels voor het werken met deeltjesversnellers". Deeltjesversnellers worden in principe bediend door radiotherapeutisch laboranten, klinisch fysici en/of radiotherapeuten. Deeltjesversnellers zijn alleen in gebruik bij de afdeling Radiotherapie. Op deeltjesversnellers worden ter bevordering van de herkenbaarheid waarschuwingstekens aangebracht op de plaats waar de bundel het toestel verlaat. Bij elk toestel dient een schriftelijke bedieningsinstructie aanwezig te zijn, met daarin opgenomen de benodigde veiligheidsvoorschriften. Elk toestel dient door middel van organisatorische en mechanische maatregelen doeltreffend te zijn beveiligd tegen gebruik door onbevoegden. Personen die direct of indirect betrokken zijn bij radiotherapeutische werkzaamheden en kunnen blootstaan aan ioniserende straling dienen voldoende te zijn geïnstrueerd in het gebruik van de stralingsbeschermingsvoorzieningen. 17.2
Aanschaf, vervanging of constructieve wijzigingen van deeltjesversnellers
De vervanging of ingrijpende constructieve wijziging van een deeltjesversnellers wordt tijdig gemeld aan de ter zake stralingshygiëne werkzame overheidsinstanties. In deze melding wordt een beschrijving gegeven van de genomen maatregelen, de onderbouwende berekeningen en metingen, de dosisschattingen voor personen die beroepshalve worden blootgesteld en de stralingsbelasting voor leden van de bevolking. De berekeningen van de afschermdiktes voor directe straling en voor lekstraling van de verschillende deeltjesversnellers worden gebaseerd op de gegevens in Hoofdstuk 6 van het "Advies inzake richtlijnen voor de stralingsbeveiliging in ziekeninrichtingen en poliklinieken (1985)" van de Gezondheidsraad. Ook de daarin beschreven aanbevelingen voor bestralingsruimten worden ingevoerd. Voor de schatting van doses van (verstrooide) neutronen bij de ingangen van bestralingsruimten van deeltjesversnellers met een energie groter dan 8 MeV wordt gebruik gemaakt van de formule van Kersey. Vervanging of wijziging van een deeltjesversnellers kan plaatsvinden binnen de kaders van de verleende complexvergunning als in de nieuwe situatie gebruik wordt gemaakt van dezelfde bestralingsruimte en als wordt voldaan aan de vigerende criteria en uitgangspunten voor stralingsbescherming. Nieuwe deeltjesversnellers en deeltjesversnellers, waaraan constructieve wijzigingen zijn aangebracht,
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
53
mogen pas in gebruik worden genomen na toestemming door de Stralingsbeschermingsdienst. De stralingshygiënische onderdelen van de acceptatietest vinden plaats onder verantwoordelijkheid van de lokaal deskundige. Bij het afkeuren van een deeltjesversneller dient de Stralingsbeschermingsdienst te worden ingelicht. Bij het beëindigen van de werkzaamheden met een deeltjesversneller dient de Stralingsbeschermingsdienst van tevoren te worden ingelicht. De Stralingsbeschermingsdienst draagt vervolgens zorg voor de intrekking van de "Schriftelijke interne toestemming" met betrekking tot de deeltjesversneller. De afdeling Radiotherapie is verantwoordelijk voor de tijdige aanvraag van een "Schriftelijke interne toestemming" en voor de aanvraag tot intrekking daarvan. 17.3
Ruimten
De ventilatie- en temperatuurregelingen dienen te zijn afgestemd op de aanwezige apparatuur. Bij toepassing van deeltjesversnellerss met een maximale energie groter dan 8 MV dient het ventilatievoud ten minste een factor 10 te bedragen om de concentraties van de in de lucht gevormde toxische gassen en radioactieve stoffen voldoende laag te houden. Bij de toegangsdeur en in de bestralingsruimte dienen duidelijk waarneembare waarschuwingssignalen te zijn aangebracht, die een visuele en/of akoestische indicatie geven van het in bedrijf zijn van de deeltjesversneller. Bij de toegangsdeur en in de bestralingsruimte dienen waarschuwingslichten van verschillende kleur aan te geven wanneer het toestel in de "stand by"-positie (oranje) verkeert en wanneer het toestel straalt (rood). De toegang tot de bestralingsruimte dient te zijn beveiligd met een detectiesysteem dat er voor zorgt: - dat een bestraling niet kan worden begonnen wanneer de ruimte niet is vrijgegeven - dat een bestraling wordt afgebroken wanneer een persoon het labyrint betreedt. In de bestralingsruimte dient ten minste één noodschakelaar aanwezig te zijn waarmee een zich in het vertrek bevindende persoon het toestel direct kan uitschakelen. Het daarna opnieuw starten van de bestraling is alleen mogelijk vanaf het bedieningspaneel. In de werkinstructie wordt vastgelegd dat wanneer de bestraling wordt onderbroken vanaf een andere plaats dan het bedieningspaneel, de bestraling niet vanaf het bedieningspaneel opnieuw mag worden ingeschakeld voordat de oorzaak van de onderbreking is achterhaald. De bestralingsruimte is zodanig geconstrueerd en ingericht dat het te allen tijde mogelijk is de bestralingsruimte te verlaten. 17.4
Samenvatting van de uitgangspunten en de getroffen maatregelen
1. Aan de terreingrens geldt voor alle stralingsbronnen van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam tezamen dat de ambiënt dose kleiner is dan 0,4 mSv/jaar. 2. Binnen de terreingrenzen van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam dient de dosislimiet voor personen, die werkzaam c.q. aanwezig zijn buiten de bestralingsruimten, minder dan 2 mSv/jaar te bedragen. 3. Voor elke deeltjesversneller is een lokaal deskundige aangewezen. 4. De deeltjesversnellers worden uitsluitend bediend door gekwalificeerd personeel of bediend onder supervisie van gekwalificeerd personeel. 5. De gebruiksaanwijzing van de betreffende deeltjesversneller, alsmede een kopie van de vergunning, is aanwezig in de bedieningsruimte van die deeltjesversneller. 6. Van elke deeltjesversneller wordt een logboek bijgehouden. 7. Voor elke deeltjesversneller is een sleutelprocedure, zodat onbevoegden het toestel niet kunnen starten.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
54
8. In de bestralingsruimte zelf is ten minste één noodschakelaar aanwezig; het toestel is na indrukken van de noodknop niet zomaar weer op te starten. 9. In de bedieningsruimte is ten minste één noodschakelaar aanwezig. 10. Vanuit de bedieningsruimte wordt de patiënt in de bestralingsruimte geobserveerd; tussen deze ruimten is verder communicatie mogelijk via een intercomsysteem. 11. Op verschillende locaties, maar in ieder geval bij de ingang(en) van de bestralingsruimten zijn waarschuwingssignaleringen geplaatst (visueel en akoestisch). 12. Het verbreken van deurkontakten of het passeren van geactiveerde lichtcellen heeft tot gevolg dat het toestel niet kan stralen respectievelijk de bestraling wordt afgebroken. 13. Bij de deeltjesversnellers met een fotonenenergie boven 8 MeV moet extra aandacht worden besteed het beperken van de opbouw van radioactiviteit en aan de vorming van schadelijke stoffen. 14. Voor de meeste deeltjesversneller-ruimten is een ventilatievoud van 10 aangehouden. 15. Voor elke deeltjesversneller is protocollair vastgesteld dat om de drie weken (servicedag) een fysische en technische inspectie wordt uitgevoerd. 16. Twee keer per jaar worden de veiligheidssystemen voor patiënten en personeel door de Stralingsbeschermingsdienst geïnspecteerd. 17. Vervanging van een deeltjesversneller wordt tijdig gemeld aan de overheid.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
18.
55
Ioniserende straling uitzendende toestellen voor wetenschappelijk onderzoek
Ioniserende straling uitzendende toestellen voor wetenschappelijk onderzoek mogen uitsluitend worden gebruikt volgens de in de "Schriftelijke interne toestemming" omschreven kenmerken. Evenals bij toestellen voor medisch gebruik worden eisen gesteld aan het stralingsniveau rondom het toestel, veiligheidsvoorzieningen, afschermende werking van constructies en de ruimte, en aan de inrichting en het gebruik van de ruimte. Tijdens het gebruik van het toestel moeten personen achter adequate afschermingen verblijven. Bij het gebruik dient men te werk te gaan volgens het voorschrift "Algemene regels voor het werken met röntgentoestellen". Daarnaast kunnen ook specifieke voorschriften van toepassing zijn. Bij het gebruik moet een geschikte röntgenstralingsdetector aanwezig zijn. Grosso modo geldt dat de uitgangspunten voor het medisch gebruik van toestellen van toepassing zijn, met uitzondering van de regels die betrekking hebben op de stralingsbescherming van de patiënt.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
19.
56
Dierproeven
Dierproeven met blootstelling van dieren aan ioniserende straling mogen alleen worden uitgevoerd binnen de kaders van een daartoe verleende "Schriftelijke interne toestemming". Hierin worden de uitgangspunten rechtvaardiging en ALARA expliciet uitgewerkt. Radiologische experimenten met dieren vergt een gedegen beschrijving van de doelstelling, de evaluatiemethode en de getroffen maatregelen om het aantal proefdieren te beperken. De stralingsdosis van proefdieren mag niet groter zijn dan noodzakelijk voor het experiment. Dierproeven mogen uitsluitend worden uitgevoerd door of onder (mede)verantwoordelijkheid van de proefdierdeskundige. Met radioactieve stoffen behandelde proefdieren worden afgezonderd ondergebracht in speciaal daarvoor bestemde kooien of andere voorzieningen. Deze zijn zodanig geconstrueerd dat radioactieve besmetting van de omgeving wordt voorkomen. Bij dierproeven met ionisrende straling moet worden voldaan aan de "Regels voor het gebruik van proefdieren binnen de Erasmus Universiteit Rotterdam".
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
20.
57
Incidenten en ongevallen *
*
Ter beperking van incidenten en ongevallen worden regelingen getroffen. Ook als een incident wordt het zoek raken van radioactieve bronnen beschouwd. Voorbeelden van incidenten zijn: - niet-geplande bestraling met een röntgentoestel, een deeltjesversneller of een ingekapselde bron; - overbestraling; - uitwendige of inwendige besmetting van personen; - besmetting van ruimten met radioactieve stoffen; - niet-geplande emissies van radioactieve stoffen in de lucht en/of naar het riool. - het zoekraken van radioactieve bronnen De reactieve maatregelen worden afgestemd op de (mogelijke) nadelige gevolgen van een incident. Hiertoe worden de volgende drie referentieniveaus gehanteerd: -
-
het onderzoeksreferentieniveau Het onderzoeksreferentieniveau is gelijkgesteld aan 10% van de jaardosislimiet. Bij overschrijding van dit niveau wordt ten minste een analyse van de omstandigheden uitgevoerd om daarmee de stralingsbeschermingszorg te kunnen verbeteren. Bij overschrijding van het onderzoeksreferentieniveau moet steeds de Stralingsbeschermingsdienst worden gewaarschuwd. het actiereferentieniveau Het actiereferentieniveau is gelijkgesteld aan de jaardosislimiet. Bij overschrijding van dit niveau wordt de erkende stralingsarts ingeschakeld en wordt de inspectie over het incident geïnformeerd. het noodreferentieniveau Het noodreferentieniveau is gelijkgesteld aan tien keer de jaardosislimiet. Bij overschrijding van dit niveau zal zo nodig in overleg met de inspecties een medisch specialistische behandeling volgen van de overbestraalde persoon.
Het handelen bij incidenten en ongevallen met ioniserende straling is beschreven in het voorschrift "Incidenten en ongevallen met stralingsbronnen". De meest elementaire acties zijn daarnaast ook vastgelegd in de lokale werkvoorschriften. Ieder incident met stralingsbronnen, elke calamiteit, elk ongeval en elke vermissing van een stralingsbron moet direct worden gemeld aan de lokaal deskundige en zo spoedig mogelijk aan de Stralingsbeschermingsdienst. Bij de volgende incidenten moet steeds de Stralingsbeschermingsdienst worden gewaarschuwd: - vermissing van stralingsbronnen - inwendige besmetting van personen - overschrijding van besmettingsniveaus zoals aangegeven in de voorschriften Daarnaast dient iedere uitwendige bestraling die het gevolg is van een incident zo spoedig mogelijk aan de Stralingsbeschermingsdienst te worden gemeld.
Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)
21.
58
Definitielijst
ALARA: een acroniem voor de Engelse omschrijving van één van de uitgangspunten voor stralingsbescherming: "As Low As Reasonably Achievable". Algemeen stralingsdeskundige: een in de stralingshygiëne geschoold deskundige met ruime werkervaring. Hij beschikt over een stralingsdeskundigheid van niveau 2 of een door opleiding en ervaring hieraan gelijkwaardige deskundigheid. Binnen het Academisch Ziekenhuis Rotterdam ressorteer hij hiërarchisch direct onder het hoofd Facilitaire Diensten en bij de Erasmus Universiteit Rotterdam onder de directeur van de Faculteit der geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. Bedrijfsgeneeskundige: een ingeschreven geneeskundige die bevoegd is, conform KEW, BSK, art. 34, lid 2, om medische keuringen te verrichten aan werknemers van categorie B. Stralingsarts: een ingeschreven geneeskundige die bevoegd is, conform KEW, BSK, art. 34, lid 1 om medische onderzoeken te verrichten aan werknemers van categorie A. Beheerder: een hoofd van een afdeling of dienst onder wiens beheersverantwoordelijkheid stralingsbronnen worden toegepast. Geautoriseerd persoon: de door de Raad van Bestuur benoemde algemeen stralingsdeskundige (zie hoofdstuk 3) en andere personen die door de algemeen stralingsdeskundige schriftelijk bevoegd zijn verklaard. Gebruik: het bereiden, het aanschaffen, het in werking stllen, het toepassen, het voorhanden hebben, het modificeren, het verwerken en het zich ontdoen van stralingsbronnen. Incident: een onverwachte, niet geplande gebeurtenis waarbij sprake is van een toename van het stralingsniveau, het besmettingsniveau en/of de stralingsbelasting van personen. Ongeval: een incident waarbij personen verwondingen oplopen. Personen: alle medewerkers van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam, medewerkers van de Erasmus Universiteit Rotterdam, patiënten, bezoekers, leerlingen, studenten, gasten en andere leden van de bevolking die zich op het terrein van het Academisch Ziekenhuis Rotterdam bevinden. Regeling: de "Regeling Stralingshygiëne Academisch Ziekenhuis Rotterdam (Dijkzigt & Sophia)". Stralingsbeschermingsdienst: een gemeenschappelijk functionerende dienst van de Erasmus Universiteit (Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen) en het Academisch Ziekenhuis Rotterdam. De Stralingsbeschermingsdienst is bij de Erasmus Universiteit Rotterdam organisatorisch ondergebracht bij het bureau van de Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en bij het Academisch Ziekenhuis Rotterdam bij de Facilitaire Diensten. Werkeenheid: een verzameling(en) van ruimten, personen en stralingsbronnen, zoals omschreven in de "Schriftelijk interne toestemmingen" en in de bijlagen van de Regeling.