30%-regeling Medewerkers die naar een ander land worden uitgezonden of vanuit een ander land in Nederland komen werken, maken veelal extra kosten in verband met het werken buiten hun woonland. Deze kosten worden extraterritoriale kosten genoemd. Als deze medewerkers aan bepaalde voorwaarden voldoen, kunnen zij onder een bijzondere forfaitaire kostenvergoedingsregeling vallen: de 30%-regeling. Deze regeling houdt in dat de werkgever 30% van het loon inclusief vergoeding mag verstrekken als onbelaste vergoeding voor de extra kosten van het tijdelijke verblijf van de medewerker in een ander land, of, als een medewerker uit het buitenland wordt aangetrokken, voor zijn tijdelijk verblijf in Nederland. Het gaat hierbij om 30% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, inclusief de vergoeding zelf. Extraterritoriale kosten kunnen door de werkgever onbelast worden vergoed aan de betreffende medewerker. Dit houdt in dat de medewerker zijn kosten eerst zelf financiert en daarna declaraties, door middel van het overleggen van bonnen, indient bij de UM. Gevolg hiervan is dat er relatief veel administratieve handelingen verricht worden en de medewerker alles dient voor te schieten. In plaats van de belastingvrije vergoeding van gedeclareerde extraterritoriale kosten kan er ook voor worden gekozen om de forfaitaire 30%-regeling, na toestemming van de Belastingdienst, toe te passen. Werkgevers kunnen echter niet aan hun werknemers tegelijkertijd zowel een vergoeding geven op basis van de 30%regeling als op basis van de werkelijke extraterritoriale kosten (zie bijlage III). Zodra de toestemming voor de 30% regel (van de Belastingdienst) is ontvangen, wordt 30% van het loon zonder inhouding van loonheffing betaald als vaste bijdrage voor de extraterritoriale kosten. De resterende 70% van het loon van de medewerker is onderhevig aan Nederlandse loonheffing. Medewerkers die gebruik maken van de 30%regeling kunnen enkel niet-extraterritoriale kosten declareren. Medewerkers die gebruik maken van de 30%-regeling kunnen enkel gebruik maken van het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden UM voor wat betreft de flexibele werkduur, het meerjaren spaarmodel, en het inzetten van vakantie-uren voor de aanschaf van een fiets in het kader van de fietsregeling UM (per 1.1.2015). Het gebruik van deze regeling kan invloed hebben op sociale zekerheidsuitkeringen, maar laat de ABP-pensioenplanrechten onverlet. Per 1 januari 2012 is de 30%-regeling op een aantal belangrijke punten aangepast, de criteria zijn verwoord in deze regeling. Criteria De 30%-regeling staat slechts open voor extraterritoriale medewerkers die voldoen aan de gestelde criteria. Extraterritoriale medewerkers zijn (1) ingekomen medewerkers en (2) uitgezonden medewerkers. (1) Ingekomen medewerkers (in de regel buitenlands personeel). Als iemand in Nederland komt werken, maakt deze persoon mogelijk extra kosten (de zogenoemde extraterritoriale kosten). De werkgever mag deze persoon een vrije (onbelaste) vergoeding geven voor de extraterritoriale kosten die hij/zij maakt mits hij/zij voldoet aan de criteria. (2) Uitgezonden medewerkers. Een medewerker in dienstbetrekking die door de UM naar het buitenland wordt gezonden met het oog op het beoefenen van wetenschap of het geven van onderwijs.
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
1
Ingekomen medewerkers De Belastingdienst stelt dat de ingekomen medewerker1, waarvoor de Universiteit Maastricht (UM) inhoudingsplichtig is, in aanmerking komt voor deze vergoeding als hij/zij voldoet aan de volgende criteria: Rechtstreeks uit het buitenland geworven/ geografische voorwaarden Een medewerker dient op het moment van het aangaan van de arbeidsovereenkomst rechtstreeks uit het buitenland geworven te zijn. Sinds 01.01.2012 geldt als aanvullende voorwaarde dat de medewerker in de 24 maanden voorafgaand aan de start van de tewerkstelling in Nederland minimaal 16 maanden op meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens gewoond moet hebben. Medewerkers, die binnen een straal van 150 km buiten de Nederlandse grens wonen of hebben gewoond voorafgaand aan indiensttreding, komen sinds 01-012012 niet meer in aanmerking voor de 30%-regeling. De straal van 150 km is gedefinieerd als de hemelsbrede afstand tussen de woonplaats en de dichtstbijzijnde grens met Nederland. De medewerker moet in de 24 maanden vóór de eerste dag van tewerkstelling in Nederland gedurende minimaal 16 maanden buiten deze straal hebben gewoond. Gepromoveerden Voor gepromoveerden blijft de periode van promoveren in Nederland en/of in het gebied tot 150 km van de grens, buiten beschouwing bij de toetsing of de werknemer uit het buitenland is geworven, inclusief de 150kmvoorwaarde. Voorwaarde is wel dat de tewerkstelling plaatsvindt binnen een jaar na het behalen van de titel. Ook dient de gepromoveerde aan te tonen dat hij/zij in de 24 maanden voorafgaand aan de start van zijn/haar promotietraject minimaal 16 maanden buiten een straal van 150 kilometer van de Nederlandse grens gewoond heeft en rechtstreeks uit het buitenland is geworven op het moment van aangaan van de PhD arbeidsovereenkomst. De gepromoveerden mogen tijdens hun promotieperiode een betaalde aanstelling ten behoeve van hun promotieonderzoek gehad hebben. Ook mogen ze tijdens hun promotieonderzoek ander werk verricht hebben, echter dit dient van ondergeschikte aard te zijn geweest aan het promotieonderzoek. Het promotietraject moet het hoofddoel zijn geweest van hun komst naar en verblijf in Nederland. Voor de gepromoveerde die vooruitlopend op (in het zicht van) zijn Dr. titel al een aanstelling krijgt, kan de 30% regel enkel worden toegepast (mits is voldaan aan alle andere criteria), niet per datum aanstelling, maar per datum ontvangst Dr. titel. Schaarse specifieke deskundigheid Voor het aantonen van specifieke deskundigheid geldt vanaf 1 januari 2012 een toetsing van het salaris. Voor wetenschappers met een UFO-profiel Onderzoek & Onderwijs gelden deze salarisnormen niet. Alleen medewerkers, zonder UFO-profiel Onderzoek & Onderwijs, van 30 jaar en ouder met een belastbaar jaarloon van € 36.705 (2015) of hoger komen in aanmerking voor de 30%-regeling. Voor hoogopgeleiden op masterniveau jonger dan 30 jaar, zonder UFO-profiel Onderzoek & Onderwijs, geldt een verlaagde salarisnorm van € 27.901 (2015), tot de maand volgende op de maand waarin ze 30 worden. De genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Ook parttimers, zonder UFO-profiel Onderzoek & Onderwijs, moeten voldoen aan de salarisnorm, 1
De belastingdienst definieert iemand als medewerker zodra deze medewerker is in de zin van artikel 2 van de wet op de loonbelasting.
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
2
waarbij loon uit andere deeltijdfuncties wordt meegenomen, maar een uitzondering geldt als het loon is verlaagd in verband met zwangerschaps- of ouderschapsverlof. Tot het loon behoort ook loon dat ontvangen is uit een dienstbetrekking in het buitenland. Bij in- of uitdiensttreding in de loop van het jaar mag het belastbaar loon naar rato worden berekend. Hoewel de schaarste van de specifieke deskundigheid ook een criterium is om voor de 30%-regeling in aanmerking te komen, zal toetsing hiervan alleen in speciale gevallen plaatsvinden. Bij universiteiten hoeft de schaarste niet apart getoetst te worden. Toetsingsperiodes en looptijden Beschikkingen met een ingangsdatum van 1 januari 2012 of later hebben een maximale looptijd van acht jaar. De looptijd van de 30%-regeling wordt in de volgende gevallen gekort: • In het geval de medewerker al vóór zijn indiensttreding in Nederland hier werkte of verbleef (tot 25 jaar geleden) (dit geldt ook voor de eventuele promotieperiode) worden deze periodes gekort op de looptijd. • Het verzoek om in aanmerking te komen voor de 30%-regeling wordt niet binnen 4 maanden ingediend. In dat geval wordt de 30%-regeling toegepast vanaf de eerste dag van de maand na de ontvangstdatum van het verzoek; • De medewerker voldoet niet langer aan de salarisnorm. (Dit is alleen van toepassing voor medewerkers die geen UFO-profiel Onderzoek&Onderwijs hebben). Voorzover de looptijd van de afgegeven beschikking nog niet verstreken is, eindigt de 30%-regeling op de laatste dag van tewerkstelling in Nederland in zoverre deze dag eerder valt dan de einddatum van de beschikking óf zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden 2.
In geval van een toekenning van de 30%-regeling bij een eerdere werkgever voorafgaand aan de tewerkstelling bij de UM geldt dat het toetsingsmoment de eerste dag van tewerkstelling in Nederland is. In geval van tussentijdse stopzetting van de 30% regeling omdat de medewerker geen medewerker meer is in de zin van artikel 2 van de wet op de loonbelasting, zal de 30% regeling niet herleven bij het weer werknemer worden in de zin van artikel 2 maar zal een nieuwe aanvraag 30% regeling moeten worden ingediend. Het toetsingsmoment zal hierdoor verlegd worden naar het moment van aanvang van de nieuwe tewerkstelling waarvoor de hernieuwde aanvraag wordt ingediend. Overgangsregeling De nieuwe regels gelden niet voor beschikkingen van vóór 1 januari 2007. Indien een medewerker op 1 januari 2012 korter dan 60 maanden onder de 30%-regeling valt, dient in de 60e maand getoetst te worden of hij/zij aan de nieuwe criteria voor de 30%regeling voldoet, de zgn. 5 jaarstoets. Bij deze toetsing zal worden bekeken of de medewerker per de ingangsdatum van de tewerkstelling in Nederland voldoet aan het criterium ‘ingekomen medewerker’. Dit betekent dus dat er voor wetenschappelijk personeel getoetst wordt aan de 150 km voorwaarde op de eerste dag van tewerkstelling. Voor niet-wetenschappelijk personeel geldt tevens dat er wordt getoetst aan de inkomensnorm. Deze inkomenstoets moet jaarlijks worden uitgevoerd. 2
De belastingdienst beschouwt iemand die een onbetaalde / honoraire aanstelling krijgt NIET als werknemer in de zin van artikel 2. Dus wanneer iemand overgaat op een onbetaalde aanstelling zal, als de 30% regeling werd toegepast, deze van rechtswege vervallen en niet automatisch herleven wanneer betrokkene weer werknemer in de zin van artikel 2 wordt. Daarvoor zal een nieuwe aanvraag bij de belastingdienst moeten worden ingediend.
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
3
Procedure Voor de toepassing van de regeling ten behoeve van de ingekomen medewerkers moet de UM toestemming van de Belastingdienst hebben. Het verzoek dient te worden ingediend door (of namens) beide partijen; de ingekomen medewerker en de UM. Het Knowledge Centre for International Staff (KCIS) zal, namens de werkgever, centraal de 30% verzoeken controleren op haalbaarheid en indienen bij de Belastingdienst. Voor een overzicht van het stappenplan 30%-regeling (ingekomen medewerkers), zie bijlage I. Uitgezonden medewerkers De Belastingdienst stelt voor de uitgezonden medewerker dat de volgende medewerkers die uitgezonden worden naar het buitenland in aanmerking komen voor de 30%-regeling. Hieronder zijn alleen de op de UM van toepassing zijnde categorieën weergegeven:
medewerkers die vanuit Nederland worden uitgezonden om in een ander land wetenschap te beoefenen of onderwijs te geven. Hieronder wordt verstaan: o buiten Nederland onderzoek verrichten op basis van een beurs of stipendium van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) of de Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek van de tropen o buiten Nederland onderzoek verrichten op basis van een NATO-fellowship o buiten Nederland onderzoek verrichten op basis van vergelijkbare beurzen, stipendia en fellowships die door de Minister van Onderwijs en Wetenschappen zijn aangewezen o als leerkracht onderwijs geven aan een buitenlandse instelling op het gebied van wetenschap of onderwijs (uitgezonden of op uitnodiging) o als wetenschapper onderzoek verrichten aan een buitenlandse instelling op het gebied van onderwijs of wetenschap (uitgezonden of op uitnodiging).
Voor toepassing van de 30%-regeling moet een medewerker in een periode van 12 maanden tenminste 45 dagen voor zijn werk verblijven in een of meer plaatsen waarnaar hij is uitgezonden. Voor de bepaling van deze 45 dagenregel geldt:
Perioden van minder dan 15 aaneengesloten dagen tellen niet mee. Reisdagen van en naar de plaats van uitzending tellen mee als dagen van verblijf in die plaats. Als eenmaal aan de voorwaarde voldaan is tellen alle overige dienstreizen van ten minste 10 dagen naar de desbetreffende plaatsen mee.
Als KCIS heeft bepaald dat een in Nederland belastingplichtige medewerker in aanmerking komt voor de 30%-regeling voor uitgezonden medewerkers, dan zal de personeels- en salarisadministratie (PSA) deze regeling gewoon toepassen. Hier is geen toestemming van de Belastingdienst voor nodig. PSA controleert of er geen extraterritoriale kosten via declaratie worden vergoed. Voor een overzicht van de werkwijze zie het stappenplan 30%-regeling (uitgezonden medewerkers), bijlage II. Let op: de 30%-regeling voor uitgezonden medewerkers is alleen mogelijk als er geen extraterritoriale vergoedingen verstrekt worden door de UM tijdens het verblijf van betrokkene in het buitenland. Werkgevers kunnen niet aan hun medewerkers tegelijkertijd zowel een vergoeding geven op basis van de 30%-regeling als op basis van de werkelijke extraterritoriale kosten. Dit geldt ook indien de uitgezonden medewerker reeds een 30%-regeling als ingekomen medewerker geniet. Het is dus erg belangrijk om 30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
4
te weten welke kosten als extraterritoriale kosten kwalificeren en welke niet (zie bijlage III). Het kan verstandig zijn te kiezen voor vergoeding van de werkelijke extraterritoriale kosten in plaats van voor de 30%-regeling, bijvoorbeeld als de extraterritoriale kosten vele malen hoger zijn dan 30% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en/of als een medewerker niet voldoet aan de voorwaarden van de 30%-regeling.
Voor de volledige wettekst wordt u verwezen naar het besluit van 22 december 2011 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsbesluiten voor de inhouding van de loonheffing (Staatsblad 2011, nr. 677).
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
5
Bijlage I Stappenplan – 30%-regeling INGEKOMEN medewerker 1. De HR adviseur (HR) en de leidinggevende schalen de aan te trekken medewerker in op basis van het geldende UFO-profiel en de daarbij behorende functieschaal en treden. 2. HR vraagt – indien gewenst - KCIS om een inschatting van de mogelijkheid om van de 30%-regeling gebruik te kunnen maken. Hiertoe stuurt HR de volgende bescheiden naar KCIS: Het voor KCIS relevante onderdeel van het informatieformulier indiensttreding met informatie over de functie en de ingangsdatum; Het CV; Een overzicht van de woonplaatsen in de 24 maanden voorafgaand aan de datum van indiensttreding; Bij medewerkers die geen UFO-profiel Onderzoek&Onderwijs hebben: een indicatie van het salaris. 3. KCIS beoordeelt de haalbaarheid. 4. HR verzoekt – na overleg met de nieuwe medewerker - KCIS om de procedure voor de aanvraag van de 30%-regeling op te starten en stuurt met het verzoek mee: een door faculteit en medewerker getekend addendum (wordt niet doorgestuurd naar Belastingdienst), zie bijlage IV of V; een kopie van het contract; Let wel: mochten er in het contract bepalingen zijn opgenomen die strijdig zijn met de 30% regeling, dan kan dit tot gevolg hebben dat de nieuwe medewerker niet in aanmerking komt voor de 30% regeling. het BSN (let op: de aanvraag kan in afwachting van het BSN worden ingediend, maar er wordt door de Belastingdienst geen beschikking afgegeven voordat het BSN bekend is) een kopie paspoort; 5. KCIS neemt contact op met de betrokken medewerker (cc naar HR-adviseur) en verzoekt hem/haar het aanvraagformulier van de 30%-regeling in te vullen en te ondertekenen. 6. Zodra KCIS de volledige 30%-aanvraag compleet heeft, wordt het verzoek ingediend. Ingeval de medewerker uit België, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk komt, dienen er bewijsstukken te worden meegestuurd waaruit de woonplaats blijkt. 7. Wanneer de beschikking van de Belastingdienst bij KCIS binnen komt, stuurt KCIS: bericht aan betrokkene, HR en PSA over de toekenning/afwijzing van de 30%regeling het origineel naar ADP opdat het wordt opgenomen in CORSA (personeelsdossier). 8. Voor de beschikkingen die zijn afgegeven tussen 1 januari 2007 en 1 januari 2012 beoordeelt KCIS na vijf jaar of voldaan wordt aan de voorwaarden. Voor wetenschappelijk personeel is dit uitsluitend de afstand van het woonadres tot de dichtstbijzijnde Nederlandse grens in 16 van de 24 maanden voorafgaand aan de tewerkstelling in Nederland. Voor de overigen is dit ook de salarisnorm (hiervoor is ondersteuning van PSA noodzakelijk). Indien de beschikking is afgegeven op of na 1 januari 2012 hoeft voor wetenschappelijk personeel geen tussentijdse toets meer plaats te vinden. Voor de overigen vindt jaarlijks een toetsing van de salarisnorm plaats. Bijlage II 30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
6
Stappenplan – 30%-regeling UITGEZONDEN medewerker 1. HR en de leidinggevende bespreken de uitzending en de daarbij behorende contractmogelijkheden. 2. HR vraagt – indien gewenst - KCIS om een inschatting van de mogelijkheid om van de 30%-regeling gebruik te kunnen maken. Hiertoe worden door HR de volgende bescheiden naar KCIS gestuurd: het ingevulde Outgoing Notification Form; de bevestigingsbrief van de UM (mutatiebrief van het arbeidscontract bevat gegevens over salaris en evt. kostenvergoedingen gedurende uitzending, land van uitzending, ontvangend instituut of instelling, aard van de werkzaamheden tijdens uitzending, periode van uitzending, afspraken over pensioenpremies) dat betrokkene uitgezonden wordt en in UM dienst blijft voor een bepaalde periode; de uitnodigingsbrief van de ontvangende universiteit en/of bewijs van verblijf in een bepaalde regio. 3. HR verzoekt – na overleg met de naar het buitenland uitgezonden medewerker KCIS om de procedure voor de aanvraag van de 30%-regeling op te starten en stuurt met het verzoek mee een door faculteit en medewerker getekend addendum (zie bijlage VI). 4. KCIS controleert de volledigheid van de ingestuurde stukken.
5. Zodra de stukken ten behoeve van de toepassing van de 30 % regeling compleet zijn, zal
KCIS: PSA verzoeken om de 30%-regeling toe te passen; betrokkene en HR informeren; het dossier naar ADP sturen ter opname in CORSA.
Het is niet uitgesloten dat de hierboven omschreven stappenplannen tengevolge van wijzigingen in de aanvraagprocedure dient te worden aangepast.
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
7
Bijlage III Overzicht over vergoedingen die wel/niet samengaan met de 30%-regeling (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding). Algemeen Kosten of uitgaven die de medewerker ook zou hebben gehad bij dezelfde werkzaamheden in eigen land, zijn geen extraterritoriale kosten. Het ligt in dergelijke gevallen voor de hand de keuze van de meest specifieke post te maken aan de hand van de vraag waar de oorzaak van de kosten ligt. Dat maakt dat het karakter van bepaalde kosten (bijvoorbeeld de kosten van dubbele huisvesting) extraterritoriaal is. Hierna wordt gesproken over de bewijsregel. Hiermee wordt de forfaitaire 30%kostenvergoeding bedoeld. 1. Vergoeding allowance)
voor
extra
uitgaven
levensonderhoud
(cost
of
living
De extra uitgaven die een medewerker doet doordat het prijspeil van de uitgaven voor levensonderhoud in het werkland hoger is dan in het land van herkomst, zijn extraterritoriale kosten. Als de UM de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding) toepast kan hij niet daarnaast nog deze extraterritoriale kosten vrij vergoeden 2. Uitzendtoelagen, bonussen en vergelijkbare vergoedingen service premium / expat allowance / overseas allowance)
(foreign
Een vergoeding die de UM betaalt aan de extraterritoriale medewerker omdat de medewerker bereid is in het buitenland te gaan werken is belast loon. Deze vergoeding is geen vergoeding voor gemaakte kosten en kan dus wel naast de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding) worden toegepast. 3. Verhuiskostenvergoeding (relocation expenses / moving allowance) De kosten van verhuizing in het kader van de dienstbetrekking en de kosten voor het overbrengen van de boedel zijn geen extraterritoriale kosten. De UM kan deze kosten op grond van Wet LB, vrij vergoeden, rekening houdend met de in dat artikel genoemde normeringen en beperkingen. 4. Kosten van kennismaking met het werkland (househunting / acquintance trip) De kosten van een kennismakingsbezoek door de medewerker aan het bedrijf in het werkland kunnen vrij vergoed worden op basis van de Wet LB. De kosten behoren niet tot de extraterritoriale kosten. De kosten van een kennismakingsreis, veelal met het gezin, naar het werkland, bijvoorbeeld voor het zoeken van een woning of het zoeken van scholen, zijn wel extraterritoriale kosten. Als de UM de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding) toepast kan hij niet daarnaast nog deze extraterritoriale kosten vrij vergoeden.
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
8
5. Kosten voor het in orde brengen van de officiële papieren, medische keuring, inentingen (permits) De kosten die gemaakt worden voor het aanvragen of omzetten van officiële papieren, zoals verblijfsvergunningen, visa en rijbewijzen, zijn extraterritoriale kosten. Hetzelfde geldt voor kosten van medische keuringen en vaccinaties. Er is uiteraard alleen sprake van extraterritoriale kosten voor zover deze kosten zijn gemaakt in verband met de tewerkstelling buiten het land van herkomst. Als de UM de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding) toepast kan hij niet daarnaast nog deze extraterritoriale kosten vrij vergoeden. Kosten die gemaakt worden voor het aanvragen of omzetten van een tewerkstellingsvergunning vinden hun oorzaak in overwegende mate in de behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Dit zijn hierom geen extraterritoriale kosten. 6. Kosten voor opslag meubilair (storage expenses) De kosten, gemaakt voor de tijdelijke opslag van de boedel in afwachting van de definitieve huisvesting in het werkland zijn aan te merken als verhuiskosten. De UM kan deze kosten vrij vergoeden of verstrekken naast een vrije vergoeding op basis van de bewijsregel. De opslagkosten voor het deel van de boedel dat niet ‘meeverhuist’ naar het werkland, maar tijdelijk in het land van herkomst wordt opgeslagen, zijn extraterritoriale kosten. Als de UM de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding) toepast kan hij niet daarnaast nog deze extraterritoriale kosten vrij vergoeden. 7. Vermogensverliezen Vermogensverliezen die een extraterritoriale medewerker lijdt omdat bijvoorbeeld een woning of auto verkocht moet worden omdat de extraterritoriale werknemer in een ander land gaat werken zijn geen extraterritoriale kosten. Deze posten behoren tot de vermogenssfeer van de werknemer. De UM kan deze verliezen ook niet vrij vergoeden. De vergoeding van deze verliezen vormt belastbaar loon. 8. Kosten van huisvesting (free accomodation / housing) Bij de kosten van huisvesting is van belang of sprake is van dubbele huisvestingskosten. Dubbele huisvestingskosten De huisvestingskosten buiten het land van herkomst van een extraterritoriale medewerker, bijvoorbeeld in een hotel, die naar de omstandigheden beoordeeld, in het land van herkomst is blijven wonen, zijn extraterritoriale kosten voor de periode van de tijdelijke uitzending. De termijn van twee jaar die in de wet LB is vermeld, is in deze situatie niet van toepassing. (Eerste) huisvestingskosten Als de medewerker, naar de omstandigheden beoordeeld, niet in het land van herkomst is blijven wonen, dan is geen sprake van dubbele huisvestingskosten. Uit het oogpunt van doelmatigheid is in de regelgeving opgenomen dat de normale huisvestingskosten op 18% van het loon kunnen worden gesteld. In zoverre is sprake van loon. Voor zover het bedrag van de vergoeding ziet op het bedrag dat uitgaat boven 18% van het loon is sprake van extraterritoriale kosten. Is sprake van huisvesting in een gemeubileerde woning, dan moet een splitsing worden aangebracht tussen de kosten die zien op de woning en het deel dat betrekking heeft op het meubilair en dergelijke. Voor de woning geldt wat hiervoor is opgenomen. Het deel van de vergoeding dat ziet op het meubilair en dergelijke is belastbaar loon. Dit is alleen anders als sprake is van extra kosten ten opzichte van de kosten van meubilair en dergelijke in het land van herkomst. In dat geval zijn de extra kosten aan te merken als extraterritoriale kosten. Als de UM de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding) 30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
9
toepast kan hij niet daarnaast nog de hiervoor vermelde extraterritoriale kosten vrij vergoeden. 9. Aan- en verkoopkosten woning (reimbursement expenses purchase house / brokers fee) De aan- en verkoopkosten van een woning, inclusief de makelaarskosten, behoren in hun geheel tot de vermogenssfeer van de medewerker. Dergelijke uitgaven zijn hierom niet aan te merken als extraterritoriale kosten. De UM kan deze uitgaven ook niet om een andere reden vrij vergoeden. 10. Gas, water, licht en ander nutsvoorzieningen (utilities) De uitgaven voor gas, water, licht en andere nutsvoorzieningen kunnen gedeeltelijk extraterritoriale kosten zijn. Zie onderdeel 1 11. Reizen en reiskosten (home-leave) Reizen naar het land van herkomst De kosten van reizen naar het land van herkomst, voor bijvoorbeeld familiebezoek of gezinshereniging zijn aan te merken als extraterritoriale kosten. Ook is sprake van extraterritoriale kosten als het reiskosten betreft die de medewerker maakt om zijn gezin, dat in het land van herkomst is blijven wonen, te bezoeken. De oorzaak van deze kosten ligt overwegend in de uitzending. Als de UM de bewijsregel (de forfaitaire 30%kostenvergoeding) toepast kan hij niet daarnaast nog deze extraterritoriale kosten vrij vergoeden. Kosten woon- werkverkeer De kosten voor regelmatig woon-werkverkeer vormen geen extraterritoriale kosten. Deze kosten vallen onder de specifieke bepaling van de Wet LB. 12. Kosten van de belastingadviseur De kosten van persoonlijke belastingadviezen, zoals het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting, zijn doorgaans geen extraterritoriale kosten. De UM kan deze uitgaven ook niet om een andere reden vrij vergoeden. De vergoeding van deze uitgaven vormt hierom doorgaans belastbaar loon. Is sprake van extra kosten ten opzichte van het laten invullen van de privé-aangifte door een vergelijkbare belastingadviseur in het land van herkomst, dan zijn de extra kosten aan te merken als extraterritoriale kosten. Voorbeeld Een extraterritoriale medewerker met de Amerikaanse nationaliteit werkt in Nederland. Hij moet een Amerikaanse en een Nederlandse aangifte invullen. Als de UM de kosten voor het laten invullen van de beide aangiften vergoedt, dan zijn de kosten verbonden aan het invullen van de Nederlandse aangifte extraterritoriale kosten. Dit zijn de extra kosten die verbonden zijn aan het werken buiten het land van herkomst. De vergoeding van de kosten voor het invullen van de Amerikaanse aangifte vormen belastbaar loon. Zouden de kosten voor het invullen van de Amerikaanse aangifte door de tewerkstelling in Nederland hoger zijn, dan zijn deze extra kosten ook extraterritoriaal. 13. Hogere belastingtarieven in het werkland (tax-equalization) Werkgevers plegen in veel gevallen de hogere (inkomsten-)belasting(en) die een medewerker betaalt in het werkland te vergoeden. Dergelijke verschillen behoren tot de inkomens- of vermogenssfeer van de medewerker en zijn niet aan te merken als extraterritoriale kosten. Dergelijke verschillen zijn ook niet om andere redenen vrij te vergoeden. Een eventuele vergoeding van deze verschillen vormt belastbaar loon. 14. Taalcursussen 30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
10
Kosten van taalcursussen in de taal van het werkland, zowel voor de medewerker als ook voor zijn gezinsleden, die bij de medewerker in het werkland verblijven, zijn extraterritoriale kosten. Als de UM de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding) toepast kan hij niet daarnaast nog deze extraterritoriale kosten vrij vergoeden. 15.Telefoon Als de UM de kosten van een telefoonabonnement vergoedt, dan is deze vergoeding niet aan te merken als een extraterritoriale kostenvergoeding. Op deze vergoeding is een specifieke regeling van toepassing. Voor zover de vergoeding ziet op extra (niet-zakelijke) gesprekskosten met het land van herkomst, is wel sprake van extraterritoriale kosten. Als de UM de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding) toepast kan hij niet daarnaast nog deze extraterritoriale kosten vrij vergoeden. 16.Maaltijden Kosten van maaltijden zijn in beginsel privé-uitgaven. A. Dit is anders bij maaltijden waarbij het zakelijke karakter van meer dan bijkomstig belang is. Hierbij kan bij uitzendingen gedacht worden aan de vergoeding voor maaltijden genuttigd tijdens een korte periode dat men in een hotel wordt ondergebracht en niet in de gelegenheid is zelf maaltijden te bereiden. De vergoeding voor deze kosten van maaltijden en verstrekkingen is specifiek geregeld in regelgeving en is dus geen extraterritoriale kostenvergoeding. B. Als de extra kosten van maaltijden geen betrekking hebben op maaltijden waarbij het zakelijk karakter van meer dan bijkomstig belang is, en dus niet onder A) vallen, dan kan sprake zijn van extra kosten die worden opgeroepen door de uitzending. De extra kosten behoren dan tot de extraterritoriale kosten. Het gaat bij de vaststelling van deze extraterritoriale kosten niet om de meerkosten per afzonderlijke maaltijd, maar meer in het algemeen om de vaststelling van de meerkosten van levensonderhoud die opgeroepen worden door de uitzending. Zie onderdeel 1. 17.Vaste vergoedingen De UM kan zijn medewerkers een vaste vergoeding verstrekken. Als de UM een vaste vrije vergoeding verstrekt aan een extraterritoriale medewerker die gebruik maakt van de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding), dan kan de vaste vergoeding niet zien op extraterritoriale kosten. Deze kosten zijn immers al begrepen in de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding). Als de UM een vaste vergoeding verstrekt aan een medewerker die geen gebruik maakt van de bewijsregel (de forfaitaire 30%-kostenvergoeding), dan kan de vaste vergoeding wel geheel of gedeeltelijk zien op extraterritoriale kosten.
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
11
Bijlage IV (alleen van toepassing bij wetenschappelijk personeel) BIJLAGE BIJ DE ARBEIDSOVEREENKOMST (addendum) VAN .…………………………. (medewerker) a. Indien en voor zover de medewerker op grond van hoofdstuk 4a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 een vrije vergoeding van extraterritoriale kosten kan ontvangen, wordt het met de medewerker overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking op zodanige wijze arbeidsrechtelijk verminderd dat 100/70 van het aldus nader overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking gelijk is aan het oorspronkelijk overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. b. Indien en voor zover onderdeel a toepassing vindt en mits belasting dient te worden betaald in Nederland (volgens internationale belastingverdragen hoeven bewoners van sommige landen geen belasting af te dragen gedurende de eerste (2) jaren van hun overeenkomst), ontvangt de medewerker van de werkgever een vergoeding van extraterritoriale kosten, gelijk aan 30/70 van het aldus nader overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. c. De medewerker is zich bewust van het feit dat wanneer de vrije vergoeding voor extraterritoriale kosten op grond van artikel 10ea van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt toegekend, enkel uitgaven die geen extraterritoriale kosten zijn (bijv. reiskosten en kosten van zakelijke reizen) apart vergoed kunnen worden en het de medewerker niet is toegestaan deel te nemen aan het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden UM. …..…. (plaats), ………………… 20..
………. (plaats), ……………. 20..
Handtekening van werkgever
Handtekening van medewerker
………………………………
………………………………
(werkgever)
(medewerker)
entr Indien u voldoet aan de voorwaarden van deze regeling en de Nederlandse Belastingdienst u hun toestemming heeft toegestuurd, kan de Universiteit Maastricht een vergoeding toekennen voor kosten in de hoogte van maximaal 30% van het brutosalaris. Het toekennen van deze vergoeding vereist voorafgaande toestemming van de Belastingdienst. Zodra deze toestemming is ontvangen, wordt ten hoogste 30% van het loon zonder inhouding van loonheffing betaald als vaste bijdrage voor de extraterritoriale kosten. De resterende 70% van het loon van de medewerker is onderhevig aan Nederlandse loonheffing. Medewerkers die gebruik maken van de 30%-regeling kunnen enkel uitgaven die geen extraterritoriale kosten zijn, declareren. Medewerkers die gebruik maken van de 30%-regeling kunnen, naast de flexibele werkduur en het meerjaren spaarplan, enkel gebruik maken van het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden UM om vakantie-uren in te zetten voor de aanschaf van een fiets in het kader van de fietsregeling UM (per 1.1.2015). Daarnaast kan het gebruik van de 30%-regeling invloed hebben op sociale zekerheidsuitkeringen, maar laat de ABPpensioenplanrechten onverlet. Voor meer informatie, zie: http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontenten/belastingdienst/individuals/living_and_working/ working_in_another_country_temporarily/you_are_coming_to_work_in_the_netherlands/30_facility_for_incomi ng_employees/
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
12
Bijlage V (alleen van toepassing bij niet-wetenschappelijk personeel) BIJLAGE BIJ DE ARBEIDSOVEREENKOMST (addendum) VAN .…………………………. (medewerker)
a. Indien en voor zover de werknemer op grond van hoofdstuk 4 a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 een vrije vergoeding van extraterritoriale kosten kan ontvangen, wordt het met de medewerker overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking op zodanige wijze arbeidsrechtelijk verminderd dat 100/70 van het aldus nader overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking gelijk is aan het oorspronkelijk overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. b. Indien en voor zover onderdeel a toepassing vindt en mits belasting dient te worden betaald in Nederland (volgens internationale belastingverdragen hoeven bewoners van sommige landen geen belasting af te dragen gedurende de eerste (2) jaren van hun overeenkomst), ontvangt de medewerker van de werkgever een vergoeding van extraterritoriale kosten, gelijk aan ten hoogste 30/70 van het aldus nader overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. c. Indien het loon voor de loonheffingen door de toepassing van de onder b. bedoelde regeling lager wordt dan het in de wetgeving genoemde normsalaris zal de belastingvrije vergoeding zodanig worden verlaagd dat het fiscale salaris tenminste gelijk is aan het in de wetgeving genoemde normsalaris. d. De medewerker is zich bewust van het feit dat wanneer de vrije vergoeding voor extraterritoriale kosten op grond van artikel 10ea van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt toegekend, enkel uitgaven die geen extraterritoriale kosten zijn (bijv. reiskosten en kosten van zakelijke reizen), kunnen worden gedeclareerd en het de medewerker niet is toegestaan deel te nemen aan het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden UM. …..…. (plaats), ………………… 20..
………. (plaats), ……………. 20..
Handtekening van werkgever
Handtekening van medewerker
………………………………
………………………………
(werkgever)
(medewerker)
Indien u voldoet aan de voorwaarden van deze regeling en de Nederlandse Belastingdienst u hun toestemming heeft toegestuurd, kan de Universiteit Maastricht een vergoeding toekennen voor kosten in de hoogte van maximaal 30% van het brutosalaris. Het toekennen van deze vergoeding vereist voorafgaande toestemming van de Belastingdienst. Zodra deze toestemming is ontvangen, wordt ten hoogste 30% van het loon zonder inhouding van loonheffing betaald als vaste bijdrage voor de extraterritoriale kosten. De resterende 70% van het loon van de medewerker is onderhevig aan Nederlandse loonheffing. Medewerkers die gebruik maken van de 30%-regeling kunnen enkel uitgaven die geen extraterritoriale kosten zijn, declareren. Medewerkers die gebruik maken van de 30%-regeling kunnen, naast de flexibele werkduur en het meerjarenspaarplan, enkel gebruik maken van het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden UM om vakantie-uren in te zetten voor de aanschaf van een fiets in het kader van de fietsregeling UM (per 1.1.2015). Daarnaast kan het gebruik van de 30%-regeling invloed hebben op sociale zekerheidsuitkeringen. Dit laat de ABPpensioenplanrechten onverlet.
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
13
Bijlage VI (alleen van toepassing bij uitgezonden medewerkers) BIJLAGE BIJ DE ARBEIDSOVEREENKOMST (addendum) VAN .…………………………. (medewerker) a. Indien en voor zover de medewerker op grond van hoofdstuk 4a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 een vrije vergoeding van extraterritoriale kosten kan ontvangen, wordt het met de medewerker overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking op zodanige wijze arbeidsrechtelijk verminderd dat 100/70 van het aldus nader overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking gelijk is aan het oorspronkelijk overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. b. Indien en voor zover onderdeel a toepassing vindt en mits belasting dient te worden betaald in Nederland (volgens internationale belastingverdragen hoeven bewoners van sommige landen geen belasting af te dragen gedurende de eerste (2) jaren van hun overeenkomst), ontvangt de medewerker van de werkgever een vergoeding van extraterritoriale kosten, gelijk aan 30/70 van het aldus nader overeengekomen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. c. De medewerker is zich bewust van het feit dat wanneer de vrije vergoeding voor extraterritoriale kosten op grond van artikel 10ea van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt toegekend, enkel uitgaven die geen extraterritoriale kosten zijn (bijv. reiskosten en kosten van zakelijke reizen) apart vergoed kunnen worden en het de medewerker niet is toegestaan deel te nemen aan het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden UM. …..…. (plaats), ………………… 20..
………. (plaats), ……………. 20..
Handtekening van werkgever
Handtekening van medewerker
………………………………
………………………………
(werkgever)
(medewerker)
Indien u voldoet aan de voorwaarden van deze regeling en de Nederlandse Belastingdienst u hun toestemming heeft toegestuurd, kan de Universiteit Maastricht een vergoeding toekennen voor kosten in de hoogte van maximaal 30% van het brutosalaris. Het toekennen van deze vergoeding vereist voorafgaande toestemming van de Belastingdienst. Zodra deze toestemming is ontvangen, wordt ten hoogste 30% van het loon zonder inhouding van loonheffing betaald als vaste bijdrage voor de extraterritoriale kosten. De resterende 70% van het loon van de medewerker is onderhevig aan Nederlandse loonheffing. Medewerkers die gebruik maken van de 30%-regeling kunnen enkel uitgaven die geen extraterritoriale kosten zijn, declareren. Medewerkers die gebruik maken van de 30%-regeling kunnen, naast de flexibele werkduur en het meerjaren spaarplan, enkel gebruik maken van het Keuzemodel Arbeidsvoorwaarden UM om vakantie-uren in te zetten voor de aanschaf van een fiets in het kader van de fietsregeling UM (per 1.1.2015). Daarnaast kan het gebruik van de 30%-regeling invloed hebben op sociale zekerheidsuitkeringen. Dit laat de ABPpensioenplanrechten onverlet.
30%-regeling – laatst gewijzigd maart 2015
14