redactiezeilboot
Het inmeten van de zeilen zit bij de offerteprijs inbegrepen.
1 32 | WATERKAMPIOEN#21 2005
NIEUWE ZEILEN Het krakende nieuwe doek als het voor de eerste keer uit de zak komt, voor de eerste keer het nieuwe zeil omhoog. Van een afstandje naar je boot kijken om te beoordelen of ‘het spul er mooi opstaat’. Het blijven de mooie momenten in het leven van de rechtgeaarde zeiler. Deel 2: het maken van de zeilen en natuurlijk een rondje op de plas.
DEEL 2
TEKST JAN BRIEK | FOTO’S BERTEL KOLTHOF
N
geheten spie: de mate waarin de verschillende banen waaruit een zeil is opgebouwd elkaar overlappen. Bij het ontwerpen van een zeil gaat Kees van Vliet altijd uit van iets wat hij al eerder maakte. ‘De Marina is een boot met relatief veel waterverplaatsing. Dus ik zoek in die hoek naar vergelijkbare boten waar ik al eens iets voor heb gemaakt; een H-boot bijvoorbeeld. Die zeilen gebruik ik als referentie.’ Zeilen ontwerpen gebeurt tegenwoordig natuurlijk in de computer. Van Vliet gebruikt het computerprogramma Autometrix.
IN DE COMPUTER Om een zeil te vormen heeft een zeilmaker in wezen maar twee mogelijkheden: de mate van voorlijkronding en de zo-
1 D e nieuwe spi is een echte runner met volle schouders. Zo’n kleine spi is het makkelijkst door één man te trimmen.
ieuwe zeilen begint met het opnemen van een aantal maten aan boord van je schip. Behalve die maten zijn – in het geval van de Marina – ook de klasseregels van belang. wat dat betreft zitten we nog met een probleempje. immers: de Marina is van origine voorzien van een grotere voordriehoek dan voor een Folkboot is toegestaan. Dit is echter authentiek, zodat we beslissen dat we een genua laten maken en pas op een later tijdstip een Folkboot-fok. want voor een origineel Folkboot-tuig is meer nodig dan alleen maar zeilen die binnen de regels passen: een andere mast bijvoorbeeld (zonder zalingen) en een minder ver voorop geplaatst voorstag. Voorlopig gaan we daarom uit van de Marina zoals het jacht in 1946 door Kraaier is afgeleverd. wat betreft het grootzeil volgen we wel de klasseregels. Daarin staat bijvoorbeeld dat tegenwoordig een doorlopende toplat is toegestaan. Die komt dus ook in ons nieuwe zeil. Aan boord neemt Kees van Vliet een aantal maten dat wordt gebruikt bij het ontwerp van het grootzeil. Hierbij moet je denken aan zaken zoals de maximale voor- en onderlijklengte, de valling van de mast, de mastbuiging (de mate waarín én de plaats waar hij maximaal buigt) en de maximale driehoek waarbinnen het grootzeil kan worden uitgebouwd (ook weer binnen de klasseregels in dit geval). Dan is het de beurt aan het voorzeil. Hiervoor wordt de voordriehoek bepaald: maximaal voorlijk, i- en J-maat. Verder is de plaats van de genuarail van belang (zowel de dwarsscheepse als de langsscheepse positie). De doorhanging van het voorstag wordt meegenomen, net als de zalinglengte. Deze maten zijn in principe genoeg voor alle voorzeilen, dus ook voor zogeheten ‘vliegende’ zeilen als een spinnaker. Omdat we het voorzeil niet maken volgens de klasseregels kan het groter worden: 9 vierkante meter. Als alle maten zijn opgenomen is het tijd voor finetuning. Daarbij moet je denken aan details zoals leuvers, versterkingen en reven. Nu bepalen we ook het uiterlijk van het zeil. Om de authenticiteit te waarborgen kiezen we voor smalle banen (45 centimeter) van wit doek en bruine stiksels. Versterkingen in het zeil zullen in overeenstemming met het ‘ouderwetse’ uiterlijk worden gemaakt. Geen radiale versterkingen in de hoeken bijvoorbeeld, maar box patches die in overeenstemming zijn met de algehele uitstraling.
2
2 Kees van Vliet: ‘Als zeilmaker ben je zo goed als je laatste zeiltje’. WATERKAMPIOEN#21 2005 | 33
redactiezeilboot 1, 2 en 3 Het plakken en stikken van de banen is in wezen het werk niet; de meeste uren gaan zitten in de afwerking van een zeil. 4, 5 Het lasergesneden patroon wordt met dubbelzijdig tape in elkaar gezet en daarna gestikt.
1
2
3
4
34 | WATERKAMPIOEN#21 2005
Dit programma werkt in een aantal stappen. De eerste is het invoeren van de maten. Daarna wordt de profilering van het ‘referentiezeil’ toegepast op het nieuwe, waarbij het computerprogramma zorgt voor de verschaling. Tegelijkertijd maakt de computer van het nieuwe zeil een aantal grafieken waarin de karakteristiek van het nieuwe zeil wordt weergegeven. Hierbij moet je bijvoorbeeld denken aan de bolling van het zeil. De ‘bollingsgrafiek’ moet een natuurlijk, vloeiend verloop hebben. Zo ziet de zeilmaker dat het zeil de juiste vorm krijgt. Dit nakijken van het nieuwe ontwerp is puur bedoeld ter controle en voor de laatste detaillering. Het computerprogramma toont het nieuwe ontwerp in 3-D, zodat een volledige visuele controle vanuit alle mogelijke standpunten mogelijk is. Kan een bestaand ontwerp zomaar straffeloos verschaald worden, vragen we ons wel af. Van Vliet: ‘In principe leidt verschaling niet tot fouten, maar je moet wel rekening houden met bepaalde ‘onhebbelijkheden’ in het programma. Gaffeltuigen bijvoorbeeld komen niet lekker uit de verf. Maar je hebt zo je trucs om dat te omzeilen.’ Is het ontwerp klaar, dan gaat het per elektronische post naar Hood in Lymington of de Hood-vestiging in Milaan. Daar wordt het ontwerp overgezet op doek en met behulp van laser gesneden. In het geval van de Marina gaat het in z’n geheel naar Milaan. Bij de Italiaanse vestiging van het bedrijf worden namelijk alle dinghyzeilen en spinnakers gemaakt. Omdat we hebben gekozen voor smalle banen besluit Kees van Vliet het complete pakket in Milaan te laten snijden. Het lasergesneden bouwpakket gaat daarna binnen 48 uur op de post richting Middelharnis en wordt daar door Van Vliet en z’n medewerkers in elkaar gezet. ‘Zeilen naaien’ blijkt dan een achterhaald begrip. De onderlinge delen worden met dubbelzijdig tape aan elkaar gezet en daarna nog één keer gestikt. Het is de afwerking van het geheel die aanzienlijk meer tijd kost. DE PRAKTIJK Natuurlijk is zo’n nieuwe set niet ‘af’ zonder ermee gevaren te hebben samen met de zeilmaker zelf. Op de Reeuwijkse Plassen vaart Kees van Vliet een ochtend mee om wat nadere uitleg te geven. We varen op Reeuwijk met een zwakke wind en op vlak water; dat heeft natuurlijk gevolgen voor de manier waaróp je een boot zeilt. Kees van Vliet: ‘Op vlak water kun je in een smallere groove zeilen – ongeveer zo’n 4 graden – waarbinnen de boot z’n optimale hoogte en snelheid vaart. In dat geval is een smallere spleet tussen voor- en grootzeil mogelijk. In draaiende wind of in zeegang moet de groove breder zijn, omdat je er anders niet in kunt blijven. Je moet namelijk wél heel nauwkeurig sturen.’ De spleet tussen genua en grootzeil op de Marina is onder deze omstandigheden eigenlijk te groot. De oplossing: de genuarail meer naar binnen plaatsen. Je kunt echter ook met behulp van een barberhauler de schoot meer richting hart van het schip trekken. Die laatste aanpassing gaan we in de komende wedstrijden uitproberen.
‘Jebentzogoedals jelaatstezeiltje’
De nieuwe zeilen op de Marina hebben aardig wat bolling. De reden daarvan legt Kees van Vliet uit: ‘Op boten die weinig nodig hebben om te lopen, zet je een vlak zeil. Het beste voorbeeld zijn misschien wel catamarans. Een boot met meer waterverplaatsing heeft ook meer bolling nodig. Die zorgt voor meer power én levert meer ‘stabiliteit’ op in bezeilde rakken. De boot vaart daardoor een stuk vergevingsgezinder. Je kunt het vergelijken met spinnakers: een spi die is gemaakt om hoog mee te kunnen reachen kun je wel gebruiken om diep te varen, maar dan blijf je trimmen. Een echte runner, een spi die is ontworpen om diep te varen en veel meer bolling heeft, is veel gemakkelijker in het gebruik.’ Nou was ons al eerder een plooi opgevallen die van de schoothoek van het grootzeil schuin omhoog loopt. Dus wil-
len we graag weten wat we daaraan kunnen doen. Niet zo gek veel, zo blijkt. ‘Die plooi ontstaat doordat het onderlijk van het grootzeil in een groef in de giek wordt vastgehouden’, legt Van Vliet uit. ‘In de onderste drie banen van het grootzeil zit onderlijkronding die je nodig hebt voor voldoende snelheid. Maak je het zeil daar vlakker, dan gaat die plooi er wel uit, maar lever je snelheid in.’ Een losse broek is wat dat betreft te prefereren: een zeil laat zich dan veel mooier vormen. Maar die losse broek past niet bij het tuig dat op de Marina hoort. Wat je ook wel eens ziet is dat de onderste banen van dunner doek worden gemaakt dat wat makkelijker in z’n vorm valt. Nou wil het overigens helemaal niet zeggen dat een plooiloos zeil ook snél zou zijn – en omgekeerd. Neem bijvoorbeeld de 470-klasse waarin het hele veld met zo’n ‘grootzeilplooi’ vaart.
5
WATERKAMPIOEN#21 2005 | 35
redactiezeilboot
Een zeil zónder plooi is niet per definitie snél
1
Ook wat betreft de grootzeilvoering gaan we nog een aanpassing maken: een cunningham waarmee je de spanning op het voorlijk tijdens het zeilen makkelijk kunt variëren (meer wind: cunningham doorzetten zodat de bolling naar voren komt). De Marina heeft weliswaar een lummelbeslag op een korte rail waarmee dit ook kan, maar het verstellen daarvan onder zeil is niet handig. DE JUISTE COMBINATIE De trim van het voorzeil is bekend: essentieel is hierin de plaats van het leioog op de rail in combinatie met de schootspanning. Met minder wind het oog naar voren en minder spanning, met meer wind precies andersom: oog naar achteren en méér schootspanning. Van belang is altijd de vorm van het voorlijk van de genua: die wil je zo veel mogelijk geTECHNISCHE GEGEVENS Grootzeil
-oppervlakte17,11m2;
-materiaal7.5ozHoodexclusivepolyester,voorzien vanvierzeillattenwaarvandetoplatdoorlopend, dieptestrepen,tell-tales,reguleerlijnencunnighamhole;
-prijs€1.403
Genua
-oppervlakte9m2;
-materiaal5ozHoodexclusivepolyester,voorzien
-prijs€540
Spinnaker
-oppervlakte23,6m2;
vandieptestrepen,tell-tales,leuversenreguleerlijn;
-materiaal0.75oznylon,triradiaal;
-prijs€582
36 | WATERKAMPIOEN#21 2005
1 M et licht weer zou de genua nog meer naar binnen geschoot mogen worden. We proberen dit op te lossen met barberhaulers. 2 D e vorm van voorlijk van fok en grootzeil moet zoveel mogelijk gelijk zijn. Vooral bovenin heeft de fok wel eens neiging de aanstroming van het grootzeil te verstoren.
2
lijk hebben aan de vorm van het voorlijk van het grootzeil zodat als het ware één grote vleugel ontstaat. Vooral de top van de genua heeft nogal eens de neiging om de aanstroming van het grootzeil bovenin te verstoren. Vandaar ook dat je een kleinere fok beter láger dan korter kunt maken. Je ziet dat bijvoorbeeld in de J-22 klasse waarin het bovenste deel van het voorstag bij het voeren van een fok ongebruikt blijft. Rest ons nog dat andere voorzeil: de spinnaker. Van Vliet maakte een korte, relatief brede spi met flinke ‘schouders’. Tijdens de Shipmate Classic Yacht Regatta merkten we dat we nu en dan flink moeite hadden om de spinnaker vol te houden. Het middendeel van de spi valt eerder in dan het loeflijk gaat krullen. Van Vliet: ‘Zo’n kleine spi kan het best door één man worden getrimd. Dan voel je het zeil het beste aan. Het is essentieel dat je lij en loef in hetzelfde horizontale vlak vaart. Deze kleine spinnaker heeft een gunstige lengtebreedte-verhouding, maar je moet hem ook breed houden en naar loef geprojecteerd. Dat bereik je door hem relatief wat meer naar beneden te varen. Aan de loefkant regel je dat met de spiboom, aan lij (zeker met wat meer wind) met de barberhauler. Let wel: je praat daarbij maar over centimeters.’ s MEER INFORMATIE Zeilmakerij Kees van Vliet Postbus 236 3240 AE Middelharnis Bezoekadres: Westhavendijk 10 3241 LP Middelharnis telefoon (0187) 48 37 90 e-mail
[email protected] www.vanvlietzeilen.nl
WATERKAMPIOEN#21 2005 | 37