OCenW-Regelingen
Regeling Nationaal Agentschap Leonardo da Vinci 2000-2006
Bestemd voor:
Besluit:
• CINOP; • NUFFIC; • instellingen voor beroepsonderwijs;
Hoofdstuk I
• instellingen voor hoger onderwijs.
Algemene Bepalingen
Algemeen verbindend voorschrift Datum: 10 november 2000
Artikel 1
Kenmerk: BVE/B/2000/26099 Datum inwerkingtreding: 1 februari 2000
Begripsbepalingen
Geldigheidsduur beleidsregel: n.v.t.
In dit besluit wordt verstaan onder:
Juridische grondslag: zie aanhef
a.
de Bepalingen: de ”Bepalingen betreffende de verant-
Relatie tot eerdere mededelingen: n.v.t.
woordelijkheden van de lidstaten en de Commissie
Informatie verkrijgbaar bij:
voor wat betreft de nationale agentschappen in het
CFI/ICO/BVH, 079-3232.666
kader van de algemene richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de tweede fase van het programma ”Leonardo da Vinci” (CLII/27A/99-Nl-Def); b
minister: de minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen;
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen,
c
In overeenstemming met de minister van landbouw,
d
CINOP: het Centrum voor innovatie van opleidingen te ’s Hertogenbosch;
natuurbeheer en visserij,
NUFFIC: de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs;
e
Leonardo da Vinci-besluit: het Besluit van 26 april 1999
Gelet op artikel 2.1 van de ”Bepalingen betreffende de ver-
tot vaststelling van de tweede fase van het communau-
antwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie
taire actieprogramma inzake beroepsopleiding
voor wat betreft de nationale agentschappen in het kader van de algemene richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging
“Leonardo da Vinci” (1999/382/EG); f
Leonardo da Vinci-II: de tweede fase van het actiepro-
van de tweede fase van het programma ”Leonardo da
gramma voor de ontwikkeling van een beleid van de
Vinci” en op artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepson-
Europese gemeenschap inzake beroepsopleiding
derwijs;
“Leonardo da Vinci”, bedoeld in artikel 1 van het Leonardo da Vinci-besluit; g
werkprogramma: het werkprogramma, bedoeld in artikel 3.3 van de Bepalingen.
h
NUMMER 27 •
6 • 22 november 2000
Awb: de Algemene wet bestuursrecht.
Algemeen
Artikel 2 Nationaal agentschap Leonardo da Vinci-II 1.
bedoeld in artikel 5.1 onder b van de Bepalingen, gemandeerd.
Het CINOP wordt aangewezen als Nationaal Agentschap Leonardo da Vinci-II.
2.
Het CINOP draagt zorg voor de uitvoering van
Hoofdstuk 2
Leonardo da Vinci-II in Nederland. 3.
Het CINOP verricht de taken voor het nationale agentschap, zoals omschreven in bijlage II van de
Subsidieverlening
Regeling Nationaal
Bepalingen en aanvullende documenten, waarbij in
Agentschap Leonardo da
geval van twijfel of verschil van interpretatie de origi-
Vinci 2000-2006
nele Franse tekst van die taakomschrijving doorslagge-
Artikel 7
vend is.
Subsidieverlening 1.
Artikel 3 Samenwerking met NUFFIC 1.
voor de taken bedoeld in artikel 2. 2.
Het CINOP werkt ter uitvoering van de activiteiten bedoeld in artikel 2 samen met de NUFFIC en sluit
Als boekjaar geldt het kalenderjaar, tenzij de minister anders beslist.
3.
De subsidie wordt eerst verleend nadat de Europese
daartoe met de NUFFIC een overeenkomst, waarin de
commissie het werkprogramma en de daarbij behoren-
taakverdeling en de verdeling van de middelen worden
de begroting heeft goedgekeurd en bedraagt minimaal
vastgelegd. Het CINOP legt daarbij voor zover nodig de
een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat de
verplichtingen voortvloeiend uit deze regeling, waaronder in ieder geval die bedoeld in artikel 12, op 2
Aan het CINOP wordt subsidie per boekjaar verleend
Europese Commissie aan CINOP ter beschikking stelt. 4.
De subsidie omvat eventueel verschuldigde belasting
aan de NUFFIC.
toegevoegde waarde over privaatrechtelijke overeen-
Het CINOP legt de overeenkomst bedoeld in het eerste
komsten van CINOP met derden betreffende de uitvoe-
lid ter goedkeuring voor aan de minister.
ring van taken door derden.
De goedkeuring is verkregen wanneer de minister niet binnen zes weken na ontvangst van de overeenkomst
Artikel 8
aan het CINOP te kennen geeft dat goedkeuring is onthouden.
Subsidieaanvraag 1. 2.
Artikel 4 Van toepassing zijnde bepalingen van de Awb
De subsidie wordt op aanvraag verleend. De subsidieaanvraag gaat vergezeld van het werkprogramma en de bijbehorende begroting.
3.
De subsidieaanvraag wordt ingediend voor 1 januari
Op de subsidie bedoeld in deze regeling is Titel 4.2, met
voorafgaande aan het boekjaar waarvoor zij is
inbegrip van afdeling 4.2.8, van de Awb van overeenkom-
bestemd.
stige toepassing.
Artikel 9 Artikel 5
Begrotingsvoorbehoud
Procedures met betrekking tot de indiening van voor-
Subsidieverlening geschiedt onder voorbehoud van het
stellen voor Leonardo da Vinci-II
beschikbaar stellen van middelen door de begrotingswet-
Aan het CINOP wordt overeenkomstig afdeling 10.1.1 van
gever.
de AWB de bevoegdheid tot het vaststellen van de procedures en voorzieningen met betrekking tot de indiening van de voorstellen, bedoeld in het Leonardo da Vinci-besluit,
Artikel 10
bijlage I, deel III, punt 1 (procedure A) en 2 (procedure B),
Voorschotten
gemandateerd.
De minister verleent het CINOP jaarlijks een voorschot tot ten hoogste 80% van het subsidiebedrag. De minister kan een voorschot verstrekken na ontvangst
Artikel 6
van het werkprogramma en de begroting.
Delegatie van besluiten Aan het CINOP wordt overeenkomstig afdeling 10.1.1 van de AWB de bevoegdheid tot het nemen van de besluiten,
Algemeen
NUMMER 27 •
7 • 22 november 2000
voering van Leonardo da Vinci-II. Het financiële verslag
Hoofdstuk 3
dient eveneens te worden opgenomen in een afzonderlijke bijlage behorende bij het financiële verslag van
Subsidieverplichtingen
het CINOP bedoeld in artikel 8 van de Wet subsidiëring onderwijsondersteunende activiteiten. 3.
Het financiële verslag gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een
Artikel 11
Regeling Nationaal Agentschap Leonardo da
Goedkeuring werkprogramma en overeenkomst met de
Vinci 2000-2006
Europese Commissie 1.
accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 4.
Het werkprogramma wordt pas aan de Europese
deel over de naleving van de subsidievoorwaarden
Commissie overgelegd na goedkeuring van de minister. 2.
door het CINOP. 5.
Het CINOP behoeft voor het aangaan van de overeen-
De minister kan nadere verplichtingen opleggen in verband met de inrichting van de verklaring van de
komst bedoeld in artikel 3.2 van de Bepalingen de goedkeuring van de minister.
De verklaring van de accountant bevat tevens een oor-
accountant. 6.
In het geval dat, blijkens het financiële verslag, de kosten in enig jaar lager zijn dan het betaalde voorschot, beslist de minister hoe het teveel betaalde verrekend
Artikel 12 Voorafgaande instemming met activiteiten
wordt. 7.
Rente wordt bij de vaststelling van de subsidie vere-
Het CINOP behoeft de instemming van de minister voor
vend tenzij de minister op voorstel van het CINOP
het indienen van projectvoorstellen en voor het deelne-
anders beslist.
men als partner in een project in het kader van Leonardo da Vinci-II.
Artikel 15 Verstrekken van inlichtingen; verschaffen van toegang
Artikel 13
1.
Het CINOP verstrekt de minister of door hem aangewe-
Verslag van activiteiten
zen personen de gevraagde inlichtingen die deze in
1.
Het CINOP biedt uiterlijk 1 juni van ieder jaar de
het kader van uitvoering van dit besluit nodig acht.
minister een verslag van activiteiten aan over het voor- 2.
Het CINOP draagt er zorg voor dat de minister of door
gaande begrotingsperiode.
hem aangewezen personen volledige inzage hebben in
Het verslag van activiteiten bevat een overzicht van de
alle gevraagde bescheiden, inclusief privaatrechtelijke
2.
werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt en van de daarmee bereikte resultaten. 3.
contracten met onderaannemers. 3.
De inrichting van het verslag komt overeen met de
zen personen toegang tot de door haar in het kader
inrichting van het werkprogramma, met dien verstande dat richtlijnen van de Europese commissie ter zake 4.
Het CINOP verleent de minister of door hem aangewevan de subsidie gebruikte plaatsen.
4.
Het CINOP stelt de minister onverwijld in kennis van
worden gevolgd.
na de aanvraag opgekomen of bekend geworden feiten
Het verslag bevat in elk geval een gespecificeerd over-
of omstandigheden die redelijkerwijs van belang zijn
zicht van de werkzaamheden verricht door het CINOP,
voor de vaststelling van de subsidie.
de NUFFIC en derden en geeft inzicht in de voortgang van de werkzaamheden. 5.
Artikel 16
Het verslag bevat, voor zover van toepassing, een analyse van verschillen tussen de voorgenomen activitei-
Overeenkomsten met contractanten
ten en beoogde resultaten, vermeld in het werkpro-
1.
gramma, en de feitelijke realisatie.
Bij het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in artikel 7.3 van de Bepalingen, bedingt CINOP dat de wederpartij bij het niet, niet tijdig of niet volledig nakomen van de verplichtingen van de overeenkomst
Artikel 14
de wederpartij ter beschikking zijn gesteld, volledig
1.
Het CINOP biedt uiterlijk 1 juni van ieder jaar de
en direct opeisbaar zijn.
minister een financieel verslag aan over de voorgaande 2.
CINOP is gehouden om alle redelijke inspanningen te
begrotingsperiode.
verrichten gericht op nakoming van de overeenkom-
Het financiële verslag bevat een overzicht van alle
sten, bedoeld in het eerste lid, dan wel, indien is vast
baten, lasten en rentebaten met betrekking tot de uit-
komen te staan dat nakoming niet mogelijk is, gericht
2.
NUMMER 27 •
de bedragen die in het kader van de overeenkomst aan
Financiële verantwoording
8 • 22 november 2000
Algemeen
3.
op terugvordering van de bedragen die in het kader
De uitvoering van dit besluit vindt plaats in de periode van
van de overeenkomst aan de wederpartij ter
1 januari 2000 tot en met 31 december 2006. De facto is het
beschikking zijn gesteld.
programma op 27 januari 2000 van start gegaan.
CINOP draagt zorg voor de verkrijging van een accountantsverklaring ter zake van de rechtmatigheid en de
Het programma Leonardo da Vinci II is gericht op de ver-
juistheid van de uitgaven voor het programma
betering, vernieuwing en ontwikkeling van een Europese
Leonardo da Vinci-II.
dimensie in beroepsopleidingsstelsels en –praktijken door
Hoofdstuk 4
middel van transnationale samenwerking. Dit wordt ver-
Regeling Nationaal
wezenlijkt door middel van de volgende maatregelen:
Agentschap Leonardo da
1.
Vinci 2000-2006
Steun voor transnationale mobiliteit van personen in opleiding en leerkrachten;
2.
Slotbepalingen
Steun voor transnationale proefprojecten gericht op innovatie en kwaliteitsverhoging in de beroepsopleiding;
3.
Artikel 17 Inwerkingtreding
Bevordering van talenkennis;
4.
Steun voor transnationale samenwerkingsnetwerken;
5.
Ontwikkeling en actualisering van gemeenschappelijk referentiemateriaal.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de derde dag na de datum van uitgifte van Uitleg OCenW-
Het programma is gericht op de sectoren Hoger Onderwijs
Regelingen, waarin deze regeling is geplaatst en werkt
en Middelbaar Beroepsonderwijs, alsmede de postinitiële
terug tot en met 1 februari 2000.
beroepsopleidingen. In de eerste helft van 2000 zijn op basis van bovenge-
Artikel 18
noemd besluit in overleg tussen de Europese Commissie
Bekendmaking
en vertegenwoordigers van de in het programma deelne-
Deze regeling zal met de toelichting in Uitleg OCenW-
mende landen uitvoeringsbepalingen uitgewerkt, die zijn
Regelingen worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mede- vastgelegd in de ”Bepalingen betreffende de verantwoordedeling worden gedaan in de Staatscourant.
lijkheden van de lidstaten en de Commissie voor wat betreft de nationale agentschappen in het kader van de algemene richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de
Artikel 19
tweede fase van het programma ”Leonardo da Vinci”.
Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Leonardo da
Door de Europese Commissie is besloten dat ieder land dat
Vinci-II.
deelneemt aan Leonardo da Vinci-II een Nationaal agentschap (NA) instelt, waarvan de taken zijn omschreven in
De minister van onderwijs, cultuur en wetenschappen
de Bepalingen.
drs. L.M.L.M.A. Hermans
Voor Nederland is het CINOP aangewezen als NA. Het CINOP werkt daarbij samen met de NUFFIC. Deze beide organisaties hebben eveneens de Nationaal coördinerende instantie gevormd voor Leonardo-I.
Toelichting Het Nationale Agentschap heeft in grote lijnen de volgende taken:
Algemeen
A. De uitvoering van de geheel gedecentraliseerde maatregelen (Procedure A). Dit betreft alle activiteiten in het kader van maatregel 1 (mobiliteit). Hierbij organi-
De Europese Raad heeft bij het “Besluit van de Raad van 26
seert het NA de selectie van aanvragen volgens de
april 1999 tot vaststelling van de tweede fase van het com-
richtlijnen die de Commissie hiervoor opstelt en
munautaire actieprogramma inzake beroepsopleiding
beheert zij het daarvoor beschikbare budget, de zoge
“Leonardo da Vinci” (Besluit van de Raad 94/819/EG,
noemde “block grant”, namens de Commissie, verricht
Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen nr. L
de noodzakelijke betalingen aan de projecten en
340/94) het nieuwe programma Leonardo da Vinci-II inge-
beoordeelt het de rekening en verantwoording daarop.
steld.
Het NA rapporteert hierover aan de Commissie.
Algemeen
NUMMER 27 •
9 • 22 november 2000
B.
De uitvoering van de gedeeltelijk gedecentraliseerde
De onderhavige regeling betreft uitsluitend de taken van
maatregelen (Procedure B). Dit betreft een deel van de
CINOP als NA en de subsidiëring van het CINOP daartoe.
activiteiten vallend onder de maatregelen 2 (proefprojecten), 3 (talenkennis) en 4 (netwerken). Hierbij orga-
Artikelsgewijze toelichting
niseert het NA de selectieprocedure van de projecten in deze maatregelen binnen de lidstaat. Dat geschiedt in twee fasen. De eerste fase omvat de selec-
Artikel 2 en 3
Regeling Nationaal
tie op basis van een kort, globaal voorstel (prepoposal).
Agentschap Leonardo da
De voorstellen die geschikt worden geacht om verder
Het CINOP wordt aangewezen als Nationaal agentschap.
Vinci 2000-2006
te worden uitgewerkt worden daartoe geselecteerd na
Het CINOP dient daarbij samen te werken met de Nuffic.
een zorgvuldige procedure. Deze procedure omvat de
De Nuffic verricht in ieder geval taken ten aanzien van het
beoordeling door twee onafhankelijke experts en een
hoger onderwijs.
advies van het Nationaal Leonardo Comité (NLC). De minister besluit welke voorstellen doorgaan in de tweede fase. In de tweede fase wordt het definitieve
Artikel 4
voorstel beoordeeld door de lidstaat en de Commissie. Het NA organiseert de beoordelingsprocedure volgens
Op de subsidiëring van deze regeling is titel 4.2 van de
dezelfde lijnen, twee experts en advies van het NLC.
AWB (de subsidietitel) van overeenkomstige toepassing
De Commissie en de minister besluiten gezamenlijk
verklaard. Onderwerpen waarvoor bij deze regeling geen
over het voorstel. In de uitvoeringsfase beheert het NA afzonderlijke of afwijkende voorschriften zijn gegeven – het voor het project toegewezen budget namens de
zoals bijvoorbeeld de subsidievaststelling, vallen daarmee
Commissie, verricht het de noodzakelijke betalingen
onder het regime van de AWB.
aan de projecten, beoordeelt het de rekening en verantwoording daarop en verrekent het eventuele overschotten en tekorten met de projecten. Het rappor-
Artikel 5 en 6
teert hierover aan de Commissie. C. Bij de gecentraliseerde activiteiten, waarbij de
Op grond van de Bepalingen neemt de lidstaat de definitie-
Commissie alleen de besluitvorming organiseert en
ve besluiten over de voorstellen voor ‘Procedure A (steun
ook alleen beslist (Procedure C), verricht het NA uit-
voor transnationale mobiliteit van personen in opleiding
sluitend ondersteunende activiteiten.
en leerkrachten)’. Gelet op de taken die het CINOP heeft
D. De algemene coördinatie van het Leonardo da Vinci II programma in Nederland.
bij de voorbereiding van deze besluiten en ook weer ter uitwerking van deze besluiten is het wenselijk – ter voorkoming van onnodige administratieve lasten - om de
Het NA stelt jaarlijks overeenkomstig de “bepalingen” een
bevoegdheid om besluiten ten aanzien van deze voorstel-
werkprogramma op dat na goedkeuring door de minister
len te nemen, ook aan het CINOP over te dragen. Uiteraard
wordt toegezonden aan de Commissie. Dit werkprogram-
is er gedurende de gehele looptijd van het programma
ma vormt de basis voor de toekenning van een subsidie
Leonardo-II voortdurend overleg tussen CINOP en het
aan het NA door de Commissie. Deze subsidie is gemaxi-
ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen.
meerd tot een jaarlijks door de Commissie vast te stellen
Ook de bevoegdheid tot het vaststellen van de procedures
bedrag dat voor iedere lidstaat kan verschillen. De subsidie voor de indiening van voorstellen in het kader van procevan de minister aan het NA bedraagt evenveel als het door
dure A en procedure B wordt aan het CINOP gemanda-
de Commissie toegekende bedrag. Als de uitvoering van
teerd.
het werkplan dit vergt kan de minister daar ook bovenuit gaan. Het beheer van gelden namens de Commissie door het NA
Artikel 7, 8 en 10
geschiedt op basis van een “Overeenkomst voor gedecentraliseerde acties” tussen NA en de Commissie.
De procedure met betrekking tot subsidieverlening is als volgt. Allereerst legt het CINOP bij de subsidieaanvraag het
Het Nationaal Leonardo Comité (NLC) is een informeel
werkprogramma voor het volgende jaar over. De minister
orgaan waarin de betrokken ministeries en de werkgevers-
beslist dan of het werkprogramma in die vorm aan de
en werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn. Het
Europese Commissie kan worden voorgelegd. Nadat vervol-
NLC verschaft het programma het nodige draagvlak. Het
gens
adviseert de minister inzake de aanwijzing van projecten
het werkprogramma door de Europese Commissie is goed-
en evaluatie en monitoring van het programma.
gekeurd kan het besluit over de subsidieverlening worden genomen.
NUMMER 27 •
10 • 22 november 2000
Algemeen
Artikel 12 Het is niet uitgesloten dat het CINOP zelf projecten uitvoert of deelneemt aan projecten in het kader van Leonardo da Vinci-II. Wel moet daarvoor vooraf toestemming gevraagd worden ter voorkoming van mogelijke belangenverstrengeling. Regeling Nationaal Agentschap Leonardo da
Artikel 13 tot en met 15
Vinci 2000-2006
In deze artikelen zijn de gebruikelijke verplichtingen ten aanzien van verslaglegging en het verstrekken van inlichtingen opgenomen.
Artikel 16 Het CINOP sluit ingevolge de Bepalingen zelf overeenkomsten met projectaanvragers. Gelet op de mogelijke (uit de Bepalingen voortvloeiende) aansprakelijkheid van de minister voor financiële problemen bij de afwikkeling van de projecten, dient het CINOP alle redelijke voorzorgen te nemen ter voorkoming van dergelijke problemen.
Algemeen
NUMMER 27 •
11 • 22 november 2000