18 februari 2009 Versie 1.0
Certificatieschema
Regeling Brandmeldinstallaties Productcertificaat voor het ontwerp, de aanleg, inbedrijfstelling en oplevering van Brandmeldinstallaties
18 februari 2009 Versie 1.0
Certificatieschema
Regeling Brandmeldinstallaties Productcertificaat voor het ontwerp, de aanleg, inbedrijfstelling en oplevering van Brandmeldinstallaties
SSQ, Stichting Safety Security Quality, SSQ 2009 Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij SSQ. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. Het gebruik van dit certificatieschema door derden, voor welk doel dan ook is uitsluitend toegestaan nadat een schriftelijke overeenkomst met SSQ is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld.
Voorwoord Deze regeling is vastgesteld door het College van Deskundigen Brandmeldinstallaties, waarin de belanghebbende partijen op het gebied van brandmeldinstallaties zijn vertegenwoordigd. Dit College begeleidt ook de uitvoering van certificatie en stelt zo nodig deze regeling bij. Waar in deze regeling sprake is van “College van Deskundigen” is daarmee bovengenoemd college bedoeld. Deze regeling zal door certificerende instellingen worden gehanteerd in samenhang met hun certificatiereglement en de reglementen en eisen die aan deze regeling zijn verbonden. Het doel van deze regeling is het ervoor zorgen dat de brandmeldinstallatie die door derden wordt vereist (bevoegd gezag, eigenaar/gebruiker en verzekeraar) bij oplevering voldoet aan de eisen zoals ze in deze regeling zijn gesteld, teneinde de brandveiligheid van het gebouw in samenhang met organisatorische maatregelen en bouwkundige voorzieningen op een afdoende niveau te brengen. Na één jaar gebruik is onderhoud aan de brandmeldinstallatie noodzakelijk om het vereiste kwaliteitsniveau te kunnen handhaven. Voor dit onderhoud is een apart certificatieschema gemaakt. De regeling is niet alleen bedoeld voor nieuw aan te leggen brandmeldinstallaties. Het uitbreiden of vervangen van brandmeldinstallaties valt hier ook onder. Het beheer van de installatie zelf valt volledig buiten deze regeling. Het beheer is een activiteit die onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker van de installatie valt. Wel wordt het beheer als zeer belangrijk beschouwd. Deze regeling is opgebouwd uit een vijftal hoofdstukken: • hoofdstuk 1 beschrijft het toepassingsgebied en de koppeling met de regelgeving; • hoofdstuk 2 bevat de technische eisen waaraan een brandmeldinstallatie moet voldoen en de controles die de certificaathouder uitvoert; • hoofdstuk 3 bevat de eisen die gesteld worden aan het kwaliteitssysteem van de certificaathouder, teneinde zeker te stellen dat de brandmeldinstallaties die geleverd worden ook daadwerkelijk aan de eisen voldoen; • hoofdstuk 4 bevat de eisen die gelden voor de uitvoering door de certificatie-instelling; hierin wordt beschreven wat het toelatingsonderzoek om te komen tot certificatie inhoudt en hoe de periode vanaf het moment van certificatie wordt ingevuld; de nadruk ligt hierbij op de technische inspecties die gericht zijn op de brandmeldinstallatie zelf; • hoofdstuk 5 bevat tenslotte een overzicht van documenten die in deze regeling worden genoemd.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 3 van 61 -
18 februari 2009
Inhoud Inhoud
4
1
Inleiding
7
1.1
Algemeen
7
1.2
Toepassingsgebied
7
1.3
Begrippen en afkortingen
7
1.4
Koppeling met regelgeving en andere eisen
8
1.5
Productcertificaat branddetectiebedrijf
8
1.6
Productcertificaat brandmeldinstallatiebedrijf
9
1.7
Keurmerk van dit productcertificatieschema
9
1.8
Geen gebruik keurmerk
9
2
Proceseisen en beproevingen
10
2.1
Algemeen
10
2.2
Deelinstallatie
10
2.3
Programma van Eisen (PvE)
10
2.4 2.4.1
Detailontwerp van de brandmeldinstallatie Afwijkingen standaardprojectering
10 11
2.5 2.5.1 2.5.2
Producten, componenten en materialen Kabels, montagesystemen en bevestigingsmiddelen Overige niet genormeerde producten
11 12 12
2.6
Functiebehoud van transmissiewegen
12
2.7 2.7.1
Installatiewerk van de brandmeldinstallatie Controle op het installatieproducten, -werk en functiebehoud
13 13
2.8 2.8.1 2.8.2 2.8.3 2.8.4
Inbedrijfstellen van de brandmeldinstallatie Controle op de functionaliteit van de brandmeldinstallatie Controle door proefbranden Controle op de functionaliteit van het brandbeveiligingsconcept Rapport van Oplevering
13 14 14 14 15
2.9
Verklaring Installatiewerk
15
2.10
Brandmeldinstallatiecertificaat
15
2.11
Deelinstallatiecertificaat
15
3
Eisen aan het kwaliteitssysteem
16
3.1
Algemeen
16
3.2
Verantwoordelijke voor het kwaliteitssysteem
16
3.3
Bedrijfsaansprakelijkheid
16
3.4
Borging eisen uit de regeling
16
3.5
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
16
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 4 van 61 -
18 februari 2009
3.6
Vakbekwaamheid en kwalifcaties
17
3.7
Kennis branddetectiebedrijf per type brandmeldinstallatie
18
3.8 3.8.1 3.8.2 3.8.3
Eind- en toetstermen examen Eind- en toetstermen projecteringsdeskundige Eind- en toetstermen installatiedeskundige Eind- en toetstermen onderhoudsdeskundige
18 19 19 19
3.9
Apparatuur en meetmiddelen
19
3.10
Uitbesteden van werk en inhuur van personeel
19
3.11
Documentenbeheer
19
3.12
Klachten en corrigerende maatregelen
20
3.13
Archivering
20
3.14
Meldingen brandmeldinstallaties
20
4
Afspraken over de uitvoering van certificatie
21
4.1
Algemeen
21
4.2
Accreditatie
21
4.3
Certificatiepersoneel
21
4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.4.6 4.4.7
Certificatie-onderzoek Het initiële certificatieonderzoek Controle-onderzoek Frequentie beoordeling brandmeldinstallaties Extra controles in eerste jaar van certificatie Extra controles Corrigerende maatregelen Rapportage
22 22 23 24 24 24 25 25
4.5
Tijdbesteding
25
4.6
Beslissing over certificaatverlening en continuering
25
4.7
Certificaat
25
4.8
Sancties
25
4.9
Inhuren van personeel en uitbesteden van werkzaamheden
26
4.10
Onderzoek bij klachten
26
4.11
Overname van certificaten
26
4.12
Meerdere productcertificaten
26
4.13
Rapportage aan College van Deskundigen
27
5
Lijst van vermelde documenten
28
5.1
Publiekrechtelijke wet- en regelgeving
28
5.2
Normen / normatieve documenten:
28
I
BIJLAGE : Modelrapport proefbrand
29
II
BIJLAGE : Model Brandmeldinstallatiecertificaat
32
III
BIJLAGE : Model Verklaring Installatiewerk
33
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 5 van 61 -
18 februari 2009
IV
BIJLAGE : Checklist installatiewerk
34
V
BIJLAGE : Rapport van Oplevering
35
VI
BIJLAGE : Eind- en toetstermen projecteringsdeskundige
46
VII
BIJLAGE : Eind- en toetstermen onderhoudsdeskundige
50
VIII
BIJLAGE : Eind- en toetstermen installatiedeskundige
54
IX
BIJLAGE : Model Deelinstallatiecertificaat
57
X
BIJLAGE : Sanctiemaatregelen
58
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 6 van 61 -
18 februari 2009
1 Inleiding 1.1
Algemeen De in deze regeling opgenomen eisen worden door de certificerende instelling gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag en de instandhouding van een productcertificaat voor het ontwerp, de aanleg, inbedrijfstelling en oplevering van brandmeldinstallaties. Bij de uitvoering van certificatiewerkzaamheden is de certificatie-instelling gebonden aan de eisen die in het hoofdstuk “Afspraken over de uitvoering van certificatie” zijn vastgelegd.
1.2
Toepassingsgebied Deze regeling is bedoeld om te worden toegepast door branddetectiebedrijven voor het ontwerp, de aanleg, inbedrijfstelling en oplevering van brandmeldinstallaties of delen daarvan1. Branddetectiebedrijven kunnen in hun werkzaamheden ondersteund worden door brandmeldinstallatiebedrijven die certificaathouder zijn voor het te leveren installatiewerk. Op grond van deze richtlijn kunnen dan ook een tweetal certificaten worden verkregen: 1. ontwerp, aanleg, inbedrijfstelling en oplevering van brandmeldinstallaties; 2. aanleg en oplevering van installatiewerk. Toelichting In de praktijk is het vaak zo dat het brandmeldinstallatiebedrijf in relatie tot de opdrachtgever als hoofdaannemer fungeert en dat het branddetectiebedrijf voor het ontwerp, de inbedrijfstelling en oplevering van de brandmeldinstallatie onderaannemer is van het brandmeldinstallatiebedrijf. Vanuit kwalitatief oogpunt is het branddetectiebedrijf echter volledig verantwoordelijk voor de complete brandmeldinstallatie en wordt juist het brandmeldinstallatiebedrijf gezien als uitvoerende partij van het installatiewerk.
1.3
Begrippen en afkortingen •
Beheerder
•
Branddetectiebedrijf
•
Brandmeldinstallatie
•
Brandmeldinstallatiebedrijf
•
Brandmeldinstallatiecertificaat
•
CI Compatibiliteit
•
Persoon, al dan niet in dienst van de gebruiker, die belast met het beheer van de brandmeldinstallatie, die beschikt over een vereist bewijs van vakbekwaamheid en die is geïnstrueerd omtrent de hem/haar toevertrouwde taken en mogelijke gevaren die zijn verbonden aan onjuist handelen; De certificaathouder die verantwoordelijk is voor het ontwerp, de aanleg, inbedrijfstelling en oplevering van de installatie en voor de compatibiliteit van de in de installatie toegepaste componenten en onderdelen; Een samenstel van apparatuur, leidingen, toebehoren van leidingen en stuurbekabeling, welke nodig zijn voor het detecteren van brand, het melden van brand en het geven van stuursignalen ten behoeve van andere installaties. NEN 2654-1, figuur 1 geeft dit duidelijk aan; De certificaathouder die verantwoordelijk is voor de aanleg en oplevering van het installatiewerk; Een bewijs dat het branddetectiebedrijf afgeeft na oplevering van de brandmeldinstallatie of na onderhoud. Het brandmeldinstallatiecertificaat maakt voor de afnemer en derden inzichtelijk dat de brandmeldinstallatie aan de eisen die in deze regeling zijn gesteld voldoet; Certificerende instelling; Het functioneel juist communiceren tussen de diverse componenten en onderdelen van de brandmeldinstallatie
1 Het opstellen van een Programma van Eisen (PvE) valt buiten deze regeling. Wel wordt er gewerkt aan een aantal model PvE’s die t.z.t. aan deze regeling worden toegevoegd.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 7 van 61 -
18 februari 2009
•
CvD Detailontwerp
•
Eisende partij
•
Functiematrix
•
Gebruiker
•
NVBR
•
Onderhoud
• •
PGS Producent/Leverancier
•
PvE
•
Projecteren
• •
RvO Stuurzone
•
VNG
•
1.4
aangetoond op basis van NEN-EN 54-13 binnen de kaders genoemd binnen NEN 2654-1, figuur 1; College van Deskundigen; Het ontwerp dat het branddetectiebedrijf maakt op basis van het PvE en de NEN 2535. Het detailontwerp is het resultaat van het projecteren van de diverse componenten tot een goed functionerende en sturende brandmeldinstallatie. De compatibiliteit van de in het ontwerp toegepaste componenten maakt onderdeel van het ontwerp uit. De partij die de uitgangspunten voor het programma van eisen (mede) vaststelt. Dit kunnen zijn het bevoegd gezag, de verzekeraar en eigenaar/gebruiker; Een matrix waaruit blijkt hoe meldergroepen (of onderdelen ervan) van de brandmeldinstallatie met elkaar in verbinding staan en hoe het proces van aansturing van brandveiligheidsvoorzieningen verloopt; De verantwoordelijke persoon voor het beheer van een brandmeldinstallatie, of de eigenaar van een brandmeldinstallatie Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding; Alle maatregelen die ten doel hebben gedurende de totale gebruiksduur de nominale staat te handhaven en te herstellen. In de NEN 2654-1 wordt binnen het modelcontract een periode van 10 jaar genoemd; Publicatiereeks gevaarlijke stoffen Het bedrijf dat de producten zoals vermeld in paragraaf 2.4 van deze regeling vervaardigt en/of levert; Programma van Eisen: een door een eisende partij volgens NEN 2535 vastgesteld (dit blijkt uit ondertekening) pakket van eisen, dat als uitgangspunt en randvoorwaarde geldt voor een brandmeldinstallatie; Het bepalen van de juiste locatie van de onderdelen en componenten in verband met het juiste functioneren binnen het ontwerp van de brandmeldinstallatie op basis van een geaccordeerd programma van eisen; Rapport van Oplevering Een geografisch deel van het gebouw waarvoor de brandmeldcentrale een afzonderlijke sturing verzorgt voor een daar aanwezige brandbeveiligingsinstallatie VNG: Vereniging Nederlandse Gemeenten;
Koppeling met regelgeving en andere eisen Deze certificatieregeling sluit aan op de eisen die gesteld worden aan brandmeldinstallaties in: • het Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken (Gebruiksbesluit); • de “modelbouwverordening” van VNG en • de “modelvoorwaarden voor de aansluiting op het openbare brandmeldsysteem”van de NVBR.
1.5
Productcertificaat branddetectiebedrijf De CI maakt voor het productcertificaat gebruik van een modelverklaring die is vastgesteld door het College van Deskundigen. Het productcertificaat is het certificaat dat de certificerende instelling afgeeft aan het branddetectiebedrijf.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 8 van 61 -
18 februari 2009
Met de afgifte van dit productcertificaat maakt de CI duidelijk dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat de door het branddetectiebedrijf geleverde brandmeldinstallaties voldoen aan de in dit certificatieschema gestelde eisen en de NEN 2535 in het bijzonder.
1.6
Productcertificaat brandmeldinstallatiebedrijf De CI maakt voor het productcertificaat gebruik van een modelverklaring die is vastgesteld door het College van Deskundigen. Het productcertificaat is het certificaat dat de certificerende instelling afgeeft aan het brandmeldinstallatiebedrijf. Met de afgifte van dit productcertificaat maakt de CI duidelijk dat er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat het door het brandmeldinstallatiebedrijf geleverde installatiewerk voldoet aan de in dit certificatieschema gestelde eisen en de NEN 2535 in het bijzonder.
1.7
Keurmerk van dit productcertificatieschema Het gecertificeerde branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf moet het keurmerk (zie de afbeelding hieronder) behorende bij dit certificatieschema gebruiken in geval er een brandmeldinstallatie/installatiewerk geleverd wordt zoals omschreven in deze regeling. Dit komt tot uiting op de volgende documenten: • aanbieding, opdrachtbevestiging, Rapport van Oplevering, rapport proefbrand; • brandmeldinstallatiecertificaat (bijlage II en bijlage IX); • verklaring installatiewerk (bijlage III).
1.8
Geen gebruik keurmerk Het productcertificaat zoals beschreven in paragraaf 1.5 en 1.6 borgt en is symbool voor het feit dat een branddetectiebedrijf en brandmeldinstallatiebedrijf de brandmeldinstallatie en het installatiewerk leveren volgens de eisen zoals omschreven is in deze regeling. Wat betreft de techniek komen deze eisen voort uit de NEN 2535. Het keurmerk zoals beschreven in paragraaf 1.7 bevestigd naar de klant dat er op dit geleverd wordt. De eigenaar moet er daarom vanuit kunnen gaan dat dit klopt en kan in geval er toch afwijkingen worden vastgesteld het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf aanspreken op basis van het productcertificaat en het keurmerk. In bijzondere gevallen mag het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf geen gebruik te maken van het productcertificaat en het bijbehorende keurmerk zoals in paragraaf 1.7 is omschreven: • als er geen brandmeldinstallatie/installatiewerk wordt geleverd maar een andere dient of product; • als er een brandmeldinstallatie/installatiewerk wordt geleverd die/dat niet aan de eisen uit deze Regeling voldoet. Toelichting Voor zover een brandmeldinstallatie/installatiewerk onder het Gebruiksbesluit valt is dit niet aan de orde. Al deze brandmeldinstallaties en het bijbehorende installatiewerk moeten volledig voldoen aan de NEN 2535. In uitzonderlijke gevallen wanneer de wetgever of een derde, in geval er geen wettelijke verplichting bestaat, stelt dat de installatie niet aan de NEN 2535 hoeft te voldoen mag er geen gebruik worden gemaakt van het productcertificaat en het bijbehorende keurmerk. In dit geval dient het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf vooraf in de aanbiedingsfase aantoonbaar duidelijk te maken bij de potentiële opdracht gever dat er niet volgens deze regeling en de NEN 2535 geleverd wordt en dat het brandmeldinstallatiecertificaat niet wordt afgegeven.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 9 van 61 -
18 februari 2009
2 Proceseisen en beproevingen 2.1
Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan het ontwerp, de aanleg, inbedrijfstelling en oplevering van een brandmeldinstallatie moet voldoen. Normen en andere documenten waarnaar direct wordt verwezen of via een vermelde norm wordt doorverwezen gelden ook als eisen behalve in geval het informatieve vermeldingen zijn.
2.2
Deelinstallatie Indien het gaat om de aanleg van deelinstallatie ter uitbreiding of vervanging van een bestaande brandmeldinstallatie dan gelden uit dit hoofdstuk alleen die eisen die relevant zijn voor dat aan te leggen deel van de brandmeldinstallatie. Dit deel moet duidelijk omschreven en afgebakend worden.
2.3
Programma van Eisen (PvE) Als uitgangspunt voor een brandmeldinstallatie dient een PvE dat is opgesteld volgens NEN 2535. Op basis van dit PvE kan het branddetectiebedrijf de brandmeldinstallatie ontwerpen en projecteren, aanleggen, inbedrijfstellen en opleveren. Toelichting Het is wenselijk dat het branddetectiebedrijf bij het maken van haar aanbieding beschikt over een PvE dat voor de brandmeldinstallatie is opgesteld.
Het branddetectiebedrijf moet controleren of het PvE is opgesteld volgens de NEN 2535 (specifiek hoofdstuk 4) en het daarbij behorende model (bijlage A van NEN 2535). Door de eisende partijen kunnen nadere specificaties van de eisen uit de norm worden gegeven. Een controle door middel van een proefbrand kan aanvullend op de standaard projectering worden verzocht door de eisende partij. Dit moet in het PvE, voorzien van een onderbouwing, zijn aangegeven. Het PvE dient te zijn voorzien van een handtekening van alle eisende partijen (bevoegd gezag, verzekering of eigenaar/gebruiker). Het aantal eisende partijen bedraagt minimaal 1. Het branddetectiebedrijf legt het resultaat van deze controle vast. Om aan dit certificatieschema te voldoen moet het programma van eisen aanwezig zijn en voldoen aan het bovenstaande. Is dit niet het geval, dan kan geen brandmeldinstallatiecertificaat worden afgegeven. Het branddetectiebedrijf moet dit schriftelijk aan haar opdrachtgever melden en aan de eisende partijen. Indien, door welke omstandigheden dan ook, het PvE niet voor aanvang van de werkzaamheden beschikbaar is dient het branddetectiebedrijf voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk naar haar opdrachtgever aan te geven dat er een brandmeldinstallatie volgens deze regeling wordt geleverd. Het branddetectiebedrijf dient zich altijd aan alle eisen van deze regeling te houden en voordat tot afgifte van een brandmeldinstallatiecertificaat kan worden overgegaan vast te stellen dat er een PvE is volgens deze paragraaf en een aparte toetsing te maken van het detailontwerp dat is opgesteld volgens paragraaf 2.3 van deze regeling. Indien het detailontwerp niet beantwoordt aan dit PvE dienen het detailontwerp en, waar nodig, de installatie eerst aangepast te worden voor dat tot afgifte van een brandmeldinstallatiecertificaat kan worden overgegaan.
2.4
Detailontwerp van de brandmeldinstallatie Op basis van het PvE en de NEN 2535 maakt het branddetectiebedrijf een detailontwerp van de brandmeldinstallatie door middel van een functionele projectering binnen het te beveiligen gebouw. Het detailontwerp moet gemaakt en vastgesteld worden door een projecteringsdeskundige van het branddetectiebedrijf. Hierbij houdt het branddetectiebedrijf zich aan hoofdstuk 6 en 7 van de NEN 2535. Voor de afzonderlijke componenten in het detailontwerp houdt het branddetectiebedrijf zich aan hoofdstuk 5 van de NEN 2535. Voor het projecteren van de bekabeling houdt het branddetectiebedrijf zich aan hoofdstuk 8 van de NEN 2535.Uit het ontwerpproces dienen ten minste de documenten te ontstaan als beschreven in bijlage E.1 van NEN 2535 en een functiematrix. Een tweede projecteringsdeskundige moet het detailontwerp controleren en accorderen.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 10 van 61 -
18 februari 2009
2.4.1
Afwijkingen standaardprojectering Afwijkingen van de standaardprojectering binnen het detailontwerp moeten door middel van proefbranden beschreven in bijlage B van NEN 2535, aanvullend beproefd worden door het branddetectiebedrijf. Resultaten van eerdere proefbranden voor vergelijkbare situaties die onder vergelijkbare omstandigheden zijn uitgevoerd mogen hierbij worden gebruikt mits deze geaccepteerd worden door de eisende partij(en). Het branddetectiebedrijf moet een procedure hebben voor het uitvoeren van proefbranden. Het feit dat er afwijkingen van de standaardprojectering zijn toegepast moet vastgelegd worden in het projectdossier van de brandmeldinstallatie.
2.5
Producten, componenten en materialen Op basis van het vastgestelde ontwerp gebruikt het branddetectiebedrijf c.q. brandmeldinstallatiebedrijf componenten en materialen. Deze moeten voldoen aan het gestelde in NEN 2535, hoofdstuk 5 en 6. Een aantal van de hierin vermelde normen kan gewijzigd of vervallen zijn. Daarom zijn in afwijking van 2 hoofdstuk 5 van de NEN 2535 de volgende normen van toepassing : NEN-EN 54-2 NEN-EN 54-3 NEN-EN 54-4 NEN-EN 54-5 NEN-EN 54-7
NEN-EN 54-10 NEN-EN 54-11 NEN-EN 54-12
NEN-EN 54-17 NEN-EN 54-18 NEN-EN 54-20 NEN-EN 54-21
NEN-EN 54-25
Automatische brandmeldinstallaties, Brandmeldcentrale Automatische brandmeldinstallaties, Akoestische signaalgevers Automatische brandmeldinstallaties, Energievoorziening Automatische brandmeldinstallaties, Thermische melders – Puntmelders Automatische brandmeldinstallaties, Rookmelders - Puntmelders werkend volgens het strooilicht-, verduisterings- of ionisatieprincipe Automatische brandmeldinstallaties, Vlamdetectoren Automatische brandmeldinstallaties, Handbrandmelders Automatische brandmeldinstallaties, Rookmelders- Lijnvormige, optische detectoren met lichtstraal Automatische brandmeldinstallaties Kortsluit-isolatoren Automatische brandmeldinstallaties Input/output-elementen Automatische brandmeldinstallaties Aspiratie rookmelders Automatische brandmeldinstallaties Doormeldapparatuur voor alarm- en storingsmeldingen Automatische brandmeldinstallaties Componenten die gebruik maken van radiografische verbindingen en hieraan gerelateerde systeemeisen
Van alle producten die binnen de systeemgrenzen van NEN-EN 54-1 genoemd in figuur 1 van NEN 2654 -1 vallen, moet aantoonbaar zijn dat zij voldoen aan de weergegeven normen. Een vorige versie van de betreffende norm kan worden gebruikt indien in de norm een overgangstermijn staat aangegeven die nog niet is afgelopen.
2 In hoofdstuk 5 is een overzicht opgenomen met alle van toepassing zijnde versies. NEN-EN 54-1 en -13 zijn niet in het bovenstaande overzicht opgenomen maar zijn wel van toepassing indien relevant en komen ook terug in hoofdstuk 5.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 11 van 61 -
18 februari 2009
Het branddetectiebedrijf kan aantonen dat een product aan de eis voldoet door een product te nemen dat voorzien is van een geldig productcertificaat op basis van de betreffende norm. Dit certificaat dient te zijn afgegeven door een certificerende instelling die volgens de NEN-EN 45011 is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Indien niet een dergelijk productcertificaat kan worden overlegd zal het branddetectiebedrijf zelf moeten aantonen aan de certificerende instelling dat het product volledig aan de betreffende norm voldoet. De bovengenoemde producten moeten op het project voor gebruik en installatie visueel gecontroleerd worden op: • Type-aanduiding op de producten en/of verpakking; • Beschadigingen; • CE-markering Het resultaat van deze controle hoeft niet geregistreerd te worden tenzij er producten worden afgekeurd. Deze controle wordt uitgevoerd onder directe verantwoordelijkheid van een installatiedeskundige. Uitbreiding van bestaande installaties Als een brandmeldinstallatie wordt uitgebreid binnen een bestaand gebouw, bijvoorbeeld als gevolg van een verbouwing of ander gebruik, kan het branddetectiebedrijf voor deze uitbreiding dezelfde producten toepassen als die bij de nieuwbouw indertijd zijn verwerkt. Gaat het om een uitbreiding van een gebouw (bijvoorbeeld een extra verdieping of vleugel) dan geldt voor de producten dat die moeten voldoen aan de op dat moment van toepassing zijnde norm. Indien een branddetectiebedrijf producten gebruikt waarop een productcertificaat is afgegeven zorgt het branddetectiebedrijf ervoor dat alle certificaten aantoonbaar zijn via een (elektronisch)componentendossier. Dit kan gerealiseerd worden per project in een projectendossier dat op het project of op kantoor aanwezig is. Het branddetectiebedrijf kan er ook voor kiezen om op kantoor één centraal dossier bij te houden dat gegevens bevat van meerdere projecten.
2.5.1
Kabels, montagesystemen en bevestigingsmiddelen Kabels en bijbehorende materialen moeten voldoen aan de eisen die gesteld zijn in hoofdstuk 8 van de NEN 2535.
2.5.2
Overige niet genormeerde producten Overige producten, die gebruikt worden in de brandmeldinstallatie, moeten functioneel gecontroleerd worden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende producten: • Brandweerpaneel (niet zijnde de brandmeldcentrale); • Nevenindicator; • Nevenpaneel; • Nevenbedieningspaneel; • Signaleringspaneel; • Flitslicht. De producten worden verder gecontroleerd type aanduidingen en op beschadigingen. Het resultaat van deze controle hoeft niet geregistreerd te worden tenzij er producten worden afgekeurd. De controle wordt uitgevoerd door een inbedrijfsteller en kan tijdens de inbedrijfstelling plaatsvinden.
2.6
Functiebehoud van transmissiewegen Functiebehoud van transmissiewegen dient gerealiseerd te worden volgens paragraaf 8.9 van de NEN 2535 en de NPR 2576. De inhoud van de NPR moet hierbij niet als richtlijn worden gehanteerd maar als eis in samenhang met het gestelde in de NEN 2535.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 12 van 61 -
18 februari 2009
2.7
Installatiewerk van de brandmeldinstallatie De brandmeldinstallatie wordt aangelegd op basis van: • het PvE; • het detailontwerp van het branddetectiebedrijf; • de door het branddetectiebedrijf verschafte installatie-instructies • de montagevoorschriften van de leverancier(s) van de producten. De volgende activiteiten vallen onder het installatiewerk: Het leveren en aanleggen van de benodigde bekabeling inclusief montagesystemen en bevestigingen en waar noodzakelijk het realiseren van functiebehoud (zie ook § 2.5); • Het monteren en aansluiten van melders, elementen, signaalgevers en alarmindicatoren; • Het storingsvrij opleveren van de transmissiewegen • Het monteren van het/de bedienings- en signaleringspane(e)l(en); • Het monteren van de brandmeldcentrale; • Het aansluiten op de verdeelinrichting; Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door een installatiedeskundige of onder directe verantwoordelijkheid van een installatiedeskundige. •
De in deze en paragraaf 2.6.1 omschreven werkzaamheden kunnen worden uitbesteed aan een brandmeldinstallatiebedrijf dat gecertificeerd is voor het certificaat “aanleg en oplevering van installatiewerk” op basis van deze regeling.
2.7.1
Controle op het installatieproducten, -werk en functiebehoud Productcontrole Kabels en montagematerialen en ander toebehoren moeten altijd voor gebruik en installatie visueel gecontroleerd worden op de specificaties op de producten en/of verpakking. Deze producten worden verder gecontroleerd op type aanduidingen en op beschadigingen. Het resultaat van deze controle hoeft niet geregistreerd te worden tenzij er producten worden afgekeurd. Deze controle wordt aan de hand van een checklist (zie hiervoor bijlage IV) uitgevoerd door een installatiedeskundige of onder directe verantwoordelijkheid van een installatiedeskundige. Controle op installatiewerk Een controle op de juiste uitvoering en toepassing van de bekabeling en montage wordt uitgevoerd op basis van de voorschriften van hoofdstuk 8 van de NEN 2535 en de instructies van de betreffende leverancier(s). De actuele versies van montage-instructies dienen aanwezig te zijn. Deze controle wordt aan de hand van een checklist (zie hiervoor bijlage IV) uitgevoerd door een installatiedeskundige of onder directe verantwoordelijkheid van een installatiedeskundige. Controle op functiebehoud De controle op functiebehoud (inclusief stuurbekabeling) wordt uitgevoerd aan de hand van de eisen in de NEN 2535 paragraaf 8.9 en de NPR 2576 en de instructies van de betreffende leverancier(s). Deze controle wordt aan de hand van NPR 2576 bijlage B t/m D uitgevoerd door een installatiedeskundige of onder directe verantwoordelijkheid van een installatiedeskundige.
2.8
Inbedrijfstellen van de brandmeldinstallatie De brandmeldinstallatie wordt door het branddetectiebedrijf op basis van het PvE, het detailontwerp en de technische specificaties van de apparatuur inbedrijfgesteld. De inbedrijfstelling omvat de volgende activiteiten: Het aansluiten van de brandmeldcentrale(s); Het aansluiten van het/de bedienings- en signaleringspane(e)l(en); Het programmeren van de brandmeldcentrale(s); Het instellen van de melders; Het uitvoeren van alle controles Indien nodig het uitvoeren van proefbranden; Het leveren van een logboek volgens NEN 2535 bijlage B aan de gebruiker;
• • • • • • •
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 13 van 61 -
18 februari 2009
Het geven van bedieningsinstructies aan de gebruiker. Deze werkzaamheden (behoudens de proefbranden zie paragraaf 2.7.2) worden uitgevoerd door een inbedrijfsteller of onder directe verantwoordelijkheid van een inbedrijfssteller.
•
2.8.1
Controle op de functionaliteit van de brandmeldinstallatie Alle melders, brandmeldcentrale(s) en overige apparatuur worden functioneel getest. De controle moet verder worden uitgevoerd conform bijlage B1 van NEN 2535. Voor de controle op de sturingen (tot en met de uitgang brandmeldcentrale) moet minimaal 1 melder per meldergroep functioneel gecontroleerd moet worden. Indien alle controles in orde blijken (uitgang brandmeldcentrale) voldoet de functionaliteit van de brandmeldinstallatie. Deze controle wordt uitgevoerd door een inbedrijfsteller.
2.8.2
Controle door proefbranden De controle door proefbranden moet worden uitgevoerd conform bijlage B2 en B4 van NEN 2535 en hoofdstuk 2.3.1 van deze regeling. Controle door middel van proefbranden kunnen aanvullend op de standaard projectering verzocht worden door de eisende partij. Dit moet dan binnen het PvE zijn gemotiveerd. Tijdens de uitvoering van de proefbranden zijn minimaal de volgende personen aanwezig: • een projecteringsdeskundige namens het branddetectiebedrijf; • een vertegenwoordiger namens de eisende partij(en). De resultaten van de proefbrand en de omgevingscondities (temperatuur, plaats, proefbeschrijving, gebruikte meetmiddelen) waaronder de proefbrand heeft plaatsgevonden moeten worden vastgelegd in een gedateerd en door een projecteringsdeskundige geaccordeerd proefbrandrapport. De projecteringsdeskundige maakt hierbij gebruik van het model dat is opgenomen in bijlage I. Bij een positief resultaat van de proefbrand kunnen de afwijkingen van de standaardprojectering, zoals omschreven in de NEN 2535, worden toegepast door het branddetectiebedrijf. In het Rapport van Oplevering (bijlage V) wordt vastgelegd dat er een proefbrand is uitgevoerd en het rapport proefbrand wordt hier als bijlage aan toegevoegd. Deze controle wordt uitgevoerd door een projecteringsdeskundige.
2.8.3
Controle op de functionaliteit van het brandbeveiligingsconcept De functionaliteitsbeoordeling van het brandbeveiligingsconcept heeft betrekking op de samenhang van de brandmeldinstallatie met andere brandbeveiligingsvoorzieningen. De controle van de functionaliteit van alle sturingen als vermeld onder paragraaf 7.13 van NEN 2535 dient te worden vastgesteld aan de hand van het initiëren van de gewenste actie zoals de ontgrendeling van deuren, het starten van pompen, het openen van rookluiken, activering blussing e.d. Voor deze controle moet minimaal 1 melder per stuurzone functioneel gecontroleerd worden. Daar waar beproeving ongewenste stuuracties initieert volstaat de beoordeling met vaststelling van de ontvangst van het signaal ter plaatse van de overgang tussen de brandmeldinstallatie en betreffende brandbeveiligingsvoorziening. Indien één of meer van de stuurfuncties niet het gewenste stuureffect opleveren dan wordt dit gerapporteerd in het Rapport van Oplevering (bijlage V) . De uitvoering van deze beoordeling maakt deel uit van het certificatieproces en is van essentieel belang voor de opdrachtgever. Aan de resultaten van deze functionaliteitsbeoordeling worden door het branddetectiebedrijf geen conclusies verbonden over het functioneren van de brandmeldinstallatie zelf. De resultaten van deze beoordeling zijn ook niet van invloed op de afgifte van het brandmeldinstallatiecertificaat. Deze controle wordt uitgevoerd door een inbedrijfsteller.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 14 van 61 -
18 februari 2009
2.8.4
Rapport van Oplevering Het branddetectiebedrijf gebruikt tijdens de inbedrijfstelling en oplevering het Rapport van Oplevering (bijlage V). De inhoud en volgorde van onderwerpen van het rapport dat is opgenomen in bijlage V mogen door het branddetectiebedrijf niet gewijzigd worden. Eerst na vaststelling dat alle controles met een positief resultaat zijn afgerond kan het branddetectiebedrijf de brandmeldinstallatie overdragen aan de opdrachtgever. Het branddetectiebedrijf levert de opdrachtgever een logboek volgens NEN 2535. Indien een installatiebedrijf het installatiewerk (zie § 2.6) oplevert aan het branddetectiebedrijf gebruikt het installatiebedrijf alleen de checklist installatiewerk (bijlage IV). Het Rapport van Oplevering wordt aan de opdrachtgever verstrekt. Verder wordt het Rapport van Oplevering rechtstreeks aan eisende partijen verstrekt, hetgeen op voorhand is vastgelegd met de opdrachtgever. Dit rapport wordt gevoegd bij het brandmeldinstallatiecertificaat. Op het brandmeldinstallatiecertificaat wordt de datum waarop het rapport van oplevering is opgemaakt aangegeven.
2.9
Verklaring Installatiewerk Bij uitbesteding van de werkzaamheden zoals omschreven in § 2.6 aan een daartoe gecertificeerd brandmeldinstallatiebedrijf wordt na oplevering van deze werkzaamheden een “verklaring installatiewerk” afgegeven. Het brandmeldinstallatiebedrijf geeft deze verklaring binnen 10 dagen af aan het branddetectiebedrijf. De verklaring wordt opgemaakt volgens het model uit bijlage III van deze regeling. Indien enige controle volgens § 2.6.1 uitwijst dat er herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd wordt de verklaring niet afgegeven en zullen deze herstelwerkzaamheden eerst moeten worden uitgevoerd. Aansluitend moet hier een hercontrole op plaatsvinden. Dit geldt ook in geval er door de CI een controle is uitgevoerd waarbij afwijkingen zijn vastgesteld.
2.10
Brandmeldinstallatiecertificaat Na de oplevering van de brandmeldinstallatie geeft het branddetectiebedrijf een “brandmeldinstallatiecertificaat” af dat is opgemaakt volgens het model in bijlage II van deze regeling. Het branddetectiebedrijf zorgt ervoor dat het brandmeldinstallatiecertificaat geregistreerd is bij CI. Het brandmeldinstallatiecertificaat wordt binnen 10 werkdagen na oplevering door het branddetectiebedrijf gedistribueerd aan de opdrachtgever, de eisende partij en aan de certificerende instelling. Indien enige controle (behoudens de controle zoals omschreven in § 2.7.3) uitwijst dat er herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd wordt het brandmeldinstallatiecertificaat niet afgegeven en zullen deze herstelwerkzaamheden eerst moeten worden uitgevoerd. Aansluitend moet hier een hercontrole op plaatsvinden. Dit geldt ook in geval er door de CI een controle is uitgevoerd waarbij afwijkingen zijn vastgesteld. Het branddetectiebedrijf stelt zeker dat er bij afgifte van het brandmeldinstallatiecertificaat altijd een onderhoudscontract is, dat is opgemaakt volgens NEN 2654-1 bijlage A. Deze bijlage wordt als normatief beschouwd. Bij uitbesteding van de werkzaamheden zoals omschreven in § 2.6 aan een daartoe gecertificeerd brandmeldinstallatiebedrijf geldt dat er pas een brandmeldinstallatiecertificaat kan worden afgegeven nadat een verklaring van installatiewerk is ontvangen.
2.11
Deelinstallatiecertificaat In geval het gaat om de aanleg van een deel van een brandmeldinstallatie (zie ook paragraaf 2.2) kan er ook slechts een deelcertificaat worden afgegeven. In dit deelcertificaat moet duidelijk worden omschreven en afgebakend om welke deel van de installatie het gaat. Voor het deel installatiecertificaat maakt het branddetectiebedrijf gebruik van het model in bijlage IX.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 15 van 61 -
18 februari 2009
3 Eisen aan het kwaliteitssysteem 3.1
Algemeen In dit hoofdstuk zijn de eisen opgenomen waaraan het kwaliteitssysteem van het branddetectiebedrijf moet voldoen. Omdat het mogelijk is om apart gecertificeerd te worden voor installatiewerkzaamheden zal ook het brandmeldinstallatiebedrijf aan de gestelde eisen moeten voldoen. Om uitgebreide teksten te voorkomen wordt als de eis voor beide bedrijven geldt dit als volgt weergegeven: branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf.
3.2
Verantwoordelijke voor het kwaliteitssysteem Binnen de organisatiestructuur van het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf moet een kwaliteitsverantwoordelijke functionaris zijn aangewezen, die verantwoordelijk is voor het kwaliteitssysteem.
3.3
Bedrijfsaansprakelijkheid Het gecertificeerde branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf moet een geldige WA verzekering hebben van minimaal 1 miljoen euro (€) en moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel.
3.4
Borging eisen uit de regeling Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf maakt een kwaliteitssysteem gericht op de eisen zoals gesteld in deze regeling. De eisen uit alle paragrafen van de regeling staan verwoord (dit mag middels verwijzing naar bijvoorbeeld paragrafen, hoofdstukken of de gehele regeling) in dit systeem waarbij het duidelijk moet zijn dat het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf zich hieraan conformeert. Alle medewerkers van het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf die bij de eisen van deze regeling betrokken zijn, dienen op de hoogte te zijn van de inhoud van het systeem, voor zover e.e.a. relevant is voor de werkzaamheden van de desbetreffende medewerker en voor de relaties daarvan met de geleverde kwaliteit. Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf zorgt zelf voor het bijhouden van het kwaliteitssysteem en maakt een overzichtsschema, waaruit blijkt dat ieder onderdeel van deze regeling correspondeert met een onderdeel van het kwaliteitssysteem. Dit schema is minimaal tot op paragraafniveau van deze regeling uitgewerkt. De documentatie van het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf is voorzien van een index met ingangsdatum, versienummer en validatie door de eindverantwoordelijke persoon. Indien het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf al beschikt over een functionerend kwaliteitssysteem, bijvoorbeeld op basis van ISO 9001, dan mag dat systeem gebruikt worden om de eisen vanuit deze regeling daarin te borgen.
3.5
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de onderlinge verhoudingen van de werknemers van het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf moeten schriftelijk zijn vastgelegd in een organisatieschema of structuurdiagram. Dit schema moet bij de certificatie-instelling bekend zijn. Alle werknemers die bij de eisen van deze regeling betrokken zijn, zijn goed op de hoogte van de gewenste werkwijze en de hierbij behorende achtergrondinformatie. Branddetectiebedrijf Het branddetectiebedrijf moet minimaal 1 projecteringsdeskundige, 1 inbedrijfsteller en 1 installatiedeskundige in vast dienstverband hebben. Deze deskundigheden moeten in minimaal 2 personen vertegenwoordigd zijn. Het branddetectiebedrijf moet de volgende minimale bezetting hebben wat betreft het aantal projecteringsdeskundigen. Het gaat hierbij om de verhouding van het aantal
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 16 van 61 -
18 februari 2009
brandmeldinstallatiecertificaten voor nieuwe brandmeldinstallaties, die afgegeven wordt per jaar en het aantal projecteringsdeskundigen in vastdienstverband bij het branddetectiebedrijf zoals weer gegeven in de volgende tabel. Aantal brandmeldinstallatiecertificaten per jaar 1 – 25 Voor iedere 25 extra
Aantal projecteringsdeskundigen in vastdienstverband van het branddetectiebedrijf 1 1 extra
Brandmeldinstallatiebedrijf Een brandmeldinstallatiebedrijf moet minimaal 1 installatiedeskundige in vast dienstverband hebben. Continuïteit Ten behoeve van de continuïteit van de werkzaamheden moeten vervanging van de deskundigen binnen het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf georganiseerd zijn. Kwaliteit De installatiedeskundige dient zelf altijd op het werk aanwezig te zijn zolang er installatiewerkzaamheden worden uitgevoerd. De installatie deskundige is hiervoor verantwoordelijk en dient ook toezicht te houden op de uitvoering van de werkzaamheden. Als er meerdere installatiedeskundigen op het werk aanwezig zijn moet duidelijk zijn welke installatiedeskundige eindverantwoordelijk is voor bepaalde werkzaamheden.
3.6
Vakbekwaamheid en kwalifcaties Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf dient voor alle medewerkers die worden ingezet een overzicht te hebben en bij te houden van genoten (specifieke) trainingen en opleidingen. Voor zover in deze regeling geen specifieke eisen aan medewerkers worden gesteld maakt het branddetectiebedrijf zelf inzichtelijk aan welke eisen zijn medewerkers moeten voldoen. Hij stelt ook zelf vast of de medewerkers daadwerkelijk aan de eisen voldoen en geeft dit weer op een compact overzicht. Verder zijn onderstaande kwalificaties minimaal van toepassing voor de regeling.
Kwaliteitsverantwoordelijke Kwalificatie
-
Door de directie
Niveau Kennis van
-
HBO Dit certificatieschema
Projecteringsdeskundige Brandmeldinstallatie Kwalificatie
-
Niveau
-
Opleiding
-
-
Alle applicatie opleidingen van de producent van de brandmeldinstallatie, waar de onderneming voor gecertificeerd is; Projecteringsdeskundige volgens eind- en toetstermen (diploma) Dit certificatieschema
-
De toegepaste producten
Kennis van
Door de kwaliteitsverantwoordelijke van het branddetectiebedrijf MBO
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 17 van 61 -
18 februari 2009
Installatiedeskundige Kwalificatie
-
Niveau
-
Opleiding
-
Kennis van
-
Door de kwaliteitsverantwoordelijke van het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf MBO Installatie deskundige op basis van de eind- en toetstermen (diploma) Alle applicatie opleidingen van de producent van de brandmeldinstallatie, waar de onderneming voor gecertificeerd is; Dit certificatieschema De toegepaste producten
Inbedrijfsteller Kwalificatie
-
Niveau
-
Opleiding
-
-
Alle applicatie opleidingen van de producent van de brandmeldinstallatie, waar de onderneming voor gecertificeerd is; a) Onderhoudsdeskundige op basis van de eind- en toetstermen (diploma) met aantoonbaar twee jaar werkervaring als onderhoudsdeskundige of, b) Projecteringsdeskundige volgens eind- en toetstermen (diploma) Dit certificatieschema
-
De toegepaste producten
-
Kennis van
3.7
Door de kwaliteitsverantwoordelijke van het branddetectiebedrijf MBO
Kennis branddetectiebedrijf per type brandmeldinstallatie Per type product per producent/leverancier van brandmeldinstallaties zullen de verantwoordelijke projecteringsdeskundige, inbedrijfssteller en installatiedeskundige afdoende getraind en gekwalificeerd moeten zijn om de producten die onderdeel uitmaken van de brandmeldinstallatie te kunnen toepassen. Dit moet in het kwalificatietraject en de overzichten van het branddetectiebedrijf tot uiting komen. Dit moet aantoonbaar gemaakt zijn via documenten van de fabrikant van de brandmeldinstallatie. Dit overzicht wordt jaarlijks door het branddetectiebedrijf opnieuw vastgesteld en door de certificerende instelling geverifieerd.
3.8
Eind- en toetstermen examen
3
In deze paragraaf zijn eind- en toetstermen vastgelegd waaraan genoemde deskundigen aantoonbaar moeten voldoen. Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf kan aantoonbaar maken dat een medewerker aan de betreffende eis voldoet door een diploma te overleggen dat is afgegeven door een organisatie die examens afneemt. Toelichting De organisatie die de examens afneemt kan zowel een Nederlandse als buitenlandse organisatie zijn. Bestaande diploma’s die tot en met 2009 door een examenorganisatie zijn afgegeven en in de markt zijn geaccepteerd blijven hun geldigheid behouden en mogen door de CI zonder nader onderzoek worden geaccepteerd. Als voorbeeld zijn dit bijvoorbeeld de diploma’s van NVOB/VEBON en NCP/Certoplan.
3
De eindtermen zijn door VEBON ter beschikking gesteld
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 18 van 61 -
18 februari 2009
De examenorganisatie neemt een examen af dat beantwoordt aan de eind- en toetstermen inclusief daarbij vermelde weegfactoren die per deskundige zijn opgenomen. Deze examenorganisatie beschikt aantoonbaar over een, door de directie of bestuur, vastgesteld reglement waarin de volgende zaken zijn geregeld: • de verantwoordelijkheid van de bij het examen betrokken partijen; • een ieder die dat wil heeft toegang tot het examen heeft zonder dat hier andere verplichtingen aan worden gekoppeld; • procedures voor inschrijving; • controle op de identiteit van de kandidaten • tijdafspraken over het examen; • toezicht tijdens het examen; • sanctiemaatregelen (gericht op fraude en (te)laatkomers); • een mogelijkheid te bieden voor inzage van het gemaakte examen; • de procedure voor beroep inzake de uitslag van het examen; • de procedure voor een herexamen Dit reglement dient van toepassing te zijn op het examen en wordt door een examenorganisatie ter beschikking gesteld aan de CI. Alle examenorganisaties dienen verder een modeldiploma of een ander model bewijsmiddel aan de CI ter beschikking te stellen, waaruit blijkt dat vastgesteld is dat een persoon aan de eindtermen voldoet.
3.8.1
Eind- en toetstermen projecteringsdeskundige Zie bijlage VI.
3.8.2
Eind- en toetstermen installatiedeskundige Zie bijlage VIII
3.8.3
Eind- en toetstermen onderhoudsdeskundige Zie bijlage VII
3.9
Apparatuur en meetmiddelen Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf draagt zorg voor een overzicht van apparatuur en meetmiddelen die worden ingezet in het kader van deze regeling. De apparatuur en meetmiddelen moeten identificeerbaar zijn, passend onderhouden. De meetmiddelen moeten waar nodig gekalibreerd zijn. Het branddetectiebedrijf moet iemand binnen de organisatie benoemen die verantwoordelijk is voor apparatuur en meetmiddelen.
3.10
Uitbesteden van werk en inhuur van personeel Uitbesteden Het branddetectiebedrijf mag het installatiewerk (paragrafen 2.4.1, 2.5, 2.6 en 2.6.1) uitbesteden. Wanneer er werk wordt uitbesteed zorgt het branddetectiebedrijf ervoor dat een eigen medewerker continue toezicht houdt op de uitvoering van werkzaamheden en tijdens de uitvoering op het project aanwezig is. Dit toezicht kan achterwege blijven als het brandmeldinstallatiebedrijf op basis van deze regeling voor het installatiewerk gecertificeerd is. Inhuur Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf mag personeel inhuren om de werkzaamheden te verrichten. Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf maakt aantoonbaar dat personeel dat in het kader van deze regeling wordt ingehuurd voldoet aan de gestelde vakbekwaamheid (zie paragraaf 3.6) behorende bij de functie.
3.11
Documentenbeheer Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf moet beschikken over de volgende documentatie:
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 19 van 61 -
18 februari 2009
relevante normen genoemd in deze regeling; procedures en werkinstructies volgend uit deze regeling; werkinstructies, voorschriften en productcertificaten van producent van de gevoerde producten voor brandmeldinstallaties; • keurings-, controle en verificatiedocumenten alsmede de daar aan ten grondslag liggende modellen zoals deze zijn vastgesteld door het CvD van deze regeling. Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf zorgt dat hij adequaat op de hoogte blijft van wijzigingen in deze documenten en zijn medewerkers hier over instrueert. • • •
3.12
Klachten en corrigerende maatregelen Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf zorgt voor een procedure voor klachten en corrigerende maatregelen. Klachten worden door het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf schriftelijk bevestigd aan de opdrachtgever binnen 2 weken. Uiterlijk na twee maanden zorgt het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf ervoor dat de klacht is afgehandeld. De klager ontvangt schriftelijk bericht over de klachtafhandeling. Hierin vermeldt het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf of de klacht terecht was en zo ja welke corrigerende maatregel het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf gaat nemen. Verder besluit het branddetectiebedrijf /brandmeldinstallatiebedrijf of verdergaande interne maatregelen nodig zijn om herhaling van de klacht te voorkomen. Afwijkingen die door de CI tijdens een controle of inspectie worden vastgesteld worden behandeld als klacht en doorlopen dezelfde procedure.
3.13
Archivering Het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf zorgt ervoor dat alle gegevens en registraties, die betrekking hebben op de eisen zoals gesteld in deze regeling, voor een periode van minimaal 5 jaar op een overzichtelijke wijze zijn gearchiveerd en tijdens het certificatieonderzoek snel beschikbaar zijn. Voor niet meer bestaande objecten is archivering niet meer van toepassing. Opmerking: In verband met wettelijke aansprakelijkheid kunnen voor bepaalde documenten langere bewaartermijnen gelden.
3.14
Meldingen brandmeldinstallaties Om onaangekondigd controles op brandmeldinstallaties te kunnen uitvoeren moet de aanleg van al deze brandmeldinstallaties tijdig voor de start van de uitvoering op locatie door het branddetectiebedrijf zijn aangemeld bij de certificerende instelling. Om diezelfde reden moet het brandmeldinstallatiebedrijf al het installatiewerk tijdig voor de start van de uitvoering op locatie aanmelden bij de certificerende instelling. Bij afgifte van het brandmeldinstallatiecertificaat (zie paragraaf 2.9) meldt het branddetectiebedrijf tegelijkertijd de brandmeldinstallatie af bij de certificerende instelling.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 20 van 61 -
18 februari 2009
4 Afspraken over de uitvoering van certificatie 4.1
Algemeen In dit hoofdstuk zijn de in het College van Deskundigen gemaakte afspraken over de uitvoering van certificatie door de CI vastgelegd.
4.2
Accreditatie De CI die het certificatieonderzoek uitvoert beschikt hiervoor over een accreditatie voor productcertificatie op basis van deze regeling, die is afgegeven door de Raad voor Accreditatie, of een accreditatie door een organisatie waarmee de Raad voor Accreditatie een overeenkomst heeft gesloten. Nieuwe CI’s die nog niet geaccrediteerd zijn krijgen maximaal 1 jaar de tijd om dit te bewerkstelligen.
4.3
Certificatiepersoneel Het bij certificatie betrokken personeel is te onderscheiden naar: • Certificatiedeskundigen: belast met de coördinatie en beheer van de certificatieregeling; • Auditor: belast met de uitvoering van het toelatingsonderzoek en de controle na certificaatverlening bij het branddetectiebedrijf c.q. brandmeldinstallatiebedrijf. De certificatiedeskundige kan, tenzij voldaan wordt aan alle eisen die hierna aan auditors worden gesteld, alleen als auditor optreden om de eisen uit hoofdstuk 3 te toetsen; • Beslisser: belast met het nemen van beslissingen naar aanleiding van uitgevoerde toelatingsonderzoeken, voortzetting van certificatie naar aanleiding van uitgevoerde controles en beslissingen over de noodzaak tot het treffen van corrigerende maatregelen. Certificatiepersoneel Certificatiedeskundige
Auditor
Opleiding Ervaring HBO-niveau in een van de volgende Minimaal 3 jaar disciplines: werktuigkunde, chemie, elektrotechniek of vergelijkbaar • Audittraining/-cursus • Opleiding certificatie • Basiscursus brandmeldtechniek • Kennis hebben van de Regeling Brandmeldinstallaties Minimaal 3 jaar • Minimaal HBO werk- en denkniveau, door opleiding of door ervaring verkregen in een technische discipline; • Audittraining/-cursus • Gebleken theoretische en praktische kennis hebben over brand, brandveiligheid, techniek en voorschriften betrekking hebbend op elektronische branddetectie en brandmelding; • In staat zijn tot het zelfstandig controleren van brandmeldinstallaties overeenkomstig de voorschriften; • Diploma projecteringsdeskundige • Kennis hebben van de Regeling Brandmeldinstallaties. •
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 21 van 61 -
18 februari 2009
Beslisser
• •
HBO-niveau in een technische discipline Audittraining/-cursus
Minimaal 3 jaar managementervaring of Minimaal 5 jaar als certificatiedeskundige
Opleiding en ervaring van het betrokken certificatiepersoneel moet aantoonbaar zijn vastgelegd.
4.4
Certificatie-onderzoek Het certificatieonderzoek is te splitsen in twee onderdelen: • Het initiële certificatieonderzoek om te komen tot certificatie; • Na certificatie volgt er controleonderzoek om vast te stellen of de brandmeldinstallaties die een branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf ontwerpt, installeert of onderhoud blijvend aan de eisen voldoet. Van alle door de CI uitgevoerde onderzoeken wordt door de CI rapport opgemaakt.
4.4.1
Het initiële certificatieonderzoek Het initiële certificatieonderzoek bestaat uit: • een beoordeling van de documentatie; • een controle op implementatie van het kwaliteitssysteem bij de branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf en op implementatie van eisen (bijvoorbeeld opleidingen van personeel) die aldaar getoetst kunnen worden; • een controle van een tweetal gemaakte brandmeldinstallaties op het voldoen aan de daaraan gestelde eisen. In de tabellen hieronder is aangegeven welke beoordelingen de CI moet uitvoeren in het kader van het toelatingsonderzoek. Omschrijving eis
Hoofdstuk uit deze regeling
Toelatingsonderzoek
Programma van eisen Detailontwerp Producteisen Functiebehoud Installatiewerk In bedrijf stellen en overdracht Proefbranden Brandmeldinstallatiecertificaat Kwaliteitssysteem
2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.7.2 2.9 3
Op basis van 2 brandmeldinstallaties Per type systeem Ieder product dat gebruikt wordt Op basis van 2 brandmeldinstallaties Op basis van 2 brandmeldinstallaties Op basis van 2 brandmeldinstallaties Per type proefbrand Op basis van 2 brandmeldinstallaties Documentatie en implementatie van alle eisen en waar mogelijk aan op basis van de 2 brandmeldinstallaties Alle betrokken medewerkers
Eisen aan medewerkers
4
3.6, 3.7, 3.8
Tabel 1: Toelatingsonderzoek branddetectiebedrijf
4 Vanuit SSQ geldt dat aangesloten examenorganisaties centraal beoordeeld worden in samenwerking met de CI’s. Het resultaat van deze beoordeling wordt ter beschikking gesteld aan alle CI’s. Op deze manier wordt voorkomen dat de examenorganisatie door iedere CI afzonderlijk moet worden beoordeeld.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 22 van 61 -
18 februari 2009
Omschrijving eis
Hoofdstuk uit deze regeling
Toelatingsonderzoek
Producteisen Functiebehoud Installatiewerk Verklaring installatiewerk Kwaliteitssysteemeisen
2.4.1 2.5 2.6, 2.6.1 2.8 3
Eisen aan medewerkers4
3.6, 3.7, 3.8
Ieder product dat gebruikt wordt Op basis van 2 brandmeldinstallaties Op basis van 2 brandmeldinstallaties Op basis van 2 brandmeldinstallaties Documentatie en implementatie van alle eisen en waar mogelijk aan op basis van de 2 brandmeldinstallaties Kwaliteitsverantwoordelijke en alle installatiedeskundigen
Tabel 2: Toelatingsonderzoek brandmeldinstallatiebedrijf Alle eisen moeten door de CI positief zijn beoordeeld voordat tot certificatie van het bedrijf kan worden overgegaan. Bij de controle van de brandmeldinstallaties wordt gebruik gemaakt van het model inspectierapport uit bijlage VI.
4.4.2
Controle-onderzoek Het jaarlijkse controleonderzoek bestaat uit: • Een beoordeling van wijzigingen in de documentatie; • Een controle op kantoor van het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf uitgevoerd. Tijdens dit bezoek wordt aan de hand van een aantal uitgevoerde projecten getoetst in hoeverre het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf blijvend aan de eisen uit deze regeling voldoet; • Het aantal brandmeldinstallaties dat gecontroleerd moet worden is nader uitgewerkt in paragraaf 4.4.3. In de tabellen hieronder is aangegeven welke beoordelingen de CI moet uitvoeren in het kader van controleonderzoek. Jaarlijks moeten alle eisen minimaal éénmaal worden beoordeeld. Bij de controle van brandmeldinstallaties wordt gebruik gemaakt van het model inspectierapport uit bijlage VI. Bij aangekondigde inspecties (voor brandmeldinstallaties met een bijzonder risico) wordt er door de CI een inspectie uitgevoerd die zich richt op alle onderdelen uit hoofdstuk 2 van deze regeling. Omschrijving eis
Hoofdstuk uit deze regeling
Controleonderzoek
Programma van eisen Detailontwerp Producteisen Functiebehoud Installatie Inbedrijfstellen Proefbranden Brandmeldinstallatiecertificaat Kwaliteitssysteem
2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.7.2 2.9 3
Eisen aan medewerkers4
3.6, 3.7, 3.8
Op basis van uitvoering van projecten Per type systeem Ieder product dat gebruikt wordt Op basis van uitvoering van projecten Op basis van uitvoering van projecten Op basis van uitvoering van projecten Alleen indien geëist in PvE Op basis van uitvoering van projecten Documentatie: alleen bij wijzigingen; implementatie van alle eisen en waar mogelijk op basis van de projecten Alle betrokken medewerkers
Tabel 1: Controleonderzoek branddetectiebedrijf Omschrijving eis
Hoofdstuk uit deze regeling
Controleonderzoek
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 23 van 61 -
18 februari 2009
Proceseisen Producteisen Functiebehoud Installatiewerk Verklaring installatiewerk Kwaliteitssysteemeisen
2.5, 2.6.1 en 2.6.4 2.4.1 2.5 2.6, 2.6.1 2.8 3
Eisen aan medewerkers4
3.6, 3.7, 3.8
Op basis van uitvoering van projecten. Ieder product dat gebruikt wordt Op basis van uitvoering van projecten. Op basis van uitvoering van projecten. Op basis van uitvoering van projecten. Documentatie: alleen bij wijzigingen; implementatie van alle eisen en waar mogelijk op basis van de projecten Kwaliteitsverantwoordelijke en alle installatiedeskundigen
Tabel 2: Controleonderzoek brandmeldinstallatiebedrijf
4.4.3
Frequentie beoordeling brandmeldinstallaties Per vijftien aangemelde brandmeldinstallaties wordt er één onaangekondigd geïnspecteerd met een minimum van vier inspecties per kalenderjaar: Aantal aangemelde brandmeldinstallaties ≤ 60 ≤ 75 ≤ 90 ≤ 105 ≤ 120 ≤ 135 Etc.
Aantal inspecties 4 5 6 7 8 9 Etc.
Tabel 4 Controlefrequentie brandmeldinstallaties Deze controles worden verspreid over het jaar, het personeel (projecteringsdeskundige, installatiedeskundige, onderhoudsdeskundige) van het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf en het gebied waarbinnen het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf werkt. Om ervoor zorg te dragen dat de CI alle eisen uit de regeling controleert kan het noodzakelijk zijn dat de CI een project meerdere malen bezoekt. Tabel 4 geldt voor ieder onderdeel van het toepassingsgebied (zie paragraaf 1.1). Heeft een bedrijf voor meerdere onderdelen van het toepassingsgebied een certificaat dan wordt deze frequentie voor ieder onderdeel door de CI bijgehouden.
4.4.4
Extra controles in eerste jaar van certificatie In het eerste jaar van certificatie worden er een tweetal brandmeldinstallaties met een normaal risico extra gecontroleerd. Toelichting: Stel een branddetectiebedrijf wordt op 1 juli certificaathouder. Uitgaande van het minimum van vier controles worden er naar rato nog twee brandmeldinstallaties gecontroleerd in het betreffende kalenderjaar. Omdat dit het eerste certificatiejaar betreft komen daar nog een tweetal controles bij. Indien het branddetectiebedrijf in het betreffende kalenderjaar geen vier brandmeldinstallaties meer aanlegt worden de twee extra controles doorgeschoven naar het volgende kalenderjaar.
4.4.5
Extra controles De mogelijkheid bestaat dat de CI extra brandmeldinstallaties controleert op verzoek van het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf. Dit kan zijn omdat één of meer van de eisende partijen dit wenst of omdat het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf dit zelf wenst. Deze extra controles worden niet beschouwd als sanctiemaatregel. Wel moet de CI de afwijkingen die geconstateerd worden door het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf laten afhandeling conform paragraaf 4.4.6.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 24 van 61 -
18 februari 2009
4.4.6
Corrigerende maatregelen Indien er bij het toelatingsonderzoek of het controleonderzoek afwijkingen zijn vastgesteld ten aanzien van de eisen, dan corrigeert het branddetectiebedrijf/brandmeldinstallatiebedrijf al deze afwijkingen en legt de corrigerende maatregelen ter beoordeling voor aan de CI. De CI stelt vast dat of de correcties afdoende zijn.
4.4.7
Rapportage Bij de uitvoering van het certificatieonderzoek maakt de CI gebruik van een eigen rapportage model voor de controle op kantoor. Voor de controles van brandmeldinstallaties maakt de CI gebruik van het model dat is opgenomen in bijlage VI. De CI zorgt ervoor dat, per brandmeldinstallatie die gecontroleerd wordt, de rapportage volledig wordt ingevuld. Tijdens het initiële certificatieonderzoek is het branddetectiebedrijf niet gerechtigd om installatiecertificaten af te geven. Omdat in deze fase de volledige brandmeldinstallatie wordt gecontroleerd kan het branddetectiebedrijf de rapportage van de CI gebruiken om aan de eisende partijen aantoonbaar te maken dat de betreffende brandmeldinstallatie aan de eisen voldoet.
4.5
Tijdbesteding Door het College van Deskundigen zijn de volgende specifieke regels vastgelegd, die bij uitvoering van certificatie door de CI moeten worden gevolgd: • tijdbesteding voor een controle op kantoor is minimaal 4 uur effectief; • tijdbesteding voor een controle van een brandmeldinstallatie is afhankelijk van de omvang van de brandmeldinstallatie, maar bedraagt gemiddeld 4 uur ingeval het gaat om de beoordeling van alle activiteiten en 2 uur ingeval het gaat om de beoordeling van alleen de installatiewerkzaamheden. Eén controle mag over meerdere dagen worden uitgespreid om zeker te stellen dat alle eisen kunnen worden beoordeeld. In dat geval kan de tijdsbesteding oplopen. De tijdsbesteding is inclusief voorbereiding en rapportage maar exclusief reistijd.
4.6
Beslissing over certificaatverlening en continuering De beslisser van de CI besluit op basis van de rapportages van het initiële certificatieonderzoek of tot certificaatverlening wordt overgegaan. Hiertoe maakt de beslisser een registratie op een checklist. Alle beoordelingen uit het initiële certificatieonderzoek moeten positief zijn beoordeeld voordat tot certificatie kan worden overgegaan. Het productcertificaat dat door de CI na positieve beslissing wordt afgegeven is geldig voor een periode van drie jaar, waarbij automatisch voortzetting plaatsvindt voor een volgende periode van drie jaar, tenzij de certificaathouder en/of de CI dit van rechtswege beëindigt of aanpassing nodig is.
4.7
Certificaat Deze paragraaf is gereserveerd en zal op later tijdstip kunnen worden ingevuld.
4.8
Sancties Indien hiertoe volgens de CI aanleiding bestaat heeft deze het recht om de certificaathouder te sanctioneren door: • De certificaathouder schriftelijk te waarschuwen; • Extra controle op kantoor of een extra controle op een brandmeldinstallatie; • Het certificaat te schorsen voor bepaalde of onbepaalde termijn; • Het certificaat in te trekken. In de bijlage X is aangegeven welke sancties de CI treft bij welke door de certificaathouder gemaakt afwijkingen en fouten. Een schorsing of intrekking van een certificaat dient dezelfde dag nog door de CI te worden gemeld aan SSQ. In het geval een productcertificaat, dat is afgeven aan een bepaalde certificaathouder, wordt ingetrokken als gevolg van een sanctie mag de CI of een collega CI binnen een bepaalde periode geen nieuw productcertificaat meer afgeven aan diezelfde rechtspersoon (inmiddels ex-certificaathouder). Zie hiervoor ook paragraaf 4.11.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 25 van 61 -
18 februari 2009
4.9
Inhuren van personeel en uitbesteden van werkzaamheden De CI kan voor haar werkzaamheden personeel inhuren. Dit personeel dient ook aan de eisen te voldoen die daar in deze regeling aan gesteld worden en aan de eisen die voortvloeien uit de eis tot accreditatie (zie paragraaf 4.2). Uitbesteden van werkzaamheden aan derden kan in geval de CI daar volledig en direct toezicht op houdt, teneinde zeker te stellen dat er gewerkt wordt volgens de eisen in de regeling en de eisen die in het kader van accreditatie daaraan gesteld worden. Dit toezicht kan beperkt worden als de CI zeker stelt dat de partij, waaraan de werkzaamheden worden uitbesteed, voor die werkzaamheden beschikt over een afdoende accreditatie. Deze accreditatie dient geldig en gekoppeld te zijn aan het betreffende onderdeel van deze regeling.
4.10
Onderzoek bij klachten Deze paragraaf is gereserveerd en zal op later tijdstip kunnen worden ingevuld.
4.11
Overname van certificaten Als een certificaat eindigt kan het betreffende bedrijf besluiten een certificaat aan te vragen bij een andere CI. Als dit direct gebeurt na beëindiging (binnen 1 maand nadien) is er sprake van certificaatovername. Verkort certificatieonderzoek De CI kan een verkort toelatingsonderzoek uitvoeren door: • De beschikking te krijgen over alle eerder opgemaakte rapportages. Deze rapportages moeten volledig en recent zijn opgemaakt. Uit de rapportage moet blijken dat er geen afwijkingen zijn geconstateerd. Het aantal controles dat is uitgevoerd moet in overeenstemming zijn met de frequentie zoals genoemd in paragraaf 4.4.3; • Via SSQ vast te stellen dat er geen sancties openstaan. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kunnen de betreffende rapportages gelijk tot een positieve certificatie beslissing leiden. Dit volgens de eigen procedure van de CI. Als aan beide voorwaarden niet volledig kan worden voldaan kan er geen verkort toelatingsonderzoek worden uitgevoerd en wordt er door de CI gehandeld zoals hieronder is omschreven. Volledig certificatieonderzoek Als een nieuwe aanvraag tot certificaat niet met een verkort toelatingsonderzoek kan worden afgerond of pas na verloop van tijd (na 1 maand) een nieuwe aanvraag tot certificatie wordt ingediend dient de CI: • Bij SSQ na te gaan dat er geen sancties openstaan en, • Altijd een volledig toelatingsonderzoek volgens deze regeling uit te voeren. Als blijkt dat er sancties openstaan jegens de aanvrager dan dient de aanvrager eerst de correspondentie van deze eerdere sanctie aan de CI te overleggen en aan te geven op welke wijze nu wel corrigerende maatregelen zijn genomen. Dit laatste moet de CI in een extra onderzoek buiten het reguliere toelatingsonderzoek vaststellen. Als er een schorsing voor een bepaalde termijn openstond gekoppeld aan het beëindigde certificaat dan zal de CI niet een nieuw certificaat afgeven voor het aflopen van deze termijn. Als het beëindigde certificaat op grond van een afwijking was ingetrokken dan kan de CI pas na een half jaar het toelatingsonderzoek opnieuw opstarten.
4.12
Meerdere productcertificaten Een certificaathouder kan beschikken over twee of meer productcertificaten van verschillende CI’s. Dit is in principe geen probleem. Wel dienen door de betrokken CI’s de volgende werkwijze te worden gehanteerd. De certificaathouder dient bij iedere CI alle brandmeldinstallaties aan te melden en conform paragraaf 4.4.3 controles te krijgen van alle CI’s (meerdere dezelfde productcertificaten leidt tot meerdere controles in de praktijk. Op alle installaties mag maar één brandmeldinstallatiecertificaat worden afgegeven. De certificaathouder moet beide CI’s hiervan in kennis stellen . Als één CI tot een
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 26 van 61 -
18 februari 2009
sanctie besluit jegens de certificaathouder dient deze de andere CI hiervan rechtstreeks in kennis te worden gesteld. Als het gaat om een schorsing of een intrekking van een certificaat door de ene CI dan is de andere CI vanuit SSQ contractueel verplicht om het eigen certificaat overeenkomstig te sanctioneren.
4.13
Rapportage aan College van Deskundigen De CI rapporteert aan het CvD over de activiteiten binnen de regeling. In deze rapportage dienen minimaal de volgende aspecten tot uiting te komen: • het aantal gecertificeerde bedrijven per 1 januari van het betreffende jaar; • het aantal certificaten dat in het kalenderjaar er bij is gekomen en dat is opgezegd; • een verantwoording van de af te leggen aantallen controleonderzoeken per certificaat; • het aantal sancties jegens de certificaathouders per categorie van sancties met daarbij de onderliggende redenen; • verbetervoorstellen van de eisen naar aanleiding van genomen sancties jegens certificaathouders; • knelpunten die zich in de praktijk voordoen en waarvoor deze regeling aanpassing zou behoeven; • het aantal onder certificaat uitgevoerde bewerkingen (door certificaathouders op te geven). De CI behandelt certificaathouders in deze rapportage anoniem en niet individueel (in verband met de geheimhoudingsplicht van de CI).
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 27 van 61 -
18 februari 2009
5 Lijst van vermelde documenten 5.1
Publiekrechtelijke wet- en regelgeving Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken (Gebruiksbesluit), Staatsblad 327, 2008 “Modelbouwverordening” van VNG; “Modelvoorwaarden voor de aansluiting op het openbare brandmeldsysteem” van de NVBR.
5.2
Normen / normatieve documenten: NEN-EN 54-1 NEN-EN 54-2/A1 NEN-EN 54-3/A1/A2 NEN-EN 54-4/A1/A2 NEN-EN 54-5/A1 NEN-EN 54-7/A1/A2
NEN-EN 54-10/A1 NEN-EN 54-11/A1 NEN-EN 54-12
NEN-EN 54-13 NEN-EN 54-17 NEN-EN 54-18 NEN-EN 54-20 NEN-EN 54-21 NEN-EN 54-25
NPR-CEN/TS 54-14 Informatief NPR 2576 NEN2535/A1 NEN2654-1 EN-NEN 50200
Automatische brandmeldinstallaties, 1996 Inleiding Automatische brandmeldinstallaties, 1999/2006 Brandmeldcentrale Automatische brandmeldinstallaties, 2001/2002/2006 Akoestische signaalgevers Automatische brandmeldinstallaties, 1999/2003/2006 Energievoorziening Automatische brandmeldinstallaties, 2001/2002 Thermische melders – Puntmelders Automatische brandmeldinstallaties, 2001/2002/2006 Rookmelders - Puntmelders werkend volgens het strooilicht-, verduisterings- of ionisatieprincipe Automatische brandmeldinstallaties, 2002/2005 Vlamdetectoren Automatische brandmeldinstallaties, 2001/2005 Handbrandmelders Automatische brandmeldinstallaties, 2003 Rookmelders- Lijnvormige, optische detectoren met lichtstraal Automatische brandmeldinstallaties, 2005 Systeemeisen en beoordeling van de compatibiliteit Automatische brandmeldinstallaties 2005 Kortsluit-isolatoren Automatische brandmeldinstallaties 2005 Input/output-elementen Automatische brandmeldinstallaties 2006 Aspiratie rookmelders Automatische brandmeldinstallaties 2006 Doormeldapparatuur voor alarm- en storingsmeldingen Automatische brandmeldinstallaties 2008 Componenten die gebruik maken van radiografische verbindingen en hieraan gerelateerde systeemeisen Automatische brandmeldinstallaties, 2004 Richtlijnen voor het projecteren, ontwerpen, installeren, in bedrijfstellen, gebruik en onderhoud Functiebehoud bij brand - Richtlijn voor bekabeling, 2005 ophanging en installatie van transmissiewegen Brandveiligheid van gebouwen. Brandmeldinstallaties. 1996/2002 Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen. Beheer, controle en onderhoud van 2002 brandbeveiliginginstallaties: Deel 1- Brandmeldinstallaties Beproevingsmethode voor het functiebehoud bij brand van 2000 niet-beschermde dunne kabels voor gebruik in noodcircuits
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 28 van 61 -
18 februari 2009
I BIJLAGE : Modelrapport proefbrand Rapport Proefbrand
Documentnummer: Datum proefbrand: Tijdstip proefbrand: Opsteller van het rapport
projecteringsdeskundige
Erkenningsnummer Bouwwerk:
N.v.t.
Doel installatie:
Persoonlijke bescherming Schadebeperking Sturen brandbeveiligingsinstallatie Bescherming milieu Continuïteit bedrijfsvoering Anders, …………………………….
Eigenaar/gebruiker:
Eisende partij(en):
Bevoegde autoriteit (Brandweer) Verzekeraar Eigenaar / Gebruiker
Bijlagen: (documentnaam, -nummer en -datum vermelden) •
Bouwkundige tekeningen Nummer:
……………………………….
•
Overige relevante tekeningen
•
Andere relevante documenten
•
Tekening proefopstelling
Nummer Nummer Nummer
…..…………………………… …..…………………………… …..……………………………
Aanwezig tijdens brandproef
Datum………………………………. Datum
…..……………………………
Datum
…..……………………………
Datum
…..……………………………
Namens “naam organisatie”
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 29 van 61 -
18 februari 2009
Ruimte waarin de proefbrand wordt uitgevoerd □
verkeersruimte (gang, trap)
□
centrale keuken
□
□
kantoorruimte
□
kleine keuken, pantry
□
□
bewonerskamer
□
technische ruimte
□
□
beddenkamer
□
computerruimte
□
□
verblijfsruimte
□
bedieningsruimte
□
productieruimte
Reden van de proefbrand. □
Betreft niet standaard ruimte
□
Betreft niet standaard projectie
□
Betreft proefbrand 8
□
Anders, …………………….
Soort proefbrand NEN 2535 polyurethaan matten
……… stuks
hoogte van de ruimte
…….. m
NEN 2535 beukenhouten blokjes
……… stuks
hoogte van de ruimte
……… m
oppervlakte van de ruimte …… m2 gebied volgens tabel B.2 ……
.
NEN 2535 print met vijf weerstanden NEN 2535 pvc-draad BS 6266
1m lengte 2m lengte
NEN 2535 elektrische spoel(en)
……… stuks
ventilatievoud:
NEN 2535 brandspiritus
…………liter
hoogte van de ruimte
……… m
oppervlakte per melder
……….m2
< 20 / uur
> 20/ uur
anders, nl.: Toegepaste apparatuur Brandmelder Type brandmelder Gevoeligheidsinstelling brandmelder Dubbeltoetsmethode Meermelderafhankelijkheid Brandmeldcentrale Type brandmeldcentrale Brandmeldcentrale in
normale bedrijfstoestand in teststand alarmorganisatie in dagstand alarmorganisatie in nachtstand
Omgevingscondities Temperatuur in de ruimte voor de proefbrand
………
C
……….
% relatieve luchtvochtigheid
……….
m/sec / …. voud
Luchtvochtigheid Luchtsnelheid / ventilatievoud Proefopstelling – zie tekening Resultaat Uitvoering conform
NEN 2535 anders, ………………………………………
Brandmelder 1 in alarm na
…… Min …… sec
Brandmelder 2 in alarm na
…… Min …… sec
Brandmelder 3 in alarm na
…… Min …… sec
Brandmelder 4 in alarm na
…… Min …… sec
Brandmelder 5 in alarm na
…… Min …… sec
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 30 van 61 -
18 februari 2009
Conclusie
Ondertekening Partij
Gegevens
Bevoegde autoriteit (brandweer)
Eisende partij
Hantekening
Verzekeraar
Eisende partij
Eigenaar/Gebruiker
Eisende partij Belanghebbende
Branddetectiebedrijf
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 31 van 61 -
18 februari 2009
II BIJLAGE : Model Brandmeldinstallatiecertificaat BRANDMELDINSTALLATIECERTIFICAAT Betreffende het ontwerp, de aanleg, inbedrijfstelling en oplevering volgens het certificatieschema Brandmeldinstallaties Eigenaar Locatiegegevens van de brandmeldinstallatie
Dit certificaat is maximaal 1 jaar geldig Datum afgifte certificaat
Registratienummer
xx-xx-xxxx
certificaat XXXXXX
Vervaldatum certtificaat xx-xx-xxxx Datum + kenmerk
Datum +Kenmerk
Naam Projecteringsdeskundige
PvE
Rapport van Oplevering
xxxxxxxxxx
Xxxxxxxxxxxx (RvO)
Naam Inbedrijfsteller xxxxxxxxxx
Xxxxxxxxxxx
Verklaring certificatie-instelling Op grond van onderzoek, evenals regelmatig door de certificerende instelling uitgevoerde inspecties, worden door onderstaand branddetectiebedrijf gebouwde installaties geacht te voldoen aan het certificatieschema Brandmeldinstallaties.
Verklaring branddetectiebedrijf Het branddetectiebedrijf verklaart dat :
•
De werkzaamheden zijn uitgevoerd in overeenstemming met de voorschriften zoals vastgelegd in het
In de brandmeldinstallatie is een afwijkend ontwerp toegepast
De mogelijkheid tot doormelding aan de/het ontvangststations (brand/storingen) is gerealiseerd.
certificatieschema Brandmeldinstallaties en dat de brandmeldinstallatie goed functioneert.
Functionaliteitsoordeel brandmeldinstallatie •
De brandmeldinstallatie beantwoordt aan het doel waarvoor hij is aangelegd.
Beoordeling van het brandbeveiligingsconcept •
Alle sturingen zijn gecontroleerd
De installaties die aangestuurd worden zijn allemaal aanwezig
De installaties die aangestuurd moeten worden zijn niet allemaal aanwezig (zie hiervoor het RvO)
Eén of meerdere installaties reageren niet goed op basis van de aansturing (zie hiervoor het RvO)
Om het brandbeveiligingsconcept volledig te laten functioneren volgens de doelstelling wordt de opdrachtgever geadviseerd de in het RvO aangegeven maatregelen te nemen.
Wenken voor de gebruiker
Zorg voor een goed onderhoudscontract (bijlage B van de NEN 2654-1);
Wijs één of meer personen aan die zijn opgeleid en geïnstrueerd om te fungeren als beheerder (opgeleid persoon);
•
Laat de beheerder zelfstandig beheer en onderhoud uit volgens de paragrafen 5.3 en 5.4 van de NEN 2654-1;
•
Laat de beheerder eventuele reparaties uit volgens de paragraaf 6.2 van de NEN 2654-1.
Wenken voor de eigenaar
Gegevens Branddetectiebedrijf
Bij ontvangst van het certificaat controleren of:
Xxxxxxxxxxxx
•
De gegevens overeenkomen met de gegevens op het productcertificaat van het branddetectiebedrijf en de gegevens op het brandmeldinstallatieplan / logboek;
•
De brandmeldinstallatie geen zichtbare schades
Naam verantwoordelijke
heeft opgelopen.
projecteringsdeskundige xxxxxxxxxxxx
Indien op grond van bovenstaande of andere redenen de brandmeldinstallatie niet in orde wordt bevonden, dient u contact op te nemen met: 1. Het branddetectiebedrijf; 2. De certificerende instelling.
Handtekening verantwoordelijke projecteringsdeskundige
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 32 van 61 -
18 februari 2009
III BIJLAGE : Model Verklaring Installatiewerk VERKLARING Betreffende het installatiewerk volgens de Regeling Brandmeldinstallaties Branddetectiebedrijf
Een exemplaar van deze verklaring is bestemd voor het branddetectiebedrijf
Locatiegegevens van de brandmeldinstallatie Datum afgifte xx-xx-xxxx Detailontwerp
Naam Installatiedeskundige
xxxxxxxxxx
xxxxxxxxxx
Verklaring certificatie-instelling Op grond van onderzoek, evenals regelmatig door de certificerende instelling uitgevoerde inspecties, wordt door het brandmeldinstallatiebedrijf geleverd installatiewerk geacht te voldoen aan de Regeling Brandmeldinstallaties 2008.
Verklaring Brandmeldinstallatiebedrijf Het brandmeldinstallatiebedrijf verklaart dat:
• • •
Het installatiewerk is uitgevoerd in overeenstemming met de voorschriften zoals vastgelegd in de Regeling Brandmeldinstallaties: Het functiebehoud in het installatiewerk is volgens de eisen uit de Regeling Brandmeldinstallaties uitgevoerd; De controles op het installatiewerk en functiebehoud zijn volgens de eisen uit de Regeling Brandmeldinstallaties uitgevoerd.
Wenken voor het branddetectiebedrijf Bij ontvangst van deze verklaring controleren of: -
Naam Brandmeldinstallatiebedrijf
De gegevens overeenkomen met de gegevens op het productcertificaat van het brandmeldinstallatiebedrijf;
-
Het installatiewerk geen zichtbare schades heeft
Handtekening verantwoordelijke
opgelopen.
installatiedeskundige
Indien op grond van bovenstaande of andere redenen het installatiewerk niet in orde wordt bevonden, dient u contact op te nemen met: 1.
Het brandmeldinstallatiebedrijf
2.
De certificerende instelling.
Naam verantwoordelijke installatiedeskundige
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 33 van 61 -
18 februari 2009
IV BIJLAGE : Checklist installatiewerk Checklist installatiewerk Document: Branddetectiebedrijf:
Naam:
Datum opmaak: Adres:
Installateur:
Naam:
Adres:
Bouwwerk:
Soort functie:
Adres:
Eisende partij(en):
Brandweer
Verzekeraar
Eigenaar / Gebruiker
Programma van Eisen: Documentnummer:
Datum:
PvE-opsteller:
Ontwerp:
Datum:
Projecteringsdesk:
Documentnummer:
Eis uit paragraaf NEN 2535 V=voldoet. O=Voldoet niet
V/O Opmerkingen (of n.v.t.)
Algemeen 8.1. Specificaties van de kabel 8.2. Aanleg van kabels 8.3. Onderlinge beïnvloeding 8.4. Merken van kabels 8.5. Elektrische verbindingen in kabels 8.6. Ringleiding 8.7. Kabels buiten gebouwen 8.8. Functiebehoud van de transmissiewegen 8.9.
Ongetekende verklaart namens het installatiebedrijf, dat het installatiewerk volgens de eisen is gecontroleerd Naam installatiedeskundige
Datum
Handtekening
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 34 van 61 -
18 februari 2009
V BIJLAGE : Rapport van Oplevering 1. Gegevens
Rapport van Oplevering
Documentnummer: Datum opmaak: Branddetectiebedrijf:
Naam: Adres:
Certificaat nummer:
Huidige:
Bouwwerk:
Soort: Adres:
Eigenaar / gebruiker:
Adres: Telefoon: Naam beheerder:
Eisende partij(en):
□ Bevoegde autoriteit (brandweer): □ Verzekeraar: □ Eigenaar/Gebruiker:
Programma van Eisen:
Documentnummer: Datum: Naam PvE-opsteller:
Ontwerp:
Documentnummer: Datum: Naam projecteringsdeskundige:
Installatiebedrijf:
Naam: Adres: □ niet van toepassing
Onderhoudbedrijf:
Naam: Adres: □ niet van toepassing
Doormelding brand:
Ontvangststation: Telefoon: Meldcode:
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 35 van 61 -
18 februari 2009
Doormelding storing:
Ontvangststation: Telefoon: Meldcode:
Bijlagen: (documentnaam, -nummer en datum vermelden) Bijlage
Onderwerp
Versie en datum
1
Toegepaste apparatuur
2
Stuurfunctiematrix & blokschema
3
Meetresultaten
4
Bevindingen ten aanzien van sturingen
5
Plattegrond / bouwkundige tekeningen
6
Service-/onderhoudscontract
7
Programma van Eisen
2. Bevindingen
Prestatie-eisen Onderwerp
Eis
Voldoet?
Brandgrootte
NEN 2535 par 4.2 conform PvE
□ ja
Op, in het PvE gedefinieerde, locatie(s) zijn voorgeschreven typ(n) proefbrand(en) uitgevoerd
□ nee
Opmerking (bij Nee altijd invullen)
□ n.v.t. Locatie type (getal 1 t/m 8) 1: type: 2: type: Ongewenste en onechte meldingen
NEN 2535 par.4.3 conform PvE
□ ja
Bij de projectie is rekening gehouden met de risicoklasseindelingen
□ nee □ n.v.t.
"extern": A / B / C "intern": B / D / E (doorhalen wat niet van toepassing is) Systeembeschikbaarheid
NEN 2535 par 4.4
□ ja
Bij de projectie is rekening gehouden met een systeembeschikbaarheid van 99,7 % (rekeninghoudende met in het PvE vastgelegde structurele buitenwerking
□ nee □ n.v.t.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 36 van 61 -
18 februari 2009
stellingen)
Eisen te stellen aan apparatuur Onderwerp
Eis
Voldoet?
Opmerking (bij Nee altijd invullen)
Brandmeldcentrale
NEN 2535 par. 6.1
□ ja
Zie bijlage 1, toegepaste apparatuur
□ nee □ n.v.t.
Brandmeldcentrales in netwerken
NEN 2535 par. 7
□ ja
Zie bijlage 1, toegepaste apparatuur
□ nee □ n.v.t.
Brandmelders en elementen
NEN 2535 par. 6.2
□ ja
Zie bijlage A, toegepaste apparatuur
□ nee □ n.v.t.
Primaire energie-voorziening en noodstroom-voorziening
NEN 2535 par.6.3
□ ja
Zie bijlage 1, toegepaste apparatuur
□ nee □ n.v.t.
Capaciteit
□ ja
Nnoodstroomvoorziening 72h of 24h, 12h, 6h waarvan 30 min in alarm in samenhang met onderhoudscontract NEN 2654
□ nee □ n.v.t.
Contract waarbij storingen binnen .... uur verholpen zijn. (bijlage C, meetgegevens invullen) Brandweerpaneel
NEN 2535 par. 6.4 en 6.5 conform PvE
□ ja
Zie bijlage 1, toegepaste apparatuur
□ nee □ n.v.t.
Nevenpaneel
NEN 2535 par.6.6
□ ja
Zie bijlage 1, toegepaste apparatuur
□ nee □ n.v.t.
Nevenindicatoren
NEN 2535 par.6.7
□ ja
Zie bijlage 1A, toegepaste apparatuur
□ nee □ n.v.t.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 37 van 61 -
18 februari 2009
Projectie-eisen Onderwerp
Eis
Voldoet?
Opmerking (bij Nee altijd invullen)
Omvang van de bewaking
NEN 2535 par. 10.1 conform PvE
□ ja
Volledige-/gedeeltelijke-/ruimte-/object- /niet automatische bewaking
□ nee □ n.v.t.
(doorhalen wat niet van toepassing is / eventuele combinaties per objectdeel aangeven bij opmerkingen) Indeling van de detectiezone
NEN 2535 par. 10.2 conform PvE,
□ ja
Duidelijke zone indeling, niet groter dan het maximaal aantal ruimten c.q. oppervlak per bouwlaag
□ nee □ n.v.t.
Sturingen
NEN 2535 par. 8.5 conform PvE
□ ja
Zie bijlage 2, stuurfunctiematrix & blokschema
□ nee □ n.v.t.
Indeling van de meldergroep
Indeling van de melderlus
Brandmeldcentrale
NEN 2535 par. 10.3
□ ja
Afzonderlijke groepen voor handmelders, automatische en externe brandmelders, niet groter dan de detectiezone + i.g.v. selectieve sturingen
□ nee
NEN 2535 par. 10.4
□ ja
Bij storing mogen niet meer dan 32 melders uitvallen. Een melderlus mag niet meer dan 10 detectiezones resp. maximaal 10 000 m2 omvatten
□ nee
NEN 2535 par. 10.5
□ ja
Veilige en functionele plaatsing + werking
□ nee
□ n.v.t.
□ n.v.t.
□ n.v.t. Brandweerpaneel
NEN 2535 par. 10.6 conform PvE
□ ja
Functionele plaatsing + werking
□ nee □ n.v.t.
Nevenpaneel
NEN 2535 par. 10.7 conform PvE
□ ja
Functionele plaatsing + werking
□ nee □ n.v.t.
Energievoorziening
NEN 2535 par. 10.8
□ ja
In of nabij brandmeldcentrale, primaire voeding op een afzonderlijke eindgroep + werking
□ nee □ n.v.t.
(neven) indicatoren
NEN 2535 par. 10.9
□ ja
Vanuit verkeersruimten waarneembaar, waarbij duidelijk
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 38 van 61 -
18 februari 2009
is voor welke ruimten zij bestemd zijn + werking
□ nee □ n.v.t.
Brandmelders (hand- en automatische brandmelders)
NEN 2535 par. 10.10
□ ja
Projectering / montage t.o.v. plafond, wanden, obstructies, inventaris
□ nee □ n.v.t.
Maximum bewakingsoppervlak
□ ja □ nee □ n.v.t.
Voorkomen van "onechte" en "ongewenste" brandmeldingen door aanwezigheid van storingsbronnen
□ ja □ nee □ n.v.t.
Transmissiewegbewaking voor stuurfuncties
Integriteit transmissiewegen
Bekabeling
NEN 2535 par. 8
□ ja
De transmissiewegen voor de in het PvE vastgelegde sturingen (indien van toepassing), worden bewaakt conform EN 54-2 (kortsluiting en onderbreking).
□ nee
NEN 2535 par. 9
□ ja
Beperking uitval bij storing
□ nee
Functiebehoud
□ n.v.t.
NEN 2535 par.11
□ ja
Conform NEN 1010
□ nee
Juiste kabel, identificeerbaar, op goede wijze in buis-, koker- of gootsysteem verwerkt, rekening houdende met onderlinge beïnvloeding
□ n.v.t.
□ n.v.t.
Aansluit- en klemverbindingen (conform NEN 10099) adequaat en identificeerbaar Onderhoudscontract & -documenten
Beheerder
NEN 2654-1 par. 5.2
□ ja
Er is een onderhoudscontract conform NEN 2654-1 afgesloten en documenten m.b.t. installatie zijn overgedragen.
□ nee
NEN 2654-1 par. 5.3
□ ja
Er is een beheerder (opgeleid persoon) aangesteld.
□ nee
□ n.v.t.
□ n.v.t.
Aanvullende opmerkingen Omschrijving
Actienemer
Datum gereed
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 39 van 61 -
18 februari 2009
3. Oordeel Ondergetekende verklaart namens het branddetectiebedrijf, dat de brandmeldinstallatie de brandbeveiliging waarborgt die ervan mag worden verwacht. naam projecteringsdeskundige:
datum:
handtekening:
Voor het verstrekken van een conformiteitverklaring geldt het volgende: Er dient aan één van de twee onderstaande voorwaarden te worden voldaan: — De brandmeldinstallatie waarborgt de brandbeveiliging die men er van mag verwachten, blijkens het feit dat alle onderdelen van het rapport zijn beoordeeld met [JA];
Bijlage 1: Toegepaste apparatuur Brandmeldcentrale, panelen e.d. Omschrijving
Locatie
Fabricaat, type en productcertificaatnummer
Aantal
brandmeldcentrale brandweerpaneel nevenpaneel doormeldapparatuur Automatische brandmelders Omschrijving
Fabricaat, type en productcertificaatnummer
Aantal
Fabricaat, type en productcertificaatnummer
Aantal
optische rookmelders ionisatie rookmelders multisensor-melders thermische melders maximaal thermische melders differentiaal vlammenmelders lineaire optische melders Handbrandmelders Omschrijving
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 40 van 61 -
18 februari 2009
Bijlage 1: Toegepaste apparatuur Speciale melders Omschrijving
Fabricaat, type en productcertificaatnummer
Aantal
Fabricaat, type en productcertificaatnummer
Aantal
Fabricaat, type en productcertificaatnummer
Aantal
Locatie
Aantal, capaciteit, spanning
Fabrikaat, type en productcertificaatnummer
Aantal, serie of parallel, capaciteit, spanning
Fabrikaat, type en productcertificaatnummer
Explosieveilige melders Omschrijving
Elementen op melderlus Omschrijving
Primaire energievoorziening Voeding
1 2
Secundaire energievoorziening (noodstroom) Voeding
Locatie
1 2
Bijlage 2: stuurfunctiematrix & blokschema Hierin kunnen de technische tekeningen van de installatie worden opgenomen.
Bijlage 3: meetresultaten De volgende specificaties van energievoorziening moeten door middel van een meting worden vastgesteld: • laadspanning; • totale stroomafname van de installatie in rustsituatie met de noodstroomvoorziening als voeding; • totale stroomafname van de installatie bij alarmsignalering in de groep met het hoogste stroomverbruik, met de noodstroomvoorziening als voeding. Eventueel kunnen van automatische melders de nadere instellingen worden vermeld. Hierbij wordt vermeld om welke melders het gaat en wat de locatie is van deze melders.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 41 van 61 -
18 februari 2009
Bijlage 4: bevindingen ten aanzien van sturingen §a
Sturingen vanuit brandmeldcentrale
Voldoet?
8.3
doormelding brandmeldingen
□ ja
Opmerking
□ nee □ n.v.t. 8.4
doormelding storingsmeldingen
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.6
besturing brandweer- en nevenpanelen
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.5
ontruimingsalarminstallatie B (geïntegreerde installaties)
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.5
ontruimingsalarminstallatie A, B en stilalarm (niet geïntegreerde installaties)
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.5
brandpomp / hydrofoorinstallatie
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.5
voorzieningen voor deuren
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.5
luchtbehandeling- en ventilatie-installatie
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.5
overdrukinstallatie
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.5
rook- en warmte-afvoerinstallaties
□ ja □ nee □ n.v.t.
8.5
(brandweer)liften
□ ja □ nee
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 42 van 61 -
18 februari 2009
Bijlage 4: bevindingen ten aanzien van sturingen □ n.v.t. 8.5
brandweeringang
□ ja □ nee □ n.v.t.
Bijlage 4: bevindingen ten aanzien van sturingen 8.5
overige, te weten:
□ ja □ nee □ n.v.t.
a
De verwijzing geldt voor paragrafen in deze norm tenzij anders aangegeven.
Toelichting beoordeling sturingen De verklaring van conformiteit geeft een oordeel over de brandmeldinstallatie en de te leveren stuurfuncties zoals deze zijn geëist door de bevoegde autoriteiten. Onder levering van de benodigde stuurfuncties wordt verstaan; de levering van de interfaces (contacten, bewaakte sturingen e.d.) E, J en G die een sturing leveren die correct wordt afgegeven, op basis waarvan de voorzieningen F, H en K kunnen functioneren. Het uitgangspunt bij de beoordeling van sturingen en de effecten van de sturing door het Branddetectiebedrijf is dat het (onder alle omstandigheden) functioneren van de voorzieningen F, H en K buiten haar verantwoordelijkheid valt. In het sturingenoverzicht in B.8.5.4.4 zijn de sturingen gedefinieerd die worden benoemd in het handboek “Een brandveilig gebouw installeren” (2002) van NVBR. Hieraan is een categorie overige aan toegevoegd. Voor de volledigheid wordt verwezen naar de normen NEN 2535:2007, NEN 2654-1:2002 en NEN 2575- 2004. Het sturingenoverzicht geeft aan welke beoordelingstaak het gecertificeerde Branddetectiebedrijf heeft bij de certificering van brandmeldinstallaties. Bepalingsmethodiek: eerst fysieke actie van de te sturen installatie controleren waarna, indien de sturing niet wordt geactiveerd, een controle tot aan de interface moet worden verricht. Meldingsplicht De sturingen die niet functioneren waarvan de oorzaak buiten de leveringsomvang liggen van het branddetectiebedrijf moeten worden gemeld en vastgelegd in de opleverings- en onderhoudsrapportage. Het branddetectiebedrijf zal ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteit van deze afwijkingen in kennis wordt gesteld zodat zij, indien noodzakelijk, actie kunnen ondernemen. Sturingenoverzicht
1
Sturing
Beoordelingstaak voor het branddetectiebedrijf
Acties na beoordeling door het branddetectiebedrijf a
Doormelding brandmeldingen
Vaststellen of de brandmelding bij het ontvangststation voor brandmeldingen wordt ontvangen.
Indien melding daadwerkelijk bij het ontvangststation wordt ontvangen, dan mag het bedrijf een conformiteitverklaring afgeven. Indien melding niet wordt ontvangen door het ontvangststation, mag geen
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 43 van 61 -
18 februari 2009
conformiteitverklaring worden afgegeven. 2
Doormelding storingsmeldingen
Vaststellen of de storingsmelding bij het ontvangststation voor storingsmeldingen wordt ontvangen (in- of extern).
Indien melding daadwerkelijk bij het ontvangststation wordt ontvangen, dan mag het bedrijf een conformiteitverklaring afgeven. Indien melding niet wordt ontvangen door het ontvangststation, mag geen conformiteitverklaring worden afgegeven.
3
Besturing brandweer- en nevenpanelen
Vaststellen of de panelen adequaat functioneren.
Indien panelen naar behoren functioneren mag het bedrijf een conformiteitverklaring afgeven. Indien panelen niet functioneren mag geen conformiteitverklaring worden afgegeven.
4
Besturing automatische brandbeveiligingsinstallaties
4.1
Ontruimingsalarminstallaties type B (geïntegreerde installaties)
Vaststellen of ontruimingsalarminstallatie (signaalgevers direct op brandmeldinstallatie aangesloten, inbegrepen in levering) geactiveerd wordt en adequaat functioneert.
Afgeven van conformiteitverklaring door het bedrijf als de ontruimingsalarminstallatie datgene doet wat men ervan verwacht.
(Zie NEN 2575)
4.2
Indien afwijkingen aan leveringdeel, dan deze herstellen. Geen conformiteitverklaring afgegeven als er (nog) sprake is van afwijkingen.
Ontruimingsalarminstallaties type A of draadloze alarmcommunicatie (niet geïntegreerde installaties)
Vaststellen of ontruimingsalarminstallatie geactiveerd wordt n.a.v. activering brandmeldinstallatie. Indien niet het geval; vaststellen of interface (relais) / leveringsdeel branddetectiebedrijf functioneert.
Indien afwijkingen aan leveringdeel, dan deze herstellen. Geen conformiteitverklaring afgeven als er (nog) sprake is van afwijkingen ten aanzien van interface / levering. In overige gevallen in rapport van oplevering / onderhoud melden dat ontruimingsalarminstallatie ondanks sturing niet activeert + reden (indien mogelijk). Afgeven van conformiteitverklaring door bedrijf als leveringsdeel in orde is.
4.3
Brandblusinstallatie Brandpomp
Vaststellen of brandpomp geactiveerd wordt n.a.v. activering brandmeldinstallatie. Indien niet het geval; vaststellen of interface (relais) / leveringsdeel branddetectiebedrijf functioneert
Indien afwijkingen aan leveringdeel, dan deze herstellen. Geen conformiteitverklaring afgeven als er (nog) sprake is van afwijkingen ten aanzien van interface / levering. In overige gevallen in rapport van oplevering / onderhoud melden
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 44 van 61 -
18 februari 2009
dat brandpomp ondanks sturing niet activeert + reden (indien mogelijk). Afgeven van conformiteitverklaring door bedrijf als leveringsdeel in orde is 4.4
Voorzieningen voor deuren
Vaststellen of deuren sluiten, ontgrendelen of openen n.a.v. activering brandmeldinstallatie.
sluiten ontgrendeling
Indien niet het geval; vaststellen of interface (relais) / kleefmagneten / leveringsdeel branddetectiebedrijf functioneert.
openen
Indien afwijkingen aan leveringdeel, dan deze herstellen. Geen conformiteitverklaring afgeven als er (nog) sprake is van afwijkingen ten aanzien van interface / levering. In overige gevallen in rapport van oplevering / onderhoud melden bijvoorbeeld dat bepaalde deuren niet openen of sluiten + reden (bijvoorbeeld bouwkundige- of gebruikstechnische oorzaak). Afgeven conformiteitverklaring als leveringsdeel in orde is
4.5
Luchtbehandeling- en ventilatie-installatie: afschakelen recirculatie; starten ventilatie; inschakelen op maximale capaciteit.
Vaststellen of luchtbehandelingsinstallatie geactiveerd wordt n.a.v. activering brandmeldinstallatie. Indien niet het geval; vaststellen of interface (relais) / leveringsdeel branddetectiebedrijf functioneert.
Indien afwijkingen aan leveringdeel, dan deze herstellen. Geen conformiteitverklaring afgeven als er (nog) sprake is van afwijkingen ten aanzien van interface / levering. In overige gevallen in rapport van oplevering / onderhoud melden dat luchtbehandelingsinstallatie ondanks sturing niet activeert + reden (indien mogelijk). Afgeven van conformiteitverklaring door bedrijf als leveringsdeel in orde is.
4.6
Overdrukinstallatie
als 4.5
als 4.5
4.7
Rook- en warmte-afvoerinstallatie
als 4.5
als 4.5
4.8
(brandweer)Liften:
als 4.5
als 4.5
4.9
Brandweeringang:
als 4.4
als 4.4
als 4.5
als 4.5
ontgrendeling; sleutelkluis. 4.10 a
overige
Als overige aspecten aan de brandmeldinstallatie (ook) voldoen aan de uitgangspunten en criteria.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 45 van 61 -
18 februari 2009
VI BIJLAGE : Eind- en toetstermen projecteringsdeskundige Eindtermen De kandidaat dient: Algemeen a) Op grond van gebleken theoretische en praktische kennis ter zake, brand, brandveiligheid, techniek en voorschriften betrekking hebbend op elektronische branddetectie en brandmelding, in staat te zijn tot het zelfstandig overeenkomstig de voorschriften ontwerpen en projecteren van een brandmeldinstallatie. Brandveiligheid b) Uitgebreide kennis te hebben van het verschijnsel brand, brandoorzaken, brandgedrag van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, branduitbreiding en rookverspreiding. Voorts van de brandrisicobeoordeling en de in relatie hiermee te nemen maatregelen. Techniek c) Uitgebreide kennis te hebben van de hedendaagse techniek op het gebied van automatische brandmeldsystemen en -apparatuur en de toepassing hiervan. Projectie d) Uitgebreide kennis te hebben van de projectering van brandmeldsystemen in verschillende soorten gebouwen, overeenkomstig geldende nationale en Europese normen en voorschriften. Bouwkundig e) Kennis te hebben van de bouwkunde in relatie tot brandveiligheid en de samenhang tussen structuur, vorm en bouwkundige uitvoering van een gebouw en de in een gebouw aan te brengen passieve en actieve brandveiligheidsvoorzieningen. Brandbeveiligingsinstallaties f) Kennis te hebben van de verschillende passieve en actieve brandveiligheidsvoorzieningen en de eventuele aansturing van dit soort voorzieningen door de brandmeldinstallatie. Normering en regelgeving g) Kennis te hebben van de normering op het gebied van de brandveiligheid, zowel nationaal (NEN) als internationaal (CEN). Voorts van de regels die overheid en verzekeraars stellen op het gebied van de brandveiligheid. Uitvoering h) Toezicht te kunnen uitoefenen op de installatiewerkzaamheden en deze te kunnen begeleiden, alsmede kennis te hebben van de procedures van de inbedrijfstelling. Onderhoud i) Kennis te hebben van het noodzakelijke onderhoud en in een onderhoudsschema vast te kunnen leggen welk onderhoud dient te worden uitgevoerd.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 46 van 61 -
18 februari 2009
Toetstermen Achter de toetsterm is tussen haakjes aangegeven op welke eindtermen de betreffende toetsterm betrekking heeft alsmede het niveau waarop gevraagd kan worden (K= kennis, I = inzicht en T = toepassing). De kandidaat: A. A.1 A.2 A.3 A.4 A.5
Algemeen kan een PvE lezen en interpreteren (T) kan een installatieplattegrond lezen en interpreteren (T) kan een projectie maken op een installatieplattegrond (T) kan een blokschema maken (T) kan een functiematrix maken (T)
B. B.1 B.2 B.3 B.4
Brandveiligheid kent de factoren van de verbrandingsvijfhoek en hun rol bij het verbrandingsproces (K); kan de verdeling in perioden met hun kenmerken van het verbrandingsproces verklaren (K); Weet wat vuurbelasting is en wat verbrandingswaarde inhoudt (K); kan de genormeerde brandklassen en de relatie tussen brandstoffen en blusstoffen benoemen (K); kan de werking en toepassing van blusstoffen verklaren (I); kan het begrip brandrisico verklaren en voorbeelden van brandveiligheidsmaatregelen geven (I).
B.5 B.6
C. C.1
C.2 C.3 C.4
D. D.1 D.2 D.3 D.4 D.5 D.6
Techniek heeft uitgebreide kennis van de functie, toepassing en werking van (T): • Brandmeldcentrale • Handbrandmelders • Automatische melders • Elementen • Brandweerpaneel • Nevenpanelen • Brandmeldcentrales in netwerken • Energievoorziening • Nevenindicatoren kan storingsbronnen van automatische melders herkennen (I); kan de omgevingsinvloeden op brandmeldapparatuur herkennen (I); kent de technische en organisatorische mogelijkheden om ongewenste en onechte brandmeldingen te verminderen (K).
Projectie kan een PvE interpreteren en hiermee een brandmeldinstallatie ontwerpen (T); weet wat prestatie-eisen voor de brandmeldinstallatie zijn en kan deze in het ontwerp toepassen (I); weet wat bewakingsomvang is en kan deze in het ontwerp toepassen (K); weet wat detectiezone-indeling, alarmeringszone, stuurzone, meldergroep en melderlus is en kan deze in het ontwerp toepassen (K); kan de benodigde capaciteit van de energievoorziening vaststellen (T); kan het toepassingsgebied, aantal en plaats bepalen van (T): • Brandmeldcentrale • Brandmelders • Nevenindicatoren • Brandweerpaneel
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 47 van 61 -
18 februari 2009
D.7
E. E.1
E.2 E.3 E.4 E.5
• Nevenpanelen kent de toepassing van brandbeveiligingsapparatuur in ruimten met explosiegevaar (K).
Bouwkundig heeft kennis van gebouwen met betrekking tot de onderwerpen (K): • Vluchtmogelijkheden • Compartimentering • Toegepaste materialen • Bouwkundige constructie • Omgeving kan preventieve brandveiligheidsmaatregelen beoordelen (T); kan organisatorische maatregelen beoordelen (T); kan bouwkundige voorzieningen beoordelen (T); kan installatietechnische voorzieningen bepalen (T).
F. F.1
Brandbeveiligingsinstallaties heeft kennis van onderstaande brandbeveiligingsvoorzieningen en weet hoe hij deze moet aansturen (K): • Ontruimingsalarminstallatie • Brandblusinstallatie (brandslanghaspels) • Sprinklerinstallatie • Gasblusinstallaties • Lichtschuiminstallatie • Waternevelinstallatie • Voorzieningen voor rook- en brandwerende scheidingen • Luchtbehandelings- en ventilatie-installatie • Rook- en warmte afvoerinstallatie (RWA) • Overdrukinstallatie • Liftinstallatie • Ontgrendelen brandweeringang • Rolluiken • Flitslichten • Doormelding (brandalarm en storing)
G. G.1
Normering en regelgeving heeft kennis van de onderwerpen welke van toepassing zijn op de brandveiligheid in (K): • De woningwet • Brandweerwet • Bouwbesluit • Bouwverordening • Arbo-wet • Wet milieubeheer • Omgang met ionisatierookmelders heeft kennis van de normen, richtlijnen en regelingen (K): • NEN-EN 54 reeks • NEN 2535 • NEN 2654-1 • NPR 2576 • PGS richtlijnen (voorheen CPR richtlijnen genoemd) • Certificeringsregeling op het gebied van brandveiligheid
G.2
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 48 van 61 -
18 februari 2009
H. H.1 H.2 H.3 H.4 H.5 H.6
Uitvoering kent de eisen voor aanleg van leidingen (K); kent de eisen voor functiebehoud van transmissiewegen (K); kent de eisen voor kabels buiten gebouwen (K); kent de eisen voor inbedrijfstelling (K); kent de eisen voor oplevering en beproeving en deze uitvoeren (K); kan proefbranden uitvoeren (T).
I. I.1 I.2 I.3 I.4 I.5 I.6
Onderhoud kent de definitie onderhoud kan de elementaire soorten onderhoud verklaren (K); kent de definitie nominale staat (K); weet welke noodzakelijke documenten bij oplevering dienen te worden overgedragen (K); kan een onderhoudsschema voor periodieke controle en preventief onderhoud opstellen (T); kan verklaren wat een alarmorganisatie is (T); kent de onderhoudswerkzaamheden van de (K): • Brandmeldcentrale • Brandmelders • Nevenindicatoren • Energievoorziening
Onderwerp A. Algemeen B. Brandveiligheid C. Techniek D. Projectie E. Bouwkundig F. Brandbeveiligingsinstallaties G. Normering en regelgeving H. Uitvoering I. Onderhoud
Weegfactor 3 1 3 3 1 2 3 2 1
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 49 van 61 -
18 februari 2009
VII BIJLAGE : Eind- en toetstermen onderhoudsdeskundige Eindtermen De kandidaat dient: Algemeen a) Op grond van gebleken theoretische en praktische kennis ter zake, brand, brandveiligheid, techniek en voorschriften betrekking hebbend op elektronische branddetectie en brandmelding, in staat te zijn tot het zelfstandig overeenkomstig de voorschriften onderhouden van een brandmeldinstallatie. Brandveiligheid b) Kennis te hebben van het verschijnsel brand, brandoorzaken, brandgedrag van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, branduitbreiding en rookverspreiding. Voorts van de brandrisicobeoordeling en de in relatie hiermee te nemen maatregelen. Techniek c) Uitgebreide kennis te hebben van de hedendaagse techniek op het gebied van automatische brandmeldsystemen en -apparatuur en de toepassing hiervan. Brandbeveiligingsinstallaties d) Kennis te hebben van de verschillende passieve en actieve brandveiligheidsvoorzieningen en de eventuele aansturing van dit soort voorzieningen door de brandmeldinstallatie. Normering en regelgeving e) Kennis te hebben van de nationale normering (NEN) op het gebied van de brandveiligheid. Voorts van de regels die overheid en verzekeraars stellen op het gebied van de brandveiligheid. Onderhoud f) Uitgebreide kennis te hebben van het noodzakelijke onderhoud en in een onderhoudsschema vast te kunnen leggen welk onderhoud dient te worden uitgevoerd. Gebruik Gebouw g) In een gebouw voorzien van een brandmeldinstallatie kunnen vaststellen of: a. het gebruik van de ruimten is gewijzigd; b. er bouwkundige en/of organisatorische wijzigingen zijn. De onderhoudsdeskundige moet dit kunnen melden aan het Branddetectiebedrijf op adequate wijze overeenkomstig de daarvoor geldende procedures.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 50 van 61 -
18 februari 2009
Toetstermen Achter de toetsterm is tussen haakjes aangegeven het niveau waarop gevraagd kan worden (K= kennis, I = inzicht en T = toepassing).
De kandidaat: A. A.1 A.2 A.3 A.4
Algemeen kan een PvE lezen en interpreteren (T) kan een installatieplattegrond lezen en interpreteren (T) kan een blokschema lezen en interpreteren (T) kan een functiematrix lezen en interpreteren (T)
B. B.1 B.2 B.3 B.4
Brandveiligheid kent de factoren van de verbrandingsvijfhoek en hun rol bij het verbrandingsproces (K); kan de verdeling in perioden met hun kenmerken van het verbrandingsproces verklaren (K); Weet wat vuurbelasting is en wat verbrandingswaarde inhoudt (K); kan de genormeerde brandklassen en de relatie tussen brandstoffen en blusstoffen benoemen (K); kan de werking en toepassing van blusstoffen verklaren (I); kan het begrip brandrisico verklaren en voorbeelden van brandveiligheidsmaatregelen geven (I).
B.5 B.6
C. C.1
C.2 C.3 C.4 C.5
D. D.1
Techniek heeft uitgebreide kennis van de functie, toepassing en werking van (T): • Brandmeldcentrale • Handbrandmelders • Automatische melders • Elementen • Brandweerpaneel • Nevenpanelen • Brandmeldcentrales in netwerken • Energievoorziening • Nevenindicatoren kan storingsbronnen van automatische melders herkennen (I); kan de omgevingsinvloeden op brandmeldapparatuur herkennen (I); kent de technische en organisatorische mogelijkheden om ongewenste en onechte brandmeldingen te verminderen (K). kan de benodigde capaciteit van de energievoorziening berekenen (K).
Brandbeveiligingsinstallaties heeft kennis van onderstaande brandbeveiligingsvoorzieningen en weet hoe hij deze moet aansturen (K): • Ontruimingsalarminstallatie • Brandblusinstallatie (brandslanghaspels) • Sprinklerinstallatie • Gasblusinstallatie • Lichtschuiminstallatie • Waternevelinstallatie • Voorzieningen voor rook- en brandwerende scheidingen • Luchtbehandelings- en ventilatie-installatie • Rook- en warmte afvoerinstallatie (RWA) • Overdrukinstallatie
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 51 van 61 -
18 februari 2009
• • • • •
E. E.1
E.2
F. F.1 F.2 F.3 F.4 F.5 F.6
Liftinstallatie Ontgrendelen brandweeringang Rolluiken Flitslichten Doormelding brandalarm en storing
Normering en regelgeving heeft kennis van de onderwerpen welke van toepassing zijn op de brandveiligheid in (K): • De woningwet • Brandweerwet • Bouwbesluit • Bouwverordening • Arbo-wet • Wet milieubeheer • Omgang met ionisatierookmelders heeft kennis van de normen, richtlijnen en regelingen (K): • NEN 2535 • NEN 2654-1 • NPR 2576 • Certificeringsregeling op het gebied van brandveiligheid
F.12
Onderhoud kent de definitie onderhoud en kan de elementaire soorten onderhoud verklaren (K); kent de definitie nominale staat (K); weet welke noodzakelijke documenten bij oplevering dienen te worden overgedragen(K); kan een onderhoudsschema voor periodieke controle en preventief onderhoud opstellen (T); kan verklaren wat een alarmorganisatie is (T); kan de onderhoudswerkzaamheden uitvoeren aan de (T): • Brandmeldcentrale • Brandmelders • Nevenindicatoren • Energievoorziening • Brandalarmeringsapparatuur • Doormeldapparatuur • Brandweer- en nevenpanelen • Besturingsapparatuur voor aut.brandbeveiligingsinstallaties kan een functionele beproeving uitvoeren (T) kan reparaties aan de brandmeldinstallatie uitvoeren (T) kan de uitgevoerde werkzaamheden vastleggen in een logboek en Rapport van Onderhoud.(T) kan de systeembeschikbaarheid berekenen (T) kan een berekening uitvoeren om vast te stellen of op basis van het aantal onechte en ongewenste meldingen aan de prestatie-eis wordt voldaan (T) kan de benodigde maatregelen treffen in een ruimte met explosiegevaar (K).
G. G.1 G.2 G.3 G.4 G.5
Gebruik Gebouw kan de beheerder instrueren over de brandmeldinstallatie (T) kan maatregelen nemen indien gebruik van ruimten zijn gewijzigd (T) kan maatregelen nemen bij bouwkundige wijzigingen (T) kan maarregelen nemen bij organisatorische wijzigingen (T) kan de noodzakelijke rapportage naar het Branddetectiebedrijf uitvoeren (T)
F.7 F.8 F.9 F.10 F.11
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 52 van 61 -
18 februari 2009
Onderwerp A. Algemeen B. Brandveiligheid C. Techniek D. Brandbeveiligingsinstallaties E. Normering en regelgeving F. Onderhoud G. Gebruik Gebouw
Weegfactor 3 1 3 3 1 3 2
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 53 van 61 -
18 februari 2009
VIII BIJLAGE : Eind- en toetstermen installatiedeskundige Eindtermen De kandidaat dient: Brandveiligheid a) Globale kennis te hebben van de grondbeginselen van brand, branduitbreiding en rookverspreiding, alsmede de beveiliging daartegen; Techniek b) Componenten van brandmeldsystemen te herkennen en de toepassing hiervan te kennen; Normering c) Kennis te hebben van de normering op het gebied van het installeren van brandmeldinstallaties (de relevante gedeelten uit NEN 2535); Uitvoering d) Uitgebreide kennis te hebben van en vakbekwaamheid te hebben in het installeren van brandmeldinstallaties.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 54 van 61 -
18 februari 2009
Toetstermen De kandidaat: A. A.1 A.2 A.3 A.4
A.5 A.6
B. B.1 B.2 B.3 B.4 B.5 B.6 B.7
Brandveiligheid kent de factoren van de verbrandingsvijfhoek en hun rol bij het verbrandingsproces; kan de 3 O’s benoemen kan de 3 typen voorzieningen noemen kan voorbeelden geven van bouwkundige en installatietechnische voorzieningen en organisatorische maatregelen, gericht op het voorkomen van brand, het voorkomen en beperken van ongevallen en schade bij brand en het bestrijden van brand; kan aangeven hoe een brand verloopt; kan aangeven wat de gevaaraspecten van rook zijn.
Techniek kan een tekstpaneel, een alfanumeriek display en een geografisch brandweerpaneel herkennen; kan aangeven wat het doel is van een brandweerpaneel; kan aangeven in welke gevallen een geografisch paneel nodig kan zijn; kan aangeven wat het doel is van een brandmeldcentrale; kan aangeven dat een brandmeldcentrale moet voldoen aan NEN-EN 54-2 kan aangeven wat het werkingsprincipe en wat de toepassing is van de verschillende typen thermische melders, rookmelders en vlammenmelders; kan aangeven wat wordt verstaan onder primaire energievoorziening en noodstroomvoorziening (of secundaire energievoorziening).
C. Normering Nog niet nader uitgewerkt. D. D.1 D.2 D.3 D.4 D.5 D.6 D.7 D.8
D.9 D.10 D.11
D.12 D.13 D.14
Uitvoering kan aangeven wat wordt verstaan onder een prestatie-eis aan een brandmeldinstallatie en hier voorbeelden van noemen. kan aangeven hoe het totale traject dat leidt tot een gecertificeerde brandmeldinstallatie eruit ziet en wat de verantwoordelijkheid van het brandmeldinstallatiebedrijf hierin is; kan tekeningen en blokschema’s, zoals deze worden geleverd door het branddetectiebedrijf lezen en interpreteren; kan bekabelingschema’s maken gegeven een tekening waarop de melders staan aangegeven; kan aangeven wat wordt verstaan onder de omvang van een brandmeldinstallatie en de verschillende mogelijkheden noemen; kan de begrippen detectiezone, meldergroep en melderlus omschrijven; kan de begrippen alarmeringszone en stuurzone omschrijven; kan aangeven aan welke eisen gesteld zijn aan de energievoorziening, de verlichting en de achtergrondgeluiden van de ruimte waarin de brandmeldcentrale of een brandweerpaneel is opgesteld; aangeven aan welke eisen de plaats waar de brandmeldcentrale, het geografisch paneel of het brandweerpaneel is opgesteld moet voldoen; kan gegeven de projectie van het branddetectiebedrijf, op basis van de ter plaatse geconstateerde bouwkundige situatie de afwijkingen van de projectie herkennen; kan gegeven de projectie van het branddetectiebedrijf en de ter plaatse geconstateerde afwijkingen de plaats van de puntmelders bepalen in standaardruimten zoals deze zijn gedefinieerd in de NEN 2535; gegeven de projectie van het branddetectiebedrijf en de ter plaatse geconstateerde afwijkingen in gecompliceerde gevallen een juiste melding doen aan het branddetectiebedrijf; kan tekeningen van de gerealiseerde installatie maken; kan het branddetectiebedrijf informeren over wijzigingen tijdens de bouw die relevant zijn voor de brandmeldinstallatie gelet op het Programma van Eisen;
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 55 van 61 -
18 februari 2009
D.15 D.16 D.17 D.18 D.19 D.20 D.21 D.22 D.23 D.24 D.25 D.26 D.27 D.28 D.29
kan aangeven aan welke eisen de elektrische installatie van een brandmeldinstallatie moet voldoen bij aansluiting van de brandmeldinstallatie op het openbare elektriciteitsnet; kan aangeven aan welke elektrische en mechanische eigenschappen de in de brandmeldinstallatie toegepaste kabel moet voldoen; kan aangeven hoe de kabels en de leidingen ten behoeve van een brandmeldinstallatie moeten worden aangelegd; kan aangeven op welke wijze onderlinge beïnvloeding (EMC) tussen de brandmeldinstallatie en andere installaties moet worden voorkomen; kan aangeven hoe en op welke plaats de kabels, behorende tot de brandmeldinstallatie, gemerkt moeten zijn; kan aangeven waar lassen zijn toegestaan en waaraan deze moeten voldoen; aangeven hoe klemmenkasten, behorende tot de brandmeldinstallatie, gemerkt moeten worden; kan aangeven waarop moet worden gelet wanneer de bekabeling als een ringleiding wordt uitgevoerd; kan aangeven waarom NEN 2535 aangeeft dat er afdoende maatregelen moeten worden genomen voor een overspanningbeveiliging; kan aangeven welke maatregelen genomen moeten worden voor overspanningbeveiliging; kan aangeven wat wordt verstaan onder functiebehoud van kabels; kan voorbeelden noemen van verbindingen die na een brandmelding gedurende minimaal 30 minuten hun functie moeten behouden; kan voorbeelden noemen van mogelijkheden om dergelijke verbindingen (30 min. functiebehoud) te realiseren; kan aangeven wat voor eisen er gesteld worden aan bekabeling die bestemd is voor doormelden en sturingen; kan aangeven op welke manier men kan bepalen of een sturing functioneert.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 56 van 61 -
18 februari 2009
IX BIJLAGE : Model Deelinstallatiecertificaat DEELINSTALLATIECERTIFICAAT BRANDMELDINSTALLATIE Betreffende het ontwerp, de aanleg, inbedrijfstelling en oplevering volgens het certificatieschema Brandmeldinstallaties Eigenaar Locatiegegevens van de brandmeldinstallatie
Dit certificaat is maximaal 1 jaar geldig Datum afgifte certificaat xx-xx-xxxx
Registratienummer certificaat XXXXXX
Vervaldatum certtificaat xx-xx-xxxx Omschrijving deel brandmeldinstallatie
……………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………..
Datum + kenmerk PvE
Datum +Kenmerk RvO
Naam Projecteringsdeskundige
Naam Inbedrijfsteller
xxxxxxxxxx
Xxxxxxxxxxxx
Xxxxxxxxxxx
xxxxxxxxxx
Verklaring certificatie-instelling Op grond van onderzoek, evenals regelmatig door de certificerende instelling uitgevoerde inspecties, worden door onderstaand branddetectiebedrijf gebouwde installaties geacht te voldoen aan het certificatieschema Brandmeldinstallaties.
Verklaring branddetectiebedrijf Het branddetectiebedrijf verklaart dat :
•
De werkzaamheden zijn uitgevoerd in overeenstemming met de voorschriften zoals vastgelegd in het certificatieschema
In de brandmeldinstallatie is een afwijkend ontwerp toegepast
De mogelijkheid tot doormelding aan de/het ontvangststations (brand/storingen) is gerealiseerd.
Brandmeldinstallaties en dat de brandmeldinstallatie goed functioneert.
Functionaliteitsoordeel brandmeldinstallatie •
De brandmeldinstallatie beantwoordt aan het doel waarvoor hij is aangelegd.
Beoordeling van het brandbeveiligingsconcept •
Alle sturingen zijn gecontroleerd
De installaties die aangestuurd worden zijn allemaal aanwezig
De installaties die aangestuurd moeten worden zijn niet allemaal aanwezig (zie hiervoor het RvO)
Eén of meerdere installaties reageren niet goed op basis van de aansturing (zie hiervoor het RvO)
Om het brandbeveiligingsconcept volledig te laten functioneren volgens de doelstelling wordt de opdrachtgever geadviseerd de in het RvO aangegeven maatregelen te nemen.
Wenken voor de gebruiker
Zorg voor een goed onderhoudscontract (bijlage B van de NEN 2654-1);
Wijs één of meer personen aan die zijn opgeleid en geïnstrueerd om te fungeren als beheerder (opgeleid persoon);
•
Laat de beheerder zelfstandig beheer en onderhoud uit volgens de paragrafen 5.3 en 5.4 van de NEN 2654-1;
•
Laat de beheerder eventuele reparaties uit volgens de paragraaf 6.2 van de NEN 2654-1.
Wenken voor de eigenaar
Gegevens Branddetectiebedrijf
Bij ontvangst van het certificaat controleren of:
Xxxxxxxxxxxx
•
De gegevens overeenkomen met de gegevens op het productcertificaat van het branddetectiebedrijf en de gegevens op het brandmeldinstallatieplan / logboek;
•
De brandmeldinstallatie geen zichtbare schades
Naam verantwoordelijke
heeft opgelopen.
projecteringsdeskundige xxxxxxxxxxxx
Indien op grond van bovenstaande of andere redenen de brandmeldinstallatie niet in orde wordt bevonden, dient u contact op te nemen met: 3. Het branddetectiebedrijf; 4. De certificerende instelling.
Handtekening verantwoordelijke projecteringsdeskundige
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 57 van 61 -
18 februari 2009
X BIJLAGE : Sanctiemaatregelen De opsomming van voorbeelden in deze bijlage is niet volledig. Mocht de CI andere afwijkingen/fouten constateren dan moet de CI deze in lijn met de voorbeelden indelen als een bepaald type fout en de bijbehorende sanctie treffen. Duidelijk zal zijn dat een branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf best fouten mag maken maar dat het kwaliteitssysteem van het bedrijf er tijdig voor moet zorgen dat deze fouten door eigen controle worden opgemerkt en hersteld. Type fout
Maatregel branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf en voorbeelden
Sanctie door de CI
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 58 van 61 -
18 februari 2009
Type fout
Kritieke fout Een kritische fout is een fout, die leidt of kan leiden tot gevaarlijke of onveilige situaties
Maatregel branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf en voorbeelden De kritieke fout moet direct hersteld worden. Voorbeelden zijn: • De detectie is niet aangebracht in vluchtwegen bij volledige of gedeeltelijke bewaking en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen; • De detectie is niet functioneel niet na oplevering of onderhoud in vluchtwegen bij volledige of gedeeltelijke bewaking en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen; • De automatische doormelding is niet aangesloten of is niet functioneel na oplevering of onderhoud en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen; • De sturingen tot de I/O module zijn niet functioneel na oplevering of onderhoud en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen; • De sturingen zijn niet met functiebehoud opgeleverd en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen; • Er zijn delen van de brandmeldinstallatie uitgezet door het gecertificeerde bedrijf zonder toestemming van de beheerder van de installatie en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen; • Fraude met registraties. • Het onvoldoende corrigeren van geconstateerde ernstige fouten. • Fraude door het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf moet per definitie als kritieke fout worden beschouwd.
Sanctie door de CI
•
•
•
•
•
De CI schorst het certificaat van het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf voor een bepaalde termijn met een minimum 2 weken. Ongeveer één week voor het einde van de schorsing voert de CI voert een extra controleonderzoek uit om de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft genomen te beoordelen en te bepalen of de schorsing wordt opgeheven. Indien de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft genomen (bijna) volledig effectief zijn wordt de schorsing opgeheven. Indien de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft genomen niet effectief zijn kan de CI besluiten om de schorsing voor een bepaalde termijn te verlengen of het certificaat in te trekken. In geval van fraude kan de CI besluiten om het certificaat direct te beëindigen zonder voorafgaande schorsing van het certificaat.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 59 van 61 -
18 februari 2009
Type fout
Ernstige fout Een ernstige fout is een fout, die leidt of kan leiden tot storingen of wezenlijke ongeschiktheid. Er wordt er niet meer aan de uitgangspunten en/of doelstellingen voldaan.
Maatregel branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf en voorbeelden De ernstige fout moet direct hersteld worden. Voorbeelden zijn: • De projectie en/of de aanleg van de melders is niet volgens de norm en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen. • De voeding heeft onvoldoende vermogen primair/secundair en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen. • Er heeft een verbouwing plaatsgevonden aan de beveiligde ruimte, die niet zijn waargenomen tijdens de oplevering of onderhoud en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen. • Het niveau aan beveiliging komt niet overeen met het wettelijke niveau en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen. • De bewaking op kortsluit c.q. draadbreuk is na de oplevering of onderhoud niet functioneel. • In de ringlus zijn isolatoren niet geplaatst op de vereiste punten en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen. • Er is een nevenindicator niet geplaatst en het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft dit niet zelf geconstateerd en/of maatregelen genomen. • Het onvoldoende corrigeren van geconstateerde belangrijke fouten.
Sanctie door de CI
•
•
•
•
De CI geeft het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf een schriftelijke waarschuwing. Na één maand vindt er een extra controleonderzoek plaats bij het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf om de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf genomen heeft te beoordelen. Indien de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft genomen (bijna) volledig effectief zijn neemt de CI geen verdere maatregelen Indien de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft genomen niet effectief zijn schorst de CI het certificaat (zie verder onder sanctie bij “kritiek fout”).
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 60 van 61 -
18 februari 2009
Type fout
Belangrijke fout Een belangrijke fout is een fout, welke de werking zodanig vermindert, dat er klachten zijn of verwacht kunnen worden.
Fout Een fout waarvan verwacht mag worden, dat slechts een zeer kritische afnemer zal klagen.
Maatregel branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf en voorbeelden De belangrijke fout moet binnen twee maanden hersteld worden. Voorbeelden zijn: • De noodstroomvoorziening wordt niet goed getest. • Het onvoldoende corrigeren van dezelfde type geconstateerde fouten over twee jaar. • De melders zijn te gevoelig afgesteld. • Tijdens meerdere controleonderzoek wordt door de CI geconstateerd dat dezelfde fouten meer dan eens voorkomen.
De fout moet binnen 1 jaar hersteld worden. Voorbeelden zijn: • De nevenmelder zit niet recht gemonteerd. • Een checklist voor installatie bevat geen datum. • De opdrachtbevestiging wordt te laat gestuurd.
Sanctie door de CI
Na twee tot drie maanden vindt er een extra controleonderzoek plaats bij het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf om de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf genomen heeft te beoordelen. • Indien de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft genomen (bijna) volledig effectief zijn neemt de CI geen verdere maatregelen • Indien de maatregelen die het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf heeft genomen niet effectief zijn geeft de CI een schriftelijke waarschuwing aan het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf (zie verder onder sanctie bij “ernstige fout”). De CI neemt geen nadere sanctiemaatregel. Tijdens het volgende controleonderzoek wordt het functioneren van het kwaliteitsysteem van het branddetectiebedrijf/ brandmeldinstallatiebedrijf op dit punt beoordeeld door de CI. •
Een schorsing of intrekking van een certificaat dient dezelfde dag nog door de CI te worden gemeld aan SSQ.
Regeling Brandmeldinstallaties Versie 1.0
- 61 van 61 -
18 februari 2009